EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999R2799

Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie van 17 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder

OJ L 340, 31.12.1999, p. 3–27 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 028 P. 110 - 134
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 028 P. 110 - 134
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 028 P. 110 - 134
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 028 P. 110 - 134
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 028 P. 110 - 134
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 028 P. 110 - 134
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 028 P. 110 - 134
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 028 P. 110 - 134
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 028 P. 110 - 134
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 030 P. 184 - 208
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 030 P. 184 - 208
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 008 P. 165 - 189

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 21/11/2014: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/2799/oj

31999R2799

Verordening (EG) nr. 2799/1999 van de Commissie van 17 december 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder

Publicatieblad Nr. L 340 van 31/12/1999 blz. 0003 - 0027


VERORDENING (EG) Nr. 2799/1999 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 1999

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden en de verkoop van voornoemd mageremelkpoeder

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(1), en met name op de artikelen 10 en 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG) nr. 1255/1999 is eerst en vooral in de plaats gekomen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad(2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1587/96(3), en voorts onder meer van Verordening (EEG) nr. 986/68 van de Raad(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1802/95 van de Commissie(5), die voorschriften voor de toekenning van steun voor ondermelk en mageremelkpoeder voor voederdoeleinden bevatte. Om rekening te houden met de nieuwe regeling en met de opgedane ervaring dient te worden overgegaan tot wijziging en, in voorkomend geval, vereenvoudiging van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1725/79 van de Commissie van 26 juli 1979 met betrekking tot de uitvoeringsbepalingen inzake de toekenning van steun voor tot mengvoeder verwerkte ondermelk en voor mageremelkpoeder bestemd voor kalvervoeding(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 83/96(7). Nu die verordening wordt gewijzigd, verdient het duidelijkheidshalve aanbeveling haar om te werken en er daarbij ook bepalingen in op te nemen uit Verordening (EEG) nr. 3398/91 van de Commissie van 20 november 1991 inzake de verkoop bij openbare inschrijving van mageremelkpoeder voor de vervaardiging van mengvoeder en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 569/88(8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 124/1999(9), en uit Verordening (EEG) nr. 1634/85 van de Commissie van 17 juni 1985 tot vaststelling van de toe te kennen steun voor magere melk en mageremelkpoeder bestemd voor voederdoeleinden(10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1802/95.

(2) De bij artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 vastgestelde maatregel heeft tot doel verwerking van de melkeiwitten tot producten met een hogere waarde te ondersteunen. Daarom dient betaling van de steun afhankelijk te worden gesteld van het gehalte aan melkeiwitten van de gebruikte ondermelk of het gebruikte mageremelkpoeder.

(3) Er dient voor te worden gezorgd dat de ondermelk en het mageremelkpoeder waarvoor de steun wordt verleend, daadwerkelijk voor voederdoeleinden worden gebruikt. Daartoe moet worden bepaald dat de steunverlening beperkt blijft tot ondermelk die of mageremelkpoeder dat met inachtneming van bepaalde eisen tot mengvoeder is verwerkt, en tot mageremelkpoeder dat met inachtneming van bepaalde eisen is gedenatureerd. Bovendien moeten passende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat meermaals steun wordt verleend voor hetzelfde product.

(4) Bij Verordening (EG) nr. 1043/97 van de Commissie(11) is voorzien in een afwijking van enkele controlebepalingen van Verordening (EEG) nr. 1725/79. In het kader van de bij de onderhavige verordening voorgeschreven controles dient met deze afwijking rekening te worden gehouden en Verordening (EG) nr. 1043/97 dient te worden ingetrokken.

(5) De steun mag slechts worden toegekend indien het mengvoeder aan bepaalde in de industrie gebruikelijke normen betreffende de samenstelling ervan voldoet en het laatste stadium van de industriële fabricage heeft bereikt. Voorts dient met het oog op de controle te worden voorgeschreven dat dit product zo moet worden verpakt dat het kan worden geïdentificeerd. De lidstaten dienen de mogelijkheid te hebben om nader te bepalen op welke wijze aan de bovengenoemde eisen moet worden voldaan.

