EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R1603

Verordening (EG) nr. 1603/2000 van de Raad van 20 juli 2000 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van ethanolamine uit de Verenigde Staten van Amerika

OJ L 185, 25.7.2000, p. 1–10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 11 Volume 034 P. 3 - 12
Special edition in Estonian: Chapter 11 Volume 034 P. 3 - 12
Special edition in Latvian: Chapter 11 Volume 034 P. 3 - 12
Special edition in Lithuanian: Chapter 11 Volume 034 P. 3 - 12
Special edition in Hungarian Chapter 11 Volume 034 P. 3 - 12
Special edition in Maltese: Chapter 11 Volume 034 P. 3 - 12
Special edition in Polish: Chapter 11 Volume 034 P. 3 - 12
Special edition in Slovak: Chapter 11 Volume 034 P. 3 - 12
Special edition in Slovene: Chapter 11 Volume 034 P. 3 - 12
Special edition in Bulgarian: Chapter 11 Volume 021 P. 46 - 55
Special edition in Romanian: Chapter 11 Volume 021 P. 46 - 55
Special edition in Croatian: Chapter 11 Volume 036 P. 173 - 182

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 26/07/2005: This act has been changed. Current consolidated version: 31/01/2003

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/1603/oj

32000R1603

Verordening (EG) nr. 1603/2000 van de Raad van 20 juli 2000 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van ethanolamine uit de Verenigde Staten van Amerika

Publicatieblad Nr. L 185 van 25/07/2000 blz. 0001 - 0010


Verordening (EG) nr. 1603/2000 van de Raad

van 20 juli 2000

tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van ethanolamine uit de Verenigde Staten van Amerika

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), met name op artikel 11, lid 2, en artikel 11, lid 3,

Gelet op het voorstel dat door de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité werd ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

1. Geldende maatregelen

(1) In februari 1994 stelde de Raad definitieve antidumpingrechten in op de invoer van ethanolamine uit de Verenigde Staten van Amerika (Verordening (EG) nr. 229/94(2)). De rechten namen de vorm aan van op een minimumprijs gebaseerde variabele rechten voor de drie soorten ethanolamine, namelijk monoëthanolamine (MEA), diëthanolamine (DEA) en triëthanolamine (TEA).

2. Verzoek om een nieuw onderzoek

(2) Na de publicatie op 23 juli 1998(3) van een bericht waarin werd medegedeeld dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van ethanolamine uit de Verenigde Staten op het punt stonden te vervallen, ontving de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek van deze maatregelen ingevolge artikel 11, lid 2, en ingevolge artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 (de "basisverordening"); het verzoek behelsde een combinatie van twee onderzoeken: enerzijds een nieuw onderzoek naar aanleiding van het vervallen van de maatregelen en anderzijds een tussentijds nieuw onderzoek.

(3) Het verzoek werd ingediend op 30 oktober 1998 door de "Europese Raad van de bonden van de chemische nijverheid" (CEFIC) namens producenten van de Gemeenschap die samen het grootste gedeelte van de totale productie van ethanolamine in de Gemeenschap voor hun rekening nemen.

(4) CEFIC voerde aan dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van de dumping - en zelfs tot nog meer dumping - en van de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat de maatregelen bovendien herzien moesten worden omdat ze hun uitwerking misten. Nadat de Commissie, na overleg met het Raadgevend Comité, had vastgesteld dat de bewijzen toereikend waren, opende zij een onderzoek(4), ingevolge artikel 11, lid 2, en artikel 11, lid 3, van de basisverordening. Dit onderzoek had dus niet alleen betrekking op de vraag wat er zou gebeuren indien de antidumpingmaatregelen zouden vervallen (cf. artikel 11, lid 2) maar ook op de vraag of een wijziging van de bestaande antidumpingmaatregelen (op de minimumprijs gebaseerde variabele rechten) gerechtvaardigd was (cf. artikel 11, lid 3).

3. Onderzoek

(5) De Commissie bracht de producenten van de Gemeenschap die het verzoek om een nieuw onderzoek steunden (de "producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden"), de exporteurs/producenten en hun verbonden importeurs, alsmede de betrokken verwerkende bedrijven officieel op de hoogte en stelde al deze bedrijven in de gelegenheid om hun standpunten schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord.

(6) De Commissie stuurde de betrokken partijen vragenlijsten en ontving antwoorden van de vier producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden, vier exporteurs/producenten in de Verenigde Staten en vijf met laatstgenoemde producenten verbonden importeurs. Er werden ook vragenlijsten gestuurd aan een groot aantal bedrijven die het product verwerkten; twee antwoorden van verwerkende bedrijven werden als compleet beschouwd.

(7) Eén exporteur/producent in de Verenigde Staten verklaarde zich bereid aan het onderzoek mede te werken, hoewel hij tijdens het onderzoektijdvak (OT) niet naar de Gemeenschap had uitgevoerd. Deze producent had belang bij het onderzoek omdat hij bij het eerste onderzoek betrokken was geweest.

(8) De Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij nodig achtte voor haar vaststellingen in verband met de mogelijke voortzetting of herhaling van de dumping en schade en voor haar onderzoek naar het belang van de Gemeenschap. Er vonden verificatiebezoeken plaats ten kantore van de volgende bedrijven:

a) Exporteurs/producenten

Dow Chemical Company, Midland, Michigan (Verenigde Staten)

Huntsman Chemical Company, Houston, Texas (Verenigde Staten)

Union Carbide Corporation, Danbury, Connecticut (Verenigde Staten)

b) Met de exporteurs/producenten verbonden importeurs in de Gemeenschap

Huntsman Co. Belgium CVBA, Brussel, België

Union Carbide Benelux, Antwerpen, België

Union Carbide Europe SA, Genève, Zwitserland

c) Producenten in de Gemeenschap die het verzoek indienden

BASF AG, Ludwigshafen, Duitsland

BP Chemicals Ltd, Londen, Verenigd Koninkrijk en Lavéra, Frankrijk

d) Verwerkende bedrijven in de Gemeenschap

Krems Chemie AG, Krems a.d. Donau, Oostenrijk

Synthesia Española SA, Barcelona, Spanje.

(9) Het onderzoek naar de voortzetting en de herhaling van de dumping had betrekking op het tijdvak van 1 januari tot 31 december 1998 (het "onderzoektijdvak" of "OT"). Het onderzoek naar de voortzetting en de herhaling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 1995 tot het einde van het OT (de "OP").

B. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Product

(10) In het kader van dit onderzoek wordt hetzelfde product onderzocht als in het kader van het vorige onderzoek. Er zij aan herinnerd dat ethanolamine wordt verkregen door een reactie van ethyleenoxide met ammoniak. Ten gevolge van deze synthese doen zich drie concurrerende reacties voor, die resulteren in drie verschillende soorten ethanolamine: monoëthanolamine (MEA), diëthanolamine (DEA) en triëthanolamine (TEA). Het aandeel van elk van de drie soorten in de totale productie wordt bepaald door het ontwerp van de productie-installatie, maar kan in zekere mate ook worden bepaald door de keuze van ammoniak/ethyleenoxideverhouding. Het betrokken product vindt zijn toepassing in oppervlakte-actieve stoffen (detergenten en producten voor lichaamsverzorging), meststoffen, middelen voor gewasbescherming, anticorosiemiddelen, smeeroliën, in de fotografie gebruikte chemicaliën, cosmetica, polyurethaan, absorptiehulpmiddelen voor gaswasinstallaties en in additieven voor de cement-, metaal- en papierindustrie. Omdat het om een gecombineerd productieproces gaat (zie hierboven), worden bij de productie van DEA ook de andere soorten ethanolamine (MEA en TEA) vervaardigd. Laatstgenoemde producten worden zelfs in grotere hoeveelheden geproduceerd.

2. Soortgelijk product

(11) Gewoonlijk wordt in de productie-installaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap 30 % à 33 % DEA vervaardigd. Zowel MEA als TEA kunnen tot 54 % van de totale productie van ethanolamine vertegenwoordigen. Gezien het gecombineerde productieproces, kan niet worden ingegaan op de claim van één exporteur/producent dat de verschillende soorten ethanolamine afzonderlijk moeten worden behandeld bij het onderzoek naar de schade.

(12) Sedert de instelling van de antidumpingmaatregelen waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft, wordt de markt, en vooral de markt van de Verenigde Staten, gekenmerkt door een sterk groeiende vraag naar DEA. Deze groeiende vraag is het gevolg van het gebruik van DEA bij de productie van op glyfosaat gebaseerde herbiciden, die geschikt zijn voor gewassen die genetisch gewijzigd werden om tegen dergelijke herbiciden bestand te zijn.

(13) Het product dat uit het onderzochte land wordt ingevoerd, is wat zijn fysische en technische hoedanigheden betreft, identiek aan het in de Gemeenschap vervaardigde product. Er is geen verschil in gebruik tussen het in de Gemeenschap vervaardigde product en het ingevoerde product. Voorts werd vastgesteld dat het uit het onderzochte land ingevoerde product identiek is aan het op de binnenlandse markt van dat land verkochte product. Al deze producten moeten derhalve worden beschouwd als één en hetzelfde product.

C. MOGELIJKE VOORTZETTING VAN DE DUMPING

1. Voorafgaande opmerkingen

(14) Naar aanleiding van de bewering in de klacht dat de omstandigheden zich sedert het oorspronkelijke onderzoek hadden gewijzigd, werd het niveau van de dumping tijdens het OT nagegaan.

(15) Van de vier exporteurs/producenten in de Verenigde Staten die de vragenlijst beantwoordden, hadden er twee aanmerkelijke hoeveelheden naar de Gemeenschap uitgevoerd tijdens het OT terwijl de twee andere beweerden niet, of slechts weinig, te hebben uitgevoerd.

(16) In het geval van de exporteur/producent die slechts een kleine hoeveelheid had uitgevoerd, werd bij gebrek aan andere gegevens beslist dat een dumpingmarge redelijkerwijze op deze kleine uitvoer gebaseerd kon worden.

2. Normale waarde

(17) De normale waarde werd voor iedere soort product vastgesteld op basis van de prijs van de totale, effectieve binnenlandse verkoop in de Verenigde Staten (cf. artikel 2, lid 1, van de basisverordening: "gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van de normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald"). Voor de productsoorten die niet in representatieve hoeveelheden of niet in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt werden verkocht, werd de normale waarde berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

(18) Voor de drie exporteurs/producenten in de Verenigde Staten werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop van het betrokken product, overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening, meer dan 5 % vertegenwoordigde van de uitvoer van het product uit de Verenigde Staten naar de Gemeenschap. Voor dezelfde drie exporteurs/producenten werd tevens vastgesteld dat toereikende hoeveelheden van het betrokken product op hun binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties waren verkocht overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening zodat de prijzen van deze verkoop voor de vaststelling van de normale waarde konden worden gebruikt.

3. Uitvoerprijs

(19) In alle gevallen werd het betrokken product ingevoerd door bedrijven die met de exporteurs/producenten in de Verenigde Staten verbonden zijn. Derhalve werd geoordeeld dat de prijzen van de producenten aan de importeurs onbetrouwbaar waren. Om die reden en overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening werden de uitvoerprijzen samengesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst werd doorverkocht aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. Hierbij werden correcties toegepast voor alle kosten die waren ontstaan tussen de invoer en de wederverkoop, met inbegrip van commissielonen en een winstmarge van 5 %; dit percentage werd, uitgaande van gegevens die door belanghebbende partijen met betrekking tot de invoer van het betrokken product werden verstrekt, redelijk geacht.

4. Vergelijking

(20) De normale waarde werd, per transactie, vergeleken met de uitvoerprijs af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Met het oog op een billijke vergelijking van deze normale waarde met de uitvoerprijs werd rekening gehouden met factoren waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloedden (cf. artikel 2, lid 10, van de basisverordening). Er werden derhalve correcties toegepast voor verschillen in kosten voor vervoer over land en over zee, verzekering, lossen, laden, overladen en nevenkosten, krediet en commissielonen.

(21) Voor alle soorten die in het kader van dit onderzoek aan bod komen, werd de normale waarde met de uitvoerprijs vergeleken. Voor de exporteurs/producenten die aan het onderzoek medewerkten, bracht deze vergelijking een gewogen gemiddelde dumpingmarge - uitgedrukt als een percentage van de cif-waarde - aan het licht van 33 % voor Dow Chemical, 38,2 % voor Union Carbide en 40,1 % voor Huntsman.

5. Duurzaamheid van de gewijzigde omstandigheden

(22) De Commissie ging na of de gewijzigde dumpingmarges duurzaam bleken. Ze stelde vast dat de lagere dumpingmarges grotendeels het gevolg waren van de gestegen uitvoerprijzen die minstens al twee jaar werden toegepast. Omdat de uitgevoerde hoeveelheden als representatief werden beschouwd, concludeert de Commissie derhalve dat er sprake is van duurzaam gewijzigde omstandigheden met betrekking tot deze invoer uit de Verenigde Staten. Er werden geen bewijzen voorgelegd die deze bevindingen tegenspraken.

