EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R0771

Verordening (EG) nr. 771/2008 van de Commissie van 1 augustus 2008 tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 206, 2.8.2008, p. 5–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 058 P. 221 - 229

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 15/06/2016

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/771/oj

2.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 206/5


VERORDENING (EG) Nr. 771/2008 VAN DE COMMISSIE

van 1 augustus 2008

tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name op artikel 93, lid 4, en artikel 132,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 verleent het Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna „Agentschap”) de bevoegdheid, afzonderlijke besluiten betreffende de registratie en de beoordeling van chemische stoffen te nemen en stelt een kamer van beroep in om te beslissen over beroepen tegen de in artikel 91, lid 1, van die verordening bedoelde besluiten.

(2)

Daar Verordening (EG) nr. 1907/2006 slechts basisvoorschriften ten aanzien van beroepsprocedures vaststelt, dienen nadere regels te worden vastgesteld inzake de organisatie van de kamer van beroep en inzake de procesvoering voor bij de kamer van beroep ingestelde beroepen.

(3)

Ter verzekering van een evenwichtige beoordeling van de beroepen uit juridisch en technisch oogpunt, dienen bij ieder beroep zowel juridisch als technisch gekwalificeerde leden van de kamer van beroep zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 1238/2007 van de Commissie van 23 oktober 2007 tot vaststelling van regels voor de kwalificaties van de leden van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (2) te zijn betrokken.

(4)

Overeenkomstig artikel 89 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet de kamer van beroep bestaan uit een voorzitter en twee andere leden, die elk plaatsvervangers hebben. Het is van wezenlijk belang, dat de voorzitter toeziet op de kwaliteit en de samenhang van de beslissingen van de kamer van beroep.

(5)

Ter vergemakkelijking van de behandeling van de beroepen, moet voor iedere zaak een rapporteur worden aangewezen, wiens taken moeten worden vastgesteld.

(6)

Ter verzekering van een vlotte en efficiënte werking van de kamer van beroep moet onder haar auspiciën een griffie worden ingesteld.

(7)

Om dezelfde redenen moet de kamer van beroep de bevoegdheid worden verleend, regels inzake haar eigen werking en procedure vast te stellen.

(8)

Teneinde de kamer van beroep in staat te stellen binnen een redelijke termijn definitieve beslissingen te geven, mag de raad van bestuur van het Agentschap overeenkomstig artikel 89, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 het aantal leden van de kamer van beroep uitbreiden. Derhalve moet de kamer van beroep de bevoegdheid worden verleend criteria vast te stellen voor de toewijzing van zaken aan haar leden.

(9)

Een bewijs van betaling van de vergoeding die ingevolge Verordening (EG) nr. 340/2008 van de Commissie van 16 april 2008 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (3) vereist is voor het instellen van een beroep, moet bij het beroepsschrift worden gevoegd en dient een voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het beroep te zijn.

(10)

De Commissie dient, indien noodzakelijk, op grond van de ervaring opgedaan met de toepassing van deze verordening, de doeltreffendheid en de werking ervan in de praktijk te beoordelen en haar zo nodig te wijzigen.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Organisatie van de kamer van beroep

Afdeling 1

De kamer van beroep

Artikel 1

Samenstelling

1.   Over ieder beroep wordt beslist door drie leden van de kamer van beroep van het Agentschap (hierna „de kamer van beroep”).

Ten minste één lid is technisch gekwalificeerd en ten minste één lid is juridisch gekwalificeerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1238/2007.

2.   De voorzitter van de kamer van beroep of een zijner plaatsvervangers treedt op als voorzitter bij alle beroepen.

3.   De voorzitter ziet toe op de kwaliteit en de samenhang van de beslissingen van de kamer van beroep.

Artikel 2

Uitsluiting van leden

Bij de toepassing van de procedure krachtens artikel 90, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt het betrokken lid van de kamer van beroep uitgenodigd zijn opmerkingen te maken aangaande de redenen voor bezwaren gemaakt overeenkomstig artikel 90, lid 6, van die verordening, voordat een beslissing wordt genomen.