(6) Een speciale verpakking is niet nodig als het mengvoeder luzernemeel bevat. Overigens is de genoemde eis inzake de verpakking niet aangepast aan het door sommige gebruikers toegepaste vervoer met tankwagens of containers en daarom dienen voor deze vervoerswijze bijzondere controlevoorschriften te gelden en moet worden bepaald dat de steun eerst na afloop van de voorgeschreven controle wordt betaald.

(7) Controle op het gebruik van de ondermelk en het mageremelkpoeder tegen verlaagde prijs is slechts mogelijk indien de bedrijven die de steun ontvangen, voldoende garanties bieden. Het is in dit verband raadzaam te verlangen dat het verwerkende bedrijf door de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat is erkend, en voor te schrijven dat een boekhouding moet worden gevoerd die is aangepast aan de eisen die bij de toekenning van de steun worden gesteld.

(8) Met betrekking tot de referentiemethoden die moeten worden toegepast voor de bij de betrokken steunregeling voorgeschreven analyses, dient te worden verwezen naar de lijst die jaarlijks wordt bekendgemaakt op grond van Verordening (EG) nr. 2721/95 van de Commissie van 24 november 1995 tot vaststelling van regels voor de toepassing van referentie- en routinemethoden voor de analyse en de kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten in het kader van de gemeenschappelijke marktordening(12). Omdat er evenwel geen referentiemethoden zijn voor de bepaling van de hoeveelheid mageremelkpoeder in mengvoeders, voor de bepaling van lebwei in mageremelkpoeder en voor de kwalitatieve bepaling van zetmeel in mageremelkpoeder, dienen passende methoden te worden vastgesteld in het kader van de onderhavige verordening.

(9) Voor de verkoop van mageremelkpoeder uit de openbare voorraden dient de procedure van een permanente openbare inschrijving te worden toegepast om gelijke toegang voor alle kopers te waarborgen, een verkoopprijs vast te stellen die strookt met de marktsituatie, en de voor de vervaardiging van mengvoeders bestemde hoeveelheden op doeltreffende wijze te boeken. De geboden prijs kan sterk verschillen afhankelijk van met name de ouderdom van de te koop aangeboden hoeveelheden melkpoeder en de plaats waar deze zich bevinden. Het is wenselijk te voorzien in de mogelijkheid dat gedifferentieerde minimumprijzen worden vastgesteld.

(10) De in het kader van de verkoop geldende uiterste datum van inslag van het betrokken melkpoeder moet worden vastgesteld bij de onderhavige verordening. Daarom dient Verordening (EG) nr. 3536/91 van de Commissie van 2 december 1991 tot vaststelling van de uiterste datum voor de inslag van mageremelkpoeder dat op grond van Verordening (EEG) nr. 3398/91 wordt verkocht(13), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2508/1999(14), te worden ingetrokken.

(11) De ervaring leert dat de steunregeling waarin is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 1105/68 van de Commissie van 27 juli 1968 houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de toekenning van steun voor ondermelk voor voederdoeleinden(15), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1802/95, tal van problemen oplevert wat de tenuitvoerlegging ervan en de controle op de begunstigden betreft. Voorts zijn de hoeveelheden ondermelk waarvoor van deze maatregel gebruik wordt gemaakt, de laatste jaren zo sterk gedaald dat het effect van deze steunregeling op het evenwicht van de zuivelmarkt marginaal is geworden. Overigens zal ondersteuning van de markt voor ondermelk gewaarborgd blijven dankzij de steun die wordt toegekend voor de verwerking van ondermelk in mengvoeder. Het is bijgevolg wenselijk de steunmaatregel waarin Verordening (EEG) nr. 1105/68 voorziet, af te schaffen en die verordening in te trekken.

