EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0670

Verordening (EG) nr. 670/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft openbare interventie via openbare inschrijving voor de aankoop van durumtarwe of padie, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 428/2008 en (EG) nr. 687/2008

OJ L 194, 25.7.2009, p. 22–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2010

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/670/oj

25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/22


VERORDENING (EG) Nr. 670/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2009

tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft openbare interventie via openbare inschrijving voor de aankoop van durumtarwe of padie, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 428/2008 en (EG) nr. 687/2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder a, c) en k), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 13, lid 3, en artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 72/2009 van de Raad (2), kan de Commissie met ingang van 1 juli 2009 voor durumtarwe en met ingang van 1 september 2009 voor padie besluiten tot openbare interventie indien de marktsituatie en met name de ontwikkeling van de marktprijzen dat vereisen. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (3) moet worden vastgesteld onder welke voorwaarden deze eventueel door de Commissie noodzakelijk geachte openbare interventies kunnen plaatsvinden en welke autoriteiten in de lidstaat ter zake bevoegd zijn, waarbij moet worden gepreciseerd dat deze autoriteiten met het oog op de toepassing van de onderhavige verordening interveniëren als „interventiebureaus”, ook wanneer de betaalorganen rechtstreeks handelen.

(2)

Voor een zo eenvoudig en efficiënt mogelijke werking van de openbare-interventieregeling moet worden bepaald welke regels gelden voor de erkenning van de interventiecentra door de interventiebureaus van de lidstaten, en moeten de bepalingen inzake deze erkenning worden vastgesteld. Hiertoe moeten de voorwaarden voor de erkenning van de opslagruimten van een interventiecentrum worden gespecificeerd.

(3)

De voorwaarden voor het ontvankelijk verklaren van de bij de interventiebureaus ingediende aanbiedingen voor durumtarwe en padie en de voorwaarden voor de overname van deze producten door die bureaus moeten in de hele Gemeenschap zo uniform mogelijk zijn. Om een gelijke behandeling van alle marktdeelnemers te waarborgen, moet bijgevolg worden bepaald welke procedures gelden voor de aankopen, en met name de ontvankelijkheid van de aanbiedingen, de overnames en de desbetreffende controles.

(4)

Wanneer de marktdeelnemer zijn producten tegen lagere kosten kan leveren in opslagruimten van een erkend interventiecentrum die zijn gelegen in een andere lidstaat dan die waar hij zijn hoofdactiviteit uitoefent, dient de marktdeelnemer de kans te krijgen zijn aanbieding in die andere lidstaat in te dienen. Om extra administratieve beslommeringen voor deze marktdeelnemer te voorkomen, dient hij toestemming te krijgen om de formaliteiten aangaande de aanbieding met het bijbehorende btw-inschrijvingsnummer te vervullen in de lidstaat waar hij zijn hoofdactiviteit uitoefent en om ter ondersteuning van zijn aanbieding een in die lidstaat verkregen borg te stellen.

(5)

Met het oog op een vereenvoudigd en adequaat beheer van de interventie dient te worden bepaald dat een aangeboden partij homogeen moet zijn en, wanneer het rijst betreft, moet bestaan uit rijst van één ras. Tevens dient te worden vastgesteld onder welke drempelhoeveelheid het interventiebureau de aanbieding niet hoeft te aanvaarden, waarbij evenwel in aanmerking moet worden genomen dat een grotere minimumhoeveelheid in ton noodzakelijk kan blijken om rekening te houden met de in een lidstaat geldende groothandelsvoorwaarden en -gebruiken of milieuvoorschriften. Om de marktdeelnemers te voorzien van de gegevens inzake de geldende minimumhoeveelheden, moet worden bepaald dat de interventiebureaus deze minimumhoeveelheden in elk door hen gepubliceerd inschrijvingsbericht moeten bekendmaken en deze zo nodig vaststellen op een hoger niveau dan in de onderhavige verordening is vastgesteld.

(6)

Durumtarwe of padie die vanwege de kwaliteit niet meer kan worden gebruikt en niet behoorlijk kan worden opgeslagen, mag niet voor interventie worden aanvaard. Hiertoe moeten de methoden voor het bepalen van de kwaliteit van de durumtarwe en de padie worden vastgesteld.

(7)

Durumtarwe is een graansoort waarvoor minimumkwaliteitscriteria voor menselijke consumptie zijn vastgesteld en die moet voldoen aan de gezondheidsnormen zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (4). Bepaald dient te worden dat de bovenbedoelde normen van toepassing zijn wanneer het betrokken product in het kader van de onderhavige interventieregeling wordt overgenomen.

(8)

De betaalorganen of interventiebureaus kunnen de risico’s in verband met overschrijding van de toegestane maximumwaarden voor verontreinigingen bepalen aan de hand van de door de aanbieders verstrekte gegevens en hun eigen analysecriteria. Om de kosten te beperken is het derhalve gerechtvaardigd te bepalen dat vóór de overname van de producten analyses onder verantwoordelijkheid van de betaalorganen of interventiebureaus slechts hoeven te worden verricht op basis van een risicoanalyse die het mogelijk maakt de kwaliteit van de producten bij het onder de interventieregeling brengen ervan te garanderen. Een lidstaat die bij de aankoop van het product in het kader van de op grond van de onderhavige regelgeving vereiste risicoanalyse een niet-adequaat besluit heeft genomen, dient derhalve zelf aansprakelijk te zijn mocht later blijken dat het product niet aan de minimumnormen voldoet. Met een dergelijk besluit kan immers de kwaliteit van het product niet worden gewaarborgd, en de goede bewaring ervan dus evenmin. Daarom dient te worden gepreciseerd onder welke voorwaarden de lidstaat in een dergelijk geval aansprakelijk moet worden gesteld.

(9)

Bij de vaststelling van de minimumkwaliteit van padie moet met name rekening worden gehouden met de klimaatomstandigheden in de productiegebieden van de Gemeenschap.

(10)

Er moet nauwkeurig worden aangegeven welke controles moeten worden verricht om na te gaan of de aangeboden producten zich daadwerkelijk in de door de aanbieder aangewezen opslagruimten bevinden en of de voorschriften betreffende het gewicht en de kwaliteit van de aangeboden producten in acht zijn genomen. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de aanvaarding van het aangeboden product na controle van de hoeveelheid en van de inachtneming van de voorschriften betreffende de minimumkwaliteit en anderzijds de vaststelling van de aan de aanbieder te betalen prijs na uitvoering van de nodige analyses om de precieze kenmerken van elke partij op basis van representatieve monsters te bepalen.

(11)

Om een efficiënt beheer van deze interventiemaatregel mogelijk te maken, moet worden bepaald dat de aanbiedingen voor durumtarwe of padie definitief zijn. Deze mogen dus niet worden gewijzigd of ingetrokken en bovendien moet bij de indiening van de aanbiedingen een zekerheid worden gesteld en dienen de voorwaarden voor het vrijgeven van deze zekerheid en het eventuele vervallen ervan aan de begroting van de Europese Unie bij niet-naleving van bepaalde voorwaarden inzake de ontvankelijkheid van de aanbiedingen, te worden gespecificeerd.

(12)

Krachtens artikel 18, lid 2 en lid 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de interventieprijs voor durumtarwe door de Commissie vastgesteld in het kader van openbare inschrijvingen, los van prijsstijgingen of -dalingen om reden van kwaliteit. Deze prijsschommelingen dienen te worden gepreciseerd aan de hand van de voornaamste kwaliteitscriteria voor durumtarwe.

(13)

Krachtens artikel 18, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de interventieprijs vastgesteld voor padie van een bepaalde standaardkwaliteit die is gedefinieerd in bijlage IV, punt A, van die verordening, en wordt de interventieprijs aan de hand van prijsverhogingen of -verlagingen aangepast indien de kwaliteit van de voor interventie aangeboden padie afwijkt van deze standaardkwaliteit. Dankzij de toepassing van prijsverhogingen en -verlagingen kan bij interventie rekening worden gehouden met de op de markt voor padie geconstateerde prijsverschillen op grond van verschillen in kwaliteit. Hiertoe moeten, met het oog op een objectieve beoordeling van de kwaliteit, de voornaamste kenmerken van padie in aanmerking worden genomen. Aan deze eis wordt voldoende tegemoetgekomen door met eenvoudige en doeltreffende methoden het vochtgehalte, het rendement bij de bewerking en de onvolkomenheden van de korrels te bepalen.

(14)

In het belang van de harmonisatie moeten de controles van de interventievoorraden worden verricht overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 884/2006.

(15)

Voor een doeltreffend beheer van het systeem dient te worden bepaald dat de door de Commissie verlangde gegevens langs elektronische weg moeten worden toegezonden aan de hand van methoden die de Commissie ter beschikking van de lidstaten stelt.

(16)

De bepalingen die bij de onderhavige verordening worden vastgesteld met betrekking tot de sector rijst, vervangen de geldende bepalingen van Verordening (EG) nr. 489/2005 van de Commissie van 29 maart 2005 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad met betrekking tot de vaststelling van de interventiecentra en de overname van padie door de interventiebureaus (5). Met het oog op de harmonisatie van de voorschriften voor rijst en durumtarwe is het echter dienstig sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 489/2005 niet over te nemen.

(17)

De bepalingen die bij de onderhavige verordening worden vastgesteld met betrekking tot durumtarwe, vervangen de geldende bepalingen van Verordening (EG) nr. 428/2008 van de Commissie van 8 mei 2008 houdende aanwijzing van de interventiecentra voor granen (6). Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de bepalingen van die verordening met ingang van 1 juli 2009 niet meer van toepassing zijn op durumtarwe.

(18)

De bepalingen die bij de onderhavige verordening worden vastgesteld met betrekking tot durumtarwe, vervangen de geldende bepalingen van Verordening (EG) nr. 687/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot vaststelling van de procedures voor de overneming van granen door de betaalorganen of interventiebureaus, en tot vaststelling van de analysemethodes voor de bepaling van de kwaliteit (7). Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de bepalingen van die verordening met ingang van 1 juli 2009 niet meer van toepassing zijn op durumtarwe.

