EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0568(01)

EG: Beschikking van de Commissie van 9 juli 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan tissuepapier (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4596) (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 197, 29.7.2009, p. 87–95 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 15 Volume 015 P. 67 - 75

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 15/01/2019; opgeheven door 32019D0070

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/568(2)/oj

29.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 197/87


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 9 juli 2009

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan tissuepapier

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4596)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/568/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 kan de communautaire milieukeur worden toegekend aan een product waarvan de eigenschappen werkelijk kunnen bijdragen tot verbeteringen van essentiële milieuaspecten.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat per productengroep specifieke criteria voor de milieukeur, opgesteld op grond van de door het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie vastgelegde criteria, worden vastgesteld.

(3)

In de verordening wordt eveneens bepaald dat de herziening van de milieucriteria en van de eisen inzake beoordeling en controle op de naleving van de criteria tijdig vóór het eind van de geldigheidsperiode van de voor de desbetreffende productengroep gespecificeerde criteria moet plaatsvinden.

(4)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1980/2000 heeft er een tijdige herziening plaatsgevonden van de milieucriteria, alsmede van de bij Beschikking 2001/405/EG van de Commissie van 4 mei 2001 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor tissuepapierproducten vastgestelde eisen inzake beoordeling en controle (2). De milieucriteria en eisen inzake beoordeling en controle zijn geldig tot en met 4 januari 2010.

(5)

In het licht van die herziening is het, rekening houdend met de markt- en wetenschappelijke ontwikkelingen, gepast de definitie van de productengroep te wijzigen en nieuwe milieucriteria vast te stellen.

(6)

De milieucriteria alsmede de eisen inzake beoordeling en controle moeten vier jaar geldig zijn vanaf de datum van vaststelling van deze beschikking.

(7)

Bovendien is wijziging van de in Beschikking 2001/405/EG vastgestelde definitie van de productengroep noodzakelijk met het oog op de specificatie dat producten die vallen onder Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake kosmetische producten (3) buiten de werkingssfeer van de betrokken productengroep vallen.

(8)

Beschikking 2001/405/EG dient derhalve te worden vervangen.

(9)

De producenten van producten die op grond van de criteria in Beschikking 2001/405/EG een milieukeur voor tissuepapier hebben gekregen, moet een overgangsperiode worden toegestaan, zodat zij voldoende tijd hebben om hun producten aan de herziene criteria en eisen aan te passen. De producenten moeten tot het eind van de geldigheidsperiode van Beschikking 2001/405/EG ook aanvragen kunnen indienen overeenkomstig de criteria daarin of overeenkomstig de criteria in deze beschikking.

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De productengroep „tissuepapier” omvat vellen of rollen tissuepapier, geschikt voor gebruik voor persoonlijke hygiëne, het absorberen van vloeistoffen en/of het schoonmaken van bevuilde oppervlakken. Het tissueproduct bestaat uit crêpe- of gegaufreerd papier in één of meer lagen. Het product dient voor ten minste 90 % uit vezels te bestaan.

De productengroep omvat geen van de volgende producten:

a)

natte doekjes en maandverband;

b)

tissueproducten gelamineerd met ander materiaal dan tissuepapier;

c)

producten vermeld in Richtlijn 76/768/EEG.

Artikel 2

Voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor producten die vallen onder de productengroep „tissuepapier” overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1980/2000, dient tissuepapier te voldoen aan de in de bijlage bij deze beschikking beschreven criteria.

Artikel 3

De milieucriteria voor de productengroep „tissuepapier” en de eisen voor beoordeling en controle zijn vier jaar geldig vanaf de datum van vaststelling van deze beschikking.

Artikel 4

Het voor administratieve doeleinden aan de productengroep „tissuepapier” toegekende codenummer is „004”.

Artikel 5

Beschikking 2001/405/EG wordt ingetrokken.

Artikel 6

1.   Aanvragen voor de milieukeur voor producten die vallen onder de productengroep „tissuepapier” die vóór de datum van vaststelling van deze beschikking zijn ingediend, worden geëvalueerd overeenkomstig de in Beschikking 2001/405/EG vastgestelde voorwaarden.

2.   Aanvragen voor de milieukeur voor producten die vallen onder de productengroep „tissuepapier” die na de datum van vaststelling van deze beschikking maar uiterlijk op 4 januari 2010 worden ingediend, mogen berusten op zowel de in Beschikking 2001/405/EG als de in deze beschikking vastgestelde criteria.

