This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32009R0810
Regulation (EC) No 810/2009 of the European Parliament and of the Council of 13 July 2009 establishing a Community Code on Visas (Visa Code)
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode)
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode)
PB L 243 van 15.9.2009, p. 1–58
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
In force
15.9.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 243/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 810/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 13 juli 2009
tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode
(Visumcode)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a) en b), ii),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 61 van het Verdrag dient de totstandkoming van een gebied waarbinnen personen zich vrijelijk kunnen bewegen vergezeld te gaan van maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie. |
(2) |
Krachtens artikel 62, punt 2, van het Verdrag worden maatregelen inzake het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten houdende voorschriften inzake visa voor voorgenomen verblijven van ten hoogste drie maanden, met inbegrip van de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa door de lidstaten, vastgesteld. |
(3) |
Met betrekking tot het visumbeleid is de totstandbrenging van een „gemeenschappelijk wetgevingsinstrumentarium”, met name door de consolidering en ontwikkeling van het acquis (de relevante bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 (2) en de Gemeenschappelijke Visuminstructies (3) één van de wezenlijke onderdelen van een „verdere ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid door verdere harmonisatie van de nationale wetgeving en van de uitvoeringspraktijken van de plaatselijke consulaire vertegenwoordigingen, als onderdeel van een gelaagd systeem dat erop is gericht legaal reizen te bevorderen en illegale immigratie te bestrijden”, als omschreven in het Haags Programma: versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie (4). |
(4) |
Met betrekking tot visa dienen de lidstaten aanwezig of vertegenwoordigd te zijn in alle derde landen waarvan de ingezetenen visumplichtig zijn. Lidstaten die in een derde land of een bepaald gedeelte van een derde land geen eigen consulaat hebben, dienen ernaar te streven om vertegenwoordigingsregelingen te sluiten teneinde te voorkomen dat het de visumaanvragers onevenredige moeite vergt om toegang tot een consulaat te krijgen. |
(5) |
Voor de doorreis via internationale zones op luchthavens dienen voorschriften te worden opgesteld om illegale immigratie te bestrijden. Derhalve dienen onderdanen van op een gemeenschappelijke lijst vermelde derde landen in het bezit te zijn van een luchthaventransitvisum. In urgente gevallen van massale toestroom van illegale immigranten moet de lidstaten bovendien worden toegestaan om een dergelijk vereiste op te leggen aan onderdanen van niet op de gemeenschappelijke lijst vermelde derde landen. De individuele besluiten van de lidstaten dienen jaarlijks te worden geëvalueerd. |
(6) |
In de regelingen voor de ontvangst van aanvragers dient voldoende rekening te worden gehouden met de menselijke waardigheid. Visumaanvragen dienen professioneel en met respect te worden behandeld, naar evenredigheid van de nagestreefde doelen. |
(7) |
De lidstaten dienen te waarborgen dat de dienstverlening aan het publiek van een hoge kwaliteit is en dat daarbij goede bestuurlijke werkwijzen worden toegepast. Zij dienen voldoende en goed opgeleide medewerkers alsmede voldoende middelen beschikbaar te stellen teneinde de visumaanvraagprocedure zoveel mogelijk te vergemakkelijken. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het éénloketprincipe op alle aanvragers wordt toegepast. |
(8) |
Mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, dienen meervoudige inreisvisa te worden afgegeven teneinde de administratieve lasten van de consulaten van de lidstaten te verminderen en ervoor te zorgen dat frequente en regelmatige reizigers vlot kunnen reizen. Voor aanvragers van wie de consulaten weten dat zij integer en betrouwbaar zijn, dient waar mogelijk in een vereenvoudigde procedure te worden voorzien. |
(9) |
Met het oog op de registratie van biometrische kenmerken in het Visuminformatiesysteem (VIS), zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (5), dient de persoonlijke verschijning van de aanvrager — in elk geval voor de eerste aanvraag — een van de basisvoorwaarden te zijn voor de aanvraag van een visum. |
(10) |
Om de visumaanvraagprocedure voor een eventuele volgende aanvraag te vergemakkelijken, moet het mogelijk zijn vingerafdrukken uit de eerste vermelding in het VIS binnen een termijn van 59 maanden te kopiëren. Na afloop van deze termijn moeten de vingerafdrukken opnieuw worden genomen. |
(11) |
Elk document, gegeven of biometrisch kenmerk dat in de loop van een visumaanvraagprocedure door een lidstaat wordt ontvangen, wordt als consulair document in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen beschouwd en wordt op passende wijze behandeld. |
(12) |
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6) is ten aanzien van de lidstaten van toepassing wat de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening betreft. |
(13) |
Teneinde de procedure te vergemakkelijken, dienen verscheidene samenwerkingsvormen zoals beperkte vertegenwoordiging, co-locatie, gemeenschappelijke aanvraagcentra, beroep op honorair consuls en samenwerking met externe dienstverleners in overweging te worden genomen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de gegevensbeschermingsvoorschriften van Richtlijn 95/46/EG. De lidstaten moeten, overeenkomstig de voorwaarden die in het kader van deze verordening zijn vastgesteld, bepalen van welke organisatiestructuur zij in elk derde land gebruik zullen maken. |
(14) |
Er moeten regelingen worden getroffen voor situaties waarin een lidstaat voor het in ontvangst nemen van aanvragen besluit met een externe dienstverlener samen te werken. Hiertoe kan worden besloten indien samenwerking met andere lidstaten in de vorm van vertegenwoordiging, beperkte vertegenwoordiging, gedeelde co-locatie of een gemeenschappelijk aanvraagcentrum wegens bijzondere omstandigheden of om redenen die verband houden met de plaatselijke situatie niet aangewezen blijkt voor de betrokken lidstaat. Bij de vaststelling van dergelijke regelingen moeten de algemene beginselen voor de afgifte van visa worden nageleefd, met inachtneming van de gegevensbeschermingsvoorschriften van Richtlijn 95/46/EG. Bij het vaststellen en uitvoeren van dergelijke regelingen moet er tevens rekening mee worden gehouden dat „visumshopping” moet worden voorkomen. |
(15) |
Lidstaten die tot samenwerking met een externe dienstverlener besluiten, moeten voor alle aanvragers de mogelijkheid behouden hun aanvraag rechtstreeks bij hun diplomatieke missies of consulaire posten in te dienen. |
(16) |
De samenwerking van de lidstaten met externe dienstverleners moet worden geregeld in een rechtsinstrument dat bepalingen bevat betreffende hun precieze verantwoordelijkheden, de rechtstreekse en volledige toegang tot hun gebouwen, voorlichting aan de aanvragers, vertrouwelijkheid en de desbetreffende omstandigheden, voorwaarden en procedures voor de opschorting of beeindiging van de samenwerking. |
(17) |
Door de lidstaten toe te staan met een externe dienstverlener samen te werken voor het inontvangstnemen van aanvragen en het instellen van het éénloketprincipe voor de indiening van aanvragen, schept deze verordening een afwijking van de algemene regel van de verschijning in persoon van de aanvrager bij een diplomatieke of consulaire post. Dit laat de mogelijkheid om de aanvrager op te roepen voor een persoonlijk gesprek onverlet. |
(18) |
Plaatselijke Schengensamenwerking is van wezenlijk belang voor de geharmoniseerde toepassing van het gemeenschappelijk visumbeleid en voor een goede beoordeling van migratie- en/of veiligheidsrisico’s. Vanwege de verschillen in plaatselijke omstandigheden dient de operationele toepassing van specifieke wettelijke bepalingen te worden beoordeeld door de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten per afzonderlijke locatie teneinde voor een geharmoniseerde toepassing van de wettelijke bepalingen te zorgen en „visumshoppen” en ongelijke behandeling van visumaanvragers te voorkomen. |
(19) |
Statistische gegevens zijn een belangrijk middel voor het bewaken van migratiebewegingen en kunnen als doelmatig beheersinstrument worden gebruikt. Derhalve dienen deze gegevens geregeld te worden verzameld volgens een gemeenschappelijk model. |
(20) |
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7). |
(21) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven wijzigingen in de bijlagen bij de verordening aan te nemen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft, tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EEG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. |
(22) |
Om de geharmoniseerde toepassing van deze verordening op uitvoerend niveau te waarborgen, dienen aanwijzingen te worden opgesteld met betrekking tot de werkwijzen en procedures die door de lidstaten moeten worden toegepast bij de behandeling van visumaanvragen. |
(23) |
Er moet een gemeenschappelijke Schengenvisuminternetsite worden opgericht teneinde de zichtbaarheid van het gemeenschappelijk visumbeleid te verbeteren en een uniform beeld ervan te scheppen. Deze site zal dienen als middel om het publiek alle relevante informatie te verstrekken met betrekking tot het aanvragen van visa. |
(24) |
Er moeten passende maatregelen worden getroffen voor het toezicht op en de evaluatie van deze verordening. |
(25) |
De VIS-verordening en Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (8) moeten worden gewijzigd teneinde met de bepalingen van deze verordening rekening te houden. |
(26) |
In bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen, gericht op vereenvoudiging van de behandeling van aanvragen voor visa kan van de bepalingen van deze verordening worden afgeweken. |
(27) |
Wanneer een lidstaat gastland is voor de Olympische en Paralympische Spelen dient een bijzondere regeling te gelden om de afgifte van visa aan de leden van de Olympische familie te vereenvoudigen. |
(28) |
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van de procedure en de voorwaarden voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(29) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name werden erkend in het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. |
(30) |
De voorwaarden voor binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten of voor visumafgifte doen geen afbreuk aan de huidige regels inzake de erkenning van de geldigheid van reisdocumenten. |
(31) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken, overeenkomstig artikel 5 van bovengenoemd protocol, binnen een termijn van zes maanden na de datum van aanneming van deze verordening, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten. |
(32) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst. |
(33) |
Er dient een regeling te worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen kunnen worden betrokken bij de werkzaamheden van comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoerende taken in het kader van deze verordening. Een dergelijke regeling is besproken in de briefwisseling tussen de Raad van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen over de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken (11) die aan bovengenoemde overeenkomst is gehecht. De Commissie heeft bij de Raad een ontwerp ingediend van een aanbeveling met het oog op de onderhandelingen over deze regeling. |
(34) |
Voor Zwitserland vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (12), die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG (13) van de Raad betreffende de ondertekening van die overeenkomst. |
(35) |
Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van de Besluit 2008/261/EG (14) van de Raad betreffende de ondertekening van dat protocol. |
(36) |
Deze verordening vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (15). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op die lidstaat. |
(37) |
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (16). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland. |
(38) |
Deze verordening, met uitzondering van artikel 3, bevat bepalingen die voortbouwen op het Schengenacquis of daaraan anderszins zijn gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Doelstelling en werkingssfeer
1. In deze verordening worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden.
2. Deze verordening is van toepassing op onderdanen van derde landen die bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit dienen te zijn van een visum op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (17), zulks onverminderd:
a) |
de rechten van vrij verkeer die worden genoten door onderdanen van derde landen die gezinsleden van burgers van de Unie zijn; |
b) |
de gelijkwaardige rechten die worden genoten door onderdanen van derde landen en hun gezinsleden die krachtens overeenkomsten tussen de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en deze derde landen anderzijds rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan de rechten van burgers van de Unie en hun gezinsleden. |
3. In deze verordening wordt tevens de lijst vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit dienen te zijn van een luchthaventransitvisum, als uitzondering op het beginsel van vrije doorreis als omschreven in bijlage 9 van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart, en worden de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor doorreis via de internationale transitzones van luchthavens van lidstaten.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„onderdaan van een derde land”: een persoon die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag; |
2. |
„visum”: een door een lidstaat afgegeven machtiging tot:
|
3. |
„eenvormig visum”: een visum dat geldig is voor het gehele grondgebied van de lidstaten; |
4. |
„visum met territoriaal beperkte geldigheid”: een visum dat geldig is voor het grondgebied van een of meer lidstaten, maar niet van alle lidstaten; |
5. |
„luchthaventransitvisum”: een visum dat geldig is voor doorreis via de internationale transitzones van een of meer luchthavens van de lidstaten; |
6. |
„visumsticker”: het uniforme visummodel in de zin van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (18); |
7. |
„erkend reisdocument”: een reisdocument dat door een of meer lidstaten wordt erkend voor het aanbrengen van visa; |
8. |
„afzonderlijk blad waarop een visum kan worden aangebracht”: het uniforme model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van reisdocumenten die niet worden erkend door de lidstaat die het blad opstelt dat is bedoeld in Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (19); |
9. |
„consulaat”: een diplomatieke of consulaire post van een lidstaat die gemachtigd is tot het afgeven van visa, met aan het hoofd een beroepsconsulaire ambtenaar in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen; |
10. |
„aanvraag”: een aanvraag voor een visum; |
11. |
„commerciële bemiddelaar”: particulier administratiekantoor, vervoersonderneming of reisbureau (touroperator of wederverkoper). |
TITEL II
LUCHTHAVENTRANSITVISUM
Artikel 3
Onderdanen van derde landen die in het bezit moeten zijn van een transitvisum voor luchthavens
1. Onderdanen van de derde landen die op de lijst in bijlage IV vermeld staan, moeten in het bezit zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten reizen.
2. In urgente gevallen van massale toestroom van illegale immigranten kunnen individuele lidstaten verlangen dat onderdanen van andere dan de in lid 1 bedoelde derde landen in het bezit zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op hun grondgebied reizen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elk besluit in die zin vóór het van kracht wordt, alsook van de intrekking van de transitvisumplicht voor luchthavens.
3. De kennisgevingen worden jaarlijks geëvalueerd door het in artikel 52, lid 1, bedoelde comité met het oog op de plaatsing van het betrokken derde land op de lijst van bijlage IV.
4. Indien het derde land niet op de lijst vastgelegd in bijlage IV wordt geplaatst, kan de betrokken lidstaat de transitvisumplicht voor luchthavens handhaven, indien wordt voldaan aan de in lid 2 gestelde voorwaarden, of deze afschaffen.
5. De volgende categorieën personen zijn vrijgesteld van de in de leden 1 en 2 omschreven transitvisumplicht voor luchthavens:
a) |
houders van een door een lidstaat afgegeven geldig eenvormig visum, geldig nationaal visum voor lang verblijf of geldige verblijfsvergunning; |
b) |
onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van geldige verblijfstitels zoals vermeld op de lijst in bijlage V, die zijn afgegeven door Andorra, Canada, Japan, San Marino of de Verenigde Staten van Amerika en de onvoorwaardelijke overname van de houder garanderen; |
c) |
onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig visum voor een lidstaat of voor een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, dan wel voor Canada, Japan of de Verenigde Staten van Amerika, of wanneer zij op terugreis zijn van deze landen na gebruik te hebben gemaakt van het visum; |
d) |
gezinsleden van burgers van de Unie, als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a); |
e) |
houders van diplomatieke paspoorten; |
f) |
vliegtuigbemanningsleden die onderdaan zijn van een staat die partij is bij het Verdrag van Chicago inzake de Internationale Burgerluchtvaart. |
TITEL III
PROCEDURES EN VOORWAARDEN VOOR DE AFGIFTE VAN VISA
HOOFDSTUK I
Bij de aanvraagprocedures betrokken autoriteiten
Artikel 4
Autoriteiten die bij de visumaanvraagprocedures kunnen worden betrokken
1. Het is aan de consulaten om de aanvragen te onderzoeken en er een beslissing over te nemen.
2. In afwijking van lid 1 kunnen de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor personencontroles een aanvraag aan de buitengrenzen van de lidstaat onderzoeken en er een beslissing over nemen overeenkomstig de artikelen 35 en 36.
3. In de niet-Europese overzeese gebieden van de lidstaten kunnen de door de betrokken lidstaat aangewezen autoriteiten aanvragen onderzoeken en er een beslissing over nemen.
4. Een lidstaat kan verlangen dat andere dan de in de leden 1 en 2 bedoelde autoriteiten bij het behandelen van en het nemen van een beslissing over aanvragen worden betrokken.
5. Een lidstaat kan verlangen door een andere lidstaat te worden geraadpleegd of geïnformeerd, overeenkomstig de artikelen 22 en 31.
Artikel 5
Voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over aanvragen bevoegde lidstaat
1. De lidstaat die bevoegd is voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag voor een eenvormig visum is:
a) |
de lidstaat op het grondgebied waarvan de enige bestemming van het (de) bezoek(en) is gelegen; |
b) |
indien het bezoek meer dan een bestemming omvat, de lidstaat op het grondgebied waarvan de hoofdbestemming van het (de) bezoek(en) is gelegen qua duur of doel van het verblijf, of |
c) |
indien geen hoofdbestemming kan worden vastgesteld, de lidstaat waarvan de aanvrager voornemens is de buitengrens te overschrijden om het grondgebied van de lidstaten binnen te komen. |
2. De lidstaat die bevoegd is voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag voor een eenvormig visum met het oog op doorreis is:
a) |
in geval van doorreis door slechts één lidstaat: de betrokken lidstaat, of |
b) |
in geval van doorreis door meerdere lidstaten: de lidstaat waarvan de aanvrager voornemens is de buitengrens als eerste te overschrijden. |
3. De lidstaat die bevoegd is voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over een aanvraag voor een luchthaventransitvisum is:
a) |
in geval van doorreis via slechts één luchthaven: de lidstaat op het grondgebied waarvan de transitluchthaven is gelegen, of |
b) |
in geval van doorreis via twee of meer luchthavens: de lidstaat op het grondgebied waarvan de eerste transitluchthaven is gelegen. |
4. De lidstaten werken samen om een situatie te voorkomen waarin een aanvraag niet kan worden onderzocht en er geen beslissing over kan worden genomen omdat de op grond van de leden 1 tot en met 3 bevoegde lidstaat niet aanwezig of vertegenwoordigd is in het derde land waar de aanvrager overeenkomstig artikel 6 zijn aanvraag indient.