6. Conclusie

(23) Uit het nieuwe onderzoek naar aanleiding van het vervallen van de maatregelen, dat ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd geopend, bleek dat, indien de maatregelen werden ingetrokken, de dumping waarschijnlijk zou worden voortgezet; dit bleek hoofdzakelijk uit het feit dat tijdens het OT aanzienlijke dumping werd vastgesteld en redelijkerwijze kon worden geconcludeerd dat deze dumping niet zou ophouden.

(24) Het tussentijdse nieuwe onderzoek ingevolge artikel 11, lid 3, dat geopend werd naar aanleiding van een verzoek om herziening van de maatregelen en ten doel had terdege rekening te houden met de huidige marktomstandigheden, leidde tot de conclusie dat de omstandigheden die aanleiding waren geweest tot de huidige maatregelen zich aanmerkelijk hadden gewijzigd en dat deze wijzigingen beschouwd moesten worden als voldoende duurzaam om een neerwaartse herziening van de dumpingmarges die in het kader van het oorspronkelijke onderzoek waren vastgesteld te rechtvaardigen.

D. STREKKING VAN HET BEGRIP "BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP"

1. Totale productie van de Gemeenschap

(25) De klacht werd ingediend namens vier van de vijf producenten van ethanolamine van de Gemeenschap. Eén producent, Union Carbide Ltd (UK), werkte niet aan het onderzoek mede en steunde ook de klacht niet. Er zij op gewezen dat deze producent verbonden is met de producent in de Verenigde Staten, Union Carbide Corp. USA. Derhalve werd nagegaan of deze producent van het begrip "bedrijfstak van de Gemeenschap", dat in artikel 4, lid 1, van de basisverordening is bepaald, moest worden uitgesloten. Er werd vastgesteld dat de betrokken producent het met dumping verkochte product zelf in grote hoeveelheden invoerde. Omdat derhalve niet kon worden gewaarborgd dat de economische situatie van deze producent niet beïnvloed was door zijn band met de producent in de Verenigde Staten, werd geoordeeld dat deze producent van het begrip "bedrijfstak van de Gemeenschap" moest worden uitgesloten. De totale productie van de Gemeenschap komt derhalve voor rekening van de volgende bedrijven: BASF AG, Ludwigshafen, Duitsland; BP Chemicals Ltd, Londen, Verenigd Koninkrijk, Condea Chemie GmbH, Marl, Duitsland en Akzo Nobel Surface Chemistry AB, Stenungsund, Zweden.

2. Bedrijfstak van de Gemeenschap

(26) De Commissie stuurde de producenten van de Gemeenschap die het verzoek hadden ingediend vragenlijsten en ontving antwoorden van drie van hen. Eén antwoord, waarin geen productiekosten voor de periode 1995-1997 waren vermeld, werd toch aanvaard omdat het bedrijf in kwestie de productie van ethanolamine op 1 juli 1998 van een ander bedrijf overnam en dus geen toegang tot de gegevens had gehad. De vierde producent zond slechts een onvolledig ingevulde vragenlijst en werd bijgevolg beschouwd als een producent die geen medewerking verleende. De drie producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden en aan het onderzoek medewerkten, vormen de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening omdat zij samen 77,5 % van de totale productie van de Gemeenschap voor hun rekening nemen. Hierna worden zij "de bedrijfstak van de Gemeenschap" genoemd.

3. Vaststelling van de relevante markt van de Gemeenschap

(27) Een deel van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap (ongeveer 28 %) is voor intern gebruik, met andere woorden voor de besloten markt bestemd. Van deze hoeveelheid is het grootste gedeelte (ongeveer 95 %) bestemd om in de productie-installatie van één producent van de Gemeenschap te worden gebruikt en bedoelde hoeveelheid wordt ook slechts voor dat ene doel gebruikt. Het onderzoek bevestigde dat de producenten van de Gemeenschap die het verzoek indienden het betrokken product dat voor eigen gebruik bestemd is niet van onafhankelijke partijen, binnen of buiten de Gemeenschap, kopen. Ethanolamine dat bestemd is voor het eigen gebruik van deze producenten wordt derhalve niet beschouwd als een product dat concurreert met het overige op de markt van de Gemeenschap beschikbare ethanolamine; laatstgenoemde markt wordt beschouwd als de voor de Gemeenschap relevante markt voor het betrokken product.

E. ONDERZOEK VAN DE SITUATIE OP DE MARKT VAN DE GEMEENSCHAP

1. Verbruik in de Gemeenschap

(28) Het verbruik in de Gemeenschap werd gebaseerd op de door de bedrijfstak van de Gemeenschap en de door de producent van de Gemeenschap die niet aan het onderzoek medewerkte op de markt van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden, op de gegevens van Eurostat met betrekking tot de ingevoerde hoeveelheden en op een raming van de door de in de Gemeenschap gevestigde producent die verbonden is met de exporteur/producent Union Carbide(5) in de Verenigde Staten op de markt van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden.

(29) Het op deze basis berekende verbruik steeg met 14 % tijdens de OP, van ongeveer 152000 ton in 1995 tot ongeveer 172000 ton tijdens het OT. Deze stijging wordt toegeschreven aan de verkoop van DEA en TEA die in de respectieve gevallen met 19 % en 21 % steeg. De vraag naar MEA bleef stabiel. MEA en DEA namen elk ongeveer 29 %, TEA, daarentegen ongeveer 42 %, van het totale verbruik tijdens het OT voor hun rekening.

2. Invoer uit het betrokken land

a) Ingevoerde hoeveelheden, prijsverloop en marktaandeel

(30) De invoer uit de Verenigde Staten steeg met 14 % tijdens de OP en deze stijging verliep dus parallel met de ontwikkeling van het totale verbruik in de Gemeenschap. Bij dit cijfer is evenwel ook rekening gehouden met de dalende invoer van DEA (-38 % tijdens de OP) dat slechts 12,6 % van de totale invoer tijdens het OT voor zijn rekening nam. Bij deze situatie wordt verwezen naar de grote vraag naar DEA op de binnenlandse markt van de Verenigde Staten. Anderzijds steeg de invoer van MEA uit de Verenigde Staten, ondanks de stabiele vraag naar MEA op de markt van de Gemeenschap tijdens de OP, met 86 % tijdens dezelfde periode. De invoer van TEA steeg tijdens deze periode met 11 %.

