This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32003L0122
Council Directive 2003/122/Euratom of 22 December 2003 on the control of high-activity sealed radioactive sources and orphan sources
Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen
Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen
PB L 346 van 31.12.2003, p. 57–64
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
No longer in force, Date of end of validity: 05/02/2018; opgeheven door 32013L0059
Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen
Publicatieblad Nr. L 346 van 31/12/2003 blz. 0057 - 0064
Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 31, tweede alinea, en artikel 32, Gezien het voorstel van de Commissie dat is opgesteld nadat overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag advies was ingewonnen bij een groep personen, aangewezen door het Wetenschappelijk en Technisch Comité uit wetenschappelijke deskundigen van de lidstaten, Na raadpleging van het Comité van de Regio's, Gezien het advies van het Europees Parlement(1), Overwegende hetgeen volgt: (1) In artikel 30 van het Verdrag is bepaald dat binnen de Gemeenschap basisnormen moeten worden vastgesteld voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren. (2) Met Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren(2) is de reeks richtlijnen voortgezet waarbij sinds 1959 basisnormen zijn vastgesteld. (3) Artikel 4, lid 1, onder e), van Richtlijn 96/29/Euratom schrijft voorafgaande vergunning voor met betrekking tot bepaalde handelingen, waaronder de toepassing van radioactieve bronnen voor industriële radiografie, tot de bewerking van producten, tot onderzoek of tot de blootstelling van personen ten behoeve van een geneeskundige behandeling. Het is wenselijk dat dit voorschrift wordt uitgebreid tot alle handelingen waarbij hoogactieve radioactieve bronnen betrokken zijn, teneinde de kans op ongevallen met dergelijke bronnen verder te beperken. (4) Voordat de vergunning wordt afgegeven, moeten er passende regelingen en voorzieningen voor het veilige beheer van bronnen zijn. (5) De Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) vaardigt voorschriften uit voor het veilige vervoer van radioactief materiaal(3) waarin onder meer activiteitsgrenzen worden voorgeschreven, die een degelijke basis moeten verschaffen voor de definitie van hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen in de zin van deze richtlijn. (6) In Richtlijn 96/29/Euratom zijn vrijstellingswaarden vastgelegd voor het melden van een handeling aan de autoriteiten. Deze waarden zijn in die richtlijn gedefinieerd op basis van een te verwaarlozen risiconiveau. Aangezien de eisen van dit voorstel voor de houders van kleine bronnen geen administratieve last mogen betekenen die buiten verhouding staat tot de mogelijke gezondheidsschade, mag de definitie van hoogactieve radioactieve bronnen niet worden uitgebreid tot de vrijstellingswaarden van Richtlijn 96/29/Euratom. (7) Overbrengingen van ingekapselde bronnen tussen de lidstaten zijn onderworpen aan de procedure van Verordening (Euratom) nr. 1493/93 van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap(4). (8) Hoewel de wettelijke vereisten ingevolge de bestaande wetgeving op communautair en nationaal niveau fundamentele bescherming waarborgen, zijn aan hoogactieve bronnen nog aanzienlijke potentiële risico's voor de gezondheid van de mens en voor het milieu verbonden, zodat deze bronnen moeten worden onderworpen aan een strikte controle vanaf het ogenblik waarop zij worden gefabriceerd tot aan het ogenblik waarop zij in een erkende installatie worden geplaatst voor langdurige opslag of verwijdering. (9) Voor de preventie van stralingsongevallen en -letsels is het nodig dat de locatie van elke hoogactieve bron vanaf het ogenblik waarop de bron wordt gefabriceerd of ingevoerd in de Gemeenschap tot het ogenblik waarop de bron voor langdurige opslag of verwijdering wordt geplaatst in een erkende installatie dan wel uit de Gemeenschap wordt uitgevoerd, bekend is en wordt geregistreerd en geverifieerd en dat veranderingen in de situatie van een hoogactieve