EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006L0117

Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof

OJ L 337, 5.12.2006, p. 21–32 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
OJ L 200M, 1.8.2007, p. 254–265 (MT)
Special edition in Bulgarian: Chapter 15 Volume 018 P. 61 - 72
Special edition in Romanian: Chapter 15 Volume 018 P. 61 - 72
Special edition in Croatian: Chapter 15 Volume 002 P. 75 - 86

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2006/117/oj

5.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/21


RICHTLIJN 2006/117/EURATOMVAN DE RAAD

van 20 november 2006

betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 31, lid 2, en artikel 32,

Gezien het voorstel van de Commissie, overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag opgesteld na advies van een groep personen, aangewezen door het Wetenschappelijk en Technisch Comité uit wetenschappelijke deskundigen van de lidstaten, en na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verrichtingen voor overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof zijn onderworpen aan een aantal voorschriften van communautaire en internationale rechtsinstrumenten welke met name betrekking hebben op het veilig vervoer van radioactief materiaal en de omstandigheden waaronder radioactief afval of verbruikte splijtstof in het land van bestemming wordt verwijderd of opgeslagen.

(2)

Ingevolge deze voorschriften is het met het oog op de bescherming van de gezondheid van de werknemers en de bevolking vereist dat overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap wordt onderworpen aan een dwingend en gemeenschappelijk stelsel van voorafgaande vergunningen.

(3)

Zoals in resolutie van de Raad van 22 mei 2002 over de invoering van nationale systemen voor toezicht en controle op de aanwezigheid van radioactieve stoffen in de recycling van metaalhoudende materialen in de lidstaten (3) staat, is het van belang de stralingsrisico's in verband met de aanwezigheid van radioactieve stoffen in voor recycling bestemde metaalhoudende materialen te minimaliseren.

(4)

Bij Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap (4) is een communautair stelsel van strenge controles en voorafgaande vergunningen voor overbrengingen van radioactief afval vastgesteld dat naar genoegen functioneert. Zij dient evenwel in het licht van de ervaring te worden gewijzigd om begrippen en definities te verduidelijken of toe te voegen, situaties te behandelen die in het verleden over het hoofd zijn gezien, de bestaande procedure voor de overbrenging van radioactief afval tussen lidstaten te vereenvoudigen en te zorgen voor overeenstemming met andere communautaire en internationale voorschriften, met name het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval, waartoe de Gemeenschap op 2 januari 2006 is toegetreden.

(5)

In het kader van de vijfde fase van het SLIM-initiatief (Eenvoudiger regelgeving voor de interne markt) is een werkgroep van vertegenwoordigers van lidstaten en gebruikers opgericht om een oplossing te vinden voor een aantal problemen waarop gebruikers van Richtlijn 92/3/Euratom hebben gewezen, terwijl de richtlijn in overeenstemming wordt gebracht met de geldende internationale voorschriften en instrumenten.

(6)

De procedure van Richtlijn 92/3/Euratom is in de praktijk alleen toegepast op overbrengingen van verbruikte splijtstof die niet voor verder gebruik bestemd is en die voor de doeleinden van die richtlijn dus als „radioactief afval” wordt beschouwd. Uit het oogpunt van stralingsbescherming is het niet verantwoord die toezichts- en controleprocedure niet toe te passen op verbruikte splijtstof die voor opwerking bestemd is. Het is derhalve wenselijk dat deze richtlijn van toepassing is op alle overbrengingen van verbruikte splijtstof, ongeacht of deze voor eindberging dan wel voor opwerking bestemd is.

(7)

Elke lidstaat dient volledig verantwoordelijk te blijven voor de vaststelling van het eigen beleid voor het beheer van onder zijn jurisdictie vallend nucleair afval en bestraalde splijtstof; sommige kiezen daarbij voor de opwerking van verbruikte splijtstof en andere richten zich op de definitieve eindberging van verbruikte splijtstof zonder dat daarbij een ander gebruik is gepland. Deze richtlijn mag dan ook niet indruisen tegen het recht van de lidstaten om hun verbruikte splijtstof uit te voeren voor opwerkingsdoeleinden en niets in deze richtlijn mag inhouden dat een lidstaat van bestemming overbrengingen van radioactief afval of verbruikte splijtstof met het oog op eindbehandeling of eindberging moet accepteren, behalve in het geval van terugzending. Iedere weigering van zulke overbrengingen dient te worden gerechtvaardigd aan de hand van de in deze richtlijn bepaalde criteria.

(8)

De vereenvoudiging van de bestaande procedure mag geen belemmering vormen voor de bestaande rechten van de lidstaten om bezwaar te maken tegen of voorwaarden te stellen voor een overbrenging van radioactief afval waarvoor hun toestemming is vereist. Bezwaren mogen niet willekeurig zijn en moeten gebaseerd zijn op relevant nationaal, gemeenschaps- of internationaal recht. Deze richtlijn moet de rechten en plichten krachtens het internationale recht onverlet laten, met name de door schepen en luchtvaartuigen uit te oefenen maritieme, rivier- en luchtnavigatierechten en -vrijheden, zoals neergelegd in het internationale recht.