Hangende een beslissing krachtens artikel 90, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de procedure opgeschort.

Artikel 3

Vervanging van leden

1.   De kamer van beroep vervangt een lid door een plaatsvervanger indien zij beslist hem overeenkomstig artikel 90, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het geding uit te sluiten.

2.   De voorzitter kan elk lid van de kamer van beroep op verzoek van dat lid vervangen door een plaatsvervanger, in geval van verlof, ziekte of onvermijdelijke verplichtingen van dat lid of indien dat lid om andere redenen verhinderd is aan het geding deel te nemen. De criteria voor de keuze van een plaatsvervanger worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.

Waneer een lid niet in staat is om vervanging te verzoeken, kan de voorzitter hem ambtshalve vervangen.

De voorzitter kan een verzoek om vervanging slechts bij een met redenen omklede beslissing verwerpen.

Wanneer de voorzitter verhinderd is aan het geding deel te nemen, wijst hij zijn plaatsvervanger aan. Wanneer de voorzitter hiertoe niet in staat is, wijst het lid dat van de andere leden de grootste anciënniteit bij de kamer van beroep heeft, of bij gelijke anciënniteit van de andere leden het oudste lid, de plaatsvervanger aan.

3.   Wanneer een lid wordt vervangen voordat een zitting is gehouden, wordt het geding niet opgeschort en doet de vervanging geen afbreuk aan reeds genomen procedurele stappen.

Wanneer een lid na een zitting wordt vervangen, wordt de zitting opnieuw gehouden, tenzij de partijen, de plaatsvervanger en de twee leden die over het beroep beslissen, anderszins overeenkomen.

4.   Wanneer een lid wordt vervangen, is de betrokken plaatsvervanger gebonden aan alle voor die vervanging genomen tussenbeslissingen.

5.   De ontstentenis van een lid nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen, belet de kamer van beroep niet, de overblijvende procedurele handelingen te verrichten.

Waneer de voorzitter niet in staat is de beslissing te ondertekenen of de overblijvende procedurele taken uit te voeren, voert het lid dat van de andere leden de grootste anciënniteit bij de kamer van beroep heeft, of bij gelijke anciënniteit van de andere leden het oudste lid, die taken namens de voorzitter uit.

Artikel 4

Rapporteur

1.   De voorzitter wijst een van de andere leden die over het beroep beslissen aan als rapporteur voor de zaak of hij vervult die taak zelf, waarbij hij rekening houdt met de noodzaak de werkbelasting evenwichtig over alle leden te verdelen.

2.   De rapporteur onderwerpt het beroep aan een voorafgaand onderzoek.

3.   De kamer van beroep kan op voorstel van de rapporteur de in artikel 15 bepaalde procedurele maatregelen voorschrijven.

De uitvoering van die maatregelen kan aan de rapporteur worden opgedragen.

4.   De rapporteur stelt een ontwerp voor een beslissing op.

Afdeling 2

De griffie

Artikel 5

Griffie en griffier

1.   Er wordt een griffie onder auspiciën van de kamer van beroep ingesteld. De overeenkomstig lid 5 benoemde griffier staat aan het hoofd van de griffie.

2.   De griffie is belast met de ontvangst, de doorzending en de bewaring van alle stukken, alsmede met het verrichten van andere diensten overeenkomstig deze verordening.

3.   Ter griffie wordt een register van de beroepsschriften gehouden, waarin verwijzingen naar alle ingestelde beroepen en daarop betrekking hebbende stukken worden ingeschreven.

4.   Het griffiepersoneel, met inbegrip van de griffier, mag niet deelnemen aan procedures van het Agentschap betreffende besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld overeenkomstig artikel 91, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

5.   De kamer van beroep wordt bij de uitoefening van haar taken terzijde gestaan door een griffier, die door de uitvoerende directeur, op voorstel van de voorzitter, wordt benoemd.

