EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R0327

Verordening (EG) nr. 327/2002 van de Commissie van 21 februari 2002 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2316/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen

OJ L 51, 22.2.2002, p. 14–22 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 035 P. 201 - 209
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 035 P. 201 - 209
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 035 P. 201 - 209
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 035 P. 201 - 209
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 035 P. 201 - 209
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 035 P. 201 - 209
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 035 P. 201 - 209
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 035 P. 201 - 209
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 035 P. 201 - 209

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2004

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/327/oj

32002R0327

Verordening (EG) nr. 327/2002 van de Commissie van 21 februari 2002 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2316/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen

Publicatieblad Nr. L 051 van 22/02/2002 blz. 0014 - 0022


Verordening (EG) nr. 327/2002 van de Commissie

van 21 februari 2002

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2316/1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1038/2001(2), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1157/2001(4), zijn uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1251/1999 vastgesteld ten aanzien van de voorwaarden voor de toekenning van de areaalbetalingen voor bepaalde akkerbouwgewassen.

(2) In artikel 5 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 is bepaald dat de lidstaten ten minste 30 % van de vezelhenneparealen waarvoor betalingsaanvragen zijn ingediend, moeten controleren en 20 %, wanneer voor deze teelt voorafgaande vergunningen worden gegeven. De in het verkoopseizoen 2001/2002 opgedane ervaring leert dat de reeds in Verordening (EG) nr. 2316/1999 opgenomen bepalingen in verband met deze controles nader moeten worden gepreciseerd.

(3) Ter wille van de coherentie en eenvoudigheidshalve moeten de bijzondere bepalingen die gelden bij gebruik van op hetzelfde bedrijf geteeld zaaizaad van koolzaad worden geschrapt.

(4) Verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2721/2000(6), is gecodificeerd en vervangen door Verordening (EG) nr. 2419/2001(7), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2550/2001(8). Naar aanleiding daarvan is bepaald dat de specifieke bepalingen met betrekking tot de definitie van een bepaalde oppervlakte in de uitvoeringsvoorschriften van de betrokken regelingen worden opgenomen.

(5) Bij Verordening (EG) nr. 1/2002 van de Commissie van 28 december 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad met betrekking tot de vereenvoudigde regeling voor betalingen aan landbouwers op grond van bepaalde steunregelingen(9) is een vereenvoudigde regeling voor bepaalde producenten ingevoerd. Op grond van die verordening worden de specifieke aanvragen voor deze regeling in aanmerking genomen voor de berekening van de eventuele overschrijding van basisareaal en gemiddelde opbrengst per basisareaal als bedoeld in artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1251/1999.

(6) Een producent die de areaalbetalingen aanvraagt, is verplicht een deel van zijn areaal braak te leggen. Om de regeling effect te laten sorteren, moet worden bepaald dat de uit productie genomen grond in geen geval voor landbouw mag worden gebruikt.

(7) Oostenrijk heeft voor bepaalde gebieden waar de toeslag op de areaalbetaling voor durumtarwe mag worden toegekend, een nieuwe benaming meegedeeld.

(8) Op verzoek van Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk moeten de basisarealen worden vastgesteld overeenkomstig het regioplan van de betrokken lidstaat, zonder dat evenwel het totale basisareaal wordt gewijzigd.

(9) In het kader van Verordening (EG) nr. 1017/94 van de Raad van 26 april 1994 betreffende de omschakeling van akkerbouwareaal op de extensieve veehouderij in Portugal(10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2582/2001(11), zijn omschakelingsaanvragen ingediend voor een totale oppervlakte van 16185 ha. Bijgevolg moet het basisareaal dienovereenkomstig worden aangepast.

(10) De lidstaten hebben de resultaten meegedeeld van de analyse van het tetrahydrocannabinolgehalte van de in 2001 ingezaaide henneprassen. Met deze resultaten moet rekening worden gehouden bij de opstelling van de lijst van rassen die voor de volgende verkoopseizoenen voor areaalbetalingen in aanmerking komen en van de lijst van voorlopig voor het verkoopseizoen 2002/2003 toegelaten henneprassen waarvoor in dat verkoopseizoen nog aanvullende analyses moeten worden uitgevoerd.

(11) Verordening (EG) nr. 2316/1999 moet derhalve worden gewijzigd.

