EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003H0558

Aanbeveling van de Commissie van 25 juli 2003 betreffende de verwerking van locatie-informatie over de oproeper in elektronische communicatienetwerken met het oog op locatie-uitgebreide noodoproepdiensten (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 2657)

OJ L 189, 29.7.2003, p. 49–51 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2003/558/oj

32003H0558

Aanbeveling van de Commissie van 25 juli 2003 betreffende de verwerking van locatie-informatie over de oproeper in elektronische communicatienetwerken met het oog op locatie-uitgebreide noodoproepdiensten (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 2657)

Publicatieblad Nr. L 189 van 29/07/2003 blz. 0049 - 0051


Aanbeveling van de Commissie

van 25 juli 2003

betreffende de verwerking van locatie-informatie over de oproeper in elektronische communicatienetwerken met het oog op locatie-uitgebreide noodoproepdiensten

(kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 2657)

(Voor de EER relevante tekst)

(2003/558/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (de "kaderrichtlijn")(1), en met name op artikel 19,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens Beschikking 91/396/EEG inzake invoering van een gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten(2) moesten de lidstaten ervoor zorgen dat nummer 112 uiterlijk op 31 december 1992 in openbare telefoonnetwerken werd ingevoerd als het gemeenschappelijke Europees alarmnummer, waarbij onder bepaalde voorwaarden uitstel kon worden verleend tot uiterlijk 31 december 1996.

(2) In Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten (de "universele-dienstrichtlijn")(3) wordt bepaald dat exploitanten van openbare telefoonnetwerken (hierna "exploitanten" te noemen), voorzover dat technisch haalbaar is, voor alle oproepen naar het uniforme Europese alarmnummer "112" locatie-informatie over de oproeper ter beschikking stellen van de instanties die noodsituaties behandelen. In Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (de "richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie")(4) wordt bepaald dat de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk en/of een openbare elektronische communicatiedienst de uitschakeling van de weergave van de identificatie van de oproepende lijn en het tijdelijk weigeren of ontbreken van de toestemming van de abonnee of gebruiker voor de verwerking van locatiegegevens per afzonderlijke lijn voor organisaties die noodoproepen behandelen en als zodanig door een lidstaat erkend zijn, met inbegrip van wetshandhavingsinstanties en ambulance- en brandweerdiensten, met het oog op de beantwoording van die oproepen kan opheffen.

(3) Hoewel deze aanbeveling betrekking heeft op locatie-uitgebreid 112, wordt ervan uitgegaan dat ook parallelle nationale alarmnummers met dezelfde functie en volgens dezelfde beginselen worden uitgebreid. Deze aanbeveling is niet van toepassing op organisaties die particuliere telecommunicatie-installaties exploiteren.

(4) Voor een succesvolle invoering van E112-diensten in de hele Gemeenschap moet er naar de implementatie-aspecten worden gekeken en moet het tijdschema voor de invoering van nieuwe systemen worden gecoördineerd. De Coordination Group on Access to Location Information by Emergency Services (CGALIES), die in mei 2000 door de Commissie is ingesteld als samenwerkingsverband tussen de publieke en de particuliere sector, heeft de betrokkenen uit de verschillende sectoren in staat gesteld de beginselen van een geharmoniseerde en tijdige implementatie te bespreken en het daarover eens te worden.

(5) Uitgaande van de aanbeveling van CGALIES moeten de aanbieders van openbare telefoonnetwerken of -diensten alles in het werk stellen om voor alle oproepen naar het uniforme Europese alarmnummer 112 de betrouwbaarste locatie-informatie over de oproeper te bepalen en door te zenden.

(6) Gedurende de introductiefase van E112-diensten wordt in plaats van verplichte specifieke prestatiekarakteristieken voor locatiebepaling de voorkeur gegeven aan de toepassing van het "best effort"-principe. Naarmate de alarmcentrales en de noodhulpdiensten meer praktische ervaring opdoen met locatie-informatie, zullen hun eisen echter duidelijker worden omschreven. Bovendien zal de locatietechnologie zich zowel binnen mobiele cellulaire netwerken als voor satelliet-locatiesystemen blijven ontwikkelen. Derhalve moet de "best effort"-aanpak na de beginfase worden geëvalueerd.

(7) Het is belangrijk dat alle lidstaten gemeenschappelijke technische oplossingen en gebruiken voor het aanbieden van E112 ontwikkelen. Aan de uitwerking van gemeenschappelijke technische oplossingen moet worden gewerkt via de Europese normalisatie-instellingen teneinde de introductie van E112 te vergemakkelijken, interoperabele oplossingen te creëren en de invoeringskosten voor de Europese Unie te verlagen.

