This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32003Q1231(01)
Interinstitutional agreement on better law-making
Interinstitutioneel akkoord — "Beter wetgeven"
Interinstitutioneel akkoord — "Beter wetgeven"
PB C 321 van 31.12.2003, p. 1–5
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 12/04/2016; vervangen door 32016Q0512(01)
Interinstitutioneel akkoord — "Beter wetgeven"
Publicatieblad Nr. C 321 van 31/12/2003 blz. 0001 - 0005
Interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven" (2003/C 321/01) HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 5 en het aan dat verdrag gehechte Protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, onder verwijzing naar Verklaring nr. 18 betreffende de geraamde kosten van Commissievoorstellen en Verklaring nr. 19 betreffende de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht, beide gehecht aan de Slotakte van Maastricht, onder verwijzing naar de Interinstitutionele Akkoorden van 25 oktober 1993 over de procedures voor de tenuitvoerlegging van het subsidiariteitsbeginsel(1), 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten(2), 22 december 1998 betreffende de gemeenschappelijke richtsnoeren voor de redactionele kwaliteit van de communautaire wetgeving(3), en 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten(4), gezien de conclusies van het voorzitterschap van de bijeenkomsten van de Europese Raad in Sevilla, op 21 en 22 juni 2002, en in Brussel, op 20 en 21 maart 2003, beklemtonend dat dit akkoord wordt gesloten ongeacht de resultaten van de Intergouvernementele Conferentie in aansluiting op de Conventie over de toekomst van Europa, NEMEN HET VOLGENDE AKKOORD AAN: Gemeenschappelijke verbintenissen en doelstellingen 1. Het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen komen overeen de kwaliteit van de wetgeving te verbeteren door middel van een aantal in dit interinstitutioneel akkoord omschreven initiatieven en procedures. 2. In het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden en met inachtneming van de in de Verdragen vastgestelde procedures komen de drie instellingen, wijzend op het belang dat zij aan de communautaire methode hechten, overeen dat zij algemene beginselen zoals democratische legitimiteit, subsidiariteit en evenredigheid, en rechtszekerheid in acht zullen nemen. Voorts komen zij overeen eenvoud, duidelijkheid en coherentie bij de opstelling van wetteksten, alsmede maximale transparantie van het wetgevingsproces te bevorderen. Zij verzoeken de lidstaten toe te zien op een juiste en snelle omzetting, binnen de voorgeschreven termijnen, van het Gemeenschapsrecht in hun nationale wetgeving, overeenkomstig de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomsten in Stockholm, Barcelona en Sevilla. Betere coördinatie van het wetgevingsproces 3. De drie instellingen komen overeen de algemene coördinatie van hun werkzaamheden op wetgevingsgebied te verbeteren, als essentiële voorwaarde voor een betere wetgeving van de Europese Unie. 4. De drie instellingen komen overeen hun voorbereidende en wetgevingswerkzaamheden in het kader van de medebeslissingsprocedure beter te coördineren, en te zorgen voor adequate openbaarmaking ervan. De Raad stelt het Europees Parlement tijdig in kennis van het ontwerp van zijn strategisch meerjarenprogramma dat hij ter goedkeuring voorlegt aan de Europese Raad. De drie instellingen stellen elkaar in kennis van hun respectieve jaarlijkse wetgevingsprogramma's, met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke jaarplanning. Het Europees Parlement en de Raad streven er met name naar voor elk wetgevingsvoorstel een indicatief tijdschema vast te stellen van de diverse fasen die moeten leiden tot de uiteindelijke aanneming van dat voorstel. Indien het meerjarenprogramma interinstitutionele gevolgen heeft, brengen de drie instellingen samenwerking op gang langs de geëigende wegen. Het jaarlijkse wetgevings- en werkprogramma van de Commissie bevat voorzover mogelijk informatie over de keuze van de wetgevingsinstrumenten en de beoogde rechtsgrondslag van elk voorstel. 