(12) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2316/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 3 wordt lid 1, onder c), vervangen door: "c) waarop het akkerbouwgewas in normale groeiomstandigheden en volgens de plaatselijke normen in stand wordt gehouden tot ten minste het begin van de bloei.

Bij de teelt van oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen, lijnzaad, vezelvlas en durumtarwe moet het gewas eveneens in normale groeiomstandigheden en volgens de plaatselijke normen in stand worden gehouden, en wel ten minste tot en met 30 juni vóór het betrokken verkoopseizoen, tenzij het gewas vóór die datum volledig rijp wordt geoogst. Eiwithoudende gewassen mogen pas na het melkrijpheidsstadium worden geoogst.

Om de in artikel 5 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 bedoelde controles mogelijk te maken, moet vezelhennep in normale groeiomstandigheden en volgens de plaatselijke normen in stand worden gehouden, en wel ten minste tot tien dagen na het einde van de bloei. De lidstaat mag evenwel toestaan dat vezelhennep na het begin van de bloei, maar vóór het verstrijken van de periode van tien dagen na het einde van de bloei wordt geoogst wanneer de controleurs voor elk betrokken perceel de representatieve delen aangeven die volgens de voorschriften van bijlage XIII tot tien dagen na het einde van de bloei in stand moeten worden gehouden met het oog op de controle.".

2. In artikel 4 wordt lid 2, onder b), vervangen door: "b) zaaizaad dat afkomstig is van de oogst van een gewas dat op hetzelfde bedrijf is geteeld met gecertificeerd zaaizaad van een '00'-ras;".

3. In artikel 4 wordt lid 3 geschrapt.

4. In artikel 6 wordt aan lid 5 in fine de volgende alinea toegevoegd: "Wanneer een verschil wordt vastgesteld tussen de door de lidstaat vastgestelde minimumhoeveelheid gecertificeerd zaaizaad en de werkelijk gebruikte hoeveelheid, wordt de oppervlakte berekend door de totale hoeveelheid gecertificeerd zaaizaad waarvoor de producent het bewijs levert dat hij het gebruikt heeft, te delen door de minimaal te gebruiken hoeveelheid per hectare die de lidstaat voor het gebied van de betrokken producent heeft vastgesteld. Van deze oppervlakte wordt na toepassing van de bovengenoemde kortingen uitgegaan voor de berekening van het recht op de toeslag of op het specifieke steunbedrag.".

5. In artikel 7 ter, lid 1, wordt de laatste alinea vervangen door: "Voor de in bijlage XII, punt 2b, vermelde vezelhenneprassen geldt in het verkoopseizoen 2002/2003 procedure B in alle lidstaten waar ze worden verbouwd.".

6. In artikel 19 wordt lid 3 vervangen door: "3. De braakgelegde grond mag niet voor andere vormen van landbouwproductie dan die bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 worden gebruikt en evenmin voor andere landbouwdoeleinden of andere winstgevende bestemmingen die met akkerbouw onverenigbaar zijn.".

7. Bijlage IV wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening.

8. In bijlage VI worden de gegevens voor Italië, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk vervangen door de gegevens in bijlage II bij deze verordening.

9. Bijlage VII wordt vervangen door bijlage III bij deze verordening.

10. Bijlage XII wordt vervangen door bijlage IV bij deze verordening.

11. Bijlage XIII wordt vervangen door bijlage V bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing voor de verkoopseizoenen vanaf 2002/2003.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 februari 2002.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1.

(2) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 16.

(3) PB L 280 van 30.10.1999, blz. 43.

(4) PB L 157 van 14.6.2001, blz. 8.

(5) PB L 391 van 31.12.1992, blz. 36.

(6) PB L 314 van 14.12.2000, blz. 8.

(7) PB L 327 van 12.12.2001, blz. 11.

(8) PB L 341 van 22.12.2001, blz. 105.

(9) PB L 1 van 3.1.2002, blz. 1.

(10) PB L 112 van 3.5.1994, blz. 2.

(11) PB L 345 van 29.12.2001, blz. 5.