(19)

Bijgevolg moeten de Verordeningen (EG) nr. 428/2008 en (EG) nr. 687/2008 overeenkomstig worden gewijzigd en dient Verordening (EG) nr. 489/2005 te worden ingetrokken.

(20)

Krachtens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 72/2009 zijn de nieuwe bepalingen inzake openbare interventie die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, van toepassing met ingang van 1 juli 2009 voor durumtarwe, en met ingang van 1 september 2009 voor de sector rijst. Bijgevolg moeten de bepalingen tot uitvoering van die bepalingen met ingang van dezelfde data van toepassing zijn.

(21)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR DE ERKENNING VAN DE INTERVENTIECENTRA, DE AANKOPEN EN DE AANBIEDINGEN

DEEL 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied en definities

1.   Bij de onderhavige verordening worden voor de sectoren durumtarwe en padie de toepassingsbepalingen vastgesteld met betrekking tot de in artikel 13, lid 3, en artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde openbare-interventieaankopen.

2.   De in lid 1 bedoelde aankopen worden overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 884/2006 gedaan door de betaalorganen of de daartoe door de betaalorganen gemachtigde bureaus, hierna „interventiebureaus” genoemd.

Artikel 2

Aanwijzing en erkenning van de interventiecentra

1.   De krachtens artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 door de Commissie aan te wijzen interventiecentra worden vooraf door de interventiebureaus erkend overeenkomstig de bepalingen van de onderhavige verordening en de voorschriften van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 884/2006, met name op het gebied van verantwoordelijkheid en controles.

2.   Met het oog op de erkenning van een interventiecentrum vergewissen de interventiebureaus zich ervan dat de opslagruimten van dat centrum ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

de opslagcapaciteit van alle opslagruimten van het centrum samen bedraagt ten minste 20 000 t voor durumtarwe of 10 000 t voor rijst;

b)

de minimale uitslagcapaciteit per opslagruimte moet voldoende zijn om per werkdag ten minste 5 % van de opgeslagen hoeveelheid af te zetten, wat overeenkomt met 1 000 t voor durumtarwe en 500 t voor rijst.

3.   De gegevens over de lijst van de krachtens artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 door de Commissie aangewezen interventiecentra en de betrokken opslagruimten worden overeenkomstig de artikelen 23 en 24 van de onderhavige verordening gewijzigd en ter beschikking van de lidstaten en het publiek gesteld.

DEEL 2

PROCEDURE VOOR DE AANKOOP VAN DURUMTARWE OF PADIE VIA OPENBARE INSCHRIJVING

Artikel 3

Aankopen

1.   De interventiebureaus gaan via een inschrijvingsbericht over tot de aankoop van durumtarwe of padie nadat de overeenkomstige inschrijving is geopend op grond van een verordening die de Commissie overeenkomstig de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure heeft vastgesteld, hierna „verordening tot opening van de inschrijvingsprocedure” genoemd.

2.   In de verordening tot opening van de inschrijvingsprocedure worden met name de volgende gegevens vermeld:

a)

de omschrijving en de GN-code van het product;

b)

de inschrijvingsdata;

c)

de uiterste datum en het uiterste tijdstip voor indiening van de aanbiedingen;

d)

de datum van sluiting van de inschrijving;

e)

de betrokken lidst(a)at(en) of regio(’s) in geval van toepassing van artikel 18, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

3.   Met betrekking tot padie kan de inschrijving worden beperkt tot een of meer soorten rijst als gedefinieerd in bijlage III, deel I I.2 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 („rondkorrelige rijst”, „halflangkorrelige rijst”, „langkorrelige rijst A” of „langkorrelige rijst B”).

4.   Tussen de datum van de inwerkingtreding van de verordening tot opening van de inschrijvingsprocedure en de laatste dag van de eerste periode voor indiening van de aanbiedingen moeten ten minste zes dagen verlopen.

5.   In de door het interventiebureau bekendgemaakte inschrijvingsbericht moeten ten minste de minimumhoeveelheden waarop de aanbiedingen betrekking moeten hebben, worden vermeld. Deze hoeveelheden worden vastgesteld op 10 t voor durumtarwe en op 20 t voor rijst.

Indien de toepassing van grotere dan in de eerste alinea vastgestelde minimumhoeveelheden gerechtvaardigd is op grond van de in een lidstaat geldende groothandelsvoorwaarden en -gebruiken of milieuvoorschriften, moeten die hogere hoeveelheden door het bevoegde interventiebureau in het inschrijvingsbericht worden vastgesteld.

6.   De uit de inschrijvingsprocedure voortvloeiende rechten mogen niet worden overgedragen.

Artikel 4

Voorwaarden voor de indiening en de ontvankelijkheid van de aanbiedingen

1.   De in artikel 3 bedoelde aankopen worden gedaan op basis van aanbiedingen die de marktdeelnemers bij de interventiebureaus van de lidstaten indienen aan de hand van een schriftelijk of elektronisch bod waarvan de ontvangst wordt bevestigd.

2.   Om door het interventiebureau als ontvankelijk te worden beschouwd, moet de aanbieding de volgende elementen bevatten:

a)

een formulier dat door de lidstaten ter beschikking van het interventiebureau wordt gesteld volgens het geharmoniseerde modelformulier dat de Commissie overeenkomstig artikel 24 vaststelt en waarin ten minste de volgende gegevens worden vermeld:

i)

de naam van de aanbieder, zijn adres en zijn btw-inschrijvingsnummer in de lidstaat waar hij zijn hoofdactiviteit uitoefent, of, bij gebrek daaraan, zijn nummer in het landbouwregister;

ii)

het aangeboden product, met vermelding, voor rijst, van de soort en het ras;

iii)

de plaats waar het product bij indiening van de aanbieding is opgeslagen;

iv)

de bij het interventiecentrum horende opslagruimten waarop de aanbieding tegen de laagste kosten betrekking heeft;

v)

de aangeboden hoeveelheid, het jaar waarin het aangeboden product is geoogst, de vermelding van de communautaire oorsprong van het product en het productiegebied in de Gemeenschap;

vi)

de in euro met maximaal twee decimalen uitgedrukte voorgestelde prijs per ton voor een product dat overeenstemt met de minimumkwaliteit voor durumtarwe of met de standaardkwaliteit voor rijst, en dat naar de opslagruimten van het aangewezen interventiecentrum is gebracht en niet is gelost. Deze prijs mag niet hoger zijn dan de in artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde referentieprijs voor durumtarwe of dan de in artikel 8, onder b), van die verordening bedoelde referentieprijs voor padie;

vii)

met betrekking tot rijst, de na de oogst toegepaste fytosanitaire behandelingen, met opgave van de gebruikte dosering;

viii)

de voornaamste kenmerken van het aangeboden product;

b)

de volgende bijgevoegde documenten:

i)

een bewijs dat de aanbieder een zekerheid van 30 EUR per ton durumtarwe of van 50 EUR per ton padie heeft gesteld vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van de aanbiedingen; deze zekerheid kan worden gesteld in de lidstaat waar de aanbieder zijn hoofdactiviteit uitoefent wanneer deze zijn aanbieding in een andere lidstaat indient;

ii)

een verklaring van de aanbieder waarin hij bevestigt dat de aangeboden hoeveelheden daadwerkelijk aanwezig zijn in de onder a) iii), van dit lid bedoelde opslagruimte;

iii)

een verklaring van de aanbieder waarin hij bevestigt dat de aanbieding betrekking heeft op een homogene partij, dat, met betrekking tot rijst, de partij bestaat uit padie van één ras en dat de minimumhoeveelheden overeenstemmen met de hoeveelheden die het interventiebureau in het inschrijvingsbericht heeft vastgesteld.

3.   Het interventiebureau registreert de ontvankelijke aanbiedingen, de data waarop deze zijn ontvangen en de betrokken hoeveelheden.

4.   De aanbiedingen zijn definitief.

Artikel 5

Controle van de aanbiedingen door het interventiebureau

1.   De interventiebureaus verifiëren de ontvankelijkheid van de aanbiedingen aan de hand van de krachtens artikel 4, lid 2, vereiste elementen.

Indien de aanbieding niet ontvankelijk is, wordt de betrokken marktdeelnemer daarvan onverwijld door het interventiebureau in kennis gesteld.

2.   De controle van de conformiteit van de in artikel 4, lid 2, onder b) ii) en iii), bedoelde documenten mag worden uitgevoerd nadat het interventiebureau de ontvankelijkheid van de aanbieding heeft vastgesteld, eventueel met hulp, overeenkomstig artikel 22, lid 3, van het interventiebureau dat bevoegd is voor de door de aanbieder aangewezen opslagruimte.

Wanneer niet alle in de eerste alinea bedoelde documenten in orde zijn, wordt de aanbieding geannuleerd en is artikel 9, lid 2, van toepassing.

Artikel 6

Mededeling van de aanbiedingen aan de Commissie

1.   Uiterlijk om 14.00 uur (Belgische tijd) op de dag na de uiterste datum voor indiening van de aanbiedingen deelt het interventiebureau de ontvankelijke aanbiedingen overeenkomstig artikel 24 mee aan de Commissie. De identiteit van de aanbieders wordt niet bekendgemaakt.

Als geen ontvankelijke aanbiedingen zijn ingediend, meldt de betrokken lidstaat dat binnen dezelfde termijn aan de Commissie.

2.   De ontvankelijke aanbiedingen die niet aan de Commissie zijn meegedeeld, worden niet in aanmerking genomen in het kader van de inschrijving.

