EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007D0863

2007/863/EG: Beschikking van de Commissie van 14 december 2007 tot verlening van een door het Verenigd Koninkrijk voor Noord-Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6281)

OJ L 337, 21.12.2007, p. 122–126 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2014: This act has been changed. Current consolidated version: 25/02/2011

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2007/863/oj

21.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/122


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2007

tot verlening van een door het Verenigd Koninkrijk voor Noord-Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6281)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2007/863/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1), en met name op bijlage III, punt 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer een lidstaat voornemens is per hectare jaarlijks een andere hoeveelheid dierlijke mest op of in de bodem te brengen dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, moet deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan het bereiken van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen, en moet deze hoeveelheid worden gemotiveerd aan de hand van objectieve criteria, zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.

(2)

Op 10 augustus 2007 heeft het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland een verzoek tot afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend.

(3)

De gevraagde afwijking betreft het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om toestemming te geven om in Noord-Ierland op graslandbedrijven tot 250 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen. Circa 732 bedrijven in Noord-Ierland, d.w.z. 2,7 % van alle landbouwbedrijven, 4 % van de oppervlakte cultuurgrond en 5 % van de grootvee-eenheden, zouden onder de afwijking kunnen vallen.

(4)

De wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG, de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006(Regulations 2006 No 489), is vastgesteld en is eveneens van toepassing op de gevraagde afwijking.

(5)

De „Phosphorus (Use in Agriculture) Regulations (Northern Ireland) 2006” bevatten maatregelen ter regulering van het op- of inbrengen van fosfaatkunstmest teneinde waterverontreiniging te voorkomen. Deze regelgeving verbiedt het gebruik van kunstmest tenzij is aangetoond dat de toegepaste hoeveelheid de behoeften van het gewas niet overtreft, hetgeen onder meer veronderstelt dat de vruchtbaarheidstoestand van de bodem via een chemische analyse wordt beoordeeld.

(6)

Uit de ingediende waterkwaliteitsgegevens komt naar voren dat vele wateren in Noord-Ierland een laag nitraatgehalte hebben. In 2005 bedroeg de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater op 71 % van de monitoringlocaties minder dan 20 mg/l en werd op niet meer dan 7 % van de bemonsteringspunten een nitraatconcentratie van meer dan 50 mg/l geregistreerd. Uit de gegevens over de waterkwaliteit van rivieren blijkt dat in 2005 de gemiddelde nitraatconcentratie op 99 % van de bemonsteringspunten lager was dan 20 mg/l en op geen enkele monitoringlocatie hoger dan 50 mg/l. Alle grote meren hadden een gemiddelde nitraatconcentratie van minder dan 10 mg/l.

(7)

Uit het derde verslag over de uitvoering van de nitraatrichtlijn blijkt dat de nitraatconcentraties op 72 % van de grondwatermonitoringlocaties over de periode 1999-2003 een stabiele of dalende tendens te zien geven; gedurende dezelfde periode vertoonde de nitraatconcentratie in het oppervlaktewater op 87 % van de oppervlaktewatermonitoringlocaties eveneens een stabiele of dalende tendens.

(8)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 91/676/EEG zijn de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006” van toepassing op het hele Noord-Ierse grondgebied.

(9)

De omvang van de veestapel en het gebruik van kunstmest zijn het afgelopen decennium afgenomen. In de periode 1995-2005 daalde het aantal runderen, varkens en schapen met respectievelijk 2 %, 36 % en 22 %. Het gebruik van stikstofkunstmest daalde in de periode 1995-2005 met 41 % en de stikstofgift bedroeg in 2005 89 kg/ha; het gebruik van fosfaatkunstmest nam in dezelfde periode af met 49 % en er werd in 2005 gemiddeld 7 kg fosfor per hectare toegediend. Nationaal nam het stikstofoverschot af van 159 kg/ha in 1995 tot 124 kg/ha in 2005.

(10)

Als gevolg van veel neerslag en overwegend slecht gedraineerde bodems wordt in Noord-Ierland 93 % van de landbouwgrond als grasland gebruikt, waarvan een groot deel als geschikt of zeer geschikt voor grasvegetatie wordt aangemerkt. Wegens de beperkte afwatering is het denitrificatiepotentieel van de meeste bodems in Noord-Ierland nogal hoog, waardoor de nitraatconcentratie in de bodem en bijgevolg ook de hoeveelheid nitraat die kan uitspoelen, geringer is.

(11)

In Noord-Ierland wordt op 70 % van de landbouwgrond extensieve landbouw beoefend en vindt op 45 % van het totale landbouwareaal landbouw plaats in het kader van agromilieuregelingen.