bron, bijvoorbeeld in verband met de locatie of het gebruik, worden geregistreerd en gemeld. Fysieke of financiële belemmeringen mogen niet in de weg staan aan een passend hergebruik, recycling of verwijdering van dergelijke bronnen wanneer deze onder redelijkerwijze te verwachten omstandigheden worden afgedankt. (10) Gevallen van onopzettelijke blootstelling moeten aan de bevoegde autoriteit worden gemeld. (11) Met het oog op verplaatsingen binnen de Gemeenschap van hoogactieve bronnen is het nodig dat de controle op en de informatieverstrekking over die bronnen wordt geharmoniseerd door minimale criteria toe te passen. (12) De ervaring heeft geleerd dat de controle op hoogactieve bronnen verloren kan gaan, ondanks het bestaan van een goed regelgevingskader. Voorts moeten specifieke initiatieven worden ondernomen in verband met het bestaan van weesbronnen die het gevolg zijn van activiteiten in het verleden. (13) Bijgevolg is het noodzakelijk dat wordt voorzien in de identificatie, markering en registratie van elke hoogactieve bron en in specifieke opleiding en voorlichting van allen die betrokken zijn bij activiteiten in verband met het gebruik van bronnen. Markering van bestaande hoogactieve bronnen door middel van graveren of stempelen door andere personen dan de fabrikant zou evenwel problematisch kunnen zijn en moet worden vermeden. Tevens verdient het aanbeveling te voorzien in passende opleiding en voorlichting van degenen die toevallig met weesbronnen te maken kunnen krijgen. (14) Tevens moet worden voorzien in geschikte middelen om hoogactieve weesbronnen af te handelen, in internationale samenwerking en uitwisseling van informatie op dit gebied, in inspecties en, ten slotte, in het treffen van financiële voorzieningen voor gevallen waarin de oorspronkelijke houder niet kan worden achterhaald of, wanneer hij wel kan worden achterhaald, insolvent blijkt te zijn. (15) De lidstaten moeten regels vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en ervoor zorgen dat zij worden uitgevoerd; deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Doel en toepassingsgebied 1. Het doel van deze richtlijn is om blootstelling van de bevolking en de werkers aan ioniserende straling ten gevolge van onvoldoende controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen te voorkomen en de controle in de lidstaten te harmoniseren door specifieke eisen vast te stellen om te waarborgen dat op elke dergelijke bron controle wordt uitgeoefend. 2. Deze richtlijn is van toepassing op hoogactieve bronnen zoals gedefinieerd in artikel 2. De lidstaten kunnen bronnen van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitsluiten zodra de activiteit lager is dan de vrijstellingswaarden van Richtlijn 96/29/Euratom. 3. De minimumvoorschriften van deze richtlijn vormen een aanvulling op die van Richtlijn 96/29/Euratom. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities: a) "Weesbron": Een ingekapselde bron waarvan het activiteitsniveau op het tijdstip van ontdekking de vrijstellingswaarde van artikel 3, lid 2, onder a), van Richtlijn 96/29/Euratom overschrijdt en waarop geen officiële controle wordt uitgeoefend, hetzij omdat hierop nooit officiële controle is uitgeoefend, hetzij omdat de bron is achtergelaten, verloren, zoekgeraakt, gestolen of, zonder passende kennisgeving aan de bevoegde autoriteit of inlichting van de ontvanger, is overgedragen aan een nieuwe houder; b) "hoogactieve bron", hierna "bron" genoemd: een ingekapselde bron die een radionuclide bevat waarvan de activiteit op het tijdstip waarop de bron wordt gefabriceerd of, indien dit niet bekend is, voor het eerst op de markt wordt gebracht, gelijk is aan of hoger is dan het desbetreffende activiteitsniveau in bijlage I; c) "handeling": handeling in de zin van Richtlijn 96/29/Euratom; d) "vergunning": op aanvraag verkregen schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten tot het verrichten van een handeling met een bron; e) "bevoegde autoriteit": iedere autoriteit die door een lidstaat is aangewezen om taken in het kader van deze richtlijn uit te voeren; f) "afgedankte bron": een