5. Ter wille van de doeltreffendheid zorgen de drie instellingen voorzover enigszins mogelijk voor een betere onderlinge afstemming bij de behandeling van gemeenschappelijke dossiers op het niveau van de voorbereidende organen(5) van elke tak van de wetgevingsautoriteit(6). 6. De drie instellingen houden elkaar tijdens het gehele wetgevingsproces voortdurend op de hoogte van hun werkzaamheden, door toepassing van passende procedures, met name een dialoog tussen de commissies en de plenaire vergadering van het Europees Parlement enerzijds, en het voorzitterschap van de Raad en de Commissie anderzijds. 7. De Commissie brengt elk jaar verslag uit over de stand van haar wetgevingsvoorstellen. 8. De Commissie ziet erop toe dat haar leden in de regel deelnemen aan de besprekingen in de parlementaire commissies en de debatten ter plenaire vergadering over de onder hun verantwoordelijkheid vallende wetgevingsvoorstellen. De Raad gaat voort met het onderhouden van intensieve contacten met het Europees Parlement door middel van regelmatige deelneming aan de debatten ter plenaire vergadering, voorzover mogelijk door de betrokken ministers. De Raad streeft er tevens naar regelmatig deel te nemen aan de werkzaamheden van de parlementaire commissies en de andere vergaderingen, op een passend, bij voorkeur ministerieel niveau. 9. De Commissie houdt rekening met de door het Europees Parlement of de Raad op grond van respectievelijk artikel 192 en artikel 208 van het EG-Verdrag gedane verzoeken om indiening van wetgevingsvoorstellen. Zij geeft de bevoegde parlementaire commissies en de voorbereidende organen van de Raad een snel en gepast antwoord. Meer transparantie en betere toegankelijkheid 10. De drie instellingen bevestigen het belang dat zij hechten aan meer transparantie en betere voorlichting van de burgers tijdens het verloop van hun werkzaamheden op wetgevingsgebied, rekening houdend met hun reglement van orde. Zij zorgen met name voor maximale verspreiding van de openbare debatten op politiek niveau, door systematisch gebruik te maken van de nieuwe communicatietechnologie, onder meer satellietuitzending en videostreaming op het Internet. De drie instellingen zien er tevens op toe dat het publiek ruimere toegang krijgt tot EUR-Lex. 11. Zodra de drie instellingen in een medebeslissingsprocedure overeenstemming hebben bereikt, in eerste of tweede lezing dan wel na een bemiddelingsprocedure, houden zij een gezamenlijke persconferentie om de positieve afloop van het wetgevingsproces aan te kondigen. Keuze van het wetgevingsinstrument en rechtsgrondslag 12. De Commissie deelt het Europees Parlement en de Raad de redenen voor de keuze van een wetgevingsinstrument mede, zo mogelijk in het kader van haar jaarlijkse werkprogramma of de gebruikelijke dialoogprocedures, en in elk geval in de toelichtingen bij haar initiatieven. Zij behandelt tevens elk verzoek van de wetgevingsautoriteit terzake, en houdt rekening met het resultaat van de eventuele aan de indiening van haar voorstellen voorafgaande raadplegingen. Zij zorgt ervoor dat het door haar voorgestelde optreden zo eenvoudig is als een adequate verwezenlijking van de doelstelling van de maatregel en een doeltreffende tenuitvoerlegging toelaten. 13. De drie instellingen herinneren aan de definitie van een richtlijn (artikel 249 van het EG-Verdrag) en de relevante bepalingen van het Protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. De Commissie ziet erop toe dat in haar voorstellen voor richtlijnen een gepast evenwicht tussen algemene beginselen en gedetailleerde bepalingen in acht wordt genomen, teneinde een overmatig gebruik van communautaire uitvoeringsmaatregelen te voorkomen. 