This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32006H0040
Commission Recommendation of 15 December 2005 on guidelines for the application of Regulation (Euratom) No 302/2005 on the application of Euratom safeguards (notified under document number C(2005) 5127)
Aanbeveling van de Commissie van 15 december 2005 inzake richtsnoeren voor de toepassing van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole van Euratom (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5127)
Aanbeveling van de Commissie van 15 december 2005 inzake richtsnoeren voor de toepassing van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole van Euratom (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5127)
PB L 28 van 1.2.2006, pp. 1–85
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
|
1.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 28/1 |
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE
van 15 december 2005
inzake richtsnoeren voor de toepassing van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole van Euratom
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5127)
(2006/40/Euratom)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op Verordening (Euratom) nr. 302/2005 van de Commissie van 8 februari 2005 betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole van Euratom (1), en met name op artikel 37,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (Euratom) nr. 302/2005 worden de aard en de strekking van de in de artikelen 77, 78, 79 en 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie bedoelde verplichtingen omschreven. |
|
(2) |
Overeenkomstig de bij die verordening gevoegde verklaring van de Raad/Commissie zal de Commissie richtsnoeren opstellen en publiceren die de exploitanten een niet-bindende begeleiding zullen geven teneinde de toepassing van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 te vergemakkelijken. |
|
(3) |
In deze richtsnoeren moeten de toelichtingen staan die zijn gegeven, alsook de afspraken die zijn gemaakt, tijdens de bilaterale besprekingen tussen de Commissie en de verschillende betrokken partijen. Zij doen geen wettelijke rechten of verplichtingen ontstaan. |
|
(4) |
Naar gelang van de ontwikkelingen op het gebied van de veiligheidscontrole dient de Commissie de mogelijkheid te krijgen om deze aanbevelingen eventueel, na raadplegingen van de betrokken partijen en de lidstaten, te wijzigen, |
BEVEELT AAN:
Bij de toepassing van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 dienen de in de bijlage gegeven richtsnoeren te worden gevolgd. Hieronder wordt verstaan dat de in artikel 3, leden 1 en 2, van deze verordening bedoelde personen, ondernemingen en lidstaten wanneer zij deze richtsnoeren volgen, in overeenstemming zijn met de bepalingen van de verordening waarop de richtsnoeren betrekking hebben.
Gedaan te Brussel, 15 december 2005.
Voor de Commissie
Andris PIEBALGS
Lid van de Commissie
(1) PB L 54 van 28.2.2005, blz. 1.
INHOUD
Aanbeveling 2006/40/Euratom van de Commissie van 15 december 2005 inzake richtsnoeren voor de toepassing van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole van Euratom
BIJLAGE
|
1. |
Structuur van dit document |
|
2. |
Richtsnoeren per onderdeel van de verordening |
|
2.1. |
Hoofdstuk I — Werkingssfeer en definities (artikelen 1 en 2) |
|
2.2. |
Hoofdstuk II — FTK's en BCB's (artikelen 2 t/m 6) |
|
2.2.1. |
Fundamentele technische kenmerken (FTK's) (artikel 3, lid 1) |
|
2.2.2. |
Mededeling betreffende de locatie (artikel 3, leden 2 en 3) |
|
2.2.3. |
Elektronische indiening |
|
2.2.4. |
Termijnen (artikel 4) |
|
2.2.5. |
Werkprogramma (artikel 5 en bijlage XI) |
|
2.2.6. |
Bijzondere controlebepalingen (BCB's) (artikel 6) |
|
2.3. |
Hoofdstuk III — Materiaalboekhouding |
|
2.3.1. |
Boekhoudsysteem (artikel 7) |
|
2.3.2. |
Werkstaten (artikel 8) |
|
2.3.3. |
Boekhoudkundige overzichten en rapporten (artikelen 9 en 10) |
|
2.3.4. |
Rapport over de inventariswijzigingen (ICR), materiaalbalansrapport (MBR), feitelijke inventarislijst (PIL) (artikelen 12 en 13) |
|
2.3.5. |
Bijlagen III, IV en V |
|
2.3.6. |
Bijzondere verbintenissen inzake de veiligheidscontrole (artikel 17) |
|
2.3.7. |
Afwijkingen |
|
2.4. |
Hoofdstuk IV — Overdrachten tussen landen (artikelen 20 t/m 23) |
|
2.5. |
Hoofdstuk V- Bijzondere bepalingen (artikelen 24 t/m 33) |
|
2.5.1. |
Doorgeven van informatie aan de IAEA (artikel 29) |
|
2.5.2. |
Bepalingen inzake kerntechnisch materiaal dat vervat zit in afvalstoffen (artikelen 30 t/m 32 en bijlagen XII t/m XV) |
|
2.6. |
Hoofdstuk VII — Slotbepalingen (artikelen 35 t/m 40) |
|
3. |
Samenvatting van de rapportageverplichtingen (wie, wanneer, wat) |
|
4. |
Aanhangsels |
|
4.1. |
Het XML-schema |
|
4.2. |
Het CRC-algoritme |
|
4.3. |
Internetadressen |
BIJLAGE
1. STRUCTUUR VAN DIT DOCUMENT
De richtsnoeren worden gegeven voor elk hoofdstuk van de verordening, met zo nodig een verdere indeling per artikel en bijlage.
Aangezien de meeste potentiële gebruikers van het document (d.w.z. de personen die belast zijn met de materiaalboekhouding van de kerntechnische installaties) reeds ervaring hebben met materiaalboekhouding en rapportering overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 van de Commissie (1), leek het niet noodzakelijk de artikelen te behandelen die niet worden gewijzigd door de nieuwe verordening.
Voor die delen van de verordening daarentegen die aanzienlijk zijn gewijzigd, wordt in de richtsnoeren gedetailleerd geanalyseerd en uiteengezet wat wordt verwacht, en worden bovendien rapportagevoorbeelden gegeven.
Deze gedetailleerde voorbeelden en toelichtingen zullen ook nuttig zijn voor de exploitanten van kerntechnische installaties in landen die tot de Europese Unie toetreden.
Bij bepaalde toelichtingen worden links naar internetadressen gegeven waar de gebruikers aanvullende informatie over het thema kunnen vinden.
In de richtsnoeren kunnen niet alle mogelijke kwesties in verband met de toepassing van de nieuwe verordening worden behandeld. Er kan dus worden verwacht dat er specifieke vraagstukken zullen rijzen die verdere, meer gedetailleerde discussies tussen de Commissie en de exploitanten zullen vergen.
2. RICHTSNOEREN PER ONDERDEEL VAN DE VERORDENING
2.1. Hoofdstuk I — Werkingssfeer en definities (artikelen 1 en 2)
Bij artikel 1 worden de houders van voor niet-nucleaire doeleinden gebruikte eindproducten waarin zich kerntechnisch materiaal bevindt dat vrijwel niet meer terug te winnen is, uitgesloten van de werkingssfeer van de verordening.
Voorbeelden van dergelijke eindproducten zijn: decoratief glazuur in ceramiek, kleurstoffen in glas, bekleding van gloeidraden in fluorescentielampen, pigment voor verf, gloeikousjes, enz.
Voor alle andere houders van kerntechnisch materiaal geldt krachtens deze verordening een rapportageverplichting.
De definities van artikel 2 zullen zo nodig worden behandeld in de relevante delen van deze richtsnoeren.
2.2. Hoofdstuk II — FTK's en BCB's (artikelen 2 t/m 6)
2.2.1. Fundamentele technische kenmerken (FTK's) (artikel 3, lid 1)
FTK's van bestaande installaties: In wezen geen wijziging van de mededelingsverplichtingen inzake FTK's overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76, behalve wat de mededeling van het „gebruik” betreft, die 120 dagen na de inwerkingtreding moet worden ingediend.
In de mededeling van de FTK's van installaties moet hun huidige status worden gegeven. In voorkomend geval moet dus een actualisering worden toegezonden.
Exploitanten van installaties mogen de gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe verordening aangrijpen om hun FTK's te actualiseren. Kleine wijzigingen kunnen schriftelijk aan de Commissie worden gemeld, met een duidelijke referentie naar de relevante, te actualiseren FTK.
Er wordt aan herinnerd dat in het Euratom-veiligheidscontrolesysteem de volgende installatietypes worden onderscheiden:
|
— |
installaties in bedrijf: installaties waarin kerntechnisch materiaal aanwezig is en activiteiten worden ondernomen. Onder deze categorie vallen ook installaties in opbouw en installaties die al een MBA-code (Material Balance Area — materiaalbalansgebied) hebben gekregen, maar nog geen kerntechnisch materiaal hebben ontvangen; |
|
— |
stilgelegde installaties: installaties waarvan de activiteit is gestaakt, maar waarbij het kerntechnische materiaal in de installatie blijft. Dergelijke installaties vormen een deelverzameling van de installaties die in bedrijf zijn. Voor stilgelegde installaties gelden dezelfde rapportagevoorschriften als voor installaties in bedrijf; |
|
— |
buiten gebruik gestelde installaties: installaties waarvan de activiteit is gestaakt en waaruit het kerntechnische materiaal is verwijderd, waarbij de leeggemaakte staat van de installatie is geverifieerd, maar die niet zijn ontmanteld; |
|
— |
ontmantelde installaties: installaties waarvan de overgebleven constructies en uitrusting die essentieel waren voor het gebruik ervan, zijn verwijderd of onbruikbaar zijn gemaakt, zodat de installatie of plaats niet wordt gebruikt voor de opslag en niet langer kan worden gebruikt voor de hantering, de verwerking of het gebruik van kerntechnisch materiaal. |
|
— |
specifieke gevallen die niet gemakkelijk in een categorie vallen, krijgen in afwachting van een definitieve oplossing de voorlopige statusindicator „S”. |
Opgemerkt dient te worden dat, wanneer een installatie de status „buiten gebruik gesteld” heeft gekregen, er overeenkomstig deze verordening geen boekhoudkundige rapporten meer hoeven te worden ingediend. Wellicht moet bijlage II nog wél worden ingediend omdat een buiten gebruik gestelde installatie een onderdeel blijft vormen van de locatie totdat de ontmanteling ervan is bevestigd. Het bovenstaande zal door de Commissie worden verduidelijkt in een aan de exploitant gericht schrijven.
FTK's voor afvalbehandelings- of opslaginstallaties (zie punt 2.5.1 inzake afvalstoffen.)
2.2.2. Mededeling betreffende de locatie (artikel 3, leden 2 en 3)
2.2.2.1. Locatievertegenwoordiger
De lidstaat wijst een „locatievertegenwoordiger” aan en stelt de Commissie binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van het aanvullende protocol op de hoogte van de namen van de locatievertegenwoordigers van alle locaties.
De locatievertegenwoordiger is de link tussen de exploitant(en) van de op de locatie gelegen installatie(s) en de Commissie voor het toezenden van alle locatiegegevens.
De rol van de locatievertegenwoordiger wat bijlage II betreft, is de volgende (2):
|
— |
het verzamelen van informatie voor alle gebouwen op de locatie; |
|
— |
het toezenden van de mededeling betreffende de locatie aan het directoraat-generaal Energie en vervoer; |
|
— |
contactpersoon voor het directoraat-generaal Energie en vervoer; in geval van vragen. |
2.2.2.2. Formaat van de mededeling betreffende de locatie
Er wordt aanbevolen de mededeling betreffende de locatie in elektronische vorm in te dienen met gebruikmaking van de CAPE-software. Nadere informatie betreffende het gebruik van de CAPE-software wordt gegeven in het HELP-bestand van CAPE. De CAPE-software kan worden verkregen bij de Commissie.
2.2.2.3. Inhoud van de mededeling betreffende de locatie overeenkomstig bijlage II
De locatie speelt een centrale rol in de uitgebreide mededeling overeenkomstig het aanvullende protocol, aangezien hierbij veel gedetailleerder informatie wordt opgevraagd als die welke in de FTK's wordt gegeven. De wijze waarop de locatiegrenzen worden vastgelegd, heeft op zijn beurt een directe invloed op de verreikende aanvullende toegangsrechten van de IAEA die hierdoor toegang krijgt tot elk gebouw op de locatie en in beginsel tot elke plaats binnen een gebouw, en dit vaak met een zeer korte aankondigingstijd van slechts twee uur (uitsluitend in combinatie met een routineveiligheidscontrole op de locatie). Dit legt nieuwe verplichtingen op aan de eigenaars van de gebouwen.
Locaties moeten derhalve met zorg worden afgebakend. Zij moeten groot genoeg zijn opdat de IAEA conclusies kan trekken betreffende de afwezigheid van niet-aangegeven kerntechnisch materiaal of activiteiten. In lijn met de geest van het aanvullende protocol is het echter niet nodig om bij de locatie gebouwen te betrekken die niet in het minst bijdragen tot de nucleaire opdracht van de locatie.
Wat is een locatie?
Het hart, de kern, van een locatie is altijd een installatie. Eén locatie kan verscheidene installaties bevatten, maar een locatie kan niet bestaan zonder installatie.
Gebouwen die zich bij installaties bevinden
|
1. |
Een pragmatische en redelijke aanpak voor de interpretatie van „gebouwen die zich bij de installaties bevinden en die essentiële diensten leveren” kan zijn om binnen de locatiegrenzen ook de gebouwen in de nabijheid van een kerntechnische installatie op te nemen die functioneel verbonden zijn met de nucleaire opdracht van de locatie. Onder essentiële diensten kan bijgevolg worden verstaan: hete cellen, installaties voor de behandeling, opslag en verwijdering van afvalstoffen en gebouwen die betrekking hebben op in bijlage 1 bij het aanvullende protocol vermelde activiteiten, die vereist zijn voor de nucleaire opdracht van de locatie. Dit zijn gebouwen die in beginsel kunnen worden gebruikt voor het dekken van clandestiene activiteiten. |
|
2. |
Andere diensten zoals diensten van openbaar nut, ondersteuningsdiensten voor engineering en wetenschappelijke ondersteuningsdiensten, informaticadiensten en sommige administratieve en personeelsdiensten, zoals opleidingen, moeten geval per geval worden bekeken. Zij moeten worden opgenomen in de locatie als zij uitsluitend werken voor het nucleaire hart van de locatie. |
|
3. |
Het eigendomsrecht op het gebouw is geen criterium om gebouwen die essentiële diensten huisvesten, al dan niet op te nemen binnen de locatiegrenzen. Binnen één locatie kunnen dus diverse exploitanten, eigenaars en ondernemers aanwezig zijn. De locatievertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de verzameling van de beschrijvingen van de verschillende gebouwen en voor de toezending van die gegevens aan het directoraat-generaal Energie en vervoer. |
|
4. |
Wat onder een „gebouw” moet worden verstaan, moet op een pragmatische wijze worden opgelost. Een omschrijving in één woord (bv. „autostalling”) kan volstaan. Ondergrondse gebouwen moeten worden aangegeven zoals alle andere gebouwen, met opgave van oppervlakte, aantal verdiepingen, enz. |
Begrenzing van de locatie
|
1. |
Het is niet altijd vanzelfsprekend om te begrijpen waarom een bepaald in de nabijheid van een installatie gelegen gebouw niet valt binnen de formele begrenzingen van de locatie. Het is daarom nuttig om bij de mededeling ondersteunende informatie te voegen die duidelijk maakt wat de functies zijn van die gebouwen en waarom zij niet zijn opgenomen binnen de formele locatiegrenzen zoals bedoeld in de IAEA-richtsnoeren voor rapportering (3) overeenkomstig punt II.12. |
|
2. |
Het is weliswaar wenselijk dat een locatie een samenhangend gebied bestrijkt, maar de functionele relatie tussen de gebouwen kan het nodig maken om de locatie te splitsen in twee gescheiden terreinen. In dergelijke gevallen is het nuttig om bij de mededeling een document te voegen met nadere informatie over de functie van de gebouwen die tussen de twee afzonderlijke terreinen staan, met opgave van de redenen waarom die nabij de faciliteit gelegen gebouwen niet in de locatie zijn opgenomen. |
|
3. |
Gebouwen die in de FTK zijn aangegeven als onderdeel van een MBA, d.w.z. waarin zich een hoofdmeetpunt bevindt of bevond, ook al bevatten die gebouwen niet langer kerntechnisch materiaal, maken automatisch deel uit van de locatie. Met name onderzoekscentra hebben vaak ten minste één van dergelijke MBA's behouden, die verspreid over het centrum kleine hoeveelheden kerntechnische materialen bevatten of mogen bevatten. Het kan de beschrijving van de locatie aanzienlijk vergemakkelijken als deze materialen op één plaats worden geconcentreerd en de beschrijving van de FTK's dienovereenkomstig wordt gewijzigd. Inconsistentie tussen de mededeling betreffende de locatie en de FTK's resulteert automatisch in een verzoek om verduidelijking en aanvullende informatie. |
|
4. |
Hoewel in de mededeling betreffende de locatie overeenkomstig bijlage II (4) van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 een beschrijving van elk gebouw op de locatie moet worden gegeven, mag een locatie krachtens de richtsnoeren voor rapportering (zie voetnoot 3) uit één enkele kamer bestaan. Het is aanbevolen dat locaties voor installaties voor activiteiten in verband met de splijtstofkringloop niet kleiner zijn dan één enkel gebouw, terwijl locaties voor niet-nucleaire LOF's (5) kleiner mogen zijn dan een gebouw. |
|
5. |
Er moet worden onderstreept dat een omheining niet automatisch de locatie afbakent. |
2.2.2.4. Buiten gebruik gestelde en ontmantelde installaties
|
1. |
Uit de definitie van locatie zoals gegeven in artikel 2, punt 21, volgt dat een buiten gebruik gestelde installatie een locatie blijft vormen zolang zij niet is ontmanteld. |
|
2. |
Wanneer is bevestigd dat een installatie ontmanteld is (6), vormt zij niet langer het hart van de locatie. |
|
3. |
Een buiten gebruik gestelde installatie die een inventaris van kerntechnisch materiaal had van minder dan 1 kg effectief (een zogenaamde LOF), is uitsluitend een locatie wanneer zij een hete cel bevat of betrokken was bij activiteiten ten behoeve van omzetting, verrijking, splijtstoffabricage of opwerking. |
|
4. |
Een buiten gebruik gestelde niet-nucleaire LOF (NN-LOF) vormt als zodanig op zich geen locatie. Het is echter niet uitgesloten dat zij deel uitmaakt van een locatie die gevormd is rond een andere installatie. Een buiten gebruik gestelde NN-LOF kan worden beschouwd als ontmanteld als zij geen hete cel bevat. |
2.2.2.5. Installaties in bedrijf met minder dan 1 kg effectief (LOF).
Inleiding
Afhankelijk van het gebruik van het kerntechnische materiaal zijn LOF's ingedeeld in twee categorieën: nucleaire LOF's en niet-nucleaire LOF's. Kerntechnisch materiaal in niet-nucleaire LOF's (NN-LOF's) wordt gebruikt voor doeleinden die geen verband houden met de splijtstofkringloop.
In de Europese Unie bestaat een virtuele NN-LOF: de „catch-all-MBA” (CAM) die een groot aantal bezitters omvat die elk zeer kleine hoeveelheden kerntechnisch materiaal in hun bezit hebben.
Relevantie van de „vrijstellings”-status krachtens het aanvullende protocol
|
1. |
Voor materiaal in een MBA waarvoor een afwijking is toegestaan overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 302/2005, zal een vrijstelling overeenkomstig de veiligheidscontroleovereenkomst met de IAEA worden aangevraagd. |
|
2. |
Installaties die uitsluitend kerntechnisch materiaal bevatten dat is vrijgesteld overeenkomstig de veiligheidscontroleovereenkomst, vormen niet langer het hart van een locatie. Er geldt dus geen rapportageverplichting overeenkomstig bijlage II van Verordening (Euratom) nr. 302/2005. |
2.2.2.6. Samenvatting
Voorwaarden om vrijgesteld te zijn van de rapportering overeenkomstig bijlage II:
|
— |
installaties die uitsluitend vrijgesteld materiaal bevatten; |
|
— |
ontmantelde installaties; |
|
— |
buiten gebruik gestelde NN-LOF zonder hete cel. |
2.2.3. Elektronische indiening
Bovenop de eis inzake elektronische indiening van de FTK's en de mededeling betreffende de locaties, blijft de huidige praktijk gehandhaafd om buitengewoon gevoelige informatie betreffende het installatieontwerp bij de installatie en onder veiligheidscontroleverzegeling te bewaren. Middelen voor elektronische indiening zijn onder meer e-mail, diskette of een beveiligd netwerk.
2.2.4. Termijnen (artikel 4)
Een overzicht van de rapportageverplichtingen en de daarbij geldende termijnen wordt gegeven in de tabel „Samenvatting van de rapportageverplichtingen (wie, wanneer, wat)” (zie hoofdstuk 3).
Opgemerkt dient te worden dat de exploitant de Commissie in specifieke omstandigheden kan verzoeken om een verlenging van de termijn voor indiening van de FTK's. De Commissie buigt zich dan over die omstandigheden en deelt vervolgens haar besluit mee.
2.2.5. Werkprogramma (artikel 5 en bijlage XI)
Er wordt dezelfde mate van detail en specificiteit gevraagd als momenteel geldt bij de uitvoering van Verordening (Euratom) nr. 3227/76. Als zich in de loop van het jaar substantiële wijzigingen van het werkprogramma voordoen (bv. stillegging van de reactor gedurende een langere periode, geen verdere ontvangst van materiaal, wijziging van de PIT-datum, enz.), volstaat een eenvoudig schrijven aan de Commissie met een duidelijke verwijzing naar het werkprogramma.