bron die niet langer wordt gebruikt, noch bestemd is om te worden gebruikt voor de handeling waarvoor een vergunning was verleend; g) "houder": elke natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van fabrikanten, leveranciers en gebruikers van bronnen, maar met uitsluiting van erkende installaties, die krachtens het nationale recht verantwoordelijk is voor een bron; h) "fabrikant": elke natuurlijke of rechtspersoon die een bron vervaardigt; i) "erkende installatie": een installatie op het grondgebied van een lidstaat waaraan de bevoegde autoriteiten van die lidstaat overeenkomstig het nationale recht een vergunning hebben verleend voor de langdurige opslag of verwijdering van bronnen of een installatie waaraan krachtens het nationale recht een vergunning is verleend voor de tijdelijke opslag van bronnen; j) "blootgestelde werkers": blootgestelde werkers in de zin van Richtlijn 96/29/Euratom; k) "ingekapselde bron": ingekapselde bron in de zin van Richtlijn 96/29/Euratom, met inbegrip - in voorkomende gevallen - van de capsule die het radioactieve materiaal bevat als geïntegreerd onderdeel van de bron; l) "leverancier": elke natuurlijke of rechtspersoon die een bron levert of ter beschikking stelt; m) "overdracht van een bron": de overdracht van een bron van de ene houder aan de andere; n) "broncontainer": de insluiting van een ingekapselde bron die geen geïntegreerd onderdeel van de bron is, maar bedoeld is voor transport, verlading, enz. Artikel 3 Vergunningen 1. De lidstaten stellen voor elke handeling met een bron, inclusief de inbezitneming van een bron, voorafgaande vergunning voor de houder verplicht. 2. Alvorens een vergunning af te geven, vergewissen de lidstaten zich ervan dat er: a) adequate regelingen, met inbegrip van de regelingen die voortvloeien uit deze richtlijn, zijn getroffen voor het veilige beheer van bronnen, mede wanneer zij afgedankte bronnen worden. Die regelingen kunnen voorzien in de overdracht van de afgedankte bronnen aan de leverancier of plaatsing in een erkende installatie, of in een verplichting voor de fabrikant of de leverancier om deze bronnen in ontvangst te nemen. b) door middel van een financiële zekerheid of een ander gelijksoortig voor de betrokken bron geschikt middel, passende voorzieningen zijn getroffen voor het veilige beheer van bronnen, wanneer zij afgedankte bronnen worden, ook ingeval de houder insolvent wordt of de werkzaamheden staakt. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat in de vergunning het volgende wordt geregeld: a) verantwoordelijkheden; b) minimale kwalificaties van het personeel, waaronder voorlichting en opleiding; c) minimale prestatiecriteria voor de bron, de broncontainer en de aanvullende uitrusting; d) voorschriften voor noodprocedures en communicatiekanalen; e) te volgen werkprocedures; f) onderhoud van uitrusting, bronnen en containers; g) passend beheer van afgedankte bronnen, waaronder overeenkomsten met het oog op de overdracht van afgedankte bronnen, indien van toepassing, aan een leverancier, een andere gemachtigde houder of een erkende installatie. Artikel 4 Overdrachten De lidstaten zetten een systeem op waardoor zij op passende wijze van afzonderlijke overdrachten van bronnen in kennis worden gesteld. Artikel 5 Dossiers 1. De houder houdt een dossier bij van alle bronnen met inbegrip van plaats en overdracht waarvoor hij verantwoordelijk is. Het dossier bevat de informatie die vermeld is in bijlage II. Deze informatie mag overeenkomstig lid 5 op een standaardformulier worden geregistreerd. 2. De houder verstrekt de bevoegde autoriteit elektronisch of schriftelijk een kopie van het in lid 1 bedoelde dossier of van een gedeelte daarvan, naar gelang van de voorschriften van de betrokken lidstaat, - zonder onnodige vertraging, bij het aanleggen van dat dossier, hetgeen zo snel mogelijk na het verwerven van de bron moet gebeuren; - daarna met door de lidstaten/bevoegde autoriteiten vast te stellen tussenpozen van niet meer dan twaalf maanden; - indien de op het informatieformulier beschreven situatie is gewijzigd; - zonder onnodige vertraging, bij het afsluiten van het dossier voor een specifieke bron, wanneer de houder deze bron niet langer in zijn bezit heeft; in dit geval wordt de naam vermeld van de houder aan wie of de erkende installatie waaraan de bron is overgedragen; - zonder onnodige vertraging, bij het afsluiten van dat dossier, wanneer de houder geen bronnen meer in zijn bezit heeft en - wanneer de bevoegde autoriteit daarom verzoekt. De bevoegde autoriteit heeft inzage in de dossiers van de houder. 