Artikel 6
Consulaire territoriale bevoegdheid
1. Een aanvraag wordt onderzocht en er wordt over beslist door het consulaat van de bevoegde lidstaat in het ambtsgebied waarvan de aanvrager legaal woonachtig is.
2. Een consulaat van de bevoegde lidstaat onderzoekt en beslist over een aanvraag van een onderdaan van een derde land die legaal aanwezig is maar niet woonachtig is in zijn ambtsgebied, indien de aanvrager de indiening van de aanvraag in dat consulaat voldoende heeft gemotiveerd.
Artikel 7
Bevoegdheid tot afgifte van visa aan onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een lidstaat bevinden
Onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een lidstaat bevinden en in het bezit moeten zijn van een visum om het grondgebied van een of meer andere lidstaten binnen te komen, vragen een visum aan bij het consulaat van de lidstaat die overeenkomstig artikel 5, leden 1 of 2, bevoegd is.
Artikel 8
Vertegenwoordigingsregelingen
1. Een lidstaat kan ermee instemmen een andere lidstaat die op grond van artikel 5 bevoegd is, te vertegenwoordigen voor het onderzoeken van aanvragen voor en de afgifte van visa namens die lidstaat. Een lidstaat mag ook een andere lidstaat in beperkte mate vertegenwoordigen voor uitsluitend het in ontvangst nemen van aanvragen en de afname van biometrische kenmerken.
2. Indien het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat voornemens is een visum te weigeren, zendt het de aanvraag door aan de bevoegde autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat, die er vervolgens een definitieve beslissing over nemen binnen de termijn als omschreven in artikel 23, leden 1, 2, of 3.
3. Het in ontvangst nemen en het toezenden van aanvragen en gegevens aan de vertegenwoordigde lidstaat geschieden met inachtneming van de toepasselijke gegevensbeschermings- en veiligheidsvoorschriften.
4. De vertegenwoordigende lidstaat en de vertegenwoordigde lidstaat sluiten een bilaterale regeling die de volgende elementen bevat:
a) |
daarin wordt, indien van tijdelijke vertegenwoordiging sprake is, de termijn vermeld alsmede procedures voor beëindiging van de vertegenwoordiging; |
b) |
daarin kan, in het bijzonder wanneer de vertegenwoordigde lidstaat een consulaat in het betrokken derde land heeft, bepalingen bevatten betreffende de mogelijke beschikbaarstelling van ruimte, medewerkers en financiële middelen door de vertegenwoordigde lidstaat; |
c) |
daarin kan worden bepaald dat aanvragen van bepaalde categorieën onderdanen van derde landen conform artikel 22 door de vertegenwoordigende lidstaat voor voorafgaande raadpleging worden doorgezonden naar de centrale autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat; |
d) |
in afwijking van lid 2, kan het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat in de bilaterale regeling worden gemachtigd om, na onderzoek van de aanvraag, te weigeren een visum af te geven. |
5. Lidstaten zonder eigen consulaat in een derde land streven ernaar met lidstaten die wel over een consulaat in dat land beschikken een regeling betreffende vertegenwoordiging te sluiten.
6. Om ervoor te zorgen dat beperkte vervoersmogelijkheden of grote afstanden in een specifieke regio of geografisch gebied geen onevenredige moeite van visumaanvragers vergt om toegang tot een consulaat te krijgen, trachten lidstaten zonder eigen consulaat in die regio of dat gebied een regeling inzake vertegenwoordiging te treffen met andere lidstaten die wel over een consulaat in die regio of dat gebied beschikken.
7. De vertegenwoordigde lidstaat stelt de Commissie in kennis van de vertegenwoordigingsregelingen of van de beëindiging daarvan vóór deze van kracht worden of worden beëindigd.
8. Tegelijkertijd stelt het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat zowel de consulaten van andere lidstaten als de delegatie van de Commissie binnen het desbetreffende ambtsgebied in kennis van de vertegenwoordigingsregelingen of van de beëindiging daarvan vóór deze van kracht worden of worden beëindigd.
9. Indien het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat besluit samen te werken met een externe dienstverlener, overeenkomstig artikel 43 of met erkende commerciële bemiddelaars als bedoeld in artikel 45, heeft deze samenwerking ook betrekking op aanvragen waarop vertegenwoordigingsregelingen van toepassing zijn. De centrale autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat worden tevoren in kennis gesteld van de wijze waarop deze samenwerking wordt geregeld.
HOOFDSTUK II
Aanvraag
Artikel 9
Praktische voorschriften voor het indienen van een aanvraag
1. Aanvragen worden ten hoogste drie maanden voor het begin van het voorgenomen bezoek ingediend. Houders van een meervoudig visum kunnen hun aanvraag indienen vóór het verstrijken van het visum, op voorwaarde dat het geldig is voor een periode van ten minste zes maanden.
2. Van aanvragers kan worden verlangd dat zij een afspraak maken voor het indienen van een aanvraag. De wachttijd tot de afspraak bedraagt in de regel ten hoogste twee weken, te rekenen van de datum waarop om de afspraak is verzocht.
3. In gemotiveerde spoedeisende gevallen kan het consulaat aanvragers toestaan hun aanvraag zonder afspraak in te dienen of vindt de afspraak onmiddellijk plaats.
4. Aanvragen kunnen bij het consulaat worden ingediend door de aanvrager of door erkende commerciële bemiddelaars, als bedoeld in artikel 45, lid 1, onverminderd artikel 13, of overeenkomstig artikel 42 of artikel 43.
Artikel 10
Algemene voorschriften voor het indienen van een aanvraag
1. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 13, 42, 43 en 45, dient de aanvrager, bij het indienen van een aanvraag, in persoon te verschijnen.
2. De consulaten kunnen vrijstelling verlenen van de verplichting in lid 1 indien de aanvrager bij hen bekendstaat om zijn integriteit en betrouwbaarheid.
3. Bij het indienen van de aanvraag moet de aanvrager:
a) |
een aanvraagformulier als bedoeld in artikel 11 overleggen; |
b) |
een reisdocument als bedoeld in artikel 12 overleggen; |
c) |
een foto overleggen die beantwoordt aan de normen van Verordening (EG) nr. 1683/95 of, indien het VIS operationeel is overeenkomstig artikel 48 van de VIS-verordening, die beantwoordt aan de in artikel 13 van deze verordening vastgestelde normen; |
d) |
de afname van zijn vingerafdrukken toestaan overeenkomstig artikel 13, voor zover van toepassing; |
e) |
de visumleges betalen overeenkomstig artikel 16; |
f) |
bewijsstukken overleggen als bedoeld in artikel 14 en bijlage II; |
g) |
indien nodig aantonen dat hij een toereikende en geldige reisverzekering tot dekking van ziektekosten heeft afgesloten overeenkomstig artikel 15. |
Artikel 11
Aanvraagformulier
1. Iedere aanvrager dient een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier als omschreven in bijlage I in. Personen die in het reisdocument van de aanvrager staan bijgeschreven, vullen afzonderlijke aanvraagformulieren in. Minderjarigen leggen een aanvraagformulier over dat is ondertekend door een persoon die tijdelijk of permanent het ouderlijke gezag of de wettelijke voogdij uitoefent.
2. Het aanvraagformulier wordt door de consulaten kosteloos aan de aanvragers ter beschikking gesteld. Het is in ruime mate beschikbaar en gemakkelijk verkrijgbaar.
3. Het formulier is in de volgende talen beschikbaar:
a) |
de officiële taal of talen van de lidstaat waarvoor een visum wordt aangevraagd; |
b) |
de officiële taal of talen van het gastland; |
c) |
de officiële taal of talen van het gastland en de officiële taal of talen van de lidstaat waarvoor een visum wordt aangevraagd, of |
d) |
in het geval van vertegenwoordiging, de officiële taal of talen van de vertegenwoordigende lidstaat. |
Naast de onder a) bedoelde taal of talen kan het formulier ook beschikbaar worden gesteld in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie.
4. Indien het aanvraagformulier niet beschikbaar is in de officiële taal of talen van het gastland, wordt een vertaling ervan in die taal of talen ter beschikking van de aanvrager gesteld.
5. Er wordt voor een vertaling van het aanvraagformulier in de officiële taal of talen van het gastland gezorgd in het kader van plaatselijke Schengensamenwerking overeenkomstig artikel 48.
6. Het consulaat informeert de aanvragers in welke taal of talen het aanvraagformulier kan worden ingevuld.
Artikel 12
Reisdocument
De aanvrager legt een geldig reisdocument over dat aan de volgende criteria voldoet:
a) |
de geldigheid van het reisdocument verstrijkt niet eerder dan drie maanden na de voorgenomen datum van vertrek uit het grondgebied van de lidstaten of, in het geval van herhaalde bezoeken, na de voorgenomen datum van het laatste vertrek uit het grondgebied van de lidstaten. In gemotiveerde spoedeisende gevallen mag van deze verplichting worden afgezien; |
b) |
het bevat ten minste twee blanco pagina’s; |
c) |
het is afgegeven in de voorafgaande tien jaar. |
Artikel 13
Biometrische kenmerken
1. De lidstaten verzamelen biometrische kenmerken van de aanvrager, omvattende diens gezichtsopname en tien vingerafdrukken, overeenkomstig de waarborgen vastgelegd in het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.
2. Bij de indiening van de eerste aanvraag dient de aanvrager persoonlijk te verschijnen. Op dat ogenblik worden de volgende biometrische kenmerken van de aanvrager verzameld:
— |
een gescande of op het ogenblik van de aanvraag genomen foto, en |
— |
tien vlak afgenomen en digitaal verzamelde vingerafdrukken. |
3. Indien de bij een voorgaande aanvraag van de aanvrager genomen vingerafdrukken minder dan 59 maanden vóór de datum van de nieuwe aanvraag voor het eerst in het VIS werden opgenomen, worden zij naar de volgende aanvraag gekopieerd.
Bij gerede twijfel over de identiteit van de aanvrager, zal het consulaat evenwel binnen de in de eerste alinea vermelde periode vingerafdrukken nemen.
Voorts kan de aanvrager verlangen dat zijn vingerafdrukken worden genomen wanneer op het tijdstip van indiening van de aanvraag niet onmiddellijk kan worden bevestigd dat de vingerafdrukken werden genomen binnen de in de eerste alinea gespecificeerde termijn.
4. Overeenkomstig artikel 9, punt 5, van de VIS-verordening wordt de bij elke aanvraag gevoegde foto in het VIS opgenomen. Hiervoor behoeft de aanvrager niet persoonlijk te verschijnen.
De technische voorschriften voor de foto moeten in overeenstemming zijn met de internationale normen die zijn vastgelegd in ICAO-DOC 9303, deel 1, zesde editie.
5. De vingerafdrukken worden genomen overeenkomstig de ICAO-normen en Beschikking 2006/648/EG van de Commissie van 22 september 2006 tot vaststelling van de technische specificaties betreffende de normen voor biometrische kenmerken in verband met de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem (20).
6. De biometrische kenmerken worden verzameld door gekwalificeerde en naar behoren gemachtigde personeelsleden van de krachtens artikel 4, leden 1, 2 en 3, bevoegde autoriteiten. Onder toezicht van de consulaten mogen de biometrische kenmerken ook worden verzameld door gekwalificeerde en naar behoren gemachtigde personeelsleden van een honorair consul als bedoeld in artikel 42 of een externe dienstverlener als bedoeld in artikel 43. Wanneer de vingerafdrukken door de externe dienstverlener zijn genomen, zorgen de betrokken lidstaten ervoor dat bij gerede twijfel vingerafdrukken op het consulaat kunnen worden geverifieerd.
7. De volgende aanvragers worden vrijgesteld van de verplichte afgifte van vingerafdrukken:
a) |
kinderen jonger dan twaalf jaar; |
b) |
personen bij wie het nemen van vingerafdrukken fysiek onmogelijk is. Indien het mogelijk is vingerafdrukken te nemen, ook al zijn het er minder dan tien, dan moet het maximale aantal vingerafdrukken worden genomen. Gaat het evenwel om een tijdelijke onmogelijkheid, dan moeten van de aanvrager bij de volgende aanvraag vingerafdrukken worden genomen. De krachtens artikel 4, leden 1, 2 en 3, bevoegde autoriteiten mogen om nadere verduidelijking betreffende de redenen voor de tijdelijke onmogelijkheid verzoeken. De lidstaten zorgen ervoor dat er passende procedures zijn ter waarborging van de waardigheid van de aanvrager in het geval dat er moeilijkheden zijn bij het opnemen van de gegevens; |
c) |
staatshoofden en regeringsleiders en leden van de nationale regering met begeleidende echtgenoten, alsmede de leden van hun officiële delegatie die door regeringen van de lidstaten of door internationale organisaties zijn uitgenodigd voor een officieel doel; |
d) |
vorsten en andere hooggeplaatste leden van een koninklijke familie, die door regeringen van de lidstaten of door internationale organisaties zijn uitgenodigd voor een officieel doel. |
8. In de in lid 7 bedoelde gevallen wordt in het VIS de vermelding „niet van toepassing” ingevoerd, overeenkomstig artikel 8, lid 5, van de VIS-verordening.
Artikel 14
Bewijsstukken
1. Van aanvragers van een eenvormig visum wordt verlangd dat zij het volgende verstrekken:
a) |
documenten waaruit het doel van de reis blijkt; |
b) |
documenten met betrekking tot logies of het bewijs van voldoende middelen om in logies te voorzien; |
c) |
documenten waaruit blijkt dat de aanvrager voldoende middelen van bestaan heeft zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of voor doorreis naar een derde land waar hij zeker zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid verkeert deze middelen legaal te verkrijgen, overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder c), en lid 3, van de Schengengrenscode; |
d) |
informatie die het mogelijk maakt het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten, te beoordelen. |
2. Van aanvragers van een luchthaventransitvisum wordt verlangd dat zij het volgende verstrekken:
a) |
documenten met betrekking tot de doorreis naar de eindbestemming na de voorgenomen transit op de luchthaven; |
b) |
documenten die het mogelijk maken het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten niet binnen te komen, te beoordelen. |
3. Een niet-limitatieve lijst van bewijsstukken die het consulaat van de aanvrager kan verlangen om te verifiëren of wordt voldaan aan de voorwaarden van de leden 1 en 2, is opgenomen in bijlage II.
4. De lidstaten kunnen van de aanvragers verlangen dat zij een bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking overleggen door het invullen van een formulier dat is opgesteld door de lidstaat. Dit formulier bevat met name de volgende informatie:
a) |
of het bedoeld is als bewijs van garantstelling en/of logiesverstrekking; |
b) |
of de gastheer/gastvrouw een particulier, een onderneming of een organisatie is; |
c) |
de identiteit en contactgegevens van de gastheer/gastvrouw; |
d) |
de uitgenodigde aanvrager of aanvragers; |
e) |
het verblijfadres; |
f) |
de duur en het doel van het verblijf; |
g) |
eventuele verwantschap met de gastheer/gastvrouw. |
Naast de officiële taal of talen van de lidstaat wordt het formulier in ten minste één andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie opgesteld. In het formulier wordt aan degene die het ondertekent de in artikel 37, lid 1, van de VIS-verordening vereiste informatie verstrekt. Een model van het formulier wordt aan de Commissie toegestuurd.
5. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt voor elk ambtsgebied beoordeeld in hoeverre de lijsten van bewijsstukken moeten worden aangevuld en geharmoniseerd om rekening te houden met plaatselijke omstandigheden.
6. De consulaten kunnen vrijstelling verlenen van een of meer van de verplichtingen in lid 1 in het geval van aanvragers die bij hen bekendstaan voor hun integriteit en betrouwbaarheid, en met name voor het juiste gebruik van eerder afgegeven visa, indien er geen twijfel over bestaat dat zij voldoen aan de eisen van artikel 5, lid 1, van de Schengengrenscode wanneer zij de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden.
Artikel 15
Medische reisverzekering
1. Aanvragers van een eenvormig visum voor één of twee binnenkomsten dienen aan te tonen dat zij in het bezit zijn van een toereikende en geldige medische reisverzekering ter dekking van eventuele uitgaven voor repatriëring om medische redenen, dringende medische zorg en/of spoedbehandeling in een ziekenhuis of wegens overlijden tijdens hun verblijf op het grondgebied van de lidstaten.
2. Aanvragers die een eenvormig visum voor meer dan twee binnenkomsten („meerdere binnenkomsten”) aanvragen, dienen aan te tonen dat zij in het bezit zijn van een toereikende en geldige medische reisverzekering voor de duur van hun eerste voorgenomen bezoek.
Daarnaast ondertekenen dergelijke aanvragers de in het aanvraagformulier opgenomen verklaring waarmee zij bevestigen dat het hun bekend is dat zij bij een volgend verblijf een medische reisverzekering dienen te hebben afgesloten.
3. De verzekering dient geldig te zijn op het gehele grondgebied van de lidstaten en bestrijkt de gehele duur van het voorgenomen verblijf of de doorreis van de betrokkene. De minimumdekking bedraagt 30 000 EUR.
Ten aanzien van een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor het grondgebied van meer dan één lidstaat is de dekking ten minste in de betrokken lidstaten geldig.
4. Aanvragers dienen in beginsel een verzekering in hun land van verblijf af te sluiten. Indien dit niet mogelijk is, dan sluiten zij een verzekering in een ander land af.
Indien iemand anders een verzekering op naam van de aanvrager afsluit, zijn de voorwaarden van lid 3 van toepassing.
5. Om vast te stellen of een verzekering toereikend is, gaan de consulaten na of aanspraken jegens de verzekeringsmaatschappij in een lidstaat kunnen worden verhaald.