Bedoelde aanvragen worden geëvalueerd overeenkomstig de criteria waarop ze berusten.

3.   Indien de milieukeur wordt toegekend op grond van een aanvraag die overeenkomstig de in Beschikking 2001/405/EG vastgestelde criteria is geëvalueerd, mag de betreffende milieukeur tot en met 12 maanden vanaf de datum van vaststelling van deze beschikking worden gebruikt.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.

(2)  PB L 142 van 29.5.2001, blz. 10.

(3)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169.


BIJLAGE

KADER

Doelstellingen van de criteria

Deze criteria zijn hoofdzakelijk gericht op:

de vermindering van de lozingen van toxische of eutrofische stoffen in water,

het beperken van de milieuschade of risico’s verbonden aan het gebruik van energie (opwarming van de aarde, verzuring, afbraak van de ozonlaag, uitputting van niet-hernieuwbare hulpbronnen) door het verminderen van het energieverbruik en de hiermee samenhangende luchtemissies,

het beperken van milieuschade of risico’s verbonden aan het gebruik van gevaarlijke chemicaliën,

het stimuleren van het gebruik van duurzame vezels,

de toepassing van duurzame beheersbeginselen met het oog op de bescherming van de bossen,

De criteria zijn zo gekozen dat daardoor de toekenning van de milieukeur aan tissuepapierproducten waarvan de productie geringere milieueffecten teweegbrengt, wordt bevorderd.

Eisen inzake beoordeling en controle

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analyses, testverslagen of ander bewijsmateriaal in te dienen waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat deze, zoals aangewezen, afkomstig kunnen zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leverancier(s) enz.

In voorkomend geval mogen andere testmethoden worden gebruikt dan voor elk criterium wordt vermeld, indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt als gelijkwaardig worden geaccepteerd.

Voor zover mogelijk worden tests verricht door erkende laboratoria die voldoen aan de algemene eisen geformuleerd in norm EN ISO 17025.

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie verlangen en onafhankelijke controles uitvoeren.

De bevoegde instanties wordt aangeraden bij de beoordeling van aanvragen en het toezicht op de inachtneming van de criteria rekening te houden met de toepassing van erkende milieuzorgsystemen, zoals EMAS of ISO14001 (Noot: Toepassing van dergelijke milieuzorgsystemen is niet verplicht).

MILIEUCRITERIA

De milieucriteria hebben betrekking op de productie van pulp met inbegrip van alle samenstellende subprocessen vanaf het punt waarop de vezelgrondstoffen of het kringlooppapier de fabriek binnenkomt tot en met het punt waarop de pulp de fabriek verlaat. Voor de papierproductieprocessen gelden ze voor alle subprocessen vanaf het slaan van de pulp (het ontbinden van het kringlooppapier) tot het op rollen draaien van het papier.

Het transport, de verwerking en het verpakken van de pulp, het papier of de grondstoffen zijn uitgesloten.

Onder gerecycleerde vezels wordt verstaan vezels verkregen uit het recycleren van gebruikt papier en karton afkomstig van drukkers of consumenten. Ingekochte en eigen uitval van nieuw geproduceerde vezels valt niet onder de definitie.

1.   Emissies in water en lucht

a)   Chemische zuurstofvraag (Chemical Oxygen demand — COD), fosfor (P), zwavel (S), stikstofoxides (NOx)

Voor iedere parameter moeten de emissies in lucht en/of water bij de productie van pulp en papier worden uitgedrukt in punten (PCOD, Pp, PS, PNOx) zoals hierna in detail wordt beschreven.

Geen van de afzonderlijke punten PCOD, Pp, PS, of PNOx mag de 1,5 overschrijden.

Het totale aantal punten (Ptotaal = PCOD + Pp + PS + PNOx) mag de 4,0 niet overschrijden.

De berekening van PCOD vindt als volgt plaats (de berekeningen van Pp, PS, en PNOx moeten op precies dezelfde manier met de daarbij behorende referentiewaarden plaatsvinden).

Voor iedere pulp „i” die wordt gebruikt, moeten de hiermee samenhangende COD-emissies (CODpulp,i uitgedrukt in kg/luchtgedroogde ton — ADT) worden gewogen in overeenstemming met de proportie van iedere gebruikte pulp (pulp,i met betrekking tot luchtgedroogde ton tissuepapier). Voor de totale-COD-emissie, CODtotaal, wordt de gewogen COD-emissie voor de pulp vervolgens bij de gemeten COD-emissie van de papierproductie opgeteld.