(9)

De mogelijkheid voor een lidstaat van bestemming of doorvoer om de automatische toestemmingsprocedure voor overbrengingen te weigeren, legt een onverantwoorde administratieve last op en leidt tot onzekerheid. De verplichte bevestiging van ontvangst van de aanvraag door de autoriteiten van de landen van bestemming en doorvoer, in combinatie met de verlenging van de termijn voor het verlenen van de toestemming, zou een hoge mate van zekerheid over de stilzwijgende toestemming moeten verschaffen.

(10)

De „vergunningen” voor overbrengingen in de zin van deze richtlijn komen niet in de plaats van eventuele specifieke nationale voorschriften voor de overbrenging, zoals vervoersvergunningen.

(11)

De bescherming van de volksgezondheid en het milieu tegen de aan radioactief afval verbonden gevaren vereist dat rekening wordt gehouden met risico's die zich buiten de Gemeenschap voordoen. In het geval van radioactief afval dat de Gemeenschap verlaat, moet het derde land van bestemming niet alleen van de overbrenging in kennis worden gesteld, maar er ook zijn toestemming voor verlenen.

(12)

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming dienen samen te werken en contact te onderhouden met de andere betrokken bevoegde autoriteiten om onnodige vertragingen te voorkomen en een soepele werking van de in deze richtlijn bepaalde toestemmingsprocedure te waarborgen.

(13)

De eis dat de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging in het geval van een niet uitgevoerde overbrenging daar waar nodig corrigerende veiligheidsmaatregelen neemt, vormt geen beletsel voor de toepassing van mechanismen die de lidstaten op nationaal niveau hebben vastgesteld.

(14)

De eis dat de houder in het geval van een niet uitgevoerde overbrenging aansprakelijk is voor de kosten, belet niet dat mechanismen die de lidstaten op nationaal niveau hebben vastgesteld of een contractuele regeling tussen de houder en een andere bij de overbrenging betrokken persoon van toepassing zijn.

(15)

Hoewel radioactief afval, voor zover dit verenigbaar is met de veiligheid van het beheer van dergelijk materiaal, definitief opgeborgen moet worden in de staat waar het is ontstaan, wordt erkend dat de lidstaten overeenkomsten dienen te bevorderen met het oog op het vergemakkelijken van een veilig en efficiënt beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof van lidstaten die dit in kleine hoeveelheden produceren of wanneer het aanleggen van geschikte faciliteiten vanuit stralingsbeschermingsstandpunt niet verantwoord zou zijn.

(16)

Wanneer tussen een in een derde land gevestigde ontvanger en een in een derde land gevestigde houder een regeling is gesloten op grond van artikel 27 van het Gezamenlijk Verdrag, kan diezelfde regeling voor deze richtlijn worden gebruikt.

(17)

Voor de toepassing van deze richtlijn en gezien de opgedane ervaring is het passend het bestaande uniforme document aan te passen. Duidelijkheidshalve moet een verplichting worden opgenomen dat tegen de datum van omzetting van deze richtlijn een nieuw uniform document moet zijn opgesteld. Overgangsbepalingen moeten echter waarborgen dat, mocht dit nieuwe document niet binnen de gestelde termijn zijn opgesteld, het bestaande document wordt gebruikt. Duidelijke regels voor het gebruik van de talen moeten daarenboven rechtszekerheid verschaffen en ongerechtvaardigde vertragingen voorkomen.

(18)

Periodieke verslagen van de lidstaten aan de Commissie en van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité bieden een nuttig overzicht van de in de Gemeenschap verleende vergunningen, terwijl de aandacht wordt gevestigd op eventuele moeilijkheden die de lidstaten in de praktijk ondervinden en op de oplossingen die daarvoor zijn aangewend.

(19)

Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (5), is onder meer van toepassing op het vervoer binnen, de invoer in en de uitvoer vanuit de Gemeenschap van radioactieve stoffen en behelst een rapporterings- en vergunningverleningssysteem inzake praktijken met betrekking tot ioniserende straling. Deze bepalingen zijn daarom relevant voor het toepassingsgebied van deze richtlijn.

(20)

In het licht van het voorafgaande is het ter wille van de duidelijkheid noodzakelijk Richtlijn 92/3/Euratom in te trekken en te vervangen. De onderhavige richtlijn dient geen afbreuk te doen aan de verplichtingen van de lidstaten in verband met de termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de ingetrokken richtlijn.