(12) Het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Bij deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 vastgesteld voor:

a) de toekenning, op grond van artikel 11 van voornoemde verordening, van steun voor ondermelk, mageremelkpoeder, karnemelk en karnemelkpoeder voor voederdoeleinden;

b) de verkoop, overeenkomstig artikel 7, lid 4, van voornoemde verordening, van mageremelkpoeder voor voederdoeleinden.

Artikel 2

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) "melk": het door het melken van één of meer koeien verkregen product waaraan niets is toegevoegd en waaraan ten hoogste een deel van de vetstoffen is onttrokken;

b) "ondermelk": melk met een vetgehalte van ten hoogste 1 % en met een eiwitgehalte in de vetvrije droge stof van ten minste 31,4 %;

c) "mageremelkpoeder": het door het uit melk verwijderen van het water verkregen product met een vetgehalte van ten hoogste 11 % en een watergehalte van ten hoogste 5 % en met een eiwitgehalte in de vetvrije droge stof van ten minste 31,4 %;

d) "karnemelk": het na het karnen of anderszins tot boter verwerken van de room en de afscheiding daaruit van de vaste vetstoffen verkregen bijproduct van de boterbereiding met een vetgehalte van ten hoogste 1 % en met een eiwitgehalte in de vetvrije droge stof van ten minste 31,4 %;

e) "karnemelkpoeder": het door het uit karnemelk verwijderen van het water verkregen product met een vetgehalte van ten hoogste 11 % en een watergehalte van ten hoogste 5 % en met een eiwitgehalte in de vetvrije droge stof van ten minste 31,4 %.

Artikel 3

Voor de toepassing van deze verordening wordt karnemelk gelijkgesteld met ondermelk en wordt karnemelkpoeder gelijkgesteld met mageremelkpoeder.

Artikel 4

Als mengsels voor de vervaardiging van mengvoeders (hierna: "mengsels") worden aangemerkt producten met de volgende samenstelling:

a) mageremelkpoeder;

b) vetten;

c) vitamines;

d) minerale zouten;

e) sacharose;

f) ten hoogste 0,3 % antiklontermiddelen en/of vloeimiddelen;

g) andere in vet oplosbare hulpstoffen, met name antioxidantia en emulgatoren.

Artikel 5

1. Als mengvoeders worden aangemerkt producten:

a) die per 100 kg eindproduct bevatten:

i) ten minste 50 kg doch niet meer dan 80 kg mageremelkpoeder

en

ii) ten minste 5 kg melkvreemde vetten en ten minste 2 kg zetmeel of voorverstijfseld zetmeel

of

iii) ten minste 2,5 kg melkvreemde vetten en ten minste 2 kg zetmeel of voorverstijfseld zetmeel indien per 100 kg mageremelkpoeder 5 kg luzernemeel of grasmeel dat ten minste 50 % (m/m) korrels met een grootte van maximaal 300 mm bevat, wordt bijgemengd. De korrels met een grootte van maximaal 300 mm moeten op gelijkmatige wijze in het mengsel verwerkt zijn;

b) die rechtstreeks als diervoeder kunnen worden gebruikt en vóór het stadium van de eindgebruiker niet zullen worden verwerkt of vermengd.

2. Wanneer wordt geconstateerd dat het vervaardigde product een hoeveelheid mageremelkpoeder bevat die groter is dan de in lid 1, letter a), onder i), genoemde maximumhoeveelheid van 80 kg, maar niet groter is dan 81 kg, mag de steun niettemin worden betaald op basis van een gehalte aan mageremelkpoeder van 80 kg.

Wanneer het vervaardigde product de in lid 1, letter a), onder i), genoemde minimumhoeveelheid van 50 kg mageremelkpoeder niet bevat, wordt een met 15 % verlaagd steunbedrag toegekend voor de werkelijk bijgemengde hoeveelheid mageremelkpoeder, voorzover 100 kg eindproduct ten minste 45 kg mageremelkpoeder bevat.