2.2.6. Bijzondere controlebepalingen (BCB's) (artikel 6)
De aandacht wordt gevestigd op het feit dat de bijzondere bepalingen betreffende de veiligheidscontrole (BCB's) die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76, onverkort van kracht blijven.
De bij Verordening (Euratom) nr. 302/2005 ingevoerde wijzigingen worden geïntegreerd in de bestaande BCB's via een algemene, overeenkomstig de nieuwe verordening vastgestelde beschikking van de Commissie, waarin, in de bijlage alle wijzigingen worden vermeld die in alle bestaande BCB's, één per één, moeten worden aangebracht. Het beginsel van overleg met de betrokken lidstaten en ondernemingen (zoals bedoeld in artikel 6, lid 1) zal ten uitvoer worden gelegd door de relevante delen van de algemene beschikking in ontwerpvorm en later, na de vaststelling, in haar definitieve vorm toe te zenden aan de betrokken lidstaat en onderneming. Zo nodig zal direct contact worden opgenomen of zullen vergaderingen worden georganiseerd met de betrokken partijen.
Als nog geen BCB's zijn aangenomen, gelden de algemene bepalingen van Verordening (Euratom) nr. 302/2005. In de BCB's gespecificeerde bepalingen hebben voorrang op de bepalingen van Verordening (Euratom) nr. 302/2005.
2.3. Hoofdstuk III — Materiaalboekhouding
2.3.1. Boekhoudsysteem (artikel 7)
Het boekhoudsysteem en de werkstaten die krachtens deze verordening moeten worden bijgehouden, zijn dezelfde als die welke bij Verordening (Euratom) nr. 3227/76 zijn ingevoerd.
2.3.2. Werkstaten (artikel 8)
Er zijn geen wijzigingen gepland van de huidige praktijk op het gebied van werkstaten. Voorbeelden van werkstaten zijn:
|
— |
resultaten van metingen, |
|
— |
resultaten van analyses, |
|
— |
resultaten van evaluaties, |
|
— |
grafieken met betrekking tot de ijking van reservoirs, |
|
— |
interne verzendingen, |
|
— |
versplijtingsberekeningen, |
|
— |
elektriciteitsproductie/-verbruik, |
|
— |
verpakkingsmateriaal, |
|
— |
volgbriefjes. |
Alle bovenstaande documenten moeten voor een periode voor vijf jaar, of langer als dit zo is gespecificeerd in de BCB's, worden bijgehouden.
De kwaliteit van de metingen waarop bedoelde documenten gebaseerd zijn, moet in overeenstemming zijn met de International Target Values (ITV's) die onder de auspiciën van de IAEA (document STR-327 van april 2001) zijn uitgebracht met de medewerking van Euratom en Esarda. De ITV's zijn bedoeld om door de exploitanten van installaties te worden gebruikt als referentie voor de kwaliteit van metingen met het oog op de boekhouding van kerntechnisch materiaal.
Ook andere faciliteiten worden geacht te voldoen aan de ITV's.
Krachtens artikel 8, onder b), moet voor elke installatie „een zo goed mogelijk bijgewerkte lijst van alle artikelen in de inventaris en hun plaats” worden bijgehouden. Op basis van deze lijst kan de formele inventaris op elk moment worden opgemaakt.
Voor installaties die zogenaamde „artikelen” bevatten (bv. reactoren of opslagfaciliteiten), geeft deze lijst de op dat moment bestaande fysieke realiteit weer; in het geval van proceszones van faciliteiten waar bulkmateriaal wordt verwerkt, zal deze lijst echter gebaseerd zijn op de waarden voor de in het proces ingevoerde artikelen, dan wel op de resultaten van voorlopige analyses of metingen. Deze lijst wordt later geconsolideerd en wordt beschikbaar gemaakt voor de verificatie van de feitelijke inventaris.
2.3.3. Boekhoudkundige overzichten en rapporten (artikelen 9 en 10)
|
— |
Krachtens de in de FTK's gegeven beschrijving van het boekhoudsysteem moeten de boekhoudkundige overzichten alle inventariswijzigingen bevatten, alsmede de relevante datums, de nauwkeurige hoeveelheden materiaal waarvan de boekhouding intern wordt bijgehouden, en de categorie, de verbintenis en het type van de inventariswijzigingen, dit om het mogelijk te maken om de formele inventaris van de exploitant op elk moment vast te stellen. |
|
— |
Als de inventaris statisch is of minder dan tien wijzigingen per jaar ondergaat, mogen de exploitanten verzoeken om af te wijken van de regels voor elektronische indiening van rapporten. |
|
— |
Als de door de Commissie opgevraagde nadere bijzonderheden (artikel 10) ingewikkelde opzoekingen vergen, moet binnen drie weken een voorlopig antwoord worden toegezonden. |
2.3.4. Rapport over de inventariswijzigingen (ICR), materiaalbalansrapport (MBR), feitelijke inventarislijst (PIL) (artikelen 12 en 13)
In deze artikelen wordt met dagen „kalenderdagen” bedoeld.
|
— |
De frequentie van toezending van het ICR aan de Commissie, gespecificeerd in de BCB's voor een installatie, mag afwijken van de in dit artikel gestipuleerde maandelijkse frequentie. Bij installaties met geen of slechts een beperkt aantal inventariswijzigingen volstaat een driemaandelijks of jaarlijks ICR. |
|
— |
De indieningsregels voor ICR's die verband houden met PIL en MBR overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 302/2005 zijn gewijzigd teneinde discrepanties met de IAEA-regels weg te werken. Er zijn immers gevallen waarin PIL- en MBR-rapporten worden verzonden naar Euratom (en vervolgens doorgestuurd naar Wenen) zonder corresponderend ICR. |
De materiaalbalansperiode blijft dan openstaan tot het ICR binnenkomt. Deze situatie resulteert in foutmeldingen van de kant van de IAEA, die normaliter worden opgelost wanneer het ICR wordt ontvangen.
Om deze inconsistentie weg te werken zijn voortaan twee ICR's vereist wanneer de PIT-datum niet de laatste dag van de maand is:
|
— |
een eerste, van de eerste dag van de maand tot en met de PIT-datum, |
|
— |
een tweede, van de PIT-datum+1 tot het einde van de maand. |
De termijnen voor indiening van deze twee ICR's zijn:
|
— |
voor het tweede ICR, de termijn die is gespecificeerd in artikel 12, lid 1 (uiterlijk 15 dagen na het einde van de maand waarin de inventariswijziging plaatsvindt); |
|
— |
voor het eerste ICR hangt de termijn af van de PIT-datum:
|
Als dat is voorzien in de specifieke veiligheidscontrolebepalingen voor de installatie mogen kleine inventariswijzigingen op gegroepeerde wijze worden gerapporteerd. Bij de rapporten over de inventariswijzigingen mag commentaar worden gevoegd ter toelichting van die wijzigingen.
Bijvoorbeeld: Een exploitant neemt dagelijks met het oog op routineanalyse een staal van enkele grammen kerntechnisch materiaal van MBA1 en brengt dit over naar zijn laboratorium, gelegen in MBA2 in dezelfde installatie.
In plaats van 30 overbrengingen van één item van MBA1 naar MBA2 te melden, kan hij aan het einde van de maand één overbrenging van 30 items rapporteren met in het veld „Commentaar” de toelichting „Maandelijkse som van overbrengingen voor routineanalyses”.
|
— |
Wat veld 40 van het ICR-rapport („Comments”) betreft, dit veld mag worden gebruikt om de Commissie aanvullende informatie of toelichtingen te verstrekken met betrekking tot inventariswijzigingen. Dit veld vervangt het veld „Beknopte nota's” van Verordening (Euratom) nr. 3227/76. |
2.3.5. Bijlagen III, IV en V
De regelingen voor de elektronische gegevenstransmissie, en eventuele wijzigingen van die regelingen, moeten worden overeengekomen tussen de Commissie en de betrokken persoon, onderneming of entiteit. Dergelijke regelingen moeten in overeenstemming zijn met de beveiligingseisen van de lidstaat voor de transmissie van vertrouwelijke informatie en moeten ook voorzien in een passende aanmelding en/of toezending van de informatie aan de autoriteiten van de betrokken lidstaat.
2.3.5.1. Het volgende geldt voor de drie „rapporterings”-bijlagen (bijlagen III, IV en V)
Gelabeld formaat
Bij Verordening (Euratom) nr. 302/2005 wordt elektronische rapportering in een wereldwijd aanvaard „gelabeld” formaat ingevoerd. De Commissie verwacht dat de exploitanten, als dit enigszins mogelijk is, het XML-formaat gebruiken.
Boekhoudkundige rapporten die door de exploitant in het XML-formaat worden ingediend, moeten het XML-schema van aanhangsel 1 volgen, dat kan worden gedownload vanaf het volgende internetadres:
http://forum.europa.eu.int.
Meer informatie over XML is te vinden op het volgende internetadres: http://www.xml.org.
Conventie voor de bestandsnamen van boekhoudkundige rapporten
Elk rapport wordt op unieke wijze geïdentificeerd door de in de „header” vervatte informatie. Alle rapporten van hetzelfde MBA of dezelfde installatie mogen in één enkel bestand worden verstuurd. De volgorde van de rapporten binnen het bestand is willekeurig. Het bestand moet de volgende naam krijgen:
XXXXMMYYYY-TC.
XXXX: code van de installatie, code van de groep of een andere door Euratom toegewezen code;
MM: maand waarop de boekhouding betrekking heeft;
YYYY: jaar waarop de boekhouding betrekking heeft;
T: rapporttype („X” wanneer er verschillende rapporttypes zijn);
C: volgnummer van het bestand wanneer er meer dan één bestand per maand wordt toegezonden, ongeacht het aantal en het type van de rapporten in het bestand (bv. I1 en I2 voor twee rapporten over de inventariswijzigingen voor dezelfde maand, P1, P2, P3 voor drie PIL's voor dezelfde maand en M1 en M2 voor twee MBR's).
Voorbeelden:
1. ICR voor een MBA met code XYWZ voor de periode februari 2006
Bestandsnaam: XYWZ022006-I1
2. MBA XYWZ met een PIT op de laatste dag van februari 2006, waarbij in één bestand zowel ICR als PIL en MBR worden toegezonden
Bestandsnaam: XYWZ022006-X1
3. MBA XYWZ met een PIT in het midden van februari 2006, met in een eerste bestand het ICR van de eerste dag van de maand tot en met de PIT-datum, de PIL en het MBR en vervolgens in een tweede bestand het ICR van de PIT-datum tot het einde van februari
Bestandsnaam eerste bestand: XYWZ022006-X1
Bestandsnaam tweede bestand: XYWZ022006-I2
4. Installatie IXYZ met in een eerste bestand de ICR's voor februari voor twee van zijn MBA's en vervolgens in een tweede bestand de februari-ICR's voor drie andere MBA's
Bestandsnaam eerste bestand: IXYZ022006-I1
Bestandsnaam tweede bestand: IXYZ022006-I2
Indiening van bestanden met boekhoudkundige rapporten
De boekhoudkundige rapporten kunnen aan Euratom worden toegezonden via de normale post of op elektronische wijze.
Zoals bepaald in artikel 35 moet tussen de Commissie en de betrokken partij overeenstemming worden bereikt over het mechanisme ter beveiliging van het doorgeven van informatie via encryptie en elektronische ondertekening van de boekhoudkundige rapporten.
Als de boekhoudkundige rapporten met de gewone post worden toegezonden, moet het schrijven worden gericht aan:
|
Commissie van de Europese Gemeenschappen |
|
Veiligheidscontrole Euratom |
|
L-2920 Luxemburg. |
Elektronische indiening van bestanden met boekhoudkundige rapporten
Bij elektronische indiening van de boekhoudkundige rapporten moeten de bestanden per e-mail worden verstuurd naar:
safeguards-reporting@cec.eu.int.
Het „Subject”-veld van het elektronische bericht waarmee de boekhoudkundige rapporten worden toegezonden, moet de volgende structuur hebben:
MBA:<XXXX>#Period:<MMYYYY>#Nfiles:<N>
XXXX: code van de installatie, code van de groep of een andere door Euratom toegewezen code;
MM: maand waarop de boekhouding betrekking heeft;
YYYY: jaar waarop de boekhouding betrekking heeft;
N: aantal bestanden met boekhoudkundige rapporten die bij het bericht zijn gevoegd.
Voorbeelden:
5. Subject van het elektronische bericht waarbij het ICR is gevoegd van februari 2006 voor MBA XYWZ
Subject: MBA: XYWZ#Period: 022006#Nfiles: 1
6. Verzending van één enkel bestand met ICR, PIL en MBR voor MBA XYWZ met een PIT op de laatste dag van februari 2006
Subject: MBA: XYWZ#Period: 022006#Nfiles: 1
7. MBA XYWZ met een PIT in het midden van februari 2006; eerste mail met, in één enkel bestand, het ICR van de eerste dag van de maand tot en met de PIT-datum, de PIL en het MBR; tweede mail met het ICR van de PIT-datum tot het einde van februari
Eerste subject: MBA: XYWZ#Period: 022006#Nfiles: 1
Tweede subject: MBA: XYWZ#Period: 022006#Nfiles: 1
8. Installatie IXYZ — gezamenlijke verzending van een eerste bestand met de februari-ICR's voor twee van de MBA's van de installatie en een tweede bestand met de februari-ICR's voor drie andere MBA's van de installatie
Subject: MBA: XYWZ#Period: 022006#Nfiles: 2.
De verzender krijgt automatisch een ontvangstbevestiging van de Euratom-mailbox.
Nummering van rapporten en regels
Alle rapporten worden opeenvolgend (doorlopend) genummerd per MBA, ongeacht het rapporttype. Elke regel krijgt zijn eigen unieke sequentiële nummer (doorlopend), beginnend bij 1 in elk rapport.
Voorbeeld: MBA XYWZ zendt het ICR toe van februari, met een PIT op 14 maart:
|
— |
het februari-ICR krijgt het rapportnummer X (bv. 25); |
|
— |
het maart-ICR van de eerste dag tot en met de PIT-datum krijgt het rapportnummer X+1 (i.e. 26); |
|
— |
de PIL krijgt het rapportnummer X+2 (i.e. 27); |
|
— |
het MBR krijgt het rapportnummer X+3 (i.e. 28); |
|
— |
het ICR van maart, van de dag na de PIT-datum tot het einde van de maand, krijgt het rapportnummer X+4 (i.e. 29). |
Correctiemechanisme
Correcties van het type „D” en „A” worden gerapporteerd met verwijzing naar de te corrigeren regel, die wordt geïdentificeerd met gebruikmaking van het vorige rapport en de vorige regel, en de vorige CRC-velden (cycling redundancy check digit) ter verificatie van de integriteit van de gegevens.
Tekenconventie en conventie betreffende de decimale notatie
Het teken in de „weight”- en „items”-velden moet aan het cijfer voorafgaan.
Het teken ter scheiding van eenheden van tienden is de decimale punt „.”.
Velden ter verificatie van de integriteit van de gegevens
Om de integriteit van de elektronisch toegezonden gegevens te verifiëren zijn velden, telling van regels en CRC ingevoerd.
Voor elke regel moet een „cycling redundancy check digit” (CRC) worden gegeven. Dit is een controlesom die wordt berekend op een verzameling gegevens, gebaseerd op de Cyclic Redundancy Check van ISO 3309. De resulterende controlesom is 4 bytes lang en is een digitale handtekening die de gegevens vertegenwoordigt waarop de controlesom gebaseerd is. Voor elke regel van een rapport wordt de CRC berekend op de „string” die ontstaat door samenvoeging van alle waarden van alle velden van de regel, inclusief die welke behoren tot de „header” van het rapport (Report number, Line count, enz.), aaneengeregen in de volgorde van de „tag”-veldnummers. Het CRC-veld zelf wordt bij de verificatieberekening vanzelfsprekend buiten beschouwing gelaten.
De waarde van elk in rekening gebracht veld wordt beschouwd als een „string”. Het „Report number” (RepNbr) bijvoorbeeld is een getal dat als een „string” wordt behandeld.
Het voor de CRC-berekening te gebruiken formaat voor het datumveld is „ddmmyyyy”.
De met een gerapporteerde regel verbonden CRC maakt het mogelijk te controleren of de regel is toegekomen zonder wijziging van de informatie.
Een voorbeeld van het CRC-algoritme in de computertaal „C” is gegeven in aanhangsel 2 en kan worden gevonden op het volgende internetadres:
http://forum.europa.eu.int.
Voorbeeld:
De CRC van de volgende regel:
|
Label/Tag |
Waarde |
|
MBA |
MB11 |
|
Report type |
I |
|
Report date |
08102006 |
|
Report number |
6 |
|
Line count |
4 |
|
Start report |
01092006 |
|
End report |
30092006 |
|
Reporting person |
bouchre |
|
Transaction ID |
8900 |
|
IC code |
SD |
|
Batch |
3698 |
|
KMP |
1 |
|
Measurement |
E |
|
Material form |
OR |
|
Material container |
C |
|
Material state |
F |
|
MBA to |
MB12 |
|
Line number |
1 |
|
Accounting date |
08092006 |
|
Items |
– 1 |
|
Element category |
D |
|
Element weight |
– 100.23 |
|
Isotope |
G |
|
Fissile weight |
– 69.23 |
|
Obligation |
A |
|
Advance notification |
5694 |
wordt berekend op de „string”:
MB11I08102006640109200630092006bouchre8900SD36981EORCFMB12108092006-1D-100.23G-69.23A5694.
Het resultaat van de CRC-berekening op deze regel is: 716598390.
Wijzigingen van de gegevensvelden ten opzichte van Verordening (Euratom) nr. 3227/76
Bij Verordening (Euratom) nr. 302/2005 worden talrijke wijzigingen ingevoerd wat het aantal, het type, de lengte en de inhoud van de gerapporteerde gegevens betreft. Hieronder volgt een gedetailleerde analyse van die wijzigingen per bijlage.
Boekingen in een tijdskader van aangiften overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76
Het kan gebeuren dat er correcties moeten worden gerapporteerd aan regels die oorspronkelijk overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 zijn toegezonden. In een dergelijk geval kunnen:
|
— |
geschrapte regels worden gerapporteerd in het formaat van Verordening (Euratom) nr. 302/2005, met gebruikmaking van de correctiecode „D”, geen waarden in de „Previous report”-, „Previous line”- en „Previous CRC”-velden en met passende invulling van alle overige velden (zie de voorbeelden 1 en 2 in punt 2.3.5.2); |
|
— |
toegevoegde regels kunnen worden gerapporteerd in het formaat van Verordening (Euratom) nr. 302/2005, met gebruikmaking van de correctiecode „A” en geen waarden in de „Previous report”'-, „Previous line”- en „Previous CRC”-velden. |
Nieuwe regels met oorspronkelijke gegevens in het tijdskader van aangiften overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 kunnen worden gerapporteerd in het formaat van Verordening (Euratom) nr. 302/2005, met gebruikmaking van correctiecode „L”.
Opmerking: Wanneer een regel is gesteld in het formaat van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 (ook wanneer de regel betrekking heeft op een periode waarin werd gerapporteerd in het formaat van Verordening (Euratom) nr. 3227/76), kan deze regel worden geschrapt met gebruikmaking van het correctiemechanisme waarin de nieuwe verordening voorziet.
„Isotoop”- en „Beknopte nota's”-regels die zijn toegezonden overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76, kunnen niet worden geschrapt met gebruikmaking van het formaat van Verordening (Euratom) nr. 302/2005.
Helpdesk
Er is een helpdesk, die in staat is te antwoorden op vragen met betrekking tot de rapportering van materiaalboekhoudingen en specifieke technische rapportagedetails, beschikbaar op het volgende e-mail-adres:
safeguards-new-regulation@cec.eu.int.
Er wordt ook gewerkt aan een FAQ-website op het adres:
http://forum.europa.eu.int.
2.3.5.2. Bijlage III — ICR
Voornaamste verschillen met Verordening (Euratom) nr. 3227/76
ICR op PIL-datum
De aandacht wordt gevestigd op het concept van indiening van twee afzonderlijke inventariswijzigingsrapporten, met één ICR tot en met de PIT-datum, voor de maanden waarin een feitelijke inventaris wordt opgemaakt en de datum voor die feitelijke inventaris niet de laatste dag van de maand is. Voor meer details, zie punt 2.3.4.
Voorbeeld:
Stel dat de PIT heeft plaatsgehad op 12 februari; de exploitant van de nucleaire installatie moet dan bij de Commissie de volgende documenten indienen:
|
— |
een ICR met alle inventariswijzigingen van de eerste dag van februari tot en met 12 februari; |
|
— |
een PIL en een MBR (zoals gebruikelijk); |
|
— |
een ICR met alle inventariswijzigingen vanaf 13 februari tot het einde van de maand. |
MF
De exploitant moet een MUF (Material unaccounted for) met de IC-code MF aangeven in het ICR dat volgt op de PIT-datum en met verwijzing naar de PIT-periode gebruikmakend van het PIT-datumveld.
BA (Ending book inventory — Formele eindinventaris) per verbintenis
De BA op het einde van de ICR-periode moet worden opgegeven per categorie en per verbintenis. Deze bepaling wijzigt echter niets aan overeengekomen regelingen voor gegroepeerde boekhouding (zoals doorgaans schriftelijk uiteengezet en waarnaar wordt verwezen in de relevante bijzondere controlebepalingen). De eis om de formele eindinventaris per verbintenis te rapporteren, wijzigt niets aan de reeds toegepaste follow-upprocedures voor partijen (bv. in „item facilities”).