6. Aan de verzekeringsplicht kan geacht worden te zijn voldaan indien wordt vastgesteld dat gelet op het beroep van de aanvrager een toereikende verzekering kan worden verondersteld. De ontheffing voor het leveren van een bewijs van medische reisverzekering kan betrekking hebben op bijzondere beroepsgroepen, zoals zeevarenden, die in verband met hun beroepsbezigheden reeds zijn gedekt door een medische reisverzekering.
7. Houders van diplomatieke paspoorten zijn vrijgesteld van de verplichting in het bezit te zijn van een medische reisverzekering.
Artikel 16
Visumleges
1. Aanvragers dienen een bedrag van 60 EUR aan visumleges te voldoen.
2. Voor kinderen tussen zes en twaalf jaar bedragen de visumleges 35 EUR.
3. Dit bedrag wordt regelmatig herzien en weerspiegelt de administratieve kosten.
4. Aanvragers die tot een van de volgende categorieën behoren zijn vrijgesteld van visumleges:
a) |
kinderen jonger dan zes jaar; |
b) |
scholieren, studenten, postacademische studenten en begeleidende docenten als het doel van hun verblijf studie of beroepsopleiding is; |
c) |
onderzoekers uit derde landen die reizen voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in de zin van Aanbeveling nr. 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 tot vergemakkelijking van de afgifte door de lidstaten van eenvormige visa voor een verblijf van korte duur aan onderzoekers die onderdaan zijn van een derde land en die zich met het oog op wetenschappelijk onderzoek verplaatsen in de Gemeenschap (21); |
d) |
vertegenwoordigers van non-profitorganisaties die vijfentwintig jaar of jonger zijn en deelnemen aan door non-profitorganisaties georganiseerde studiebijeenkomsten, conferenties, sportieve, culturele of educatieve evenementen. |
5. Van betaling van visumleges kunnen worden vrijgesteld:
a) |
kinderen tussen zes en twaalf jaar oud; |
b) |
houders van diplomatieke en dienstpaspoorten; |
c) |
deelnemers aan door non-profitorganisaties georganiseerde studiebijeenkomsten, conferenties, sportieve, culturele of educatieve evenementen die vijfentwintig jaar of jonger zijn. |
In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking streven de lidstaten ernaar de toepassing van deze vrijstellingen te harmoniseren.
6. In individuele gevallen kan het te betalen bedrag aan visumleges worden kwijtgescholden of verminderd wanneer daarmee culturele of sportieve belangen alsmede belangen op het gebied van buitenlands beleid, ontwikkelingsbeleid en andere vitale openbare belangen of humanitaire redenen gediend zijn.
7. De visumleges worden geheven in euro, in de nationale munt van het derde land waar de aanvraag wordt ingediend of in de munt die doorgaans in dat land wordt gebruikt, en worden, behalve in de in de artikelen 18, lid 2, en 19, lid 3, bedoelde gevallen, niet terugbetaald.
Indien de visumleges in een andere munt dan de euro worden geheven, wordt het bedrag ervan vastgesteld en regelmatig opnieuw bezien aan de hand van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde wisselkoersen. Het geheven bedrag mag worden afgerond en de consulaten zorgen er in het kader van plaatselijke Schengensamenwerking voor dat zij gelijke leges heffen.
8. Aanvragers ontvangen voor de betaalde visumleges een kwitantie.
Artikel 17
Dienstverleningskosten
1. Aanvullende dienstverleningskosten kunnen door een externe dienstverlener als bedoeld in artikel 43 worden geheven. De dienstverleningskosten staan in verhouding tot de kosten van de externe dienstverlener voor het uitvoeren van een of meer van de in artikel 43, lid 6, genoemde taken.
2. Die dienstverleningskosten worden gespecificeerd in het in artikel 43, lid 2, bedoelde rechtsinstrument.
3. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking zorgen de lidstaten ervoor dat de aan een aanvrager in rekening gebrachte dienstverleningskosten naar behoren de door de externe dienstverlener verleende diensten weerspiegelen en aan de plaatselijke omstandigheden zijn aangepast. Voorts streven zij ernaar de dienstverleningskosten te harmoniseren.
4. De dienstverleningskosten mogen niet meer bedragen dan de helft van de visumleges als genoemd in artikel 16, lid 1, ongeacht de mogelijke ontheffingen of vrijstellingen van de visumleges als bedoeld in artikel 16, leden 4, 5 en 6.
5. De betrokken lidstaten behouden voor alle aanvragers de mogelijkheid rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat.
HOOFDSTUK III
Onderzoeken van en nemen van beslissingen over aanvragen
Artikel 18
Vaststelling van de bevoegdheid van het consulaat
1. Wanneer een aanvraag wordt ingediend, gaat het consulaat na of het bevoegd is voor het behandelen van en het nemen van een beslissing over de aanvraag, overeenkomstig de artikelen 5 en 6.
2. Indien het consulaat niet bevoegd is, geeft het onverwijld het aanvraagformulier en de door de aanvrager verstrekte documenten terug, betaalt de visumleges terug en deelt mee welk consulaat wel bevoegd is.
Artikel 19
Ontvankelijkheid
1. Het bevoegde consulaat gaat na of:
— |
de aanvraag is ingediend binnen de in artikel 9, lid 1, genoemde termijn; |
— |
de aanvraag de elementen, genoemd in artikel 10, lid 3, onder a), b) en c), bevat; |
— |
de biometrische gegevens van de aanvrager zijn verzameld, en |
— |
de visumleges zijn geïnd. |
2. Indien het bevoegde consulaat vaststelt dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, is de aanvraag ontvankelijk en
— |
volgt het consulaat de procedures van artikel 8 van de VIS-verordening, en |
— |
onderzoekt het consulaat de aanvraag nader. |
De gegevens mogen uitsluitend in het VIS worden ingevoerd door naar behoren bevoegde consulaire medewerkers overeenkomstig artikel 6, lid 1, artikel 7, en artikel 9, leden 5 en 6, van de VIS-verordening.
3. Indien het bevoegde consulaat vaststelt dat niet aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, is de aanvraag niet ontvankelijk, met als gevolg dat het consulaat onverwijld:
— |
het aanvraagformulier en alle door de aanvrager verstrekte documenten teruggeeft; |
— |
de verzamelde biometrische gegevens vernietigt; |
— |
de visumleges terugbetaalt, en |
— |
de aanvraag niet onderzoekt. |
4. In afwijking hiervan kan een aanvraag die niet aan de eisen van lid 1 voldoet, op humanitaire gronden of vanwege het nationale belang ontvankelijk worden geacht.
Artikel 20
Stempel waaruit blijkt dat een aanvraag ontvankelijk is
1. Indien een aanvraag ontvankelijk is, stempelt het bevoegde consulaat het reisdocument van de aanvrager af. Het stempel komt overeen met het model als omschreven in bijlage III en wordt in overeenstemming met de bepalingen van die bijlage aangebracht.
2. Diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten/officiële paspoorten en bijzondere paspoorten worden niet afgestempeld.
3. De bepalingen van dit artikel zijn ten aanzien van de consulaten van de lidstaten van toepassing tot de datum waarop het VIS conform artikel 48 van de VIS-verordening overal volledig operationeel is.
Artikel 21
Controle van de voorwaarden voor binnenkomst en risicobeoordeling
1. Bij het onderzoeken van aanvragen voor een eenvormig visum wordt nagegaan of de aanvrager aan de inreisvoorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder a), c), d), en e), van de Schengengrenscode voldoet en wordt bijzondere aandacht geschonken aan de toetsing van de vraag of de aanvrager een risico van illegale immigratie of een risico voor de veiligheid van de lidstaten vertegenwoordigt, en met name, of de aanvrager het voornemen heeft het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór de geldigheidsduur van het aangevraagde visum verstrijkt.
2. Voor elke visumaanvraag wordt het VIS geraadpleegd overeenkomstig de artikelen 8, leden 2 en 15, van de VIS-verordening. De lidstaten zorgen ervoor dat volledig gebruik wordt gemaakt van alle zoekcriteria zoals bedoeld in artikel 15 van de VIS-verordening om valse afkeuringen en identificaties te voorkomen.
3. Wanneer het consulaat controleert of de aanvrager voldoet aan de inreisvoorwaarden, gaat het na:
a) |
of het overgelegde reisdocument niet vals, nagemaakt of vervalst is; |
b) |
of de aanvrager het doel van en de voorwaarden voor het voorgenomen verblijf heeft aangetoond, alsook of de aanvrager over de middelen van bestaan beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of voor doorreis naar een derde land waar hij met zekerheid zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid verkeert deze middelen legaal te verkrijgen; |
c) |
of de aanvrager gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem (SIS) met het oog op weigering van toegang; |
d) |
of de aanvrager al dan niet wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 19, van de Schengengrenscode, of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten; |
e) |
of de aanvrager, indien van toepassing, in het bezit is van een toereikende en geldige medische reisverzekering. |
4. Het consulaat controleert, voor zover van toepassing, de lengte van de vorige en de voorgenomen verblijven, om na te gaan of de aanvrager de maximaal toegestane verblijfsduur op het grondgebied van de lidstaten niet heeft overschreden, ongeacht mogelijke toegestane verblijven op grond van een nationaal visum voor verblijf van lange duur of een door een andere lidstaat afgegeven verblijfsvergunning.
5. Bij de beoordeling van de middelen van bestaan voor het voorgenomen verblijf wordt rekening gehouden met de duur en het doel van het verblijf, alsmede met de gemiddelde prijzen voor onderdak in de betrokken lidstaat of lidstaten, bepaald op basis van een goedkoop verblijf, vermenigvuldigd met het aantal verblijfsdagen, op basis van de door elk van de lidstaten overeenkomstig artikel 34, lid 1, onder c), van de Schengengrenscode vastgestelde richtbedragen. Een bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesvertrekking kan eveneens de toereikendheid van de middelen van bestaan aantonen.
6. Bij het onderzoeken van een aanvraag voor een luchthaventransitvisum gaat het consulaat met name na:
a) |
of het overgelegde reisdocument niet vals, nagemaakt of vervalst is; |
b) |
welke de plaatsen van vertrek en bestemming van de betrokken onderdaan van een derde land zijn, en of deze stroken met de voorgenomen reisroute en luchthaventransit; |
c) |
of het bewijs is geleverd van de doorreis naar de eindbestemming. |
7. Het onderzoek van een aanvraag wordt met name gebaseerd op de echtheid en betrouwbaarheid van de overgelegde documenten, alsmede op de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager.
8. Bij het onderzoeken van een aanvraag kunnen de consulaten de aanvrager in gerechtvaardigde gevallen voor een interview oproepen en kunnen zij om aanvullende documenten verzoeken.
9. Een eerdere visumweigering leidt niet automatisch tot weigering van een nieuwe aanvraag. Een nieuwe aanvraag wordt beoordeeld op basis van alle beschikbare informatie.
Artikel 22
Voorafgaande raadpleging van de centrale autoriteiten van andere lidstaten
1. Een lidstaat kan van de centrale autoriteiten van andere lidstaten verlangen dat deze zijn centrale autoriteiten raadplegen bij het onderzoeken van aanvragen van onderdanen van bepaalde derde landen of specifieke categorieën onderdanen van die landen. Deze raadpleging geldt niet voor aanvragen voor luchthaventransitvisa.
2. De geraadpleegde centrale autoriteiten geven uitsluitsel binnen zeven kalenderdagen na raadpleging. Indien binnen deze termijn geen antwoord wordt ontvangen, betekent dit dat de geraadpleegde centrale autoriteiten geen bezwaar hebben tegen de afgifte van het visum.
3. Vóór zij de verplichting tot voorafgaande raadpleging invoeren of afschaffen, stellen de lidstaten de Commissie van hun voornemen in kennis. Deze informatie wordt ook verstrekt in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking in het desbetreffende ambtsgebied.
4. De Commissie stelt de lidstaten op de hoogte van deze kennisgevingen.
5. Vanaf de datum van de vervanging van het Raadplegingsnetwerk van Schengen, als bedoeld in artikel 46 van de VIS-verordening, geschiedt de voorafgaande raadpleging overeenkomstig artikel 16, lid 2, van genoemde verordening.
Artikel 23
Beslissing over de aanvraag
1. Op aanvragen die overeenkomstig artikel 19 ontvankelijk zijn, wordt beslist binnen vijftien kalenderdagen na de datum van indiening.
2. Deze termijn kan in individuele gevallen worden verlengd tot ten hoogste dertig kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag noodzakelijk is, of in geval van vertegenwoordiging, wanneer de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat worden geraadpleegd.
3. Deze termijn kan in uitzonderlijke gevallen, wanneer aanvullende documenten vereist zijn, worden verlengd tot ten hoogste zestig kalenderdagen.
4. Tenzij de aanvraag ingetrokken is, wordt beslist:
a) |
een eenvormig visum af te geven overeenkomstig artikel 24; |
b) |
een visum met territoriaal beperkte geldigheid af te geven overeenkomstig artikel 25; |
c) |
een visum te weigeren overeenkomstig artikel 32, of |
d) |
de behandeling van de aanvraag af te breken en over te dragen aan de bevoegde autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat overeenkomstig artikel 8, lid 2. |
Het feit dat het nemen van vingerafdrukken fysiek onmogelijk is, overeenkomstig artikel 13, lid 7, onder b), mag geen invloed hebben op de afgifte of de weigering van een visum.
HOOFDSTUK IV
Visumafgifte
Artikel 24
Afgifte van een eenvormig visum
1. De geldigheidsduur van een visum en de lengte van het toegestane verblijf worden gebaseerd op het onderzoek als bedoeld in artikel 21.
Een visum kan worden afgegeven voor één, twee of meer binnenkomsten. De geldigheidsduur is niet langer dan vijf jaar.
Voor een doorreis komt de duur van het toegestane verblijf overeen met de tijd die voor de doorreis is vereist.
Onverminderd artikel 12, onder a), omvat de geldigheidsduur van het visum een extra „marge” van vijftien dagen.
De lidstaten kunnen beslissen deze extra marge niet toe te kennen om redenen van openbare orde of vanwege de internationale betrekkingen van één van de lidstaten.
2. Onverminderd artikel 12, onder a), wordt een meervoudig visum met een geldigheidsduur tussen zes maanden en vijf jaar toegekend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de aanvrager toont de noodzaak aan of motiveert zijn voornemen om veelvuldig en/of regelmatig te reizen, in het bijzonder vanwege zijn beroeps- of gezinssituatie, bijvoorbeeld in het geval van zakenlieden, ambtenaren die betrokken zijn bij regelmatige officiële contacten met lidstaten en EU-instellingen, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen om deel te nemen aan scholing, studiebijeenkomsten en conferenties, gezinsleden van burgers van de Unie, gezinsleden van onderdanen van derde landen die legaal in lidstaten verblijven, alsmede zeevarenden, en |
b) |
de aanvrager toont zijn integriteit en betrouwbaarheid aan, waaronder met name het juiste gebruik van eerder afgegeven eenvormige visa of visa met territoriaal beperkte geldigheid, zijn economische situatie in het land van herkomst en zijn werkelijke voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van het aangevraagde visum. |
3. De gegevens als omschreven in artikel 10, lid 1, van de VIS-verordening worden in het VIS ingevoerd wanneer is beslist het visum af te geven.
Artikel 25
Afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid
1. Een visum met territoriaal beperkte geldigheid wordt bij wijze van uitzondering in de volgende gevallen afgegeven:
a) |
wanneer de betrokken lidstaat het op humanitaire gronden, vanwege het nationale belang of gelet op internationale verplichtingen noodzakelijk acht
of |
b) |
wanneer het consulaat, om redenen die het gerechtvaardigd acht, voor een verblijf gedurende hetzelfde halfjaar een nieuw visum afgeeft aan een aanvrager die gedurende deze periode van zes maanden reeds een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor een verblijf van drie maanden heeft gebruikt. |
2. Een visum met territoriaal beperkte geldigheid is geldig voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte. Bij wijze van uitzondering kan het geldig zijn voor het grondgebied van meer dan één lidstaat mits elke betrokken lidstaat daarmee instemt.
3. Indien de aanvrager in het bezit is van een reisdocument dat door een of meer, doch niet alle, lidstaten niet wordt erkend, wordt een visum afgegeven dat geldig is voor het grondgebied van de lidstaten die het reisdocument erkennen. Indien de lidstaat die het visum afgeeft, het reisdocument van de aanvrager niet erkent, is het afgegeven visum uitsluitend voor die lidstaat geldig.
4. Indien een visum met territoriaal beperkte geldigheid in de in lid 1, onder a), omschreven gevallen is afgegeven, verstrekken de centrale autoriteiten van de lidstaat van afgifte de centrale autoriteiten van de andere lidstaten volgens de procedure van artikel 16, lid 3, van de VIS-verordening onverwijld de relevante informatie.
5. De gegevens als omschreven in artikel 10, lid 1, van de VIS-verordening worden in het VIS ingevoerd wanneer is beslist het visum af te geven.
Artikel 26
Afgifte van een luchthaventransitvisum
1. Een luchthaventransitvisum is geldig voor de doorreis door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten.
2. Onverminderd artikel 12, onder a), omvat de geldigheidsduur van het visum een extra „marge” van vijftien dagen.
De lidstaten kunnen beslissen deze extra marge niet toe te kennen om redenen van openbare orde of vanwege de internationale betrekkingen van één van de lidstaten.
3. Onverminderd artikel 12, onder a), kan een meervoudig luchthaventransitvisum met een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden worden afgegeven.