De voorzitter is bevoegd de griffier aanwijzingen te geven omtrent aangelegenheden die verband houden met de uitvoering van de taken van de kamer van beroep.

6.   De griffier controleert, of de termijnen en de andere formele voorwaarden verband houdende met het instellen van beroepen worden nageleefd.

7.   De algemene aanwijzingen voor de griffier worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.

HOOFDSTUK II

De procesvoering

Artikel 6

Beroepsschrift

1.   Het beroepsschrift bevat:

a)

de naam en het adres van de insteller van het beroep;

b)

indien de insteller van het beroep een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres;

c)

een gekozen domicilie, indien dit een ander is dan het adres onder a) en b);

d)

de vermelding van het bestreden besluit en de conclusies van de insteller van het beroep;

e)

de aangevoerde middelen en argumenten, zowel feitelijk als rechtens;

f)

zo nodig, de aard van de bewijsaanbiedingen en een verklaring waarin de feiten waarvoor het bewijs wordt aangeboden, worden uiteengezet;

g)

zo nodig, de vermelding van de gegevens in het beroepsschrift die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt.

h)

een vermelding, of de insteller van het beroep ermee heeft ingestemd dat te betekenen stukken hem, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger, bij fax, elektronische post of met een ander technisch communicatiemiddel worden toegezonden.

2.   Het bewijs van betaling van de vergoeding voor het beroep uit hoofde van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 340/2008 wordt bij het beroepsschrift gevoegd.

Wanneer de insteller van het beroep een rechtspersoon is, worden zijn statuten, of een recent uittreksel uit het handelsregister of een recent uittreksel uit het verenigingenregister, of enig ander bewijs van zijn bestaan rechtens ook bijgevoegd.

3.   Wanneer een beroepsschrift niet beantwoordt aan de vereisten van lid 1, onder a) tot en met d), en lid 2, stelt de griffier de insteller van het beroep een redelijke termijn om hieraan alsnog te voldoen. De griffier kan een dergelijke termijn slechts eenmaal vaststellen.

Gedurende deze termijn loopt de termijn bepaald in artikel 93, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 niet.

4.   Wanneer een onregelmatigheid wordt vastgesteld die ertoe kan leiden dat het beroep niet-ontvankelijk is, richt de griffier onverwijld een met redenen omkleed advies tot de voorzitter.

Wanneer de griffier een termijn overeenkomstig lid 3 vaststelt, brengt hij een dergelijk advies na afloop van die termijn uit, indien de onregelmatigheid niet is gecorrigeerd.

5.   De griffier betekent het beroepsschrift onverwijld aan het Agentschap.

6.   Op de website van het Agentschap wordt een mededeling geplaatst met vermelding van de datum van inschrijving van het beroep, de naam en het adres van partijen, het voorwerp van het geding en de conclusies van de insteller van het beroep, alsmede een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen en de voornaamste argumenten.

De voorzitter beslist, of de door een insteller van het beroep overeenkomstig lid 1, onder g), vermelde gegevens als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en ziet erop toe, dat de als vertrouwelijk aangemerkte gegevens niet in de mededeling worden vermeld. De nadere bijzonderheden van de bekendmaking worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.

Artikel 7

Verweerschrift

1.   Het Agentschap dient binnen twee maanden na de betekening van het beroepsschrift een verweerschrift in.

De voorzitter kan in uitzonderlijke omstandigheden die termijn, op een met redenen omkleed verzoek van het Agentschap, verlengen.

2.   Het verweerschrift bevat:

a)

indien het Agentschap een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres;

b)

de aangevoerde middelen en argumenten, zowel feitelijk als rechtens;

c)

zo nodig, de aard van de bewijsaanbiedingen en een verklaring waarin de feiten waarvoor het bewijs wordt aangeboden, worden uiteengezet;

d)

zo nodig, de vermelding van de gegevens in het verweerschrift die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt.

e)

een vermelding of het Agentschap ermee heeft ingestemd, dat te betekenen stukken hem, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger, bij fax, elektronische post of met een ander technisch communicatiemiddel worden toegezonden.