BA versus NC (No change)
Wanneer in de loop van een rapportageperiode geen inventariswijzigingen hebben plaatsgehad, moet het MBA de BA aangeven van de laatste periode in plaats van de vermelding „no change” (NC) van Verordening (Euratom) nr. 3227/76.
Wijziging van ICR-gegevensvelden
De hierna gegeven tabellen bevatten de labels die moeten worden gebruikt in het ICR, de omstandigheden waarin die moeten worden gebruikt en of dat gebruik verplicht, dan wel optioneel is.
De aanvullende velden van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën:
|
1. |
De aanvullende gegevensvelden ter oplossing van problemen die rijzen bij de toepassing van Verordening (Euratom) nr. 3227/76, zoals:
|
|
2. |
De nieuwe nummerings-/correctievelden, die uitsluitend zijn ingevoerd om een ondubbelzinnige koppeling van de correctieregels met de te corrigeren regels te waarborgen. |
|
3. |
De kwaliteitscontrolevelden, die zullen resulteren in een betere kwaliteit van de data.
|
Wijzigingen van de inhoud van ICR-gegevensvelden
Er zijn nieuwe IC-codes ingevoerd om de fysieke operatie waarop de boeking betrekking heeft, duidelijker weer te geven.
De invoering van nieuwe codes zal het mogelijk maken om de fysieke operatie waarop de aangifte betrekking heeft, centraal te identificeren en zo de onderscheiden inventariswijzigingen, die voordien uitsluitend onder één code werden aangemeld, gemakkelijker met de computer te analyseren en te evalueren (bv. nu CE, CB en CC in plaats van uitsluitend CC voor verandering van categorie).
|
Label/Tag |
Omschrijving van de wijziging |
|
IC code |
Nieuw: TC, TE, FC, GA, CE, CB, BR, PR, SR, NP, NL, BJ, R5, TU, MF Geschrapt: LD, WD, EU, DU, CU (aangifte via een FTK-update), NT (onderverdeeld in NP en NL), NC (vervangen door indiening van de formele eindinventaris van de voorafgaande maand met IC-code BA) |
|
Material form |
Nieuw: U2, U3, U8, T2, NV, NG, NB, NC, NO |
|
Material state |
Geschrapt: R |
|
Correction |
Nieuw: L |
ICR-labels
In de navolgende tabellen worden de labels gegeven die in ICR's moeten worden gebruikt, de omstandigheden waarin zij moeten worden gebruikt en of dit gebruik verplicht dan wel optioneel is.
Op rapportniveau zijn alle labels verplicht. Zij mogen slechts één keer per rapport in de „header” verschijnen.
|
Veldnummer |
Label/Tag |
|
1 |
MBA |
|
2 |
Report type |
|
3 |
Report date |
|
4 |
Report number |
|
5 |
Line count |
|
6 |
Start report |
|
7 |
End report |
|
8 |
Reporting person |
Labels op regelniveau
|
Veldnummer |
Label/Tag |
Omstandigheden |
Nieuwe boeking |
Naar gelang van de correctie |
||
|
„L” |
„A” |
„D” |
||||
|
9 |
Transaction ID |
|
M |
M |
M |
M |
|
10 |
IC code |
|
M |
M |
M |
O |
|
11 |
Batch |
Alle IC-codes behalve (BJ, BA, MF) |
M |
M |
M |
O |
|
12 |
KMP |
Alle IC-codes behalve (BJ, BA, MF) |
M |
M |
M |
O |
|
13 |
Measurement |
Alle IC-codes behalve (BJ, BA, MF) |
M |
M |
M |
O |
|
14 |
Material form |
Alle IC-codes behalve (BJ, BA, MF) |
M |
M |
M |
O |
|
15 |
Material container |
Alle IC-codes behalve (BJ, BA, MF) |
M |
M |
M |
O |
|
16 |
Material state |
Alle IC-codes behalve (BJ, BA, MF) |
M |
M |
M |
O |
|
17 |
MBA from |
Uitsluitend voor IC-codes (RD, RF) |
M |
M |
M |
O |
|
18 |
MBA to |
Uitsluitend voor IC-codes (SD, SF) |
M |
M |
M |
O |
|
19 |
Previous batch |
IC-code = RB |
M |
M |
M |
O |
|
20 |
Original date |
Alle IC-codes behalve (BJ, BA, MF) |
|
M |
M |
O |
|
21 |
PIT Date |
IC-code = MF |
M |
M |
M |
O |
|
22 |
Line number |
|
M |
M |
M |
M |
|
23 |
Accounting date |
|
M |
M |
M |
M |
|
24 |
Items |
Alle IC-codes behalve (BJ, BA, MF) |
M |
M |
M |
O |
|
25 |
Element category |
|
M |
M |
M |
O |
|
26 |
Element weight |
|
M |
M |
M |
O |
|
27 |
Isotope |
Als „Element category” H, L is of overeenkomstig de BCB |
M |
M |
M |
O |
|
28 |
Fissile weight |
Indien isotoop gegeven is |
M |
M |
M |
O |
|
29 |
Isotopic composition |
Indien gespecificeerd in de BCB |
M |
M |
M |
O |
|
30 |
Obligation |
|
M |
M |
M |
O |
|
31 |
Previous category |
Uitsluitend voor IC-codes (CE, CC, CB) |
M |
M |
M |
O |
|
32 |
Previous obligation |
Uitsluitend voor IC-codes (BR, PR, SR, CR) |
M |
M |
M |
O |
|
33 |
CAM code from |
Uitsluitend voor IC-codes (SD, RD, SF, RF) en verzender is een CAM-lid |
M |
M |
M |
O |
|
34 |
CAM code to |
Uitsluitend voor IC-codes (SD, RD, SF, RF) en ontvanger is een CAM-lid |
M |
M |
M |
O |
|
35 |
Document |
|
O |
O |
O |
O |
|
36 |
Container |
|
O |
O |
O |
O |
|
37 |
Correction |
|
|
M |
M |
M |
|
38 |
Previous report |
|
|
M |
M |
M |
|
39 |
Previous line |
|
|
M |
M |
M |
|
40 |
Comment |
|
O |
O |
O |
O |
|
41 |
Burn-up |
Als kernreactor en uitsluitend voor IC-codes („NL” of „NP”) |
M |
M |
M |
O |
|
42 |
CRC |
|
M |
M |
M |
M |
|
43 |
Previous CRC |
|
|
|
M |
M |
|
44 |
Advance notification |
Kennisgeving van verzending van materiaal overeenkomstig artikel 20 of 21 |
M |
M |
M |
O |
|
45 |
Campaign |
Opwerkingsinstallatie voor verbruikte splijtstof |
M |
M |
M |
O |
|
46 |
Reactor |
Installatie voor opslag of opwerking van verbruikte splijtstof |
M |
M |
M |
O |
|
47 |
Error path |
|
O |
O |
O |
O |
V = verplicht ; O = optioneel ; leeg vakje = niet vereist.
IC-codes en impliciete dubbele regels
Hoewel de inventariswijzigingscodes CE, CB, CC, RB, BR, PR, SR en CR een dubbele boekingsregel vergen, eist de verordening uitsluitend één enkele regel. De tweede regel wordt automatisch gecreëerd in de gegevensbank op basis van de in de gerapporteerde regel verstrekte gegevens.
IC-codes en tekenconventie
Het gewicht van de door de exploitant aangemelde elementen en isotopen wordt bij conventie beschouwd als een positieve of negatieve bijdrage tot de voorraad kerntechnisch materiaal naar gelang van de aangegeven IC-code. Tenzij de IC-code beide tekens toestaat en ongeacht het door de exploitant opgegeven teken krijgen de gewichten het in onderstaande tabel gegeven teken:
|
IC-code |
Teken |
|
RD |
Positief |
|
RF |
Positief |
|
RN |
Positief |
|
SD |
Negatief |
|
SF |
Negatief |
|
SN |
Negatief |
|
TC |
Negatief |
|
TE |
Negatief |
|
TW |
Negatief |
|
FC |
Positief |
|
FW |
Positief |
|
LA |
Negatief |
|
GA |
Positief |
|
CE |
Positief |
|
CB |
Positief |
|
CC |
Positief |
|
RB |
Positief |
|
BR |
Positief |
|
PR |
Positief |
|
SR |
Positief |
|
CR |
Positief |
|
NP |
Zoals opgegeven |
|
NL |
Zoals opgegeven |
|
DI |
Zoals opgegeven |
|
NM |
Zoals opgegeven |
|
BJ |
Zoals opgegeven |
|
MF |
Zoals opgegeven |
|
RA |
Zoals opgegeven |
|
R5 |
Zoals opgegeven |
|
MP |
Positief |
|
TU |
Negatief |
|
BA |
Zoals opgegeven (negative flags error) |
Vereiste velden voor het schrappen van een boeking overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76
In de volgende tabel worden de verplichte labels op regelniveau gegeven die moeten worden gebruikt om een boeking in een ICR overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 te schrappen, alsook de omstandigheden waarin die moeten worden gebruikt.
|
Veldnummer |
Label/Tag |
Omstandigheden |
|
10 |
IC code |
|
|
11 |
Batch |
|
|
12 |
KMP |
|
|
13 |
Measurement |
|
|
14 |
Material form |
|
|
15 |
Material container |
|
|
16 |
Material state |
|
|
17 |
MBA from |
Uitsluitend voor IC-codes (RD, RF) |
|
18 |
MBA to |
Uitsluitend voor IC-codes (SD, SF) |
|
19 |
Previous Batch |
IC-code = RB |
|
20 |
Original date |
|
|
22 |
Line number |
|
|
23 |
Accounting date |
|
|
24 |
Items |
|
|
25 |
Element category |
|
|
26 |
Element weight |
|
|
27 |
Isotope |
|
|
28 |
Fissile weight |
|
|
30 |
Obligation |
|
|
31 |
Previous category |
IC-code = CC |
|
32 |
Previous obligation |
IC-code = CR |
|
37 |
Correction |
|
|
42 |
CRC |
|
Afgezien van het gewicht van het element („Element weight”) en het gewicht van de splijtstof („Fissile weight”) moet de inhoud van de velden gelijk zijn aan die van de oorspronkelijke regel.
Voorbeelden: Correctie overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 302/2005 van regels die zijn gerapporteerd overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76.
Voorbeeld 1:
Correctie van het gewicht van een element (van 3 181,792 naar 3 205,768k) en correctie van de verbintenis (van P naar S) met gebruikmaking van de D/A-procedure
|
MBA |
Date |
KMP |
Measurement |
Type of inventory change |
Corresponding MBA |
Batch |
Number items |
Mat. Desc. Code |
Element |
Element Weight |
Unit |
Isotope |
Fissile weight |
Unit |
Obligation |
Use |
Cor. Info |
Correction |
Original date |
|
MBA1 |
12/11/2003 |
3 |
F |
SD |
MBA2 |
915 |
1 |
LNOI |
D |
3181.792 |
K |
|
|
|
P |
|
|
|
|
Voorbeeld 2:
Correctie van een categorieverandering (N naar D in plaats van N naar L) met gebruikmaking van de D/A-procedure
|
MBA |
Date |
KMP |
Measurement |
Type of inventory change |
Corresponding MBA |
Batch |
Number items |
Mat. Desc. Code |
Element |
Element Weight |
Unit |
Isotope |
Fissile weight |
Unit |
Obligation |
Use |
Cor. Info |
Correction |
Original date |
|
MBA1 |
25/11/2003 |
2 |
F |
CC |
|
GO6N1 |
1 |
U6CF |
L |
3376422 |
|
G |
8568 |
|
A |
|
N |
|
|
|
„Header” van het rapport |
|
|
|
|
|
MBA |
MBA1 |
|
|
|
|
Report type |
I |
|
|
|
|
Report date |
06012004 |
|
|
|
|
Report number |
61 |
|
|
|
|
Line count |
118 |
|
|
|
|
Start report |
01122003 |
|
|
|
|
End report |
31122003 |
|
|
|
|
Reporting person |
MPJ |
|
|
|
|
(Voorbeeld 1 — Schrapping) |
|
(Voorbeeld 1 — Toevoeging) |
||
|
Transaction ID |
(Niet vermeld overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76) |
|
Transaction ID |
1 |
|
IC code |
SD |
|
IC code |
SD |
|
Batch |
915 |
|
Batch |
915 |
|
KMP |
3 |
|
KMP |
3 |
|
Measurement |
F |
|
Measurement |
F |
|
Material form |
LN |
|
Material form |
LN |
|
Material container |
O |
|
Material container |
O |
|
Material state |
I |
|
Material state |
I |
|
MBA from |
|
|
MBA from |
|
|
MBA to |
MBA2 |
|
MBA to |
MBA2 |
|
Previous batch |
|
|
Previous batch |
|
|
Original date |
12112003 |
|
Original date |
12112003 |
|
PIT date |
|
|
PIT date |
|
|
Line number |
1 |
|
Line number |
2 |
|
Accounting date |
10122003 |
|
Accounting date |
10122003 |
|
Items |
1 |
|
Items |
1 |
|
Element category |
D |
|
Element category |
D |
|
Element weight |
3181792 |
|
Element weight |
3205768 |
|
Isotope |
|
|
Isotope |
|
|
Fissile weight |
|
|
Fissile weight |
|
|
Isotopic Composition |
|
|
Isotopic Composition |
|
|
Obligation |
P |
|
Obligation |
S |
|
Previous category |
|
|
Previous category |
|
|
Previous obligation |
|
|
Previous obligation |
|
|
Correction |
D |
|
Correction |
A |
|
CRC |
Zoals berekend |
|
CRC |
Zoals berekend |
|
(Voorbeeld 2 — Schrapping) |
|
(Voorbeeld 2 — Toevoeging) |
||
|
Transaction ID |
(Niet vermeld overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76) |
|
Transaction ID |
ZZZ |
|
IC code |
CC |
|
IC code |
CC |
|
Batch |
G06N1 |
|
Batch |
G06N1 |
|
KMP |
2 |
|
KMP |
2 |
|
Measurement |
F |
|
Measurement |
F |
|
Material form |
U6 |
|
Material form |
U6 |
|
Material container |
C |
|
Material container |
C |
|
Material state |
F |
|
Material state |
F |
|
MBA from |
|
|
MBA from |
|
|
MBA to |
|
|
MBA to |
|
|
Previous batch |
|
|
Previous batch |
|
|
Original date |
25112003 |
|
Original date |
25112003 |
|
PIT date |
|
|
PIT date |
|
|
Line number |
3 |
|
Line number |
4 |
|
Accounting date |
10122003 |
|
Accounting date |
10122003 |
|
Items |
1 |
|
Items |
1 |
|
Element category |
L |
|
Element category |
D |
|
Element weight |
3376422 |
|
Element weight |
3376422 |
|
Isotope |
G |
|
Isotope |
G |
|
Fissile weight |
8568 |
|
Fissile weight |
8568 |
|
Isotopic Composition |
|
|
Isotopic Composition |
|
|
Obligation |
A |
|
Obligation |
A |
|
Previous category |
N |
|
Previous category |
N |
|
Previous obligation |
|
|
Previous obligation |
|
|
Correction |
D |
|
Correction |
A |
|
CRC |
Zoals berekend |
|
CRC |
Zoals berekend |
Specifieke bepalingen voor het corrigeren van regels die oorspronkelijk overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 zijn gerapporteerd
De eenheid van gewicht is als standaardinstelling „gram” (gewichten worden dus in gram ingevoerd, ook wanneer zij oorspronkelijk in een andere eenheid zijn ingevoerd).
De toegestane IC-codes zijn die welke in Verordening (Euratom) nr. 3227/76 zijn omschreven.
Voorbeeld: Het is niet mogelijk om een toevoeging te rapporteren met een IC-code R5.
Aangifte van onboekbaar materiaal (MUF)
Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van de aangifte van onboekbaar materiaal in een ICR, waarbij MAMF een MBA is dat rapporteert na op dag „x” een feitelijke inventaris te hebben opgemaakt.
MBR op dag „x”
|
MBA |
IC code |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
|
MAMF |
PB |
L |
250 |
G |
10 |
A |
|
MAMF |
RD |
L |
150 |
G |
6 |
A |
|
MAMF |
SD |
L |
125 |
G |
5 |
A |
|
MAMF |
LN |
L |
– 100 |
G |
– 4 |
A |
|
MAMF |
BA |
L |
175 |
G |
7 |
A |
|
MAMF |
PE |
L |
140 |
G |
6 |
A |
|
MAMF |
MF |
L |
– 35 |
G |
– 1 |
A |
Het ICR, dat betrekking heeft op de periode van de dag na de PIT tot het einde van de maand, zal de volgende boeking bevatten:
|
MBA |
Accounting date |
Original date |
PIT date |
IC code |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
|
MAMF |
Dag van de boeking (> x) |
x |
x |
MF |
L |
-35 |
G |
-1 |
A |
Aangifte van een verandering van categorie
Krachtens Verordening (Euratom) nr. 302/2005 kunnen drie verschillende IC-codes worden gebruikt voor de aangifte van een verandering van categorie, namelijk CC, CB en CE.
|
IC-code |
Typisch MBA-type |
Handeling |
|
CC |
Alle |
Verandering van categorie „bij conventie” overeenkomstig de BCB of als gevolg van een nucleaire omzetting |
|
CB |
Splijtstoffabricageinstallatie/Opwerkingsfabriek |
Verandering van categorie als gevolg van een mengingsproces |
|
CE |
Verrijkingsinstallatie/Opwerkingsfabriek |
Verandering van categorie als gevolg van een verrijkingsproces |
Een voorbeeld van de relevante velden in de aangifte van een inventariswijziging wordt hieronder gegeven. MACC is een kerncentrale, MACB een splijtstoffabricageinstallatie en MACE is een opwerkingsfabriek:
|
MBA |
IC code |
Batch |
Accounting date |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
Previous category |
|
MACC |
CC |
BATCH09 |
11042002 |
D |
7394 |
G |
46 |
N |
L |
|
MACC |
CC |
BATCH610 |
11042002 |
D |
7452 |
G |
46 |
N |
L |
|
MACB |
CB |
BATCH7-1 |
16042002 |
L |
174758 |
G |
1240 |
N |
N |
|
MACB |
CB |
BATCH7-2 |
12092002 |
N |
61525 |
G |
|
N |
D |
|
MACE |
CE |
BATCH97 |
15032002 |
L |
1480118 |
G |
73533 |
N |
N |
|
MACE |
CE |
BATCH61 |
28052002 |
D |
608 |
G |
4 |
N |
N |
|
MACE |
CE |
BATCH61 |
28052002 |
D |
8383640 |
G |
19364 |
N |
N |
Aangifte van een isotopenaanpassing met gebruikmaking van IC-code R5
Als gevolg van categorieveranderingen naar element D is er doorgaans een onbalans in de voorraadlijst voor de isotoop U-235, die niet wordt gerapporteerd tenzij anders gespecificeerd in de BCB.
Om de boekhouding in overeenstemming te brengen met de realiteit kan een boeking worden gedaan met gebruikmaking van de IC-code R5.
Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van de relevante velden van de inventariswijzigingsaangifte, waarbij MAR5 een MBA is van waaruit een categorieverandering is gemeld van L naar D en uiteindelijk een R5 voor de equivalente waarde van het U-235:
|
MBA |
IC code |
Batch |
Accounting date |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
Previous category |
|
MAR5 |
CC |
BATCH6-1 |
11042002 |
D |
6182685 |
G |
42157 |
N |
L |
|
MAR5 |
CC |
BATCH6-2 |
11042002 |
D |
6175026 |
G |
42104 |
N |
L |
|
MAR5 |
CC |
BATCH6-3 |
12042002 |
D |
6175026 |
G |
42104 |
N |
L |
|
MAR5 |
CC |
BATCH7-1 |
12042002 |
D |
6179927 |
G |
42261 |
N |
L |
|
MAR5 |
CC |
BATCH7-2 |
25042002 |
D |
6192712 |
G |
42349 |
N |
L |
|
MAR5 |
CC |
BATCH7-3 |
25042002 |
D |
6177370 |
G |
42244 |
N |
L |
|
MAR5 |
R5 |
|
25042002 |
D |
0 |
G |
-253219 |
N |
|
Aangifte van een verandering van verbintenis
Bij Verordening (Euratom) nr. 302/2005 worden vier verschillende IC-codes beschikbaar gemaakt om een verandering van verbintenis aan te geven, namelijk CR, PR, BR en SR, terwijl overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 uitsluitend IC-code CR bestond.
De hierna gegeven voorbeelden zouden vroeger steeds zijn aangegeven met gebruikmaking van de IC-code CR.