Artikel 6

1. Als gedenatureerd mageremelkpoeder worden aangemerkt producten waarvan de samenstelling beantwoordt aan één van de volgende formules:

a) Formule A: per 100 kg mageremelkpoeder worden toegevoegd

i) ten minste 9 kg luzernemeel of grasmeel dat ten minste 50 % (m/m) korrels met een grootte van maximaal 300 mm bevat,

en

ii) ten minste 2 kg zetmeel of voorverstijfseld zetmeel.

b) Formule B: per 100 kg mageremelkpoeder worden toegevoegd

i) ten minste 5 kg luzernemeel of grasmeel dat ten minste 50 % (m/m) korrels met een grootte van maximaal 300 mm bevat,

en

ii) ten minste 12 kg niet-ontgeurd of een uitgesproken geur verspreidend vismeel dat ten minste 30 % (m/m) korrels met een grootte van maximaal 300 mm bevat,

en

iii) ten minste 2 kg zetmeel of voorverstijfseld zetmeel.

Als equivalent voor de voor de korrels van het betrokken product vastgestelde maximumgrootte geldt de grootte die, volgens de norm BS 410-1976, deze het dichtst benadert, zonder noodzakelijk kleiner te zijn.

2. De aan het mageremelkpoeder toegevoegde stoffen moeten op gelijkmatige wijze in het mengsel worden verwerkt.

Het is niet toegestaan het mageremelkpoeder vóór of na denaturering enige bewerking te laten ondergaan waarbij het effect van de denaturering kan worden verzwakt of tenietgedaan, in het bijzonder met behulp van desodorantia, of waarbij smaak en geur worden gewijzigd door eliminatie van de bestanddelen die de smaak- en/of geurwaarneming veroorzaken, of door toevoeging aan het melkpoeder van ingrediënten waarvan de geur en smaak die van het vismeel overheersen.

HOOFDSTUK II

STEUN VOOR MAGEREMELKPOEDER

Afdeling 1

Steunbedrag en toekenningsvoorwaarden

Artikel 7

1. Het steunbedrag wordt vastgesteld op:

a) 5,80 EUR per 100 kg ondermelk met een eiwitgehalte in de vetvrije droge stof van van ten minste 35,6 %;

b) 5,12 EUR per 100 kg ondermelk met een eiwitgehalte in de vetvrije droge stof dat ten minste 31,4 % maar minder dan 35,6 % bedraagt;

c) 71,51 EUR per 100 kg mageremelkpoeder met een eiwitgehalte in de vetvrije droge stof van ten minste 35,6 %;

d) 63,07 EUR per 100 kg mageremelkpoeder met een eiwitgehalte in de vetvrije droge stof dat ten minste 31,4 % maar minder dan 35,6 % bedraagt.

2. Voor de hoeveelheden mageremelkpoeder met een watergehalte van meer dan 5 % wordt het steunbedrag verlaagd met 1 % per 0,2 % watergehalte boven 5 %.

Artikel 8

De steun kan slechts worden verleend voor ondermelk en mageremelkpoeder die voldoen aan de volgende voorwaarden:

a) zij worden in een overeenkomstig artikel 9 erkend bedrijf:

i) in ongewijzigde staat of na voorafgaande verwerking in een mengsel gebruikt voor de vervaardiging van mengvoeders

of

ii) in ongewijzigde staat gebruikt voor de vervaardiging van gedenatureerd mageremelkpoeder;

b) er wordt geen steun of prijsverlaging op grond van andere communautaire maatregelen voor toegekend.

Artikel 9

1. Een bedrijf dat mengsels, mengvoeders of gedenatureerd mageremelkpoeder produceert, moet daarvoor zijn erkend door de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan de productie plaatsvindt.

2. De erkenning wordt verleend aan de bedrijven die:

a) beschikken over de geschikte technische installaties en de nodige administratieve en boekhoudkundige middelen om te kunnen voldoen aan de bepalingen van deze verordening en aan de door de lidstaat vastgestelde aanvullende eisen;

b) zich onderwerpen aan een door de bevoegde instantie verrichte controle.