BIJLAGE I

"BIJLAGE IV

(artikel 6, lid 1, tweede alinea)

GEBIEDEN IN OOSTENRIJK WAAR DE TOESLAG VOOR DURUMTARWE MAG WORDEN TOEGEKEND

PANNONIA:

1. Gebieden van de Bezirksbauernkammern

2046 Tullnerfeld-Klosterneuburg

2054 Baden

2062 Bruck/Leitha-Schwechat

2089 Baden

2101 Gänserndorf

2241 Hollabrunn

2275 Tullnerfeld-Klosterneuburg

2305 Korneuburg

2321 Mistelbach

2330 Krems/Donau

2364 Gänserndorf

2399 Mistelbach

2402 Mödling

2470 Mistelbach

2500 Hollabrunn

2518 Hollabrunn

2551 Bruck/Leitha-Schwechat

2577 Korneuburg

2585 Tullnerfeld-Klosterneuburg

2623 Wr. Neustadt

2631 Mistelbach

2658 Gänserndorf

2. Gebieden van de Bezirksreferate

3018 Neusiedl/See

3026 Eisenstadt

3034 Mattersburg

3042 Oberpullendorf

3. Gebieden van de Landwirtschaftskammer

1007 Wien"

BIJLAGE II

">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

BIJLAGE III

"BIJLAGE VII

(artikel 10, lid 4)

>PIC FILE= "L_2002051NL.001803.TIF">

>PIC FILE= "L_2002051NL.001901.TIF">"

BIJLAGE IV

"BIJLAGE XII

(artikel 7 bis, lid 1)

RASSEN VAN VEZELVLAS EN -HENNEP DIE VOOR DE STEUNREGELING IN AANMERKING KOMEN

1. Vezelvlasrassen

Adélie

Agatha

Angelin

Argos

Ariane

Aurore

Belinka

Caesar Augustus

Diane

Diva

Electra

Elise

Escalina

Evelin

Exel

Hermes

Ilona

Laura

Liflax

Liviola

Marina

Marylin

Nike

Opaline

Rosalin

Venus

Veralin

Viking

Viola

2a. Vezelhenneprassen

Carmagnola

Beniko

Cs

Delta-Ilosa

Delta 405

Dioica 88

Epsilon 68

Fedora 17

Fédrina 74

Felina 32

Felina 34 - Félina 34

Ferimon- Férimon

Fibranova

Fibrimon 24

Fibrimon 56

Futura

Futura 75

Juso 14

Santhica 23

Uso 31

2b. Voor het verkoopseizoen 2002/2003 toegestane vezelhenneprassen

Bialobrzeskie

Fasamo

Fedora 19

Santhica 27"

BIJLAGE V

"BIJLAGE XIII

(artikel 7 ter, lid 1)

COMMUNAUTAIRE METHODE VOOR DE KWANTITATIEVE BEPALING VAN Δ9-THC IN HENNEPRASSEN

1. Doel en toepassingsgebied

Het doel van deze methode is de bepaling van het gehalte aan Δ9-tetrahydrocannabinol (THC) van henneprassen (Cannabis sativa L.). Al naar gelang van het geval wordt procedure A of B gevolgd, zoals hieronder beschreven.

De methode berust op de kwantitatieve bepaling van Δ9-THC door middel van gaschromatografie na extractie met een oplosmiddel.

1.1. Procedure A

Procedure A wordt gebruikt voor de in artikel 5 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 bedoelde controle.

1.2. Procedure B

Procedure B wordt gevolgd voor de in artikel 7 ter, lid 1, derde alinea, van deze verordening bedoelde gevallen en om na te gaan of wordt voldaan aan de in artikel 5 bis, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 vastgestelde voorwaarde voor opname in de lijst van vezelhenneprassen die vanaf het verkoopseizoen 2001/2002 voor areaalbetalingen in aanmerking komen.

2. Bemonstering

Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de in artikel 3, lid 1, onder c), derde alinea, bedoelde mogelijkheid moeten op aanwijzing van de controleur minstens drie perceelgedeelten met in totaal ten minste 4000 planten in stand gehouden worden om het nemen van monsters tot tien dagen na het einde van de bloei mogelijk te maken.

2.1. Monsterneming

- Procedure A: Uit een populatie van een bepaald hennepras wordt van elke geselecteerde plant een stuk van 30 cm met ten minste één vrouwelijke bloemtop genomen. De monsterneming wordt overdag uitgevoerd in de periode tussen 20 dagen na het begin en tien dagen na het einde van de bloei en hierbij wordt een systematische route gevolgd zodat een representatieve steekproef van het perceel verkregen wordt; daarbij wordt de rand van het perceel niet bemonsterd.