De gewogen COD-referentiewaarde voor de pulpproductie moet op dezelfde manier worden berekend, als de som van de gewogen referentiewaarden voor iedere gebruikte pulp, en opgeteld bij de referentiewaarde voor de papierproductie om te komen tot een totale COD-referentiewaarde CODreftotaal. De referentiewaarden voor elke gebruikte soort pulp en de papierproductie staan in tabel 1 vermeld.

Tot slot wordt de totale COD-emissie als volgt door de totale COD-referentiewaarde gedeeld:

Formula

Tabel 1

Referentiewaarden voor emissies bij de productie van verschillende soorten pulp en papier

(kg/ADT)

Pulpkwaliteit/Papier

Emissies

CODreferentie

Preferentie

Sreferentie

NOxreferentie

Chemische pulp (behalve sulfiet)

18,0

0,045

0,6

1,6

Chemische pulp (sulfiet)

25,0

0,045

0,6

1,6

Ongebleekte chemische pulp

10,0

0,02

0,6

1,6

CTMP

15,0

0,01

0,3

0,3

Gerecycleerde vezelpulp

3,0

0,01

0,03

0,3

Tissuepapier

2,0

0,01

0,03

0,5

In geval van cogeneratie van warmte en elektriciteit in dezelfde centrale worden de emissies van NOx en S toegekend en berekend volgens de volgende vergelijking:

Het aandeel van de emissies van de elektriciteitsopwekking = 2 × (MWh(elektriciteit))/[2 × MWh(elektriciteit) + MWh(warmte)]

De elektriciteit in deze berekening is de netto-elektriciteit, waarbij het deel van de werkelektriciteit die in de energiecentrale wordt gebruikt voor de opwekking van de energie wordt uitgesloten, d.w.z. dat de netto-elektriciteit het deel vormt dat door de energiecentrale voor de pulp-/papierproductie wordt geleverd.

De warmte in deze berekening is de nettowarmte, waarbij het deel van de werkwarmte die in de energiecentrale wordt gebruikt voor de opwekking van de energie wordt uitgesloten, d.w.z. dat de nettowarmte het deel vormt dat door de energiecentrale voor de pulp-/papierproductie wordt geleverd.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet gedetailleerde berekeningen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving die testverslagen moet omvatten waarbij voor elke parameter van de volgende specifieke of een gelijkwaardige testmethode gebruikt wordt gemaakt:

COD: ISO 6060; DIN 38409 deel 41, NFT 90101 ASTM D 125283, Dr Lange LCK 114, Hack of WTW

P: EN ISO 6878, APAT IRSA CNR 4110 of Dr Lange LCK 349

NOx: ISO 11564

S(oxid.): EPA nr. 8;

S(red.): EPA nr. 16A

S-gehalte in olie: ISO 8754

S-gehalte in kolen: ISO 351.

De documentatie ter staving dient een indicatie te bevatten van de meetfrequentie en de berekening van de punten voor COD, P, S en NOx. Alle emissies van S en NOx die tijdens de productie van pulp en papier plaatsvinden, moeten zijn opgenomen, met inbegrip van stoom die buiten de productieplaats wordt geproduceerd, met uitzondering van de emissies die verband houden met de productie van elektriciteit. De metingen moeten omvatten: terugwinningsinstallaties, kalkovens, stoomketels en verbrandingsovens voor sterk riekende gassen. Ook met diffuse emissies moet rekening worden gehouden. Gemelde emissiewaarden voor S in de lucht moeten zowel geoxideerde als gereduceerde S-emissies omvatten (dimethylsulfide, methylmercaptaan, hydrogeensulfide en dergelijke). De S-emissies met betrekking tot warmteopwekking uit olie, kolen en overige externe brandstoffen met een S-gehalte dat bekend is, mogen worden berekend in plaats van gemeten en moeten in aanmerking worden genomen.

