EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R2229

Verordening (EG) nr. 2229/2003 van de Raad van 22 december 2003 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van silicium van oorsprong uit Rusland

OJ L 339, 24.12.2003, p. 3–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 11 Volume 048 P. 173 - 183
Special edition in Estonian: Chapter 11 Volume 048 P. 173 - 183
Special edition in Latvian: Chapter 11 Volume 048 P. 173 - 183
Special edition in Lithuanian: Chapter 11 Volume 048 P. 173 - 183
Special edition in Hungarian Chapter 11 Volume 048 P. 173 - 183
Special edition in Maltese: Chapter 11 Volume 048 P. 173 - 183
Special edition in Polish: Chapter 11 Volume 048 P. 173 - 183
Special edition in Slovak: Chapter 11 Volume 048 P. 173 - 183
Special edition in Slovene: Chapter 11 Volume 048 P. 173 - 183
Special edition in Bulgarian: Chapter 11 Volume 033 P. 61 - 71
Special edition in Romanian: Chapter 11 Volume 033 P. 61 - 71

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 22/12/2003: This act has been changed. Current consolidated version: 30/04/2004

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/2229/oj

32003R2229

Verordening (EG) nr. 2229/2003 van de Raad van 22 december 2003 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van silicium van oorsprong uit Rusland

Publicatieblad Nr. L 339 van 24/12/2003 blz. 0003 - 0013


Verordening (EG) nr. 2229/2003 van de Raad

van 22 december 2003

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van silicium van oorsprong uit Rusland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1) (hierna "basisverordening" genoemd), en met name artikel 9,

Gezien het voorstel dat de Commissie heeft ingediend na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Procedure

1.1. Voorlopige maatregelen

(1) De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1235/2003(2) (hierna de "voorlopige verordening" genoemd) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van silicium van oorsprong uit Rusland. Deze maatregel had de vorm van een heffing ad valorem van 24,0 % tot 25,2 %.

(2) Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2001 tot en met 30 september 2002 (het "onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade betrof de periode van 1 januari 1998 tot het einde van het onderzoektijdvak (de "beoordelingsperiode").

1.2. Andere ingestelde maatregelen

(3) Een antidumpingrecht van 49 % ad valorem geldt thans voor de invoer van silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (hierna "China" genoemd)(3). Voor deze maatregel loopt momenteel een herzieningsprocedure(4) op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

1.3. Vervolgprocedure

(4) Na de instelling van het voorlopige antidumpingrecht ontvingen de partijen informatie over de feiten en overwegingen waarop de voorlopige verordening was gebaseerd. Enkele partijen dienden schriftelijk commentaar in. Alle belanghebbenden die hadden verzocht te worden gehoord, werden in de gelegenheid gesteld om door de Commissie te worden gehoord.

(5) Alle partijen werden in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen op grond waarvan werd overwogen de instelling van definitieve antidumpingrechten en de definitieve inning van de uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid gestelde bedragen, aan te bevelen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

(6) De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen zijn in aanmerking genomen en indien nodig zijn de definitieve bevindingen aangepast.

(7) De Commissie heeft alle gegevens die zij voor een definitieve vaststelling nodig had verzameld en gecontroleerd.

(8) Behalve de controlebezoeken aan de in overweging 7 van de voorlopige verordening genoemde bedrijven, is na de instelling van de voorlopige maatregelen een onderzoek ingesteld bij de volgende bedrijven in de Gemeenschap:

- GE Bayer Silicones, Leverkusen, Duitsland

- Raffinera Metalli Capra SpA, Brescia, Italië

- Vedani Carlo Metalli SpA, Milano, Italië

2. Betrokken product en soortgelijk product

2.1. Product

2.1.1. Opmerkingen van de producenten/exporteurs

(9) In overweging 9 van de voorlopige verordening is het betrokken product gedefinieerd als silicium, ingedeeld onder de GN-code 2804 69 00. Enkele exporteurs vroegen of silicafume, een bijproduct van siliciumdioxide dat door een filterproces bij de productie van silicium wordt verkregen, onder de onderhavige procedure valt.

(10) Silicafume valt niet onder de definitie van het betrokken product in de overwegingen 9 en 10 van de voorlopige verordening, omdat het slechts een bijproduct is van de productie van silicium. Silicafume is een poeder dat gebruikt wordt als additief voor beton. Om deze redenen kan worden bevestigd dat dit product, dat onder GN-code ex 2811 22 00 wordt ingedeeld, buiten deze procedure valt.

(11) De definitie van het betrokken product werd bestreden door een van de Russische producenten/exporteurs, volgens welke er twee onderscheiden soorten silicium zouden zijn, met dezelfde GN-code, waarvan de ene bestemd is voor gebruikers in de metaalsector en de andere voor gebruikers in de chemische industrie. Ter staving van deze bewering voor de Russische producent aan dat de twee kwaliteiten een significant verschillende chemische samenstelling zouden hebben, zij zouden namelijk verschillende sporenelementen bevatten, en dat zij voor verschillende typen eindgebruik bestemd zouden zijn. Er zouden twee onderscheiden typen gebruikers zijn, die onderling niet concurreren. Bovendien zouden de twee kwaliteiten niet zomaar inwisselbaar zijn.

(12) Uit het onderzoek bleek dat silicium in verschillende kwaliteiten wordt geproduceerd, en dat het silicium dat tijdens het onderzoektijdvak op de EU-markt werd verkocht, zowel het product van de bedrijfstak van de Gemeenschap als het uit Rusland ingevoerde product, meer dan 95 gewichtspercenten silicium bevatte. De kwaliteit van silicium wordt allereerst bepaald door het gehalte aan silicium en in de tweede plaats door het gehalte aan andere elementen, met name ijzer en calcium. Voor gespecialiseerde gebruikers, met name in de chemische industrie, wordt door de verhoudingen van andere sporenelementen bepaald voor welk gebruik het silicium geschikt is. Voor gespecialiseerde gebruikers wordt silicium gewoonlijk geproduceerd volgens specifieke criteria en slechts gekocht na uitgebreide verificatie door elke afzonderlijke gebruiker. Hoewel het gehalte aan sporenelementen dus van belang is voor gebruikers in de chemische sector, is dit niet voldoende om te concluderen dat het hier gaat om een afzonderlijk product dat onderscheiden moet worden van het silicium dat door gebruikers in de metaalsector wordt afgenomen.