4. De volgende criteria zijn met name relevant voor beslissingen om meervoudige luchthaventransitvisa af te geven:
a) |
de noodzaak voor de aanvrager om veelvuldig en/of regelmatig te reizen, en |
b) |
de integriteit en betrouwbaarheid van de aanvrager, waaronder met name het juiste gebruik van eerder afgegeven eenvormige visa, visa met territoriaal beperkte geldigheid of luchthaventransitvisa, zijn economische situatie in het land van herkomst en zijn werkelijke voornemen om zijn reis voort te zetten. |
5. Indien de aanvrager in het bezit moet zijn van een luchthaventransitvisum overeenkomstig artikel 3, lid 2, is het luchthaventransitvisum alleen geldig voor de doorreis door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van de betrokken lidstaat of lidstaten.
6. De gegevens als omschreven in artikel 10, lid 1, van de VIS-verordening worden in het VIS ingevoerd wanneer is beslist het visum af te geven.
Artikel 27
Invullen van de visumsticker
1. Bij het invullen van de visumsticker worden de verplichte vermeldingen als omschreven in bijlage VII ingevuld en wordt tevens het machineleesbare gedeelte ingevuld dat wordt omschreven in ICAO-document 9303, deel 2.
2. Lidstaten kunnen nationale vermeldingen aanbrengen in het voor opmerkingen bestemde gedeelte van de visumsticker; dit mogen niet dezelfde aantekeningen zijn als de verplichte gegevens van bijlage VII.
3. Alle vermeldingen dienen op de visumsticker te worden geprint. In een geprinte visumsticker mogen geen wijzigingen met de hand worden aangebracht.
4. Visumstickers mogen uitsluitend in geval van technische overmacht met de hand worden ingevuld. In een met de hand ingevulde visumsticker mogen geen wijzigingen worden aangebracht.
5. Indien de visumsticker met de hand is ingevuld overeenkomstig lid 4 van dit artikel, wordt dit vermeld in het VIS overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder k), van de VIS-verordening.
Artikel 28
Ongeldig maken van een ingevulde visumsticker
1. Indien een vergissing wordt geconstateerd vóór aanbrenging van de visumsticker in het reisdocument, wordt de visumsticker ongeldig gemaakt.
2. Indien een vergissing wordt geconstateerd nadat de visumsticker in het reisdocument is aangebracht, wordt de visumsticker ongeldig gemaakt door het aanbrengen van een kruis in onuitwisbare inkt over de visumsticker, waarna een nieuwe visumsticker wordt aangebracht op een andere bladzijde.
3. Indien een vergissing wordt geconstateerd nadat de desbetreffende gegevens in het VIS zijn ingevoerd overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de VIS-verordening, wordt de vergissing hersteld in overeenstemming met artikel 24, lid 1, van die verordening.
Artikel 29
Aanbrengen van een visumsticker
1. De geprinte visumsticker met de gegevens als bedoeld in artikel 27 en bijlage VII wordt in het reisdocument aangebracht overeenkomstig de voorschriften van bijlage VIII.
2. Indien de lidstaat van afgifte het reisdocument van de aanvrager niet erkent, wordt gebruikgemaakt van het afzonderlijke blad voor het aanbrengen van een visum.
3. Indien een visumsticker is aangebracht op het afzonderlijke blad voor het aanbrengen van een visum, wordt dit vermeld in het VIS overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt j), van de VIS-verordening.
4. Individuele visumstickers die worden afgegeven aan personen die in het reisdocument van de aanvrager zijn bijgeschreven, worden in dat reisdocument aangebracht.
5. Indien het reisdocument waarin deze personen zijn bijgeschreven niet wordt erkend door de lidstaat van afgifte, worden de individuele visumstickers aangebracht op de afzonderlijke bladen voor het aanbrengen van een visum.
Artikel 30
Aan een afgegeven visum verbonden rechten
Aan het bezit van een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid kan als zodanig geen automatisch recht op binnenkomst worden ontleend.
Artikel 31
Informatie aan de centrale autoriteiten van andere lidstaten
1. Behoudens voor luchthaventransitvisa, kan een lidstaat verlangen dat zijn centrale autoriteiten in kennis worden gesteld van visa die door consulaten van andere lidstaten worden afgegeven aan onderdanen van bepaalde derde landen of specifieke categorieën onderdanen van die landen.
2. Vóór zij de verplichting tot het verstrekken van deze informatie invoeren of afschaffen, stellen de lidstaten de Commissie van hun voornemen in kennis. Deze informatie wordt ook verstrekt in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking in het desbetreffende ambtsgebied.
3. De Commissie stelt de lidstaten op de hoogte van deze kennisgevingen.
4. Vanaf de in artikel 46 van de VIS-verordening bedoelde datum wordt de informatie verstrekt overeenkomstig artikel 16, lid 3, van die verordening.
Artikel 32
Weigering van een visum
1. Onverminderd artikel 25, lid 1, wordt een visum geweigerd:
a) |
indien de aanvrager:
of |
b) |
indien er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager of zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. |
2. De afwijzende beslissing en de redenen voor de afwijzing van de aanvraag worden kenbaar gemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage VI.
3. Aanvragers aan wie een visum is geweigerd, kunnen in beroep gaan. Het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de definitieve beslissing over de aanvraag heeft genomen. De nationale wetgeving van die lidstaat is op het beroep van toepassing. De lidstaten verstrekken de aanvragers informatie over de procedure in geval van een beroep, zoals gespecificeerd in bijlage VI.
4. In de in artikel 8, lid 2, bedoelde gevallen stelt het consulaat van de vertegenwoordigende lidstaat de aanvrager in kennis van de beslissing van de vertegenwoordigde lidstaat.
5. Informatie over geweigerde visa wordt in het VIS ingevoerd overeenkomstig artikel 12 van de VIS-verordening.
HOOFDSTUK V
Wijziging van een afgegeven visum
Artikel 33
Verlenging
1. De geldigheidsduur van en/of de duur van het verblijf met een afgegeven visum wordt verlengd indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat oordeelt dat de visumhouder heeft aangetoond dat hij wegens overmacht of om humanitaire redenen niet in staat is om het grondgebied van de lidstaat vóór het verstrijken van de geldigheidsduur of het einde van de toegestane verblijfsduur te verlaten. Deze verlenging is gratis.
2. De geldigheidsduur van en/of de duur van het verblijf met een afgegeven visum kan worden verlengd indien de visumhouder aantoont dat de verlenging van de geldigheidsduur of de verblijfsduur om zwaarwegende persoonlijke redenen gerechtvaardigd is. Voor deze verlenging bedragen de leges 30 EUR.
3. Behoudens andersluidende beslissingen van de autoriteit die het visum verlengt, behoudt het verlengde visum de territoriale geldigheid van het oorspronkelijke visum.
4. De autoriteit die bevoegd is tot verlenging van het visum is de autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de onderdaan van een derde land zich bevindt op het moment waarop verlenging wordt aangevraagd.
5. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de autoriteiten die bevoegd zijn tot het verlengen van visa.
6. Visumverlenging gebeurt in de vorm van een visumsticker.
7. Informatie over een verlengd visum wordt in het VIS ingevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 van de VIS-verordening.
Artikel 34
Nietigverklaring
1. Een visum wordt nietig verklaard indien blijkt dat op het moment van afgifte niet aan de afgiftevoorwaarden voldaan was, met name indien er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het visum op onrechtmatige wijze is verkregen. Een visum wordt in beginsel nietig verklaard door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat nietig worden verklaard; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven van de nietigverklaring in kennis gesteld.
2. Een visum wordt ingetrokken indien blijkt dat niet langer aan de afgiftevoorwaarden voldaan wordt. Een visum wordt in beginsel ingetrokken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat worden ingetrokken; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven van de intrekking in kennis gesteld.
3. Een visum kan worden ingetrokken op verzoek van de visumhouder. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven worden van de intrekking in kennis gesteld.
4. Het feit dat de houder van een visum aan de grens niet alle in artikel 14, lid 3, bedoelde bewijsstukken kan overleggen, leidt niet automatisch tot een besluit tot nietigverklaring of intrekking van het visum.
5. Indien een visum wordt nietig verklaard of ingetrokken, wordt daarop het stempel „NIETIG VERKLAARD” of „INGETROKKEN” aangebracht en worden het optische variabele kenmerk van de visumsticker, het veiligheidskenmerk „latent-beeldeffect” en het woord „visum” ongeldig gemaakt door middel van een doorhaling.
6. De beslissing tot nietigverklaring of intrekking van een visum en de gronden waarop deze is gebaseerd, wordt aan de aanvrager kenbaar gemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage VI.
7. Visumhouders van wie het visum is nietig verklaard of ingetrokken, hebben een recht van beroep tenzij het visum overeenkomstig lid 3 op zijn verzoek ingetrokken is. Het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de beslissing over de nietigverklaring of intrekking heeft genomen. De nationale wetgeving van die lidstaat is op het beroep van toepassing. De lidstaten verstrekken de aanvragers informatie over de beroepsprocedure, zoals gespecificeerd in bijlage VI.
8. Informatie over een nietig verklaard of ingetrokken visum wordt in het VIS ingevoerd overeenkomstig artikel 13 van de VIS-verordening.
HOOFDSTUK VI
Aan de buitengrenzen afgegeven visa
Artikel 35
Aan de buitengrenzen aangevraagde visa
1. In uitzonderlijke gevallen kan een visum aan een grensdoorlaatpost worden afgegeven indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) |
de aanvrager voldoet aan de voorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder a), c), d), en e), van de Schengengrenscode; |
b) |
de aanvrager is niet in de gelegenheid geweest om op voorhand een visum aan te vragen, en verstrekt, op verzoek, bewijsstukken ter staving van de onvoorziene en dringende redenen voor zijn binnenkomst, en |
c) |
de terugkeer van de aanvrager naar zijn land van herkomst of verblijf, of zijn doorreis door andere landen dan lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, wordt zeker geacht. |
2. Indien een visum aan een buitengrens wordt aangevraagd, kan de eis dat de aanvrager in het bezit is van een medische reisverzekering komen te vervallen indien deze reisverzekering niet verkrijgbaar is aan de grensdoorlaatpost, of vanwege humanitaire redenen.
3. Een aan de buitengrens afgegeven visum is een eenvormig visum dat de houder het recht geeft op een verblijf van ten hoogste vijftien dagen, naargelang het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf. Voor een doorreis komt de duur van het toegestane verblijf overeen met de tijd die voor de doorreis is vereist.
4. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, onder a), c), d), en e), van de Schengengrenscode, kunnen de voor afgifte aan de grens bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder a), van deze verordening, een visum met territoriaal beperkte geldigheid afgeven voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte.
5. Aan een onderdaan van een derde land die behoort tot een categorie personen voor wie voorafgaande raadpleging dient plaats te vinden overeenkomstig artikel 22, wordt aan de buitengrens in beginsel geen visum afgegeven.
In bijzondere gevallen kan aan de buitengrens aan dergelijke personen overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder a), echter een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte worden afgegeven.
6. Behalve op de in artikel 32, lid 1, genoemde gronden voor visumweigering wordt een visum aan de grensdoorlaatpost geweigerd indien niet aan de voorwaarden van lid 1, onder b), van dit artikel is voldaan.
7. De bepalingen met betrekking tot motivering en kennisgeving van afwijzingen en het recht van beroep als omschreven in artikel 32, lid 3, en bijlage VI, zijn van toepassing.
Artikel 36
Afgifte aan de buitengrenzen van visa aan transiterende zeevarenden
1. Aan een zeevarende die over een visum dient te beschikken voor overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten, kan aan de grens een visum met het oog op doorreis worden afgegeven indien hij:
a) |
voldoet aan de voorwaarden van artikel 35, lid 1, en |
b) |
de desbetreffende grens overschrijdt teneinde in te schepen in, opnieuw in te schepen in of van boord te gaan van een schip waarop hij als zeevarende zal werken dan wel gewerkt heeft. |
2. Alvorens aan de grens een visum af te geven aan een transiterende zeevarende voldoen de bevoegde nationale autoriteiten aan de voorschriften van bijlage IX, deel 1, en zorgen zij ervoor dat de noodzakelijke informatie over de betrokken zeevarende is uitgewisseld door middel van een naar behoren ingevuld formulier voor transiterende zeevarenden als omschreven in bijlage IX, deel 2.
3. Dit artikel is van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 35, leden 3, 4 en 5.
TITEL IV
ADMINISTRATIEF BEHEER EN ORGANISATIE
Artikel 37
Organisatie van de visumafdelingen
1. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de organisatie van de visumafdelingen van hun consulaten.
Om verminderde waakzaamheid te voorkomen en medewerkers te beschermen tegen druk op plaatselijk niveau, worden in voorkomend geval roulatieschema’s opgesteld voor de medewerkers die rechtstreeks contact hebben met aanvragers. Bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan een duidelijke organisatie van werkzaamheden en een goede toewijzing/scheiding van verantwoordelijkheden met betrekking tot de uiteindelijke beslissing over aanvragen. VIS, SIS en andere vertrouwelijke informatie kunnen uitsluitend worden geraadpleegd door een beperkt aantal naar behoren bevoegde medewerkers. Om ongeoorloofde toegang tot dergelijke databanken te voorkomen, dienen passende maatregelen te worden getroffen.
2. Met betrekking tot de opslag en de behandeling van visumstickers worden passende veiligheidsmaatregelen getroffen om fraude of verlies te voorkomen. Elk consulaat houdt een inventaris bij van zijn voorraad visumstickers en registreert hoe elke visumsticker is gebruikt.
3. De consulaten van de lidstaten archiveren de aanvragen. Elk individueel dossier bestaat uit het aanvraagformulier, afschriften van relevante bewijsstukken, aantekeningen van verrichte controles en het referentienummer van het afgegeven visum, zodat medewerkers in voorkomend geval de voorgeschiedenis van een beslissing over een aanvraag kunnen reconstrueren.
Individuele aanvraagdossiers worden ten minste twee jaar bewaard, te rekenen vanaf de datum van de beslissing over de aanvraag als bedoeld in artikel 23, lid 1.
Artikel 38
Middelen voor de behandeling van aanvragen en het toezicht op consulaten
1. De lidstaten zetten geschikte medewerkers in toereikende aantallen in voor de uitvoering van de taken in verband met de behandeling van aanvragen, en wel zodanig dat een dienstverlening aan het publiek wordt gegarandeerd van een aanvaardbare en geharmoniseerde kwaliteit.
2. De kantoorruimte moet voldoen aan de relevante functionele eisen van geschiktheid en het mogelijk maken dat passende veiligheidsmaatregelen worden getroffen.
3. De centrale autoriteiten van lidstaten dienen zowel uitgezonden medewerkers als lokale medewerkers op passende wijze op te leiden en hen te voorzien van volledige, nauwkeurige en bijgewerkte informatie over de relevante communautaire en nationale wetgeving.
4. De centrale autoriteiten van de lidstaten dragen zorg voor een geregeld adequaat toezicht op de behandeling van aanvragen en nemen corrigerende maatregelen wanneer wordt vastgesteld dat de voorschriften van deze verordening niet worden toegepast.
Artikel 39
Gedrag van het personeel
1. De consulaten van de lidstaten dragen er zorg voor dat aanvragers op correcte wijze worden bejegend.
2. Bij de verrichting van hun taken eerbiedigen consulaire medewerkers de menselijke waardigheid volledig. Elke maatregel staat in verhouding tot de daarmee nagestreefde doeleinden.
3. Bij de uitvoering van hun werkzaamheden dienen consulaire medewerkers zich te onthouden van discriminatie op grond van geslacht, afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
Artikel 40
Vormen van samenwerking
1. De organisatie van de aanvraagprocedures valt onder de bevoegdheid van de respectieve lidstaten. In beginsel worden aanvragen bij een consulaat van een lidstaat ingediend.
2. De lidstaten:
a) |
voorzien hun consulaten en hun autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van visa aan de grens, van de voor de verzameling van biometrische kenmerken vereiste benodigdheden, en voorzien de kantoren van hun honorair consuls van de daartoe vereiste benodigdheden indien zij van hun diensten gebruikmaken om biometrische kenmerken te verzamelen overeenkomstig artikel 42, en/of |
b) |
werken in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking of via andere passende contacten samen met een of meer andere lidstaten, in de vorm van beperkte vertegenwoordiging, co-locatie of een gemeenschappelijk aanvraagcentrum, overeenkomstig artikel 41. |
3. In bijzondere omstandigheden of om redenen in verband met de plaatselijke situatie, bijvoorbeeld wanneer:
a) |
het grote aantal aanvragers het niet toelaat om het in ontvangst nemen van aanvragen en van gegevens tijdig en in behoorlijke omstandigheden te organiseren, of |
b) |
het niet mogelijk is op een andere wijze te zorgen voor een goede territoriale dekking van het betrokken derde land, |
en wanneer in lid 2, onder b), bedoelde vormen van samenwerking niet geschikt blijken te zijn voor de betrokken lidstaat, mag een lidstaat, in laatste instantie, met een externe dienstverlener samenwerken, overeenkomstig artikel 43.
4. Onverminderd het recht om de persoonlijke verschijning van de aanvrager te verlangen overeenkomstig artikel 21, lid 8, mag de gekozen regeling er niet toe leiden dat de aanvrager op meer dan één locatie persoonlijk moet verschijnen om een aanvraag in te dienen.
5. De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van de wijze waarop zij voornemens zijn de ontvangst en behandeling van aanvragen op elke consulaire vestiging te organiseren.
Artikel 41
Samenwerking tussen de lidstaten
1. Wanneer voor het delen van een co-locatie wordt gekozen, handelen de personeelsleden van de consulaten van een of meer lidstaten de procedure in verband met aan hen gerichte aanvragen (met inbegrip van het verzamelen van de biometrische kenmerken) af in het consulaat van een andere lidstaat en maken zij gebruik van de apparatuur van die lidstaat. De betrokken lidstaten stellen in overleg de duur en de voorwaarden voor beëindiging van de co-locatie vast, alsmede het aandeel van de visumleges dat wordt ontvangen door de lidstaat waarvan het consulaat wordt gebruikt.