14. De Commissie geeft een duidelijke en uitvoerige motivering voor de rechtsgrondslag van elk voorstel. In geval van wijziging van de rechtsgrondslag na indiening van een voorstel door de Commissie, wordt het Europees Parlement opnieuw naar behoren door de betrokken instelling geraadpleegd, met volledige inachtneming van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. 15. In de toelichting bij haar voorstellen geeft de Commissie steeds de communautaire bepalingen aan die op het betrokken gebied bestaan. Voorts rechtvaardigt de Commissie in haar toelichtingen de voorgestelde maatregelen ten aanzien van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. Zij houdt ook rekening met de draagwijdte en de resultaten van haar voorafgaande raadplegingen en haar effectbeoordelingen. Toepassing van alternatieve reguleringswijzen 16. De drie instellingen wijzen er nogmaals op dat de Gemeenschap slechts wetgeving uitvaardigt voorzover zulks nodig is, overeenkomstig het Protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. Zij erkennen het nut van de toepassing van alternatieve reguleringsmechanismen, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, wanneer het EG-Verdrag het gebruik van een rechtsinstrument niet expliciet voorschrijft. 17. De Commissie ziet erop toe dat de toepassing van coregulerings- en zelfreguleringsmechanismen steeds in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht en dat de criteria van transparantie (met name openbaarmaking van de akkoorden) en representativiteit van de betrokken partijen daarbij steeds in acht worden genomen. De toepassing van deze mechanismen moet bovendien steeds een toegevoegde waarde voor het algemeen belang hebben. Deze mechanismen mogen niet worden toegepast wanneer het grondrechten of belangrijke beleidskeuzen betreft of in situaties waarin de regels in alle lidstaten op eenvormige wijze dienen te worden toegepast. Zij moeten een snelle en flexibele regulering tot doel hebben, die de mededingingsbeginselen en de eenheid van de interne markt niet aantast. - Coregulering 18. Onder coregulering wordt verstaan het mechanisme waarbij een communautair wetsbesluit de verwezenlijking van de door de wetgevingsautoriteit omschreven doelstellingen overlaat aan de erkende betrokken partijen op dit gebied (met name economische subjecten, sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en verenigingen). Dit mechanisme kan worden toegepast op basis van in het wetsbesluit omschreven criteria, teneinde de wetgeving aan de problemen en de betrokken sectoren aan te passen, het wetgevingswerk te verlichten door zich te concentreren op de essentiële aspecten, en te profiteren van de ervaring van de betrokken partijen. 19. Het wetsbesluit moet het in het EG-Verdrag neergelegde evenredigheidsbeginsel eerbiedigen. De tussen sociale partners gesloten overeenkomsten moeten in overeenstemming zijn met de artikelen 138 en 139 van het EG-Verdrag. In de toelichting bij haar voorstellen deelt de Commissie de bevoegde wetgevingsautoriteit mede waarom zij voorstelt een dergelijk mechanisme toe te passen. 20. Binnen het door het basiswetsbesluit vastgestelde kader kunnen de bij het wetsbesluit betrokken partijen vrijwillige overeenkomsten sluiten om de wijze van uitvoering vast te stellen. De Commissie zendt de ontwerp-overeenkomsten toe aan de wetgevingsautoriteit. Overeenkomstig haar verantwoordelijkheden onderzoekt de Commissie of deze ontwerpovereenkomsten in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht (met name het basiswetsbesluit). In het basiswetsbesluit kan, met name op verzoek van het Europees Parlement of de Raad, naar gelang van het geval en afhankelijk van het onderwerp, worden bepaald dat elk van de instellingen nadat zij in kennis zijn gesteld van een ontwerp-overeenkomst twee maanden de tijd heeft om wijzigingen voor te stellen, indien de ontwerp-overeenkomst niet in overeenstemming met de door de wetgevingsautoriteit omschreven doelstellingen wordt geacht, of om zich tegen de inwerkingtreding ervan te verzetten en eventueel de Commissie te verzoeken een voorstel voor een wetsbesluit in te dienen. 