(12)

Het Noord-Ierse klimaat wordt gekenmerkt door een gelijkmatig over het jaar verdeelde regenval en een betrekkelijk klein jaarlijks temperatuurbereik, hetgeen bevorderlijk is voor een vrij lange groeiperiode voor gras, die varieert van 270 dagen per jaar in het oostelijke kustgebied tot ongeveer 260 dagen per jaar in het centrale laagland, waar het land actief wordt beheerd en bebouwd.

(13)

Uit de in de kennisgeving ingediende ondersteunende documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar uit mest van graasvee in graslandbedrijven gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.

(14)

De Commissie is na bestudering van het verzoek van mening dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg per hectare geen afbreuk doet aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan.

(15)

Deze beschikking dient van toepassing te zijn in combinatie met de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006”, die in Noord-Ierland gedurende de periode 2007-2010 van kracht zijn.

(16)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door het Verenigd Koninkrijk bij brief van 10 augustus 2007 voor Noord-Ierland gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG is bepaald, wordt onder de in deze beschikking neergelegde voorwaarden toegestaan.

Artikel 2

Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a)

„graslandbedrijf”: een landbouwbedrijf waar 80 % of meer van de landbouwgrond die voor het op- of inbrengen van mest beschikbaar is, grasland is;

b)

„graasvee”: runderen (met uitzondering van mestkalveren), schapen, herten, geiten en paarden;

c)

„grasland”: blijvend grasland of tijdelijk grasland (tijdelijk betekent dat de betrokken grond gedurende minder dan vier jaar grasland is).

Artikel 3

Toepassingsgebied

Deze beschikking geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor graslandbedrijven.

Artikel 4

Jaarlijkse toestemming en verbintenis

1.   Landbouwers die van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instanties.

2.   Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag dienen zij een schriftelijke verklaring in dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.

3.   De bevoegde instanties zorgen ervoor dat op alle aanvragen voor afwijkingen administratieve controle wordt uitgevoerd. Wanneer uit de door de nationale instanties uitgevoerde controle van de in lid 1 bedoelde aanvragen blijkt dat niet aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld. In dit geval wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.

Artikel 5

Op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen

1.   De hoeveelheid dierlijke mest van graasvee die elk jaar op graslandbedrijven, ook door de dieren zelf, op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 250 kg stikstof per hectare, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 8 vastgestelde voorwaarden.

2.   De totale stikstofgift is niet groter dan de te voorziene nutriëntenbehoefte van het betrokken gewas, rekening houdend met de levering van nutriënten vanuit de bodem.

3.   Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin het vruchtwisselingsschema voor de landbouwgrond en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en stikstof- en fosfaatkunstmest worden beschreven. Dit plan is elk kalenderjaar uiterlijk op 1 maart op het bedrijf beschikbaar.

Het bemestingsplan bevat de volgende gegevens:

a)

de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van de inhoud van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest;

b)

een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof (minus de verliezen in de stallen en de mestopslagruimte) en fosfor uit dierlijke mest;

c)

de vruchtwisseling en het areaal voor elk gewas, met een schets van de ligging van de verschillende percelen;

d)

de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen;

e)

de hoeveelheid en soort dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd;

f)

het resultaat van een bodemanalyse en met name de stikstof- en fosfortoestand van de bodem, indien beschikbaar;

g)

de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel (gedeelte van het bedrijf dat wat gewas en bodemtype betreft homogeen is);

h)

de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit kunstmest en andere meststoffen voor elk perceel.

Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat het plan in overeenstemming is met de feitelijke landbouwpraktijken.

4.   Elk bedrijf houdt een mestboekhouding bij waarin informatie over het beheer van vervuild water en fosforgiften wordt opgenomen. Deze wordt voor elk kalenderjaar ingediend bij de bevoegde instantie.

5.   Elk graslandbedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan, aanvaardt dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag, het bemestingsplan en de mestboekhouding aan een controle kunnen worden onderworpen.

6.   Voor elk bedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan, wordt ten minste om de vier jaar voor elk deel van het bedrijf dat qua vruchtwisseling en bodemkenmerken homogeen is, een stikstof- en fosforanalyse van de bodem uitgevoerd. Er wordt minstens één analyse per 5 ha landbouwgrond vereist.

7.   Dierlijke mest mag niet in het najaar vóór een grasteelt worden op- of ingebracht.

8.   Elk graslandbedrijf waaraan een individuele afwijking is toegestaan, draagt er zorg voor dat de fosforbalans zoals berekend volgens de methodiek die door de bevoegde instantie overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze beschikking is vastgesteld, een overschot van ten hoogste 10 kg fosfor per hectare per jaar vertoont.