Artikel 7

Besluit op basis van de aanbiedingen

Op basis van de krachtens artikel 6, lid 1, van de onderhavige verordening meegedeelde aanbiedingen besluit de Commissie geen gevolg te geven aan de ontvangen aanbiedingen of stelt zij de maximumprijs voor de interventieaankopen vast overeenkomstig de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

Artikel 8

Besluiten over aanbiedingen

1.   Wanneer de Commissie krachtens artikel 7 een maximumprijs voor de interventieaankopen heeft vastgesteld, aanvaarden de interventiebureaus de ontvankelijke aanbiedingen waarin een prijs wordt voorgesteld die niet hoger is dan het door de Commissie vastgestelde maximumbedrag. Alle overige aanbiedingen worden afgewezen.

2.   Indien geen maximumprijs voor de interventieaankopen is vastgesteld, worden alle aanbiedingen afgewezen.

3.   De interventiebureaus nemen de in de leden 1 en 2 bedoelde besluiten na bekendmaking van de verordening of kennisgeving van de in artikel 7 bedoelde beschikking tot vaststelling van de maximumprijs voor de interventieaankopen of tot vaststelling dat geen gevolg wordt gegeven aan de aanbieding.

4.   De bevoegde instantie stelt elke aanbieder uiterlijk op de werkdag na de in lid 3 bedoelde bekendmaking of kennisgeving in kennis van het resultaat van diens deelname van de inschrijving.

Artikel 9

Vrijgeven en verbeuren van de zekerheid

1.   De daadwerkelijke aanwezigheid van de producten in de overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a) iii), door de aanbieder aangewezen opslagruimte, de presentatie van een homogene partij, de handhaving van de aan de Commissie meegedeelde aanbieding en de overname van het product door de bevoegde instantie worden beschouwd als primaire eisen in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (8).

2.   Bij niet-naleving van de in lid 1 bedoelde primaire eisen wordt de zekerheid, behalve in gevallen van overmacht, verbeurd en wordt deze overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie (9) geboekt als bestemmingsontvangsten.

3.   Met het oog op de toepassing van het onderhavige artikel controleren de interventiebureaus de in de opslagruimten aanwezige hoeveelheden door op overeenkomstige wijze de regels en voorwaarden toe te passen die bij Verordening (EG) nr. 884/2006 zijn vastgesteld voor de controle op de fysieke aanwezigheid van de in het kader van de openbare-opslagverrichtingen opgeslagen producten, en meer bepaald die welke zijn vastgesteld in punt B.III van bijlage I bij de genoemde verordening. Deze controles hebben betrekking op ten minste 5 % van de aanbiedingen en 5 % van de aangeboden hoeveelheden en zijn gebaseerd op een risicoanalyse.

4.   Wanneer de aanbieding is afgewezen, wordt de zekerheid vrijgegeven onmiddellijk na de bekendmaking of kennisgeving van het in artikel 8, lid 3, bedoelde besluit.

5.   Met betrekking tot de geselecteerde aanbiedingen wordt de zekerheid vrijgegeven binnen vijf werkdagen na de in artikel 18, lid 1, derde alinea, bedoelde datum van vaststelling van het overnamebewijs.

DEEL 3

PROCEDURE VOOR DE AANVOER VAN DE PRODUCTEN

Artikel 10

Levering

1.   Het interventiebureau stelt de datum of de data van levering in de opslagruimte van het door de aanbieder aangewezen erkende interventiecentrum vast en deelt deze zo spoedig mogelijk mee aan de aanbieder.

Wanneer de producten echter niet in de opslagruimten van het door de aanbieder aangewezen interventiecentrum kunnen worden geleverd, wijst het interventiebureau andere opslagruimten van hetzelfde interventiecentrum of opslagruimten van een ander erkend interventiecentrum aan waar de producten tegen de laagste kosten moeten worden geleverd en stelt het interventiebureau de datum of de data van de levering vast.

2.   De levering van de totale hoeveelheid in de opslagruimte van het erkende interventiecentrum vindt plaats uiterlijk aan het einde van de derde maand na de maand van ontvangst van de aanbieding, maar voor durumtarwe niet later dan 30 juni en voor padie niet later dan 31 augustus.

3.   De vertegenwoordiger van het interventiebureau neemt de levering in ontvangst in het bijzijn van de aanbieder of diens naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger.

4.   De geleverde hoeveelheid moet worden geconstateerd door weging in aanwezigheid van de aanbieder of diens naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger en van een vertegenwoordiger van het interventiebureau die onafhankelijk staat ten opzichte van de aanbieder.

De vertegenwoordiger van het interventiebureau kan evenwel ook de opslaghouder zijn. In dat geval:

a)

voert het interventiebureau binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de overname, zelf een controle uit die minstens een meting van het volume omvat; het eventuele verschil tussen de gewogen hoeveelheid en de door volumemeting berekende hoeveelheid mag niet groter zijn dan 5 %;

b)

wanneer deze marge niet wordt overschreden, betaalt de opslaghouder alle kosten voor bij een latere weging gebleken manco’s ten opzichte van het bij de overname geregistreerde gewicht;

c)

wanneer deze marge wordt overschreden, wordt de betrokken hoeveelheid onverwijld gewogen. Indien het geconstateerde gewicht lager is dan het geregistreerde gewicht, zijn de wegingskosten voor rekening van de opslaghouder, en, in het omgekeerde geval, voor rekening van de lidstaat.

Artikel 11

Vervoerkosten

1.   De kosten om de goederen tegen de laagste kosten als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a) iv), te vervoeren naar de opslagruimte van het door de aanbieder aangewezen interventiecentrum, zijn voor rekening van de aanbieder wanneer de afstand niet meer dan 100 km bedraagt. Over een afstand van meer dan 100 km zijn de vervoerkosten voor rekening van het interventiebureau.

2.   Wanneer het interventiebureau, overeenkomstig artikel 10, lid 1, tweede alinea, een andere dan de door de aanbieder aangewezen opslagruimte van het interventiecentrum kiest, zijn de extra vervoerkosten met een franchise voor 20 km voor rekening van het interventiebureau. Over een afstand van meer dan 100 km zijn de vervoerkosten echter volledig voor rekening van het interventiebureau.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde, door het interventiebureau te betalen kosten, worden door de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 884/2006 op niet-forfaitaire basis vergoed.

HOOFDSTUK II

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DURUMTARWE

Artikel 12

Kwaliteit van de aangeboden durumtarwe

1.   Om voor interventie te worden aanvaard, moet de durumtarwe van gezonde handelskwaliteit zijn.

2.   Enkel onberispelijke durumtarwe wordt als durumtarwe van gezonde handelskwaliteit aangemerkt. Hiertoe moet de durumtarwe de kwaliteitstoetsing aan de in bijlage I, deel A, vastgestelde kenmerken doorstaan en voldoen aan de in bijlage I, deel B, opgenomen minimumkwaliteitscriteria.

Artikel 13

Monstername en analyse van de aangeboden durumtarwe

1.   De kwaliteitskenmerken van elke partij durumtarwe worden geconstateerd aan de hand van een representatief monster dat is samengesteld uit monsters die met een frequentie van één monster per levering, en ten minste één monster per 60 t, zijn genomen.

2.   Het interventiebureau laat onder eigen verantwoordelijkheid de kenmerken van de genomen monsters analyseren binnen 20 werkdagen vanaf de samenstelling van het representatieve monster.

3.   De referentiemethoden voor het bepalen van de kwaliteit van de voor interventie aangeboden durumtarwe worden vastgesteld in bijlage II:

Deel A: Referentiemethode voor het bepalen van de bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn

Deel B: Referentiemethode voor het bepalen van het vochtgehalte van durumtarwe

Deel C: Referentiemethode voor het bepalen van het gehalte aan durumtarwekorrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren

Deel D: Andere methoden voor het bepalen van de kwaliteit van durumtarwe.

4.   De lidstaten controleren de niveaus van verontreinigingen, inclusief radioactiviteit, op basis van een risicoanalyse waarbij met name rekening wordt gehouden met de door de aanbieder verstrekte gegevens en de door hem aangegane verbintenissen met betrekking tot de inachtneming van de geldende normen, vooral wat de door hem verkregen resultaten van de analyses betreft. De frequentie en de draagwijdte van de controlemaatregelen worden zo nodig, vooral wanneer de marktsituatie door de verontreinigingen ernstig kan worden verstoord, vastgesteld volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

5.   De volgende kosten zijn voor rekening van de aanbieder:

a)

de kosten voor de analyses op verontreinigingen;

b)

de kosten voor de amylaseactiviteitstest (Hagberg);

c)

de kosten voor het bepalen van het eiwitgehalte;

d)

de kosten voor het terugnemen van de producten wanneer uit de analyses blijkt dat de aangeboden durumtarwe niet overeenstemt met de voor de interventie geldende minimumkwaliteit.

6.   De analyseresultaten worden de aanbieder via het in artikel 18 bedoelde overnamebewijs meegedeeld.

7.   Bij geschillen laat het interventiebureau opnieuw de nodige controles van de betrokken producten uitvoeren en komen de kosten daarvan voor rekening van de verliezende partij.

8.   Wanneer op basis van de analyses en de controles niet kan worden geconcludeerd dat de aangeboden durumtarwe voor interventie kan worden aanvaard, kan de aanbieder de betrokken partij uiterlijk op de twintigste werkdag na die constatering vervangen met dien verstande dat de in artikel 10, lid 2, bedoelde leveringsdatum gehandhaafd blijft. In afwijking van artikel 11 zijn de met die vervanging gepaard gaande vervoerkosten volledig voor rekening van de aanbieder.

Artikel 14

Overname van de aangeboden durumtarwe

1.   De aangeboden durumtarwe wordt door het interventiebureau overgenomen wanneer de vertegenwoordiger van dat bureau de hoeveelheid en de naleving van de in artikel 12 bedoelde eisen voor de hele franco interventiecentrum geleverde partij heeft geconstateerd overeenkomstig artikel 13.