(13) Ook werd bewijsmateriaal verstrekt waaruit bleek dat het hoogwaardige materiaal niet alleen aan gebruikers in de chemische sector werd verkocht, en dat deze gebruikers ook bepaalde hoeveelheden laagwaardig silicium, zogeheten metallurgisch silicium, afnamen. Ook wordt algemeen aanvaard dat gebruikers die minder hoge kwaliteitseisen stellen, met name secundaire gebruikers in de metaalsector, ook het silicium van hogere kwaliteit kunnen gebruiken. De bepalende factor is voor hen de prijs, omdat zij niet bereid zijn extra te betalen voor silicium van een hogere kwaliteit dan zij nodig hebben.

2.1.2. Opmerkingen van de gebruikers

(14) Ook een aantal gebruikers bestreed de voorlopige vaststelling van het betrokken product. Hun opmerkingen waren vrijwel gelijk aan die van de producenten/exporteurs, met name de opmerkingen van gebruikers in de metaalindustrie. Volgens alle laatstgenoemde gebruikers zijn er drie verschillende producttypen: één voor gebruikers in de chemische industrie en twee typen voor gebruikers in de metaalindustrie, namelijk standaardkwaliteit en laagwaardig silicium. Alle belanghebbenden gaven echter toe dat zij al deze kwaliteiten in hun productieproces konden gebruiken, hoewel zij vanwege de kosten de voorkeur gaven aan laagwaardig silicium. Dezelfde opmerkingen werden ontvangen van een van de organisaties van gebruikers in de metaalsector.

(15) Eén gebruiker in de chemische sector diende opmerkingen in over het betrokken product. Hij bevestigde dat het silicium dat hij aankoopt speciaal volgens zijn specificaties wordt geproduceerd en dat de sporenelementen in het silicium voor hem de belangrijkste factor zijn.

2.1.3. Opmerkingen van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(16) De bedrijfstak van de Gemeenschap was het eens met de voorlopige bevinding dat alle kwaliteiten silicium die onder de definitie in de overwegingen 9 en 10 van de voorlopige verordening vallen, als het betrokken product moeten worden beschouwd. De producenten in de Gemeenschap wezen er ook op dat veel van deze argumenten geen betrekking hebben op de vaststelling van het betrokken product, maar wel op de vaststelling van het soortgelijke product, en dat er bij de producenten/exporteurs over deze twee kwesties verwarring bestaat.

2.1.4. Conclusie inzake het betrokken product

(17) Silicium wordt vervaardigd in een aantal kwaliteiten die verschillen in ten eerste het ijzergehalte, ten tweede het calciumgehalte en ten derde het gehalte aan andere sporenelementen. Het productieproces dat in de EU en in Rusland wordt gebruikt is in wezen hetzelfde, namelijk met behulp van vlamboogovens.

(18) Er zijn op de EU-markt in wezen twee verschillende groepen gebruikers: de chemische industrie, die voornamelijk siliconen produceert, en de metaalindustrie, die aluminium produceert. De gebruikers in de metaalindustrie kunnen worden onderverdeeld in primaire aluminiumproducenten en secundaire aluminiumproducenten (recyclagebedrijven). Al het gebruikte silicium heeft echter een siliciumgehalte van ten minste 95 gewichtspercenten, meestal 98 % of 99 %.

(19) Er zijn drie kwaliteiten silicium vastgesteld: hoogwaardig silicium, standaardkwaliteit silicium en laagwaardig silicium. Deze indeling is gebaseerd op het ijzer- en calciumgehalte. Voor deze kwaliteiten werd geconstateerd dat er enige overlapping is wat betreft het gebruik dat de verschillende gebruikersgroepen ervan maken. Algemeen wordt aanvaard dat er geen fysieke, chemische of technische kenmerken zijn waardoor secundaire aluminiumproducenten een van deze kwaliteiten niet zouden kunnen gebruiken of waardoor primaire aluminiumproducenten de standaardkwaliteit of de hoogwaardige kwaliteit niet zouden kunnen gebruiken. De inwisselbaarheid is in de andere richting kleiner, hoewel er bewijsmateriaal is ingediend waaruit blijkt dat sommige gebruikers in de chemische industrie standaardkwaliteit silicium of laagwaardig silicium kunnen gebruiken. Welke kwaliteit een gebruiker kiest, wordt gewoonlijk bepaald door de prijs.

(20) Uit het onderzoek is, zoals eerder gezegd, gebleken dat alle soorten silicium, ondanks het verschillende gehalte aan andere chemische elementen, dezelfde fundamentele fysieke, chemische en technische kenmerken hebben. Het silicium is voor verschillende eindbestemmingen geschikt, maar de verschillende kwaliteiten en bestemmingen bleken niet in dezelfde mate onderling vervangbaar.

(21) De bevindingen in de overwegingen 9 en 10 van de voorlopige verordening worden daarom definitief bevestigd.

2.2. Soortgelijk product

(22) Uit de analyse is gebleken dat het argument in verband met het productcontrolenummer (PCN), besproken in overweging 14 van de voorlopige verordening, betrekking had op de prijsvergelijking tussen silicium uit Rusland en in de Gemeenschap geproduceerd silicium, alsmede de daarmee samenhangende schademarge. Deze prijs-, kwaliteits- en gebruiksverschillen leiden niet noodzakelijk tot de conclusie dat de producten niet soortgelijk zijn. Wat in dit verband telt, is of de betreffende producttypen dezelfde fundamentele fysieke en chemische kenmerken hebben en in wezen voor hetzelfde gebruik bestemd zijn. De bovengenoemde verschillen zullen in aanmerking worden genomen bij de vergelijking van exportprijs en normale waarden en bij het bepalen van bijvoorbeeld de onderbiedingsmarge en de schademarge.

(23) Een van de Russische producenten/exporteurs verwees naar de thans geldende antidumpingmaatregelen voor de invoer van silicium uit China (zie punt 1.2). Met name verwees hij naar overweging 55 van Verordening (EG) nr. 2496/97 van de Raad, waarin wordt gesteld dat "de kwaliteit van siliciummetaal uit Rusland en Oekraïne niet vergelijkbaar is met Europees of Chinees siliciummetaal".