3. De bevoegde autoriteiten houden een dossier bij van de gemachtigde houders en hun bronnen. In het dossier is het soort radionuclide vermeld, de activiteit op het moment van productie of, indien deze activiteit onbekend is, de activiteit op het ogenblik dat de bron voor het eerst op de markt wordt gebracht of door de houder is verworven, en het type bron. 4. De bevoegde autoriteiten actualiseren het dossier, rekening houdend met onder meer overdrachten. 5. De Commissie stelt het in bijlage II opgenomen standaardformulier voor dossiers in elektronische vorm ter beschikking. 6. De Commissie kan, overeenkomstig de in artikel 17 vastgestelde procedure, de vereiste informatie en het standaardformulier voor de dossiers die in bijlage II zijn opgenomen, bijwerken. Artikel 6 Verplichtingen voor houders Elke houder van bronnen: a) zorgt ervoor dat regelmatig passende tests, zoals lektests op basis van internationale normen, uitgevoerd worden teneinde de integriteit van elke bron te controleren en te handhaven; b) verifieert regelmatig, met bepaalde tussenpozen die door de lidstaten mogen worden vastgesteld, dat elke bron, en in voorkomend geval de uitrusting die de bron bevat, nog aanwezig is op de plaats waar deze gebruikt wordt of opgeslagen is en nog in kennelijk goede staat is; c) zorgt ervoor dat ten aanzien van elke vast opgestelde of mobiele bron de nodige gedocumenteerde maatregelen zoals schriftelijke protocollen en procedures gelden om ongeoorloofde toegang tot of verlies c.q. diefstal van de bron of beschadiging ervan door brand te voorkomen; d) stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van verlies, of diefstal c.q. ongeoorloofd gebruik van een bron en laat na elke gebeurtenis, inclusief brand, waarbij de bron beschadigd kan zijn, de integriteit van elke bron controleren en informeert, indien relevant, de bevoegde autoriteiten daarover en over de genomen maatregelen; e) zendt elke afgedankte bron nadat het gebruik ervan is beëindigd onverwijld terug aan de leverancier, plaatst ze in een erkende installatie of brengt ze naar een andere gemachtigde houder, tenzij dit anderszins is overeengekomen met de bevoegde autoriteit; f) vergewist zich er vóór een overdracht van dat de ontvanger een passende vergunning heeft; g) brengt de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van elk incident of ongeval dat leidt tot onopzettelijke blootstelling van een werker of een lid van de bevolking. Artikel 7 Identificatie en markering 1. De fabrikant of, in het geval van bronnen die van buiten de Gemeenschap zijn ingevoerd, de leverancier maakt de identificatie van elke bron mogelijk via een uniek nummer. Dat nummer wordt, wanneer dit praktisch uitvoerbaar is, op de bron gegraveerd of gestempeld. Dat nummer wordt tevens op de container van de bron gegraveerd of gestempeld. Indien dit niet praktisch uitvoerbaar is of in geval van transportcontainers die opnieuw kunnen worden gebruikt, is op de broncontainer ten minste informatie over de aard van het product aangebracht. De fabrikant of de leverancier zorgt ervoor dat de broncontainer en, voorzover praktisch uitvoerbaar, de bron gemarkeerd en geëtiketteerd worden met een passend waarschuwingsteken voor het stralingsgevaar. De fabrikant verstrekt een foto van elk gefabriceerd ontwerp van een bron en van de typische broncontainer. 