2. Wanneer gemeenschappelijke aanvraagcentra worden opgezet, worden de personeelsleden van de consulaten van twee of meer lidstaten met het oog op de inontvangstneming van de aanvragen (met inbegrip van de biometrische kenmerken) samen in een gebouw ondergebracht. De aanvragers worden doorverwezen naar de lidstaat die bevoegd is hun aanvraag te behandelen en daarover een beslissing te nemen. De lidstaten stellen in onderling overleg vast hoe lang deze samenwerking zal duren, welke voorwaarden gelden voor de beëindiging ervan en hoe de kosten over de deelnemende lidstaten worden verdeeld. Eén lidstaat is verantwoordelijk voor overeenkomsten met betrekking tot facilitaire aangelegenheden en diplomatieke betrekkingen met het gastland.
3. In het geval dat de samenwerking met andere lidstaten wordt beëindigd, zorgen de lidstaten ervoor dat de continuïteit van de volledige dienstverlening is gewaarborgd.
Artikel 42
Beroep op honorair consuls
1. Honorair consuls kunnen ook worden gemachtigd alle of sommige van de in artikel 43, lid 6, bedoelde taken te verrichten. Er worden passende maatregelen genomen om de veiligheid en de gegevensbescherming te waarborgen.
2. Indien de honorair consul niet een ambtenaar van een lidstaat is, dient de uitvoering van deze taken te voldoen aan de in bijlage X genoemde vereisten, met uitzondering van het bepaalde in punt D, onder c), van die bijlage.
3. Indien de honorair consul een ambtenaar van een lidstaat is, ziet de betrokken lidstaat erop toe dat vereisten gelden die vergelijkbaar zijn met de vereisten die van toepassing zouden zijn indien de taken door zijn consulaat zouden worden uitgevoerd.
Artikel 43
Samenwerking met externe dienstverleners
1. De lidstaten streven ernaar samen met één of meer lidstaten met een externe dienstverlener samen te werken, onverminderd de voorschriften inzake overheidsopdrachten en mededinging.
2. De samenwerking met een externe dienstverlener berust op een rechtsinstrument dat voldoet aan de voorschriften van bijlage X.
3. De lidstaten wisselen in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking informatie uit over de selectie van externe dienstverleners en de vaststelling van de voorwaarden van hun respectieve rechtsinstrumenten.
4. Het onderzoek van aanvragen, het persoonlijke onderhoud, en, in voorkomend geval, de beslissing over de aanvraag en het printen en aanbrengen van visumstickers worden uitsluitend door het consulaat verricht.
5. Externe dienstverleners hebben in geen geval toegang tot het VIS. De toegang tot het VIS is uitsluitend voorbehouden aan naar behoren gemachtigde medewerkers van consulaten.
6. Aan een externe dienstverlener kunnen een of meer van de volgende taken worden toevertrouwd:
a) |
het verstrekken van algemene informatie over de visumvereisten en -aanvraagformulieren; |
b) |
het informeren van de aanvrager, op basis van een checklist, over de verlangde bewijsstukken; |
c) |
het verzamelen van gegevens en van aanvragen (met inbegrip van de biometrische kenmerken) en het doorzenden van de aanvraag aan het consulaat; |
d) |
het innen van de legesrechten; |
e) |
het maken van afspraken voor het persoonlijk verschijnen op het consulaat of bij de externe dienstverlener; |
f) |
het verzamelen van de reisdocumenten, waaronder, indien van toepassing, van een kennisgeving van weigering, van het consulaat en de terugzending daarvan aan de aanvrager. |
7. Bij de keuze van externe dienstverleners verricht/verrichten de betrokken lidstaat/lidstaten een grondig onderzoek naar de solvabiliteit en de betrouwbaarheid van de onderneming, waarbij de vergunningen, de inschrijving in het handelsregister, de ondernemingsstatuten en de contracten met banken worden gecontroleerd, en ziet/zien hij/zij erop toe dat zich geen belangenconflicten voordoen.
8. De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat de geselecteerde externe dienstverlener de voorwaarden naleeft die hem in het in lid 2 genoemde rechtsinstrument zijn gesteld.
9. De betrokken lidstaten blijven verantwoordelijk voor het naleven van de gegevensbeschermingsregels voor de gegevensverwerking en staan onder toezicht overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG.
Samenwerking met een externe dienstverlener houdt geen beperking of uitsluiting in van de aansprakelijkheid die voortvloeit uit het nationale recht van de betrokken lidstaten voor schendingen van de bepalingen met betrekking tot de persoonsgegevens van aanvragers of het verrichten van een of meer in lid 6 bedoelde taken. Deze bepaling doet geen afbreuk aan mogelijk rechtstreeks verhaal tegen de externe dienstverlener op grond van het nationale recht van het betrokken derde land.
10. De betrokken lidstaat/lidstaten leidt/leiden de externe dienstverlener zodanig op dat deze beschikt over de kennis die vereist is voor een goede dienstverlening en voor toereikende informatie aan de aanvragers.
11. De betrokken lidstaat/lidstaten houdt/houden de uitvoering van het in lid 2 bedoelde rechtsinstrument nauwlettend in het oog, onder meer:
a) |
de algemene informatie over de visumvoorschriften en aanvraagformulieren die de externe dienstverlener aan aanvragers verstrekt; |
b) |
alle nodige technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen om persoonsgegevens te beveiligen tegen onopzettelijke of onrechtmatige vernietiging, onopzettelijk verlies, vervalsing, niet-toegelaten verspreiding of toegang, met name wanneer de samenwerking doorzending van dossiers en gegevens aan het consulaat van de betrokken lidstaat/lidstaten omvat, en tegen enige andere vorm van onwettige verwerking van de persoonsgegevens; |
c) |
het verzamelen en doorzenden van biometrische kenmerken; |
d) |
de maatregelen ter waarborging van de naleving van bepalingen inzake gegevensbescherming. |
Het consulaat van de betrokken lidstaat/lidstaten voert daartoe regelmatig steekproefsgewijze controles uit in het gebouw van de externe dienstverlener.
12. In het geval dat de samenwerking met een externe dienstverlener wordt beëindigd, zorgen de lidstaten ervoor dat de continuïteit van de volledige dienstverlening is gewaarborgd.
13. De lidstaten verstrekken de Commissie een afschrift van het in lid 2 bedoelde rechtsinstrument.
Artikel 44
Versleuteling en beveiligde overdracht van gegevens
1. In het geval van vertegenwoordigingsregelingen tussen lidstaten, van samenwerking van een lidstaat met een externe dienstverlener of van beroep op een honorair consul zien de vertegenwoordigde lidstaten of de betrokken lidstaten erop toe dat de gegevens volledig versleuteld worden, ongeacht of deze elektronisch dan wel fysiek op een elektronische gegevensdrager worden overgedragen door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat/lidstaten, of door de externe dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken lidstaat/lidstaten.
2. In het geval dat derde landen de versleuteling verbieden van gegevens die elektronisch worden overgedragen door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat, of door de externe dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken lidstaat, staat de vertegenwoordigde lidstaat of de betrokken lidstaat niet toe dat de vertegenwoordigende lidstaat, of de externe dienstverlener of honorair consul gegevens langs elektronische weg overdraagt.
In dat geval zorgt de vertegenwoordigde lidstaat of de betrokken lidstaat ervoor dat de elektronische gegevens volledig worden versleuteld en fysiek op een elektronische gegevensdrager door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat, of door de externe dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken lidstaat worden overgedragen door een consulair ambtenaar van een lidstaat of, indien voor deze overdracht buitensporige of onredelijke maatregelen moeten worden genomen, op een andere veilige en beveiligde manier, bijvoorbeeld door in het betrokken derde land gebruik te maken van erkende dienstverleners die ervaring hebben met het vervoer van gevoelige documenten en gegevens.
3. In alle gevallen wordt het niveau van beveiliging van de overdracht aangepast aan de graad van gevoeligheid van de gegevens.
4. De lidstaten of de Gemeenschap trachten met de betrokken derde landen overeenstemming te bereiken over de opheffing van het verbod van versleuteling van gegevens die elektronisch worden overgedragen door de autoriteiten van de vertegenwoordigende lidstaat aan de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat, of door de externe dienstverlener of honorair consul aan de autoriteiten van de betrokken lidstaat.
Artikel 45
Samenwerking van de lidstaten met commerciële bemiddelaars
1. Behalve voor het verzamelen van biometrische kenmerken, kunnen de lidstaten voor de indiening van aanvragen samenwerken met commerciële bemiddelaars.
2. Deze samenwerking is gebaseerd op het verlenen van een erkenning door de betrokken autoriteiten van de lidstaten. De erkenning is met name gebaseerd op de verificatie van de volgende aspecten:
a) |
de huidige status van de commerciële bemiddelaar: huidige vergunning, handelsregister, overeenkomsten met banken; |
b) |
bestaande overeenkomsten met in de lidstaten gevestigde commerciële partners die logies en andere pakketreizen aanbieden; |
c) |
overeenkomsten met vervoersondernemingen, die moeten bestaan uit een heenreis en een gegarandeerde terugreis op een vaste datum. |
3. Op erkende commerciële bemiddelaars wordt regelmatig toezicht uitgeoefend door middel van steekproefsgewijze controles, die onder meer bestaan uit persoonlijke of telefonische gesprekken met aanvragers, controles van reizen en accommodaties, verificatie van de toereikendheid en de dekking voor individuele reizigers van de reisziektekostenverzekering en, waar dit nodig wordt geacht, controle van de documenten betreffende een groepsgewijze terugreis.
4. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt informatie uitgewisseld over de prestatie van de erkende commerciële bemiddelaars betreffende geconstateerde onregelmatigheden, afwijzing van door commerciële bemiddelaars ingediende aanvragen en ontdekte vormen van fraude met reisdocumenten en het niet uitvoeren van geplande reizen.
5. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking worden lijsten uitgewisseld van commerciële bemiddelaars die per consulaat zijn erkend en die waarvan de erkenning is ingetrokken (in dit laatste geval worden de redenen vermeld).
Elk consulaat zorgt ervoor dat het publiek wordt geïnformeerd over de lijst van erkende commerciële bemiddelaars waarmee het samenwerkt.
Artikel 46
Opstelling van statistieken
De lidstaten stellen volgens de tabel in bijlage XII jaarlijkse statistieken over visa op. Deze statistieken worden voor het voorafgaande kalenderjaar uiterlijk op 1 maart ingediend.
Artikel 47
Publieksvoorlichting
1. De centrale autoriteiten en consulaten van de lidstaten verstrekken het publiek alle relevante informatie met betrekking tot het aanvragen van een visum en in het bijzonder:
a) |
de criteria, voorwaarden en procedures voor het aanvragen van een visum; |
b) |
de wijze waarop in voorkomende gevallen een afspraak kan worden gemaakt; |
c) |
de plaats waar de aanvraag kan worden ingediend (bevoegd consulaat, gemeenschappelijk aanvraagcentrum of externe dienstverlener); |
d) |
erkende commerciële bemiddelaars; |
e) |
het feit dat het stempel als bedoeld in artikel 20 geen juridische gevolgen heeft; |
f) |
de termijnen voor de behandeling van aanvragen in artikel 23, leden 1, 2 en 3; |
g) |
de derde landen waarvan over de onderdanen of specifieke categorieën onderdanen voorafgaande raadpleging of kennisgeving dient plaats te vinden; |
h) |
het feit dat van afwijzende beslissingen op aanvragen kennis moet worden gegeven aan de aanvrager, dat in die beslissing de daaraan ten grondslag liggende redenen moeten worden vermeld en dat afgewezen aanvragers het recht hebben beroep aan te tekenen, alsmede informatie over de beroepsprocedure met inbegrip van de bevoegde autoriteit en de termijn voor het instellen van beroep; |
i) |
het feit dat louter het bezit van een visum niet automatisch recht geeft op binnenkomst en dat van visumhouders het bewijs wordt verlangd dat zij voldoen aan de inreisvoorwaarden aan de buitengrenzen, als bepaald in artikel 5 van de Schengengrenscode. |
2. De vertegenwoordigende lidstaat en de vertegenwoordigde lidstaat informeren het publiek over vertegenwoordigingsregelingen als bedoeld in artikel 8 voordat deze regelingen van kracht worden.
TITEL V
PLAATSELIJKE SCHENGENSAMENWERKING
Artikel 48
Plaatselijke Schengensamenwerking tussen de consulaten van de lidstaten
1. Om een geharmoniseerde toepassing van het gemeenschappelijk visumbeleid te waarborgen waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met plaatselijke omstandigheden, werken de consulaten van de lidstaten en de Commissie binnen elk ambtsgebied samen en beoordelen zij in hoeverre het nodig is om met name het volgende tot stand te brengen:
a) |
een geharmoniseerde lijst van bewijsstukken die door aanvragers verstrekt dienen te worden, rekening houdend met de bepalingen van artikel 14 en bijlage II; |
b) |
gemeenschappelijke criteria voor het onderzoek van aanvragen van vrijstellingen van het betalen van de visumleges overeenkomstig artikel 16, lid 7, en van aangelegenheden in verband met de vertaling van het aanvraagformulier, overeenkomstig artikel 11, lid 7; |
c) |
een volledige lijst van door het gastland afgegeven reisdocumenten. Deze lijst wordt geregeld bijgewerkt. |
Indien uit de beoordeling in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking blijkt dat een plaatselijk geharmoniseerde benadering nodig is met betrekking tot een of meer van de punten a) tot en met c), worden maatregelen met het oog op een dergelijke benadering vastgesteld volgens de procedure van artikel 52, lid 2.
2. In het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt een gemeenschappelijk informatieblad opgesteld over eenvormige visa en visa met territoriaal beperkte geldigheid en luchthaventransitvisa (d.w.z. de daaraan te ontlenen rechten en de aanvraagvoorwaarden), dat in voorkomend geval de lijst van bewijsstukken als bedoeld in lid 1, onder a), vermeldt.
3. De volgende informatie wordt uitgewisseld in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking:
a) |
maandelijkse statistieken over afgegeven eenvormige visa, visa met territoriaal beperkte geldigheid en luchthaventransitvisa, alsmede over het aantal geweigerde visa; |
b) |
wat de beoordeling van het migratierisico en/of de veiligheidsrisico’s betreft, informatie over:
|
c) |
informatie over de samenwerking met vervoersondernemingen; |
d) |
informatie over verzekeringsmaatschappijen die een adequate medische reisverzekering aanbieden, inclusief verificatie van de dekking en het eigen risico. |
4. Op gezette tijden worden vergaderingen van de lidstaten en de Commissie in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking belegd over uitvoeringsaangelegenheden met betrekking tot de toepassing van het gemeenschappelijk visumbeleid. Deze vergaderingen worden door de Commissie bijeengeroepen, tenzij anders overeengekomen op verzoek van de Commissie.
Er kunnen thematische bijeenkomsten worden georganiseerd en subgroepen ingesteld om specifieke onderwerpen te bestuderen in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking.
5. Van deze vergaderingen in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking wordt systematisch een beknopt verslag opgesteld dat ter plaatse wordt verspreid. De Commissie kan de verslaglegging aan een lidstaat delegeren. Het consulaat van elke lidstaat zendt deze verslagen door naar zijn centrale autoriteiten.
Op basis van deze verslagen stelt de Commissie voor elk ambtsgebied een jaarverslag op dat aan het Europees Parlement en aan de Raad wordt toegezonden.
6. Vertegenwoordigers van de consulaten van de lidstaten die het Gemeenschapsacquis met betrekking tot visa niet toepassen of vertegenwoordigers van derde landen kunnen op ad-hocbasis worden uitgenodigd voor vergaderingen waar van gedachten wordt gewisseld over visumaangelegenheden.
TITEL VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 49
Bepalingen betreffende de Olympische en Paralympische Spelen
Lidstaten die optreden als gastland voor de Olympische of de Paralympische Spelen passen de bijzondere procedures en voorwaarden van bijlage XI toe, die de afgifte van visa vergemakkelijken.
Artikel 50
Wijzigingen in de bijlagen
Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, zoals de aanpassing van de bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII en XII, worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 51
Aanwijzingen voor de praktische toepassing van de visumcode
De aanwijzingen betreffende de praktische toepassing van deze verordening worden vastgesteld volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 52
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna „visumcomité” genoemd.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit en met dien verstande dat de volgens deze procedure vastgestelde uitvoeringsmaatregelen de essentiële bepalingen van deze verordening niet mogen wijzigen.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
Artikel 53
Kennisgeving
1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van:
a) |
vertegenwoordigingsregelingen als bedoeld in artikel 8; |
b) |
de derde landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op hun grondgebied reizen, als bedoeld in artikel 3; |
c) |
in voorkomend geval, het in artikel 14, lid 4, bedoelde bewijs van garantstelling en/of particuliere huisvesting; |
d) |
de lijst van derde landen waarvoor voorafgaande raadpleging als bedoeld in artikel 22, lid 1, vereist is; |
e) |
de lijst van derde landen waarvoor kennisgeving als bedoeld in artikel 31, lid 1, vereist is; |
f) |
de aanvullende nationale vermeldingen in de rubriek „opmerkingen” van de visumsticker als bedoeld in artikel 27, lid 2; |
g) |
de autoriteiten die bevoegd zijn tot verlenging van de geldigheidsduur van visa als bedoeld in artikel 33, lid 5; |
h) |
de gekozen vormen van samenwerking als bedoeld in artikel 40; |
i) |
de overeenkomstig artikel 46 en bijlage XII opgestelde statistieken. |
2. De Commissie stelt de op grond van het eerste lid ter kennis gebrachte informatie aan de lidstaten en het publiek ter beschikking door middel van een permanent bijgewerkte elektronische publicatie.