(31) Aangezien door verbonden importeurs werd ingevoerd, werden de prijzen bij invoer uit de Verenigde Staten - ongeacht of deze werden vastgesteld aan de hand van gegevens die door de exporteurs/producenten ter beschikking werden gesteld, dan wel gebaseerd waren op gegevens van Eurostat - voor de vaststelling van het prijsverloop niet betrouwbaar geacht. Voor de vaststelling van betrouwbare prijzen voor de betrokken exporteurs/producenten werden de wederverkoopprijzen van de verbonden importeurs - met name de voor de totale verkoop als representatief beschouwde prijzen van laatstgenoemden aan de industriële verwerkers onderzocht. Deze prijzen daalden gemiddeld met 10 % van 1995 tot 1996 en er werd vastgesteld dat zij tijdens deze beide jaren aanmerkelijk onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap lagen. Deze trend was het markantst voor MEA, waarvoor een daling van de wederverkoopprijs met 14 % werd vastgesteld. Aan het eind van de OP was de wederverkoopprijs voor TEA opnieuw gelijk aan die van 1995; DEA daarentegen was 13 % duurder geworden terwijl MEA nog steeds 4 % goedkoper was. Tijdens het OT waren de prijzen van de verbonden importeurs en die van de bedrijfstak van de Gemeenschap vergelijkbaar.

(32) Het totale marktaandeel voor de invoer uit de Verenigde Staten bleef tijdens de OP op 29 %. In het cijfer is evenwel rekening gehouden met een stijging van het marktaandeel voor MEA van 17 % tot 32 % en met een daling van het marktaandeel voor DEA van 25 % tot 13 %. Het marktaandeel voor TEA daalde matig, namelijk van 42 % tot 39 %.

b) Prijsgedrag van de exporteurs/producenten

(33) Om het prijsgedrag van de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten te evalueren, werden de verkoop van deze producenten en de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap onderzocht. In een eerste stadium werden de verkoopprijzen aan de eerste onafhankelijke afnemers op de markt van de Gemeenschap vergeleken. Omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap uitsluitend verkoopt aan industriële verwerkers en deze afnemers ook de afzetmarkt vormen voor een aanmerkelijk deel (meer dan 50 %) van de verkoop van de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten, werd een vergelijking in dit handelsstadium representatief geacht. Voor de vaststelling van de dumping vond deze vergelijking plaats op basis van gegevens met betrekking tot de twee belangrijkste exporteurs/producenten van de Verenigde Staten.

(34) Omdat alle uit de Verenigde Staten in de Gemeenschap ingevoerde producten verkocht werden via verbonden importeurs werd bij bovenstaande vergelijking gebruikgemaakt van de prijzen af verbonden importeur die aan de eerste onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap werden aangerekend; met andere woorden van de prijzen werden de vervoerkosten in de Gemeenschap en de kortingen en rabatten afgetrokken. Uit de vergelijking bleek dat de gemiddelde prijzen bij invoer uit de Verenigde Staten en bij verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak in het algemeen gelijkliepen.

(35) In een tweede stadium werden de prijzen onderzocht bij invoer van ethanolamine van oorsprong uit de Verenigde Staten, dit wil zeggen de prijzen die gehanteerd werden tussen de exporteurs/producenten en hun verbonden importeurs, en deze prijzen werden vergeleken met de minimumprijzen waarop de variabele rechten werden toegepast. Er bleken geen grote bedragen aan antidumpingrechten te zijn geïnd, aangezien deze invoerprijzen gedurende het grootste gedeelte van de OP aanmerkelijk boven de minimumprijzen lagen.

(36) In een derde stadium werd, gezien de band tussen de exporteurs/producenten en de importeurs, voor het OT vastgesteld of de wederverkoopprijzen waartegen deze importeurs de producten aan hun eerste onafhankelijke afnemers doorverkochten, strookten met de werkelijke invoerprijzen, en de kosten te zien gaven die tussen de invoer en de wederverkoop voor de verbonden importeurs waren ontstaan. Alle tussen de invoer en de wederverkoop werkelijk ontstane kosten, zoals de kosten voor vervoer vanaf de grens van de Gemeenschap, de kosten voor laden, lossen, overladen, verzekering, verpakking, krediet en invoerrechten, de verkoopkosten, de algemene en administratieve uitgaven en een winst van 5 %, werden derhalve van de wederverkoopprijzen afgetrokken. Dit resulteerde in samengestelde invoerprijzen waarbij geen rekening was gehouden met de band tussen de exporteurs/producenten en hun verbonden importeurs.

(37) Deze samengestelde invoerprijzen lagen voor beide exporteurs/producenten niet alleen beduidend lager dan de werkelijke invoerprijzen die door hun verbonden importeurs waren opgegeven, maar ook beduidend lager dan de voor de verschillende soorten ethanolamine toe te passen minimumprijzen. Deze bevinding wordt bevestigd door de vaststelling dat de verbonden importeurs zware financiële verliezen leden tijdens het OT. De door hen op de aankoopprijs (werkelijke invoerprijs) bij wederverkoop op de markt van de Gemeenschap geboekte winst was niet toereikend om de kosten tussen de invoer en de wederverkoop te dekken. Dit patroon, dat voor het OT werd vastgesteld, kon ook worden waargenomen voor de rest van de onderzochte periode, met andere woorden voor de periode van 1995 tot 1997.

(38) Op basis van het hierboven beschreven onderzoek in drie stadia wordt geconcludeerd dat de wederverkoopprijzen van de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten op de markt van de Gemeenschap vergelijkbaar waren met die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bovendien werd vastgesteld dat de werkelijke invoerprijzen boven de minimumprijzen lagen. In deze werkelijke invoerprijzen waren evenwel de antidumpingmaatregelen niet - of tenminste niet helemaal - opgenomen, hetgeen zichtbaar wordt wanneer kosten die waren ontstaan tussen de invoer en de wederverkoop in aanmerking worden genomen. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de exporteurs/producenten in de Verenigde Staten en hun verbonden importeurs de antidumpingmaatregelen minstens gedeeltelijk "absorbeerden" door kunstmatig hoge werkelijke invoerprijzen vast te stellen die eigenlijk interne verrekenprijzen zijn.

3. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

a) Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad van de productiecapaciteit

(39) De productie steeg met 38 % tijdens de OP; deze stijging deed zich vooral voor van 1996 tot 1997 na een uitbreiding van de capaciteit van ongeveer 117000 tot 139000 ton. De stijging van de productie, gecombineerd met de gematigder stijging van de productiecapaciteit, verbeterde de totale bezettingsgraad van de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap zodat een stijging van 81,8 % tot 91,1 % tijdens de OP kon worden vastgesteld.