(24) Hierover moet ten eerste worden opgemerkt dat die uitspraak werd gedaan in het kader van een onderzoek dat meer dan vijf jaar geleden plaatsvond, op basis van informatie die in het kader van dat onderzoek was verstrekt, en dat deze uitspraak niet wordt bevestigd in onderhavig onderzoek. Bovendien heeft overweging 55 van bovengenoemde verordening uitsluitend betrekking op het oorzakelijk verband. Uit de formulering blijkt duidelijk dat het betrokken product, evenals het soortgelijke product, uit alle bronnen (China, Rusland, de EU of het vergelijkingsland Noorwegen) silicium is. Al dit silicium is een soortgelijk product in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. Hoewel er kwaliteitsverschillen kunnen worden aangetroffen tussen verschillende siliciumproducenten in verschillende landen, kunnen deze verschillen op passende wijze in aanmerking worden genomen door aanpassingen uit te voeren. Er is ook geconstateerd dat er kwaliteitsverschillen zijn tussen de verschillende typen die uit Rusland naar de Gemeenschap worden uitgevoerd.

(25) Op basis van het bovenstaande en op het resultaat van het onderzoek wordt bevestigd dat het in Rusland geproduceerde silicium, dat zowel in het binnenland wordt verkocht als naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd, het silicium dat op de binnenlandse markt van het vergelijkingsland wordt verkocht en het silicium dat in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap wordt geproduceerd en verkocht dezelfde fysische en chemische basiskenmerken hebben. De conclusie is daarom dat alle soorten silicium een productfamilie vormen en soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3. Dumping

3.1. Normale waarde

(26) Aangezien geen opmerkingen zijn gemaakt, worden de overwegingen 15 tot en met 18 van de voorlopige verordening, betreffende markteconomische behandeling, gehandhaafd.

(27) Alle producenten/exporteurs voerden aan dat de kosten van elektriciteit, zoals die in de voorlopige fase zijn berekend, moeten worden aangepast. Zij benadrukten dat hun belangrijkste stroomleverancier een bedrijf is dat in meerderheid in particuliere handen is, en dat de lage prijs die het bedrijf berekent, kan worden verklaard door de aanwezigheid van het grootste complex van waterkrachtcentrales ter wereld, die een natuurlijk relatief voordeel biedt. Deze kwestie werd nader onderzocht. Omdat werd geconstateerd dat de elektriciteitsprijzen in Rusland door de overheid worden gereguleerd en dat de prijs die de betrokken elektriciteitsleverancier berekende zeer laag was, ook in vergelijking met leveranciers van in waterkrachtcentrales opgewekte elektriciteit in het vergelijkingsland Noorwegen en in Canada, is besloten dit argument af te wijzen en het voorlopige besluit om de prijs van een andere elektriciteitsleverancier in Rusland te gebruiken, te handhaven. Deze prijs werd gelijkwaardig bevonden met de laagste prijs die door representatieve elektriciteitsproducenten in de Gemeenschap wordt berekend.

(28) Omdat geen verdere opmerkingen zijn gemaakt, worden de overwegingen 19 tot en met 26 van de voorlopige verordening, betreffende de bepaling van de normale waarde, bevestigd.

3.2. Exportprijs

(29) Alle producenten/exporteurs voerden aan dat de bedrijven die het betrokken product naar de EG verkopen en die buiten Rusland zijn gevestigd, verbonden partijen zijn, en dat die bedrijven samen met de bedrijven in Rusland als één enkele economische entiteit moeten worden behandeld. Volgens hen moet de gebruikte exportprijs daarom de prijs zijn die deze verbonden bedrijven berekenen aan de eerste onafhankelijke afnemer in de EG.

(30) Voor de in de Gemeenschap (Verenigd Koninkrijk) gevestigde importeur is geen nieuw bewijsmateriaal ingediend waaruit zou blijken dat hij met de producent/exporteur is verbonden. Dit verzoek werd daarom afgewezen en de voorlopige vaststelling van de exportprijs op basis van de verkoopprijs die aan deze importeur werd berekend, werd daarom gehandhaafd.

(31) Bij de importeur in Zwitserland werd na de instelling van voorlopig maatregelen een onderzoek ter plaatse uitgevoerd, waarbij werd geconstateerd dat dit bedrijf inderdaad met de producent/exporteur was verbonden. Voor de verkopen via deze importeur werd de exportprijs daarom berekend op basis van de prijs die deze importeur berekende aan de eerste niet-verbonden afnemer in de Gemeenschap.

(32) Ten aanzien van de importeur op de Britse Maagdeneilanden moet ten eerste worden opgemerkt dat volgens artikel 2, lid 8, van de basisverordening de te gebruiken prijs "de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het product dat vanuit het land van uitvoer met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap wordt verkocht" is. Met andere woorden, wanneer bij de uitvoertransactie naar de Gemeenschap tussenpersonen betrokken zijn, moet niet de prijs in aanmerking worden genomen die uiteindelijk aan de afnemer in de Gemeenschap (die bij de producent/exporteur vaak niet bekend is) wordt berekend, maar de prijs waartegen het product het land van uitvoer verlaat. Het kan zijn dat deze prijs moet worden vervangen door de prijs voor latere wederverkoop, met name wanneer de betrokkenen verbonden zijn. Rusal heeft nieuwe informatie overgelegd die volgens het bedrijf een dergelijke relatie aantoont. De Commissie is echter van oordeel dat deze relatie niet overtuigend en ondubbelzinnig is aangetoond. Rusal participeert namelijk niet rechtstreeks in het bedrijf op de Britse Maagdeneilanden, en de ondernemingsstructuren zijn gecompliceerd en ondoorzichtig. Volgens het bedrijf is de relatie het gevolg van indirecte participatie, maar voor deze stelling werd geen bewijsmateriaal overgelegd. Volgens Rusal verricht het bedrijf op de Britse Maagdeneilanden bovendien geen economische activiteiten ten aanzien van verkoop of distributie van de te exporteren producten, maar gaat het uitsluitend om een brievenbusmaatschappij. Met andere woorden, er zou in werkelijkheid geen sprake zijn van verkoop via een derde. Het bedrijf op de Britse Maagdeneilanden zou uitsluitend een geadresseerde zijn, om verder niet duidelijke boekhoudkundige redenen. De werkelijke rol van dit bedrijf op de Britse Maagdeneilanden kon niet worden nagegaan en de betalingsstromen konden evenmin met voldoende zekerheid worden gevolgd. De voorlopige vaststelling werd daarom gehandhaafd en de exportprijs werd vastgesteld op basis van de verkoopprijs die aan het bedrijf op de Britse Maagdeneilanden werd berekend.