Metingen van de emissies in water dienen te worden verricht op ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, hetzij na behandeling in de fabriek, hetzij na behandeling in een openbare zuiveringsinstallatie. De periode voor de metingen moet berusten op de productie gedurende twaalf maanden. In het geval van een nieuwe of herbouwde productie-installatie, waarbij geen emissiemetingen over een periode van 12 maanden beschikbaar zijn, berusten de resultaten op gedurende een periode van 45 opeenvolgende dagen eenmaal per dag verrichte metingen nadat de emissiewaarden van de fabriek zijn gestabiliseerd.

b)   AOX

De gewogen gemiddelde waarde van de AOX-emissie uit de productie van de voor het tissueproduct met de milieukeur gebruikte soorten pulp mag niet hoger zijn dan 0,12 kg/ADT papier. De AOX-emissies afkomstig van elke afzonderlijke in het papier gebruikte pulp mogen niet hoger zijn dan 0,25 kg/ADT pulp.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet testverslagen indienen waarbij de volgende testmethode wordt gebruikt: AOX ISO 9562 (1989) van de pulpleverancier, samen met gedetailleerde berekeningen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede daarmee samenhangende documentatie ter staving.

De documentatie ter staving moet een vermelding bevatten van de meetfrequentie. AOX dient alleen gemeten te worden bij processen waarbij chloorverbindingen worden gebruikt voor het bleken van de pulp. AOX hoeft niet te worden gemeten in het effluent van niet-geïntegreerde papierproductie of in de effluenten van pulpproductie zonder bleking of waar de bleking wordt uitgevoerd met chloorvrije stoffen.

Metingen dienen te worden verricht op ongefilterde monsters waarin nog geen bezinking is opgetreden, hetzij na behandeling in de fabriek, hetzij na behandeling in een openbare zuiveringsinstallatie. De periode voor de metingen moet berusten op de productie gedurende 12 maanden. In het geval van een nieuwe of herbouwde productie-installatie, waarbij geen emissiemetingen over een periode van 12 maanden beschikbaar zijn, berusten de resultaten op gedurende een periode van 45 opeenvolgende dagen eenmaal per dag verrichte metingen nadat de emissiewaarden van de fabriek zijn gestabiliseerd.

c)   CO2

De emissies van kooldioxide uit niet-hernieuwbare bronnen mogen niet hoger zijn dan 1 500 kg per ADT geproduceerd papier, inclusief de uitstoot als gevolg van elektriciteitsproductie (op of buiten het bedrijfsterrein).

De brandstoffen die worden gebruikt voor de omzetting van het tissuepapier in een product en het transport voor de distributie van dit product, de pulp of andere grondstoffen dienen niet in de berekeningen te worden opgenomen.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet gedetailleerde berekeningen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium is voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie ter staving.

De aanvrager moet gegevens verstrekken over de uitstoot van kooldioxide in de lucht. Deze moeten alle bronnen van niet-hernieuwbare brandstoffen bij de productie van pulp en papier omvatten, met inbegrip van de uitstoot bij de productie van elektriciteit (zowel op als buiten de bedrijfslocatie).

Bij de berekening van de CO2-uitstoot van brandstoffen moeten de volgende emissiefactoren worden gebruikt:

Tabel 2

Brandstof

CO2-emissie

Eenheid

Kolen

95

g CO2 fossiel/MJ

Ruwe aardolie

73

g CO2 fossiel/MJ

Stookolie 1

74

g CO2 fossiel/MJ

Stookolie 2-5

77

g CO2 fossiel/MJ

Lpg

62,40

g CO2 fossiel/MJ

Aardgas

56

g CO2 fossiel/MJ

Netstroom

400

g CO2 fossiel/kWh

Voor alle elektriciteit van het net moet de in de voorgaande tabel genoemde waarde (het Europese gemiddelde) worden gebruikt, tenzij de aanvrager documentatie overlegt waaruit blijkt dat er elektriciteit uit hernieuwbare bronnen overeenkomstig Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) wordt gebruikt, in welk geval de aanvrager de hernieuwbare energie uit de berekening mag weglaten.

2.   Energieverbruik

Het totale elektriciteitsverbruik met betrekking tot het tissuepapierproduct wordt becijferd als de som van de in het pulp- en het tissuepapierproductiestadium gebruikte elektriciteit en mag niet meer bedragen dan 2 200 kWh elektriciteit per ADT geproduceerd papier.

De aanvrager dient het totale elektriciteitsverbruik voor de productie van pulp en tissuepapier te berekenen, met inbegrip van de elektriciteit die wordt gebruikt bij het ontinkten van afvalpapier voor de productie van kringlooppapier.

De elektriciteitsberekening laat de energie buiten beschouwing die wordt verbruikt bij het transport van grondstoffen of bij de omzetting en verpakking.