(40) Zoals hierboven werd vermeld, werd de geïnstalleerde capaciteit in de installatie van één producent van de Gemeenschap in 1997 gebruikt voor ongeveer 95 % van de productie voor eigen gebruik en was deze capaciteit ook uitsluitend voor dat doel bestemd. De hierboven vermelde verhoging van de productiecapaciteit is echter het resultaat van deze investering in productie voor eigen gebruik omdat parallel hiermee de productie voor eigen gebruik in een andere vestiging van hetzelfde bedrijf werd verlaagd. Hierdoor kwam dan meer capaciteit vrij voor verkoop op de vrije markt.

b) Verkochte hoeveelheden

(41) De door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de markt van de Gemeenschap verkochte hoeveelheden stegen met 27 % tot ongeveer 96000 ton tijdens de OP, hetgeen het gevolg was van de stijging van de verkoop van DEA en TEA (een stijging met respectievelijk 32 % en 28 %) tijdens deze periode.

c) Marktaandeel

(42) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg over het geheel genomen van 50 % tot 56 % tijdens de periode 1995-1997, waardoor de bedrijfstak 11 % marktaandeel won voor MEA, 5 % voor DEA en 3 % voor TEA. Tussen 1997 en het OT bleven het totale marktaandeel en het marktaandeel voor TEA stabiel, steeg het marktaandeel voor DEA (van 61 % tot 63 %), maar daalde het marktaandeel voor MEA (van 53 % tot 49 %).

d) Voorraden

(43) De voorraden stegen met 10 % tijdens de OP. Deze stijging is minder belangrijk dan de stijging van de productie, die 38 % bedroeg.

e) Verloop van de verkoopprijzen en productiekosten

(44) De verkoopprijs daalde van 1995 tot 1996 in het algemeen met 17 %. Deze daling werd gevolgd door stijgingen in 1997 en 1998 met respectievelijk 3 % en 9 % bovenop de prijzen van 1996. Vergeleken met de minimumprijzen en de situatie in 1995, werd DEA tijdens de OP het duurste product.

(45) De wederverkoopprijzen bij invoer uit de Verenigde Staten in de Gemeenschap lagen aanmerkelijk onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in 1995 en 1996. De druk op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap waardoor deze prijzen tussen 1995 en 1996 met 17 % daalden, deed zich gevoelen op hetzelfde ogenblik waarop de invoer van MEA uit de Verenigde Staten bijna verdubbelde en de wederverkoopprijs van het uit de Verenigde Staten ingevoerde MEA met 14 % daalde tot 605 ECU per ton, waardoor de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 22 % daalde tot 647 ECU per ton.

(46) Behalve door de marktomstandigheden worden verkoopprijzen hoofdzakelijk bepaald door de kosten van de grondstoffen. De totale productiekosten daalden met 7 % van 1995 tot 1996 en stegen, vergeleken met 1996, met 1 % à 2 % in 1997 en het onderzoektijdvak. Over de periode in haar geheel daalden de productiekosten met 6 %, de prijzen daarentegen met 10 %. DEA vormde hierop de enige uitzondering. De gemiddelde prijs daalde slechts met 1 % terwijl de productiekosten daalden met 4 %.

(47) Er zij ook op gewezen dat de productie van ethanolamine voor de bedrijfstak van de Gemeenschap belangrijk is omdat hierdoor enerzijds door toeleveringsbedrijven in de Gemeenschap vervaardigd ethyleenoxide kan worden gebruikt, hetgeen deze bedrijven schaalvoordelen oplevert, en anderzijds ethanolamine zelf ook als halffabrikaat voor de vervaardiging van andere producten (eigen gebruik) kan worden gebruikt. Er werd aangevoerd dat de aankoopprijzen van ethyleenoxide overdreven waren en dat hierdoor een neerwaartse druk op de handel in ethanolamine werd uitgeoefend. Er werd evenwel vastgesteld dat de betrokken bedrijven ethyleenoxide en ethanolamine als afzonderlijke winstbronnen zien, waardoor kruissubsidiëring onwaarschijnlijk wordt. Tevens werd nagegaan of de interne verrekenprijzen waartegen deze grondstof in de productiekosten voor ethanolamine werden opgenomen de marktwaarde reflecteerden. In alle gevallen werd vastgesteld dat de toegepaste interne verrekenprijzen een weerspiegeling waren van de verkoopprijzen van ethyleenoxide bij verkoop van soortgelijke hoeveelheden aan onafhankelijke afnemers.

f) Rentabiliteit

(48) De rentabiliteit wordt beïnvloed door de verkoopprijzen en de productiekosten. De winsten daalden van 3,94 % in 1995 tot verliesgevende niveaus van - 8,64 % in 1996 en - 8,49 % in 1997. De prijzen herstelden zich tijdens het OT onvoldoende om winsten op te leveren en de rentabiliteit bleef negatief (- 1,37 %).

g) Investeringen

(49) De investeringen in voor de vrije markt bestemd ethanolamine bleven vrij stabiel tussen 1995 en 1998 en bedroegen ongeveer 4 miljoen ECU per jaar, behalve in 1996, toen het dubbele werd geïnvesteerd. In dat jaar onderging één installatie belangrijke wijzigingen nadat de productie voor eigen gebruik van de groep was overgebracht naar een andere installatie die van hetzelfde bedrijf in de Gemeenschap deel uitmaakte.

h) Werkgelegenheid

(50) De productie van ethanolamine is geen arbeidsintensief proces. De werkgelegenheid steeg in het algemeen met 23 % en in 1998 waren 166 personen tewerkgesteld.

4. Ingevoerde hoeveelheden en prijzen van andere derde landen

(51) Volgens de gegevens van Eurostat liggen de Bulgaarse uitvoerprijzen lager dan de werkelijke prijzen bij invoer uit de Verenigde Staten. Hierboven werd er evenwel op gewezen dat de prijzen van Eurostat voor invoer uit de Verenigde Staten niet betrouwbaar werden bevonden. Een Bulgaarse producent, Burgas, heeft sedert 1996 een stabiel aandeel van 3 % in de markt van de Gemeenschap. Volgens de gegevens van Eurostat bestaat ongeveer 70 % van de uitvoer van deze producent uit MEA - een marktaandeel van 6 % in dit marktsegment tijdens het OT (vergeleken met 49 % voor de bedrijfstak van de Gemeenschap en 32 % voor de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten).

(52) Het marktaandeel van alle andere landen daalde tot 2 % voor alle soorten ethanolamine en tot 6 % voor MEA. Deze invoer beslaat evenwel een groot aantal leveranciers, waarvan er geen enkele op een aanmerkelijk marktaandeel kan bogen.

5. Conclusie in verband met de situatie van de markt van de Gemeenschap

(53) De geproduceerde hoeveelheden en de capaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap ontwikkelden zich positief. De verkochte hoeveelheden stegen vooral voor DEA en TEA. Het totale marktaandeel steeg, maar het marktaandeel voor MEA alleen daalde, vergeleken met het marktaandeel van 1997. Hoewel de rentabiliteit beter was dan in 1996 en 1997 bleef zij in 1998 toch ontoereikend ten gevolge van de aanhoudende druk op de verkoopprijzen. De daling van de verkoopprijzen die zich van 1995 tot 1996 voordeed, was immers nog niet gecompenseerd en de betrokken invoer oefende nog steeds druk uit op de prijzen.