(21)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (6) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze richtlijn wordt een communautair systeem vastgesteld voor toezicht en controle op grensoverschrijdende overbrengingen van radioactief afval en verbruikte splijtstof teneinde een adequate bescherming van de bevolking te waarborgen.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op de grensoverschrijdende overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof wanneer:

a)

het land van herkomst, of het land van bestemming of het land of de landen van doorvoer lidstaat zijn van de Gemeenschap, en

b)

de hoeveelheden en de concentratie van de zending de waarden overschrijden die zijn vermeld in artikel 3, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 96/29/Euratom.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op de overbrenging van afgedankte bronnen naar een leverancier of fabrikant van radioactieve bronnen of naar een erkende installatie.

4.   Deze richtlijn is niet van toepassing op de overbrenging van radioactief materiaal dat voor verder gebruik door opwerking wordt gerecupereerd.

5.   Deze richtlijn is niet van toepassing op de grensoverschrijdende overbrenging van afval dat radioactief materiaal van natuurlijke oorsprong bevat dat niet het gevolg is van handelingen.

6.   Deze richtlijn laat de rechten en plichten krachtens het internationale recht onverlet.

Artikel 2

Terugzending in verband met bewerking en opwerking

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van een lidstaat of van een onderneming in die lidstaat, waarnaar

a)

radioactief afval voor bewerking wordt overgebracht, of

b)

ander materiaal wordt overgebracht met als doel het radioactieve afval te recupereren,

om het radioactieve afval na behandeling terug te zenden naar het land van herkomst. Zij doet evenmin afbreuk aan het recht van een lidstaat of van een onderneming in die lidstaat, waarnaar verbruikte splijtstof voor opwerking wordt overgebracht, om uit het opwerkingsproces gerecupereerd radioactief afval naar het land van herkomst terug te zenden.

Artikel 3

Grensoverschrijdende overbrenging van verbruikte splijtstof met het oog op opwerking

Onverminderd de bevoegdheid van elke lidstaat om een eigen beleid betreffende de cyclus van verbruikte splijtstof te bepalen, doet deze richtlijn geen afbreuk aan het recht van een lidstaat om verbruikte splijtstof voor opwerkingsdoeleinden uit te voeren, rekening houdend met de beginselen van de gemeenschappelijke markt op het gebied van kernenergie en met name het vrije verkeer van goederen. Het toezicht en de controle op deze overbrenging en uitvoer geschieden overeenkomstig de in deze richtlijn vastgestelde procedures.

Artikel 4

Terugzending naar aanleiding van niet vergunde overbrenging en niet aangegeven radioactief afval

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van een lidstaat om:

a)

radioactief afval en verbruikte splijtstof die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen maar niet over een in overeenstemming met deze richtlijn afgegeven vergunning beschikken, en

b)

radioactief besmet afval of materiaal dat een radioactieve bron bevat en dat door het land van herkomst niet als radioactief afval is aangegeven, op veilige wijze terug te zenden naar het land van herkomst.

Artikel 5

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)   „radioactief afval”: radioactieve stoffen in gasvormige, vloeibare of vaste vorm, waarvoor geen verder gebruik is voorzien door het land van herkomst of van bestemming of door een natuurlijke of rechtspersoon wiens beslissing door deze landen wordt aanvaard, en die door een regelgevende instantie als radioactief afval worden gecontroleerd overeenkomstig het wet- en regelgevingskader van de landen van herkomst en bestemming;

2)   „verbruikte splijtstof”: nucleaire brandstof die is bestraald in en permanent verwijderd is uit een reactorkern; verbruikte splijtstof kan worden beschouwd als bruikbare grondstof die kan worden opgewerkt, of kan, zonder verder gepland gebruik, voor eindberging bestemd zijn en als radioactief afval worden behandeld;

3)   „opwerking”: een procédé of de bewerking die tot doel heeft radioactieve isotopen uit verbruikte splijtstof te extraheren om deze naderhand te gebruiken;

4)   „overbrenging”: alle verrichtingen voor het verplaatsen van radioactief afval of verbruikte splijtstof van het land of de lidstaat van herkomst naar het land of de lidstaat van bestemming;

5)   „intracommunautaire overbrenging”: een overbrenging waarbij het land van herkomst én het land van bestemming lidstaten zijn;

6)   „extracommunautaire overbrenging”: een overbrenging waarbij het land van herkomst en/of het land van bestemming derde landen zijn;

7)   „eindberging”: de plaatsing van radioactief afval of verbruikte splijtstof in een faciliteit waarvoor vergunning is verleend, zonder de bedoeling dit terug te halen;

8)   „opslag”: het onderbrengen van radioactief afval of van verbruikte splijtstof in een faciliteit, die voor de insluiting ervan zorgt, met de bedoeling dit terug te halen;

9)   „houder”: iedere natuurlijke of rechtspersoon die vóór de overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof krachtens het toepasselijke nationale recht verantwoordelijk is voor dergelijk materiaal en de uitvoering van deze overbrenging naar een ontvanger plant;

10)   „ontvanger”: iedere natuurlijke of rechtspersoon naar wie radioactief afval of verbruikte splijtstof wordt overgebracht;