Artikel 6

Landbeheer

80 % of meer van de voor het op- of inbrengen van mest beschikbare landbouwgrond dient met gras te worden beteeld. Landbouwers aan wie een individuele afwijking is toegestaan, voeren de volgende maatregelen uit:

a)

tijdelijk grasland wordt in het voorjaar geploegd;

b)

ondergeploegd gras wordt op alle bodemtypes onmiddellijk gevolgd door een gewas met een hoge stikstofbehoefte;

c)

in de vruchtwisseling worden geen vlinderbloemigen of andere gewassen die stikstof uit de lucht binden, opgenomen. Dit geldt echter niet voor klaver op grasland met minder dan 50 % klaver en voor granen en erwten met gras als ondervrucht.

Artikel 7

Andere maatregelen

1.   De toepassing van deze afwijking doet geen afbreuk aan de maatregelen die nodig zijn om aan andere communautaire milieuwetgeving te voldoen.

2.   De bevoegde instanties stellen de gedetailleerde procedure vast voor de berekening van de fosforbalans van landbouwbedrijven waaraan een afwijking is toegestaan, rekening houdend met de fosfaatinputs via krachtvoer, ruwvoer en meststoffen en de fosfaatoutputs via producten (levende dieren, vlees en andere dierlijke producten), voeder- en andere gewassen, en brengen deze ter kennis van de Commissie.

Artikel 8

Monitoring

1.   De bevoegde instantie maakt kaarten van de percentages onder een individuele afwijking vallende graslandbedrijven, dieren en landbouwgrond in elk district en werkt deze jaarlijks bij. Deze kaarten worden jaarlijks en voor het eerst uiterlijk op 1 mei 2008 bij de Commissie ingediend.

2.   De monitoring van de onder het actieprogramma en de afwijking vallende landbouwbedrijven geschiedt op perceelniveau en in de landbouwmonitoringstroomgebieden. De referentiemonitoringstroomgebieden zijn representatief voor de verschillende bodemtypes, intensiteitsniveaus en bemestingspraktijken.

3.   Onderzoek en nutriëntenanalyses leveren gegevens op over het lokale bodemgebruik, de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken op de bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraatuitspoeling en de fosforverliezen op percelen waar tot 250 kg stikstof per hectare per jaar wordt op- of ingebracht via mest van graasvee.

4.   De monitoring van ondiep grondwater, bodemwater, drainagewater en waterlopen op landbouwbedrijven die behoren tot de monitoringlocaties voor landbouw-stroomgebieden, levert gegevens op over de nitraat- en fosforconcentratie in water dat vanuit de wortelzone in het grondwater en oppervlaktewater terechtkomt.

5.   Er wordt een intensievere watermonitoring uitgevoerd voor landbouwstroomgebieden die in de nabijheid van de kwetsbaarste meren gelegen zijn.

6.   Er wordt een studie uitgevoerd om tegen het einde van de afwijkingsperiode gedetailleerde wetenschappelijke informatie te verzamelen over intensieve graslandsystemen met het oog op een beter nutriëntenbeheer. Deze studie wordt toegespitst op nutriëntenverliezen, met inbegrip van nitraatuitspoeling, verliezen door denitrificatie en fosfaatverliezen, in intensieve melkveeproductiesystemen in representatieve gebieden.

Artikel 9

Controles

1.   De bevoegde nationale instantie voert administratieve controles uit op alle landbouwbedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, om te bepalen of zij de maximale hoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar uit mest van graasvee, de maximale mestgift voor stikstof en fosfor en de voorwaarden inzake landgebruik in acht nemen.

2.   Op basis van een risicoanalyse, de resultaten van de controles in voorgaande jaren en de resultaten van de algemene aselecte controle op de wetgeving ter uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt een programma van inspecties ter plaatse opgesteld. Bij ten minste 3 % van de bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, wordt een inspectie ter plaatse uitgevoerd met betrekking tot de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden.

Artikel 10

Rapportage

1.   De bevoegde instantie dient elk jaar de resultaten van de monitoring, samen met een beknopt verslag over de ontwikkeling van de waterkwaliteit en de evaluatiepraktijk, bij de Commissie in. Het verslag bevat informatie over de wijze waarop de evaluatie van de naleving van de aan de afwijking verbonden voorwaarden via controles op bedrijfsniveau wordt uitgevoerd, en informatie over bedrijven die zich blijkens de resultaten van administratieve controles en inspecties ter plaatse niet aan de voorschriften hebben gehouden. Het eerste verslag wordt in november 2008 ingediend, de volgende verslagen jaarlijks uiterlijk in juni.

2.   De Commissie zal bij een eventueel nieuw verzoek om een afwijking rekening houden met de zo verkregen resultaten.

Artikel 11

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing in de context van de „Nitrates Action Programme Regulations (Northern Ireland) 2006(Regulations 2006 No. 489) van 1 december 2006. Zij verstrijkt op 31 december 2010.

Artikel 12

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk.

Gedaan te Brussel, 14 december 2007.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


Top