2.   De overname vindt plaats binnen zestig dagen na de laatste in artikel 10, lid 2, bedoelde levering, maar in geen geval later dan 31 juli.

Bij toepassing van artikel 13, lid 8, vindt de overname echter uiterlijk op 31 augustus plaats.

HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR RIJST

Artikel 15

Kwaliteit van de aangeboden padie

1.   Om voor interventie te worden aanvaard, moet de padie van gezonde handelskwaliteit zijn.

2.   Padie is van gezonde handelskwaliteit, indien:

a)

hij voldoet aan de in bijlage III, deel A, vastgestelde criteria met betrekking tot het basisrendement bij de bewerking en aan de in bijlage III, deel B, vastgestelde criteria met betrekking tot de toegestane maximumpercentages voor de onvolkomenheden;

b)

hij een vochtgehalte heeft van ten hoogste 14,5 %;

c)

hij gezond ruikt en vrij is van levende insecten;

d)

de radioactiviteit van de rijst de in de communautaire regelgeving vastgestelde toegestane maximumniveaus niet overschrijdt.

Artikel 16

Monstername en analyse van de aangeboden padie

1.   Om na te gaan of aan de voor de aanvaarding van het product voor interventie vastgestelde kwaliteitseisen van artikel 15 is voldaan, neemt het interventiebureau monsters, in het bijzijn van de aanbieder of diens naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger.

Er worden drie representatieve monsters genomen met een minimumgewicht van 1 kg elk. Deze zijn respectievelijk bestemd voor:

a)

de aanbieder;

b)

de opslagplaats waar de overname plaatsvindt;

c)

het interventiebureau.

Om representatieve monsters te verkrijgen, wordt het aantal te nemen monsters bepaald door de hoeveelheid van de aangeboden partij te delen door tien ton. Alle monsters hebben hetzelfde gewicht. Een representatief monster bestaat uit één derde van het totale aantal monsters.

De controle waarbij wordt nagegaan of aan de kwaliteitseisen is voldaan, wordt uitgevoerd op het representatieve monster dat bestemd is voor de opslagplaats waar de overname plaatsvindt.

2.   Voor elke deellevering (vrachtwagen, aak, wagon) worden representatieve monsters genomen overeenkomstig lid 1.

Bij deelleveringen kan, vóór de inslag in de interventieopslagplaats, worden volstaan met het controleren van het vochtgehalte, het gehalte aan onzuiverheden en de afwezigheid van levende insecten. Wanneer een deellevering echter later op grond van het eindresultaat van de controle niet in overeenstemming met de minimumkwaliteitseisen blijkt te zijn, wordt de overname van de partij geweigerd. De hele partij moet dan worden teruggenomen. De daaraan verbonden kosten komen voor rekening van de aanbieder.

Wanneer het interventiebureau in een lidstaat de mogelijkheid heeft om vóór de inslag na te gaan of elke deellevering aan alle minimumkwaliteitseisen voldoet, moet dat interventiebureau de overname van deelleveringen die niet aan deze eisen beantwoorden, weigeren.

3.   Het radioactiviteitsniveau van de rijst wordt alleen gecontroleerd als de situatie dat vereist en zolang dat nodig is. De geldigheidsduur en de werkingssfeer van de controlemaatregelen worden zo nodig vastgesteld volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

4.   De analyseresultaten worden de aanbieder via het in artikel 18 bedoelde overnamebewijs meegedeeld.

5.   Bij geschillen laat het interventiebureau opnieuw de nodige controles van de betrokken producten uitvoeren en komen de kosten daarvan voor rekening van de verliezende partij.

De nieuwe analyse wordt verricht door een door het interventiebureau erkend laboratorium op basis van een nieuw representatief monster dat, telkens voor de helft, bestaat uit de door de aanbieder en de door het interventiebureau bewaarde representatieve monsters. Indien de aangeboden partij uit deelleveringen bestaat, wordt het resultaat verkregen door het gewogen gemiddelde van de analyseresultaten voor deze nieuwe representatieve monsters voor alle deelleveringen te berekenen.

6.   Wanneer op basis van de analyses niet kan worden geconcludeerd dat de aangeboden padie voor interventie kan worden aanvaard, kan de aanbieder de betrokken partij uiterlijk op de twintigste werkdag na die constatering vervangen, met dien verstande dat de in artikel 10, lid 2, bedoelde leveringsdatum gehandhaafd blijft. In afwijking van artikel 11 zijn de met die vervanging gepaard gaande vervoerkosten volledig voor rekening van de aanbieder.

Artikel 17

Overname van de aangeboden padie

1.   Het interventiebureau neemt de aangeboden rijst over nadat de vertegenwoordiger van dat bureau overeenkomstig artikel 16 na levering in de interventieopslagplaats de hoeveelheid heeft geconstateerd en heeft vastgesteld dat aan de in de artikelen 3 en 15 vastgestelde minimumeisen is voldaan.

2.   De overname vindt plaats binnen zestig dagen na de laatste in artikel 10, lid 2, bedoelde levering, maar in geen geval later dan 30 september.

Bij toepassing van artikel 16, lid 6, vindt de overname echter uiterlijk op 31 oktober plaats.

HOOFDSTUK IV

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE OVERNAME, DE CONTROLES EN DE MEDEDELINGEN

Artikel 18

Overnamebewijs

1.   Voor elke aanbieding wordt een overnamebewijs opgesteld door het interventiebureau dat bevoegd is voor de erkenning van de opslagruimten waarvoor de aanbieding tegen de laagste kosten is gedaan. De aanbieder of diens vertegenwoordiger mogen bij de opstelling van dit bewijs aanwezig zijn.

In het overnamebewijs worden ten minste de volgende gegevens vermeld:

a)

het aantal monsters dat is genomen om het representatieve monster samen te stellen;

b)

de datum waarop de hoeveelheid en de kenmerken van de partij zijn gecontroleerd;

c)

het geleverde gewicht en, met betrekking tot rijst, het ras;

d)

de in de analyses geconstateerde kenmerken van de partij;

e)

de met de analyses belaste instantie.

Dit bewijs wordt gedateerd en ondertekend door het interventiebureau en de opslaghouder.

2.   Het overnamebewijs kan worden opgesteld zodra 95 % van de aangeboden hoeveelheid is overgenomen.

Artikel 19

Vaststelling en betaling van de aan de aanbieder te betalen prijs

1.   De aan de aanbieder te betalen prijs is de in artikel 4, lid 2, onder a) vi), van de onderhavige verordening bedoelde voorgestelde prijs, waarbij voorts rekening wordt gehouden met de in artikel 11 van deze verordening bedoelde bepalingen en met de eventuele prijsverhogingen en -verlagingen als bedoeld in bijlage IV (voor durumtarwe) en bijlage V (voor padie) van deze verordening en in artikel 18, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

2.   De betaling vindt plaats uiterlijk op de vijfendertigste dag na de dag van de respectievelijk in artikel 14 en artikel 17 bedoelde overname.

Bij toepassing van artikel 13, lid 7, (voor durumtarwe) en artikel 16, lid 5, (voor padie) vindt de betaling plaats zo spoedig mogelijk na de mededeling van het resultaat van de laatste analyse aan de aanbieder.

Wanneer overlegging van een factuur door de aanbieder als voorwaarde voor de betaling geldt en deze factuur niet binnen de in de eerste alinea voorgeschreven termijn wordt overgelegd, vindt de betaling plaats binnen vijf werkdagen na de datum waarop de factuur daadwerkelijk wordt overgelegd.

Artikel 20

Controlemaatregelen

1.   Onverminderd de krachtens de onderhavige verordening vereiste controles inzake de overname van de producten worden de controles van de interventievoorraden uitgevoerd overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 884/2006.

2.   Wanneer de controles moeten worden verricht op basis van de in artikel 13, lid 4, van de onderhavige verordening bedoelde risicoanalyse, is de lidstaat overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 884/2006 financieel aansprakelijk voor de financiële gevolgen van het niet in acht nemen van de toegestane maximumgehalten aan verontreinigingen.

In het geval van ochratoxine A en aflatoxine evenwel komen de financiële gevolgen ten laste van de communautaire begroting indien de betrokken lidstaat ten genoegen van de Commissie kan bewijzen dat bij de inslag aan de normen was voldaan, dat de normale opslagvoorwaarden in acht zijn genomen en dat de andere verplichtingen van de opslaghouder zijn nagekomen.

3.   Wanneer de overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a) iii), aangewezen opslagplaats zich bevindt in een andere lidstaat dan die waar de aanbieding is ingediend en wanneer het interventiebureau dat de aanbieding heeft ontvangen, besluit dat de daadwerkelijke aanwezigheid van de producten aan de hand van een controle ter plaatse moet worden gecontroleerd, richt het laatstbedoelde interventiebureau een controleverzoek, vergezeld van een kopie van de aanbieding, tot het interventiebureau dat bevoegd is voor de betrokken opslagplaats. De controle ter plaatse wordt verricht binnen de termijn die is vastgesteld door het interventiebureau dat de aanbieding heeft ontvangen.

Artikel 21

Nationale regels

Om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden in de lidstaten waaronder zij ressorteren, stellen de interventiebureaus zo nodig aanvullende overnameprocedures en -voorwaarden vast die in overeenstemming zijn met de bepalingen van de onderhavige verordening.

Artikel 22

Mededeling van de overnames aan de Commissie en aan de interventiebureaus

1.   De lidstaten delen overeenkomstig artikel 24 uiterlijk elke woensdag om 14.00 uur (Belgische tijd) de volgende naar product en eventueel productsoort uitgesplitste gegevens over de vorige week mee:

a)

de totale hoeveelheden waarop de krachtens artikel 8 aanvaarde aanbiedingen betrekking hebben;

b)

de totale hoeveelheden waarop de krachtens artikel 5, lid 2, tweede alinea, afgewezen aanbiedingen betrekking hebben;

c)

de totale aanvaarde hoeveelheden die niet geleverd zijn binnen de in artikel 10 bedoelde termijn;

d)

de totale hoeveelheden die niet voldoen aan de voor de overname vereiste minimumkenmerken;

e)

de totale overgenomen hoeveelheden.