Met elektriciteit bedoelt men de netto ingevoerde netstroom en de intern opgewekte elektriciteit, gemeten als elektrisch vermogen. De voor de zuivering van afvalwater en afgassen gebruikte elektriciteit behoeft niet te worden meegerekend.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet gedetailleerde berekeningen indienen waaruit blijkt dat aan dit criterium is voldaan, alsmede alle hiermee samenhangende documentatie ter staving. De nadere bijzonderheden die worden gegeven, moeten zodoende ook het totale elektriciteitsverbruik bevatten.

3.   Vezels — duurzaam bosbeheer

a)

De pulp- en papierproducenten moeten een beleid voeren waarbij ze duurzaam geteeld hout en vezels inkopen, en ze moeten een systeem hebben om de herkomst van hout te traceren en te controleren alsmede om het van het bos naar het eerste punt van ontvangst te volgen.

De herkomst van alle nieuwe vezels moet worden geregistreerd. De pulp- en papierproducent moet zorgen dat alle hout en vezels uit legale bronnen afkomstig zijn. Het hout en de vezels mogen niet afkomstig zijn uit beschermde gebieden, uit gebieden waarvoor een officiële procedure loopt voor aanwijzing als beschermd gebied, uit oerbossen of uit in procedures van nationale belanghebbenden aangemerkte hoogwaardige bossen, tenzij de aankoop duidelijk voldoet aan de nationale wetgeving inzake het natuurbehoud.

b)

De vezelgrondstof in het papier mag gerecycleerd of nieuw zijn. 50 % van alle nieuwe vezels moet echter afkomstig zijn uit duurzaam beheerde bossen die door een onafhankelijke derde overeenkomstig boscertificeringssystemen zijn gecertificeerd op grond van de criteria in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie en de verder uitgewerkte versie daarvan.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet adequate documentatie van de papierleverancier indienen met daarin vermeld de soorten, hoeveelheden en precieze herkomst van de bij de pulp- en papierproductie gebruikte vezels. Wanneer nieuwe vezels uit bossen worden gebruikt, moet de aanvrager het juiste certificaat of de juiste certificaten van de papier-/pulpleverancier indienen waaruit blijkt dat het certificeringssysteem voldoet aan de eisen in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie.

4.   Gevaarlijke chemische stoffen

a)   Chloor

Chloorgas mag niet als bleekmiddel worden gebruikt. Dit verbod geldt niet voor de toepassing van chloorgas in samenhang met de productie en de toepassing van chloordioxide.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een verklaring van de pulpproducent(en) indienen, waarin staat dat er geen chloorgas als bleekmiddel is gebruikt. Noot: Hoewel deze vereiste ook van toepassing is op het bleken van gerecycleerde vezels, wordt aanvaard dat de vezels in hun vorige levenscyclus met chloorgas kunnen zijn gebleekt.

b)   APEO’s

Alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten mogen niet worden toegevoegd aan reinigingschemicaliën, ontinktingschemicaliën, schuiminhibitoren, dispergeermiddelen of coatings. Alkylfenolderivaten worden gedefinieerd als stoffen die bij afbraak alkylfenolen produceren.

Beoordeling en controle: De aanvrager of de leveranciers van de chemicaliën moeten een toepasselijke verklaring of toepasselijke verklaringen indienen dat er geen alkylfenolethoxylaten of andere alkylfenolderivaten aan hun producten zijn toegevoegd.

c)   Oppervlakteactieve stoffen in ontinktingsformules voor gerecycleerde vezels

Daar waar oppervlakteactieve stoffen worden gebruikt in hoeveelheden van ten minste 100 g/ADT (totaal van alle oppervlakteactieve stoffen die worden gebruikt in alle verschillende formules die worden toegepast bij het ontinkten van retourvezels), moet iedere oppervlakteactieve stof goed biologisch afbreekbaar zijn. Wanneer dergelijke oppervlakteactieve stoffen in kleinere hoeveelheden dan 100 g/ADT worden gebruikt, moet iedere oppervlakteactieve stof goed biologisch afbreekbaar of uiteindelijk biologisch afbreekbaar zijn (zie onderstaande testmethoden en passeerniveaus).