11)   „land of lidstaat van herkomst”en„land of lidstaat van bestemming”: respectievelijk ieder land of iedere lidstaat van waaruit een overbrenging gepland is of plaatsvindt, en ieder land of iedere lidstaat waarnaar een overbrenging gepland is of plaatsvindt;

12)   „land of lidstaat van doorvoer”: ieder land of iedere lidstaat, anders dan het land of de lidstaat van herkomst of het land of de lidstaat van bestemming, over het grondgebied waarvan een overbrenging gepland is of plaatsvindt;

13)   „bevoegde autoriteiten”: alle autoriteiten die krachtens de respectieve wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de landen van herkomst, doorvoer of bestemming gemachtigd zijn uitvoering te geven aan het toezichts- en controlesysteem voor overbrengingen van radioactief afval of verbruikte splijtstof;

14)   „ingekapselde bron”: ingekapselde bron in de zin van Richtlijn 96/29/Euratom, met inbegrip, in voorkomend geval, van de capsule die het radioactieve materiaal omsluit, als geïntegreerd onderdeel van de bron;

15)   „afgedankte bron”: een ingekapselde bron die niet langer wordt gebruikt, noch bestemd is om te worden gebruikt voor de handeling waarvoor een vergunning was verleend;

16)   „erkende installatie”: een installatie op het grondgebied van een land waaraan de bevoegde autoriteiten van dat land overeenkomstig het nationale recht een vergunning hebben verleend voor de langdurige opslag of eindberging van ingekapselde bronnen of een installatie waaraan krachtens het nationale recht een vergunning is verleend voor de tijdelijke opslag van ingekapselde bronnen;

17)   „naar behoren ingevulde aanvraag”: het uniforme document dat aan alle eisen voldoet en opgesteld is overeenkomstig artikel 17.

HOOFDSTUK 2

INTRACOMMUNAUTAIRE OVERBRENGINGEN

Artikel 6

Aanvraag van een overbrengingsvergunning

1.   Een houder die een intracommunautaire overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof, dan wel het doen overbrengen ervan, plant, dient bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een naar behoren ingevulde aanvraag voor een vergunning in.

2.   De aanvraag kan voor meer dan één overbrenging gelden mits:

a)

het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof waarop de aanvraag betrekking heeft, in wezen dezelfde fysische, chemische en radioactieve kenmerken vertoont, en

b)

de overbrenging van dezelfde houder naar dezelfde ontvanger geschiedt en er dezelfde bevoegde autoriteiten bij betrokken zijn, en

c)

indien de overbrenging doorvoer door derde landen omvat, de doorvoer plaatsvindt via dezelfde grensdoorlaatpost van binnenkomst en/of uitreis van de Gemeenschap en via dezelfde grensdoorlaatpost van het (de) betrokken derde land(en), tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten anders zijn overeengekomen.

Artikel 7

Doorzending van de aanvraag naar de bevoegde autoriteiten

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst zenden de naar behoren ingevulde aanvraag als bedoeld in artikel 6 ter toestemming naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en van de eventuele lidstaten van doorvoer.

2.   De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat alle informatie betreffende overbrengingen waarop deze richtlijn van toepassing is, met de nodige zorgvuldigheid wordt behandeld en tegen misbruik wordt beschermd.

Artikel 8

Ontvangstbevestiging en verzoek om informatie

1.   Binnen 20 dagen volgende op de ontvangst van de aanvraag gaan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van bestemming en van doorvoer na of de aanvraag naar behoren is ingevuld in de zin van artikel 5, punt 17.

2.   Indien de aanvraag naar behoren is ingevuld, zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming uiterlijk 10 dagen na de in lid 1 bepaalde termijn van 20 dagen een ontvangstbevestiging aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, met een kopie aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

3.   Indien bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten van mening zijn dat de aanvraag niet naar behoren is ingevuld, verzoeken zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst om de ontbrekende informatie; zij stellen de andere bevoegde autoriteiten van dat verzoek in kennis. Het verzoek wordt vóór het verstrijken van de in lid 1 bepaalde termijn gedaan.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst doen de gevraagde informatie aan de betrokken bevoegde autoriteiten toekomen.

Uiterlijk 10 dagen na ontvangst van de ontbrekende informatie en ten vroegste na het verstrijken van de in lid 1 bepaalde termijn van 20 dagen zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming een ontvangstbevestiging aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, met een kopie aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

4.   De in de leden 1, 2 en 3 vastgelegde termijnen voor het verzenden van de ontvangstbevestiging kunnen worden ingekort indien de bevoegde autoriteiten van bestemming en doorvoer zich ervan hebben vergewist dat de aanvraag naar behoren is ingevuld.

Artikel 9

Toestemming en weigering

1.   Uiterlijk twee maanden na de datum van de ontvangstbevestiging stellen de bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst in kennis van hetzij hun toestemming, hetzij van de voorwaarden die zij noodzakelijk achten om toestemming te verlenen, hetzij van hun weigering om toestemming te verlenen.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming of eventuele lidstaten van doorvoer kunnen echter vragen de in de eerste alinea bedoelde termijn voor het meedelen van hun standpunt met maximaal één maand te verlengen.