3.3. Vergelijking

(33) Een van de producenten/exporteurs verzocht opnieuw om een aanpassing in verband met fysieke kenmerken, omdat de kwaliteit van het op de Russische markt verkochte silicium gemiddeld hoger zou zijn, wat tot hogere productiekosten zou leiden. Het bedrijf kon echter geen nieuw bewijsmateriaal leveren voor zijn stelling dat er een consistent kwaliteitsverschil is tussen de op de binnenlandse markt verkochte producttypen en de naar de Gemeenschap geëxporteerde producttypen. De voorlopige aanpak werd daarom gehandhaafd en er werd geen aanpassing verricht voor fysieke kenmerken.

(34) Twee bedrijven herhaalden hun verzoek om aanpassing voor hoeveelheid en handelsstadium. Op het verzoek om aanpassing in verband met hoeveelheid kon niet worden ingegaan, omdat het bedrijf niet kon aantonen dat kortingen of rabatten specifiek waren verleend voor de aankoop van verschillende hoeveelheden, en omdat met deze verschillen in hoeveelheid al rekening was gehouden bij de aanpassing in verband met het handelsstadium voor verschillende soorten afnemers, die in de voorlopige fase al was uitgevoerd. Het bedrijf kon ten aanzien van zijn verzoek om een extra aanpassing voor het handelsstadium niet aantonen dat de in de voorlopige fase verrichte aanpassing onvoldoende was. Er werd daarom geen extra aanpassing uitgevoerd.

3.4. Dumpingmarge

(35) Aangezien geen opmerkingen zijn gemaakt, worden de overwegingen 29 en 30 van de voorlopige verordening, betreffende markteconomische behandeling, gehandhaafd.

(36) De definitieve dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de invoerprijs cif grens Gemeenschap, zijn als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. Schade

4.1. Bedrijfstak van de Gemeenschap

(37) Aangezien er ten aanzien van de definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap geen opmerkingen werden ontvangen, worden de inhoud en de voorlopige conclusies van de overwegingen 33 en 34 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.2. Siliciumverbruik in de Gemeenschap

(38) Aangezien geen nieuwe informatie over het verbruik beschikbaar is gekomen, worden de voorlopige bevindingen, zoals omschreven in de overwegingen 35 en 36 van de voorlopige verordening, gehandhaafd.

4.3. Invoer van silicium in de Gemeenschap

4.3.1. Omvang en marktaandeel van het ingevoerde product

(39) Aangezien geen nieuwe informatie over de omvang of het marktaandeel van het in de Gemeenschap ingevoerde silicium beschikbaar is gekomen, worden de voorlopige bevindingen, zoals omschreven in de overwegingen 37 tot en met 43 van de voorlopige verordening, gehandhaafd.

4.3.2. Prijsonderbieding en druk op de prijzen

(40) De berekening van de prijsonderbieding werd aangepast in verband met de aanpassing in verband met handelsstadium en kwaliteit. Deze aanpassingen worden vastgesteld op basis van gecontroleerde gegevens en stemmen overeen met een redelijke schatting van de marktwaarde van de verschillen.

(41) De definitieve onderbiedingsmarges laten zien dat de onderbieding 10,2 % bedroeg.

(42) De prijsonderbieding en de mate waarin de prijzen werden onderboden moeten worden gezien in het licht van het feit dat de prijzen onder druk stonden. De prijzen daalden in de beoordelingsperiode aanzienlijk (-16 %) en wel zodanig dat de productiekosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap in die periode niet volledig werden gedekt.

4.4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(43) Volgens de twee Russische producenten/exporteurs zou de bedrijfstak van de Gemeenschap geen ernstige schade lijden, omdat de meeste schade-indicatoren een positieve ontwikkeling te zien zouden geven. De producenten/exporteurs wezen in dit verband met name op verbeteringen ten aanzien van productie, capaciteit, bezettingsgraad, omvang van de verkoop in de Gemeenschap, marktaandeel, voorraden, aantal arbeidsplaatsen en productiviteit in de beoordelingsperiode.

(44) Uit nadere beschouwing van de schade-indicatoren en het vermelde in de overwegingen 71 en 72 van de voorlopige verordening blijkt echter dat de belangrijkste positieve ontwikkelingen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap plaatsvonden in de periode 1998-2000. In de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak stegen bijna alle indicatoren slechts lichtjes, bleven zij gelijk of vielen zij terug. Dit is de periode waarin de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap het duidelijkst te zien is.

(45) Zoals aangegeven in overweging 72 van de voorlopige verordening waren de relatief goede prestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap tot 2000 rechtstreeks te danken aan het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap had besloten te investeren in aanvullende productiefaciliteiten in de Gemeenschap. In die periode zag de bedrijfstak van de Gemeenschap dan ook een stijging van productie, productiecapaciteit, omvang van de verkoop, marktaandeel, aantal arbeidsplaatsen en productiviteit. De winstgevendheid bedroeg 5 % van de netto verkoopwaarde.

(46) Terwijl de aanwezigheid van de laaggeprijsde invoer met dumping uit Rusland steeds sterker werd, verslechterde vervolgens de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Het marktaandeel, de cashflow, de investeringen en het rendement daalden aanzienlijk.

(47) De ontwikkeling van andere schade-indicatoren, met name de afname van de winstgevendheid en de verkoopprijzen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode, leidde bovendien tot de conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap ernstige schade heeft geleden.