De lidstaat kan toestaan dat het monster wordt genomen in de periode tussen het begin van de bloei en 20 dagen na het begin van de bloei, op voorwaarde dat voor elk geteeld ras overeenkomstig de genoemde regels andere representatieve monsters worden genomen in de periode tussen 20 dagen na het begin en tien dagen na het einde van de bloei.

- Procedure B: Uit een populatie van een bepaald hennepras wordt het bovenste derde van elke geselecteerde plant genomen. De monsterneming wordt overdag uitgevoerd in de tien dagen na het einde van de bloei en hierbij wordt een systematische route gevolgd zodat een representatieve steekproef van het perceel verkregen wordt; daarbij wordt de rand van het perceel niet bemonsterd. Bij een tweehuizig ras worden alleen de vrouwelijke planten bemonsterd.

2.2. Omvang van het monster

- Procedure A: van elk perceel worden monsters van 50 planten genomen.

- Procedure B: van elk perceel worden monsters van 200 planten genomen.

Elk monster wordt zonder aandrukken in een stoffen of papieren zak gedaan en naar het analyselaboratorium gezonden.

De lidstaat kan bepalen dat een tweede monster voor een eventuele contra-analyse wordt genomen en hetzij door de teler, hetzij door de voor de analyse verantwoordelijke instantie wordt bewaard.

2.3. Droging en opslag van het monster

De monsters moeten zo snel mogelijk en in ieder geval binnen 48 uur worden gedroogd volgens ongeacht welke methode waarbij de temperatuur onder 70 °C blijft. De monsters worden gedroogd tot constant gewicht en een vochtigheid van 8 tot 13 %.

De droge monsters worden zonder aandrukken in het donker op een temperatuur beneden 25 °C bewaard.

3. Bepaling van het THC-gehalte

3.1. Wijze van bereiding van het analysemonster

De droge monsters worden van stengels en zaden van meer dan 2 mm ontdaan.

De gedroogde monsters worden tot een halffijn poeder gemalen (maaswijdte van de zeef: 1 mm).

Het poeder mag maximaal tien weken droog, in het donker en op een temperatuur beneden 25 °C bewaard worden.

3.2. Reagentia en extractievloeistof

Reagentia

- Δ9-tetrahydrocannabinol voor chromatografie,

- squalaan voor chromatografie als interne standaard.

Extractievloeistof

- 35 mg squalaan per 100 ml hexaan.

3.3. Extractie van Δ9-THC

Weeg 100 mg poedervormig analysemonster af en doe dit in een centrifugebuis; voeg 5 ml extractievloeistof met interne standaard toe.

Plaats de buis gedurende 20 minuten in een ultrasoonbad. Centrifugeer gedurende vijf minuten op 3000 toeren per minuut en schenk de bovenstaande vloeistof met de opgeloste THC af. Injecteer deze vloeistof in de chromatograaf en verricht de kwantitatieve bepaling.

3.4. Gaschromatografie

a) Apparatuur

- Gaschromatograaf voorzien van een vlamionisatiedetector en een split/splitless-injector.

- Kolom waarmee een goede scheiding van cannabinoïden wordt verkregen, bijvoorbeeld een glazen capillaire kolom van 25 m lengte en 0,22 mm diameter, geïmpregneerd met een apolaire fase van het type 5 % fenyl-methyl-siloxaan.

b) IJkoplossingen

Ten minste drie punten voor procedure A en vijf punten voor procedure B, met de punten 0,04 en 0,50 mg/ml Δ9-THC per ml extractievloeistof.

c) Instelling van de apparatuur

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

d) Geïnjecteerd volume: 1 μl

4. Resultaten

Het resultaat wordt in twee decimalen uitgedrukt als g Δ9-THC per 100 g van het analysemonster, gedroogd tot constant gewicht. Het resultaat mag een maximale afwijking van 0,03 % in absolute waarde hebben.

- Procedure A: per te analyseren monster wordt één bepaling verricht.

Als het resultaat boven de in artikel 5 bis, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 vermelde grens ligt, wordt per te analyseren monster een tweede bepaling verricht en wordt het gemiddelde van de twee bepalingen als resultaat genomen.

- Procedure B: per te analyseren monster worden twee bepalingen verricht, waarvan het gemiddelde wordt genomen."

Top