(8) Een geharmoniseerde oplossing voor heel Europa zou de interoperabiliteit voor geavanceerde veiligheidstoepassingen, zoals oproepen die handmatig of automatisch door een telematicaterminal in een voertuig tot stand kunnen komen, ten goede komen. Deze oproepen kunnen aanvullende informatie doorgeven, bijvoorbeeld over het aantal passagiers in een auto of bus, over de rijrichting, over indicators voor botsingsensoren, over de aard van de lading met gevaarlijke goederen of over de gezondheidssituatie van chauffeurs en passagiers. Gezien de grote omvang van het grensoverschrijdend verkeer in Europa komt er steeds meer behoefte aan een gemeenschappelijk protocol voor gegevensoverdracht om dergelijke informatie aan alarmcentrales en noodhulpdiensten door te geven teneinde het risico van verwarring of een verkeerde interpretatie van de doorgegeven gegevens te vermijden.

(9) De afspraken voor de doorzending van locatie-informatie door de exploitanten naar alarmcentrales moeten op een doorzichtige en niet-discriminerende wijze tot stand komen, waarbij indien van toepassing ook kostenaspecten een rol moeten spelen.

(10) Voor een effectieve invoering van locatie-uitgebreide noodoproepdiensten moet de locatie van de oproeper, zoals die door de aanbieder van het openbare telefoonnetwerk of de openbare telefoondienst is bepaald, automatisch worden doorgezonden naar een geschikte alarmcentrale die de verstrekte locatiegegevens kan ontvangen en gebruiken.

(11) In Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (de "richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie") wordt in het algemeen bepaald dat het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en gegevens van personen volledig in acht moet worden genomen en dat daartoe afdoende technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen moeten worden genomen. Het gebruik van locatiegegevens door noodhulpdiensten zonder toestemming van de betrokken gebruiker wordt echter wel toegestaan. Met name moeten de lidstaten ervoor zorgen dat er doorzichtige procedures zijn voor de manier waarop een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk en/of een openbare telecommunicatiedienst het tijdelijk weigeren of ontbreken van de toestemming van een gebruiker voor de verwerking van locatiegegevens per afzonderlijke lijn kan opheffen voor organisaties die noodoproepen behandelen en als zodanig door een lidstaat erkend zijn.

(12) Activiteiten die worden uitgevoerd in de context van het communautair actieprogramma op het gebied van civiele bescherming (hierna "actieprogramma voor civiele bescherming" te noemen)(5) moeten streven naar een bijdrage tot de integratie van de doelstellingen van civiele bescherming in het overig beleid en de overige activiteiten van de Gemeenschap en tot de verenigbaarheid van het programma met de overige werkzaamheden van de Gemeenschap. Dit geeft de Commissie de bevoegdheid activiteiten uit te voeren die gericht zijn op de verhoging van de paraatheid van organisaties die in de lidstaten bij de civiele bescherming betrokken zijn, door uitbreiding van hun mogelijkheden om op noodsituaties te reageren en verbetering van de technieken en methoden voor deze reactie en de onmiddellijke nazorg. Hieronder kunnen de verwerking en het gebruik van locatie-informatie bij E112-noodoproepen door alarmcentrales en noodhulpdiensten vallen.

(13) Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze aanbeveling ontstaat er nog meer behoefte aan een permanente dialoog tussen de exploitanten van openbare netwerken en de aanbieders van openbare diensten enerzijds en de overheid met inbegrip van de noodhulpdiensten anderzijds.

(14) Wanneer de nationale instanties verslag uitbrengen over de situatie bij de invoering van E112, moeten zij daarbij aandacht besteden aan relevante aspecten in verband met de technische haalbaarheid die de introductie van E112 voor specifieke categorieën eindgebruikers belemmeren, en de technische vereisten voor de verwerking van noodoproepen die afkomstig zijn van SMS en andere telematica-datadiensten.

(15) De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 22 van Richtlijn 2002/21/EG ingestelde Comité voor communicatie,

BEVEELT AAN:

1. De lidstaten dienen voor alle oproepen naar het uniforme Europese alarmnummer 112 de volgende geharmoniseerde voorwaarden en beginselen voor de verstrekking van locatie-informatie over de oproeper aan noodhulpdiensten toe te passen.

2. In deze aanbeveling wordt verstaan onder:

a) "noodhulpdienst": een als zodanig door de lidstaat erkende dienst die onmiddellijk snelle hulp verleent in situaties waarin er sprake is van direct gevaar voor lijf en leden, de individuele of volksgezondheid of veiligheid, eigendommen van particulieren of van de overheid of het milieu, maar niet noodzakelijkerwijs uitsluitend in deze situaties;

b) "locatie-informatie": in een openbaar mobiel netwerk de verwerkte gegevens waaruit de geografische positie van de mobiele terminal van een gebruiker blijkt, en in een openbaar vast netwerk de gegevens over het fysieke adres van het aansluitpunt;

c) "E112": een communicatiedienst in noodsituaties die gebruik maakt van het uniforme Europese alarmnummer 112, uitgebreid met locatie-informatie over de oproepende gebruiker;

d) "alarmcentrale": een fysieke locatie waar onder de verantwoordelijkheid van een overheidsinstantie noodoproepen worden ontvangen.