4.5. Conclusie inzake schade

(48) Om deze redenen, en omdat er geen nieuwe informatie is die aanleiding geeft tot herziening van de conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak ernstige schade heeft geleden, met name wat prijzen en winstgevendheid betreft, worden de door de Russische producenten/exporteurs aangevoerde argumenten afgewezen. De bevindingen en de conclusie in de overwegingen 71 tot en met 73 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

5. OORZAKELIJK VERBAND

(49) Een van de Russische producenten/exporteurs voerde aan dat zelfs al zou de bevinding inzake ernstige schade worden bevestigd, deze schade niet door de invoer van Russisch silicium zou zijn ontstaan. Een aantal andere factoren zou de werkelijke oorzaak van de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn, als er al van schade sprake zou zijn. Als verklaringen voor schade die door de bedrijfstak van de Gemeenschap zou zijn geleden werd een aantal factoren genoemd: groter aandeel van andere derde landen in de invoer in de Gemeenschap ten opzichte van Rusland; door de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf toegebrachte schade; exportprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap; invoer van silicium door de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf; verschillen tussen de markt voor silicium voor de chemische industrie en de metaalindustrie. Een van de Russische producenten voerde ook aan dat er in het onderzoektijdvak een verschil van 16 % zou zijn tussen de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de Russische prijzen, en dat uit dit grote verschil zou blijken dat er geen prijsconcurrentie zou zijn tussen het silicium uit de twee bronnen waaruit de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn silicium betrekt.

5.1. Invoer uit andere derde landen

(50) Zoals gezegd in overweging 98 van de voorlopige verordening was de invoer uit enkele andere derde landen veel omvangrijker dan die uit Rusland. Met uitzondering van China nam de omvang van de invoer uit al die landen echter af in de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak, dat wil zeggen in de periode dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn economische situatie zag verslechteren. Bovendien waren de prijzen van de producten uit die landen in alle gevallen hoger dan die van het Russische product, en wanneer ze de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderboden, was het prijsverschil zeer gering.

(51) Een van de Russische producenten/exporteurs beweerde dat de gegevens van Eurostat onbetrouwbaar zouden zijn, omdat geen rekening zou zijn gehouden met verschillen in de productmix. De Russische producent/exporteur wees op grote prijsverschillen tussen het voornamelijk laagwaardige silicium uit Rusland en het hoogwaardiger silicium uit andere derde landen. Volgens hem zou bij de prijsvergelijking gebruik moeten worden gemaakt van de prijzen die de gebruikers daadwerkelijk hebben betaald voor silicium uit verschillende bronnen.

(52) Deze producent heeft geen bewijs overgelegd ter staving van zijn bewering. Door het ontbreken van voldoende gegevens van de gebruikers over de prijs die zij hebben betaald voor silicium uit andere derde landen, kon deze prijsvergelijking bovendien niet worden gemaakt. De informatie van Eurostat is gezien deze omstandigheden de beste manier om de prijs van silicium uit andere derde landen vast te stellen. In het kader van het gelijktijdig plaatsvindende herzieningsonderzoek in verband met het verstrijken van de maatregelen tegen China bleek dat de gemiddelde onderbiedingsmarge die werd vastgesteld bij de vergelijking van de prijzen per kwaliteit silicium overeenstemde met de marge die werd vastgesteld bij de vergelijking van de gemiddelde door Eurostat vastgestelde invoerprijs met de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(53) Verder moet worden opgemerkt dat voor een eerlijke vergelijking van de invoerprijzen in alle gevallen gebruik is gemaakt van de gegevens van Eurostat. Voor Rusland waren voor het onderzoektijdvak gecontroleerde gegevens beschikbaar en bleek de werkelijke prijs van het geïmporteerde product enigszins lager te liggen dan de prijs die Eurostat had vastgesteld.

5.2. Schade door eigen toedoen

(54) Beweerd is dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade met name te wijten was aan de stijgende kosten die gemaakt waren voor nieuwe productiecapaciteit, waarmee werd getracht het marktaandeel te verhogen. In dit verband werd beweerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de hoogste gemiddelde productiekosten ter wereld zou hebben. Deze bewering was gebaseerd op een vergelijking van de gecontroleerde productiekosten voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en de Russische producenten in de onderhavige procedure met de gepubliceerde kosten voor andere derde landen. De in de gepubliceerde cijfers opgenomen kostenelementen waren echter niet duidelijk aangegeven. Er waren dus geen aanwijzingen dat die productiekosten konden werden vergeleken met de productiekosten die tijdens het onderzoek waren gecontroleerd. In de meeste gevallen leken de gepubliceerde cijfers uit te gaan van alleen de fabricagekosten en werden essentiële kostenonderdelen als verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten buiten beschouwing gelaten. Interessant is bovendien dat de Russische producent/exporteur geen overeenkomstige gepubliceerde gegevens voor de bedrijfstak van de Gemeenschap kon overleggen. Op deze bewering kon dan ook niet worden ingegaan, en de argumenten van de Russische producent/exporteur werden afgewezen. Deze aanpak wordt gesteund door de constatering dat de gecontroleerde productiekosten in het vergelijkingsland Noorwegen hoger bleken dan de cijfers die de Russische producent/exporteur had overgelegd. Aangepast aan de volledige kosten bleken de gecontroleerde productiekosten in Noorwegen overeen te stemmen met die van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(55) Zelfs al zouden de kosten van de bedrijfstak van de Gemeenschap relatief hoger zijn, dan nog zou door dat feit het oorzakelijke verband tussen de laaggeprijsde import en de schade van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet worden verbroken. Zoals aangegeven in overweging 83 van de voorlopige verordening zou de bedrijfstak van de Gemeenschap, als de prijzen in de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak niet zouden zijn ingezakt, 1,7 % winst hebben gemaakt in plaats van 2,1 % verlies.

5.3. Uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap

(56) Aangevoerd werd dat de afname van de exportverkoop voor de bedrijfstak van de Gemeenschap de winstgevendheid van de verkopen in de EU zou hebben aangetast. Er werd echter geen bewijsmateriaal ter staving van dit argument overgelegd.

(57) De totale terugval van de exportverkoop in de periode van 1998 tot het onderzoektijdvak vertegenwoordigde slechts 2,3 % van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak. Het effect ervan op prijzen en winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap kan, zo er al een effect is, slechts van onbeduidende aard zijn. Ook kan redelijkerwijs worden verondersteld dat de terugval van de uitvoer ten dele te wijten is aan de vraag naar in de Gemeenschap vervaardigd silicium tijdens het onderzoektijdvak.