2.   Elke lidstaat doet overeenkomstig artikel 24 uiterlijk aan het einde van de maand na de in artikel 14, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde overnametermijn, per regio zoals bepaald in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 837/90 van de Raad inzake door de lidstaten te verstrekken statistische informatie over de graanproductie (10), mededeling van de gemiddelde resultaten van het soortelijk gewicht, het vochtgehalte, het aandeel gebroken korrels en het eiwitgehalte die zijn geconstateerd voor de overgenomen partijen durumtarwe.

3.   De interventiebureaus wisselen de gegevens over de in artikel 20, lid 3, bedoelde controle elektronisch uit overeenkomstig artikel 24.

Artikel 23

Mededeling van de erkende interventiebureaus en de erkende interventiecentra aan de Commissie

1.   Overeenkomstig artikel 24 delen de lidstaten aan de Commissie de gegevens mee inzake:

a)

de in artikel 1 bedoelde erkende interventiebureaus, en

b)

de in artikel 2 bedoelde erkende interventiecentra en de daarbij behorende opslagruimten.

2.   De Commissie maakt de lijst van de in artikel 1, lid 2, bedoelde interventiebureaus bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-serie).

3.   Wijzigingen die worden aangebracht aan de in artikel 2, lid 3, bedoelde lijst van interventiecentra en de daarbij behorende opslagruimten, en aan de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde lijst van interventiebureaus, worden via de door de Commissie geïnstalleerde informatiesystemen aan de hand van adequate technische middelen, waaronder bekendmaking op het internet, ter beschikking van de lidstaten en van het publiek gesteld.

Artikel 24

Methode voor de mededelingen

1.   De krachtens deze verordening vereiste mededeling van gegevens en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie vinden elektronisch plaats via de informatiesystemen die door de Commissie of de lidstaten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gesteld.

2.   De betrokken documenten worden opgesteld en doorgezonden volgens de procedures waarmee deze informatiesystemen zijn uitgerust.

3.   Vorm en inhoud van de documenten worden vastgesteld volgens modellen of methoden die via de informatiesystemen ter beschikking van de gebruikers ervan worden gesteld. Deze modellen en methoden worden aangepast en bijgewerkt nadat het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten daarvan in kennis is gesteld.

4.   De mee te delen gegevens worden onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit van de lidstaat in de informatiesystemen ingevoerd en bijgewerkt met inachtneming van de door die autoriteit verleende toegangsrechten.

HOOFDSTUK V

WIJZIGINGS-, INTREKKINGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2008

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2008 wordt de kolom 4 betreffende durumtarwe geschrapt.

Artikel 26

Wijziging van Verordening (EG) nr. 687/2008

Verordening (EG) nr. 687/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1, eerste alinea, wordt vervangen door:

„Tijdens de in artikel 11, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde perioden is elke houder van homogene partijen van minimaal 80 t in de Gemeenschap geoogste zachte tarwe, gerst, mais of sorghum gerechtigd dat graan aan te bieden aan het betaalorgaan of interventiebureau, hierna beide „interventiebureau” genoemd.”.

2.

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, onder a), wordt vervangen door:

„a)

voor zachte tarwe, de op grond van Verordening (EEG) nr. 315/93 vastgestelde maximumgehalten, inclusief de in de punten 2.4 tot en met 2.7 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (11) vastgestelde maximumgehalten voor Fusarium-toxinen in zachte tarwe;

3.

Artikel 5, onder h), wordt geschrapt.

4.

Artikel 7, lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

de kosten voor het bepalen van het eiwitgehalte van zachte tarwe,”.

5.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het bepaalde onder c) en d) wordt vervangen door:

„c)

Wanneer het percentage gebroken korrels hoger is dan 3 % bij zachte tarwe of gerst en 4 % bij mais of sorghum, wordt per 0,1 % boven genoemde percentages een korting van 0,05 EUR toegepast.

d)

Wanneer het percentage graanbijmengsel hoger is dan 4 % voor mais of sorghum en 5 % voor zachte tarwe of gerst, wordt per 0,1 % boven genoemde percentages een korting van 0,05 EUR toegepast.”;

b)

het bepaalde onder f) wordt vervangen door:

„f)

Wanneer het gehalte aan uitschot (Schwarzbesatz) hoger is dan 1 % bij zachte tarwe, gerst, mais of sorghum, wordt per 0,1 % boven genoemde percentages een korting van 0,1 EUR toegepast.”;

c)

het bepaalde onder g) wordt geschrapt.

6.

In bijlage I wordt de kolom „Durumtarwe” geschrapt.

7.

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt de eerste alinea vervangen door:

„Als noodrijpe korrels worden beschouwd de korrels die, na verwijdering van alle andere in deze bijlage bedoelde bestanddelen van het monster, door zeven met de hierna genoemde spleetbreedte gaan: zachte tarwe 2,0 mm en gerst 2,2 mm.”;

ii)

onder d) wordt de tweede alinea geschrapt;

b)

punt 1.3 wordt vervangen door:

„1.3.   Gekiemde korrels

Gekiemde korrels zijn die waarbij men duidelijk, met het blote oog, een kiemwortel of bladaanleg ziet. Niettemin dient men bij het beoordelen van het gehalte aan gekiemde korrels rekening te houden met de aard van het volledige monster. Bij graanrassen met vooruitstekende kiem kan het huidje dat de kiem bedekt, gemakkelijk openbreken wanneer de graanpartij in beweging is. Zulke korrels gelijken dan erg op gekiemde korrels, doch mogen niet tot deze categorie worden gerekend. Van gekiemde korrels is alleen sprake wanneer de kiem duidelijk zichtbare veranderingen heeft ondergaan, waardoor de gekiemde korrel gemakkelijk van een gewone korrel te onderscheiden is.”;

c)

punt 2.1 wordt geschrapt.

8.

Punt 1 van bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„Voor zachte tarwe en gerst wordt een doorsneemonster van 250 g telkens gedurende een halve minuut over twee zeven met een spleetbreedte van respectievelijk 3,5 mm en 1,0 mm gezeefd.”;

b)

de zevende alinea wordt vervangen door:

„Het deelmonster wordt gedurende een halve minuut gezeefd over een zeef met een spleetbreedte van 2,0 mm voor zachte tarwe en 2,2 mm voor gerst. De bestanddelen die door deze zeef gaan, worden als noodrijpe korrels beschouwd. Door vorst aangetaste korrels en onrijpe groene korrels worden tot de categorie „noodrijpe korrels” gerekend.”.

9.

Bijlage VI wordt geschrapt.

Artikel 27

Intrekking

Verordening (EG) nr. 489/2005 wordt ingetrokken met ingang van 1 september 2009.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen overeenkomstig de in bijlage VI opgenomen concordantietabel.

Artikel 28

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2009 voor durumtarwe en met ingang van 1 september 2009 voor de sector rijst.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 1.

(3)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35.

(4)  PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

(5)  PB L 81 van 30.3.2005, blz. 26.

(6)  PB L 129 van 17.5.2008, blz. 8.

(7)  PB L 192 van 19.7.2008, blz. 20.

(8)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(9)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.

(10)  PB L 88 van 3.4.1990, blz. 1.

(11)  PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5.”.


BIJLAGE I

(Artikel 12, lid 2)

DEEL A

1.   OMSCHRIJVING VAN DE KENMERKEN DIE MOETEN WORDEN ONDERZOCHT TENEINDE TE BEPALEN OF HET GRAAN ONBERISPELIJK BASISGRAAN IS

1.1.   Gebroken korrels

Alle korrels waarvan het endosperm gedeeltelijk onbedekt is, worden als gebroken korrels beschouwd. Door dorsen beschadigde korrels en korrels waarvan de kiem is weggeslagen, behoren eveneens tot deze categorie.

1.2.   Graanbijmengsels

a)

Noodrijpe korrels:

Als noodrijpe korrels worden beschouwd de korrels die, na verwijdering van alle andere in deze bijlage bedoelde bestanddelen van het monster, door zeven met de hierna genoemde spleetbreedte gaan: durumtarwe 1,9 mm.

Korrels die, na verwijdering van alle andere in deze bijlage bedoelde bestanddelen, door zeven met een spleetbreedte van 2,0 mm gaan, worden eveneens als noodrijpe korrels beschouwd.

Bovendien behoren door vorst aangetaste korrels en onrijpe (groene) korrels ook tot de noodrijpe korrels;

b)

Korrels van andere graansoorten:

Korrels van andere graansoorten zijn alle graankorrels die niet behoren tot de soort waaruit het monster genomen is;

c)

Korrels aangetast door ongedierte:

Korrels aangetast door ongedierte zijn die welke aangetaste plekken vertonen. Hiertoe behoren ook de door wantsen aangetaste korrels;

d)

Korrels waarvan de kiem kleurafwijkingen vertoont, gevlekte korrels en door fusariose aangetaste korrels:

Korrels waarvan de kiem kleurafwijkingen vertoont, zijn korrels waarvan de huid over de intacte, nog geen tekenen van kieming vertonende kiem, bruin tot bruinzwart gekleurd is.

Bij durumtarwe worden:

als gevlekte korrels beschouwd, korrels die op andere plaatsen dan op de kiem bruine tot bruinzwarte vlekken vertonen;

als door fusariose aangetaste korrels beschouwd, korrels waarvan de zaadhuid aangetast is door mycelium van fusarium; die korrels lijken enigszins noodrijp, zijn gerimpeld en vertonen roze of witte diffuse vlekken met een vage omtrek;

e)

Door droging verhitte korrels zijn korrels die uiterlijke tekenen van brand vertonen, maar die niet bedorven zijn.