21. Het wetsbesluit dat als basis dient voor de toepassing van een coreguleringsmechanisme geeft de mogelijke reikwijdte van de coregulering op het desbetreffende gebied aan. De bevoegde wetgevingsautoriteit stelt in genoemd besluit de nodige maatregelen vast voor het toezicht op de tenuitvoerlegging, ingeval de overeenkomst door een of meer van de betrokken partijen niet wordt nageleefd, of indien de overeenkomst mislukt. Daarbij kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de Commissie de wetgevingsautoriteit regelmatig zal informeren over het toezicht op de tenuitvoerlegging, of kan worden voorzien in een herzieningsbepaling op grond waarvan de Commissie na een bepaalde termijn verslag uitbrengt en eventueel een wijziging van het wetsbesluit of een andere adequate wettelijke maatregel voorstelt. - Zelfregulering 22. Onder zelfregulering wordt verstaan de mogelijkheid dat economische subjecten, de sociale partners, de niet-gouvernementele organisaties of de verenigingen, onderling en voor henzelf gemeenschappelijke richtsnoeren op Europees niveau vaststellen (met name gedragscodes of sectorale overeenkomsten). Deze vrijwillige initiatieven impliceren in de regel geen stellingname van de instellingen, met name niet wanneer zij betrekking hebben op onderwerpen die niet onder de Verdragen vallen of waarover de Unie nog geen wetgeving heeft aangenomen. De Commissie onderzoekt in het kader van haar verantwoordelijkheden of de betrokken zelfregulering strookt met de bepalingen van het EG-Verdrag. 23. De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de vormen van zelfregulering waarvan zij meent dat zij enerzijds bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het EG-Verdrag en in overeenstemming zijn met de bepalingen ervan, en anderzijds bevredigend zijn ten aanzien van de representativiteit van de betrokken partijen, de sectorale en geografische dekking en de toegevoegde waarde van de aangegane verbintenissen. Zij onderzoekt niettemin de mogelijkheid een voorstel voor een wetsbesluit in te dienen, met name op verzoek van de bevoegde wetgevingsautoriteit of in geval van niet-naleving van de betrokken zelfregulering. Uitvoeringsbepalingen (comitéprocedure) 24. De drie instellingen onderstrepen de belangrijke rol die de uitvoeringsbepalingen in de wetgeving vervullen. Zij verwijzen naar de resultaten van de Conventie over de toekomst van Europa met betrekking tot de vaststelling van voorschriften voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden. Het Europees Parlement en de Raad onderstrepen dat zij met inachtneming van hun respectieve bevoegdheden het voorstel tot wijziging van Besluit 1999/468/EG van de Raad(7), dat de Commissie op 11 december 2002 heeft aangenomen, in behandeling hebben genomen. Verbetering van de kwaliteit van de wetgeving 25. De drie instellingen zien in de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden toe op de kwaliteit van de wetgeving, dat wil zeggen de duidelijkheid, de eenvoud en de doeltreffendheid ervan. Zij zijn van oordeel dat een verbetering van het aan het indienen van wetgevingsvoorstellen voorafgaand raadplegingsproces en frequentere effectbeoordelingen, zowel vooraf als achteraf, zullen bijdragen tot de verwezenlijking van deze doelstelling. Zij zijn vastbesloten het Interinstitutioneel Akkoord van 22 december 1998 betreffende de gemeenschappelijke richtsnoeren voor de redactionele kwaliteit van de communautaire wetgeving ten volle toe te passen. a) Aan het indienen van wetgevingsvoorstellen voorafgaande raadpleging 26. Voorafgaand aan de indiening van wetgevingsvoorstellen houdt de Commissie zo breed mogelijke raadplegingen, waarover zij het Europees Parlement en de Raad informeert, en waarvan de