5.4. Invoer van silicium door de bedrijfstak van de Gemeenschap

(58) Een van de Russische producenten betwijfelde de conclusie van overweging 85 van de voorlopige verordening dat met de bedrijfstak van de Gemeenschap verbonden ondernemingen die silicium aankopen het besluit daartoe nemen op eigen initiatief en zonder te zijn beïnvloed door de bedrijfstak van de Gemeenschap. Ter ondersteuning hiervan werd aangevoerd dat deze verbonden ondernemingen niet in de gelegenheid waren gesteld hun visie op de procedure kenbaar te maken. Dit zou bewijzen dat die ondernemingen onder controle stonden van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(59) Het feit dat de met de bedrijfstak van de Gemeenschap verbonden ondernemingen in deze procedure geen opmerkingen hebben ingediend tegen de instelling van antidumpingmaatregelen, betekent niet dat zij niet vrij zijn hun grondstoffen te betrekken waar zij dat wensen, op basis van financiële overwegingen. Aangezien is vastgesteld dat deze ondernemingen silicium hebben aangekocht bij de bedrijfstak van de Gemeenschap, bij Russische bedrijven of waar zij dat silicium ook wensten aan te kopen, wordt overweging 85 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.5. Verschillen tussen de markten voor silicium voor de chemische industrie en voor silicium voor de metaalindustrie

(60) Er is beweerd dat de problemen waarmee de bedrijfstak van de Gemeenschap sinds 2000 wordt geconfronteerd, te wijten zouden zijn aan een daling van de vraag naar silicium voor de chemische industrie, die weer een gevolg zou zijn van een afname van de vraag naar de producten van die chemische industrie. De bedrijfstak van de Gemeenschap zou meer silicium verkopen aan gebruikers in de chemische industrie dan aan de metaalindustrie, terwijl voor de Russische producenten/exporteurs het omgekeerde zou gelden. Omdat het Russische silicium voor de chemische industrie niet zou concurreren met het in de Gemeenschap vervaardigde silicium, zouden de problemen van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet te wijten kunnen zijn aan de invoer uit Rusland.

(61) Onderstaande tabel geeft de trends weer wat betreft de prijzen en de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan de chemische industrie.

Verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan de chemische industrie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

bedrijfstak van de Gemeenschap

(62) Deze tabel laat zien dat de omvang van de verkoop aan de chemische industrie in de beoordelingsperiode met 42 % steeg, maar de gemiddelde prijs met 13 % zakte. Voor de totale verkoop van silicium tijdens de beoordelingsperiode geldt daarentegen dat de omvang met 57 % is toegenomen en de prijzen met 16 % zijn gedaald (zie de tabellen 8 en 9 van de voorlopige verordening).

(63) In de periode van 2000 tot het onderzoektijdvak, terwijl de schadetrends een sterke terugval van prijzen en winstgevendheid te zien gaven, nam de verkoop aan de chemische industrie af met circa 5000 ton (-7 %), maar stegen de gemiddelde prijzen met [fmxeuro] 14 per ton (+1,1 %). Voor alle verkopen laten de overeenkomstige cijfers een toename zien van omstreeks 3000 ton (+2,1 %), terwijl de gemiddelde prijzen met [fmxeuro] 46 per ton zakten.

(64) Er zijn dan ook geen redenen om aan te nemen dat de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap te wijten is aan het inzakken van de verkoop aan de chemische industrie. Gezien de aard van de geleden schade is veeleer het omgekeerde het geval.

(65) Het argument dat de ontwikkelingen in de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan de chemische industrie de werkelijke oorzaak waren van de schade in het onderzoektijdvak, wordt daarom afgewezen.

5.6. Prijsconcurrentie

(66) Het prijsverschil tussen het in de Gemeenschap geproduceerde silicium en het uit Rusland ingevoerde silicium is niet 16 %, zoals door een van de Russische exporteurs werd beweerd, maar wel degelijk gemiddeld 11 % in het onderzoektijdvak (zie overweging 46 van de voorlopige verordening). Dit verschil bestond ondanks dat de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de periode van 2001 tot het onderzoektijdvak met 7 % daalden. Dit wordt gezien als een duidelijke indicatie van het effect van de Russische prijzen op de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De bewering dat de prijsonderbieding zo groot is dat die de schade van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet kan hebben veroorzaakt, druist tegen het gezond verstand in.

(67) Uit het onderzoek bleek dan ook dat zowel de bedrijfstak van de Gemeenschap als de Russische producenten/exporteurs grote hoeveelheden silicium verkopen aan dezelfde afnemers of afnemers in dezelfde sector. Het is tevens duidelijk dat de lage prijzen van het Russische product door deze gebruikers werden gebruikt om de bedrijfstak van de Gemeenschap bij de onderhandelingen onder druk te zetten.

5.7. Conclusie inzake de oorzaak van de schade

(68) Gezien het bovenstaande worden de argumenten van de Russische producenten/exporteurs afgewezen en worden de bevindingen en conclusies in de overwegingen 101 en 102 van de voorlopige verordening bevestigd.

6. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(69) Na de voorlopige vaststelling dat de instelling van maatregelen niet strijdig was met het belang van de Gemeenschap, werden belanghebbenden uitgenodigd zich te melden en aan de procedure mede te werken. Opmerkingen werden ontvangen van vier gebruikers en van een gebruikersorganisatie, die aan de voorlopige fase van de procedure hadden meegewerkt. Opmerkingen over de voorlopige bevindingen werden ook ontvangen van vijf gebruikers en een gebruikersorganisatie die aan de voorlopige fase van de procedure geen medewerking hadden verleend. Geen van de importeurs van silicium diende opmerkingen in. Drie EG-leveranciers van grondstoffen aan de Russische producenten hadden al in de voorlopige fase opmerkingen ingediend.

(70) De na de publicatie van de voorlopige verordening ingediende opmerkingen betroffen alleen de noodzaak een onderscheid te maken tussen silicium voor de chemische industrie en voor de metaalindustrie, d.w.z. kwesties inzake betrokken product en soortgelijk product. Door de gebruikers zijn geen opmerkingen ingediend over de gevolgen van de maatregelen voor hun kosten of hun winstgevendheid en is geen informatie verstrekt aan de hand waarvan deze zouden kunnen worden geschat.

(71) Uit onderzoek bij de gebruikers is echter gebleken dat zij, hoewel zij tegen maatregelen zijn omdat zij daardoor voor hogere kosten komen te staan, het over het algemeen eens zijn met de methoden die de Commissie in haar analyse heeft toegepast. Het is waarschijnlijk dat maatregelen voor de gebruikers gevolgen hebben. Volgens de beschikbare informatie zullen de meerkosten voor gebruikers in de metaalindustrie door de rechten omstreeks [fmxeuro] 11 per ton eindproduct bedragen, ofwel 0,8 %.

