Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0061

2009/61/EG: Besluit van de Raad van 19 januari 2009 tot wijziging van Besluit 2006/144/EG inzake de communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013)

PB L 30 van 31.1.2009, p. 112–115 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/61(1)/oj

31.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 30/112


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 januari 2009

tot wijziging van Besluit 2006/144/EG inzake de communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013)

(2009/61/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2006/144/EG (2) heeft de Raad de communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013), hierna „de communautaire strategische richtsnoeren”, vastgesteld.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (3) kunnen de communautaire strategische richtsnoeren worden herzien om rekening te houden met ingrijpende veranderingen van de communautaire prioriteiten.

(3)

Bij de evaluatie van de tenuitvoerlegging van de in 2003 ingevoerde hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid werden klimaatverandering, hernieuwbare energie, waterbeheer, biodiversiteit en herstructurering van de zuivelsector aangemerkt als cruciale nieuwe uitdagingen voor de Europese landbouw. De doelstellingen die verband houden met deze prioriteiten, moeten worden versterkt in de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1698/2005 goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma's.

(4)

In de communautaire strategische richtsnoeren moet worden vastgesteld welke gebieden belangrijk zijn voor de uitvoering van de herziene prioriteiten van de Gemeenschap met betrekking tot klimaatverandering, hernieuwbare energie, waterbeheer, biodiversiteit en herstructurering van de zuivelsector.

(5)

De activiteiten in verband met de prioriteiten met betrekking tot klimaatverandering, hernieuwbare energie, waterbeheer en biodiversiteit moeten door middel van innovatie effectiever worden gemaakt. In dit verband kan ondersteuning van innovatie in het bijzonder bijdragen aan die doelstellingen, via de ontwikkeling van nieuwe technologieën, producten en procédés.

(6)

Elke lidstaat moet op basis van de herziene communautaire strategische richtsnoeren zijn nationaal strategisch plan aanpassen, dat als referentiekader voor de herziening van de plattelandsontwikkelingsprogramma's dient.

(7)

Besluit 2006/144/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

BESLUIT:

Enig artikel

Besluit 2006/144/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GANDALOVIČ


(1)  Advies van 19 november 2008 (nog niet in het PB bekendgemaakt).

(2)  PB L 55 van 25.2.2006, blz. 20.

(3)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.


BIJLAGE

De in de bijlage bij Besluit 2006/144/EG opgenomen communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013) worden als volgt gewijzigd:

1)

aan deel 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

„2.5.   De nieuwe uitdagingen aangaan

In het kader van de beoordeling van de in 2003 ingevoerde hervormingen is ook het evenwicht tussen uitgaven voor rechtstreekse betalingen binnen de eerste pijler van het GLB en de financiering van het plattelandsontwikkelingsbeleid geëvalueerd. Aangezien de totale GLB-begroting tot 2013 aan een reeds vastgesteld maximum is gebonden, biedt een verhoging van de verplichte modulatie de enige mogelijkheid om extra middelen voor plattelandsontwikkeling vrij te maken. Dit extra geld is nodig om meer werk te kunnen maken van de prioriteiten van de Gemeenschap op het gebied van klimaatverandering, hernieuwbare energie, waterbeheer, biodiversiteit (met inbegrip van daarmee verband houdende steun voor innovatie) en herstructurering van de zuivelsector.

i)

Klimaat en energie zijn prioriteiten geworden nu de EU het voortouw neemt bij de verwezenlijking van een mondiale koolstofarme economie. In maart 2007 hechtte de Europese Raad zijn goedkeuring aan conclusies (1) om voor 2020 de broeikasgasemissies met ten minste 20 % te verminderen in vergelijking met 1990 (30 % indien mondiale streefcijfers worden afgesproken) en om voor 2020 een verplicht streefcijfer van 20 % vast te stellen voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen (inclusief de doelstelling om in voor vervoer bestemde benzine en diesel 10 % biobrandstoffen op te nemen). De landbouw- en de bosbouwsector kunnen in dit verband een belangrijke rol spelen: als leverancier van de grondstoffen voor de productie van bio-energie, bij de opslag van koolstof en bij de verdere vermindering van de broeikasgasemissies.

ii)

De doelstellingen van de EU op het gebied van waterbeleid zijn vastgesteld in Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (2), waarvan de volledige tenuitvoerlegging in de periode 2010-2012 haar beslag zal beginnen te krijgen. Als grote gebruikers van water en waterreserves hebben de landbouw- en de bosbouwsector een belangrijke rol te spelen in een zowel kwantitatief als kwalitatief duurzaam waterbeheer. Waterbeheer zal een steeds voornamere plaats innemen in de aanpassingsstrategie om de reeds onvermijdelijke klimaatverandering aan te pakken.

iii)

De lidstaten hebben toegezegd de achteruitgang van de biodiversiteit uiterlijk 2010 een halt toe te roepen, maar het lijkt steeds onwaarschijnlijker dat deze doelstelling zal worden gehaald. Aangezien de biodiversiteit in Europa voor een groot deel afhangt van de landbouw en de bosbouw, zullen de inspanningen ter bescherming van die diversiteit moeten worden opgevoerd, met name gezien de verwachte negatieve gevolgen van de klimaatverandering en de toenemende behoefte aan water.

iv)

Zuivelproducenten leveren een aanzienlijke bijdrage tot de instandhouding van het platteland via duurzame landbouw, vooral in achterstandsgebieden. Gezien hun hoge productiekosten en de structurele veranderingen die hen wachten ten gevolge van de geleidelijke afschaffing van het melkquotastelsel, moeten er begeleidende steunmaatregelen voor zuivelproducenten komen, zodat zij zich aan de nieuwe marktomstandigheden kunnen aanpassen.

v)