resultaten openbaar worden gemaakt. In sommige gevallen kan de Commissie, indien zij zulks wenselijk acht, een raadplegingsdocument ter voorbereiding van het wetgevingsvoorstel voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad, die terzake desgewenst advies kunnen uitbrengen. b) Effectbeoordelingen 27. Overeenkomstig het Protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel houdt de Commissie in haar wetgevingsvoorstellen terdege rekening met de financiële en bestuurlijke gevolgen, met name voor de Unie en haar lidstaten. Voorts houden de drie instellingen, elk voorzover het haar aangaat, rekening met de doelstelling een adequate en doeltreffende toepassing in de lidstaten te garanderen. 28. De drie instellingen erkennen de positieve bijdrage van effectbeoordelingen aan de verbetering van de kwaliteit van de communautaire wetgeving, ten aanzien van zowel de werkingssfeer als de inhoud ervan. 29. De Commissie blijft het geïntegreerde proces van voorafgaande effectbeoordeling toepassen bij belangrijke wetgevingsvoorstellen, waarbij de effectbeoordelingen met betrekking tot onder meer de economische, sociale en milieuaspecten in één enkele beoordeling worden bijeengebracht. De resultaten van deze beoordelingen worden volledig en vrij ter beschikking gesteld van het Europees Parlement, de Raad en het publiek. In de toelichtingen bij haar voorstellen geeft de Commissie aan in hoeverre de effectbeoordelingen deze hebben beïnvloed. 30. Wanneer de medebeslissingsprocedure van toepassing is, kunnen het Europees Parlement en de Raad eveneens, op basis van gezamenlijk vastgestelde criteria en procedures, effectbeoordelingen laten verrichten voorafgaand aan de aanneming van een belangrijk amendement, hetzij in eerste lezing, hetzij in de bemiddelingsfase. De drie instellingen maken na aanneming van dit akkoord zo spoedig mogelijk de balans op van hun respectieve ervaringen en onderzoeken de mogelijkheid een gemeenschappelijke methode te bepalen. c) Coherentie van teksten 31. Het Europees Parlement en de Raad treffen alle nodige maatregelen voor een nog grondiger bestudering, door hun respectieve diensten, van de formulering van de met toepassing van de medebeslissingsprocedure aangenomen teksten, teneinde onnauwkeurigheden of incoherenties te voorkomen. De instellingen kunnen te dien einde een korte termijn overeenkomen om deze juridische controle vóór de uiteindelijke aanneming van een besluit mogelijk te maken. Verbetering van de omzetting en de toepassing 32. De drie instellingen beklemtonen het belang van de naleving door de lidstaten van artikel 10 van het EG-Verdrag, verzoeken de lidstaten toe te zien op een juiste en snelle omzetting, binnen de voorgeschreven termijnen, van het Gemeenschapsrecht in hun nationale wetgeving, en achten deze omzetting onontbeerlijk voor een samenhangende en doeltreffende toepassing van deze wetgeving door de rechter, het overheidsbestuur, de burgers en de economische en sociale subjecten. 33. De drie instellingen zorgen ervoor dat alle richtlijnen een bindende termijn bevatten voor de omzetting van de bepalingen ervan in nationaal recht. Zij stellen in richtlijnen een omzettingstermijn vast die zo kort mogelijk is, in de regel niet langer dan twee jaar. De drie instellingen wensen dat de lidstaten een extra inspanning leveren om de richtlijnen binnen de daarin genoemde termijnen om te zetten. In dit verband nemen het Europees Parlement en de Raad er nota van dat de Commissie voornemens is de samenwerking met de lidstaten te versterken. De drie instellingen herinneren eraan dat het EG-Verdrag de Commissie de mogelijkheid biedt een inbreukprocedure in te leiden ingeval een lidstaat de omzettingstermijn niet naleeft; het Europees Parlement en de Raad nemen nota van de verbintenissen die de Commissie terzake is aangegaan(8). 