(72) Voor de EG-leveranciers van grondstoffen geldt dat het instellen van maatregelen enige negatieve gevolgen voor hun omzet en winstgevendheid zou kunnen hebben; er is echter geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit zou blijken de deze gevolgen zouden opwegen tegen de verwachte voordelen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(73) Er zijn derhalve in het geheel geen nieuwe gegevens verstrekt die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat instelling van definitieve maatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Gemeenschap. De conclusie van overweging 118 van de voorlopige verordening wordt daarom definitief bevestigd.

7. DEFINITIEVE MAATREGELEN

(74) Gezien de conclusies inzake dumping, schade, oorzaak en het belang van de Gemeenschap luidt het oordeel dat definitieve antidumpingrechten moeten worden ingesteld om verdere schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping uit Rusland te voorkomen.

7.1. Schademarge

(75) Over de methoden die in de voorlopige fase zijn gebruikt voor het berekenen van de schademarge, zijn een aantal verzoeken ingediend.

7.1.1. Pcn-tabel

(76) In overweging 14 van de voorlopige verordening werd gemeld dat volgens een van de Russische producenten/exporteurs in de tabel met productcontrolenummers (pcn) waarin alle typen silicium worden opgesomd, niet voldoende gegevens over de chemische samenstelling van de verschillende typen silicium zijn vermeld, waardoor geen juiste vergelijking van de verschillende kwaliteiten silicium mogelijk zou zijn. Voorgesteld werd de pcn-tabel te wijzigen door daarin de uit Rusland ingevoerde typen duidelijk aan te geven naast de typen die door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden verkocht.

(77) Eén onderneming verzocht om opneming van nog een kwaliteit silicium, namelijk silicium met een ijzergehalte van meer dan 0,8 %. Het kan zijn dat voor silicium met een hoog ijzergehalte lagere marktprijzen worden betaald, maar er is geen bewijs geleverd dat er een duidelijk marktverschil bestaat tussen silicium met een ijzergehalte van meer 0,5 % en silicium met een ijzergehalte van meer dan 0,8 %. Omdat prijsverschillen tussen silicium met deze verschillende ijzergehaltes in ieder geval kunnen worden gecorrigeerd door een prijsaanpassing, die ook is verricht, is dit verzoek afgewezen.

(78) De overige Russische producenten/exporteurs verzochten om twee wijzigingen in de pcn-tabel. Zij verzochten ten eerste om definitie van een nieuwe kwaliteit met de sporenelementen als belangrijkste determinerende factor. Volgens hen zou zonder deze aanpassing het silicium voor gebruikers in de metaalindustrie op oneerlijk wijze met het silicium voor de chemische industrie worden vergeleken. Zij verzochten voorts om indeling van silicium met een ijzergehalte van precies 0,5 % als laagwaardig silicium in plaats van als standaardkwaliteit, zoals in de huidige pcn-tabel.

(79) Aanvaarding van het eerste verzoek zou de pcn-tabel niet nauwkeuriger hebben gemaakt, maar leiden tot slecht gedefinieerde criteria, waardoor het risico zou ontstaan dat belanghebbenden hun verkoop naar believen aan een bepaald pcn zouden kunnen toewijzen. Een dergelijke vrijheid zou afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de informatie die het pcn oplevert, en daarmee aan de betrouwbaarheid van de schademarge. Er zijn ook geen aanwijzingen dat handhaving van de huidige structuur van de pcn-tabel tot foutieve of minder nauwkeurige bevindingen zou leiden. Berekening van de prijsonderbieding op basis van standaard- of laagwaardig silicium zou bijvoorbeeld tot een afwijking van marges met ten hoogste 0,2 % leiden. Het verzoek wordt om deze redenen afgewezen.

(80) Ook ter ondersteuning van het tweede verzoek is geen bewijsmateriaal overgelegd. Er zijn aanwijzingen dat silicium met een ijzergehalte van 0,5 % door de gebruikers als standaardkwaliteit wordt gezien. Wijziging van de pcn-tabel werd daarom niet nodig geacht.

7.1.2. Winstmarge

(81) In de voorlopig fase werd vastgesteld dat een winstmarge van 6,5 % op de omzet als een passend minimum kon worden beschouwd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in afwezigheid van schadeveroorzakende dumping redelijkerwijs zou kunnen behalen. Aangevoerd is dat deze marge te hoog zou zijn en dat een marge van omstreeks 3 % passender zou zijn.

(82) Het verzoek om een marge van 3 % toe te passen wordt niet ondersteund door de feiten. Een winstmarge van 6,5 % is in overeenstemming met de winsten die de bedrijfstak van de Gemeenschap behaalde toen er op de markt van de Gemeenschap eerlijke marktcondities heersten, namelijk in de periode 1998-2000. Bovendien is het gezien de dumpingmarges die zijn vastgesteld en de omvang van de invoer uit Rusland ook waarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in het onderzoektijdvak ten minste deze winstmarge zou hebben behaald.

7.1.3. Aanpassingen in verband met kwaliteit

(83) Volgens een van de Russische producenten zou het in een van zijn fabrieken geproduceerde silicium van een lagere kwaliteit zijn dan het silicium dat in de andere fabriek werd geproduceerd, zulks als gevolg van verschillen in het productieproces. Volgens deze producent zou voor het silicium van lagere kwaliteit een aanpassing moeten worden verricht om een eerlijke vergelijking met de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap mogelijk te maken. De gevraagde aanpassing kwam overeen met het verschil in de gemiddelde productiekosten voor de twee fabrieken.

(84) Er wordt aanvaard dat er een verschil is in de door de twee fabrieken geleverde kwaliteit. Aanpassingen kunnen echter alleen worden verricht indien kan worden aangetoond dat de verschillen gevolgen hebben voor de prijzen die op de markt kunnen worden behaald, in dit geval in de EU. Per kwaliteit werd daarom een vergelijking verricht om vast te stellen of er een consequent verschil was in de verkoopprijzen die voor de producten van de twee fabrieken werden betaald. In de fabriek die mindere kwaliteit produceerde werd geen hoogwaardig silicium geproduceerd; aanpassing was dus niet nodig. Ten aanzien van de standaardkwaliteit werd een duidelijk prijsverschil vastgesteld; om deze reden werd voor de verkoop van uit deze fabriek afkomstig silicium een aanpassing van 4 % verricht. Ten aanzien van het laagwaardige silicium werd geen prijsverschil geconstateerd en derhalve was aanpassing niet nodig.