Beoordeling en controle: De aanvrager of de leveranciers van de chemicaliën moeten een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, samen met de relevante gegevensbladen voor materiaalveiligheid of testverslagen voor iedere oppervlakteactieve stof waarin de testmethode, de drempelwaarde en de desbetreffende conclusie worden aangegeven, waarbij een van de volgende testmethoden en passeerniveaus wordt gebruikt: voor snelle biologische afbreekbaarheid OESO 301 A-F (of gelijkwaardige ISO-normen), met een afbreekpercentage binnen 28 dagen van ten minste 70 % voor 301 A en E en van ten minste 60 % voor 301 B, C, D en F; voor uiteindelijke biologische afbreekbaarheid OESO 302 A-C (of vergelijkbare ISO-normen (3), met een afbreekpercentage (inclusief adsorptie) binnen 28 dagen van ten minste 70 % voor 302 A en B en van ten minste 60 % voor 302 C.

d)   Biociden

De actieve componenten in biociden of biostatische middelen die worden gebruikt om slijmvormende organismen tegen te gaan in circulatiewatersystemen met vezels, mogen niet potentieel bioaccumulerend zijn.

Beoordeling en controle: De aanvrager of de leveranciers van de chemicaliën moeten een verklaring overleggen waarin staat dat aan dit criterium is voldaan, samen met het relevante veiligheidsinformatieblad of testverslag, waarin de testmethode, de drempelwaarde en de desbetreffende conclusie worden aangegeven, met gebruikmaking van de volgende testmethoden: OESO 107, 117 of 305 A-E.

e)   Natsterktevergroters

Natsterktevergroters mogen — op droge basis — niet meer dan 0,7 % van de gechloreerde organische stoffen epichloorhydrine (ECH), 1,3-dichloor-2-propanol (DCP) en 3-monochloor-1,2-propaandiol (MCPD) bevatten, berekend als de som van de drie bestanddelen.

Natsterktevergroters die glyoxal bevatten, mogen niet worden gebruikt bij de productie van tissuepapier met milieukeur.

Beoordeling en controle: De aanvrager of de leveranciers van de chemicaliën moeten een verklaring of verklaringen indienen dat het gehalte aan epichloorhydrine (ECH), 1,3-dichloor-2-propanol (DCP) en 3-monochloor-1,2-propaandiol (MCPD), berekend als de som van de drie bestanddelen in droge vorm van de natsterktevergroter, niet hoger is dan 0,7 %.

f)   Verzachters, lotions, parfums en additieven van natuurlijke aard

Geen van de samenstellende bestanddelen of preparaten/mengsels in de verzachters, lotions, parfums en additieven van natuurlijke aard mogen overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (4) of Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) en de wijzigingen daarop met de risicozinnen R42, R43, R45, R46, R50, R51, R52 of R53 (of een combinatie daarvan) ingedeeld zijn als gevaarlijk voor het milieu, sensibiliserend, carcinogeen of mutageen. Alle stoffen/parfums die overeenkomstig Richtlijn 2003/15/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) (7e wijziging van Richtlijn 76/768/EEG, bijlage III, deel I) op het etiket van een product/verpakking moeten worden vermeld, mogen niet in het product met de milieukeur worden gebruikt (concentratielimiet 0,01 %).

Alle als geurstof aan het product toegevoegde bestanddelen moeten volgens de richtsnoeren van de International Fragrance Association zijn vervaardigd, behandeld en toegepast.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een lijst indienen van de verzachters, lotions en additieven van natuurlijke aard die aan het tissueproduct zijn toegevoegd, samen met een verklaring voor elk van de toegevoegde preparaten dat aan het criterium is voldaan.

De producent van de geurstof moet bij de bevoegde instantie een verklaring indienen dat aan elk onderdeel van dit criterium is voldaan.

5.   Productveiligheid

Producten vervaardigd uit gerecycleerde vezels of mengsels van gerecycleerde en nieuwe vezels dienen aan de volgende hygiënische eisen te voldoen:

 

De concentratie van de volgende stoffen in het tissuepapier mag de hierna genoemde maximumwaarden niet overschrijden:

Formaldehyde: 1 mg/dm2 overeenkomstig testmethode EN 1541

Glyoxal: 1,5 mg/dm2 overeenkomstig testmethode DIN 54603

PCP’s: 2 mg/kg overeenkomstig testmethode EN ISO 15320.