1.3.   Gekiemde korrels

Gekiemde korrels zijn die waarbij men duidelijk, met het blote oog, een kiemwortel of bladaanleg ziet. Niettemin dient men bij het beoordelen van het gehalte aan gekiemde korrels rekening te houden met de aard van het volledige monster. Bij graanrassen met vooruitstekende kiem, zoals durumtarwe, kan het huidje dat de kiem bedekt, gemakkelijk openbreken wanneer de graanpartij in beweging is. Zulke korrels gelijken dan erg op gekiemde korrels, doch mogen niet tot deze categorie worden gerekend. Van gekiemde korrels is alleen sprake wanneer de kiem duidelijk zichtbare veranderingen heeft ondergaan, waardoor de gekiemde korrel gemakkelijk van een gewone korrel te onderscheiden is.

1.4.   Uitschot (Schwarzbesatz)

Korrels van basisgraan die bedorven zijn, moederkoren zijn of door brandschimmel zijn aangetast, worden ingedeeld in de categorie „uitschot”, zelfs indien zij gebreken vertonen die onder andere categorieën vallen.

a)

Zaden van andere planten:

Zaden van andere planten zijn zaden van al dan niet gekweekte gewassen, met uitzondering van granen. Deze zaden van andere planten bestaan uit zaden zonder gebruikswaarde, zaden die kunnen worden gebruikt als veevoeder en schadelijke zaden.

Schadelijke zaden zijn zaden die voor mens en dier giftig zijn, zaden die het schonen en het malen van granen hinderen of bemoeilijken, en zaden die de kwaliteit van verwerkte producten op basis van granen wijzigen;

b)

Bedorven korrels:

Bedorven korrels zijn korrels die door rotting, aantasting door schimmels of bacteriën of door andere oorzaken voor menselijke voeding en, voor wat voedergranen betreft, voor veevoeding ongeschikt zijn geworden.

Door spontane broei of te hevige droging beschadigde korrels behoren eveneens tot deze categorie; dit zijn volledig ontwikkelde korrels waarvan de vruchtwand een grijsbruine tot zwarte kleur vertoont, terwijl bij doorsnijden het meellichaam een geelgrijze tot bruinzwarte verkleuring te zien geeft.

Door tarwegalmuggen aangetaste korrels worden slechts als bedorven korrels beschouwd wanneer meer dan de helft van het korreloppervlak door een secundaire schimmelaantasting een verkleuring te zien geeft die varieert van grijs tot zwart. Indien minder dan de helft van het korreloppervlak is verkleurd, dienen de korrels te worden gerekend tot korrels aangetast door ongedierte;

c)

Onzuiverheden:

Alle bestanddelen van een graanmonster die niet door een zeef met een spleetbreedte van 3,5 mm gaan (uitgezonderd korrels van andere graansoorten, alsmede bijzonder dikke korrels van de basisgraansoort) en die welke door spleten van 1 mm gaan, worden als onzuiverheden beschouwd. Tot deze categorie worden eveneens gerekend, steentjes, zand, strodeeltjes en andere onzuiverheden in de monsters, die door een zeef met een spleetbreedte van 3,5 mm gaan maar door een zeef met een spleetbreedte van 1 mm worden tegengehouden;

d)

kaf;

e)

moederkoren;

f)

door brandschimmel aangetaste korrels;

g)

dode insecten en deeltjes van insecten.

1.5.   Levend ongedierte

1.6.   Korrels die hun glazig uiterlijk hebben verloren

Korrels van durumtarwe die hun glazig uiterlijk hebben verloren, zijn korrels waarvan het meellichaam niet meer als volledig glazig kan worden beschouwd.

1.7.   Kleur van het graan

Het graan moet een kleur hebben die eigen is aan de betrokken graansoort, mag geen onfrisse reuk hebben, en moet vrij zijn van levend ongedierte (met inbegrip van mijt) in al zijn ontwikkelingsstadia.

1.8.   Verontreinigingen

De krachtens de communautaire regelgeving geldende maximaal toegestane niveaus van verontreinigingen, inclusief radioactiviteit, mogen niet hoger liggen dan de niveaus die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EEG) nr. 315/93, inclusief de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (1) vastgestelde eisen.

2.   VOOR DE DEFINITIE VAN GRAANBIJMENGSELS VAN DURUMTARWE IN AANMERKING TE NEMEN ELEMENTEN

Graanbijmengsels zijn noodrijpe korrels, korrels van andere graansoorten, door ongedierte aangetaste korrels, korrels waarvan de kiem een verkleuring vertoont, gevlekte of door fusariose aangetaste korrels en door droging verhitte korrels.

Het uitschot bestaat uit zaden van andere planten, bedorven korrels, onzuiverheden, kaf, moederkoren, door brandschimmel aangetaste korrels, dode insecten en deeltjes van insecten.

DEEL B

MINIMUMKWALITEITSCRITERIA VOOR DURUMTARWE

A.

Maximumvochtgehalte

14,5 %

B.

Maximumaandeel aan bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn, waaronder:

12 %

1.

Gebroken korrels

6 %

2.

Graanbijmengsels (andere dan die genoemd onder 3)

5 %

waaronder:

 

a)

noodrijpe korrels

 

b)

korrels van andere graansoorten

3 %

c)

korrels aangetast door ongedierte

 

d)

korrels waarvan de kiem kleurafwijkingen vertoont

 

e)

tijdens het drogen verhitte korrels

0,50 %

3.

Gevlekte korrels en/of door fusariose aangetaste korrels

5 %

waaronder:

 

— door fusariose aangetaste korrels

1,5 %

4.

Gekiemde korrels

4 %

5.

Uitschot (Schwarzbesatz)

3 %

waaronder:

 

a)

zaden van andere planten

 

— schadelijke

0,10 %

— andere

 

b)

bedorven korrels

 

— door spontane broei en door te hevige droging beschadigde korrels

0,05 %

— andere

 

c)

onzuiverheden

 

d)

kaf

 

e)

moederkoren

0,05 %

f)

door brandschimmel aangetaste korrels

 

g)

dode insecten en deeltjes van insecten

 

C.

Maximumaandeel aan korrels die geheel of zelfs gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren

27 %

D.

Maximaal tanninegehalte (2)

E.

Minimaal soortelijk gewicht (kg/hl)

78

F.

Minimaal eiwitgehalte (2)

11,5 %

G.

Minimaal valgetal volgens Hagberg in seconden

220

H.

Minimumgetal volgens Zélény (ml)

:

niet van toepassing.


(1)  PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5.

(2)  Percentage berekend op de droge stof.


BIJLAGE II

(Artikel 13, lid 3)

DEEL A

1.   REFERENTIEMETHODE VOOR HET BEPALEN VAN DE BESTANDDELEN DIE GEEN ONBERISPELIJK BASISGRAAN ZIJN

De referentiemethode voor het bepalen van de bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn, wordt hieronder uiteengezet.

1.1.   Voor durumtarwe wordt een doorsneemonster van 250 g telkens gedurende een halve minuut over twee zeven met een spleetbreedte van respectievelijk 3,5 mm en 1,0 mm gezeefd.

Om een constante zeefwerking te verzekeren, worden mechanische zeven, bijvoorbeeld zeven gemonteerd op een triltafel, aanbevolen.

De bestanddelen die door een zeef met een spleetbreedte van 3,5 mm worden tegengehouden en die welke door de zeef met een spleetbreedte van 1 mm gaan, worden tezamen gewogen en worden als onzuiverheden beschouwd. Wanneer zich bij de bestanddelen die door de zeef met een spleetbreedte van 3,5 mm worden tegengehouden, korrels van „andere graansoorten” of bijzonder dikke korrels van de basisgraansoort bevinden, worden deze bestanddelen weer toegevoegd aan het gezeefde monster. In de doorval van de zeef met een spleetbreedte van 1 mm moet worden nagegaan of zich daarin levend ongedierte bevindt.

Uit het gezeefde monster wordt met behulp van een monsterverdeler een monster van 50 à 100 g afgesplitst. Dit deelmonster moet worden gewogen.

Het deelmonster wordt vervolgens met behulp van een pincet of een hoornen spatel uitgespreid op een tafel, waarna de gebroken korrels, de korrels van andere graansoorten, de gekiemde korrels, de korrels aangetast door ongedierte, de door vorst beschadigde korrels, de korrels met kleurafwijkingen aan de kiem, de gevlekte korrels, de zaden van andere planten, het moederkoren, de bedorven korrels, de door brandschimmel aangetaste korrels, het kaf en het levend ongedierte en de dode insecten worden uitgezocht.

Indien het deelmonster korrels bevat die zich nog in de kafjes bevinden, worden zij met de hand hiervan ontdaan; de aldus verkregen kafjes worden tot de categorie kaf gerekend. Steentjes, zand en strodeeltjes worden als onzuiverheden beschouwd.

Het deelmonster wordt gedurende een halve minuut gezeefd over een zeef met een spleetbreedte van 1,9 mm voor durumtarwe. De bestanddelen die door deze zeef gaan, worden als noodrijpe korrels beschouwd. Door vorst aangetaste korrels en onrijpe groene korrels worden tot de categorie „noodrijpe korrels” gerekend.

1.2.   De categorieën bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn en die worden bepaald volgens de in punt 1 bedoelde methode, worden zo zorgvuldig mogelijk tot op 0,01 g nauwkeurig gewogen en daarna in procenten van het doorsneemonster berekend. De gegevens in het analyserapport worden tot op 0,1 % nauwkeurig vermeld. Geconstateerd wordt of er zich levend ongedierte in het monster bevindt.

In beginsel moeten twee analyses per monster worden verricht. Ten aanzien van het totaal der bovengenoemde bestanddelen mogen zij niet meer dan 10 % verschillen.