2.   Indien bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijnen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en/of de beoogde lidstaat van doorvoer geen antwoord is ontvangen, worden die landen geacht hun toestemming voor de gevraagde overbrenging te hebben verleend.

3.   Weigeringen van toestemming of aan een toestemming verbonden voorwaarden worden door de lidstaten met redenen omkleed, die gebaseerd zijn op:

a)

voor lidstaten van doorvoer, de relevante nationale, communautaire of internationale wetgeving met betrekking tot het vervoer van radioactief materiaal;

b)

voor de lidstaat van bestemming, de relevante wetgeving met betrekking tot het beheer van radioactief afval of verbruikte splijtstof en met betrekking tot de toepasselijke nationale, communautaire of internationale wetgeving met betrekking tot het vervoer van radioactief materiaal.

Eventuele door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten gestelde voorwaarden, ongeacht of deze land van doorvoer of land van bestemming zijn, mogen niet strenger zijn dan die welke voor soortgelijke overbrengingen binnen die lidstaten zijn vastgesteld.

4.   Een lidstaat die voor een bepaalde overbrenging toestemming voor doorvoer heeft verleend, mag in de volgende gevallen toestemming voor terugzending niet weigeren:

a)

wanneer de aanvankelijke toestemming betrekking had op materiaal dat werd overgebracht voor behandelings- of opwerkingsdoeleinden, indien de terugzending betrekking heeft op radioactief afval of andere producten die gelijkwaardig zijn aan het oorspronkelijke materiaal na behandeling of opwerking, en alle relevante voorschriften zijn nageleefd,

b)

onder de in artikel 12 beschreven omstandigheden, indien de terugzending op dezelfde voorwaarden en met dezelfde specificaties wordt verricht.

5.   Ongerechtvaardigde vertragingen en/of gebrek aan samenwerking van de kant van de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat worden gemeld bij de Commissie.

Artikel 10

Overbrengingsvergunning

1.   Indien alle nodige toestemmingen voor de overbrenging zijn verleend, zijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst gerechtigd de houder vergunning tot overbrenging te verlenen en stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en eventuele lidstaten of derde landen van doorvoer daarvan in kennis.

2.   De in lid 1 bedoelde vergunning doet geenszins af aan de aansprakelijkheid van de houder, de vervoerders, de eigenaar, de ontvanger of enige andere natuurlijke of rechtspersoon die bij de overbrenging betrokken is.

3.   Eén vergunning kan voor meer dan één overbrenging gelden mits aan de voorwaarden van artikel 6, lid 2, is voldaan.

4.   Een vergunning geldt voor ten hoogste drie jaar.

Bij de vaststelling van deze geldigheidsperiode houden de lidstaten rekening met de voorwaarden die door de lidstaten van bestemming of van doorvoer bij hun toestemming zijn gesteld.

Artikel 11

Ontvangstbevestiging van de overbrenging

1.   Binnen 15 dagen na ontvangst stuurt de ontvanger de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming van elke overbrenging een ontvangstbevestiging.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming sturen een afschrift van de ontvangstbevestiging aan de lidstaat van herkomst en de eventuele lidstaten of derde landen van doorvoer.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst sturen een afschrift van de ontvangstbevestiging aan de oorspronkelijke houder.

Artikel 12

Niet uitgevoerde overbrenging

1.   De lidstaat van bestemming, herkomst of doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden uitgevoerd wanneer volgens deze richtlijn niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend.

Bedoelde lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van de andere bij de overbrenging betrokken lidstaten onverwijld van een dergelijk besluit op de hoogte.

2.   Wanneer een overbrenging niet kan worden uitgevoerd of als niet is voldaan aan de voorwaarden voor overbrenging overeenkomstig deze richtlijn, zien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst erop toe dat het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof in kwestie door de houder ervan wordt teruggenomen, tenzij een andere veilige regeling kan worden getroffen. Deze bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging daar waar nodig corrigerende veiligheidsmaatregelen neemt.

3.   De houder is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK 3

EXTRACOMMUNAUTAIRE OVERBRENGINGEN

Artikel 13

Invoer in de Gemeenschap

1.   Wanneer radioactieve afvalstoffen of verbruikte splijtstof die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, vanuit een derde land de Gemeenschap zullen worden binnengebracht en het land van bestemming een lidstaat is, dient de ontvanger bij de bevoegde autoriteiten van die lidstaat een vergunningsaanvraag in. Die aanvraag kan, overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, genoemde voorwaarden, betrekking hebben op meer dan één overbrenging.

In de aanvraag moet worden aangetoond dat de ontvanger een regeling heeft getroffen met de in het derde land gevestigde houder, die door de bevoegde autoriteiten van dat derde land is aanvaard, waarbij de houder verplicht is het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof terug te nemen wanneer de overbrenging niet kan worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, zoals bedoeld in lid 5 van dit artikel.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming sturen de in lid 1 bedoelde aanvraag ter toestemming aan de bevoegde autoriteiten van eventuele lidstaten van doorvoer.