34. De Commissie stelt jaarverslagen op over de omzetting van richtlijnen in de diverse lidstaten, met tabellen van de omzettingspercentages. Deze verslagen worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad en worden openbaar gemaakt. De Raad spoort de lidstaten ertoe aan voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken. Hij verzoekt de lidstaten die zulks nog niet hebben gedaan onverwijld een coördinator voor de omzetting aan te wijzen. Vereenvoudiging en beperking van het volume van de wetgeving 35. Teneinde de toepassing van de communautaire wetgeving te vergemakkelijken en de leesbaarheid ervan te verbeteren, komen de drie instellingen overeen deze bij te werken en het volume ervan te beperken, en voorts de bestaande wetgeving aanzienlijk te vereenvoudigen. Zij gaan daarbij uit van het meerjarenprogramma van de Commissie. De bijwerking van de wetgeving en de beperking van het volume ervan geschieden onder meer door middel van intrekking van besluiten die niet meer worden toegepast en door codificatie of herschikking van de andere besluiten. Vereenvoudiging van de wetgeving heeft tot doel de wetgeving te verbeteren en aan te passen, door de besluiten en bepalingen die te log en te ingewikkeld zijn te wijzigen of te vervangen, met het oog op de toepassing ervan. Dit kan geschieden door herschikking van bestaande besluiten of via nieuwe wetgevingsvoorstellen, zonder de inhoud van het communautaire beleid aan te tasten. De Commissie geeft in deze context aan welke terreinen van de huidige wetgeving voor vereenvoudiging in aanmerking komen, op basis van in overleg met de wetgevingsautoriteit vastgestelde criteria. 36. Binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit akkoord dienen het Europees Parlement en de Raad, die als wetgevingsautoriteit de voorstellen voor vereenvoudigde besluiten uiteindelijk zullen moeten aannemen, hun werkmethoden te wijzigen, door bijvoorbeeld te voorzien in ad-hocstructuren die specifiek belast zijn met de vereenvoudiging van de wetgeving. Tenuitvoerlegging en toezicht op het akkoord 37. De Technische Groep op hoog niveau voor de interinstitutionele samenwerking ziet toe op de tenuitvoerlegging van dit akkoord. 38. De drie instellingen treffen de nodige maatregelen om hun bevoegde diensten gepaste middelen en instrumenten ter beschikking te stellen voor de adequate tenuitvoerlegging van dit akkoord. Hecho en Estrasburgo, el dieciseis de diciembre de dos mil tres. Udfærdiget i Strasbourg den sekstende december to tusind og tre. Geschehen zu Straßburg am sechzehnten Dezember zweitausendunddrei. Έγινε στις Στρασβούργο, στις δέκα έξι Δεκεμβρίου δύο χιλιάδες τρία. Done at Strasburg on the sixteenth day of December in the year two thousand and three. Fait à Strasbourg, le seize décembre deux mille trois. Fatto a Strasburgo, addi' sedici dicembre duemilatre. Gedaan te Straatsburg, de zestiende december tweeduizenddrie. Feito em Estrasburgo, em dezasseis de Dezembro de dois mil e três. Tehty Strasbourgissa kuudentenatoista päivänä joulukuuta vuonna kaksituhattakolme. Som skedde i Strasbourg den sextonde december tjugohundratre. Voor het Europees Parlement De voorzitter >PIC FILE= "C_2003321NL.000501.TIF"> Voor de Raad De voorzitter >PIC FILE= "C_2003321NL.000502.TIF"> p.o. Voor de Commissie De voorzitter >PIC FILE= "C_2003321NL.000503.TIF"> (1) PB C 329 van 6.12.1993, blz. 135. (2) PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2. (3) PB C 73 van 17.3.1999, blz. 1. (4) PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1. (5) Parlementaire commissie bij het Europees Parlement, werkgroep en Comité van permanente vertegenwoordigers bij de Raad. (6) Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "wetgevingsautoriteit" verstaan: het Europees Parlement en de Raad. (7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. (8) Mededeling van de Commissie van 12.12.2002 over de verbetering van de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht, COM(2002) 725 def. blz. 20-21.