3.   Wanneer het Agentschap, hoewel naar behoren opgeroepen, nalaat een verweerschrift in te dienen, wordt het geding zonder verweerschrift voortgezet.

Artikel 8

Tussenkomst

1.   Elke persoon die aannemelijk maakt, belang te hebben bij de beslissing van een bij de kamer van beroep aanhangige zaak, kan in die zaak tussenkomen.

2.   Een verzoek waarin de omstandigheden worden uiteengezet waaruit het recht tot tussenkomst blijkt, wordt binnen twee weken na de bekendmaking van de in artikel 6, lid 6, bedoelde mededeling ingediend.

3.   De tussenkomst kan slechts strekken tot ondersteuning of verwerping van de conclusies van een der partijen.

4.   Het verzoek tot tussenkomst bevat:

a)

de naam en het adres van de interveniënt;

b)

indien de interveniënt een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres;

c)

een gekozen domicilie, indien dit een ander is dan het adres onder a) en b);

d)

een verklaring met de conclusies van de interveniënt, strekkende tot gehele of gedeeltelijke ondersteuning of verwerping van de conclusies van een van de partijen;

e)

de aangevoerde middelen en argumenten, zowel feitelijk als rechtens;

f)

zo nodig, de aard van de bewijsaanbiedingen;

g)

zo nodig, de vermelding van de gegevens in het verzoek tot tussenkomst die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt;

h)

een vermelding of de interveniënt ermee heeft ingestemd dat te betekenen stukken hem, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger, bij fax, elektronische post of met een ander technisch communicatiemiddel worden toegezonden.

5.   De kamer van beroep beslist, of het verzoek tot tussenkomst al dan niet wordt ingewilligd.

6.   De interveniënten dragen hun eigen kosten.

Artikel 9

Vertegenwoordiging

Wanneer een partij of een interveniënt een vertegenwoordiger heeft benoemd, legt deze vertegenwoordiger een volmacht over.

Artikel 10

Indiening van processtukken

1.   De processtukken zijn ondertekend en gedagtekend.

2.   Voor de berekening van de termijnen wordt een stuk pas geacht te zijn ingediend indien het ter griffie is nedergelegd.

3.   Een partij of interveniënt dient stukken eigenhandig of per post bij de griffie in. De kamer van beroep kan toestaan, dat stukken van een partij of interveniënt bij fax, elektronische post of door een ander technisch communicatiemiddel worden ingediend.

De regels inzake het gebruik van technische communicatiemiddelen, met inbegrip van elektronische ondertekening, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.

Artikel 11

Ontvankelijkheid van het beroep

1.   De gronden waarop een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, omvatten de volgende:

a)

het beroepsschrift is niet in overeenstemming met de vereisten van artikel 6, lid 1, onder a) tot en met d), en lid 2, en artikel 9 van deze verordening;

b)

de insteller van het beroep heeft de termijn voor het instellen van een beroep overeenkomstig artikel 92, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 overschreden;

c)

het beroep wordt niet ingesteld tegen een besluit bedoeld in artikel 91, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

d)

de insteller van het beroep is niet degene tot wie het bestreden besluit is gericht en kan evenmin een rechtstreeks en individueel belang bij dat besluit overeenkomstig artikel 92, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 aantonen.

2.   Wanneer de voorzitter niet binnen de in artikel 93, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 vastgestelde termijn beslist of het beroep ontvankelijk is, wordt het aan de kamer van beroep voorgelegd ter toetsing van de gronden en de ontvankelijkheid. De beslissing aangaande de ontvankelijkheid maakt deel uit van de definitieve beslissing.