3. Indien wordt geconstateerd dat een bedrijf niet langer aan de in lid 2 genoemde voorwaarden of aan een andere uit deze verordening voortvloeiende verplichting voldoet, wordt, behalve in geval van overmacht, de erkenning geschorst voor een periode van één à twaalf maanden, afhankelijk van de ernst van de onregelmatigheid.

Na afloop van deze periode wordt de erkenning ingetrokken indien de in lid 2 genoemde voorwaarden niet zijn vervuld. Op verzoek van het betrokken bedrijf kan na een periode van ten minste zes maanden de erkenning na een grondige controle opnieuw worden verleend.

De genoemde schorsing wordt niet opgelegd indien de lidstaat constateert dat de onregelmatigheid niet opzettelijk of door grove nalatigheid is begaan en slechts van zeer geringe betekenis is.

Artikel 10

1. Op de verpakkingen van de mengsels moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht:

a) één of meer van de in bijlage II, onder A, opgenomen vermeldingen;

b) het gehalte aan mageremelkpoeder, het gehalte aan toegevoegde minerale zouten en sacharose en het gehalte aan vetstoffen, inclusief de in vet oplosbare hulpstoffen;

c) een vermelding waardoor het bedrijf aan de hand van zijn erkenningsnummer kan worden geïdentificeerd.

2. Onverminderd artikel 11 en het bepaalde in Richtlijn 79/373/EEG van de Raad(16), worden de mengvoeders verpakt in gesloten zakken of andere recipiënten met een maximuminhoud van 50 kg, waarop de volgende vermeldingen zijn aangebracht:

a) één of meer van de in bijlage II, onder B, opgenomen vermeldingen;

b) een vermelding waardoor het bedrijf aan de hand van zijn erkenningsnummer kan worden geïdentificeerd;

c) het gehalte aan mageremelkpoeder;

d) het nummer van de vervaardigde partij;

e) de datum van vervaardiging indien deze niet kan worden nagegaan aan de hand van het nummer van de vervaardigde partij.

Deze vermeldingen moeten duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn en zijn aangebracht op de verpakking, op de recipiënt of op een daarop bevestigd etiket.

3. De lidstaten kunnen nader bepalen hoe de verpakkingen overeenkomstig lid 2 moeten worden gemerkt en welke aanvullende vermeldingen op de verpakking, de recipiënt of het etiket mogen voorkomen. Zij delen de Commissie de maatregelen mee die zij daartoe nemen.

Artikel 11

Het bepaalde in artikel 10, lid 2, geldt niet voor mengvoeders:

a) waarin overeenkomstig artikel 5, lid 1, letter a), onder iii), luzernemeel of grasmeel is verwerkt;

b) die overeenkomstig de artikelen 12 en 13 met tankwagens of containers worden geleverd aan landbouwbedrijven of veeteelt- of veemesterijbedrijven die deze mengvoeders gebruiken.

Artikel 12

Het bedrijf dat de steun ontvangt, wordt op zijn verzoek gemachtigd de mengvoeders met tankwagens of containers te leveren. Deze machtiging wordt verleend door de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het bedrijf is gevestigd.

De levering vindt plaats onder administratieve controle. Deze controle garandeert met name dat het mengvoeder wordt geleverd aan een landbouwbedrijf of een veeteelt- of veemesterijbedrijf dat het gebruikt.

Artikel 13

1. Indien de levering met tankwagens of containers plaatsvindt in een andere lidstaat dan de lidstaat van productie, wordt het bewijs van de levering onder administratieve controle overeenkomstig artikel 12 geleverd door overlegging van het controle-exemplaar als bedoeld in de artikelen 471 tot en met 495 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(17).

2. In vak 104 van het controle-exemplaar moeten één of meer van de in bijlage II, onder C, opgenomen vermeldingen zijn aangebracht.

3. De lidstaat van bestemming controleert of de geadresseerde voldoet aan de in artikel 12, tweede alinea, gestelde voorwaarden.

