EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0480

Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (Gecodificeerde versie)

OJ L 145, 10.6.2009, p. 10–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 01 Volume 008 P. 304 - 308

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/07/2021; opgeheven door 32021R0947

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/480/oj

10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/10


VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 480/2009 VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

tot instelling van een Garantiefonds

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 203,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad van 31 oktober 1994 tot instelling van een Garantiefonds (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De algemene begroting van de Europese Unie wordt als gevolg van de garanties op leningen aan derde landen aan toenemende financiële risico’s blootgesteld.

(3)

De Europese Raad van 11 en 12 december 1992 heeft geconcludeerd dat het uit het oogpunt van zorgvuldig begrotingsbeheer en financiële discipline gewenst is een nieuw financieel kader in te stellen, en dat hiertoe een Garantiefonds ingesteld dient te worden ter dekking van de risico’s verbonden aan de leningen en aan de garanties op leningen aan derde landen of ten behoeve van projecten in derde landen. Een Garantiefonds voor de rechtstreekse terugbetaling van de crediteuren van de Gemeenschappen is voor dit doel geëigend.

(4)

Volgens het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een gezond financieel beheer (4) komen de financiële middelen voor het Garantiefonds als verplichte uitgave op de algemene begroting van de Europese Unie te staan.

(5)

De mechanismen maken het mogelijk betalingen te verrichten die voortvloeien uit het beroep op de garantie, met name de voorlopige aanwending van de kasmiddelen die is toegestaan bij artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2000/597/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (5).

(6)

Het is dienstig het Garantiefonds te vormen door geleidelijke overmaking van middelen en later zullen de rente op de beleggingen van het Fonds en nabetalingen van in gebreke gebleven debiteuren waarvoor het Fonds een garantie heeft gehonoreerd, aan het Fonds worden toegewezen.

(7)

Uitgaande van de van de tot dusverre met de werking van het Garantiefonds opgedane ervaring, lijkt een verhouding van 9 % tussen de middelen van het Fonds en de hoofdsom van de gegarandeerde verplichtingen, vermeerderd met de verschuldigde en niet betaalde intresten, toereikend.

(8)

Een overmaking aan het Garantiefonds van 9 % van het bedrag van iedere operatie lijkt voldoende om het streefbedrag te bereiken. De praktische regels voor die overmakingen moeten worden vastgesteld.

(9)

Als het Garantiefonds boven het streefbedrag uitkomt, moet het surplus naar de algemene begroting van de Europese Unie worden teruggeboekt.

(10)

Het is dienstig het financiële beheer van het Garantiefonds toe te vertrouwen aan de Europese investeringsbank (hierna „de EIB” genoemd). Het financiële beheer van het Fonds moet door de Rekenkamer worden gecontroleerd volgens een tussen de Rekenkamer, de Commissie en de EIB overeengekomen procedure.

(11)

De Gemeenschappen hebben leningen en leninggaranties verstrekt aan de toetredingslanden of voor projecten in die landen. Die leningen en garanties zijn gedekt door het Garantiefonds en blijven ook na de toetredingsdatum nog uitstaan of geldig. Aangezien het vanaf die datum niet langer om extern optreden van de Gemeenschappen gaat, moeten die leningen en garanties rechtstreeks door de algemene begroting van de Europese Unie, en niet langer door het Garantiefonds, worden gedekt.

(12)

Het Garantiefonds dekt wanbetalingen in verband met leningen die door de EIB zijn verstrekt en die door de Gemeenschappen worden gegarandeerd op grond van het externe mandaat van de EIB. Overeenkomstig het externe mandaat van de EIB dat op 1 februari 2007 van kracht werd, dekt het Garantiefonds bovendien wanbetalingen in verband met leninggaranties van de EIB die door de Gemeenschappen worden gegarandeerd.

(13)

De Verdragen voorzien voor de vaststelling van deze verordening in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 308 van het EG-Verdrag en artikel 203 van het EGA-Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een Garantiefonds ingesteld, hierna „het Fonds” genoemd, waarvan de middelen bestemd zijn voor het uitbetalen van de crediteuren van de Gemeenschappen indien de nemer van een door de Gemeenschappen toegekende of gegarandeerde lening, of de houder van een door de Europese Investeringsbank, hierna „de EIB” genoemd, verstrekte leninggarantie die door de Gemeenschappen is gegarandeerd, in gebreke blijft.

De in de eerste alinea bedoelde leningen en garanties, hierna „operaties” genoemd, komen een derde land ten goede of dienen ter financiering van projecten in derde landen.

Alle operaties ten gunste van een derde land of ter financiering van projecten in een derde land vallen buiten het toepassingsgebied van deze verordening vanaf de datum waarop dat land tot de Europese Unie toetreedt.

Artikel 2

Het Fonds ontvangt zijn middelen uit:

één jaarlijkse overmaking uit de algemene begroting van de Europese Unie, overeenkomstig de artikelen 5 en 6;

rente over de belegging van de beschikbare middelen van het Fonds;

nabetalingen door in gebreke gebleven debiteuren, voor zover het Fonds de garantie heeft gehonoreerd.

Artikel 3

De middelen van het Fonds moeten een voldoende hoog niveau bereiken, hierna „streefbedrag” genoemd.