(54) De aanhoudende prijsdruk en de hieruit voor de bedrijfstak van de Gemeenschap voortvloeiende negatieve rentabiliteit moeten rechtstreeks in verband worden gebracht met het prijsgedrag van de exporteurs/producenten in de Verenigde Staten en vooral met de "absorptie" van het momenteel geldende recht.

F. MOGELIJKE VOORTZETTING VAN DE SCHADELIJKE DUMPING

1. Onderzoek van de vraag naar ethanolamine

(55) Ten gevolge van het gecombineerde productieproces leidde het gestegen verbruik van DEA en TEA in de Gemeenschap tot een enorm aanbod van MEA. De prijsstijgingen waren het markantst voor DEA en werden nog versterkt door de geleidelijke terugtrekking van de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten uit deze markt (hetgeen blijkt uit de hiermee overeenstemmende daling van het marktaandeel van de producenten van de Verenigde Staten van 25 % tot 13 % in de loop van de OP).

(56) Terzelfder tijd wordt de productiecapaciteit voor ethanolamine wereldwijd verder verhoogd om aan de groei en de vraag naar DEA te kunnen voldoen; hierbij houden de investeringen van de belangrijkste producenten in de Gemeenschap en de Verenigde Staten gelijke tred. De hoge vraag naar DEA heeft tot prijsstijgingen in dit segment geleid terwijl voor dit product tijdens het vorige onderzoek een laag verbruik en lage prijzen werden vastgesteld. De gevolgen voor de verkoopprijzen (en bijgevolg voor de rentabiliteit) van de stijgende capaciteit voor en de stijgende vraag naar DEA zijn nog onduidelijk, maar de (wereldwijde) overtollige productie van vooral MEA dreigt de markt onder druk te zetten.

2. Onderzoek naar de situatie van de exporteurs/producenten in de Verenigde Staten

(57) De wereldwijde capaciteitsstijging dreigt voor overtollige productie van vooral MEA te zorgen terwijl de markt van de Gemeenschap, waarop hogere prijzen dan in andere derde landen gelden, voor de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten attractief is. De productiecapaciteit van de Verenigde Staten steeg met meer dan één derde van 1995 tot 1998. Van 1997 tot het onderzoektijdvak steeg de geïnstalleerde productiecapaciteit met 19,9 %, tot 524000 ton, voor de drie producenten van de Verenigde Staten, Union Carbide, Huntsman en Dow Chemical, en hoewel de productie met 9 % steeg, daalde de bezettingsgraad van de productiecapaciteit van 90,4 % tot 83 %. Nieuwe geïnstalleerde productiecapaciteit is in het algemeen bedoeld voor DEA, maar leidt tot overtollige productie van MEA.

(58) Bovendien bleek uit het onderzoek dat de producenten van de Verenigde Staten belangrijke hoeveelheden van het betrokken product naar de Gemeenschap uitvoerden tijdens de onderzochte periode, hetgeen erop wijst dat de markt van de Gemeenschap een belangrijke afzetmarkt voor hun productie is. Van 1997 tot het onderzoektijdvak steeg de desbetreffende uitvoer uit de Verenigde Staten naar de Gemeenschap met 12,4 % terwijl de binnenlandse verkoop slechts met 4,9 % steeg en de uitvoer naar andere derde landen met 2,7 % daalde. Tijdens het OT was de binnenlandse verkoop in de Verenigde Staten gelijk aan 67,1 % van de totale verkoop van de drie bovenvermelde producenten terwijl de uitvoer naar de Gemeenschap 13,6 % en de uitvoer naar derde landen 19,3 % van deze verkoop bedroeg.

(59) Het onderzoek toonde ook aan dat de binnenlandse prijzen in de Verenigde Staten hoger lagen dan de verkoopprijzen op de markt van de Gemeenschap. De hogere prijzen in de Verenigde Staten kunnen rechtstreeks worden toegeschreven aan het hoge verbruik van DEA op de markt van de Verenigde Staten.

(60) Ten slotte zij erop gewezen dat Zuid-Korea maatregelen heeft genomen tegen de invoer van ethanolamine uit de Verenigde Staten. Hoewel de Commissie niet de mening is toegedaan dat de betrokken hoeveelheden, zelfs indien deze uitvoer in zijn geheel werd omgelegd, de markt van de Gemeenschap kunnen ontwrichten, zijn de ingestelde antidumpingmaatregelen een aanwijzing dat de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten er niet voor terugdeinzen om tegen dumpingprijzen uit te voeren.

(61) Zowel de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap als die van de exporteurs/producenten waren tijdens de OP voortdurend hoger dan de minimumprijs waarop de variabele antidumpingrechten gebaseerd zijn. Er werd aangetoond dat de werkelijke invoerprijzen en de wederverkoopprijzen van de verbonden importeurs niet met elkaar stroken en dat de samengestelde invoerprijzen die de kosten in aanmerking nemen die ontstonden tussen de invoer en de wederverkoop, systematisch onder de minimumprijzen lagen; dit wijst erop dat de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten ten dele de ingestelde antidumpingmaatregelen voor hun rekening hebben genomen. Anderzijds bleek de bedrijfstak van de Gemeenschap niet in staat om de negatieve omstandigheden waarin hij terecht was gekomen, te boven te komen en was de situatie van deze bedrijfstak tijdens het OT nog steeds onbevredigend.

(62) Het onderzoek bevestigde dat de producenten van de Verenigde Staten, zoals tijdens het vorige onderzoektijdvak (1991-1992) toen nog geen maatregelen waren ingesteld, omvangrijke hoeveelheden naar de markt van de Gemeenschap uitvoerden. Deze hoeveelheden bedroegen tijdens het vorige OT 48000 ton, daalden tot 44000 ton aan het begin van de OP en waren aan het eind van de OP opnieuw tot 51000 ton gestegen. Tijdens het OT vertegenwoordigden deze hoeveelheden 40 % van de totale productie van de Gemeenschap.

(63) Parallel met de groeiende vraag naar DEA in de Verenigde Staten, die tot prijsstijgingen voor DEA en voor ethanolamine in het algemeen leidde, werd een minder opvallende prijswijziging op de markt van de Gemeenschap vastgesteld. Bovenstaande ontwikkeling in het verbruik leidde tot de productie van grotere hoeveelheden MEA en deze overproductie kan er toe leiden dat laatstgenoemd product bij gebrek aan een aangepaste vraag tegen steeds lagere prijzen wordt verkocht. Verwacht wordt dat de gevolgen voor de prijs van TEA geringer zullen zijn omdat bij dit product kleinere overschotten zijn voorspeld.