De artikelen 8 en 9 zijn van toepassing.

3.   Indien alle nodige toestemmingen voor de overbrenging zijn verleend, zijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming gerechtigd de ontvanger vergunning tot overbrenging te geven en stellen zij de bevoegde autoriteiten van eventuele lidstaten of derde landen van doorvoer en van het land van herkomst daarvan in kennis.

De leden 2, 3 en 4 van artikel 10 zijn van toepassing.

4.   Binnen 15 dagen na ontvangst stuurt de ontvanger de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming van elke overbrenging een ontvangstbevestiging. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming sturen een afschrift van de ontvangstbevestiging aan het land van herkomst en de eventuele lidstaten of derde landen van doorvoer.

5.   De lidstaat van bestemming of een eventuele lidstaat van doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden uitgevoerd wanneer volgens deze richtlijn niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend. Bedoelde lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit. De ontvanger is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden uitgevoerd.

6.   De ontvanger is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden uitgevoerd.

Artikel 14

Doorvoer door de Gemeenschap

1.   Wanneer radioactief afval of verbruikte splijtstof vanuit een derde land de Gemeenschap zal worden binnengebracht en het land van bestemming geen lidstaat is, dient de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het beheer van de overbrenging binnen de lidstaat waarin het douanekantoor gelegen is waarlangs het radioactieve afval of verbruikte splijtstof het eerst de Gemeenschap binnenkomt („eerste lidstaat van doorvoer”), een vergunningsaanvraag in bij de bevoegde autoriteiten van die lidstaat. Die aanvraag kan, overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, genoemde voorwaarden, betrekking hebben op meer dan één overbrenging.

In de aanvraag moet worden aangetoond dat de in het derde land gevestigde ontvanger een regeling heeft getroffen met de in het derde land gevestigde houder, die door de bevoegde autoriteiten van dat derde land is aanvaard, waarbij de houder verplicht is het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof terug te nemen wanneer de overbrenging niet overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn kan worden uitgevoerd, zoals bedoeld in lid 5 van dit artikel.

2.   De bevoegde autoriteiten van de eerste lidstaat van doorvoer sturen de in lid 1 bedoelde aanvraag ter toestemming aan de bevoegde autoriteiten van eventuele andere lidstaten van doorvoer.

De artikelen 8 en 9 zijn van toepassing.

3.   Indien alle nodige toestemmingen voor de overbrenging zijn verleend, zijn de bevoegde autoriteiten van de eerste lidstaat van doorvoer gerechtigd de in lid 1 bedoelde verantwoordelijke persoon vergunning tot overbrenging te verlenen en stellen zij de bevoegde autoriteiten van eventuele andere lidstaten of derde landen van doorvoer en van het land van herkomst daarvan in kennis.

De leden 2, 3 en 4 van artikel 10 zijn van toepassing.

4.   De in lid 1 bedoelde verantwoordelijke persoon stelt de bevoegde autoriteiten van de eerste lidstaat van doorvoer ervan in kennis dat het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof op zijn bestemming in het derde land is aangekomen, en dit binnen 15 dagen na de aankomstdatum, en hij vermeldt daarbij het laatste douanekantoor in de Gemeenschap waarlangs de overbrenging is verricht.

Deze kennisgeving gaat vergezeld van een verklaring of bevestiging van de ontvanger dat het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof de juiste bestemming heeft bereikt, met vermelding van het douanekantoor van binnenkomst in het derde land.

5.   Een lidstaat van doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden uitgevoerd wanneer volgens deze richtlijn niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend. Bedoelde lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit. De in lid 1 bedoelde verantwoordelijke persoon is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan of mag worden uitgevoerd.

Artikel 15

Uitvoer uit de Gemeenschap

1.   Wanneer radioactief afval of verbruikte splijtstof uit de Gemeenschap naar een derde land moet worden uitgevoerd, dient de houder een vergunningsaanvraag in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst. Die aanvraag kan, overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, genoemde voorwaarden, betrekking hebben op meer dan één overbrenging.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst:

a)

stellen de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming in kennis van deze geplande overbrenging en vragen hun toestemming; en

b)

zenden de in lid 1 bedoelde aanvraag ter toestemming aan de bevoegde autoriteiten van eventuele lidstaten van doorvoer.

Artikel 8 is van toepassing.

3.   Indien alle nodige toestemmingen voor de overbrenging zijn verleend, zijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst gerechtigd de houder vergunning tot overbrenging te verlenen en stellen zij de bevoegde autoriteiten van het derde land van bestemming en van eventuele lidstaten of derde landen van doorvoer daarvan in kennis.

De leden 2, 3 en 4 van artikel 10 zijn van toepassing.