Hierna wordt een voorbeeld gegeven van de relevante velden van een inventariswijzigingsaangifte, waarbij MAR5 een MBA is dat materiaal heeft ontvangen dat het wenst in te brengen in een gemeenschappelijke boekhouding.
|
MBA |
IC code |
Batch |
Accounting date |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
Previous obligation |
|
MAPR |
PR |
BATCH45 |
20012006 |
D |
8384925 |
G |
22891 |
Y |
A |
|
MAPR |
PR |
BATCH44 |
20012006 |
D |
8379448 |
G |
22876 |
Y |
A |
|
MAPR |
PR |
BATCH43 |
20012006 |
D |
8370118 |
G |
22850 |
Y |
A |
|
MAPR |
PR |
BATCH42 |
20012006 |
D |
8407912 |
G |
22954 |
Y |
A |
|
MAPR |
PR |
BATCH41 |
20012006 |
D |
8112930 |
G |
22148 |
Y |
A |
|
MAPR |
PR |
BATCH40 |
20012006 |
D |
8114958 |
G |
22154 |
Y |
A |
|
MAPR |
PR |
BATCH39 |
20012006 |
D |
8140379 |
G |
22223 |
Y |
A |
Hierna wordt een voorbeeld gegeven van de relevante velden van een inventariswijzigingsaangifte, waarbij MAR5 een MBA is dat een „verandering van verbintenis” meldt „teneinde de totale voorraad uraan in evenwicht te brengen na een menging”.
|
MBA |
IC code |
Batch |
Accounting date |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
Previous obligation |
|
MABR |
BR |
BATCH7 |
14122005 |
L |
446 |
G |
0 |
A |
S |
|
MABR |
BR |
BATCH7 |
14122005 |
L |
53559 |
G |
0 |
A |
C |
|
MABR |
BR |
BATCH7 |
14122005 |
L |
216528 |
G |
0 |
A |
P |
Hierna wordt een voorbeeld gegeven van de relevante velden van de simultane aangifte van een inventariswijziging van de MBA's MSR1 en MSR2 die materiaalverbintenissen uitwisselen.
|
MBA |
IC code |
Batch |
Accounting date |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
Previous obligation |
|
MSR1 |
SR |
BATCH15 |
28102005 |
D |
175000000 |
G |
542500 |
C |
N |
|
MSR1 |
SR |
BATCH15 |
28102005 |
D |
150000000 |
G |
465000 |
C |
P |
|
MSR2 |
SR |
EXCHANGE |
28102005 |
D |
175000000 |
G |
542500 |
N |
C |
|
MSR2 |
SR |
EXCHANGE |
28102005 |
D |
150000000 |
G |
465000 |
P |
C |
Aangifte van nucleaire productie (NP) en nucleair verlies (NL)
Hierna wordt een voorbeeld gegeven van de relevante velden van een inventariswijzigingsaangifte, waarbij MNPL een reactor-MBA is met bijzondere controlebepalingen (BCB) waarin is bepaald dat, wanneer uit de reactor gehaalde splijtstofelementen terug in de reactorkern worden gebracht, de waarden voor nucleaire productie en nucleair verlies worden opgetekend met tegengesteld teken om zo de splijtstofgegevens van de verzender in evenwicht te brengen. (Dit voorbeeld verklaart waarom het teken verbonden moet zijn met de IC-codes NL en NP.)
|
MBA |
IC code |
Batch |
Accounting date |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
Comment |
|
Ontlading uit de kern: |
|||||||||
|
MNPL |
NL |
BATCH2 |
12101994 |
L |
– 958 |
G |
– 700 |
C |
|
|
MNPL |
NP |
BATCH2 |
12101994 |
P |
306 |
|
|
C |
|
|
Overbrenging terug naar de kern: |
|||||||||
|
MNPL |
NL |
BATCH2 |
06011996 |
L |
958 |
G |
700 |
C |
Omkering van een voordien aangegeven NL zoals gespecificeerd in de BCB |
|
MNPL |
NL |
BATCH2 |
06011996 |
P |
– 306 |
|
|
C |
Omkering van een voordien aangegeven NL zoals gespecificeerd in de BCB |
|
Definitieve ontlading uit de kern: |
|||||||||
|
MNPL |
NL |
BATCH2 |
18052005 |
L |
– 3379 |
G |
– 2689 |
C |
|
|
MNPL |
NP |
BATCH2 |
18052005 |
P |
734 |
|
|
C |
|
Elke verbetering van de waarde van een boeking moet gebeuren volgens de procedure „schrapping/toevoeging”.
Aangifte van balansaanpassingen (BJ)
Hierna wordt een voorbeeld gegeven van de relevante velden van een inventariswijzigingsaangifte, waarbij MABJ een MBA is na een gedeeltelijke inventaris die voor eigen doeleinden van de installatie is opgesteld.
|
MBA |
IC code |
Batch |
Items |
Accounting date |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
Comment |
|
MABJ |
BJ |
CHAIN-1 |
1 |
15022006 |
P |
10 |
|
|
A |
Gedeeltelijke inventaris van CHAIN-1 |
|
MABJ |
BJ |
CHAIN-1 |
0 |
15022006 |
L |
– 250 |
G |
– 10 |
A |
|
|
MABJ |
BJ |
CHAIN-1 |
0 |
15022006 |
D |
4000 |
|
|
A |
|
Aangifte van de isotopensamenstelling
Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van de relevante velden van de inventariswijzigingsaangifte, waarbij MAIC een MBA is dat overeenkomstig de BCB de isotopensamenstelling moet rapporteren van Pu en U. Het voorbeeld behelst de verzending van een MOX-element dat als volgt is samengesteld:
|
Pu 2 500 g |
Pu-238 0 g |
Pu-239 1487 g |
Pu-240 553,8 g |
Pu-241 341,3 g |
Pu-242 118,3 g |
|
U 250 000 g |
U-233 0 g |
U-234 50 g |
U-235 2 525 g |
U-236 1 125 g |
U-238 246 300 g |
|
MBA |
IC code |
Batch |
Items |
Accounting date |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Isotopic composition |
|
MAIC |
SD |
MOX-1 |
1 |
15022006 |
P |
2 500 |
|
|
0;1487;553.8;341.3;118.3 |
|
MAIC |
SD |
MOX-1 |
0 |
15022006 |
L |
250 000 |
G |
2 525 |
0;50;2525;1125;246300 |
2.3.5.3. Bijlage IV — MBR
Voornaamste verschillen met Verordening (Euratom) nr. 3227/76
MBR per verbintenis
Het materiaalbalansrapport moet per categorie en per verbintenis worden opgesteld. Deze bepaling wijzigt echter niets aan overeengekomen regelingen voor gegroepeerde boekhouding („pool accountancy”) (zoals doorgaans schriftelijk uiteengezet en waarnaar wordt verwezen in de relevante BCB's). De eis om de formele eindinventaris per verbintenis te rapporteren, wijzigt niets aan de reeds toegepaste follow-upprocedures voor partijen (bv. in „item facilities”).
Wijziging van MBR-gegevensvelden
|
Label/Tag |
Omschrijving van de wijziging |
|
Report number |
Nieuw |
|
Line count |
Nieuw |
|
Line number |
Nieuw |
|
Element weight |
Uitgebreid (van 9 naar 24,3) |
|
Fissile weight |
Uitgebreid (van 9 naar 24,3) |
|
Obligation |
Nieuw |
|
Previous report |
Nieuw |
|
Previous line |
Nieuw |
|
Comment |
Vervangt het veld „Opmerkingen” van Verordening (Euratom) nr. 3227/76 |
|
CRC |
Nieuw |
|
Previous CRC |
Nieuw |
|
Unit |
Veld van Verordening (Euratom) nr. 3227/76 geschrapt gezien de conventie om alle gewichten in gram te vermelden |
Wijziging van de inhoud van MBR-gegevensvelden
|
Label/Tag |
Omschrijving van de wijziging |
|
IC code |
Nieuw: TC, TE, FC, GA, CE, CB, BR, PR, SR, NP, NL, BJ, R5, TU, MF Geschrapt: LD, WD, EU, DU, CU, NT, NC |
|
Correction |
Nieuw: L |
MBR-labels
De hierna gegeven tabellen bevatten de labels die moeten worden gebruikt in het MBR, de omstandigheden waarin ze moeten gebruikt en of dit gebruik verplicht dan wel optioneel is.
De labels op rapportniveau zijn allemaal verplicht. Zij mogen slechts één keer per rapport in de „header” verschijnen.
|
Veldnummer |
Label/Tag |
|
1 |
MBA |
|
2 |
Report type |
|
3 |
Report date |
|
4 |
Start report |
|
5 |
End report |
|
6 |
Report number |
|
8 |
Line count |
|
9 |
Reporting person |
Labels op regelniveau
|
Veldnummer |
Label/Tag |
Nieuwe boeking |
Naar gelang van de correctie |
||
|
„L” |
„A” |
„D” |
|||
|
7 |
Element category |
M |
M |
M |
O |
|
10 |
IC code |
M |
M |
M |
O |
|
11 |
Line number |
M |
M |
M |
M |
|
12 |
Element weight |
M |
M |
M |
O |
|
13 |
Isotope |
M |
M |
M |
O |
|
14 |
Fissile weight |
M |
M |
M |
O |
|
15 |
Obligation |
M |
M |
M |
O |
|
16 |
Correction |
|
M |
M |
M |
|
17 |
Previous report |
|
M |
M |
M |
|
18 |
Previous line |
|
M |
M |
M |
|
19 |
Comment |
O |
O |
O |
O |
|
20 |
CRC |
M |
M |
M |
M |
|
21 |
Previous CRC |
|
|
M |
M |
V = verplicht ; O = optioneel ; leeg vakje = niet vereist.
Hierna wordt een voorbeeld gegeven van een MUF-aangifte in twee opeenvolgende periodes.
MBR voor de periode P en daaropvolgende MUF-aangifte in het eerste ICR van de periode P+1.
|
Periode P Feitelijke inventaris gemaakt op dag „x” |
||||||
|
MBA |
IC code |
Element category |
Element Weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
|
MAMF |
PB |
L |
250 |
G |
10 |
A |
|
MAMF |
RD |
L |
150 |
G |
6 |
A |
|
MAMF |
SD |
L |
125 |
G |
5 |
A |
|
MAMF |
LN |
L |
– 100 |
G |
– 4 |
A |
|
MAMF |
BA |
L |
175 |
G |
7 |
A |
|
MAMF |
PE |
L |
140 |
G |
6 |
A |
|
MAMF |
MF |
L |
– 35 |
G |
– 1 |
A |
Het ICR, dat betrekking heeft op de dag na de PIT tot het einde van de maand, zal de volgende boeking bevatten:
|
MBA |
Accounting date |
Original date |
PIT-datum |
IC code |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
|
MAMF |
Dag van de boeking (> x) |
x |
x |
MF |
L |
-35 |
G |
-1 |
A |
MBR voor de periode P+1, inclusief het MUF vastgesteld voor de periode M, en daaropvolgende MUF-aangifte in het eerste ICR van de periode P+2.
|
Periode P+1 Feitelijke inventaris gemaakt op dag „y” |
||||||
|
MBA |
IC code |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
|
MAMF |
PB |
L |
140 |
G |
6 |
A |
|
MAMF |
RD |
L |
500 |
G |
35 |
A |
|
MAMF |
SD |
L |
125 |
G |
5 |
A |
|
MAMF |
NM |
L |
– 15 |
G |
– 1 |
A |
|
MAMF |
BA |
L |
500 |
G |
35 |
A |
|
MAMF |
PE |
L |
472 |
G |
34 |
A |
|
MAMF |
MF |
L |
– 28 |
G |
– 1 |
A |
Het ICR, dat betrekking heeft op de dag na de PIT tot het einde van de maand (periode M+2), zal de volgende boeking bevatten:
|
MBA |
Accounting date |
Original date |
PIT-datum |
IC code |
Element category |
Element weight |
Isotope |
Fissile weight |
Obligation |
|
MAMF |
Dag van de boeking (> y) |
y |
y |
MF |
L |
-28 |
G |
-1 |
A |
Velden om de schrapping te melden van een boeking overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76
In de navolgende tabel worden de verplichte labels op regelniveau getoond die moeten worden gebruikt om een MBR-boeking overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 te schrappen, met de omstandigheden waarin zij moeten worden gebruikt.
|
Veldnummer |
Label/Tag |
|
7 |
Element category |
|
10 |
IC code |
|
11 |
Line number |
|
12 |
Element weight |
|
13 |
Isotope |
|
14 |
Fissile weight |
|
16 |
Correction |
|
20 |
CRC |
Afgezien van het gewicht van het element (Element weight) en het gewicht van de splijtstof (Fissile weight), moet de inhoud van de velden gelijk zijn aan die van de oorspronkelijke regel.
Voorbeeld:
|
MBA |
MBR Date |
Inventory information |
Element |
Weight of element |
Unit |
Isotope |
Weight of isotopes |
Unit |
Correction |
Observaciones |
|
MBAH |
12/5/03 |
PB |
H |
4870.2 |
|
G |
391.2 |
|
|
|
|
MBAH |
12/5/03 |
SD |
H |
4.2 |
|
G |
2.2 |
|
|
|
|
MBAH |
12/5/03 |
PE |
H |
4866 |
|
G |
3913 |
|
|
|
Error detected in PB: weight of isotope should read 3 915,2
De correctie wordt als volgt gerapporteerd:
|
MBA |
MBAH |
|
|
|
|
Report type |
M |
|
|
|
|
Report date |
15092006 |
|
|
|
|
Start report |
13072005 |
|
|
|
|
End report |
12052006 |
|
|
|
|
Report number |
18 |
|
|
|
|
Line count |
2 |
|
|
|
|
Reporting person |
PJP |
|
|
|
|
Element category |
H |
|
Element category |
H |
|
IC code |
PB |
|
IC code |
PB |
|
Line number |
1 |
|
Line number |
2 |
|
Element weight |
4870.2 |
|
Element weight |
4870.2 |
|
Isotope |
G |
|
Isotope |
G |
|
Fissile weight |
391.2 |
|
Fissile weight |
3915.2 |
|
Obligation |
|
|
Obligation |
|
|
Correction |
D |
|
Correction |
A |
|
Previous report |
|
|
Previous report |
|
|
Previous line |
|
|
Previous line |
|
|
Comment |
|
|
Comment |
|
|
CRC |
Zoals berekend |
|
CRC |
Zoals berekend |
Specifieke bepalingen voor het corrigeren van regels die oorspronkelijk overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 zijn aangegeven
De eenheid van gewicht is als standaardinstelling „gram” (gewichten worden dus in gram ingevoerd, ook wanneer zij oorspronkelijk in een andere eenheid zijn ingevoerd).
De toegestane IC-codes zijn die welke in Verordening (Euratom) nr. 3227/76 zijn omschreven.
Voorbeeld: Het is niet mogelijk een toevoeging te rapporteren met een IC-code R5.
2.3.5.4. Bijlage V — PIL
Voornaamste verschillen met Verordening (Euratom) nr. 3227/76
Wijziging van de PIL-gegevensvelden
|
Label/Tag |
Omschrijving van de wijziging |
|
Report number |
Nieuw |
|
Line count |
Nieuw |
|
PIL_ITEM_ID |
Nieuw |
|
Batch |
Uitgebreid (van acht tekens naar 20 tekens) |
|
Material form |
Eerste twee tekens van het veld „Materiaalbeschrijving” van Verordening (Euratom) nr. 3227/76 |
|
Material container |
Derde teken van het veld „Materiaalbeschrijving” van Verordening (Euratom) nr. 3227/76 |
|
Material state |
Laatste teken van het veld „Materiaalbeschrijving” van Verordening (Euratom) nr. 3227/76 |
|
Line number |
Nieuw |
|
Element weight |
Uitgebreid (van 9 naar 24,3) |
|
Fissile weight |
Uitgebreid (van 9 naar 24,3) |
|
Obligation |
Uitgebreid (van één naar 2 tekens) |
|
Document |
Nieuw |
|
Container ID |
Nieuw |
|
Previous report |
Nieuw |
|
Previous line |
Nieuw |
|
Comment |
Nieuw, vervangt het veld „Opmerkingen” van Verordening (Euratom) nr. 3227/76 |
|
CRC |
Nieuw |
|
Previous CRC |
Nieuw |
|
Use |
Veld van Verordening (Euratom) nr. 3227/76 geschrapt en vervangen door informatie in de FTK |
|
Unit |
Veld van Verordening (Euratom) nr. 3227/76 geschrapt gezien de conventie om alle gewichten in gram te vermelden |
Wijziging van de inhoud van de PIL-gegevensvelden
|
Label/Tag |
Omschrijving van de wijziging |
|
Material form |
Nieuw: U2, U3, U8, T2, NV, NG, NB, NC, NO |
|
Material state |
Geschrapt: R |
|
Correction |
Nieuw: L |
PIL-labels
De hierna gegeven tabellen bevatten de labels die moeten worden gebruikt in de PIL, de omstandigheden waarin ze moeten gebruikt en of dit gebruik verplicht dan wel optioneel is.
De labels op rapportniveau zijn allemaal verplicht. Zij mogen slechts één keer per rapport voorkomen.
|
Veldnummer |
Label/Tag |
|
1 |
MBA |
|
2 |
Report type |
|
3 |
Report date |
|
4 |
Report number |
|
5 |
PIT date |
|
6 |
Line count |
|
7 |
Reporting person |
Labels op regelniveau
|
Veldnummer |
Label/Tag |
Nieuwe boeking |
Naar gelang van de correctie |
||
|
„L” |
„A” |
„D” |
|||
|
8 |
PIL_ITEM_ID |
M |
M |
M |
O |
|
9 |
Batch |
M |
M |
M |
O |
|
10 |
KMP |
M |
M |
M |
O |
|
11 |
Measurement |
M |
M |
M |
O |
|
12 |
Element category |
M |
M |
M |
O |
|
13 |
Material form |
M |
M |
M |
O |
|
14 |
Material container |
M |
M |
M |
O |
|
15 |
Material state |
M |
M |
M |
O |
|
16 |
Line number |
M |
M |
M |
M |
|
17 |
Items |
M |
M |
M |
O |
|
18 |
Element weight |
M |
M |
M |
O |
|
19 |
Isotope |
M |
M |
M |
O |
|
20 |
Fissile weight |
M |
M |
M |
O |
|
21 |
Obligation |
M |
M |
M |
O |
|
22 |
Document |
O |
O |
O |
O |
|
23 |
Container |
O |
O |
O |
O |
|
24 |
Correction |
|
M |
M |
M |
|
25 |
Previous report |
|
M |
M |
M |
|
26 |
Previous line |
|
M |
M |
M |
|
27 |
Comment |
O |
O |
O |
O |
|
28 |
CRC |
M |
M |
M |
M |
|
29 |
Previous CRC |
|
|
M |
M |
M = verplicht; O = optioneel; leeg vakje = niet vereist.
Vereiste velden om de schrapping te melden van een boeking overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76:
In de navolgende tabel worden de verplichte labels op regelniveau getoond die moeten worden gebruikt om een PIL-boeking overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 te schrappen.
|
Veldnummer |
Label/Tag |
|
9 |
Batch |
|
10 |
KMP |
|
11 |
Measurement |
|
12 |
Element category |
|
13 |
Material form |
|
14 |
Material container |
|
15 |
Material state |
|
16 |
Line number |
|
17 |
Items |
|
18 |
Element weight |
|
19 |
Isotope |
|
20 |
Fissile weight |
|
21 |
Obligation |
|
24 |
Correction |
|
28 |
CRC |
Afgezien van het gewicht van het element (Element weight) en het gewicht van de splijtstof (Fissile weight), moet de inhoud van de velden gelijk zijn aan die van de oorspronkelijke regel.
Voorbeeld:
|
MBA |
PIL date |
Batch |
Item |
Obligation |
KMP |
Measurement |
Material description |
Element |
Element weight |
Unit |
Isotope |
Isotope weight |
Unit |
Correction |
|
MABL |
13/06/03 |
F01DP |
1 |
N |
B |
L |
EASF |
D |
258.566 |
K |
|
|
|
|
|
MABL |
13/06/03 |
B16DP |
1 |
P |
A |
L |
EROF |
D |
10.418 |
K |
|
|
|
|
|
MABL |
13/06/03 |
B22DP |
1 |
P |
A |
L |
EROF |
D |
22.284 |
K |
|
|
|
|
|
MABL |
13/06/03 |
B34DP |
1 |
P |
A |
L |
EROF |
D |
13.345 |
K |
|
|
|
|
Correctie: Batch F01DP moet gelokaliseerd zijn in KMP A met een verbintenis P
Deze correctie wordt als volgt gerapporteerd:
|
Label/Tag |
|
|
|
|
|
MBA |
MABL |
|
|
|
|
Report type |
P |
|
|
|
|
Report date |
05012004 |
|
|
|
|
Report number |
186 |
|
|
|
|
PIT date |
130603 |
|
|
|
|
Line count |
2 |
|
|
|
|
Reporting person |
VCT |
|
|
|
|
PIL_ITEM_ID |
|
|
PIL_ITEM_ID |
|
|
Batch |
F01DP |
|
Batch |
F01DP |
|
KMP |
B |
|
KMP |
A |
|
Measurement |
L |
|
Measurement |
L |
|
Element category |
D |
|
Element category |
D |
|
Material form |
EA |
|
Material form |
EA |
|
Material container |
S |
|
Material container |
S |
|
Material state |
F |
|
Material state |
F |
|
Line number |
1 |
|
Line number |
2 |
|
Items |
1 |
|
Items |
1 |
|
Element weight |
258566 |
|
Element weight |
258566 |
|
Isotope |
|
|
Isotope |
|
|
Fissile weight |
|
|
Fissile weight |
|
|
Obligation |
N |
|
Obligation |
P |
|
Document |
|
|
Document |
|
|
Container ID |
|
|
Container ID |
|
|
Correction |
D |
|
Correction |
A |
|
Previous report |
|
|
Previous report |
|
|
Previous line |
|
|
Previous line |
|
|
Comment |
|
|
Comment |
|
|
CRC |
Zoals berekend |
|
CRC |
Zoals berekend |
|
Previous CRC |
|
|
Previous CRC |
|
Specifieke bepalingen voor het corrigeren van regels die oorspronkelijk overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 zijn aangegeven
De eenheid van gewicht is als standaardinstelling „gram” (gewichten worden dus in gram ingevoerd, ook wanneer zij oorspronkelijk in een andere eenheid zijn ingevoerd).