Artikel 54
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 767/2008
Verordening (EG) nr. 767/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 4, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 8, lid 1, worden de woorden „Bij ontvangst van een aanvraag” vervangen door: „Indien de aanvraag ontvankelijk is overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 810/2009.”. |
3) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Aan artikel 10, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
5) |
In artikel 11 wordt de aanhef vervangen door: „Indien de visumautoriteit die een andere lidstaat vertegenwoordigt het onderzoek van de aanvraag afbreekt, voegt zij de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier:”. |
6) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 13 wordt vervangen door: „Artikel 13 Bij nietigverklaring of intrekking van een visum toe te voegen gegevens 1. Ingeval van een beslissing tot nietigverklaring of intrekking van een visum, voegt de visumautoriteit die deze beslissing heeft genomen, de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier:
2. In het aanvraagdossier worden ook de redenen voor de nietigverklaring of de intrekking van het visum vermeld. Het moet daarbij gaan om:
|
8) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
In artikel 15, lid 1, worden de woorden „verlenging of verkorting van de geldigheidsduur van het visum” vervangen door „of verlenging van het visum”. |
10) |
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
In artikel 18, lid 4, onder c), artikel 19, lid 2, onder c), artikel 20, lid 2, onder d), en in artikel 22, lid 2, onder d), worden de woorden „of verkort” geschrapt. |
12) |
In artikel 23, lid 1, onder d), worden de woorden „dat de geldigheidsduur ervan is verkort” geschrapt. |
Artikel 55
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 562/2006
Bijlage V, deel A, van Verordening (EG) nr. 562/2006 wordt als volgt gewijzigd:
a) |
punt 1, onder c), wordt vervangen door:
|
b) |
punt 2 wordt geschrapt. |
Artikel 56
Intrekkingen
1. De artikelen 9 tot en met 17 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 worden ingetrokken.
2. De volgende teksten worden ingetrokken:
a) |
besluit van het Comité van Schengen van 28 april 1999 betreffende de definitieve versies van het gemeenschappelijk handboek en de gemeenschappelijke visuminstructies (SCH/Com-ex (99) 13 — de Gemeenschappelijke Visuminstructies, met inbegrip van de bijlagen); |
b) |
de besluiten van het uitvoerend comité van Schengen van 14 december 1993 betreffende de verlenging van het eenvormige visum (SCH/Com-ex (93) 21), en betreffende de gemeenschappelijke beginselen van annulering, intrekking en beperking van het eenvormige visum (SCH/Com-ex (93) 24), Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de uitwisseling van statistische gegevens betreffende visumafgifte (SCH/Com-ex (94) 25), Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de uitwisseling van statistische gegevens inzake visa-afgite (SCH/Com-ex (98) 12) en Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de invoering van een geharmoniseerd formulier ter staving van een uitnodiging, een garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring (SCH/Com-ex (98) 57); |
c) |
Gemeenschappelijk Optreden 96/197/JBZ van 4 maart 1996 met betrekking tot de luchthaventransitregeling (24); |
d) |
Verordening (EG) nr. 789/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen (25); |
e) |
Verordening (EG) nr. 1091/2001 van de Raad van 28 mei 2001 inzake vrij verkeer met een visum voor verblijf van langere duur (26); |
f) |
Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden (27); |
g) |
artikel 2 van Verordening (EG) nr. 390/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten in verband met de invoering van biometrische identificatiemiddelen, met inbegrip van bepalingen over de organisatie van de inontvangstneming en de behandeling van visumaanvragen (28). |
3. Verwijzingen naar ingetrokken instrumenten dienen te worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening en te worden gelezen volgens de concordantietabel van bijlage XIII.
Artikel 57
Monitoring en evaluatie
1. Twee jaar na de toepassing van alle bepalingen van deze verordening stelt de Commissie een evaluatie op van de toepassing ervan. Daarin worden de bereikte resultaten getoetst aan de doelstellingen en wordt nagegaan hoe de verordening is toegepast, een en ander onverminderd de in lid 3 bedoelde verslagen.
2. De Commissie legt de in lid 1 bedoelde evaluatie voor aan het Europees Parlement en de Raad. Indien nodig dient de Commissie op basis van de evaluatie passende voorstellen tot wijziging van deze verordening in.
3. De Commissie dient drie jaar na de invoering van het VIS en daarna om de vier jaar, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van de artikelen 13, 17, 40 tot en met 44 van deze verordening, onder meer over de uitvoering van de verzameling en het gebruik van biometrische kenmerken, de geschiktheid van de gekozen ICAO-norm, naleving van de gegevensbeschermingsvoorschriften, ervaringen met externe dienstverleners met specifieke aandacht voor de verzameling van biometrische gegevens, de toepassing van de 59-maandenregel voor het kopiëren van vingerafdrukken en de organisatie van de inontvangstneming en behandeling van aanvragen. Het verslag bevat tevens, op basis van artikel 17, leden 12, 13 en 14, en artikel 50, lid 4, van de VIS-verordening, de gevallen waarin vingerafdrukken feitelijk niet konden worden verstrekt of om wettelijke redenen niet vereist waren, in verhouding tot het aantal gevallen waarin vingerafdrukken worden genomen. Het verslag bevat informatie over gevallen waarin een visum is geweigerd aan een persoon die feitelijk geen vingerafdrukken kon verstrekken. Dit verslag gaat indien nodig vergezeld van passende voorstellen tot wijziging van deze verordening.
4. In het eerste van de in lid 3 bedoelde verslagen wordt op basis van een onder verantwoordelijkheid van de Commissie uit te voeren studie ook nagegaan of een voldoende betrouwbare identificatie en verificatie van de vingerafdrukken van kinderen jonger dan 12 jaar mogelijk is, en in het bijzonder op welke manier vingerafdrukken met de leeftijd evolueren.
Artikel 58
Inwerkingtreding
1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Zij is van toepassing vanaf 5 april 2010.
3. Artikel 52 en artikel 53, lid 1, punten a) tot en met h), en lid 2, zijn van toepassing vanaf 5 oktober 2009.
4. Wat het Raadplegingsnetwerk van Schengen (technische specificaties) betreft, is artikel 56, lid 2, onder d), van toepassing vanaf de in artikel 46 van de VIS-verordening bedoelde datum.
5. Artikel 32, leden 2 en 3, artikel 34, leden 6 en 7, en artikel 35, lid 7, zijn van toepassing vanaf 5 april 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
E. ERLANDSSON
(1) Advies van het Europees Parlement van 2 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 juni 2009.
(2) PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
(3) PB C 326 van 22.12.2005, blz. 1.
(4) PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.
(5) PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.
(6) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(8) PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.
(9) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(10) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
(11) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 53.
(12) PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(13) PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.
(14) PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3.
(15) PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
(16) PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
(17) PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1.
(18) PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1.
(19) PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4.
(20) PB L 267 van 27.9.2006, blz. 41.
(21) PB L 289 van 3.11.2005, blz. 23.
(22) PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1.”;
(23) PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1”;
(24) PB L 63 van 13.3.1996, blz. 8.
(25) PB L 116 van 26.4.2001, blz. 2.
(26) PB L 150 van 6.6.2001, blz. 4.
(27) PB L 64 van 7.3.2003, blz. 1.
(28) PB L 131 van 28.5.2009, blz. 1.
BIJLAGE I
BIJLAGE II
Niet-limitatieve lijst van bewijsstukken
De in artikel 14 bedoelde bewijsstukken die door visumaanvragers dienen te worden verstrekt, kunnen onder meer zijn:
A. |
DOCUMENTEN WAARUIT HET DOEL VAN DE REIS BLIJKT
|
B. |
DOCUMENTEN AAN DE HAND WAARVAN HET VOORNEMEN VAN DE AANVRAGER OM HET GRONDGEBIED VAN DE LIDSTATEN TE VERLATEN KAN WORDEN GETOETST
|
C. |
DOCUMENTEN MET BETREKKING TOT DE GEZINSSITUATIE VAN DE AANVRAGER
|
BIJLAGE III
UNIFORM MODEL EN GEBRUIK VAN HET STEMPEL WAARUIT BLIJKT DAT EEN VISUMAANVRAAG ONTVANKELIJK IS
… Visum … (1) |
|
xx/xx/xxxx (2) |
… (3) |
Voorbeeld: |
|
C-visum FR |
|
22.4.2009 |
Consulat de France |
Djibouti |
|
Het stempel wordt aangebracht op de eerste beschikbare pagina in het reisdocument waarop geen aantekeningen of stempels zijn aangebracht.
(1) Code van de lidstaat die de aanvraag behandelt. De in bijlage VII, punt 1.1, vermelde codes worden gebruikt.
(2) Datum van aanvraag (acht cijfers: xx dag, xx maand, xxxx jaar).
(3) Autoriteit die de visumaanvraag behandelt.
BIJLAGE IV
Gemeenschappelijke lijst van derde landen uit bijlage I van Verordening (EG) nr. 539/2001 waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij zich in de internationale transitzone van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten bevinden
|
AFGHANISTAN |
|
BANGLADESH |
|
DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO |
|
ERITREA |
|
ETHIOPIË |
|
GHANA |
|
IRAN |
|
IRAK |
|
NIGERIA |
|
PAKISTAN |
|
SOMALIË |
|
SRI LANKA |
BIJLAGE V
LIJST VAN VERBLIJFSTITELS DIE DE HOUDER MACHTIGEN TOT DOORREIS VIA DE LUCHTHAVENS VAN LIDSTATEN ZONDER DAT EEN LUCHTHAVENTRANSITVISUM VEREIST IS
|
ANDORRA:
|
|
CANADA:
|
|
JAPAN:
|
|
SAN MARINO:
|
|
VERENIGDE STATEN:
|
BIJLAGE VI
BIJLAGE VII
INVULLEN VAN DE VISUMSTICKER
1. Zone voor verplichte gegevens
1.1. Rubriek „GELDIG VOOR”:
Deze rubriek vermeldt het grondgebied waarop de houder van het visum zich mag ophouden.
Slechts de volgende vermeldingen kunnen in de rubriek worden aangebracht:
a) |
Schengenstaten; |
b) |
Schengenstaat of Schengenstaten tot het grondgebied waarvan de geldigheid van het visum is beperkt (in dit geval worden de volgende landencodes gebruikt):
|
1.2. Wanneer de sticker wordt gebruikt om een eenvormig visum af te geven, wordt in de rubriek „GELDIG VOOR” het woord „Schengenstaten” ingevuld in de taal van de lidstaat van afgifte.
1.3. Wanneer de sticker wordt gebruikt om een visum af te geven met territoriaal beperkte geldigheid overeenkomstig artikel 25, lid 1, van deze verordening wordt/worden in deze rubriek de naam/namen van de lidstaat/lidstaten ingevuld tot het grondgebied waarvan het verblijf van de houder van het visum is beperkt, in de taal van de lidstaat van afgifte.
1.4. Wanneer de sticker wordt gebruikt voor de afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid krachtens artikel 25, lid 3, van deze verordening kunnen de volgende opties voor de in te vullen codes worden gebruikt:
a) |
in de rubriek worden de codes van de betrokken lidstaten aangebracht; |
b) |
in de rubriek wordt de vermelding „Schengenstaten” aangebracht, gevolgd door een tussen haakjes geplaatst minteken en de codes van de lidstaten waarvoor het visum niet geldig is; |
c) |
indien het veld „GELDIG VOOR” niet volstaat voor de vermelding van alle codes van de lidstaten die het betrokken reisdocument (niet) erkennen, wordt een kleiner lettertype gebruikt. |
2. Rubriek „VAN … TOT …”:
Deze rubriek vermeldt de periode gedurende welke de houder van het visum tot verblijf gerechtigd is.
Na „VAN” wordt de datum aangegeven van de eerste dag waarop de houder van het visum het grondgebied mag binnenkomen waarvoor het visum geldig is; de vermelding van deze datum bestaat uit:
— |
twee cijfers ter aanduiding van de dag; indien één cijfer daarvoor volstaat, wordt het voorafgegaan door een nul; |
— |
een horizontaal streepje; |
— |
twee cijfers ter aanduiding van de maand; indien één cijfer daarvoor volstaat, wordt het voorafgegaan door een nul; |
— |
een horizontaal streepje; |
— |
twee cijfers ter aanduiding van het jaar, te weten de laatste twee cijfers van het jaar. |
Voorbeeld: 05-12-07 = 5 december 2007.
Na „TOT” wordt de datum van de laatste dag van het toegestane verblijf van de houder van het visum ingevuld. Deze datum wordt op dezelfde wijze vermeld als die waarmee de eerste dag van het verblijf wordt aangegeven. De visumhouder moet het grondgebied waarvoor het visum geldig is op deze dag vóór middernacht verlaten.
3. Rubriek „AANTAL BINNENKOMSTEN”
Deze rubriek vermeldt het aantal malen dat de houder van het visum het grondgebied waarvoor het geldig is, mag binnenkomen en verwijst dus naar het aantal verblijfsperioden die over de gehele geldigheidsduur mogen worden verspreid. Zie rubriek 4.
Het aantal binnenkomsten kan één, twee of meer bedragen. Dit aantal wordt op de rechterzijde van het voorbedrukte deel ingevuld, en wel respectievelijk met „01”, „02”, of, indien de visumhouder tot meer dan twee binnenkomsten gerechtigd is, met de afkorting „MULT”.
Wanneer een meervoudig luchthaventransitvisum wordt afgegeven overeenkomstig artikel 26, lid 3, wordt de geldigheid daarvan als volgt berekend: eerste datum van vertrek + 6 maanden.
Wanneer het aantal uitreizen van de visumhouder gelijk is aan het aantal toegestane binnenkomsten, verliest het visum zijn geldigheid, ook al is het aantal verblijfsdagen waarop het visum recht geeft, nog niet uitgeput.
4. Rubriek „DUUR VAN HET VERBLIJF … DAGEN”
Deze rubriek vermeldt het aantal dagen gedurende welke de visumhouder tot verblijf gerechtigd is op het grondgebied waarvoor het visum geldig is, hetzij gedurende een ononderbroken periode, hetzij, afhankelijk van het toegestane aantal dagen, gedurende verscheidene verblijfsperioden, tussen de onder rubriek 2 genoemde data, voor zover het aantal in rubriek 3 vermelde binnenkomsten niet wordt overschreden.
In de vrije ruimte tussen de woorden „DUUR VAN HET VERBLIJF” en het woord „DAGEN” wordt met twee cijfers, waarvan het eerste een nul is indien het aantal dagen uit één cijfer bestaat, het aantal verblijfsdagen ingevuld waarop het visum recht geeft.
In deze rubriek mag dit ten hoogste 90 dagen zijn.
Wanneer een visum meer dan zes maanden geldig is, is de duur van ieder verblijf 90 dagen binnen elke periode van zes maanden.
5. Rubriek „AFGEGEVEN TE … OP …”
Deze rubriek vermeldt de naam van de plaats waar de instantie van afgifte zich bevindt. De datum van afgifte wordt na „OP” ingevuld.
De datum van afgifte wordt op dezelfde wijze vermeld als de in rubriek 2 bedoelde data.
6. Rubriek „PASPOORTNUMMER”
Deze rubriek vermeldt het nummer van het reisdocument waarin de visumsticker wordt aangebracht.
Indien de persoon aan wie het visum wordt afgegeven, is bijgeschreven in het paspoort van de echtgeno(o)t(e), ouders of voogd, wordt het nummer van het reisdocument van die persoon vermeld.
Wanneer het reisdocument van de aanvrager niet wordt erkend door de lidstaat van afgifte, wordt het uniforme model voor het afzonderlijke blad voor het aanbrengen van visa gebruikt voor het aanbrengen van het visum.
Wanneer het visum op het afzonderlijke blad wordt aangebracht, wordt in deze rubriek niet het paspoortnummer vermeld maar hetzelfde zescijferige typografische nummer dat ook op het formulier is aangebracht.
7. Rubriek „TYPE VISUM”
Teneinde identificatie door de controleautoriteit te vergemakkelijken, wordt in de rubriek „TYPE VISUM” door middel van de letters A, C en D het type visum vermeld waarop de visumsticker betrekking heeft, waarbij die letters staan voor:
A |
: |
luchthaventransitvisum (omschreven in artikel 2, lid 2, onder b) van deze verordening |
C |
: |
visum (omschreven in artikel 2, lid 5, onder a) van deze verordening |
D |
: |
visum voor verblijf van lange duur |
8. Rubriek „NAAM EN VOORNAAM”
Het eerste woord van de rubriek „naam”, en vervolgens het eerste woord van de rubriek „voornaam”, zoals in het reisdocument van de visumhouder vermeld, worden hier in die volgorde ingevuld. De autoriteit van afgifte controleert of de naam en voornaam die in het reisdocument staan en die zowel in deze rubriek als in de machineleesbare zone moeten worden ingevuld, identiek zijn aan die in de visumaanvraag. Indien het aantal tekens van de naam en de voornaam groter is dan het aantal beschikbare vakken, worden de resterende tekens vervangen door een punt (.).
a) |
Verplichte, in de rubriek „OPMERKINGEN” op te nemen vermeldingen
|
b) |
Nationale gegevens in de zone „OPMERKINGEN” In deze zone worden in de taal van de lidstaat van afgifte ook de opmerkingen ingevuld die verband houden met nationale bepalingen. Dit mogen echter niet dezelfde opmerkingen zijn als de verplichte opmerkingen die zijn bedoeld in punt 1 van deze bijlage. |
c) |
Ruimte voor de foto De foto, in kleur, van de houder van het visum wordt aangebracht in de ruimte die daarvoor is gereserveerd. Met betrekking tot de op de visumsticker aan te brengen foto gelden de volgende voorschriften. Het hoofd, van kin tot kruin, beslaat tussen 70 en 80 % van de verticale afmeting van de foto. De minimumresolutie is:
|
10. Machineleesbare zone
Genoemde zone behelst twee regels met elk 36 karakters (OCR B — 10 karakters/inch).