2. De houder zorgt ervoor dat elke bron vergezeld gaat van schriftelijke informatie die bevestigt dat de bron overeenkomstig lid 1 is geïdentificeerd en gemarkeerd en dat de in lid 1 bedoelde markeringen en etiketten leesbaar blijven. De informatie bevat naar gelang van toepassing foto's van de bron, de broncontainer, de transportverpakking, de apparatuur en de uitrusting. Artikel 8 Opleiding en voorlichting 1. Wanneer hij overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 96/29/Euratom voorlichting en opleiding op het gebied van de stralingsbescherming organiseert, zorgt de houder ervoor dat in deze opleiding aandacht wordt geschonken aan specifieke voorschriften voor het veilig beheer van bronnen. Bij de voorlichting en de opleiding wordt bijzondere nadruk gelegd op de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften en wordt specifieke informatie verschaft over de mogelijke gevolgen wanneer een passende controle op bronnen wegvalt. De voorlichting en opleiding worden op gezette tijden herhaald en gedocumenteerd, zodat de betrokken werkers adequaat op dergelijke gebeurtenissen voorbereid zijn. De relevante voorlichting en opleiding worden gericht op blootgestelde werkers. 2. De lidstaten moedigen aan dat het management en de werkers van installaties waar de kans groot is dat er weesbronnen worden aangetroffen of verwerkt (bijvoorbeeld grote schrootplaatsen en grote schrootrecyclinginstallaties), en de leiding en de werkers van belangrijke doorvoerpunten (bijvoorbeeld douaneposten) a) geïnformeerd zijn over de mogelijkheid dat zij geconfronteerd worden met een bron; b) geïnformeerd en onderricht zijn over het visueel herkennen van bronnen en hun containers; c) geïnformeerd zijn over de elementaire gegevens inzake ioniserende straling en de effecten daarvan; d) geïnformeerd en onderricht zijn over de maatregelen die ter plaatse getroffen moeten worden wanneer men een bron of vermoedelijke bron aantreft. Artikel 9 Weesbronnen 1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten voorbereid zijn op of voorzieningen, met inbegrip van het toewijzen van verantwoordelijkheden, hebben getroffen om weesbronnen te recupereren en radiologische noodsituaties tengevolge van weesbronnen af te handelen en dat zij passende noodplannen en maatregelen hebben uitgewerkt. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat gespecialiseerde technische adviezen en bijstand onverwijld ter beschikking worden gesteld van personen die normaliter niet betrokken zijn bij activiteiten waarvoor stralingsbeschermingsvoorschriften gelden en die de aanwezigheid van een weesbron vermoeden. De adviezen en bijstand hebben in de eerste plaats tot doel werknemers en leden van de bevolking tegen straling te beschermen en de veiligheid van de bron te verzekeren. 3. De lidstaten moedigen de invoering aan van systemen om weesbronnen te detecteren. Daartoe worden op plaatsen waar weesbronnen, in het algemeen, kunnen worden aangetroffen, zoals grote schrootplaatsen en grote schrootrecyclinginstallaties of op belangrijke doorvoerpunten, waar dienstig, zoals douaneposten, controlesystemen ingevoerd. 4. De lidstaten zorgen ervoor dat er, zo nodig, campagnes worden georganiseerd om weesbronnen die overgebleven zijn van voorgaande werkzaamheden, te recupereren. Bij de campagnes kan worden gedacht aan financiële deelname van de lidstaten in de kosten van recuperatie, beheer en verwijdering van de bronnen en inventarisatie van historische dossiers van instanties, bijvoorbeeld douane-instanties, en van houders, bijvoorbeeld onderzoekinstellingen, instellingen voor materiaalbeproeving of ziekenhuizen. Artikel 10 Financiële zekerheid voor weesbronnen De lidstaten zorgen ervoor dat er overeenkomstig de door de lidstaten vast te stellen bepalingen een systeem wordt opgezet dat financiële zekerheid biedt of een andere gelijksoortige regeling wordt getroffen wat betreft de kosten van interventies in verband met de recuperatie van weesbronnen en de kosten die nodig mochten zijn wegens de uitvoering van de bepalingen van artikel 9. Artikel 11 Internationale samenwerking en uitwisseling van informatie Iedere lidstaat wisselt onverwijld informatie uit en werkt samen met andere betrokken lidstaten of derde landen en met de betrokken internationale organisaties in verband met verliezen, verwijdering, diefstal en ontdekking van bronnen en follow-up of onderzoekingen in dat verband, onverminderd de desbetreffende voorschriften inzake vertrouwelijkheid en de desbetreffende nationale regelgevingen. Artikel 12 Inspecties De lidstaten zorgen voor de invoering of het behoud van een inspectiesysteem om de naleving van de overeenkomstig deze richtlijn ingevoerde bepalingen te handhaven. Artikel 13 Bevoegde autoriteit 1. De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteit aan die wordt belast met de taken in het kader van deze richtlijn. 