(85) De tweede Russische producent beweerde dat al zijn silicium van zo'n lage kwaliteit was, dat rechtstreekse prijsvergelijking met zelfs door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigd laagwaardig silicium niet mogelijk was.

(86) Aanvaard wordt ook hier dat met name het ijzergehalte van het door deze producent vervaardigde silicium hoger is dan het ijzergehalte in het door de bedrijfstak van de Gemeenschap en de andere Russische producent vervaardigde silicium. Om het eventuele kwaliteitseffect op de prijzen die deze producent op de EU-markt behaalde, te berekenen, werden deze prijzen per kwaliteit vergeleken met de gemiddelde prijzen die de andere Russische producent behaalde.

(87) Uit deze vergelijking bleek dat de prijzen van het laagwaardige silicium van deze Russische producent dienden te worden aangepast om een prijsvergelijking met het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde laagwaardige silicium mogelijk te maken.

7.1.4. Aanpassing voor handelsstadium

(88) De Russische producenten vroegen om een prijsaanpassing in verband met het verschillende handelsstadium van hun verkopen in de EU. Het bleek dat een van de Russische producenten al zijn silicium verkocht via een handelaar op de Britse Maagdeneilanden. De tweede producent verkocht via een verbonden handelaar in Zwitserland, een niet verbonden handelaar in de EU en rechtstreeks aan de eindgebruikers. De bedrijfstak van de Gemeenschap verkocht bijna uitsluitend rechtstreeks aan de eindgebruikers.

(89) Om te beoordelen of een aanpassing in verband met het handelsstadium nodig was, werden alle verkopen van dezelfde producent via de diverse verkoopkanalen onderzocht en werd gekeken of er een consequent prijsverschil was. Naar aanleiding hiervan werd een aanpassing voor het handelsstadium verricht voor alle verkoop via niet-verbonden handelaren.

7.2. Vorm en hoogte van het definitieve recht

(90) Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening moeten de definitief in te stellen antidumpingrechten even hoog zijn als de dumpingmarge of de schademarge, indien deze lager is. Deze maatregelen worden net als de voorlopige maatregelen ingesteld in de vorm van een recht ad valorem.

7.3. Definitieve inning van het voorlopige recht

(91) Gezien de hoogte van de dumpingmarges die voor de Russische producenten/exporteurs zijn vastgesteld en de omvang van de schade die aan de bedrijfstak van de Gemeenschap is toegebracht, dienen de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht dat bij de voorlopige verordening, dat wil zeggen Verordening (EG) nr. 1235/2003 van de Commissie, is ingesteld, definitief te worden geïnd tot het bedrag van het definitieve recht. Wanneer het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, wordt uitsluitend het bedrag dat uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werd gesteld definitief geïnd.

(92) Verzoeken om toepassing van een individueel antidumpingrecht (bijvoorbeeld naar aanleiding van een naamsverandering van de rechtspersoon of naar aanleiding van de oprichting van nieuwe productie- of verkoopeenheden) dienen onverwijld aan de Commissie te worden gericht met alle relevante informatie, met name over eventuele wijzigingen van de activiteiten van de onderneming in verband met de productie, de binnenlandse verkoop en de exportverkoop die verband houden met bijvoorbeeld genoemde naamsverandering of genoemde verandering in de productie- en verkoopeenheden. Indien nodig wordt de verordening dienovereenkomstig gewijzigd, door aanpassing van de lijst van ondernemingen waarvoor een afzonderlijk recht geldt.

7.4. Verbintenissen

(93) Na de instelling van de voorlopige maatregelen en de bekendmaking van de definitieve bevindingen bood een van de Russische producenten/exporteurs een prijsverbintenis aan overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening.

(94) Deze producent/exporteur produceert verschillende typen producten, die ook gecombineerd kunnen worden verkocht. Dit brengt het risico met zich mee dat kruiscompensatie wordt toegepast, dat wil zeggen dat de prijzen waartoe de onderneming zich heeft verbonden formeel worden aangehouden, maar de prijzen voor andere producten worden verlaagd indien deze in combinatie met het betrokken product worden verkocht. Dit zou de verbintenis om een minimumprijs voor silicium te respecteren gemakkelijk te ontduiken en zeer moeilijk te controleren maken.

(95) Om voornoemde redenen is geconcludeerd dat de verbintenissen die na de bekendmaking van de definitieve bevindingen zijn aangegaan, als zodanig in hun huidige vorm niet kunnen worden aanvaard. De betrokkenen zijn hiervan op de hoogte gesteld en de tekortkomingen van de aangeboden verbintenissen zijn aan de betrokken exporteurs in detail bekendgemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Een definitief antidumpingrecht wordt ingesteld op silicium met een siliciumgehalte van minder dan 99,99 gewichtspercenten, ingedeeld onder GN-code 2804 69 00, van oorsprong uit Rusland.

2. De definitieve antidumpingrechten voor het product van de onderstaande ondernemingen, van oorsprong uit Rusland, zijn als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders bepaald zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het voorlopige recht, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1235/2003 van de Commissie, op de invoer van silicium met een siliciumgehalte van minder dan 99,99 gewichtspercenten, ingedeeld onder GN-code 2804 69 00, van oorsprong uit Rusland, worden definitief geïnd overeenkomstig de hierna genoemde regels.

De als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven. Wanneer het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, wordt uitsluitend het bedrag dat uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werd gesteld definitief geïnd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 2003.

Voor de Raad

De voorzitster

A. Matteoli

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1972/2002 (PB L 305 van 7.11.2002, blz. 1).

(2) PB L 173 van 11.7.2003, blz. 14.

(3) Verordening (EG) nr. 2496/97 van de Raad van 11 december 1997 Verordening (EG) nr. 2496/97 van de Raad van 11 december 1997 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van siliciummetaal van oorsprong uit de Volksrepubliek China. (PB L 345 van 16.12.1997, blz. 1).

(4) PB C 246 van 12.10.2002, blz. 9.

Top