1.3.   Voor de in de punten 1 en 2 omschreven methoden worden de volgende toestellen gebruikt:

a)

monsterverdeler, bijvoorbeeld conische verdeler of spleetverdeler;

b)

precisieweegschaal en technische balans;

c)

zeven met een spleetbreedte van 1,0 mm, 1,8 mm, 1,9 mm, 2,0 mm, 2,2 mm en 3,5 mm en zeven met ronde gaten van 1,8 mm en van 4,5 mm diameter. De zeven worden eventueel gemonteerd op een triltafel.

DEEL B

2.   REFERENTIEMETHODE VOOR HET BEPALEN VAN HET VOCHTGEHALTE VAN DURUMTARWE

De referentiemethode voor het bepalen van het vochtgehalte van durumtarwe wordt hieronder uiteengezet. De lidstaten mogen overigens ook andere op het aangegeven principe gebaseerde methoden, of ISO-methode 712:1998 of een op infraroodtechnologie gebaseerde methode toepassen. Bij geschillen is alleen de methode van bijlage II, deel B, rechtsgeldig.

2.1.   Principe

Het product wordt bij een temperatuur van + 130 à 133 °C bij normale druk gedroogd, en wel gedurende een naar gelang van de grootte van de deeltjes vastgestelde tijdsduur.

2.2.   Toepassingsgebied

Deze droogmethode geldt voor korrels die gemalen zijn tot deeltjes waarvan ten minste 50 % door een zeef met ronde gaten van 0,5 mm gaat en niet meer dan 10 % achterblijft op de zeef met ronde gaten van 1 mm. De methode geldt eveneens voor meel.

2.3.   Toestellen

Precisieweegschaal.

Molen vervaardigd van materiaal dat geen vocht opneemt en die gemakkelijk kan worden gereinigd, een snelle en gelijkmatige vermaling mogelijk maakt zonder aanmerkelijke warmteontwikkeling, het contact met de buitenlucht zoveel mogelijk uitsluit en beantwoordt aan de in punt 2 gestelde eisen (bijvoorbeeld een uitneembare schijvenmolen).

Weegdoosjes van corrosievrij metaal of van glas, voorzien van een vlak geslepen deksel; de nuttige oppervlakte moet een verdeling van het monster mogelijk maken tot 0,3 g per cm2.

Elektrisch verwarmde isothermische droogstoof die op een temperatuur tussen + 130 °C en 133 °C (1) is afgesteld en een voldoende ventilatie (2) bezit.

Exsiccator met een dikke, geperforeerde metalen of eventueel porseleinen plaat die een doeltreffend droogmiddel bevat.

2.4.   Werkwijze

Droging

In het weegdoosje waarvan het gewicht van tevoren nauwkeurig is bepaald, weegt men (tot op ± 1 mg nauwkeurig) voor granen met kleine korrels ongeveer 5 g van de te vermalen hoeveelheid en voor mais ongeveer 8 g. Men plaatst het doosje in een droogstoof die op een temperatuur van + 130 °C à 133 °C is gebracht. Om een te grote temperatuurdaling in de droogstoof te vermijden, wordt het doosje zo snel mogelijk daarin geplaatst. Men laat drogen gedurende twee uur voor granen met kleine korrels en gedurende vier uur voor mais, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de temperatuur in de droogstoof opnieuw + 130 °C à 133 °C heeft bereikt. Men neemt het doosje daarna uit de droogstoof, sluit het doosje snel wederom af met het deksel, laat het gedurende 30 tot 45 minuten in een exsiccator afkoelen, waarna men het weegt (de weging dient tot op 1 mg nauwkeurig te worden verricht).

2.5.   Wijze van berekening en formules

E

=

het oorspronkelijk gewicht in gram van het monster

M

=

het gewicht in gram van het monster na conditionering

M′

=

het gewicht in gram van het monster na vermaling

m

=

het gewicht in gram van het droge monster

Het vochtgehalte, in procent van het product als zodanig, is gelijk aan:

zonder voorafgaande conditionering (E – m) × 100/E;

met voorafgaande conditionering [(M′ – m)M/M′ + E – M] × 100/E = 100 (1 – Mm/EM′)

De proeven worden ten minste dubbel genomen.

2.6.   Herhaling

Het verschil tussen twee gelijktijdig of in snelle opeenvolging door dezelfde analist uitgevoerde vochtgehaltebepalingen mag niet meer bedragen dan 0,15 g vocht per 100 g monster. Is het verschil groter, dan moeten deze bepalingen worden herhaald.

DEEL C

3.   REFERENTIEMETHODE VOOR HET BEPALEN VAN HET GEHALTE AAN DURUMTARWEKORRELS DIE GEHEEL OF GEDEELTELIJK HUN GLAZIG UITERLIJK HEBBEN VERLOREN

De referentiemethode voor het bepalen van het gehalte aan durumtarwekorrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren, wordt hieronder uiteengezet.

3.1.   Principe

Slechts een deel van het monster wordt gebruikt voor de bepaling van het gehalte aan korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren. De korrels worden gesneden met behulp van de korrelsnijder van Pohl of een equivalent toestel.

3.2.   Apparatuur

Korrelsnijder van Pohl of een equivalent toestel,

Pincetten, scalpel,

Kom of bakje.

3.3.   Werkwijze

a)

Het onderzoek wordt verricht op een monster van 100 g, waaruit eerst de bestanddelen worden afgezonderd die geen basisgraan zijn van onberispelijke kwaliteit.

b)

Het monster wordt overgebracht in een kom en goed gehomogeniseerd.

c)

Nadat een plaat in de korrelsnijder is gebracht, wordt een handvol korrels over het rooster uitgespreid. Vervolgens moet zolang worden geklopt tot zich nog slechts één korrel in elk roostervakje bevindt. Het mobiele gedeelte wordt vervolgens neergeklapt om de korrels vast te houden, zodat zij kunnen worden doorgesneden.

d)

Deze bereiding van plaatjes moet worden herhaald totdat ten minste 600 korrels zijn doorgesneden.

e)

Het aantal korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren, wordt geteld.

f)

Vervolgens wordt het percentage berekend van de korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren.

3.4.   Weergave van de resultaten

I

=

massa bestanddelen die geen basisgraan van onberispelijke kwaliteit zijn, in gram.

M

=

percentage korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren ten opzichte van het onderzochte aantal zuivere korrels.

3.5.   Resultaat

Aantal korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren, uitgedrukt als percentage van het monster:

[M × (100 – I)]/100 = …

DEEL D

4.   ANDERE METHODEN VOOR HET BEPALEN VAN DE KWALITEIT VAN DURUMTARWE

4.1.   De referentiemethode voor het bepalen van het valgetal van Hagberg (amylaseactiviteitstest) wordt overeenkomstig ISO-methode 3093:2004 vastgesteld.

4.2.   De referentiemethode voor het bepalen van het soortelijk gewicht is ISO-methode 7971/2:1995.

4.3.   De bemonsteringsmethoden en de referentieanalysemethoden voor het bepalen van het gehalte aan mycotoxinen zijn die welke zijn genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 en zijn vastgesteld in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie (3).


(1)  Temperatuur van de lucht binnenin de droogstoof.

(2)  De droogstoof moet een zodanige warmtecapaciteit bezitten dat, wanneer de stoof op een temperatuur van 130 tot 133 °C is afgesteld, deze temperatuur binnen 45 minuten weer kan worden bereikt nadat het maximale aantal gelijktijdig te drogen monsters in de stoof is geplaatst. De ventilatie moet zodanig zijn dat, wanneer in een volle stoof de monsters gedurende twee uur worden gedroogd voor griesmeel van granen met kleine korrels (zachte tarwe, durumtarwe, gerst en sorghum) en gedurende vier uur voor mais, de resultaten minder dan 0,15 % afwijken van de resultaten die na drie uur droging zijn verkregen voor granen met kleine korrels en na vijf uur droging voor mais.

(3)  PB L 70 van 9.3.2006, blz. 12.


BIJLAGE III

(Artikel 15, lid 2, onder a)

DEEL A

BASISRENDEMENT VAN DE RIJST BIJ DE BEWERKING

De rijst wordt slechts als rijst van gezonde handelskwaliteit beschouwd, indien het rendement bij de bewerking niet meer dan 5 punten lager is dan de hieronder opgenomen basisrendementen.

Ras

Rendement in hele korrels

(in %)

Totaalrendement

(in %)

Argo, Selenio, Couachi

66

73

Alpe, Arco, Balilla, Balilla GG, Balilla Sollana, Bomba, Bombon, Colina, Elio, Flipper, Frances, Lido, Riso, Matusaka, Monticili, Pegonil, Sara, Strella, Thainato, Thaiperla, Ticinese, Veta, Leda, Mareny, Clot, Albada, Guadiamar

65

73

Ispaniki A, Makedonia

64

73

Bravo, Europa, Loto, Riva, Rosa Marchetti, Savio, Veneria

63

72

Tolima

63

71

Inca

63

70

Alfa, Ariete, Bahia, Carola, Cigalon, Corallo, Cripto, Cristal, Drago, Eolo, Girona, Gladio, Graldo, Indio, Italico, Jucar, Koral, Lago, Lemont, Mercurio, Miara, Molo, Navile, Niva, Onda, Padano, Panda, Pierina, Marchetti, Ribe, Ringo, Rio, S. Andrea, Saturno, Senia, Sequial, Smeraldo, Star, Stirpe, Vela, Vitro, Calca, Dion, Zeus

62

72

Strymonas

62

71

Anseatico, Baldo, Belgioioso, Betis, Euribe, Italpatna, Marathon, Redi, Ribello, Rizzotto, Rocca, Roma, Romanico, Romeo, Tebre, Volano

61

72

Bonnet Bell, Rita, Silla, Thaibonnet, L 202, Puntal

60

72

Evropi, Melas

60

70

Arborio, Blue Belle, Blue Belle „E”, Blue Bonnet, Calendal, Razza 82, Rea

58

72

Maratelli, Precoce Rossi

58

70

Carnaroli, Elba, Vialone Nano

57

72

Axios

57

67

Roxani

57

66

Pygmalion

52

71

Overige rassen

64

72

DEEL B

MAXIMUMPERCENTAGES VOOR DE ONVOLKOMENHEDEN VAN DE RIJST

De rijst wordt slechts als rijst van gezonde handelskwaliteit beschouwd, indien het percentage diverse onzuiverheden, het percentage rijstkorrels van andere rassen en het percentage korrels die niet van onberispelijke kwaliteit zijn in de zin van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, de hieronder per type rijst vastgestelde maximumpercentages niet overschrijden.