Het streefbedrag wordt vastgesteld op 9 % van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen van de Gemeenschappen die voortvloeien uit elke operatie, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde intresten.

Aan het begin van het jaar „n” wordt het verschil berekend tussen het streefbedrag en de waarde van de netto-activa van het Fonds aan het einde van het jaar „n-1”. Indien er sprake is van een surplus, dan wordt dit in één enkele transactie naar een speciaal begrotingsonderdeel in de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie van het jaar „n + 1” teruggeboekt.

Artikel 4

Na de toetreding van een nieuwe lidstaat tot de Europese Unie wordt het streefbedrag verminderd met een bedrag dat op basis van de in artikel 1, derde alinea, bedoelde operaties wordt berekend.

Om de omvang van de vermindering te berekenen, wordt het op de toetredingsdatum geldende percentage als bedoeld in artikel 3, tweede alinea, toegepast op het bedrag van de bedoelde operaties die op die datum nog uitstaan.

Het surplus wordt teruggeboekt naar een specifiek begrotingsonderdeel in de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie.

Artikel 5

Aan het begin van het jaar „n” wordt het verschil berekend tussen het streefbedrag en de waarde van de netto-activa van het Fonds aan het einde van het jaar „n-1”. Het vereiste voorzieningsbedrag wordt in het jaar „n + 1” in één enkele transactie uit de algemene begroting van de Europese Unie aan het Fonds overgemaakt.

Artikel 6

1.   Indien, als gevolg van een of meer wanbetalingen, tijdens het jaar „n-1” een bedrag van meer dan 100 miljoen EUR vereist is voor het honoreren van garanties, wordt het deel van het bedrag dat hoger is dan 100 miljoen EUR vanaf het jaar „n + 1” en in de daaropvolgende jaren in jaarlijkse tranches aan het Fonds overgemaakt totdat het volledig is teruggestort (afvlakkingsmechanisme). De omvang van de jaarlijkse tranche is het kleinste van de volgende twee bedragen:

100 miljoen EUR, of

het resterende verschuldigde bedrag volgens het afvlakkingsmechanisme.

Alle bedragen, voortvloeiende uit het honoreren van garanties in de jaren voorafgaande aan het jaar „n-1”, die nog niet geheel volgens het afvlakkingsmechanisme zijn teruggestort, worden terugbetaald voordat het afvlakkingsmechanisme voor wanbetalingen die zich in het jaar „n-1” of in de daarop volgende jaren voordoen, in werking treedt. Deze restbedragen zullen in mindering worden gebracht op het maximumbedrag dat jaarlijks op de algemene begroting van de Europese Unie kan worden verhaald, totdat het bedrag volledig aan het Fonds is terugbetaald.

2.   De op dit afvlakkingsmechanisme gebaseerde berekeningen staan los van de in artikel 3, derde alinea, en artikel 5 bedoelde berekeningen. Dit neemt evenwel niet weg dat zij samen in één jaarlijkse overdracht resulteren. Voor het uitvoeren van de berekeningen overeenkomstig de artikelen 3 en 5 worden de krachtens dit afvlakkingsmechanisme uit de algemene begroting van de Europese Unie over te maken bedragen als netto-activa van het Fonds behandeld.

3.   Indien de middelen van het Fonds ten gevolge van het honoreren van garanties wegens een of meer aanzienlijke wanbetalingen dalen tot minder dan 80 % van het streefbedrag, stelt de Commissie de begrotingsautoriteit daarvan in kennis.

4.   Indien de middelen van het Fonds ten gevolge van het honoreren van garanties wegens een of meer aanzienlijke wanbetalingen dalen tot minder dan 70 % van het streefbedrag, dient de Commissie een verslag in over de uitzonderingsmaatregelen die eventueel vereist zijn om het Fonds weer aan te vullen.

Artikel 7

De Commissie vertrouwt het financiële beheer van het Fonds, in het kader van een mandaat namens de Gemeenschappen, toe aan de EIB.

Artikel 8

De Commissie zendt het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer uiterlijk op 31 mei van het volgende begrotingsjaar een jaarverslag toe over de stand van het Fonds en het beheer ervan tijdens het voorgaande begrotingsjaar.

Artikel 9

De jaarrekening en de financiële balans van het Fonds worden gevoegd bij de jaarrekening en de financiële balans van de Gemeenschappen.

Artikel 10

Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  Advies van 18 november 2008 (nog niet in het PB bekendgemaakt).

(2)  PB L 293 van 12.11.1994, blz. 1.

(3)  Zie bijlage I.

(4)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(5)  PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad

(PB L 293 van 12.11.1994, blz. 1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1149/1999 van de Raad

(PB L 139 van 2.6.1999, blz. 1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 2273/2004 van de Raad

(PB L 396 van 31.12.2004, blz. 28)

Verordening (EG, Euratom) nr. 89/2007 van de Raad

(PB L 22 van 31.1.2007, blz. 1)


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94

De onderhavige verordening

Artikelen 1, 2 en 3

Artikelen 1, 2 en 3

Artikel 3 bis

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10, eerste alinea

Artikel 11

Artikel 10, tweede alinea

Bijlage I

Bijlage II


Top