3. De lidstaten dienen gedetailleerde voorschriften voor openbare netwerkexploitanten op te stellen waarin onder andere de bepalingen van de punten 4 tot en met 9 worden opgenomen.

4. Bij elke noodoproep naar het uniforme Europese alarmnummer 112 dienen de exploitanten van openbare telefoonnetwerken, geïnitieerd door het netwerk, de beste beschikbare informatie over de locatie van de oproeper aan de alarmcentrales door te sturen, voorzover dit technisch haalbaar is. Gedurende de periode tot de afronding van de onder punt 13 bedoelde evaluatie is het aanvaardbaar dat de exploitanten locatie-informatie uitsluitend op verzoek beschikbaar stellen.

5. De exploitanten van vaste openbare telefoonnetwerken dienen het installatie-adres van de lijn vanwaar de noodoproep wordt gedaan, beschikbaar te stellen.

6. De exploitanten van openbare telefoonnetwerken dienen de locatie-informatie op niet-discriminerende wijze te verstrekken en mogen met name geen onderscheid maken tussen de kwaliteit van de informatie die over hun eigen abonnees en over andere gebruikers wordt verstrekt. Bij de vaste netwerken vallen onder andere gebruikers ook de gebruikers van openbare telefooncellen; bij mobiele netwerken of toepassingen voor mobiliteit vallen onder andere gebruikers ook roamers of gastgebruikers of indien van toepassing gebruikers van mobiele terminals die niet aan de hand van het abonnee- of gebruikersnummer kunnen worden geïdentificeerd.

7. Alle verstrekte locatie-informatie dient vergezeld te gaan van een identificatie van het netwerk waarvan de oproep afkomstig is.

8. De exploitanten van openbare telefoonnetwerken dienen te zorgen dat de bronnen van locatie-informatie, met inbegrip van de adresinformatie, correct en actueel zijn.

9. Voor elke noodoproep waarvoor het abonnee- of gebruikersnummer is geïdentificeerd, dienen de exploitanten van openbare telefoonnetwerken de alarmcentrales en noodhulpinstanties de mogelijkheid te bieden om de locatie-informatie via een terugbelfunctie op te vragen teneinde de noodsituatie aan te kunnen pakken.

10. Om de gegevensoverdracht tussen de exploitanten en de alarmcentrales te vergemakkelijken dienen de lidstaten het gebruik van een gemeenschappelijke norm voor een open interface te bevorderen, met name voor een door het Europees instituut voor telecommunicatienormen (ETSI) op te stellen gemeenschappelijk protocol voor gegevensoverdracht, wanneer dit beschikbaar is. In deze norm dient de nodige flexibiliteit te worden ingebouwd om aanpassing aan eventuele nieuwe vereisten in de toekomst, bijvoorbeeld in verband met telematicaterminals in voertuigen, mogelijk te maken. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de interface optimaal is voor een effectieve aanpak van noodsituaties.

11. In de context van de in de universele-dienstenrichtlijn opgenomen verplichting voor E112-diensten dienen de lidstaten aan hun burgers adequate informatie te verstrekken over het bestaan, het gebruik en de voordelen van E112-diensten. Aan de burgers moet worden meegedeeld dat het nummer 112 in de hele Europese Unie verbinding met de noodhulpdiensten geeft en dat hun locatie zal worden doorgestuurd. Ze dienen ook informatie te krijgen over de identiteit van de noodhulpdiensten die hun locatie-informatie zullen ontvangen en over andere gegevens die nodig zijn om te waarborgen dat hun persoonlijke gegevens op een correcte wijze worden verwerkt.

12. In de context van de voortdurende ontwikkeling van concepten en technologieën worden de lidstaten aangemoedigd de ontwikkeling van diensten voor hulp in noodsituaties, bijvoorbeeld voor toeristen en reizigers en voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg of per spoor, zoals verwerkingsprocedures voor de verzending van locatie-informatie en andere informatie in verband met noodsituaties of ongevallen aan alarmcentrales, te bevorderen en te steunen; de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke interface-specificaties te steunen teneinde de interoperabiliteit van dergelijke diensten over heel Europa te waarborgen; en het gebruik van locatietechnologie met een hoge precisie, zoals locatie-technologie voor cellulaire netwerken van de derde generatie en wereldwijde satellietnavigatiesystemen, te bevorderen.

13. De lidstaten dienen hun nationale instanties ertoe te verplichten uiterlijk eind 2004 verslag uit te brengen bij de Commissie over de situatie bij de invoering van E112, zodat de Commissie een evaluatie kan uitvoeren waarbij rekening wordt gehouden met de nieuwe eisen die bij alarmcentrales en noodhulpdiensten naar voren komen en de ontwikkeling en beschikbaarheid van technologische mogelijkheden voor locatiebepaling.

14. Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2003.

Voor de Commissie

Erkki Liikanen

Lid van de Commissie

(1) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

(2) PB L 217 van 6.8.1991, blz. 31.

(3) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 31.

(4) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(5) PB L 327 van 21.12.1999, blz. 53.

Top