Artikel 12

Onderzoek van het beroep

1.   Geen verdere bewijzen mogen worden ingebracht na de eerste memoriewisseling, tenzij de kamer van beroep beslist dat de vertraging waarmee het bewijsaanbod geschiedt, naar behoren is gemotiveerd.

2.   Na de eerste memoriewisseling mogen geen nieuwe middelen worden voorgedragen, tenzij de kamer van beroep beslist dat zij zijn gebaseerd op feiten en omstandigheden, rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van het geding is gebleken.

3.   In voorkomende gevallen verzoekt de kamer van beroep de partijen in het geding opmerkingen in te dienen naar aanleiding van de kennisgevingen van de kamer van beroep of de mededelingen van de andere partij of van de interveniënten.

De kamer van beroep stelt een redelijke termijn vast voor de indiening van de opmerkingen.

4.   De kamer van beroep stelt de partijen in kennis van de sluiting van het schriftelijke deel van het geding.

Artikel 13

Zittingen

1.   De kamer van beroep houdt een zitting indien zij dit noodzakelijk acht of indien een partij hierom verzoekt.

Het verzoek wordt ingediend binnen twee weken na de kennisgeving aan de partij van de sluiting van het schriftelijk deel van het geding. Deze termijn kan door de voorzitter worden verlengd.

2.   De griffie deelt de oproepen voor de zitting aan de partijen mede.

3.   Indien een partij die naar behoren voor een zitting is opgeroepen, niet verschijnt, kan de procedure buiten haar aanwezigheid worden voortgezet.

4.   De zittingen van de kamer van beroep zijn openbaar, tenzij de kamer van beroep ambtshalve of op verzoek van een partij om zwaarwegende redenen anderszins besluit.

5.   De voorzitter opent en leidt de zitting. Hij is verantwoordelijk voor het goede verloop ervan.

De voorzitter en de andere leden kunnen de partijen of hun vertegenwoordigers vragen stellen.

6.   De griffier maakt van elke zitting een proces-verbaal op.

Het proces-verbaal wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend. Het vormt een authentieke akte.

Voorafgaande aan de ondertekening van het proces-verbaal worden de getuigen of deskundigen in de gelegenheid gesteld, de gedeelten van het proces-verbaal waarin hun verklaringen zijn opgenomen, te verifiëren en te bevestigen.

7.   De zitting kan worden gehouden door middel van een videoconferentie of door het gebruik van een andere communicatietechnologie indien de technische middelen voorhanden zijn.

Artikel 14

Taalgebruik

1.   De procestaal in beroep is de taal waarin het beroepsschrift is ingediend.

Indien de insteller van het beroep degene is tot wie het besluit is gericht waartegen beroep wordt ingesteld, wordt het beroepsschrift ingediend in de taal waarin het besluit is gesteld of in een van de officiële talen van de Gemeenschap gebruikt in de overgelegde stukken op grond waarvan het besluit is genomen, met inbegrip van de overeenkomstig artikel 10, onder a), i), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingediende informatie.

2.   De procestaal wordt gebruikt bij de schriftelijke en mondelinge behandeling en in het proces-verbaal en de beslissingen van de kamer van beroep.

Alle ondersteunende stukken die in een andere taal zijn gesteld, gaan vergezeld van een vertaling in de procestaal.

In geval van omvangrijke stukken kunnen evenwel uittreksels in vertaling worden overgelegd. De kamer van beroep kan echter te allen tijde, ambtshalve of op verzoek van een der partijen, een uitgebreidere of volledigere vertaling eisen.

3.   De kamer van beroep kan op verzoek van een partij, en nadat de andere partij is gehoord, het gebruik van een andere officiële taal van de Gemeenschap dan de procestaal voor het gehele of een gedeelte van het geding toestaan.

4.   De kamer van beroep kan op verzoek van een interveniënt, en nadat de partijen zijn gehoord, de intervenient toestaan een andere officiële taal van de Gemeenschap dan de procestaal te gebruiken.