Maatregelen voor plattelandsontwikkeling kunnen met name worden benut om innovatie op het gebied van waterbeheer, productie en gebruik van hernieuwbare energie, bescherming van biodiversiteit aan te moedigen, alsmede bij de beperking van en de aanpassing aan klimaatverandering, en om oplossingen te bevorderen die zowel het concurrentievermogen als het milieu ten goede komen. Om te stimuleren dat innovatie ten volle wordt benut, moet specifieke steun worden verleend voor innovatieve acties in verband met de nieuwe uitdagingen.”;

2)

in deel 3 wordt het volgende punt ingevoegd:

„3.4 bis.   Nieuwe uitdagingen

Communautair strategisch richtsnoer

De klimaatverandering, de behoefte aan hernieuwbare energie, het waterbeheer, de biodiversiteit (inclusief bijbehorende steun voor innovatie) en herstructurering van de zuivelsector plaatsen de Europese plattelandsgebieden, landbouw en bosbouw voor cruciale uitdagingen. In het kader van de algemene communautaire klimaatveranderingsstrategie zullen van de landbouw- en de bosbouwsector meer inspanningen worden gevergd op het gebied van verlaging van broeikasgasemissies en verhoging van de koolstofopslag. Een hogere productie van hernieuwbare energie uit door de landbouw en de bosbouw geleverde biomassa moet er eveneens toe bijdragen dat de nieuwe EU-streefcijfers voor het totale brandstof- en energieverbruik tegen 2020 worden gehaald. Duurzamer methoden voor waterbeheer in de landbouw worden van essentieel belang om de voorziening met voldoende en kwalitatief goed water in de toekomst te garanderen en om de verwachte effecten van de klimaatverandering op de watervoorraden op te vangen. Voorts blijft het stopzetten van de achteruitgang van de biodiversiteit een zeer belangrijke uitdaging. Steun voor innovatie met betrekking tot bovengenoemde nieuwe uitdagingen kan de uitvoering van deze prioriteiten vergemakkelijken. Omdat het melkquotastelsel afloopt, zal er meer geherstructureerd moeten worden in de landbouw. Maatregelen voor plattelandsontwikkeling zullen daarbij van belang zijn ter begeleiding van de hervormingen in de zuivelsector. De extra middelen die met ingang van 2010 vrijkomen als gevolg van de verhoging van de verplichte modulatie, moeten worden ingezet ter versterking van de communautaire prioriteiten op het gebied van klimaatverandering, hernieuwbare energie, waterbeheer biodiversiteit en hervormingen in de zuivelsector.

Met het oog op deze prioriteiten worden de lidstaten aangespoord om vooral steun te verlenen voor kernactiviteiten. Dergelijke kernactiviteiten kunnen de volgende soorten concrete acties omvatten:

i)

Met name investeringssteun in het kader van as 1 kan worden gebruikt voor machines en materieel die energie, water en andere grondstoffen besparen, en voor de productie van hernieuwbare energie voor gebruik in het landbouwbedrijf. In de sectoren landbouw, voeding en bosbouw dient de investeringssteun te worden gericht op de ontwikkeling van meer innoverende en meer duurzame methoden voor de verwerking van biobrandstoffen.

ii)

In het kader van as 2 kunnen de milieumaatregelen in de landbouw en bosbouwmaatregelen met name worden gebruikt voor de verbetering van de biodiversiteit door de instandhouding van soortenrijke vegetatietypen, de bescherming en het behoud van grasland en het gebruik van extensieve landbouwproductiemethoden. Gerichte acties in het kader van as 2, zoals milieumaatregelen in de landbouw of bebossing, kunnen tevens bijdragen tot de capaciteit om het beheer van de watervoorraden beter op de beschikbare hoeveelheden af te stemmen en de kwaliteit ervan te beschermen. Voorts helpen bepaalde milieuacties in de landbouw en bosbouwacties om de uitstoot van stikstofoxide (N2O) en methaan (CH4) te verminderen en koolstofopslag te bevorderen.

iii)

In het kader van de assen 3 en 4 kan steun worden verleend voor lokale projecten en lokale samenwerking op het gebied van hernieuwbare energie en voor de productie van bio-energie door landbouwers die besluiten hun productie zo te diversifiëren. De instandhouding van het natuurlijke erfgoed kan bijdragen tot de bescherming van habitats met een hoge natuurwaarde en van hoogwaardige waterlichamen.

iv)

Aangezien alle plattelandsgebieden worden geconfronteerd met de problematiek van klimaatverandering en hernieuwbare energie, kunnen de lidstaten lokale actiegroepen in het kader van de as 4 (Leader) ertoe aanzetten deze onderwerpen als horizontale aandachtspunten op te nemen in hun plaatselijke ontwikkelingsstrategieën. Deze groepen zijn heel geschikt om bij te dragen tot de aanpassing aan de klimaatverandering en om oplossingen op het gebied van hernieuwbare energie aan te dragen die zijn toegesneden op de plaatselijke situatie.

v)

Innovatie biedt de mogelijkheid om zeer positieve resultaten te bereiken bij het aangaan van de nieuwe uitdagingen van klimaatverandering, productie van hernieuwbare energie, duurzamer waterbeheer en tegengaan van biodiversiteitsverlies. Innovatie op deze gebieden kan worden gesteund door de ontwikkeling, marktpenetratie en toepassing van nieuwe technologieën, producten en procédés aan te moedigen.

vi)

In de regel moet de steun worden gericht op soorten van concrete acties die overeenstemmen met de doelstellingen en bepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en die bevorderlijk zijn voor het ontstaan van potentiële positieve effecten met betrekking tot de in bijlage II bij die verordening vermelde nieuwe uitdagingen.”.


(1)  Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel (8 en 9 maart 2007).

(2)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.


Top