2.3.6. Bijzondere verbintenissen inzake de veiligheidscontrole (artikel 17)
Bij de vermelding van de bijzondere verbintenissen inzake de veiligheidscontrole in de kennisgevingen overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder a) t/m d), moeten de Euratom-verbintenissencodes worden gevolgd, zoals ter kennis gebracht aan de exploitanten en geactualiseerd in een rondschrijven. Het laatste rondschrijven, met referentie E/31/921, werd de exploitanten op 24 juni 1998 toegezonden.
De verordening verandert echter niets aan overeenkomsten tussen Euratom en de exploitanten (doorgaans via een uitwisseling van brieven) betreffende het gebruik op de installatie(s) van een specifiek gemeenschappelijk boekhoudsysteem. Op verzoek van de exploitant of de Commissie kan de mogelijkheid van invoering van een nieuw gemeenschappelijk boekhoudsysteem of de wijziging van de regels van een dergelijk boekhoudsysteem worden besproken.
2.3.7. Afwijkingen
2.3.7.1. Algemene opmerking
Artikel 19 heeft voornamelijk betrekking op de installaties die kerntechnisch materiaal gebruiken dat zich in een terugwinbare vorm bevindt en dat uitsluitend voor niet-nucleaire doeleinden wordt gebruikt.
De Commissie kan evenwel ook, via de bijzondere verbintenissen inzake de veiligheidscontrole, afwijkingen toestaan van de rapportageregels voor het stilleggen van installaties met materiaal dat voor een afwijking in aanmerking komt.
Afwijking (artikel 19 van Verordening (Euratom) nr. 302/2005) en vrijstelling (artikelen 36 en 37 van INFCIRC/193)
Afwijking en vrijstelling zijn twee verschillende mechanismen.
Afwijkingen worden door de Commissie toegestaan en behelzen een verlichting van bepaalde rapportageregels van de verordening.
Vrijstellingen daarentegen worden verleend door de IAEA en hebben tot doel kerntechnisch materiaal vrij te stellen van de veiligheidscontrole overeenkomstig de veiligheidscontroleovereenkomst (INFCIRC/193). De procedure voor het aanvragen van een IAEA-vrijstelling is uiteengezet in INFCIRC/193.
Op verzoek van de Gemeenschap kan de IAEA kerntechnisch materiaal vrijstellen van de veiligheidscontrole. Een vrijstelling wordt toegestaan op basis van het gebruik van het materiaal (artikel 36 van INFCIRC/193) of op basis van de hoeveelheid in kwestie (artikel 37 van INFCIRC/193). Aangezien dit materiaal doorgaans niet wordt gebruikt in activiteiten die verband houden met de splijtstofkringloop of aangezien het om beperkte hoeveelheden gaat, is de relevantie voor de IAEA-veiligheidscontrole verwaarloosbaar.
Vrijstellingen zijn ook relevant voor de tenuitvoerlegging van de verordening van de Commissie, gezien het feit dat wanneer het kerntechnische materiaal in een „Location Outside Facility” (LOF) is vrijgesteld overeenkomstig artikel 36 of 37 van de veiligheidscontroleovereenkomst, deze LOF niet langer het hart kan vormen van een locatie. Dat heeft tot gevolg dat er geen rapportageplicht meer is overeenkomstig bijlage II van Verordening (Euratom) nr. 302/2005.
In de navolgende tabel is een vergelijking gemaakt van de vrijstellingen krachtens INFCIRC/193 met de afwijkingen krachtens Verordening (Euratom) nr. 302/2005.
|
Vrijstelling overeenkomstig INFCIRC/193 |
Afwijking overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 302/2005 |
||||||
|
Vrijstelling van de IAEA-veiligheidscontrole houdt in dat het materiaal niet is onderworpen aan de klassieke veiligheidscontrolemaatregelen, zoals inspecties. |
Afwijking houdt voor de exploitant een vereenvoudiging in van de regels die het formaat en de frequentie van de rapportering, zoals uiteengezet in de artikelen 10 t/m 18, bepalen. Het kerntechnische materiaal blijft onderworpen aan de Euratom-veiligheidscontrole. |
||||||
|
Onder kerntechnisch materiaal dat in aanmerking komt voor vrijstelling op basis van het gebruik (artikel 36 van de veiligheidscontroleovereenkomst) wordt bedoeld:
|
Voor een MBA dat uitsluitend vrijgesteld kerntechnisch materiaal bevat, wordt op verzoek een afwijking toegestaan. De Commissie kan evenwel ook een afwijking toestaan voor MBA's waarin zich materiaal bevindt dat niet in aanmerking komt voor vrijstelling van de IAEA-veiligheidscontrole. In dergelijke gevallen wordt een zodanige afwijking van de rapportageregels toegestaan dat de bepalingen van de IAEA-veiligheidscontrole (inspecties, rapportering aan de IAEA) nageleefd blijven. |
||||||
|
Kerntechnisch materiaal kan worden vrijgesteld van de IAEA-veiligheidscontrole tot de hoeveelheden die zijn vastgelegd in artikel 37 van de veiligheidscontroleovereenkomst. |
Een afwijking kan worden toegestaan voor MBA's waarin zich hoeveelheden kerntechnisch materiaal bevinden in overeenstemming met de in bijlage I, deel I-G, vermelde hoeveelheden, die gedurende lange perioden in dezelfde staat worden bewaard. In dergelijke gevallen wordt een zodanige afwijking van de rapportageregels toegestaan dat de bepalingen van de IAEA-veiligheidscontrole (inspecties, rapportering aan de IAEA) nageleefd blijven. |
||||||
|
De vrijstelling blijft geldig zolang het kerntechnische materiaal niet permanent is overgebracht naar een andere locatie. Permanente overbrengingen moeten worden gemeld aan de veiligheidscontroleautoriteiten via het „de-exemption”-mechanisme. |
Het jaarlijkse rapport waarin de afwijkingsprocedure voorziet, maakt het mogelijk: de informatie inzake de hoeveelheden en de locatie van het materiaal dat van IAEA-veiligheidscontrole is vrijgesteld, te behouden en, wanneer dat relevant is, rapporten op te stellen overeenkomstig artikel 2, letter a), onder vii), van het aanvullende protocol bij de overeenkomst. |
CAM
Er bestaat een type installatie, CAM (Catch all MBA) genoemd, waarvoor overeenkomstig de nieuwe verordening automatisch een afwijking wordt toegestaan. Het betreft kleine bezitters met een inventaris van kerntechnisch materiaal die niet meer bedraagt dan de hoeveelheden welke zijn genoemd in bijlage I, deel I-G, van Verordening (Euratom) nr. 302/2005, namelijk:
|
Verarmd uraan |
350 000 g of |
|
Thorium |
200 000 g of |
|
Natuurlijk uraan |
100 000 g of |
|
Laagverrijkt uraan |
1 000 g of |
|
Hoogverrijkt uraan |
5 g of |
|
Plutonium |
5 g |
Exploitanten die menen dat zij CAM-lid kunnen worden, moeten bij de indiening van hun FTK bijlage I, deel I-G, van de verordening gebruiken.
Het besluit om een exploitant al dan niet in de CAM op te nemen, mag door de Commissie worden genomen, aangezien de totale hoeveelheid van al het kerntechnische materiaal dat door deze kleine bezitters wordt samengebracht binnen een afzonderlijke installatie nooit meer mag bedragen dan 1 kg effectief (zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 13). De CAM, die momenteel alleen bestaat voor landen die geen kernwapens bezitten (non-nuclear weapon states — NNWS), is onderworpen aan de IAEA-veiligheidscontrole overeenkomstig de specifieke bepalingen zoals vastgelegd in de Facility Attachment (FA) voor de installatie in kwestie. Het CAM-concept is ingevoerd om het aantal inspecties bij kleine bezitters van kerntechnisch materiaal te verminderen. Het FA voor de CAM voorziet in een jaarlijkse inspectie van de boekhouding in de kantoren van de Commissie. Er is geen CAM opgezet in de landen die kernwapens bezitten (nuclear weapon states — NWS), omdat de verificatieovereenkomst met de IAEA niet geldt voor deze faciliteiten.
De rapportageverplichtingen voor een exploitant die een afwijking heeft aangevraagd, en die voor een exploitant waarvoor als CAM-lid een automatische afwijking geldt, lopen grotendeels gelijk (zie de navolgende tabel waarin de onderscheiden rapporteringseisen zijn samengevat).
|
Afwijking |
CAM-lid |
|
Boekhoudkundige rapporten |
|
|
Een installatie waarvoor een afwijking is toegestaan, zendt de Commissie de volgende rapporten toe, in het formaat van de relevante bijlagen: een verzoek om een afwijking (bijlage IX); een uitvoerrapport, uitsluitend wanneer er een wijziging is geweest qua bezit van kerntechnisch materiaal (bijlage X); een verzoek om een afwijking bij de ontvangst van kerntechnisch materiaal dat gekocht is door de exploitant (bijlage IX); een jaarlijks rapport op 31 december met een overzicht van alle inventariswijzigingen (waarbij er een overdracht was van kerntechnisch materiaal) die hebben plaatsgehad in de loop van de rapportageperiode (bijlage X). |
Een installatie die door de Commissie wordt opgenomen in de CAM, zendt haar de volgende rapporten toe, hetzij bij brief, hetzij met gebruikmaking van de bijlagen van Verordening (Euratom) nr. 302/2005: een rapport betreffende elke inventariswijziging wanneer die zich voordoet (alle RD/SD/RF/SF, zelfs zonder verandering van bezitter, en andere inventariswijzigingen ...); een jaarlijks rapport met de op 31 december vastgestelde voorraad, ook wanneer zich in die periode geen inventariswijzigingen hebben voorgedaan. |
Kleine bezitters van kerntechnisch materiaal (Small holders of nuclear material — SHNM) die voorafgaandelijk hun fundamentele technische kenmerken (FTK) hebben ingediend, zijn niet verplicht deze te actualiseren.
SHNM zonder FTK die hun CAM-kandidatuur stellen, maken gebruik van het formaat van bijlage I, deel I-G, van de verordening, terwijl dergelijke SHNM die geen CAM-kandidaat zijn, het formaat van bijlage I, deel I-J, gebruiken.
2.3.7.2. Artikel 19
1. De Commissie kan producenten en gebruikers van kerntechnisch materiaal schriftelijk toestemming geven af te wijken van de regels inzake de vorm en de periodiciteit van de in de artikelen 10 tot en met 18 bedoelde kennisgevingen, teneinde rekening te houden met eventuele bijzondere omstandigheden waarin aan de veiligheidscontrole onderworpen materiaal wordt gebruikt of geproduceerd.
Artikel 19 is voornamelijk bedoeld voor installaties die kerntechnisch materiaal gebruiken dat zich in een terugwinbare vorm bevindt en dat uitsluitend is gebruikt bij niet-nucleaire activiteiten. Een vrijstelling van de veiligheidscontrole-rapportageverplichtingen wordt uitsluitend verleend aan de bezitters van voor niet-nucleaire doeleinden gebruikte eindproducten waarin kerntechnisch materiaal is verwerkt dat in de praktijk niet terugwinbaar is (zie punt 2.1).
Een afwijking wordt toegestaan op verzoek van de betrokken personen of ondernemingen, ingediend aan de hand van het model in bijlage IX.
Hierna volgt een voorbeeld van een verzoek om een afwijking van de regels inzake vorm en periodiciteit van de rapporten (zie ook verderop onder „Voorbeeld 1”).
Een fabrikant van apparatuur voor medische en industriële röntgenfotografie die uitsluitend in het bezit is van verarmd uraan dat gebruikt wordt als stralingsafscherming:
|
— |
dient met gebruikmaking van bijlage IX een verzoek in om een afwijking van de rapportageregels en -periodiciteit (Opmerking: Als een exploitant kerntechnisch materiaal gebruikt dat valt onder meer dan één van de criteria van artikel 19, lid 2, moet voor elk geval een afzonderlijk verzoek worden ingediend). Er mag worden verwacht dat de Commissie een verzoek om een afwijking binnen drie maanden afhandelt; |
|
— |
voor het initiële verzoek om een afwijking is punt 13 van bijlage IX (Datum van overdracht …van ….) niet relevant; |
|
— |
de totale inventaris van kerntechnische materialen die is opgegeven in het initiële afwijkingsverzoek, moet gelijk zijn aan de start-inventaris van het eerste jaarlijkse rapport. |
De exploitant moet voortgaan met zijn rapportering overeenkomstig de geldende praktijk totdat de Commissie haar antwoord op het verzoek om een afwijking heeft gegeven.
Wanneer de Commissie de afwijking toestaat, moet de exploitant op de laatste dag van de maand voordat de afwijking in werking treedt, een feitelijke inventaris opmaken (PIT) en een feitelijke inventarislijst (PIL) indienen bij de Commissie. Daardoor kent de Commissie de status van de inventaris van de exploitant alvorens de afwijking in werking treedt.
Exploitanten die voordien al een afwijking hebben gekregen overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76, wat doorgaans is vermeld in de bijzondere controlebepalingen (BCB), moeten geen nieuw verzoek om een afwijking indienen. De in de BCB vervatte voorschriften blijven van toepassing. Bij overeenstemming tussen de exploitant, de Commissie en de betrokken lidstaat kunnen de BCB eventueel worden gewijzigd.
Exploitanten aan wie schriftelijk een afwijking is toegestaan voor driemaandelijkse, halfjaarlijkse of jaarlijkse aangiften, moeten een initieel verzoek om een afwijking overeenkomstig artikel 19 van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 indienen. De reden hiervoor is dat het formaat voor, de gegevens inzake en het type van de aan te geven inventariswijzigingen niet meer overeenstemmen met de procedure overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76. Exploitanten die een afwijking overeenkomstig artikel 19 hebben gekregen, moeten de inventariswijzigingen aangeven die de inventaris van kerntechnisch materiaal waarvoor zij de verantwoordelijkheid dragen, doen toenemen (nieuwe aankopen of productie van kerntechnisch materiaal) dan wel afnemen (verkoop, transformaties, overdracht naar afval, verlies van kerntechnisch materiaal). Deze inventariswijzigingen moeten worden opgenomen in het jaarlijkse rapport met gebruikmaking van het formaat van bijlage X van Verordening (Euratom) nr. 302/2005.
De afwijking wordt alleen toegestaan voor een volledig materiaalbalansgebied waarin het kerntechnische materiaal niet samen met ander kerntechnisch materiaal waarvoor geen afwijking kan worden toegestaan, wordt verwerkt of opgeslagen.
De follow-up van de rapporten die na het toestaan van een afwijking worden ingediend (transit matching, termijn voor indiening, kwaliteits- en consistentiecontrole, enz.), is anders dan de follow-up van de maandelijkse rapporten.
Dat is de reden waarom een afwijking alleen kan worden toegestaan voor een volledig MBA. Een andere reden is de mogelijkheid om een MBA waarvoor een afwijking geldt, te verbinden met een MBA die vrijgesteld is van de IAEA-veiligheidscontrole.
Een exploitant echter die tezelfdertijd beschikt over kerntechnisch materiaal dat in niet-nucleaire activiteiten wordt gebruikt en dat in aanmerking komt voor een afwijking, én over ander kerntechnisch materiaal of andere activiteiten die niet voor een afwijking in aanmerking komen, kan overwegen om een afzonderlijk MBA af te bakenen dat uitsluitend bestemd is voor materiaal en activiteiten waarvoor een afwijking kan worden toegestaan. In dergelijke gevallen moet elke verzending tussen dit MBA en de MBA's waarvoor geen afwijking geldt, uitsluitend worden gemeld door deze laatste.
2. De Commissie kan een afwijking toestaan voor een materiaalbalansgebied waarin zich het volgende materiaal bevindt:
Zoals hierboven reeds opgemerkt, moeten exploitanten die kerntechnisch materiaal in hun bezit hebben waarvoor één of meer van de afwijkingscriteria van artikel 19, lid 2, kunnen gelden, een afzonderlijk afwijkingsverzoek voor elke situatie indienen.
|
a) |
hoeveelheden kerntechnisch materiaal in overeenstemming met de in bijlage I, deel I-G, vermelde hoeveelheden, die gedurende lange perioden in dezelfde staat worden bewaard;
|
|
b) |
verarmd plutonium, natuurlijk uraan of thorium dat alleen voor niet-nucleaire activiteiten wordt gebruikt;
|
|
c) |
bijzondere splijtstoffen die in hoeveelheden van ten hoogste 1 g worden gebruikt als detectoren in apparaten; Fabrikanten van rookmelders. Fabrikanten van met uraan beklede ionenkamers („fission chambers”). |
|
d) |
plutonium met een isotopenconcentratie van meer dan 80 % plutonium 238. Fabrikanten van pacemakers. |
3. De persoon aan wie of de onderneming waaraan een afwijking is toegestaan dient uiterlijk op 31 januari van elk jaar bij de Commissie een jaarlijks rapport in met gebruikmaking van het model in bijlage X. In dit rapport wordt de situatie aan het einde van het vorige kalenderjaar beschreven.
In het jaarlijkse rapport overeenkomstig bijlage X moet de volgende informatie zijn opgenomen (zie punt 3.3.7.3, voorbeeld 2):
|
— |
de inventaris per categorie van het kerntechnische materiaal bij de aanvang van het jaar (zie voorbeeld 2, aangifte nummer 20, boeking 1); |
|
— |
de inventariswijzigingen die de hoeveelheid kerntechnisch materiaal in het bezit van het MBA vergroten:
(zie voorbeeld 2, aangifte nummer 20, boeking 2);
(zie voorbeeld 2, aangifte nummer 20, boeking 3);
|
|
— |
de inventariswijzigingen die de hoeveelheid kerntechnisch materiaal in het bezit van het MBA vergroten:
(zie voorbeeld 2, aangifte nummer 20, boekingen 6 en 7);
(zie voorbeeld 2, aangifte nummer 20, boekingen 8 en 9);
(zie voorbeeld 2, aangifte nummer 20, boeking 10);
|
Correcties
Wanneer een fout in een jaarlijks rapport wordt ontdekt door de exploitant of gemeld door de Commissie moet de correctie worden aangebracht binnen 15 dagen na het einde van de maand waarin de fout ontdekt is.
Een rapport wordt gecorrigeerd door de verkeerde boeking, die wordt geïdentificeerd met gebruikmaking van de geschikte referenties (rapportnummer en boekingsnummer), te schrappen en de correcte boeking toe te voegen (zie punt 3.3.7.3, voorbeeld 2.1).
NB: Wanneer het kerntechnische materiaal het MBA waarvoor een afwijking geldt, binnenkomt en vervolgens verlaat (bijvoorbeeld een transportcontainer met verarmd uraan) zonder enige verandering van bezitter, hoeft die verzending niet te worden aangegeven;
|
— |
de afsluitende inventaris van het kerntechnische materiaal op het einde van jaar, i.e. op 31 december. |
Het jaarlijkse rapport wordt uiterlijk op 31 januari bij de Commissie ingediend.
Andere voorbeelden van rapporten en correcties
|
— |
Geen wijzigingen (zie punt 2.3.6.3. — voorbeeld 2.2). |
|
— |
Ontvangsten en verzendingen van transportcontainers met verarmd uraan zonder wijziging van eigendomsrecht of ontvangsten en verzendingen van medische of industriële apparatuur met een afscherming van verarmd uraan, bv. ten behoeve van onderhoud (zie punt 2.3.6.3. — voorbeeld 2.3). |
|
— |
Verbruik van kerntechnisch materiaal (zie punt 2.3.6.3 — voorbeeld 2.4). |
4. Wanneer kerntechnisch materiaal wordt uitgevoerd naar een derde land, dienen de personen aan wie of de ondernemingen waaraan een afwijking is toegestaan zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 15 dagen na het einde van de maand waarin de uitvoer heeft plaatsgevonden, een rapport bij de Commissie in met gebruikmaking van het model in bijlage X. In dit rapport wordt de uitgevoerde hoeveelheid kerntechnisch materiaal vermeld, alsook de voorraad kerntechnisch materiaal waarvoor de afwijking nog geldt.
NB: Wanneer voor een MBA waarvoor een afwijking geldt ook een vrijstelling van de IAEA-veiligheidscontrole is verleend, moet voor dit kerntechnische materiaal een opheffing van de vrijstelling („de-exemption”) worden aangevraagd bij de IAEA alvorens de uitvoer plaatsvindt. Deze procedure, die door de Commissie wordt ingeleid, kan veel tijd vergen.