5.   Wanneer een getuige of een deskundige verklaart, dat hij zich niet voldoende in de procestaal kan uitdrukken, kan de kamer van beroep hem toestaan een andere officiële taal van de Gemeenschap te gebruiken.

6.   Wanneer de kamer van beroep het gebruik van een andere taal dan de procestaal toestaat, draagt de griffie zorg voor de vertaling of de vertolking.

Artikel 15

Procedurele maatregelen

1.   De kamer van beroep kan op elk tijdstip gedurende het geding procedurele maatregelen voorschrijven.

2.   De procedurele maatregelen beogen met name:

a)

het goede verloop van het geding te verzekeren en de bewijsvoering te vergemakkelijken;

b)

de punten te bepalen ten aanzien waarvan partijen hun betogen moeten aanvullen;

c)

de conclusies, middelen en argumenten van partijen en hun geschilpunten te verduidelijken.

3.   De procedurele maatregelen kunnen met name bestaan in:

a)

het stellen van vragen aan partijen;

b)

het uitnodigen van partijen zich schriftelijk of mondeling over bepaalde aspecten van het geschil uit te laten;

c)

het vragen van gegevens of inlichtingen aan partijen of aan derden;

d)

het verzoeken om overlegging van stukken die betrekking hebben op de zaak;

e)

het oproepen van partijen of hun vertegenwoordigers op vergaderingen;

f)

het vestigen van de aandacht op kwesties die van bijzonder belang lijken, of op het feit dat bepaalde kwesties niet langer omstreden blijken;

g)

het maken van opmerkingen om ervoor te zorgen dat de aandacht tijdens het geding op essentiële kwesties gericht blijft.

Artikel 16

Bewijs

1.   In de bij de kamer van beroep aanhangige gedingen kan bewijs onder meer worden verkregen door:

a)

het verzoeken om inlichtingen;

b)

het overleggen van bescheiden en stukken;

c)

het horen van partijen of getuigen;

d)

het inwinnen van advies van deskundigen.

Nadere bepalingen aangaande het verkrijgen van bewijs worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.

2.   Indien de kamer van beroep het nodig acht dat een partij, een getuige of een deskundige een mondelinge verklaring aflegt, roept zij deze persoon op voor haar te verschijnen.

3.   De partijen worden ervan in kennis gesteld wanneer een getuige of een deskundige door de kamer van beroep wordt gehoord. Zij hebben het recht daarbij aanwezig te zijn en de getuige of deskundige vragen te stellen.

De partijen kunnen bezwaar tegen een deskundige of een getuige maken wegens onbevoegdheid ten aanzien van het beroep. Wanneer een dergelijk bezwaar wordt gemaakt, wordt de kwestie door de kamer van beroep beslecht.

4.   Alvorens te getuigen, verklaart de deskundige of getuige, of hij persoonlijke belangen bij de zaak heeft, of hij eerder bij de zaak betrokken is geweest als vertegenwoordiger van een van de partijen en of hij een rol heeft gespeeld bij het besluit waartegen het beroep is ingesteld.

Wanneer de deskundige of getuige een dergelijke verklaring nalaat, kunnen de partijen de kwestie onder de aandacht brengen.

5.   Tegen een getuige of deskundige kan bezwaar worden gemaakt tot uiterlijk twee weken nadat de partijen in kennis zijn gesteld van de oproeping van de getuige of de aanstelling van de deskundige. De partij vermeldt de redenen voor het bezwaar alsmede de aard van de bewijsaanbiedingen ter ondersteuning van het bezwaar.

6.   Wanneer de getuige of deskundige zijn getuigenis heeft afgelegd, wordt deze in het proces-verbaal opgenomen.

Artikel 17

Kosten in verband met het verkrijgen van bewijs

1.   De getuigen en deskundigen die de kamer van beroep heeft opgeroepen en die voor haar verschijnen hebben recht op een passende vergoeding van hun reis- en verblijfkosten.