 

Alle tissueproducten dienen aan de volgende eisen te voldoen:

Slijmwerende en antimicrobiële stoffen: Geen groeivertraging bij micro-organismen overeenkomstig testmethode EN 1104

Kleurstoffen en witmakers: Geen uitvloeiing overeenkomstig testmethode EN 646/648 (niveau 4 vereist)

Kleurstoffen en inkten:

De bij de productie van tissuepapier gebruikte kleurstoffen en inkten mogen geen azoverbindingen bevatten die bij ontbinding enig in tabel 3 genoemd amine kunnen opleveren.

De bij de productie van tissuepapier gebruikte kleurstoffen en inkten mogen niet gebaseerd zijn op Cd of Mn.

Tabel 3

Kleurstoffen mogen in overeenstemming met Richtlijn 2002/61/EG van het Europees Parlement en de Raad niet afbreken in de volgende amines  (7)

Amine

CAS-nummer

4-aminobifenyl

92-67-1

benzidine

92-87-5

4-chloor-o-toluïdine

95-69-2

2-naftylamine

91-59-8

o-aminoazotolueen

97-56-3

2-amino-4-nitrotolueen

99-55-8

p-chlooraniline

106-47-8

2,4-diaminoanisol

615-05-4

4,4'-diaminodifenylmethaan

101-77-9

3,3'-dichloorbenzidine

91-94-1

3,3'-dimethoxybenzidine

119-90-4

3,3'-dimethylbenzidine

119-93-7

3,3'-dimethyl-4,4'-diamino-difenylmethaan

838-88-0

p-kresidine

120-71-8

4,4'-methyleenbis(2-chlooraniline)

101-14-4

4,4'-oxydianiline

101-80-4

4,4'-thiodianiline

139-65-1

o-toluïdine

95-53-4

2,4-diaminotolueen

95-80-7

2,4,5-trimethylaniline

137-17-7

0-anisidine 2-methoxyaniline

90-04-0

2,4-xylidine

95-68-1

4,6-xylidine

87-62-7

4-aminoazobenzeen

60-09-3

Beoordeling en controle: De aanvrager of de leveranciers van de chemicaliën moeten een verklaring indienen dat aan dit criterium is voldaan.

6.   Afvalbeheer

Alle producenten van pulp, papier en afgeleide tissueproducten moeten beschikken over een systeem voor de behandeling van afvalstoffen en restproducten die afkomstig zijn van de productie-installaties. Het systeem moet in de aanvraag worden beschreven of toegelicht en dient ten minste de volgende elementen te omvatten:

procedures voor het scheiden en recycleren van materialen uit de afvalstroom,

procedures voor de terugwinning van materialen voor andere toepassingen, zoals verbranding voor processtoomopwekking of voor agrarische toepassingen,

procedures voor de behandeling van gevaarlijk afval.

Beoordeling en controle: De aanvrager moet een beschrijving van het afvalbeheer voor de desbetreffende locaties indienen en een verklaring dat aan het criterium is voldaan.

7.   Geschiktheid voor gebruik

Het product moet geschikt zijn voor gebruik.

8.   Informatie voor de consument

Kader 2 van de milieukeur bevat de volgende tekst:

gebruikt duurzame vezels,

geringe water- en luchtverontreiniging,

geringe uitstoot van broeikasgassen en gering elektriciteitsgebruik.

Bovendien moet de fabrikant naast de milieukeur ook het minimumpercentage gerecycleerde vezels en/of het percentage gecertificeerde vezels vermelden.


(1)  ADT = luchtgedroogde ton (Air Dry Tonne) en betekent een gehalte van 90 % droge stof voor pulp. Het feitelijke gehalte aan droge stof voor papier bedraagt gewoonlijk circa 95 %. Bij de berekeningen moeten de referentiewaarden voor de pulp worden aangepast aan het gehalte droge vezel van het papier, dat meestal boven de 90 % ligt.

(2)  PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33.

(3)  Bijv. EN ISO-norm 14593:1999 — Waterkwaliteit — Bepaling van de ultieme aerobe bioafbreekbaarheid van organische verbindingen in een waterig medium — Methode door analyse van anorganische koolstof in gesloten flessen (CO2-headspace-proef). Voorafgaande aanpassing is niet toegestaan. Het beginsel van het 10-dagenvenster wordt niet toegepast (referentiemethode) op grond van Verordening (EG) nr. 907/2006 van de Commissie van 20 juni 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende detergentia, teneinde de bijlagen III en VII daarbij aan te passen (PB L 168 van 21.6.2006, blz. 5).

(4)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(5)  PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.

(6)  PB L 66 van 11.3.2003, blz. 26.

(7)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 15.


Top