Voorbeeld van een rapport met betrekking tot de uitvoer van kerntechnisch materiaal naar een land buiten de Europese Unie (zie punt 2.3.6.3. — voorbeeld 3)
Op 12 juli verkoopt een fabrikant gamma-apparatuur waarin verarmd uraan is verwerkt, aan een klant buiten de Europese Unie:
|
— |
met gebruikmaking van bijlage X van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 wordt deze uitvoer uiterlijk op 15 augustus aan de Commissie gemeld. Dit rapport maakt het voor de Commissie mogelijk de internationale verzendingen met elkaar in overeenstemming te brengen; |
|
— |
de rapportnummers lopen door (d.w.z. het nummer van dit rapport is het vorige rapportnummer+1); |
|
— |
aangezien bijlage X wordt gebruikt voor twee onderscheiden rapporttypen (jaarlijks en uitvoer), moet het type rapport in de eerste kolom worden gespecificeerd; |
|
— |
de MBA-code of (als de MBA-code niet bekend is) de naam en het adres van de klant moet(en) worden vermeld; |
|
— |
wanneer de fabrikant interne codes gebruikt om zijn klanten te identificeren, mag hij die in de aangifte gebruiken op voorwaarde dat bedoelde codes, en eventuele wijzigingen daarvan, aan de Commissie worden doorgegeven (zie voorbeeld 3 waarin de code EX-C940 wordt gebruikt om een klant te identificeren); |
|
— |
deze uitvoer wordt ook vermeld in het jaarlijkse rapport met gebruikmaking van de inventariswijzigingscode SF. |
5. Wanneer kerntechnisch materiaal wordt ingevoerd uit een derde land dienen de personen aan wie of de ondernemingen waaraan een afwijking wordt toegestaan, bij de Commissie een nieuw verzoek in om dit materiaal te doen toevoegen aan de lijst van materiaal waarvoor een afwijking geldt. Het verzoek wordt aan de Commissie gezonden zodra de datum van overdracht bij de personen of ondernemingen bekend is en uiterlijk binnen 15 dagen na het einde van de maand waarin de overdracht heeft plaatsgevonden, met gebruikmaking van het model in bijlage IX.
Voorbeeld van een invoerrapport (zie punt 2.3.6.3. — voorbeeld 4)
Een leverancier van radio-isotopen voor medisch gebruik ontvangt een dozijn transportcontainers met verarmd uraan die zijn aangekocht buiten de Europese Unie. De containers komen op 28 augustus toe.
|
— |
Deze ontvangst wordt gerapporteerd met gebruikmaking van het formulier van bijlage IX, wat ook het formulier is dat voor het aanvragen van een afwijking wordt gebruikt. |
|
— |
Dit rapport moet worden ingediend zodra de datum van overdracht bekend is en uiterlijk op 15 september. Aan de hand van dit rapport kan de Commissie al dan niet bevestigen of de voorwaarden voor de afwijking blijven gelden en kan zij de internationale verzendingen met elkaar in overeenstemmingen brengen. |
|
— |
Boeking 13 van bijlage IX: Aangezien het hier niet om een verzoek om een afwijking gaat, moet de datum van ontvangst worden ingevuld, alsook de naam en het adres van de verzender. |
|
— |
De ontvangst wordt ook vermeld in het jaarlijkse verslag met gebruikmaking van inventariswijzigingscode RF. |
6. De Commissie kan in de in artikel 6 bedoelde bijzondere controlebepalingen andere specifieke bepalingen betreffende de vorm en de periodiciteit van de rapporten vaststellen.
Via de bijzondere controlebepalingen (BCB) kan de Commissie andere afwijkingen qua vorm en periodiciteit van de rapporten toestaan dan die welke hierboven zijn beschreven:
|
— |
de rapporteringsfrequentie kan van jaarlijks worden verlaagd tot driemaandelijks, halfjaarlijks, vijfjaarlijks naar gelang van de specifieke omstandigheden die relevant zijn voor de exploitant; |
|
— |
de gebruikte rapportformaten kunnen die zijn zoals omschreven in de bijlagen III, IV en V, met name wanneer voor de installatie BCB's gelden en/of er een FA van kracht is. |
7. Indien niet langer aan de voorwaarden voor een afwijking wordt voldaan, herroept de Commissie de afwijking zodra zij gegevens heeft ontvangen van de personen aan wie of de ondernemingen waaraan een afwijking is toegestaan.
Wanneer de voorwaarden voor het toestaan van de afwijking overeenkomstig dit artikel niet langer zijn vervuld (bijvoorbeeld: verandering van gebruik, ontvangst van kerntechnisch materiaal dat niet voor een afwijking in aanmerking komt, ...), moet de exploitant de Commissie daarvan onverwijld op de hoogte brengen. De Commissie meldt de exploitant vervolgens dat de afwijking voorlopig (wanneer de wijziging van de voorwaarden tijdelijk is) dan wel definitief is ingetrokken, dit naar gelang van de specifieke omstandigheden van de exploitant. Er moeten dan rapporten worden ingediend overeenkomstig de in de artikelen 10 t/m 18 omschreven procedures/formaten.
Wanneer de Commissie bij haar controles ontdekt dat een installatie niet langer voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een afwijking, wordt de exploitant verzocht aanvullende informatie te verstrekken alvorens de afwijking voorlopig dan wel definitief wordt ingetrokken.
2.3.7.3. Voorbeelden
Voorbeeld 1: Verzoek om een afwijking
Voorbeeld 2: Jaarlijks rapport
|
Juli |
Augustus |
September |
Oktober |
November |
December |
|
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C111 D = 84 500 g (zie DN = 20, EN = 4) |
Aankoop van verarmd U van leverancier EU-F111 D = 80 000 g (zie DN = 20, EN = 2) |
Onderhoud van EU-C107- apparatuur van klant (3) |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C111 D = 84 500 g (zie DN = 20, EN = 4) |
Verkoop van één apparaat aan klant EX-C912 D = 370 000 g (1) (zie DN = 20, EN = 8) |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C111 D = 370 000 g (zie DN = 20, EN = 4) |
|
Onderhoud van EU-C107-apparatuur van klant (3) |
Invoer van verarmd U van leverancier EX-F901 D = 2 500 000 g (2) (zie DN = 20, EN = 3) |
Onderhoud van EX-C903-apparatuur van klant (3) |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C122 D = 27 000 g (zie DN = 20, EN = 6) |
Aankoop van verarmd U van leverancier EU-F111 D = 250 000 g (zie DN = 20, EN = 2) |
Invoer van verarmd U van leverancier EX-F901 D =1 000 000 g (2) (zie DN = 20, EN = 3) |
|
Verkoop van één apparaat aan klant EX-C940 D = 78 000 g (1) (zie DN = 20, EN = 7) |
Onderhoud van EU-C177-apparatuur van klant (3) |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C102 D = 84 500 g (zie DN = 20, EN = 5) |
Overboeking van een afgedankt apparaat naar bewaarde afvalstoffen D = 55 000 g (zie DN = 20, EN = 9) |
Verkoop van één apparaat aan klant EX-C940 D = 78 000 g (1) (zie DN = 20, EN = 7) |
Onderhoud van EX-C903-apparatuur van klant (3) |
Voorbeeld 2: Jaarlijks rapport (vervolg)
|
BIJLAGE X JAARLIJKS RAPPORT OF UITVOERRAPPORT VOOR KERNTECHNISCH MATERIAAL WAARVOOR EEN AFWIJKING IS TOEGESTAAN (1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM MBA-code: ZYXVDatum aangifte: 31.1.2006Aangifte nr.: 20Naam van de installatie: _ Int. Soc. Eq. Radiographie _Rapportageperiode: van 1.1___tot en met _31.12.2005__ |
|||||||||||
|
Type rapport (2) |
Boeking (3) |
Ref. (4) |
Informatie over de inventariswijzigingen (5) |
MBA-code of naam en adres van de desbetreffende installatie |
Element |
Verrijking |
Gewicht van het element |
Gebruik |
Type afwijking overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder |
||
|
Aan-gifte |
Boe-king |
Nucleair of niet-nucleair (6) |
Beschrijving (7) |
||||||||
|
A |
1 |
|
|
BB |
|
D |
|
10 350 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
2 |
|
|
RD |
EU-F111 |
D |
|
330 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
3 |
|
|
RF |
EX-F901 |
D |
|
3 500 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
4 |
|
|
SD |
EU-C111 |
D |
|
539 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
5 |
|
|
SD |
EU-C102 |
D |
|
84 500 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
6 |
|
|
SD |
EU-C122 |
D |
|
27 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
7 |
|
|
SF |
EX-C940 |
D |
|
156 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
8 |
|
|
SF |
EX-C912 |
D |
|
370 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
9 |
|
|
TW |
|
D |
|
55 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A |
10 |
|
|
BA |
|
D |
|
12 948 500 |
NN |
Afscherming |
b) |
Voorbeeld 2.1: Jaarlijks rapport — correctie
2.1.1. De voor het begin van de periode opgegeven hoeveelheid is fout
Om een fout in een vorig jaarlijks rapport te verbeteren, wordt bijlage X gebruikt. De te corrigeren regel wordt geïdentificeerd aan de hand van het nummer van de oorspronkelijke aangifte en het volgnummer van de boeking, die beide moeten worden vermeld in de kolom „Ref.” van de nieuwe aangifte. Alle overige kolommen van de bijlage moeten worden ingevuld, inclusief de correctie.
Bijvoorbeeld: In de laatste aangifte, met het nummer 20, is een tikfout gemaakt bij de opgave van de voor het begin van de periode opgegeven hoeveelheid (boeking nummer 1) en bijgevolg is ook de hoeveelheid bij het einde van de boekingsperiode verkeerd (boeking nummer 10).
Zodra bedoelde fout is ontdekt, wordt een nieuw rapport (aangifte nummer 21) aan de Commissie toegezonden:
|
— |
de nieuwe waarden in aangifte 21, boeking 1, vervangen alle waarden zoals opgegeven in aangifte 20, boeking 1; |
|
— |
de nieuwe waarden in aangifte 21, boeking 2, vervangen alle waarden zoals opgegeven in aangifte 20, boeking 10. |
|
BIJLAGE X JAARLIJKS RAPPORT OF UITVOERRAPPORT VOOR KERNTECHNISCH MATERIAAL WAARVOOR EEN AFWIJKING IS TOEGESTAAN (1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM MBA-code: ZYXVDatum aangifte: 15.3.2006Aangifte nr.: 21Naam van de installatie: Int. Soc. Eq. RadiographieRapportageperiode: van 1.1___ tot en met _31.12.2005__ |
|||||||||||
|
Type rapport (2) |
Boeking (3) |
Ref. (4) |
Informatie over de inventariswijzigingen (5) |
MBA-code of naam en adres van de desbetreffende installatie |
Ele-ment |
Verrijking |
Gewicht van het element |
Gebruik |
Type afwijking overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder |
||
|
Aan-gifte |
Boe-king |
Nucleair of niet-nucleair (6) |
Beschrijving (7) |
||||||||
|
A |
1 |
20 |
1 |
BB |
|
D |
|
10 530 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
2 |
20 |
10 |
BA |
|
D |
|
13 128 500 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voorbeeld 2.1.2: De VETGEDRUKTE informatie is fout
In dit voorbeeld worden een aantal typische fouten behandeld:
|
— |
correctie van de desbetreffende installatie, |
|
— |
schrapping van een invoer, |
|
— |
correctie van het gewicht van het element, |
|
— |
toevoeging van een niet gerapporteerde verkoopstransactie. |
|
Juli |
Augustus |
September |
Oktober |
November |
December |
|
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C111 D = 84 500 g |
Aankoop van verarmd U van leverancier EU-F111 D = 80 000 g |
Revisie van EU-C107- apparatuur van klant |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C711 D = 84 500 g |
Verkoop van één apparaat aan klant EX-C912 D = 370 000 g |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C111 D = 370 000 g |
|
Revisie van EU-C107-apparatuur van klant |
Invoer van verarmd U van leverancier EX-F901 D = 2 500 000 g |
Revisie van EX- C903-apparatuur van klant |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C122 D = 27 000 g |
Aankoop van verarmd U van leverancier EU-F111 D = 250 000 g |
Invoer van verarmd U van leverancier EX-F901 D = 1 000 000 g Geschrapt |
|
Verkoop van één apparaat aan klant EX-C940 D = 78 000 g |
Revisie van EU-C177- apparatuur van klant |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C102 D = 48 500 g |
Overboeking van een afgedankt apparaat naar bewaarde afvalstoffen D = 55 000 g |
Verkoop van één apparaat aan klant EX-C940 D = 78 000 g |
Revisie van EX-C903- apparatuur van klant |
|
|
|
|
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C109 D = 24 500 g Niet gerapporteerd |
|
|
Aan de Commissie wordt een nieuwe aangifte (met nummer 22) overeenkomstig bijlage X toegezonden teneinde:
|
1. |
de desbetreffende installatie te corrigeren met identificatie van de klant die het apparaat in oktober heeft gekocht. Deze transactie was vermeld in aangifte nummer 20, boeking 4:
|
|
2. |
de invoer van het verarmde uraan afkomstig van leverancier EX-F901, zoals opgenomen in aangifte 20, boeking 3, te schrappen; de in aangifte 22, boeking 3, opgegeven waarden vervangen alle in aangifte 20, boeking 3, opgegeven waarden; |
|
3. |
het gewicht van het aan klant EU-C102 verkochte apparaat, zoals opgegeven in aangifte 20, boeking 5, te verbeteren; de in aangifte 22, boeking 4, opgegeven waarden vervangen alle in aangifte 20, boeking 5, opgegeven waarden; |
|
4. |
kennisgeving te doen van de niet gerapporteerde verkoop via een nieuwe boeking (boeking 5); |
|
5. |
de hoeveelheid kerntechnisch materiaal in voorraad te corrigeren: de laatste BA (formele eindinventaris) is gerapporteerd in bijlage 21, boeking 2; derhalve moet deze regel vermeld worden in de kolom „Ref.”; de in aangifte 22, boeking 6, opgegeven waarden vervangen alle in aangifte 21, boeking 2, opgegeven waarden. |
|
BIJLAGE X JAARLIJKS RAPPORT OF UITVOERRAPPORT VOOR KERNTECHNISCH MATERIAAL WAARVOOR EEN AFWIJKING IS TOEGESTAAN (1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM MBA-code: ZYXVDatum aangifte: 31.5.2006Aangifte nr.: 22Naam van de installatie: Int. Soc. Eq. RadiographieRapportageperiode: van 1.1___ tot en met _31.12.2005__ |
|||||||||||
|
Type rapport (2) |
Boeking (3) |
Ref. (4) |
Informatie over de inventariswijzigingen (5) |
MBA-code of naam en adres van de desbetreffende installatie |
Element |
Verrijking |
Gewicht van het element |
Gebruik |
Type afwijking overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder |
||
|
Aan-gifte |
Boe-king |
Nucleair of niet-nucleair (6) |
Beschrijving (7) |
||||||||
|
A |
1 |
20 |
4 |
SD |
EU-C111 |
D |
|
454 500 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
2 |
|
|
SD |
EU-C711 |
D |
|
84 500 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
3 |
20 |
3 |
RF |
EX-F901 |
D |
|
2 500 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
4 |
20 |
5 |
SD |
EU-C102 |
D |
|
48 500 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
5 |
|
|
SD |
EU-C109 |
D |
|
24 500 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
6 |
21 |
2 |
BA |
|
D |
|
12 140 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.1.3. De VETGEDRUKTE informatie is fout
|
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C111 D = 84 500 g |
Aankoop van verarmd U van leverancier EU-F111 D = 80 000 g |
Revisie van EU-C107- apparatuur van klant |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C111 D = 28 500 g |
Verkoop van één apparaat aan klant EX-C912 D = 370 000 g |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C111 D = 370 000 g |
|
Revisie van EU-C107- apparatuur van klant |
Invoer van verarmd U van leverancier EX-F901 D = 2 500 000 g |
Revisie van EX-C903- apparatuur van klant |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C122 D = 27 000 g |
Aankoop van verarmd U van leverancier EU-F111 D = 250 000 g |
Invoer van verarmd U van leverancier EX-F901 D =1 000 000 g Geschrapt |
|
Verkoop van één apparaat aan klant EX-C940 D = 78 000 g |
Revisie van EU-C177- apparatuur van klant |
Verkoop van één apparaat aan klant EU-C201 D = 84 500 g |
Overboeking van één afgedankt apparaat naar bewaarde afvalstoffen |
Verkoop van één apparaat aan klant EX-C940 D = 78 000 g |
Revisie van EX-C903- apparatuur van klant |
|
|
|
|
Verkoop van één apparaat aan EU-C109 D = 24 500 g |
|
|
Om het gewicht van het aan klant EU-C711 verkochte apparaat, zoals opgegeven in aangifte 22, boeking 2, te verbeteren, moet aan de Commissie een nieuwe aangifte, met een nieuwe boeking (boeking 1), worden toegezonden.
De laatste BA, zoals opgegeven in aangifte 22, boeking 6, moet eveneens worden verbeterd via een nieuwe boeking (boeking 2).
|
BIJLAGE X JAARLIJKS RAPPORT OF UITVOERRAPPORT VOOR KERNTECHNISCH MATERIAAL WAARVOOR EEN AFWIJKING IS TOEGESTAAN (1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM MBA-code: ZYXVDatum aangifte: 31.7.2006Aangifte nr.: 23Naam van de installatie: _ Int. Soc. Eq. RadiographieRapportageperiode: van 1.1___ tot en met _31.12.2005__ |
|||||||||||
|
Type rapport (2) |
Boeking (3) |
Ref. (4) |
Informatie over de inventariswijzigingen (5) |
MBA-code of naam en adres van de desbetreffende installatie |
Element |
Verrijking |
Gewicht van het element |
Gebruik |
Type afwijking overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder |
||
|
Aan-gifte |
Boe-king |
Nucleair of niet-nucleair (6) |
Beschrijving (7) |
||||||||
|
A |
1 |
22 |
2 |
SD |
EU-C711 |
D |
|
28 500 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
2 |
22 |
6 |
BA |
|
D |
|
12 196 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voorbeeld 2.2: Jaarlijks rapport — Geen wijzigingen
|
BIJLAGE X JAARLIJKS RAPPORT OF UITVOERRAPPORT VOOR KERNTECHNISCH MATERIAAL WAARVOOR EEN AFWIJKING IS TOEGESTAAN (1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM MBA-code: ZYXADatum aangifte: 31.1.2006Aangifte nr.: 2Naam van de installatie: Ziekenhuis ARapportageperiode: van 1.1___ tot en met _31.12.2005__ |
|||||||||||
|
Type rapport (2) |
Boeking (3) |
Ref. (4) |
Informatie over de inventariswijzigingen (5) |
MBA-code of naam en adres van de desbetreffende installatie |
Element |
Verrijking |
Gewicht van het element |
Gebruik |
Type afwijking overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder |
||
|
Aan-gifte |
Boe-king |
Nucleair of niet-nucleair (6) |
Beschrijving (7) |
||||||||
|
A |
1 |
|
|
BB |
|
D |
|
250 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
2 |
|
|
BA |
|
D |
|
250 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voorbeeld 2.3: Jaarlijks rapport — Verzending en ontvangst van transportcontainers door leveranciers van radio-isotopen
Periode: 1.1 t/m 31.12.2004: containers gaan naar de gebruikers van radio-isotopen en keren terug naar de leverancier van de radio-isotopen.
Periode: 1.1 t/m 31.12.2005: routineactiviteiten plus aankoop van tien nieuwe transportcontainers en afdanking van vijf containers die worden overgeboekt naar bewaarde afvalstoffen.
|
BIJLAGE X JAARLIJKS RAPPORT OF UITVOERRAPPORT VOOR KERNTECHNISCH MATERIAAL WAARVOOR EEN AFWIJKING IS TOEGESTAAN (1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM MBA-code: ZMNPDatum aangifte: 31.1.2005Aangifte nr.: 2Naam van de installatie: CERIAN SARapportageperiode: van 1.1___ tot en met_31.12.2004__ |
|||||||||||
|
Type rapport (2) |
Boeking (3) |
Ref. (4) |
Informatie over de inventariswijzigingen (5) |
MBA-code of naam en adres van de desbetreffende installatie |
Element |
Verrijking |
Gewicht van het element |
Gebruik |
Type afwijking overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder |
||
|
Aan-gifte |
Boe-king |
Nucleair of niet-nucleair (6) |
Beschrijving (7) |
||||||||
|
A |
1 |
|
|
BB |
|
D |
|
12 250 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
A |
1 |
|
|
BA |
|
D |
|
12 250 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
BIJLAGE X JAARLIJKS RAPPORT OF UITVOERRAPPORT VOOR KERNTECHNISCH MATERIAAL WAARVOOR EEN AFWIJKING IS TOEGESTAAN (1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM MBA-code: ZMNPDatum aangifte: 31.1.2006Aangifte nr.: 3Naam van de installatie: _ CERIAN SARapportageperiode: van 1.1___ tot en met _31.12.2005__ |
|||||||||||
|
Type rapport (2) |
Boeking (3) |
Ref. (4) |
Informatie over de inventariswijzigingen (5) |
MBA-code of naam en adres van de desbetreffende installatie |
Element |
Verrijking |
Gewicht van het element |
Gebruik |
Type afwijking overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder |
||
|
Aan-gifte |
Boe-king |
Nucleair of niet-nucleair (6) |
Beschrijving (7) |
||||||||
|
A |
1 |
|
|
BB |
|
D |
|
12 250 000 |
NN |
Transportcontainers |
b) |
|
A |
2 |
|
|
RD |
EU-F614 |
D |
|
125 425 |
NN |
Transportcontainers |
b) |
|
A |
3 |
|
|
RA |
|
D |
|
-25 |
NN |
Transportcontainers |
b) |
|
A |
4 |
|
|
TW |
|
D |
|
310 800 |
NN |
Transportcontainers |
b) |
|
A |
5 |
|
|
BA |
|
|
|
12 064 600 |
NN |
Transportcontainers |
b) |
Voorbeeld 2.4: Jaarlijks rapport — Verbruik van kerntechnisch materiaal
Een toezichtslaboratorium gebruikt uraannitraat om gloeidraden te maken voor een massaspectrometer.
Voor een dergelijke installatie kan een afwijking overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder c), worden toegestaan.