De getuigen die de kamer van beroep heeft opgeroepen en die voor haar verschijnen hebben ook recht op een passende vergoeding voor de derving van inkomsten.

De deskundigen die geen personeelsleden van het Agentschap zijn, hebben recht op een beloning voor hun werkzaamheden.

2.   De betaling aan de getuigen geschiedt nadat zij hun getuigenis hebben afgelegd en aan de deskundigen nadat zij hun verplichtingen of taken hebben vervuld. De betaling van een voorschot is echter mogelijk.

3.   De raad van bestuur van het Agentschap stelt regels vast voor de berekening van de te betalen bedragen en voorschotten.

4.   Nadere regels worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3, en met instemming van de raad van bestuur aangaande het volgende:

a)

de vraag wie de kosten draagt voor het verkrijgen van het bewijs;

b)

de regelingen inzake de betaling van de onkostenvergoedingen en beloningen van de getuigen en de deskundigen.

5.   De in de leden 3 en 4 bedoelde regels houden rekening met vergelijkbare regels op andere gebieden van het Gemeenschapsrecht.

Artikel 18

Bevoegdheid

Wanneer de kamer van beroep de zaak overeenkomstig artikel 93, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 naar het bevoegde orgaan van het Agentschap doorverwijst, is het orgaan gebonden aan de motivering van de beslissing van de kamer van beroep, tenzij zich nieuwe omstandigheden voordoen.

Artikel 19

Beraadslagingen

1.   Alleen de drie leden van de kamer van beroep die over het beroep beslissen, nemen aan de beraadslagingen over dat beroep deel. De beraadslagingen zijn en blijven geheim.

2.   Tijdens de beraadslagingen geeft ieder lid zijn mening en de redenen hiervoor.

De rapporteur geeft als eerste zijn mening en de voorzitter als laatste, tenzij de voorzitter de rapporteur is.

Artikel 20

Stemming

Ingeval een stemming noodzakelijk is, wordt gestemd in volgorde van artikel 19, lid 2, tweede alinea. Wanneer de voorzitter ook de rapporteur is, brengt hij echter als laatste zijn stem uit.

Beslissingen worden genomen met meerderheid van stemmen.

Het is niet toegestaan zich van stemming te onthouden.

Artikel 21

Beslissing

1.   De beslissing omvat:

a)

een verklaring dat de beslissing is gegeven door de kamer van beroep;

b)

de datum waarop de beslissing is genomen;

c)

de namen van de leden van de kamer van beroep die aan het geding hebben deelgenomen;

d)

de namen van de partijen en de interveniënten bij de beroepsprocedure alsmede hun vertegenwoordigers;

e)

een vermelding van de conclusies van partijen;

f)

een beknopte uiteenzetting van de feiten;

g)

de gronden waarop de uitspraak is gebaseerd;

h)

de uitspraak van de kamer van beroep, eventueel met inbegrip van een verwijzing in de kosten voor het verkrijgen van bewijs en een beslissing aangaande de terugbetaling van vergoedingen ingevolge artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 340/2008.

2.   De voorzitter en de griffier ondertekenen de beslissing. De uitspraak mag elektronisch worden ondertekend.

Het origineel van de beslissing wordt ter griffie nedergelegd.

3.   De beslissing wordt aan partijen betekend overeenkomstig artikel 22.

4.   Bij de beslissing wordt een verklaring gevoegd, dat tegen de beslissing beroep kan worden ingesteld op grond van artikel 230 van het Verdrag en artikel 94, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De verklaring vermeldt de termijn voor het instellen van dat beroep.

De beslissing wordt niet ongeldig indien die verklaring ontbreekt.

5.   De definitieve beslissingen van de kamer van beroep worden volledig en op gepaste wijze bekendgemaakt, tenzij de voorzitter op een met redenen omkleed verzoek van een partij anders beslist.

Artikel 22

Betekening van stukken

De griffier zorgt ervoor, dat de beslissingen en mededelingen van de kamer van beroep aan de partijen en interveniënten worden betekend.