2. De lidstaten delen de Commissie de naam en het adres van de bevoegde autoriteit mee, alsmede alle informatie die nodig is voor een vlotte communicatie met die autoriteiten. 3. Wanneer in een lidstaat verschillende autoriteiten bevoegd zijn, wijst de lidstaat één contactpunt aan dat de contacten met correspondenten in andere lidstaten onderhoudt. 4. De lidstaten delen de Commissie alle veranderingen in de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens mee. 5. De Commissie deelt de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde informatie mee aan alle bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap en maakt deze informatie op gezette tijden, ten minste om de twee jaar, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 14 Verslag over de opgedane ervaring Uiterlijk op 31 december 2010 brengen de lidstaten aan de Commissie verslag uit over de met de tenuitvoerlegging van deze richtlijn opgedane ervaring, met inbegrip van een evaluatie van alle eventuele effecten van artikel 1, lid 2. Aan de hand daarvan brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Artikel 15 Sancties De lidstaten bepalen de sancties voor inbreuken op de nationale regelgeving die overeenkomstig deze richtlijn is aangenomen. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Artikel 16 Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 31 december 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Voor bronnen die vóór de in de eerste alinea vastgestelde datum op de markt zijn gebracht kunnen de lidstaten bepalen dat: a) de artikelen 3 tot en met 6 niet van toepassing zijn tot 31 december 2007; b) artikel 7 niet van toepassing is, met uitzondering van de volgende bepalingen, die uiterlijk op 31 december 2007 van toepassing zijn: - de houder zorgt ervoor dat elke bron, indien dat praktisch uitvoerbaar is, en elke broncontainer vergezelt gaat van schriftelijke informatie om de bron en de aard ervan te kunnen identificeren; - de houder zorgt ervoor dat elke bron, indien dat praktisch uitvoerbaar is, en elke broncontainer wordt geëtiketteerd met een passend waarschuwingsteken voor het stralingsgevaar. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de voornaamste bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, samen met een tabel waaruit blijkt hoe de bepalingen van deze richtlijn overeenstemmen met de vastgestelde bepalingen. Artikel 17 Comité Bij de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 5, lid 6, wordt de Commissie bijgestaan door een comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de betreffende kwestie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming. Het advies van het comité wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies. Artikel 18 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 19 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 22 december 2003. Voor de Raad De voorzitter A. Matteoli (1) Advies uitgebracht op 18 november 2003 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). (2) PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1. (3) IAEA Safety Standards Series No TS-R-1 (ST-1, herzien), Wenen, 2000. (4) PB L 148 van 19.6.1993, blz. 1. BIJLAGE I Activiteitsniveaus Voor radionucliden die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar genoemd worden in bijlage I, tabel A, van Richtlijn 96/29/Euratom, geldt als activiteitsniveau een waarde van één honderdste van de corresponderende A1-waarde die wordt gegeven in de "IAEA Regulations for the safe transport of radioactive materials"(1). >RUIMTE VOOR DE TABEL> (1) Nr. TS-R-1 (ST-1, herzien) - Internationale Organisatie voor Atoomenergie, Wenen 2000. BIJLAGE II >PIC FILE= "L_2003346NL.006402.TIF">