In de jaarlijkse aangifte kan het volgende worden gerapporteerd: RD voor de aankoop van uraannitraat, TU voor het uraan van de gloeidraden, TW voor het afval dat wordt geproduceerd en voor de eindinventaris.
|
BIJLAGE X JAARLIJKS RAPPORT OF UITVOERRAPPORT VOOR KERNTECHNISCH MATERIAAL WAARVOOR EEN AFWIJKING IS TOEGESTAAN (1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM MBA-code: ZABCDatum aangifte: 31.1.2006Aangifte nr.: 3Naam van de installatie: _ Control LabRapportageperiode: van 1.1___ tot en met _31.12.2005__ |
|||||||||||
|
Type rapport (2) |
Boeking (3) |
Ref. (4) |
Informatie over de inventariswijzigingen (5) |
MBA-code of naam en adres van de desbetreffende installatie |
Element |
Verrijking |
Gewicht van het element |
Gebruik |
Type afwijking overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder |
||
|
Aan-gifte |
Boe-king |
Nucleair of niet-nucleair (6) |
Beschrijving (7) |
||||||||
|
A |
1 |
|
|
BB |
|
L |
1 % |
1,346 |
NN |
Onderdeel apparaat |
c) |
|
A |
2 |
|
|
RD |
FQWH |
L |
1 % |
5,00 |
NN |
Onderdeel apparaat |
c) |
|
A |
3 |
|
|
TU |
|
L |
1 % |
2,125 |
NN |
Onderdeel apparaat |
c) |
|
A |
4 |
|
|
TW |
|
L |
1 % |
1,275 |
NN |
Onderdeel apparaat |
c) |
|
A |
5 |
|
|
BA |
|
L |
1 % |
2,948 |
NN |
Onderdeel apparaat |
c) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voorbeeld 3: Uitvoerrapport verarmd uraan (DU) met wijziging van bezitter
|
BIJLAGE X JAARLIJKS RAPPORT OF UITVOERRAPPORT VOOR KERNTECHNISCH MATERIAAL WAARVOOR EEN AFWIJKING IS TOEGESTAAN (1) COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN — VEILIGHEIDSCONTROLE VAN EURATOM MBA-code: ZYXVDatum aangifte: 31.7.2005Aangifte nr.: 13Naam van de installatie: _ Int. Soc. Eq. RadiographieRapportageperiode: van 1.1___ tot en met _31.12.2005__ |
|||||||||||
|
Type rapport (2) |
Boeking (3) |
Ref. (4) |
Informatie over de inventariswijzigingen (5) |
MBA-code of naam en adres van de desbetreffende installatie |
Element |
Verrijking |
Gewicht van het element |
Gebruik |
Type afwijking overeenkomstig artikel 20, lid 2, onder |
||
|
Aan-gifte |
Boe-king |
Nucleair of niet-nucleair (6) |
Beschrijving (7) |
||||||||
|
EXP |
1 |
|
|
SF |
EX-C940 |
D |
|
78 000 |
NN |
Afscherming |
b) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Datum en plaats van verzending van het rapport: 31.7.2005 Naam en functie van de ondertekenaar: Handtekening: |
|||||||||||
Voorbeeld 4: Verzoek om een afwijking na aankoop van een DU-container
2.4. Hoofdstuk IV — Overdrachten tussen landen (artikelen 20 t/m 23)
De artikelen 20 en 21 zijn van toepassing op de overdracht van grondstoffen en bijzondere splijtstoffen. Zij zijn niet van toepassing op de overbrenging van kerntechnisch materiaal in afvalstoffen of op ertsen.
Opgemerkt dient te worden dat de termijnen, om redenen opgelegd door de internationale overeenkomsten tussen Euratom en derde landen, gesteld zijn in werkdagen van het land dat de kennisgeving verzendt. Daarbij wordt ook rekening gehouden met lokale of regionale verlofdagen.
Opmerking: Met de periode van twaalf achtereenvolgende maanden wordt een willekeurige twaalfmaandsperiode bedoeld en niet een kalenderjaar.
2.5. Hoofdstuk V — Bijzondere bepalingen (artikelen 24 t/m 33)
2.5.1. Doorgeven van informatie aan de IAEA (artikel 29)
Er moet worden opgemerkt dat dit artikel de inhoud weergeeft van het amendement van 1993 op Verordening (Euratom) nr. 3227/76.
De redenen voor dit amendement (i.e. de bepaling dat de Commissie de uit hoofde van deze verordening verkregen informatie, die verder gaat dan de in de veiligheidscontroleovereenkomsten omschreven informatie, doorgeeft aan de IAEA) zijn vandaag nog steeds relevant.
Behoud van dit artikel werd dus noodzakelijk geacht.
Opmerking:
Wat de inachtneming door de lidstaten van de in artikel 32 genoemde termijn betreft, zal de Commissie rekening houden met vertragingen die zich kunnen voordoen bij de vaststelling van de nationale wetgeving in het eerste jaar van toepassing van Verordening (Euratom) nr. 302/2005.
2.5.2. Bepaling inzake kerntechnisch materiaal dat vervat zit in afvalstoffen (artikelen 30 t/m 32 en bijlagen XII t/m XV)
2.5.2.1. Definities met betrekking tot kerntechnisch materiaal dat vervat zit in afvalstoffen
|
1. |
Kerntechnisch materiaal dat in de inventaris is opgenomen Kerntechnisch materiaal dat vervat zit in afvalstoffen komt doorgaans voort uit de „afvalstroom” die ontstaat bij activiteiten ter verwerking van kerntechnisch materiaal. Van deze afvalstromen wordt door de installatie waar het afval ontstaat, naar behoren de boekhouding bijgehouden en deze gegevens worden gerapporteerd zoals bij elk ander kerntechnisch materiaal dat tot de inventaris behoort. |
|
2. |
Bewaarde afvalstoffen Met „bewaarde afvalstoffen” wordt kerntechnisch materiaal bedoeld dat voortkomt uit verwerking of uit een bedrijfsongeluk en dat voorlopig als niet-terugwinbaar wordt beschouwd, maar wordt opgeslagen. De inventariswijziging die in de praktijk wordt gebruikt in de boekhoudkundige overzichten en rapporten, is „overboeking naar bewaarde afvalstoffen” (transfer to retained waste — TW). Materiaal dat wordt overgeboekt naar afgedankte afvalstoffen wordt overgebracht naar een specifieke plaats in het materiaalbalansgebied (MBA) en blijft onderworpen aan de IAEA-veiligheidscontrole (veiligheidscontroleovereenkomst), maar wordt niet opgenomen in de inventaris van het MBA. Het betreft in afvalstoffen vervat kerntechnisch materiaal waarvan de hoeveelheid gemeten is of op grond van metingen is geraamd en dat is overgebracht naar een specifieke plaats in het materiaalbalansgebied waaruit het kan worden teruggehaald. Afval dat tot deze categorie behoort, is normaliter nog niet geconditioneerd en wordt beschouwd als zijnde niet op economische wijze terugwinbaar met de huidige technologieën. |
|
3. |
Geconditioneerde afvalstoffen Met „geconditioneerde afvalstoffen” wordt kerntechnisch materiaal bedoeld waarvan de hoeveelheid gemeten is of op grond van metingen is geraamd en dat op zodanige wijze is geconditioneerd (bijvoorbeeld in glas, cement, beton of bitumen) dat het niet meer geschikt is voor nucleair gebruik. De inventariswijziging die in de praktijk wordt gebruikt in de boekhoudkundige overzichten en rapporten, is „overboeking naar geconditioneerde afvalstoffen” (transfer to conditioned waste — TC). Krachtens de veiligheidscontroleovereenkomsten is dit materiaal normaliter niet langer onderworpen aan de IAEA-veiligheidscontrole („terminated” overeenkomstig de punten 11 en 35 van INFCIRC/193, INFCIRC/263 of INFCIRC/290). Deze categorie kan ook worden gebruikt voor sommige specifieke gevallen waarvoor de IAEA-veiligheidscontrole op kerntechnisch materiaal dat in niet volledig geconditioneerde afvalstoffen is vervat, is beëindigd („terminated”). Het blijft echter zo dat informatie betreffende de locatie of de verdere verwerking van middel- of hoogactieve „geconditioneerde afvalstoffen” die plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevatten waarvoor de veiligheidscontrole is beëindigd krachtens punt 11 van INFCIRC/193, INFCIRC/263 of INFCIRC/290, moet worden toegezonden aan de IAEA overeenkomstig artikel 2, letter a), onder viii), van het aanvullende protocol. In deze context omvat „verdere verwerking” niet het opnieuw verpakken van de afvalstoffen of de verdere conditionering ervan waarbij geen elementen worden gescheiden, ten behoeve van opslag of verwijdering. |
|
4. |
Beëindiging van de Euratom-veiligheidscontrole De Euratom-veiligheidscontrole op kerntechnisch materiaal wordt beëindigd wanneer dit materiaal op onherroepelijke wijze in het milieu vrijkomt via een geplande lozing. De hoeveelheid kerntechnisch materiaal die via een dergelijke lozing in de natuur vrijkomt, wordt gemeten of op grond van metingen geraamd. De Euratom-veiligheidscontrole (alsmede de IAEA-veiligheidscontrole) op dit materiaal wordt beëindigd bij het lozingspunt. |
|
5. |
Beëindiging van de Euratom-veiligheidscontrole op afvalstoffen die lage concentraties kerntechnisch materiaal bevatten De Euratom-veiligheidscontrole kan ook worden beëindigd op afvalstoffen die kerntechnisch materiaal in zeer lage concentratie (zie de navolgende tabel) bevatten dat als nagenoeg niet-terugwinbaar wordt beschouwd, zelfs wanneer bedoelde afvalstoffen niet in het milieu worden geloosd. Ook voor afvalstoffen met hogere concentraties aan kerntechnisch materiaal dan aangegeven in de tabel kan de Euratom-veiligheidscontrole eventueel worden beëindigd naar gelang van het geval en als dat naar behoren kan worden gerechtvaardigd.
|
2.5.2.2. Eisen op het gebied van de boekhouding van kerntechnisch materiaal dat vervat zit in afvalstoffen
|
6. |
Kerntechnisch materiaal dat in de inventaris is opgenomen Van kerntechnisch materiaal dat vervat zit in afvalstoffen die nog niet zijn aangegeven als bewaarde afvalstoffen, geconditioneerde afvalstoffen of afvalstoffen die in het milieu worden uitgestoten, moet een boekhouding worden bijgehouden en over dit materiaal moet worden gerapporteerd zoals voor elk ander kerntechnisch materiaal dat in de inventaris is opgenomen. |
|
7. |
Kerntechnisch materiaal dat vervat zit in bewaarde afvalstoffen (artikel 30) Installaties die bewaarde afvalstoffen produceren, hanteren, verwerken of opslaan, dienen FTK's in op basis waarvan BCB's worden uitgewerkt. De FTK's worden vastgelegd overeenkomstig bijlage I, deel I-H, van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 als het een installatie betreft waarin uitsluitend in afvalstoffen vervat kerntechnisch materiaal voorkomt. Een andere mogelijkheid is dat de relevante activiteiten worden opgenomen in de FTK van de installatie die de bewaarde afvalstoffen voortbrengt. Voor elke installatie moet ook een jaarlijks werkprogramma worden ingediend dat zo mogelijk betrekking heeft op de volgende twee jaar. In het geval van installaties die bewaarde afvalstoffen voortbrengen, wordt dit jaarlijkse programma opgenomen in het werkprogramma dat overeenkomstig artikel 5 moet worden ingediend. Wanneer materiaal wordt overgedragen van de hoofdinventaris naar „bewaarde afvalstoffen” wordt de inventariswijzigingscode TW (overboeking naar bewaarde afvalstoffen) gebruikt. Het wordt afgetrokken van de inventaris van derde landen-verbintenismateriaal en wordt doorgaans bewaard met gebruikmaking van de verbinteniscode (obligation code) P. Bij verwerking waarbij elementen worden gescheiden, of bij verzending worden bewaarde afvalstoffen terug binnen de hoofdinventaris gebracht met gebruikmaking van code FW (terugboeking uit bewaarde afvalstoffen). Elke verwerking van bewaarde afvalstoffen waarbij geen elementen worden gescheiden, kan verlopen los van de hoofdinventaris. De exploitant doet Euratom in het werkprogramma kennisgeving van dergelijke verwerkingsprocessen en hij houdt de desbetreffende gegevens (zoals de hoeveelheden verwerkt materiaal) bij bij de installatie. Om een vertrekpunt te krijgen, moet er, wanneer van toepassing, een initiële voorraadlijst worden opgemaakt van het kerntechnische materiaal dat in bewaarde afvalstoffen vervat zit. Daarop moet de geraamde voorraad staan (bv. met gebruikmaking van het PIL- of LII-formaat (List of Inventory Items)), normaliter met de verbinteniscode P gebaseerd op de beste beschikbare waarden. De initiële voorraadlijst moet de gegevens bevatten betreffende de totale hoeveelheden kerntechnisch materiaal die zich in elk MBA bevinden, per categorie (Pu, HEU, LEU, N, D en T) en ingedeeld naar gelang van de opslagruimten en het type afval. Deze lijst wordt jaarlijks geactualiseerd na de PIT. De nodige documenten ter ondersteuning van de opgegeven waarden moeten tijdens de veiligheidscontrole-inspecties van Euratom kunnen worden voorgelegd. Bij verzending gebruikt een installatie de inventariswijzigingscode FW, gevolgd door SD of SF, normaliter met verbinteniscode P. Bij ontvangst van materiaal dat in aanmerking komt voor de status van bewaarde afvalstoffen, gebruikt de exploitant de transactiecode RD of RF, gevolgd door TW, normaliter met verbinteniscode P. Er moeten een boekhouding en werkstaten worden bijgehouden, ook over alle materiaalbewegingen, die tijdens de veiligheidscontrole-inspecties van Euratom op verzoek moeten kunnen worden voorgelegd. Bij ontvangst of verzending van bewaarde afvalstoffen is geen voorafgaande kennisgeving (artikelen 20 en 21) vereist. De exploitant moet zorgen voor een jaarlijkse PIT. De PIT voor bewaarde afvalstoffen vergt geen nieuwe meting van de hoeveelheden kerntechnisch materiaal, maar gebeurt op grond van de beste beschikbare waarden. Jaarlijks wordt de voorraadlijst geactualiseerd na de PIT. Voor materiaal dat in het verleden is aangegeven als „bewaarde afvalstoffen” is geen PIL (bijlage V van Verordening (Euratom) nr. 302/2005) en geen MBR (bijlage IV van Verordening (Euratom) nr. 302/2005) vereist. Eventuele TW- of FW-transacties worden gerapporteerd in de ICR's (bijlage III van Verordening (Euratom) nr. 302/2005) van het MBA dat de bewaarde afvalstoffen voortbrengt. |
|
8. |
Kerntechnisch materiaal dat vervat zit in geconditioneerde afvalstoffen (artikel 30) Installaties die geconditioneerde afvalstoffen produceren, hanteren, verwerken of opslaan, dienen FTK's in op basis waarvan BCB's worden uitgewerkt. De FTK's worden vastgelegd overeenkomstig bijlage I, deel I-H, van Verordening (Euratom) nr. 302/2005 als het een installatie betreft waarin uitsluitend in afvalstoffen vervat kerntechnisch materiaal voorkomt. Een andere mogelijkheid is dat de relevante activiteiten worden opgenomen in de FTK van de installatie die de geconditioneerde afvalstoffen voortbrengt. Voor elke installatie moet ook een jaarlijks werkprogramma worden ingediend dat zo mogelijk betrekking heeft op de volgende twee jaar. Wanneer materiaal wordt overgedragen van de hoofdinventaris naar „geconditioneerde afvalstoffen” wordt de inventariswijzigingscode TW (overboeking naar geconditioneerde afvalstoffen) gebruikt. Het wordt afgetrokken van de inventaris van derde landen-verbintenismateriaal en wordt doorgaans bewaard met gebruikmaking van verbinteniscode P. Wanneer mogelijk wordt de IAEA-veiligheidscontrole op dit materiaal beëindigd overeenkomstig de artikelen 11 en 35 van de veiligheidscontroleovereenkomsten. Om een vertrekpunt te krijgen, moet er, wanneer van toepassing, een initiële voorraadlijst worden opgemaakt van het kerntechnische materiaal dat in geconditioneerde afvalstoffen vervat zit. Daarop moet de geraamde voorraad staan (bv. met gebruikmaking van het PIL- of LII-formaat), normaliter met de verbinteniscode P gebaseerd op de beste beschikbare waarden. De initiële voorraadlijst moet de gegevens bevatten betreffende de totale hoeveelheden kerntechnisch materiaal die zich in elk MBA bevinden, per categorie (Pu, HEU, LEU, N, D en T) en ingedeeld naar gelang van de opslagruimten en het type afval. Deze lijst wordt jaarlijks geactualiseerd na de PIT. De nodige documenten ter ondersteuning van de opgegeven waarden moeten tijdens de veiligheidscontrole-inspecties van Euratom kunnen worden voorgelegd. Verzendingen van geconditioneerde afvalstoffen moeten aan Euratom worden gemeld met gebruikmaking van het formulier van bijlage XIII. Ontvangsten van geconditioneerde afvalstoffen van buiten de Europese Unie (of van binnen de Europese Unie als de verzender geen MBA-code heeft) worden gemeld met gebruikmaking van het formulier van bijlage XIV. Kennisgevingen overeenkomstig de bijlagen XIII en XIV mogen worden gegroepeerd per jaar en vergen geen informatie inzake de verbinteniscode. Wanneer geen transacties hebben plaatsgehad, zijn er geen kennisgevingen vereist. Bij ontvangst of verzending van geconditioneerde afvalstoffen is geen voorafgaande kennisgeving (artikelen 20 en 21) vereist. Met het oog op de naleving van de verplichtingen van het aanvullende protocol, moet de Commissie voorafgaand in kennis worden gesteld (artikel 31) van elke verwerkingscampagne van afvalstoffen die plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevatten, met uitzondering van het opnieuw verpakken en de verdere conditionering waarbij geen elementen worden gescheiden (gebruikmakend van het formulier van bijlage XII). Voor verwerkingscampagnes van laagactieve afvalstoffen is geen kennisgeving vereist. Krachtens artikel 32, onder c), moet bovendien jaarlijks een rapport worden ingediend over de verplaatsing van geconditioneerde afvalstoffen die plutonium, hoogverrijkt uraan of uraan-233 bevatten, aan de hand van het formulier van bijlage XV. Het is duidelijk dat het bovenstaande voornamelijk op afvalstoffen betrekking heeft. Er moeten een boekhouding en werkstaten worden bijgehouden, ook over alle materiaalbewegingen, die tijdens de veiligheidscontrole-inspecties van Euratom op verzoek moeten kunnen worden voorgelegd. De exploitant moet zorgen voor een jaarlijkse PIT. De PIT voor geconditioneerde afvalstoffen vergt geen nieuwe meting van de hoeveelheden kerntechnisch materiaal, maar gebeurt op grond van de beste beschikbare waarden. Jaarlijks wordt de voorraadlijst geactualiseerd na de PIT. Voor materiaal dat in het verleden is aangegeven als „geconditioneerde afvalstoffen” is geen ICR (bijlage III van Verordening (Euratom) nr. 302/2005), geen PIL (bijlage V van Verordening (Euratom) nr. 302/2005) en geen MBR (bijlage IV van Verordening (Euratom) nr. 302/2005) vereist. |
|
9. |
Kerntechnisch materiaal waarvoor de Euratom-veiligheidscontrole kan worden beëindigd Wanneer materiaal uit de hoofdinventaris wordt gelicht en wordt uitgestoten in het milieu wordt transactiecode TE (uitstoot in het milieu) gebruikt en wordt de desbetreffende hoeveelheid afgetrokken van de inventaris van derde landen-verbintenismateriaal. De Euratom-veiligheidscontrole op dit materiaal wordt beëindigd. Materiaal waarop de Euratom-veiligheidscontrole zal worden beëindigd, maar dat niet wordt uitgestoten in het milieu, wordt afgetrokken van de hoofdinventaris met gebruikmaking van transactiecode TU (Einde gebruik — Termination of Use), alsook van de relevante verbinteniscodeboekhouding. |
2.5.2.3. Voorbeelden van diverse soorten „afvalstoffen” en van de desbetreffende rapportering
In de navolgende tabel worden enkele voorbeelden gegeven van afvalstromen die typisch zijn voor de Europese splijtstofkringloop, alsmede van de rapporteringsmechanismen voor die verschillende stromen.
Materiaal komt slechts in aanmerking voor de status „geconditioneerd afval” (TC) als het op een zodanige wijze is opgesloten in een matrix van glas, cement, beton of bitumen dat het niet meer geschikt is voor nucleair gebruik. De exploitant en de Commissie kunnen rapporteringsregelingen uitwerken naar gelang van het concrete geval. De voorlopig door de Euratom-veiligheidscontrole (en door de IAEA wanneer van toepassing) gehanteerde richtsnoeren inzake de concentraties zijn gebaseerd op de aanbevelingen van de deskundigen van de IAEA-lidstaten en zijn opgenomen in het IAEA-beleidsdocument nr. 14 inzake afvalstoffen.