Eerste regel: 36 karakters (verplicht)
Posities |
Aantal karakters |
Inhoud rubriek |
Specificaties |
1-2 |
2 |
Soort document |
Eerste karakter: V Tweede karakter: code van het type visum (A, C of D) |
3-5 |
3 |
staat van afgifte |
Alfabetische 3-karaktercode van de ICAO: BEL, CHE, CZE, DNK, DE<, EST, GRC, ESP, FRA, ITA, LVA, LTU, LUX, HUN, MLT, NLD, AUT, POL, PRT, SVN, SVK, FIN, SWE, ISL, NOR. |
6-36 |
31 |
Naam en voornaam |
De naam wordt van de voornamen gescheiden door 2 opvultekens (<<); onderdelen van namen dienen door één opvulteken (<) van elkaar te worden gescheiden; niet-gebruikte posities dienen van één opvulteken < te worden voorzien. |
Tweede regel: 36 karakters (verplicht)
Posities |
Aantal karakters |
Inhoud rubriek |
Specificaties |
|||||||||
1 |
9 |
Visumnummer |
Dit nummer staat rechtsbovenaan op de sticker gedrukt |
|||||||||
10 |
1 |
Controlekarakter |
Dit karakter wordt verkregen na een complexe berekening van de voorgaande zone volgens een door de ICAO gedefinieerd algoritme. |
|||||||||
11 |
3 |
Nationaliteit aanvrager |
Alfabetische 3-karaktercode van de ICAO |
|||||||||
14 |
6 |
Geboortedatum |
Structuur: JJMMDD, waarbij:
|
|||||||||
20 |
1 |
Controlekarakter |
Dit karakter wordt verkregen na een complexe berekening van de voorgaande zone volgens een door de ICAO gedefinieerd algoritme. |
|||||||||
21 |
1 |
Geslacht |
|
|||||||||
22 |
6 |
Einddatum geldigheid visum |
De volgorde is JJMMDD, zonder opvulteken |
|||||||||
28 |
1 |
Controlekarakter |
Dit karakter wordt verkregen na een complexe berekening van de voorgaande zone volgens een door de ICAO gedefinieerd algoritme. |
|||||||||
29 |
1 |
Territoriale geldigheid |
|
|||||||||
30 |
1 |
Aantal binnenkomsten |
1, 2, of M |
|||||||||
31 |
2 |
Verblijfsduur |
|
|||||||||
33 |
4 |
Ingangsdatum geldigheid |
MMDD zonder opvulteken. |
BIJLAGE VIII
AANBRENGEN VAN DE VISUMSTICKER
1. |
De visumsticker wordt aangebracht op de eerste bladzijde van het reisdocument waarop geen vermeldingen of stempels staan (buiten het stempel waaruit blijkt dat een aanvraag ontvankelijk is). |
2. |
De sticker wordt evenwijdig aan de rand van de pagina van het reisdocument aangebracht. De machineleesbare zone van de sticker wordt op de hoek van de bladzijde uitgelijnd. |
3. |
Het stempel van de instantie van afgifte wordt zodanig in de zone „OPMERKINGEN” aangebracht dat het voorbij de rand van de sticker doorloopt op de bladzijde van het reisdocument. |
4. |
Wanneer moet worden afgezien van invulling van de machineleesbare zone, mag het stempel in deze zone worden aangebracht om deze aldus onbruikbaar te maken. De afmetingen en de inhoud van het stempel worden vastgesteld in nationale voorschriften van de lidstaat. |
5. |
Ter voorkoming van hergebruik van een visumsticker die is aangebracht op het afzonderlijke blad voor het aanbrengen van een visum, wordt aan de rechterkant, half op de sticker en half op het afzonderlijke blad, het stempel van de instantie van afgifte aangebracht, zodanig dat het lezen van de rubrieken en opmerkingen niet wordt bemoeilijkt en de machineleesbare zone niet wordt bedrukt. |
6. |
De verlenging van het visum overeenkomstig artikel 33 gebeurt in de vorm van een sticker. Het stempel van de instantie van afgifte wordt op de visumsticker aangebracht. |
BIJLAGE IX
DEEL 1
Voorschriften voor visumafgifte aan de grens aan transiterende visumplichtige zeevarenden
Deze voorschriften betreffen de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met betrekking tot visumplichtige transiterende zeevarenden. Voor zover op basis van de uitgewisselde informatie wordt overgegaan tot afgifte van een visum aan de grens, berust de verantwoordelijkheid hiervoor bij de lidstaat van afgifte.
In het kader van deze regels wordt verstaan onder:
|
„Haven van een lidstaat”: een haven die een buitengrens van een lidstaat vormt; |
|
„Luchthaven van een lidstaat”: een luchthaven die een buitengrens van een lidstaat vormt. |
I. Aanmonsteren op een schip dat in een haven van een lidstaat ligt of verwacht wordt (binnenkomst op grondgebied van de lidstaten)
— |
De rederij of de scheepsagent brengt de bevoegde autoriteiten in de haven van de lidstaat waar het schip ligt of verwacht wordt, op de hoogte van de binnenkomst van visumplichtige zeevarenden via een luchthaven, land- of zeegrens van een lidstaat. De rederij of de scheepsagent ondertekent ten behoeve van deze zeevarenden een garantverklaring waarin staat dat alle kosten voor het verblijf en zo nodig hun repatriëring door de reder worden gedragen; |
— |
genoemde autoriteiten verifiëren zo spoedig mogelijk de juistheid van de door de rederij of de scheepsagent meegedeelde gegevens en gaan na of aan de overige inreisvoorwaarden voor het grondgebied van de lidstaten is voldaan. Ook wordt de reisroute op het grondgebied van de lidstaten geverifieerd, bijvoorbeeld aan de hand van (vlieg)tickets; |
— |
wanneer zeevarenden via de luchthaven van een lidstaat binnen moeten komen, brengen de bevoegde autoriteiten in de haven van de lidstaat door middel van een naar behoren ingevuld formulier voor transiterende visumplichtige zeevarenden (als weergegeven in deel 2 van deze bijlage) de bevoegde autoriteiten op de luchthaven van binnenkomst van de lidstaat per fax, e-mail of andere middelen op de hoogte van de resultaten van de verificatie en geven zij daarbij aan of op basis hiervan in principe tot afgifte van een visum aan de grens kan worden overgegaan. Wanneer zeevarenden via een land- of zeegrens binnen moeten komen, worden de bevoegde autoriteiten aan de grenspost waarlangs de betrokken zeevarende het grondgebied van de lidstaten binnenkomt, volgens dezelfde procedure op de hoogte gebracht; |
— |
indien de verificatie van de beschikbare gegevens tot een positief resultaat leidt dat in overeenstemming is met de verklaring of documenten van de zeevarende, kunnen de bevoegde autoriteiten op de luchthaven van binnenkomst of uitreis van de lidstaat aan de grens overgaan tot afgifte van een visum waarbij het toegestane verblijf overeenkomt met wat nodig is voor het doel van de doorreis. Voorts wordt in dergelijke gevallen het reisdocument van de zeevarende afgestempeld met een stempel van binnenkomst of uitreis van de lidstaat en aan de betrokken zeevarende overhandigd. |
II. Afmonsteren van een schip dat een haven van een lidstaat is binnengevaren (uitreis van het grondgebied van de lidstaten)
— |
De rederij of de scheepsagent brengt de bevoegde autoriteiten van de bedoelde haven van een lidstaat op de hoogte van de binnenkomst van visumplichtige zeevarenden die afmonsteren en via een luchthaven-, land- of zeegrens van een lidstaat het grondgebied van de lidstaten zullen verlaten. De rederij of de scheepsagent ondertekent ten behoeve van deze zeevarenden een garantverklaring waarin staat dat alle kosten voor het verblijf en zo nodig hun repatriëring door de reder worden gedragen; |
— |
de bevoegde autoriteiten verifiëren zo spoedig mogelijk de juistheid van de door de rederij of de scheepsagent meegedeelde gegevens en gaan na of aan de overige inreisvoorwaarden voor het grondgebied van de lidstaten is voldaan. Ook wordt de reisroute op het grondgebied van de lidstaten geverifieerd, bijvoorbeeld aan de hand van (vlieg)tickets; |
— |
indien de verificatie van de beschikbare gegevens tot een positief resultaat leidt, kunnen de bevoegde autoriteiten overgaan tot afgifte van een visum waarbij het toegestane verblijf overeenkomt met wat nodig is voor het doel van de doorreis. |
III. Overmonsteren van een schip dat een haven van een lidstaat is binnengevaren naar een ander schip
— |
De rederij of de scheepsagent brengt de bevoegde autoriteiten in de bedoelde haven van een lidstaat op de hoogte van de binnenkomst van visumplichtige zeevarenden die afmonsteren en via een andere haven van een lidstaat het grondgebied van de lidstaten zullen verlaten. De rederij of de scheepsagent ondertekent ten behoeve van deze zeevarenden een garantverklaring waarin staat dat alle kosten voor het verblijf en zo nodig hun repatriëring door de reder worden gedragen; |
— |
de bevoegde autoriteiten verifiëren zo spoedig mogelijk de juistheid van de door de rederij of de scheepsagent meegedeelde gegevens en gaan na of aan de overige inreisvoorwaarden voor het grondgebied van de lidstaten is voldaan. Ten behoeve van de verificatie wordt contact opgenomen met de bevoegde autoriteiten in de haven van een lidstaat van waaruit de zeevarenden het grondgebied van de lidstaten per schip zullen verlaten. Hierbij wordt gecontroleerd of het schip waarop aangemonsterd wordt daar ligt of verwacht wordt. Ook wordt de reisroute op het grondgebied van de lidstaten geverifieerd; |
— |
indien de verificatie van de beschikbare gegevens tot een positief resultaat leidt, kunnen de bevoegde autoriteiten overgaan tot afgifte van een visum waarbij het toegestane verblijf overeenkomt met wat nodig is voor het doel van de doorreis. |
DEEL 2
PUNTSGEWIJZE BESCHRIJVING VAN HET FORMULIER
Punten 1-4: de identiteit van de zeevarende
1 |
|
||
|
|||
|
|||
|
|||
2 |
|
||
|
|||
3 |
|
||
|
|||
|
|||
4 |
|
||
|
|||
|
Wat de punten 3 en 4 betreft: naargelang van de nationaliteit van de zeevarende en de lidstaat van binnenkomst, kan een reisdocument of een zeemansboekje voor identificatiedoeleinden worden gebruikt.
Punten 5-8: de scheepsagent en het betrokken schip
5 |
Naam van de scheepsagent (persoon of maatschappij die de reder ter plaatse vertegenwoordigt in alle aangelegenheden die te maken hebben met diens verantwoordelijkheid voor de uitrusting van het schip) onder 5A en telefoonnummer (en andere contactgegevens zoals fax, e-mailadres) onder 5B. |
||
6 |
|
||
|
|||
|
|||
7 |
|
||
|
|||
Punt A betreft de datum van aankomst van het schip in de haven waar de zeevarende zal aanmonsteren. |
|||
8 |
|
||
|
Wat de punten 7A en 8A betreft: informatie over de periode waarin de zeevarende mag reizen om aan te monsteren.
Opgemerkt dient te worden dat de gevolgde route in sterke mate beïnvloed kan worden door onverwachte verstoringen en externe factoren, waaronder storm, averij enz.
Punten 9-12: doel en bestemming van de reis van de zeevarende.
9 |
De „eindbestemming” is het eindpunt van de reis van de zeevarende. Dit kan de haven zijn waar hij aanmonstert of het land waarheen hij reist wanneer hij afmonstert. |
10 |
Reden van de aanvraag
|
11 |
Vervoermiddelen Opgave van de wijze waarop de transiterende visumplichtige zeevarende zich op het grondgebied van de lidstaten naar zijn eindbestemming zal begeven. In het formulier zijn drie mogelijkheden opgenomen:
|
12 |
Datum van aankomst (op het grondgebied van de lidstaten) Dit is vooral van toepassing op zeevarenden die in de eerste luchthaven/doorlaatpost van een lidstaat (dit hoeft uiteraard niet altijd een luchthaven te zijn) aan de buitengrens het grondgebied van de lidstaten willen binnenkomen. Datum van doorreis Dit is de datum waarop de zeevarende afmonstert in een haven op het grondgebied van de lidstaten en naar een andere haven gaat die eveneens op het gebied van de lidstaten is gelegen. Datum van vertrek Dit is de datum waarop de zeevarende afmonstert in een haven op het grondgebied van de lidstaten om op een ander schip aan te monsteren dat niet in een haven op het grondgebied van de lidstaten ligt, of de datum waarop de zeevarende afmonstert in een haven op het grondgebied van de lidstaten om zich naar zijn woonplaats (buiten het grondgebied van de lidstaten) te begeven. Daar drie vervoersmiddelen zijn opgenomen, moet daarover ook de beschikbare informatie worden verstrekt:
|
13 |
Door de scheepsagent of de reder ondertekende tenlasteneming voor verblijfs- en eventuele repatriëringskosten van de zeevarende. |
BIJLAGE X
LIJST VAN MINIMUMVOORSCHRIFTEN DIE MOETEN WORDEN OPGENOMEN IN HET RECHTSINSTRUMENT INDIEN MET EXTERNE DIENSTVERLENERS WORDT SAMENGEWERKT
A. |
Bij het verrichten van zijn activiteiten neemt de externe dienstverlener de volgende punten in acht met betrekking tot de gegevensbescherming:
|
B. |
Bij het verrichten van zijn activiteiten neemt de externe dienstverlener de volgende punten in acht met betrekking tot het gedrag van het personeel:
|
C. |
Bij de verificatie van de verrichting van de activiteiten neemt de externe dienstverlener de volgende punten in acht:
|
D. |
Met betrekking tot de algemene voorschriften neemt de externe dienstverlener de volgende punten in acht:
|
BIJLAGE XI
BIJZONDERE PROCEDURES EN VOORWAARDEN TER VEREENVOUDIGING VAN DE AFGIFTE VAN VISA AAN LEDEN VAN DE OLYMPISCHE FAMILIE DIE DEELNEMEN AAN DE OLYMPISCHE OF DE PARALYMPISCHE SPELEN
HOOFDSTUK I
Doel en definities
Artikel 1
Doel
Onderstaande bijzondere procedures en voorwaarden vergemakkelijken de aanvraag en de afgifte van visa aan leden van de Olympische familie voor de duur van de door een lidstaat georganiseerde Olympische en Paralympische Spelen.
Daarnaast zijn de relevante bepalingen van het Gemeenschapsacquis betreffende procedures voor de aanvraag en afgifte van het visum van toepassing.
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. |
„verantwoordelijke organisaties” voor maatregelen ter vereenvoudiging van de procedures voor aanvraag en afgifte van visa aan leden van de Olympische familie die deelnemen aan de Olympische en/of de Paralympische Spelen: de officiële organisaties, in de zin van het Olympisch handvest, die gerechtigd zijn lijsten van leden van de Olympische familie in te dienen bij het Organisatiecomité van de lidstaat die optreedt als gastland van de Olympische en Paralympische Spelen met het oog op de afgifte van accrediteringskaarten voor de Spelen; |
2. |
„lid van de Olympische familie”: eenieder die lid is van het Internationaal Olympisch Comité, het Internationaal Paralympisch Comité, internationale federaties, de nationale Olympische en paralympische comités, de organisatiecomités van de Olympische Spelen en de nationale bonden, waaronder atleten, scheidsrechters, coaches en overig sportkader, medisch personeel verbonden aan teams of individuele sporters en geaccrediteerde journalisten van media, directeuren, donoren, sponsoren of andere officiële gasten die het Olympisch handvest onderschrijven en optreden onder toezicht en gezag van het Internationaal Olympisch Comité, vermeld staan op de lijsten van de verantwoordelijke organisaties en door het Organisatiecomité van de lidstaat die optreedt als gastland van de Olympische en Paralympische Spelen zijn geaccrediteerd als deelnemer van de Olympische en Paralympische Spelen van [jaar]; |
3. |
„Olympische accreditatiekaarten”, afgegeven door het Organisatiecomité van de lidstaat die optreedt als gastland van de Olympische en Paralympische Spelen in overeenstemming met zijn nationale wetgeving: een van de twee beveiligde documenten, een voor de Olympische Spelen en een voor de Paralympische Spelen, beide voorzien van een foto van de houder, waarop de identiteit wordt vastgesteld van het lid van de Olympische familie en waarmee dit lid toegang wordt verleend tot de inrichtingen waar wedstrijden worden gehouden en tot andere evenementen van het programma gedurende de Spelen; |
4. |
„duur van de Olympische en Paralympische Spelen”: de periode tijdens welke de Olympische Spelen plaatsvinden en de periode tijdens welke de Paralympische Spelen plaatsvinden; |
5. |
„Organisatiecomité van de lidstaat die optreedt als gastland van de Olympische en Paralympische Spelen”: het comité dat door de lidstaat die als gastland optreedt overeenkomstig zijn nationale wetgeving is opgericht om de Olympische en Paralympische Spelen te organiseren en dat besluit over accreditering van leden van de Olympische familie die aan die Spelen deelnemen; |
6. |
„voor de afgifte van visa verantwoordelijke diensten”: de diensten die door de als gastland voor de Olympische en Paralympische Spelen optredende lidstaat zijn aangewezen voor het onderzoek van aanvragen en de afgifte van visa aan leden van de Olympische familie. |
HOOFDSTUK II
Afgifte van visa
Artikel 3
Voorwaarden
Een visum kan uitsluitend op grond van deze verordening worden afgegeven indien betrokkene:
a) |
is aangewezen door een van de verantwoordelijke organisaties en door het Organisatiecomité van de lidstaat die optreedt als gastland van de Olympische en Paralympische Spelen is geaccrediteerd als deelnemer aan de Olympische en/of de Paralympische Spelen; |
b) |
in het bezit is van een geldig reisdocument dat machtigt tot het overschrijden van de buitengrenzen, als bedoeld in artikel 5 van de Schengengrenscode; |
c) |
niet ter fine van weigering van toegang gesignaleerd staat; |
d) |
niet wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten. |
Artikel 4
Indienen van de aanvraag
1. Wanneer een verantwoordelijke organisatie een lijst opstelt van de personen die zijn geselecteerd om deel te nemen aan de Olympische en/of de Paralympische Spelen kan het, samen met de aanvraag voor afgifte van een Olympische accreditatiekaart voor de geselecteerde personen, een gezamenlijke visumaanvraag indienen voor deze geselecteerden, die in het bezit moeten zijn van een visum overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001 behalve wanneer deze personen in het bezit zijn van een door een lidstaat afgegeven verblijfstitel of een door het Verenigd Koninkrijk of Ierland afgegeven verblijfstitel overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (1).