Met „diverse onzuiverheden” wordt bedoeld materiaal dat normaal niet in rijst voorkomt.

Onvolkomenheden van de korrels

Rondkorrelige rijst

GN-code 1006 10 92

Halflangkorrelige en langkorrelige rijst A

GN-codes 1006 10 94 en 1006 10 96

Langkorrelige rijst B

GN-code 1006 10 98

Krijtachtige korrels

6

4

4

Roodgestreepte korrels

10

5

5

Gevlekte en gespikkelde korrels

4

2,75

2,75

Barnsteenkleurige korrels

1

0,50

0,50

Gele korrels

0,175

0,175

0,175

Andere onzuiverheden

1

1

1

Rijstkorrels van andere rassen

5

5

5


BIJLAGE IV

(Artikel 19, lid 1)

PRIJSVERHOGINGEN EN -VERLAGINGEN VOOR DURUMTARWE

De prijsverhogingen en -verlagingen voor durumtarwe worden gecombineerd toegepast op basis van de onderstaande bedragen:

a)

wanneer het vochtgehalte van de voor interventie aangeboden durumtarwe lager is dan 14 %, worden de in de hieronder opgenomen tabel I vastgestelde prijsverhogingen toegepast:

Tabel I

Prijsverhogingen vanwege het vochtgehalte van de durumtarwe

Vochtgehalte

(%)

Prijsverhogingen

(EUR/ton)

13,4

0,1

13,3

0,2

13,2

0,3

13,1

0,4

13,0

0,5

12,9

0,6

12,8

0,7

12,7

0,8

12,6

0,9

12,5

1,0

12,4

1,1

12,3

1,2

12,2

1,3

12,1

1,4

12,0

1,5

11,9

1,6

11,8

1,7

11,7

1,8

11,6

1,9

11,5

2,0

11,4

2,1

11,3

2,2

11,2

2,3

11,1

2,4

11,0

2,5

10,9

2,6

10,8

2,7

10,7

2,8

10,6

2,9

10,5

3,0

10,4

3,1

10,3

3,2

10,2

3,3

10,1

3,4

10,0

3,5

b)

wanneer het vochtgehalte hoger is dan 14 %, worden de in de hieronder opgenomen tabel II vastgestelde prijsverlagingen toegepast:

Tabel II

Prijsverlagingen vanwege het vochtgehalte van de durumtarwe

Vochtgehalte

(%)

Prijsverlaging

(EUR/ton)

14,5

1,0

14,4

0,8

14,3

0,6

14,2

0,4

14,1

0,2

c)

wanneer voor durumtarwe het percentage gebroken korrels hoger is dan 3 % wordt per 0,1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,05 EUR toegepast;

d)

wanneer voor durumtarwe het percentage graanbijmengsels hoger is dan 2 % wordt per 0,1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,05 EUR toegepast;

e)

wanneer voor durumtarwe het percentage gekiemde korrels hoger is dan 2,5 % wordt per 0,1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,05 EUR toegepast;

f)

wanneer voor durumtarwe het percentage uitschot (Schwarzbesatz) hoger is dan 0,5 % wordt per 0,1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,1 EUR toegepast;

g)

wanneer voor durumtarwe het gehalte aan korrels die hun glazig uiterlijk hebben verloren, hoger is dan 20 %, wordt per 1 % of gedeelte van 1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,2 EUR toegepast.


BIJLAGE V

(Artikel 19, lid 1)

PRIJSVERHOGINGEN EN -VERLAGINGEN VOOR RIJST

1.

De prijsverlagingen en -verhogingen worden toegepast op de interventieprijs van voor interventie aangeboden padie, door die interventieprijs te vermenigvuldigen met de som van de als volgt bepaalde verlagings- en verhogingspercentages:

a)

wanneer het rendement bij de bewerking van de rijst afwijkt van het in bijlage III, deel A, voor het betrokken ras vermelde basisrendement bij de bewerking, worden de verhogings- en verlagingspercentages toegepast die in de onderstaande tabel I per rijstras zijn opgenomen;

Tabel I

Prijsverhogingen en -verlagingen in verband met het rendement van de rijst bij de bewerking

Rendement bij de bewerking van padie tot volwitte rijst, in hele korrels

Prijsverhogingen en -verlagingen per punt rendement

Hoger dan het basisrendement

Prijsverhoging van 0,75 %

Lager dan het basisrendement

Prijsverlaging van 1 %


Totaalrendement bij de bewerking van padie tot volwitte rijst

Prijsverhogingen en -verlagingen per punt rendement

Hoger dan het basisrendement

Prijsverhoging van 0,60 %

Lager dan het basisrendement

Prijsverlaging van 0,80 %

b)

wanneer het percentage onvolkomen padierijstkorrels hoger ligt dan de voor de standaardkwaliteit padie vastgestelde tolerantie, wordt het in de hieronder opgenomen tabel II voor elk type rijst vastgestelde verlagingspercentage op de interventieprijs toegepast;

Tabel II

Prijsverlagingen in verband met onvolkomenheden van de rijstkorrels

Onvolkomenheden van de korrels

Percentage onvolkomen korrels dat leidt tot een verlaging van de interventieprijs

Verlagingspercentage (1) dat wordt toegepast in verband met extra afwijkingen t.o.v. de laagste grenswaarde

Rondkorrelige rijst

GN-code 1006 10 92

Halflangkorrelige en langkorrelige rijst A

GN-codes 1006 10 94 en 1006 10 96

Langkorrelige rijst B

GN-code 1006 10 98

Krijtachtige korrels

van 2 tot en met 6 %

van 2 tot en met 4 %

van 1,5 tot en met 4 %

1 % voor elke extra afwijking van 0,5 %

Roodgestreepte korrels

van 1 tot en met 10 %

van 1 tot en met 5 %

van 1 tot en met 5 %

1 % voor elke extra afwijking van 1 %

Gevlekte en gespikkelde korrels

van 0,50 tot en met 4 %

van 0,50 tot en met 2,75 %

van 0,50 tot en met 2,75 %

0,8 % voor elke extra afwijking van 0,25 %

Barnsteenkleurige korrels

van 0,05 tot en met 1 %

van 0,05 tot en met 0,50 %

van 0,05 tot en met 0,50 %

1,25 % voor elke extra afwijking van 0,25 %

Gele korrels

van 0,02 tot en met 0,175 %

van 0,02 tot en met 0,175 %

van 0,02 tot en met 0,175 %

6 % voor elke extra afwijking van 0,125 %

c)

wanneer het vochtgehalte van de padie meer dan 13 % bedraagt, is het percentage waarmee de interventieprijs wordt verlaagd, gelijk aan het verschil tussen het tot op één decimaal nauwkeurig gemeten vochtigheidspercentage van de voor interventie aangeboden padie en 13 %;

d)

wanneer het percentage diverse onzuiverheden van de padie hoger ligt dan 0,1 %, wordt bij aankoop voor interventie voor elke 0,01 % boven die waarde een verlagingspercentage van 0,02 % op de interventieprijs toegepast;

e)

wanneer een partij padie van een bepaald ras voor interventie wordt aangeboden die meer dan 3 % korrels van een ander rijstras bevat, wordt bij aankoop voor interventie van die partij voor elke 0,1 % boven die waarde een verlagingspercentage van 0,1 % op de interventieprijs toegepast.

2.

De in punt 1 bedoelde prijsverhogingen en -verlagingen worden berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de analyseresultaten voor de in artikel 16 omschreven representatieve monsters.


(1)  Voor de berekening van de afwijking wordt rekening gehouden met de cijfers tot twee cijfers na de komma van het percentage onvolkomen korrels.


BIJLAGE VI

(Artikel 27, tweede alinea)

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 489/2005

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 4, lid 2, onder a) en b)

Artikel 2, lid 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 3, lid 3

Bijlage III, deel B

Artikel 4

Bijlage V

Artikel 5

Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, lid 1

Artikel 6, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, leden 2 en 3

Artikel 4, lid 2, onder a)

Artikel 6, lid 4

Artikel 4, lid 3

Artikel 6, lid 5

Artikel 5, lid 1

Artikel 7

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 11, lid 1

Artikel 8, lid 3

Artikel 9, lid 1

Artikel 10, lid 1, eerste alinea

Artikel 9, lid 2, eerste alinea

Artikel 10, lid 2

Artikel 9, lid 2, tweede alinea

Artikel 9, lid 3

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 1

Artikel 17, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 10, lid 4, eerste alinea

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 4, tweede alinea

Artikel 11

Artikel 12, leden 1 en 2

Artikel 16, leden 1 en 2

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, lid 1, eerste alinea

Artikel 14

Artikel 13, lid 1, tweede alinea

Artikel 16, lid 4

Artikel 13, lid 2

Artikel 16, lid 5

Artikel 14

Artikel 18

Artikel 15, lid 1, eerste alinea

Artikel 19, lid 1, eerste alinea

Artikel 15, lid 1, tweede alinea

Artikel 15, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 19, lid 2

Artikel 15, lid 2, derde alinea

Artikel 19, lid 2, derde alinea

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 16, lid 3

Artikel 18

Artikel 21

Bijlage I

Bijlage II, deel A

Bijlage III, deel A

Bijlage II, deel B

Bijlage V

Bijlage III

Bijlage III, deel B

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage V

Bijlage VI


Top