Kerntechnisch materiaal dat vervat zit in „afvalstoffen”
Voorbeelden van rapportering overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 302/2005
|
Omschrijving van het materiaal |
Transactiecodes |
|
Verbruikte splijtstof in waterbekkens |
Kerntechnisch materiaal dat in de inventaris is opgenomen (Nuclear Material on Inventory — NMI) |
|
Verbruikte splijtstof in droge opslagvaten |
NMI |
|
Delen van verbruikte splijtstof in opslagsilo's |
NMI |
|
Verbruikte splijtstof in definitieve bergingsfaciliteiten |
NMI |
|
Oplossingen die splijtingsproducten bevatten in opwerkingsfabrieken |
Normaliter TW bij opslag |
|
Splijtstofdelen en PIE-resten ingesloten in cementmatrix |
TC bij conditionering |
|
Geëxtraheerde omhulsels in opwerkingsfabrieken ingesloten in cementmatrix |
TC bij conditionering |
|
Spanen met resten van kerntechnisch materiaal van opwerkingsfabrieken ingesloten in cementmatrix |
TC bij conditionering |
|
Onopgelost poeder in opwerkingsfabrieken |
TW bij opslag of TC bij conditionering |
|
Vloeibare effluenten van diverse activiteiten |
TW bij opslag of TC bij conditionering |
|
Verglaasd afval van opwerkingsfabrieken |
Normaliter TC bij conditionering |
|
In cement ingesloten afval van opwerkingsfabrieken |
TC bij conditionering |
|
Opslagplaatsen voor radioactieve afvalstoffen bevatten vaak verschillende hoeveelheden uraan en thorium |
Naar gelang van het geval |
|
Ander met Pu besmet materiaal |
TW bij opslag of TC bij conditionering |
|
Kerntechnisch materiaal dat wordt aangetroffen bij de ontmanteling en sanering van oude installaties |
Boeking als GA of FW, vervolgens TW bij opslag of TC bij conditionering |
|
Afvalstoffen van U-verwerkingsfabrieken |
Naar gelang van het geval |
2.5.2.4. Verificatieactiviteiten
|
1. |
Kerntechnisch materiaal dat in de inventaris is opgenomen Zolang het kerntechnische materiaal nog tot de inventaris behoort en niet is overgedragen naar een van de „afvalstoffen”-categorieën, blijven alle voorschriften met betrekking tot de veiligheidscontrole voor de installatie van kracht. Daaronder vallen normaliter de verificatie van de FTK's, de feitelijke verificatie van alle inventarissen, ontvangsten en verzendingen en de verificatie van het boekhoudsysteem, van de boekhoudkundige overzichten en rapporten en van de werkstaten. |
|
2. |
Kerntechnisch materiaal dat vervat zit in bewaarde afvalstoffen tussen De veiligheidscontroleactiviteiten blijven doorgaans beperkt tot de verificatie van de FTK's, van de boekhoudkundige overzichten en van de werkstaten. Het doel van de verificatie van de FTK's is te bevestigen dat de installatie wordt geëxploiteerd zoals opgegeven. Bij bewaarde afvalstoffen gebeurt er normaliter geen feitelijke verificatie van de inventaris. De Euratom-veiligheidscontrole heeft echter nog steeds het recht om bepaalde materiële controles te eisen om discrepanties op te lossen. |
|
3. |
Kerntechnisch materiaal dat vervat zit in geconditioneerde afvalstoffen De veiligheidscontroleactiviteiten blijven doorgaans beperkt tot de verificatie van de FTK's, van de boekhoudkundige overzichten en van de werkstaten. Het doel van de verificatie van de FTK's is te bevestigen dat de installatie wordt geëxploiteerd zoals opgegeven. Bij geconditioneerde afvalstoffen gebeurt er normaliter geen feitelijke verificatie van de inventaris. De Euratom-veiligheidscontrole heeft echter nog steeds het recht om bepaalde materiële controles te eisen om discrepanties op te lossen. |
2.6. Hoofdstuk VII — Slotbepalingen (artikelen 35 t/m 40)
Wat het vertrouwelijke karakter van de gegevens (artikel 35) betreft, wordt opgemerkt dat het geheimhoudingsniveau voor informatie die door de Commissie van een exploitant of een lidstaat is ontvangen, en vice versa, ten minste gelijk zal zijn aan het niveau dat door de verstrekker van de gegevens is geëist.
Wanneer documenten door een exploitant, een lidstaat of de Commissie als geheim worden aangemerkt, moeten de beveiligingsmaatregelen van Euratom-verordening nr. 3 van 31 juli 1958 ten uitvoer worden gelegd. Wanneer als geheim aangemerkte informatie in elektromagnetische vorm aan de Commissie wordt toegezonden, moeten de voorschriften van Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (7), en met name de bepalingen van punt 25.5.5, worden nageleefd.
Wat de overgangsperiode (artikel 39) betreft, moet worden opgemerkt dat personen of ondernemingen de bijlagen II, III en IV van Verordening (Euratom) nr. 3227/76 mogen blijven gebruiken om in overeenstemming te zijn met de rapporteringseisen.
Wanneer die personen of ondernemingen binnen een periode van drie jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe verordening klaar zijn om over te stappen op de rapportagemodellen van de bijlagen III, IV en V van Verordening (Euratom) nr. 302/2005, moeten zij de Commissie daarvan in kennis stellen en de nieuwe rapportering beginnen.
Wanneer die personen of ondernemingen binnen een periode van drie jaar na de inwerkingtreding nog niet klaar zijn om over te stappen op de rapportagemodellen van de bijlagen III, IV en V van Verordening (Euratom) nr. 302/2005, moeten zij bij de Commissie een verzoek indienen om de overgangsperiode met twee jaar te verlengen en moeten zij tevens een tenuitvoerleggingsprogramma indienen.
Het moge duidelijk zijn dat de doelstelling van de Commissie bij de invoering van bovenstaande procedure (i.e. de mogelijkheid om een verlenging van de overgangsperiode aan te vragen) is om de personen of ondernemingen te sturen naar de invoering van de nieuwe rapportageformaten, zodat de hele overgang kan worden afgerond binnen de in de verordening genoemde periode van vijf jaar.
3. SAMENVATTING VAN DE RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN (WIE, WANNEER, WAT)
|
Wie |
Wanneer |
Wat |
Referentie |
||||||
|
Personen of ondernemingen die een installatie vestigen of exploiteren voor de productie, scheiding, opwerking, opslag of ander gebruik van kerntechnisch materiaal (opwekking van energie in reactoren, onderzoek in kritische of nulenergie-installaties, omzetting, bereiding, opwerking, opslag, isotopenscheiding, concentratie van erts, en conditionering en opslag van afvalstoffen) |
Uiterlijk 200 dagen vóór de geplande datum van de eerste ontvangst van kerntechnisch materiaal |
FTK, bijlage I |
Artikelen 3 en 4 |
||||||
|
Personen, ondernemingen of entiteiten die zijn aangewezen als locatievertegenwoordiger door een lidstaat die partij is bij het op 22 september 1998 ondertekende aanvullende protocol bij de overeenkomst |
Binnen 120 dagen na de inwerkingtreding van het aanvullende protocol |
Een mededeling die een algemene beschrijving van de locatie bevat, op basis van de vragenlijst van bijlage II en die voldoet aan de bepalingen van artikel 2, letter a), onder iii), van het aanvullende protocol |
Artikel 3 |
||||||
|
Personen, ondernemingen of entiteiten die zijn aangewezen als locatievertegenwoordiger door een lidstaat die partij is bij het op 22 september 1998 ondertekende aanvullende protocol bij de overeenkomst |
Uiterlijk op 1 april van elk jaar |
Bijgewerkte versies van de mededeling met de algemene beschrijving van de locatie, op basis van de vragenlijst van bijlage II en in overeenstemming met de bepalingen van artikel 2, letter a), onder iii), van het aanvullende protocol |
Artikel 3 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die een nieuwe installatie bouwen met een inventaris of jaarlijkse omzet, naar gelang van wat groter is, van kerntechnisch materiaal van meer dan 1 kg effectief |
Uiterlijk 200 dagen vóór de aanvang van de bouw |
Alle relevante gegevens betreffende de eigenaar, de exploitant, het doel, de plaats, het type, de capaciteit en de verwachte datum van inbedrijfstelling |
Artikel 4 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die een installatie voor de behandeling of opslag van afvalstoffen exploiteren, en ertsproducenten waarvan de activiteit aan de gang was bij de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor voordien nog geen FTK's zijn toegezonden |
Binnen 120 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening |
FTK, bijlage I |
Artikel 4 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die een installatie exploiteren welke bestaat bij de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor in de vragenlijst van bijlage I bijkomende informatie (i.e. „gebruik”) wordt gevraagd |
Binnen 120 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening |
FTK, bijkomende informatie overeenkomstig bijlage I (per brief) |
Artikel 4 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die een installatie bouwen of exploiteren die veranderingen in de fundamentele technische kenmerken (FTK) doorvoeren, of voor installaties in toetredingslanden |
Binnen 30 dagen nadat de verandering is uitgevoerd of binnen 30 dagen na de toetreding |
Veranderingen in de fundamentele technische kenmerken |
Artikel 4 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die een installatie exploiteren |
Jaarlijks |
Een algemeen werkprogramma dat is opgesteld overeenkomstig bijlage XI, onder vermelding van met name de voorlopige datums voor de opstelling van de feitelijke inventaris |
Artikel 5 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die een installatie exploiteren en die een feitelijke inventaris plannen |
Ten minste 40 dagen vóór de opstelling van de feitelijke inventaris |
Het programma voor die werkzaamheden |
Artikel 5 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die een installatie exploiteren en die veranderingen aan het algemene werkprogramma, met name met betrekking tot de opstelling van de feitelijke inventaris, aanbrengen |
Onverwijld |
Geactualiseerd algemeen werkprogramma, en met name met betrekking tot de opstelling van de feitelijke inventaris |
Artikel 5 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen waaraan de Commissie een met redenen omkleed verzoek heeft gericht om nadere bijzonderheden of toelichtingen inzake de boekhoudkundige rapporten |
Binnen drie weken na het verzoek |
De gevraagde nadere bijzonderheden of toelichtingen |
Artikel 10 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die nog geen initiële inventaris overeenkomstig Verordening (Euratom) nr. 3227/76 hebben ingediend, indien het ten minste geen installaties voor de behandeling of opslag van afvalstoffen betreft |
Binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening |
Een initiële formele inventaris van al het kerntechnische materiaal in hun bezit, overeenkomstig bijlage V |
Artikel 11 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die een installatie exploiteren waarbij zich in de loop van de kalendermaand inventariswijzigingen hebben voorgedaan (de datum voor de feitelijke inventaris is de laatste dag van de maand) |
Zoals bepaald in de bijzondere controlebepalingen of uiterlijk 15 dagen na het einde van de maand waarin de inventariswijziging gebeurde of bekend werd |
Rapporten over de inventariswijzigingen met betrekking tot al het kerntechnische materiaal, overeenkomstig bijlage III |
Artikel 12 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die een installatie exploiteren, in de maanden waarin de datum voor de feitelijke inventaris niet de laatste dag van de maand is |
Zo snel mogelijk en uiterlijk 30 dagen na de datum waarop de feitelijke inventaris is opgesteld |
Rapporten over de inventariswijzigingen met betrekking tot al het kerntechnische materiaal, overeenkomstig bijlage III, dat alle inventariswijzigingen bevat tot en met de datum van de opstelling van de feitelijke inventaris |
Artikel 12 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die een installatie exploiteren, in de maanden waarin de datum voor de feitelijke inventaris niet de laatste dag van de maand is |
Zoals bepaald in de bijzondere controlebepalingen of uiterlijk 15 dagen na het einde van de maand waarin de inventariswijziging gebeurde of bekend werd |
Rapporten over de inventariswijzigingen met betrekking tot al het kerntechnische materiaal, overeenkomstig bijlage III, dat alle inventariswijzigingen bevat vanaf de eerste dag na de datum van opstelling van de feitelijke inventaris tot het einde van de maand |
Artikel 12 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die een installatie exploiteren waarin zich in de loop van de kalendermaand geen inventariswijzigingen hebben voorgedaan |
Tenzij in de bijzondere controlebepalingen anderszins bepaald, uiterlijk 15 dagen na het einde van de maand waarin geen inventariswijzigingen gebeurden of bekend werden |
Rapporten over de inventariswijzigingen met betrekking tot al het kerntechnische materiaal, overeenkomstig bijlage III, waarin de formele eindinventaris van de vorige maand wordt overgenomen |
Artikel 12 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen |
Tenzij in de bijzondere controlebepalingen anderszins bepaald, elk kalenderjaar en niet later dan 14 maanden na de vorige feitelijke inventaris |
De feitelijke inventarislijst |
Artikel 13 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die een feitelijke inventaris hebben opgesteld |
Zo snel mogelijk en uiterlijk 30 dagen na de datum waarop de feitelijke inventaris is opgesteld |
Materiaalbalansrapporten overeenkomstig bijlage IV Een feitelijke inventarislijst overeenkomstig bijlage V |
Artikel 13 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die van mening zijn dat een onvoorziene verandering van de insluiting heeft plaatsgevonden ten opzichte van de in de bijzondere controlebepalingen vastgelegde insluiting, in een zodanige mate dat een ongeoorloofde verwijdering van kerntechnisch materiaal mogelijk is geworden |
Zodra zij kennis hebben genomen van een dergelijke gebeurtenis |
Bijzonder rapport |
Artikelen 14 en 15 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die het vermoeden hebben dat kerntechnisch materiaal is toegenomen of kan zijn toegenomen, of verloren is gegaan of verloren kan zijn gegaan (in een mate die de daarvoor in de bijzondere controlebepalingen vastgestelde grenzen overschrijdt. Als er geen bijzondere controlebepalingen bestaan, moet elke toename of elk verlies aanleiding geven tot een bijzonder rapport) |
Zodra zij kennis hebben genomen van een dergelijke toename of een dergelijk verlies |
Bijzonder rapport |
Artikelen 14 en 15 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die een bijzonder rapport hebben ingediend overeenkomstig artikel 14 na een verzoek van de Commissie om nadere bijzonderheden of toelichtingen met betrekking tot dit rapport |
Onverwijld |
De bijzonderheden of toelichtingen waarom de Commissie verzoekt |
Artikel 14 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die een reactor exploiteren |
Uiterlijk bij de overdracht van de bestraalde splijtstoffen vanuit het MBA van de reactor |
Berekende gegevens inzake kerntransformaties moeten in het ICR worden opgenomen |
Artikel 16 |
||||||
|
Producenten en gebruikers van kerntechnisch materiaal die, overeenkomstig artikel 19, in aanmerking komen om af te wijken van de regels inzake de vorm en de periodiciteit van de in de artikelen 10 tot en met 18 bedoelde kennisgevingen |
Zoals vereist |
Verzoek om afwijking aan de hand van het model in bijlage IX |
Artikel 19 |
||||||
|
Personen of ondernemingen waarvoor een afwijking is toegestaan |
Jaarlijks uiterlijk op 31 januari |
Rapport waarin het einde van het vorige kalenderjaar wordt beschreven, met gebruikmaking van het model in bijlage X |
Artikel 19 |
||||||
|
Personen of ondernemingen waarvoor een afwijking is toegestaan, die kerntechnisch materiaal uitvoeren naar een derde land |
Zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 15 dagen na het einde van de maand waarin de uitvoer heeft plaatsgevonden |
Rapport, met gebruikmaking van het model in bijlage X, waarin de uitgevoerde hoeveelheid kerntechnisch materiaal wordt vermeld, alsook de voorraad kerntechnisch materiaal waarvoor de afwijking nog geldt |
Artikel 19 |
||||||
|
Personen of ondernemingen waarvoor een afwijking is toegestaan, die kerntechnisch materiaal invoeren uit een derde land |
Zodra de datum van overdracht bij de personen of ondernemingen bekend is en uiterlijk binnen 15 dagen na het einde van de maand waarin de overdracht van het materiaal heeft plaatsgevonden |
Verzoek om dit materiaal toe te voegen aan de lijst van materiaal waarvoor een afwijking geldt, met gebruikmaking van het model in bijlage IX |
Artikel 19 |
||||||
|
Personen of ondernemingen waarvoor een afwijking is toegestaan |
Wanneer niet langer aan de voorwaarden voor de afwijking wordt voldaan |
Melding van de desbetreffende gegevens aan de Commissie |
Artikel 19 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die grondstoffen of bijzondere splijtstoffen uitvoeren of verzenden in overeenstemming met artikel 20 |
Na afsluiting van het contract betreffende de overdracht; de kennisgeving moet uiterlijk acht werkdagen voordat het materiaal voor verzending wordt ingepakt, in het bezit van de Commissie zijn |
Voorafgaande kennisgeving aan de hand van het formulier in bijlage VI. |
Artikel 20 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die grondstoffen of bijzondere splijtstoffen invoeren of ontvangen in overeenstemming met artikel 21 |
Zo lang mogelijk vóór de verwachte datum van aankomst van het materiaal en uiterlijk op de datum van ontvangst; de kennisgeving moet vijf werkdagen voordat het materiaal wordt uitgepakt, in het bezit van de Commissie zijn |
Voorafgaande kennisgeving aan de hand van het formulier in bijlage VII |
Artikel 21 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die uit hoofde van de artikelen 20 en 21 een overdracht melden, indien zij na bijzondere omstandigheden of een incident ervan kennis dragen dat kerntechnisch materiaal verloren is gegaan of lijkt te zijn gegaan |
Onverwijld |
Bijzonder rapport zoals bedoeld in artikel 15 |
Artikel 22 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die uit hoofde van de artikelen 20 en 21 een overdracht melden |
Onverwijld |
Wijzigingen van de datums voor het inpakken voor de overdracht, de verzending of het uitpakken van kerntechnisch materiaal met, voorzover bekend, de nieuwe datums |
Artikel 23 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die erts winnen en uitvoeren naar derde landen |
Uiterlijk op de datum van verzending |
Aangifte van uitvoer van de hoeveelheid materiaal die vanuit elke mijn is verzonden, aan de hand van het formulier in bijlage VIII |
Artikel 25 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die erts winnen en verzenden binnen het grondgebied van de lidstaten |
Uiterlijk op 31 januari van elk jaar |
Aangifte van verzending van de hoeveelheid materiaal die vanuit elke mijn is verzonden gedurende het afgelopen jaar, aan de hand van het formulier in bijlage VIII |
Artikel 25 |
||||||
|
Personen of ondernemingen die kerntechnisch materiaal behandelen of opslaan dat voordien als bewaarde of geconditioneerde afvalstoffen is aangegeven |
Uiterlijk binnen 120 dagen na de inwerkingtreding van de verordening |
Een initiële voorraadlijst van alle kerntechnische materialen per categorie en per opslagplaats en vorm van afvalstoffen |
Artikel 30 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die een verwerkingscampagne uitvoeren van materiaal dat voordien als bewaarde of geconditioneerde afvalstoffen was aangegeven, met uitzondering van het opnieuw verpakken en de verdere conditionering waarbij geen elementen worden gescheiden |
Moet uiterlijk 200 dagen vóór het begin van de campagne in het bezit van de Commissie zijn |
Voorafgaande kennisgeving, aan de hand van het formulier in bijlage XII, met informatie over de hoeveelheid materiaal (plutonium, hoogverrijkt uraan en uraan 233) per partij, de vorm (verglaasd, hoogactieve vloeistof, enz.), de verwachte duur van de campagne en de plaats waar het materiaal zich vóór en na de campagne bevindt |
Artikel 31 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen die betrokken zijn bij de overdracht van materiaal dat voordien als geconditioneerde afvalstoffen was aangegeven |
Uiterlijk op 31 januari van elk jaar |
Jaarlijks rapport over:
|
Artikel 32 |
||||||
|
De in artikel 3, lid 1, bedoelde personen of ondernemingen. |
Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening |
Mededeling aan de Commissie van de datum waarop zij voornemens zijn met het gebruik te beginnen van de rapportagemodellen van de bijlagen III, IV en V |
Artikel 39 |
4. AANHANGSELS
4.1. Het XML-schema
XSD Reporting Schema
4.2. Het CRC-algoritme
CRC – C example code
4.3. Internetadressen
Voor het XML-schema, het CRC-algoritme en de FAQ-site: http://forum.europa.eu.int.
Voor algemene informatie inzake: http://www.xml.org.
(1) PB L 363 van 31.12.1976, blz. 1.
(2) Over andere taken van de „locatievertegenwoordiger”, zoals het op de hoogte brengen van de verschillende exploitanten op de locatie van een lopende inspectie in een MBA (aangezien dit de grond kan zijn voor een aanvullende toegang met een aankondigingstijd van twee uur) of het verlenen van toegang tot alle op de locatie gelegen gebouwen (een locatie kan meer dan één gebouw met kerntechnisch materiaal omvatten), kan overeenstemming worden bereikt na overleg tussen de exploitant en de lidstaat in kwestie.
(3) „Guidelines and Format for Preparation and Submission of Declarations Pursuant to articles 2 and 3 of the Model Protocol Additional to the Safeguards Agreements”, augustus 1997.
(4) Overeenstemmend met artikel 2, letter a, onder iii), van het aanvullende protocol: „A general description of each building on a site, including its use and, if not apparent from this description, its contents ...”.
(5) NN-LOF die kerntechnisch materiaal bevatten dat niet is vrijgesteld. De term „LOF” wordt in deze richtsnoeren gebruikt om installaties aan te duiden die kerntechnisch materiaal gebruiken in hoeveelheden van minder dan 1 kg effectief.
(6) Opmerking: De ontmantelingsactiviteiten kunnen nog doorgaan nadat de locatie de status „ontmanteld” heeft gekregen.