2. Een gezamenlijke visumaanvraag voor de betrokkenen wordt op hetzelfde moment als de aanvragen voor afgifte van een Olympische accreditatiekaart toegezonden aan het Organisatiecomité van de lidstaat die optreedt als gastland van de Olympische en Paralympische Spelen overeenkomstig de door dat comité vastgestelde procedure.
3. Voor iedere deelnemer aan de Olympische en/of Paralympische Spelen moet een individuele visumaanvraag worden ingediend.
4. Het Organisatiecomité van de lidstaat die optreedt als gastland van de Olympische en Paralympische Spelen zendt gezamenlijke visumaanvragen zo snel mogelijk door naar de voor de afgifte van visa verantwoordelijke diensten, vergezeld van afschriften van aanvragen voor de afgifte van een Olympische accreditatiekaart aan de betrokkenen, voorzien van hun volledige naam, nationaliteit, geslacht, geboortedatum en -plaats en het nummer, type en de einddatum van de geldigheid van hun reisdocument.
Artikel 5
Onderzoek van de gezamenlijke visumaanvraag en type afgegeven visum
1. Het visum wordt afgegeven door de voor de afgifte van visa verantwoordelijke diensten nadat is onderzocht of wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.
2. Het afgegeven visum is een eenvormig visum voor meerdere binnenkomsten dat recht geeft op een verblijf van ten hoogste drie maanden gedurende de Olympische en/of Paralympische Spelen.
3. Indien het betrokken lid van de Olympische familie niet voldoet aan de in artikel 3, onder (c) of (d) omschreven voorwaarden, kunnen de voor de afgifte van visa verantwoordelijke diensten een visum met territoriaal beperkte geldigheid afgeven overeenkomstig artikel 25 van deze verordening.
Artikel 6
Vorm van het visum
1. Het visum heeft de vorm van twee getallen die op de Olympische accreditatiekaart worden aangebracht. Het eerste getal is het visumnummer. In het geval van een eenvormig visum wordt dat getal gevormd door zeven (7) tekens, bestaande uit zes (6) cijfers, voorafgegaan door de letter „C”. In het geval van een visum met territoriaal beperkte geldigheid wordt dat getal gevormd door acht (8) tekens, bestaande uit zes (6) cijfers, voorafgegaan door de letters „XX” (2). Het tweede getal is het nummer van het reisdocument van de betrokkene.
2. De voor de afgifte van visa verantwoordelijke diensten zenden de visumnummers toe aan het Organisatiecomité van de lidstaat die optreedt als gastland van de Olympische en Paralympische Spelen ten behoeve van de afgifte van Olympische accreditatiekaarten.
Artikel 7
Ontheffing van visumleges
Voor het onderzoek van visumaanvragen en de afgifte van visa worden door de voor de afgifte van visa verantwoordelijke diensten geen visumleges in rekening gebracht.
HOOFDSTUK III
Algemene en slotbepalingen
Artikel 8
Annulering van een visum
Wanneer de lijst van personen die worden opgegeven als deelnemers aan de Olympische en/of Paralympische Spelen voor aanvang van de Spelen wordt gewijzigd, stellen de verantwoordelijke organisaties het organisatiecomité van de lidstaat die optreedt als gastland van de Olympische en Paralympische Spelen daarvan onverwijld in kennis, zodat de Olympische accreditatiekaarten van de van de lijst verwijderde personen kunnen worden ingetrokken. Het organisatiecomité stelt de voor de afgifte van visa verantwoordelijke diensten hiervan in kennis en deelt hun de desbetreffende visumnummers mee.
De voor de afgifte van visa verantwoordelijke diensten annuleren de visa van de betrokkenen. Zij geven hiervan onverwijld kennis aan de met de grenscontroles belaste autoriteiten, die deze informatie op hun beurt onverwijld doorzenden aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten.
Artikel 9
Controles aan de buitengrenzen
1. De inreiscontroles waaraan leden van de Olympische familie worden onderworpen aan wie visa zijn afgegeven overeenkomstig de bepalingen van deze verordening worden, wanneer deze leden de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden, beperkt tot een controle van de naleving van de voorwaarden van artikel 3.
2. Voor de duur van de Olympische en/of Paralympische Spelen:
a) |
worden in- en uitreisstempels aangebracht op de eerste blanco bladzijde van het reisdocument van de leden van de Olympische familie ten aanzien van wie dergelijke stempels moeten worden aangebracht op grond van artikel 1, lid 10, van de Schengengrenscode. Bij de eerste binnenkomst wordt op dezelfde bladzijde het visumnummer aangebracht; |
b) |
wordt geacht aan de inreisvoorwaarden als omschreven in artikel 5, lid 1, onder c), van de Schengengrenscode te zijn voldaan wanneer een lid van de Olympische familie naar behoren is geaccrediteerd. |
3. Lid 2 is van toepassing op leden van de Olympische familie die onderdanen van derde landen zijn, ongeacht of zij visumplichtig zijn krachtens Verordening (EG) nr. 539/2001.
(1) PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.
(2) Verwijzing naar de ISO-code van de organiserende lidstaat.
BIJLAGE XII
JAARLIJKSE STATISTIEKEN OVER EENVORMIGE VISA, VISA MET TERRITORIAAL BEPERKTE GELDIGHEID EN LUCHTHAVENTRANSITVISA
Gegevens die binnen de in artikel 40 bis gestelde termijn aan de Commissie moeten worden ingediend voor iedere plaats waar afzonderlijke lidstaten visa afgeven:
— |
Totaal aantal aangevraagde A-visa (met inbegrip van meervoudige A-visa), |
— |
Totaal aantal afgegeven A-visa (met inbegrip van meervoudige A-visa), |
— |
Totaal aantal afgegeven meervoudige A-visa, |
— |
Totaal aantal niet afgegeven A-visa (met inbegrip van meervoudige A-visa), |
— |
Totaal aantal aangevraagde C-visa (met inbegrip van meervoudige C-visa), |
— |
Totaal aantal afgegeven C-visa (met inbegrip van meervoudige C-visa), |
— |
Totaal aantal afgegeven meervoudige C-visa, |
— |
Totaal aantal niet afgegeven C-visa (met inbegrip van meervoudige C-visa), |
— |
Totaal aantal afgegeven visa met territoriaal beperkte geldigheid. |
Algemene regels voor het indienen van gegevens:
— |
De gegevens voor het gehele voorafgaande jaar worden in één bestand gezet, |
— |
De gegevens worden verstrekt met gebruikmaking van het gemeenschappelijk (door de Commissie geleverde) model, |
— |
De gegevens zijn beschikbaar voor de afzonderlijke plaatsen waar de betrokken lidstaat visa afgeeft en worden per derde land bij elkaar gevoegd, |
— |
„Niet afgegeven” betreft gegevens over geweigerde visumaanvragen en aanvragen waarvan het onderzoek is afgebroken (overeenkomstig artikel 8, lid 2). |
Indien gegevens beschikbaar noch van belang zijn voor een specifieke categorie en een derde land, laten de lidstaten het vak open (en vullen zij het niet aan met „0” (nul), nvt (niet van toepassing) of een andere vermelding).
BIJLAGE XIII
CONCORDANTIETABEL
Bepaling in deze verordening |
Vervangen bepaling van de Overeenkomst van Schengen (OS), de Gemeenschappelijke Visuminstructies (CCI) of van het Uitvoerend Comité van Schengen (SCH/Com-ex) |
TITEL I |
|
ALGEMENE BEPALINGEN |
|
Artikel 1 Doelstelling en werkingssfeer |
CCI, deel I, 1. Werkingssfeer (OS, artikelen 9 en 10) |
Artikel 2 Definities 1 t/m 4 |
CCI, deel I, 2. Visa: begripsomschrijving en soorten CCI, deel IV „Rechtsgrondslag” OS, artikel 11, lid 2, artikel 14, lid 1, artikelen 15 en 16 |
TITEL II |
|
LUCHTHAVENTRANSITVISUM |
|
Artikel 3 Onderdanen van derde landen die in het bezit moeten zijn van een transitvisum voor luchthavens |
Gemeenschappelijk Optreden 96/197/JBZ, CCI, deel I, 2.1.1 |
TITEL III |
|
PROCEDURES EN VOORWAARDEN VOOR DE AFGIFTE VAN VISA |
|
HOOFDSTUK I |
|
Bij de aanvraagprocedures betrokken autoriteiten |
|
Artikel 4 Autoriteiten die bij de visumaanvraagprocedures kunnen worden betrokken |
CCI, deel II, 4, OS, artikel 12, lid 1, Verordening (EG) nr. 415/2003 |
Artikel 5 Voor het onderzoeken van en het nemen van een beslissing over aanvragen bevoegde lidstaat |
CCI, deel II, 1.1, a) en b), OS, artikel 12, lid 2 |
Artikel 6 Consulaire territoriale bevoegdheid |
CCI, deel II, 1.1 en 3 |
Artikel 7 Bevoegdheid tot afgifte van visa aan onderdanen van derde landen die zich legaal op het grondgebied van een lidstaat bevinden |
— |
Artikel 8 Vertegenwoordigingsregelingen |
CCI, deel II, 1.2 |
HOOFDSTUK II |
|
Aanvraag |
|
Artikel 9 Praktische voorschriften voor het indienen van een aanvraag |
CCI, bijlage 13, noot (artikel 10, lid 1) |
Artikel 10 Algemene voorschriften voor het indienen van een aanvraag |
— |
Artikel 11 Aanvraagformulier |
CCI, deel III, 1.1 |
Artikel 12 Reisdocument |
CCI, deel III, 2, a) OS, artikel 13, leden 1 en 2 |
Artikel 13 Biometrische kenmerken |
CCI, deel III, 1.2, a) en b) |
Artikel 14 Bewijsstukken |
CCI, deel III, 2, b) en deel V, 1.4, Com-ex (98) 57 |
Artikel 15 Medische reisverzekering |
CCI, deel V, 1.4 |
Artikel 16 Visumleges |
CCI deel VII, 4 en bijlage 12 |
Artikel 17 Dienstverleningskosten |
CCI, deel VII, 1.7 |
HOOFDSTUK III |
|
Onderzoeken van en nemen van beslissingen over aanvragen |
|
Artikel 18 Vaststelling van de bevoegdheid van het consulaat |
— |
Artikel 19 Ontvankelijkheid |
— |
Artikel 20 Stempel waaruit blijkt dat een aanvraag ontvankelijk is |
CCI, deel VII, 2 |
Artikel 21 Controle van de voorwaarden voor binnenkomst en risicobeoordeling |
CCI, deel III, 4 en deel V, 1 |
Artikel 22 Voorafgaande raadpleging van de centrale autoriteiten van andere lidstaten |
CCI, deel II, 2.3 en deel V, 2.3, a) t/m d) |
Artikel 23 Beslissing over de aanvraag |
CCI, deel V, 2.1 (tweede streepje), en 2.2 |
HOOFDSTUK IV |
|
Visumafgifte |
|
Artikel 24 Afgifte van een eenvormig visum |
CCI, deel V, 2.1 |
Artikel 25 Afgifte van een visum met territoriaal beperkte geldigheid |
CCI, deel V, 3, bijlage 14, OS, artikel 11, lid 2, artikel 14, lid 1, en artikel 16 |
Artikel 26 Afgifte van een luchthaventransitvisum |
CCI, deel I, 2.1.1 — Gemeenschappelijk Optreden 96/197/JBZ. |
Artikel 27 Invullen van de visumsticker |
CCI, deel VI, 1, 2, 3 en 4 |
Artikel 28 Ongeldig maken van ingevulde visumstickers |
CCI, deel VI, 5.2 |
Artikel 29 Aanbrengen van de visumstickers |
CCI, deel VI, 5.3 |
Artikel 30 Aan een afgegeven visum verbonden rechten |
CCI, deel I, 2.1, laatste zin |
Artikel 31 Informatie aan de centrale autoriteiten van andere lidstaten |
— |
Artikel 32 Weigering van een visum |
— |
HOOFDSTUK V |
|
Wijziging van een afgegeven visum |
|
Artikel 33 Verlenging |
Com-ex (93) 21 |
Artikel 34 Nietigverklaring |
Com-ex (93) 24 en CCI, bijlage 14 |
HOOFDSTUK VI |
|
Aan de buitengrenzen afgegeven visa |
|
Artikel 35 Aan de buitengrenzen aangevraagde visa |
Verordening (EG) nr. 415/2003 |
Artikel 36 Afgifte aan de buitengrenzen van visa aan transiterende zeevarenden |
|
TITEL IV |
|
ADMINISTRATIEF BEHEER EN ORGANISATIE |
|
Artikel 37 Organisatie van de visumafdelingen |
CCI, deel VII, 1, 2 en 3 |
Artikel 38 Middelen voor de behandeling van aanvragen en het toezicht op consulaten |
— |
|
CCI, deel VII, 1A |
Artikel 39 Gedrag van het personeel |
CCI, deel III, 5 |
Artikel 40 Vormen van samenwerking |
CCI, deel VII, 1AA |
Artikel 41 Samenwerking tussen de lidstaten |
|
Artikel 42 Beroep op honorair consuls |
CCI, deel VII, AB |
Artikel 43 Samenwerking met externe dienstverleners |
CCI, deel VII, 1B |
Artikel 44 Versleuteling en beveiligde overdracht van gegevens |
CCI, deel II, 1.2, deel VII, 1.6, zesde tot en met negende alinea |
Artikel 45 Samenwerking van de lidstaten met commerciële bemiddelaars |
CCI, deel VIII, 5.2 |
Artikel 46 Opstelling van statistieken |
SCH/Com-ex (94) 25 en (98) 12 |
Artikel 47 Publieksvoorlichting |
— |
TITEL V |
|
PLAATSELIJKE SCHENGENSAMENWERKING |
|
Artikel 48 Plaatselijke Schengensamenwerking tussen de consulaten van de lidstaten |
CCI, deel VIII, 1, 3 en 4 |
TITEL VI |
|
SLOTBEPALINGEN |
|
Artikel 49 Bepalingen betreffende de Olympische en Paralympische Spelen |
— |
Artikel 50 Wijzigingen in de bijlagen |
— |
Artikel 51 Aanwijzingen voor de praktische toepassing van de visumcode |
— |
Artikel 52 Comité procedure |
— |
Artikel 53 Kennisgeving |
— |
Artikel 54 Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 767/2008 |
— |
Artikel 55 Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 562/2006 |
— |
Artikel 56 Intrekkingen |
— |
Artikel 57 Monitoring en evaluatie |
— |
Artikel 58 Inwerkingtreding |
— |
BIJLAGEN
Bijlage I Geharmoniseerd aanvraagformulier |
CCI, bijlage 16 |
Bijlage II Niet-limitatieve lijst van bewijsstukken |
Gedeeltelijk CCI, deel V, 1.4 |
Bijlage III Uniform model en gebruik van het stempel waaruit blijkt dat een visumaanvraag ontvankelijk is |
CCI, deel VIII, 2 |
Bijlage IV Gemeenschappelijke lijst van derde landen uit bijlage I van Verordening (EG) nr. 539/2001 waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij zich in de internationale transitzone van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten bevinden |
CCI, bijlage 3, deel I |
Bijlage V Lijst van verblijfstitels die de houder machtigen tot doorreis via de luchthavens van lidstaten zonder dat een luchthaventransitvisum vereist is |
CCI, bijlage 3, deel III |
Bijlage VI Standaardformulier voor kennisgeving en motivering van het weigeren, nietig verklaren of intrekken van een visum |
— |
Bijlage VII Invullen van de visumsticker |
CCI, deel VI, t/m bijlage 10 |
Bijlage VIII Aanbrengen van de visumsticker |
CCI, deel VI, 5.3 |
Bijlage IX Voorschriften voor visumafgifte aan de grens aan transiterende visumplichtige zeevarenden |
Verordening (EG) nr. 415/2003, bijlagen I en II |
Bijlage X Lijst van minimumvoorschriften die moeten worden opgenomen in het rechtsinstrument indien met externe dienstverleners wordt samengewerkt |
— |
Bijlage XI Bijzondere procedures en voorwaarden ter vereenvoudiging van de afgifte van visa aan leden van de Olympische familie die deelnemen aan de Olympische of de Paralympische Spelen |
— |
Bijlage XII Jaarlijkse statistieken over eenvormige visa, visa met territoriaal beperkte geldigheid en luchthaventransitvisa |
— |