(64) Eén exporteur/producent in de Verenigde Staten beweerde dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf overtollige capaciteit voor MEA had, met prijsdruk als gevolg. Bewijzen voor deze bewering werden evenwel niet verstrekt. Eén producent van de Verenigde Staten voerde ook aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen voor DEA in 1998 had onderboden. Uit het onderzoek bleek evenwel dat het genoemde bedrijf in de Gemeenschap geen DEA had verkocht aan de klant die werd vermeld.

3. Conclusie in verband met de mogelijke voortzetting van de schadelijke dumping

(65) Het onderzoek toonde aan dat ondanks de geldende antidumpingmaatregelen en een stijging van de productie, de productiecapaciteit, het verbruik en de verkochte hoeveelheden, de bedrijfstak van de Gemeenschap nog steeds kwetsbaar is en kampt met zwakke verkoopprijzen en een zwakke rentabiliteit. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon voldoen aan de grotere vraag die ontstond toen de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten zich gedeeltelijk terugtrokken uit de DEA-markt in de Gemeenschap. Doordat de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten evenwel het ingestelde recht gedeeltelijk voor hun rekening namen, overtollige hoeveelheden MEA produceerden en ten gevolge hiervan meer MEA uit de Verenigde Staten in de Gemeenschap tegen dumpingprijzen invoerden, bleven de prijzen voor alle soorten ethanolamine te laag; zelfs met antidumpingmaatregelen kon de rentabiliteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet worden hersteld.

(66) Uit het onderzoek bleek dat de betrokken invoer nog steeds plaatsvond tegen sterke dumpingprijzen. De prijzen op de binnenlandse markt in de Verenigde Staten waren sedert het vorige onderzoek gestegen en deze stijging was geringer dan de stijging van de prijzen bij uitvoer uit de Verenigde Staten naar de Gemeenschap. Hierdoor werden kleinere dumpingmarges vastgesteld vergeleken met het oorspronkelijk onderzoek; het feit dat de exporteurs het recht voor hun rekening namen mag hierbij evenwel niet uit het oog worden verloren. Voorts werd vastgesteld dat de uitgevoerde hoeveelheden omvangrijk waren en tijdens het OT 40 % van de totale productie van de Gemeenschap vertegenwoordigden.

(67) De bedrijfstak van de Gemeenschap kon de negatieve situatie waarin hij sedert het vorige onderzoek terecht was gekomen niet te boven komen; de prijzen van de uit de Verenigde Staten ingevoerde producten lagen onder de minimumprijzen (rekening houdend met de werkelijke kosten tussen de invoer en de wederverkoop); terzelfder tijd werden de geldende antidumpingmaatregelen ten dele geabsorbeerd, hetgeen de bedrijfstak van de Gemeenschap bij de verbetering van zijn situatie ook in de weg stond. De capaciteitsverhogingen in de Verenigde Staten zullen waarschijnlijk druk uitoefenen op de markt in de Gemeenschap; vooral de productie van overtollige hoeveelheden MEA zal hierbij een rol spelen. De markt van de Gemeenschap blijft, vergeleken met andere markten, attractief voor de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten, die verder omvangrijke hoeveelheden tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap uitvoeren. Derhalve wordt geconcludeerd dat de schadelijke dumping zeer waarschijnlijk zal worden voortgezet.

G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

1. Inleiding

(68) In het vorige onderzoek werd besloten dat de goedkeuring van maatregelen niet indruiste tegen het belang van de Gemeenschap. Dit onderzoek is een nieuw onderzoek; dat betekent dat een situatie wordt onderzocht waarin reeds antidumpingmaatregelen worden toegepast en het doel van een dergelijk onderzoek is derhalve na te gaan of deze maatregelen voor de betrokken partijen ongewenste negatieve gevolgen hebben. Er werd dus onderzocht of er, ondanks de bevindingen in verband met de mogelijke voortzetting van de schadelijke dumping, dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Gemeenschap was de maatregelen te handhaven. Hiertoe werd overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening voor alle bij de procedure betrokken partijen nagegaan welke de gevolgen waren van de handhaving of de intrekking van de geldende maatregelen, dan wel van de instelling van nieuwe maatregelen.

2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(69) De geldende maatregelen leidden niet tot prijzen op de markt van de Gemeenschap die de producenten van de Gemeenschap in staat stelden hun rentabiliteit opnieuw te verhogen. Uit het onderzoek bleek dat de maatregelen nooit echt afdoend waren; hoewel de werkelijke invoerprijzen boven de vastgestelde minimumprijzen lagen, strookten laatstgenoemde prijzen toch niet met de wederverkoopprijzen van de verbonden importeurs. De vooruitzichten voor de markt van de Gemeenschap zijn niet gunstig omdat er duidelijke aanwijzingen zijn dat grote hoeveelheden MEA, vervaardigd in recentelijk geïnstalleerde productie-installaties, zullen worden ingevoerd en de prijsdruk die in 1999 in sommige gevallen tot prijzen onder de vastgestelde minimumprijzen leidde, zal aanhouden.

(70) Gezien bovenstaande overwegingen, is de handhaving van de maatregelen voor ethanolamine met het oog op de beperking van de prijsdruk in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

3. Belang van de verwerkende bedrijven

(71) De Commissie ontving van vier bedrijven die ethanolamine verwerken antwoorden op de vragenlijsten; twee van deze ingevulde vragenlijsten werden als compleet beschouwd en in deze gevallen volgde een verificatie ter plekke. Omdat deze vier verwerkende bedrijven slechts 1,4 % van het verbruik in de Gemeenschap tijdens het OT voor hun rekening namen, konden de gegevens niet als representatief worden beschouwd. De verwerkende bedrijven voerden aan dat een verhoging van hun productiekosten vermeden moest worden omdat hun rentabiliteit daardoor werd beïnvloed.

(72) Volgens de gegevens die tijdens het onderzoek werden verzameld, bleek de aankoopprijs van ethanolamine tijdens het OT 2,21 % tot 18,82 % van de productiekosten van het afgewerkte product te vertegenwoordigen (het laatstgenoemde cijfer is een extreem geval en geldt voor een product waarbij ethanolamine perfect kan worden vervangen door een ander niet verwant product). In het algemeen bedraagt de gewogen gemiddelde aankoopprijs 4,33 % van de productiekosten. De voorgestelde maatregelen zouden maximaal een verhoging van gemiddeld minder dan 1 % tot gevolg hebben en derhalve kunnen de gevolgen als beperkt worden beschouwd.