4.   De houder stelt de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst er binnen 15 dagen na de datum van aankomst van in kennis dat het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof zijn bestemming in het derde land heeft bereikt en vermeldt het laatste douanekantoor in de Gemeenschap waarlangs de overbrenging is verricht.

Deze kennisgeving gaat vergezeld van een verklaring of bevestiging van de ontvanger dat het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof de juiste bestemming heeft bereikt, met vermelding van het douanekantoor van binnenkomst in het derde land.

5.   De lidstaat van herkomst of een eventuele lidstaat van doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan worden uitgevoerd wanneer volgens deze richtlijn niet langer aan de voorwaarden voor overbrenging wordt voldaan of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend. De betrokken lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit.

De leden 2 en 3 van artikel 12 zijn van toepassing.

Artikel 16

Verboden uitvoer

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten verlenen geen vergunning voor overbrenging:

a)

naar een bestemming ten zuiden van 60° zuiderbreedte, of

b)

naar een staat die partij is bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, (ACP-EG-overeenkomst van Cotonou) en geen lidstaat is, behoudens het bepaalde in artikel 2, of

c)

naar een derde land dat, naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, overeenkomstig de in lid 2 bedoelde criteria, niet beschikt over de administratieve en technische middelen en de regelgevingsstructuur om het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof veilig te beheren, zoals in het Gezamenlijk Verdrag is vastgesteld. Bij die beoordeling houden de lidstaten naar behoren rekening met alle relevante informatie van andere lidstaten. In dat verband informeren de lidstaten jaarlijks de Commissie en het krachtens artikel 21 ingesteld Raadgevend comité.

2.   Volgens de procedure van artikel 21 stelt de Commissie, rekening houdend met onder meer de toepasselijke veiligheidsnormen van de IAEA, criteria op die het voor de lidstaten gemakkelijker maken om na te gaan of aan de voorwaarden voor uitvoer is voldaan.

HOOFDSTUK 4

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 17

Gebruik van een uniform document

1.   Voor alle overbrengingen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, wordt een uniform document gebruikt.

2.   De Commissie stelt het uniforme document op volgens de procedure als bedoeld in artikel 21. Dat uniforme document omvat in een bijlage een lijst van de minimumeisen voor een naar behoren ingevulde aanvraag.

Het uniforme document en de bijlagen daarbij worden uiterlijk op 25 december 2008 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en in elektronische vorm beschikbaar gesteld. Indien nodig wordt het volgens dezelfde procedure bijgewerkt.

3.   De vergunningsaanvraag wordt ingevuld, en eventuele verdere documentatie en informatie als bedoeld in de artikelen 10, 13, 14 en 15 wordt verstrekt, in een taal die aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat waaraan de vergunningsaanvraag overeenkomstig deze richtlijn wordt gericht.

De houder verstrekt op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming of doorvoer een authentieke vertaling in een voor hen aanvaardbare taal.

4.   Eventuele aanvullende eisen voor het verlenen van vergunning tot overbrenging worden aan het uniforme document gehecht.

5.   Onverminderd alle andere begeleidende documenten uit hoofde van andere ter zake dienende wettelijke voorschriften, moet het ingevulde uniforme document waaruit blijkt dat aan de vergunningsprocedure is voldaan, elke onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende overbrenging vergezellen, ook wanneer één enkel vergunningsdocument wordt gebruikt voor meerdere overbrengingen.

6.   Deze documenten zijn beschikbaar voor de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst en bestemming en van alle landen van doorvoer.

Artikel 18

Bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 25 december 2008 in kennis van de namen en de adressen van de bevoegde autoriteit of autoriteiten en van alle gegevens die noodzakelijk zijn voor snelle communicatie met deze autoriteiten.

2.   De lidstaten stellen de Commissie regelmatig in kennis van wijzigingen in deze gegevens.

Artikel 19

Toezending

1.   Volgens de in artikel 21 bedoelde procedure werkt de Commissie aanbevelingen uit voor een veilig en doeltreffend systeem voor de toezending van documenten en informatie met betrekking tot de bepalingen van deze richtlijn.

2.   De Commissie stelt een elektronisch communicatieplatform in, en houdt dat bij, voor de publicatie van:

a)

de namen en adressen van de bevoegde autoriteit of autoriteiten van alle lidstaten,

b)

de talen die aanvaardbaar zijn voor de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat, en

c)

alle algemene voorwaarden en eventuele aanvullende eisen die de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat stellen voor een vergunning voor een overbrenging.

Artikel 20

Periodieke verslagen

1.   Uiterlijk op 25 december 2011 en vervolgens om de drie jaar brengen de lidstaten bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van deze richtlijn.

2.   Op basis van deze verslagen legt de Commissie, volgens de in artikel 21 bedoelde procedure, aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een samenvattend verslag voor, waarin bijzondere aandacht wordt besteed aan de toepassing van artikel 4.