De betekening geschiedt op een van de volgende wijzen:

1.

bij aangetekende postzending met bericht van ontvangst;

2.

door persoonlijke afgifte tegen ontvangstbewijs;

3.

met behulp van een technisch communicatiemiddel waarover de kamer van beroep beschikt en waarmee de partijen of hun vertegenwoordigers voor deze doeleinden hebben ingestemd.

Artikel 23

Termijnen

1.   De bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 of deze verordening voorgeschreven of vastgestelde termijnen voor beroepsprocedures worden overeenkomstig de leden 2 tot en met 6 van dit artikel berekend.

2.   Wanneer een in dagen, weken, maanden of jaren omschreven termijn moet worden berekend vanaf de dag waarop een gebeurtenis of handeling plaatsvindt, valt die dag niet binnen die termijn.

3.   Een in weken, maanden of jaren omschreven termijn loopt af bij het einde van de dag die — in de laatste week, de laatste maand of het laatste jaar — dezelfde naam of dezelfde cijferaanduiding heeft als de dag waarop de gebeurtenis of handeling plaatsvindt die de termijn doet ingaan.

Indien in de laatste maand van een in maanden of jaren omschreven termijn de dag die bepalend is voor het einde van de termijn, ontbreekt, loopt de termijn af bij het einde van de laatste dag van die maand.

4.   Wanneer een termijn is omschreven in maanden en in dagen, worden eerst de volle maanden berekend en vervolgens de dagen.

5.   De officiële feestdagen van het Agentschap, de zaterdagen en de zondagen zijn bij de termijnen inbegrepen.

6.   Een termijn waarvan de laatste dag een zaterdag, een zondag of een officiële feestdag van het Agentschap is, verstrijkt aan het einde van de daaraan volgende werkdag.

Artikel 24

Verlenging en overschrijding van termijnen

1.   De op grond van deze verordening voorgeschreven termijnen kunnen worden verlengd door degene die deze heeft voorgeschreven.

2.   Het overschrijden van een termijn doet geen afbreuk aan de rechten van een partij, op voorwaarde dat de betrokken partij ten genoegen van de kamer van beroep de aanwezigheid van onvoorzienbare omstandigheden of overmacht bewijst.

Artikel 25

Schorsing van de behandeling

De partijen gehoord, kan de kamer van beroep, op verzoek van een partij of ambtshalve, de behandeling van de zaak schorsen.

Indien een partij zich tegen de schorsing verzet, wordt dat besluit met redenen omkleed.

Artikel 26

Rectificatie

De kamer van beroep kan, de partijen gehoord, ambtshalve of op een uiterlijk één maand na de betekening van de beslissing ingediend verzoek van een partij, de schrijffouten, foute berekeningen en kennelijke vergissingen in de uitspraak rectificeren.

HOOFDSTUK III

Slotbepalingen

Artikel 27

Uitvoeringsmaatregelen

1.   Aanvullende procedurele regels noodzakelijk voor de efficiënte behandeling van beroepen en regels noodzakelijk voor de organisatie van de werkzaamheden van de kamer van beroep, met inbegrip van regels inzake de toewijzing van zaken aan de leden, kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van lid 3.

2.   Praktische aanwijzingen aan de partijen en interveniënten met betrekking tot de voorbereiding en het verloop van de zittingen bij de kamer van beroep, alsmede de indiening en betekening van memories of schriftelijke opmerkingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van lid 3.

3.   De voorzitter en de twee andere overeenkomstig artikel 89, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 benoemde leden nemen de in deze verordening vastgestelde regels en maatregelen aan bij meerderheid van stemmen.

Artikel 28

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 augustus 2008.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1; gerectificeerd in PB L 136 van 29.5.2007, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1354/2007 van de Raad (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 280 van 24.10.2007, blz. 10.

(3)  PB L 107 van 17.4.2008, blz. 6.


Top