(73) Nog een ander bedrijf dat het betrokken product verwerkt, voerde aan dat het voornemens was in de Gemeenschap een chemisch product, namelijk een halffabrikaat voor glyfosaat, te vervaardigen en hierbij DEA wenste te gebruiken. Dit bedrijf voerde aan dat het zijn voornemen niet kon uitvoeren wegens de (ten gevolge van antidumpingmaatregelen) kunstmatig hoog gehouden invoerprijzen en het gebrek aan (door de Gemeenschap vervaardigd) DEA ter plekke. Er zij op gewezen dat de minimumprijs waarop het variabele recht gebaseerd is steeds lager lag dan de aankoopprijzen die voor de verschillende belanghebbende partijen tijdens het OT werden vastgesteld. Dit toonde aan dat het eerste argument van dit verwerkend bedrijf niet op de realiteit gebaseerd was. Uit het onderzoek bleek verder dat DEA niet in toereikende hoeveelheden beschikbaar was in de Verenigde Staten en dat de uitvoer naar de Gemeenschap ten gevolge hiervan daalde. De producenten van de Gemeenschap hadden enige tijd nodig om zich aan te passen aan de stijgende vraag, maar het aanbod van DEA was nooit zo klein dat de prijzen hierdoor aanmerkelijk werden beïnvloed zodat ook het tweede argument van dit bedrijf als ongegrond moet worden beschouwd.

4. Conclusie in verband met het belang van de Gemeenschap

(74) De maatregelen handhaven, zou in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn en zou waarborgen dat de prijzen, vooral voor MEA, tot op een niet-schadelijk niveau werden opgetrokken. De bedrijven die het product verwerken en zich bekend maakten, hadden geen groot aandeel in het verbruik van de Gemeenschap en/of konden hun beweringen niet met bewijzen staven. Hoe het ook zij, de weerslag van de maatregelen op hun productiekosten is gering. Op basis van deze overwegingen werd geconcludeerd dat er geen dwingende redenen waren om de maatregelen niet te handhaven; de maatregelen waarborgen namelijk handhaving van de concurrentie met billijke prijzen en voorkomen terzelfder tijd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap verder schade lijdt.

H. ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(75) Omdat werd vastgesteld dat de exporteurs/producenten van de Verenigde Staten de rechten gedurende langere tijd "absorbeerden" en de ingevoerde hoeveelheden omvangrijk bleven, werd geconcludeerd dat het om duurzame ontwikkelingen ging. Derhalve moesten conclusies worden getrokken uit het onderzoek, dat zowel op basis van zowel artikel 11, lid 2, als op basis van artikel 11, lid 3, van de basisverordening had plaatsgevonden. Omdat de momenteel geldende maatregelen niet het verwachte positieve gevolg voor de bedrijfstak van de Gemeenschap hadden opgeleverd, werd besloten dat:

- de antidumpingmaatregelen moesten worden gehandhaafd;

- deze maatregelen een andere vorm moesten aannemen;

- het niveau van deze maatregelen moest worden gewijzigd en aangepast aan de vastgestelde dumping en schade.

(76) Er zij op gewezen dat in het kader van antidumpingprocedures gebruik wordt gemaakt van de werkelijke invoerprijzen om de dumpingmarge en de schademarge te bepalen. Het onderzoek toonde evenwel aan dat de werkelijke invoerprijzen niet strookten met de wederverkoopprijzen van de verbonden importeurs. Indien van deze invoerprijzen gebruik zou worden gemaakt, zouden de werkelijke dumpingmarge en schademarge voor het OT worden onderschat. Derhalve werd geconcludeerd dat de dumpingmarge en schademarge die overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werden vastgesteld, gebaseerd moesten worden op samengestelde invoerprijzen.

(77) Om de schadedrempel te berekenen, werd een niet-schadelijke verkoopprijs voor de bedrijfstak van de Gemeenschap vastgesteld, waarbij een winstmarge van 8 % in aanmerking werd genomen en werd deze prijs vergeleken met de wederverkoopprijzen van de met de exporteurs in de Verenigde Staten verbonden importeurs. Het verschil werd uitgedrukt als een percentage van de samengestelde invoerprijs cif. Aan de hand van deze methode werd vastgesteld dat de schademarge, die onder de desbetreffende dumpingmarge lag, 10,4 % bedroeg voor Union Carbide Corporation, 13,9 % voor Dow Chemical Company en 20,5 % voor Huntsman Chemical Company. Ter vergelijking: in het kader van het vorige onderzoek waren de op de minimumprijs toepasselijke variabele rechten gebaseerd op een schademarge van 45,2 % voor Union Carbide, 53,5 % voor Dow Chemical en 39,5 % voor Huntsman.

(78) De specifieke vaste rechten die gebaseerd zijn op het verschil tussen de niet-schadelijke prijs en de wederverkoopprijs van de met de producenten in de Verenigde Staten verbonden importeurs bedragen 59,25 EUR per ton voor Union Carbide Corporation, 69,40 EUR per ton voor Dow Chemical Company en 111,25 EUR per ton voor Huntsman Chemical Company. Dit soort maatregel wordt passend geacht omdat de invoer uit de Verenigde Staten hoofdzakelijk via verbonden handelsmaatschappijen plaatsvindt. Het residuele specifieke vaste recht werd vastgesteld op 111,25 EUR per ton.

(79) Alle betrokken partijen werden op de hoogte gebracht van de essentiële gegevens en overwegingen op basis waarvan de maatregelen worden gehandhaafd en de hoogte en vorm van deze maatregelen worden aangepast. De partijen werd een termijn toegestaan binnen welke zij standpunten in verband met deze mededelingen konden innemen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van ethanolamine dat wordt ingedeeld onder de GN-codes 2922 11 00 (monoëthanolamine) (Taric-code 2922 11 00 10), ex 2922 12 00 (diëthanolamine) (Taric-code 2922 12 00 10) en 2922 13 10 (triëthanolamine) uit de Verenigde Staten van Amerika.

2. Het definitieve recht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt voor de volgende bedrijven:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders gespecificeerd, zijn de voor douanerechten geldende bepalingen op dit recht van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

F. Parly

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18).

(2) PB L 28 van 2.2.1994, blz. 40.

(3) PB C 231 van 23.7.1998, blz. 3.

(4) PB C 27 van 2.2.1999, blz. 3.

(5) Gebaseerd op de klacht en op gegevens van de exporteur/producent van de Verenigde Staten. De verkoop stemt overeen met 10 % van de totale verkoop van alle soorten ethanolamine die op de markt van de Gemeenschap worden vervaardigd.

Top