Artikel 21

Raadgevend comité

1.   Bij de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 16, lid 2, artikel 17, lid 2, artikel 19, lid 1, en artikel 20, lid 2, wordt de Commissie bijgestaan door een raadgevend comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2.   De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter naar gelang van de urgentie van de materie kan vaststellen, advies over dit ontwerp uit, zo nodig door middel van een stemming.

3.   Het advies wordt in de notulen opgenomen. Iedere lidstaat heeft het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

4.   De Commissie houdt rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij stelt het comité in kennis van de wijze waarop zij met het advies rekening heeft gehouden.

Artikel 22

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 25 december 2008 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onmiddellijk op de hoogte van deze maatregelen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 23

Intrekking

1.   Richtlijn 92/3/Euratom wordt ingetrokken met ingang van 25 december 2008, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten in verband met de termijn voor omzetting in nationaal recht en toepassing van die richtlijn.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in de bijlage opgenomen concordantietabel.

Artikel 24

Overgangsbepalingen

1.   Indien de vergunningsaanvraag vóór 25 december 2008 naar behoren is goedgekeurd door of ingediend bij de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst, is Richtlijn 92/3/Euratom van toepassing op alle overbrengingsverrichtingen die onder diezelfde vergunning vallen.

2.   Bij het nemen van een besluit over aanvragen die vóór 25 december 2008 zijn ingediend en betrekking hebben op meer dan één overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof naar een derde land van bestemming, houdt de lidstaat van herkomst rekening met alle relevante omstandigheden en met name:

a)

met het geplande tijdschema voor de uitvoering van alle overbrengingen die onder dezelfde aanvraag vallen;

b)

met de motivering voor het bundelen van alle overbrengingen in dezelfde aanvraag;

c)

met de vraag of het niet wenselijk is een vergunning te verlenen voor een aantal overbrengingen dat lager is dan het aantal waarop de aanvraag betrekking heeft.

3.   Totdat het in artikel 17 van deze richtlijn bedoelde uniforme document beschikbaar komt, wordt het uniforme document zoals vastgesteld bij Beschikking 93/552/Euratom van de Commissie (7) mutatis mutandis gebruikt voor de doeleinden van deze richtlijn.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 26

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 november 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KORKEAOJA


(1)  PB C 286 van 17.11.2005, blz. 34.

(2)  Advies uitgebracht op 5 juli 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB C 119 van 22.5.2002, blz. 7.

(4)  PB L 35 van 12.2.1992, blz. 24.

(5)  PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.

(6)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(7)  Beschikking 93/552/Euratom van de Commissie van 1 oktober 1993 tot vaststelling van het in Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad bedoelde uniform document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen (PB L 268 van 29.10.1993, blz. 83).


BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 92/3/Euratom

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 5

Artikel 3

Eerste overweging

Artikel 4, alinea 1, eerste zin

Artikel 6, lid 1

Artikel 4, alinea 1, tweede zin

Artikel 7, lid 1

Artikel 4, alinea 2

Artikel 17, lid 1

Artikel 4, alinea 3

-

Artikel 5, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 10, lid 4

Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 9, lid 1

Artikel 6, lid 1, tweede alinea

Artikel 17, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 6, lid 3

Artikel 9, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 4

Artikel 9, lid 2

Artikel 7, alinea 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 7, alinea 2

Artikel 17, lid 1

Artikel 7, alinea 3

Artikel 10, lid 2

Artikel 8

Artikel 17, lid 5

Artikel 9, lid 1, eerste zin

Artikel 11, lid 1

Artikel 9, lid 1, eerste zin

Artikel 17, lid 1

Artikel 9, lid 2, eerste zin

Artikel 11, lid 2

Artikel 9, lid 2, tweede zin

Artikel 11, lid 3

Artikel 10, lid 1

Artikel 13

Artikel 10, lid 1, eerste zin

Artikel 17, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 14

Artikel 10, lid 3

Artikel 13

Artikel 11

Artikel 16, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 12, lid 2

Artikel 15, lid 3

Artikel 12, lid 3

Artikel 10, lid 2

Artikel 12, lid 4

Artikel 17, lid 1

Artikel 12, lid 5

Artikel 15, lid 4, eerste alinea

Artikel 12, lid 6

Artikel 15, lid 4, tweede alinea

Artikel 13

Artikel 1, lid 3

Artikel 14

Artikel 2

Artikel 15, lid 1

Artikel 12, lid 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 13, lid 1, tweede alinea

Artikel 16

Artikel 9, lid 4

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18

Artikel 20

Artikel 19

Artikel 21

Artikel 20, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 17, lid 1

Artikel 20, vierde streepje

Artikel 16, lid 2

Artikel 20, vijfde streepje

Artikel 20, lid 2

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 22

Artikel 26

 

Artikel 3 (nieuw)

 

Artikel 4 (nieuw)

 

Artikel 8 (nieuw)

 

Artikel 19 (nieuw)

 

Artikel 23 (nieuw)

 

Artikel 24 (nieuw)

 

Artikel 25 (nieuw)


Top