Afdeling 2

Controlemaatregelen

Artikel 14

1. Aan het bedrijf dat mengvoeders produceert, kan de steun slechts worden verleend indien dit bedrijf registers bijhoudt die zijn ontleend aan de boekhouding, in overeenstemming zijn met het door de lidstaat vastgestelde betalingsschema en ten minste de volgende gegevens bevatten:

a) gekochte of vervaardigde hoeveelheden zuivelproducten en de datum waarop deze zijn geleverd of geproduceerd;

b) datum van levering en hoeveelheden ondermelk en mageremelkpoeder die zijn vervaardigd of geleverd in ongewijzigde staat of in de vorm van voor de vervaardiging van mengvoeders gebruikte mengsels, alsmede naam en adres van de leverancier en het gehalte aan melkeiwitten van deze producten;

c) datum van vervaardiging en vervaardigde en gekochte hoeveelheden mengvoeders, met vermelding van de samenstelling van de producten en het procentuele aandeel van de bestanddelen, waarbij met name de in ongewijzigde staat of in de vorm van een mengsel toegevoegde hoeveelheden caseïne en/of caseïnaten moeten worden aangegeven;

d) datum van verkoop en hoeveelheden ondermelk, mageremelkpoeder en mengvoeders, alsmede naam en adres van de geadresseerde;

e) verliezen, monsters, geretourneerde of omgeruilde hoeveelheden ondermelk, mageremelkpoeder en mengvoeders.

2. De in lid 1 genoemde gegevens worden met name door de leveringsbewijzen en de facturen gestaafd.

3. De lidstaten kunnen verlangen dat het bedrijf een specifieke voorraadboekhouding bijhoudt waarin met name die aanvullende gegevens worden vermeld die ter vergemakkelijking van de toepassing van deze verordening noodzakelijk worden geacht.

Artikel 15

Om ervoor te zorgen dat de bepalingen van dit hoofdstuk in acht worden genomen, nemen de lidstaten met name de in de artikelen 16 tot en met 18 bedoelde controlemaatregelen.

De resultaten van deze controles worden door de met de controle belaste instantie genoteerd op formulieren waarin met name de in bijlage I van deze verordening bedoelde gegevens worden vermeld.

Artikel 16

1. Behoudens het bepaalde in lid 2, wordt de controle op de inachtneming van de gehalten aan eiwitten, water en vetten van de ondermelk en het mageremelkpoeder die worden bijgemengd, verricht vóór of uiterlijk bij het gebruik ervan, in ongewijzigde staat of in de vorm van een mengsel, voor de vervaardiging van mengvoeders of het gebruik ervan, in ongewijzigde staat, voor de vervaardiging van gedenatureerd mageremelkpoeder.

2. Indien het, in ongewijzigde staat of in de vorm van een mengsel, gebruikte mageremelkpoeder rechtstreeks afkomstig is van de inrichting waar het is geproduceerd, kan de in lid 1 bedoelde controle worden verricht voordat het mageremelkpoeder die productie-inrichting verlaat. In dit geval gelden de volgende regels:

a) de bevoegde instantie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gecontroleerde hoeveelheid mageremelkpoeder wordt gebruikt voor de vervaardiging van mengvoeders of van gedenatureerd mageremelkpoeder;

b) op de zakken, verpakkingen of recipiënten waarin het mageremelkpoeder zich bevindt, zijn de nodige gegevens aangebracht om het mageremelkpoeder en de productie-inrichting te kunnen identificeren en zijn de datum van vervaardiging, het nettogewicht en de gehalten aan eiwitten, water en vetten van het mageremelkpoeder vermeld;

c) de door de controle-instantie opgestelde controledocumenten moeten:

i) met name de volgende gegevens bevatten: de hoeveelheid mageremelkpoeder, de gehalten aan eiwitten, water en vetten ervan, de voor de identificatie ervan benodigde gegevens en de datum van vervaardiging ervan,

ii) het mageremelkpoeder vergezellen totdat het in mengvoeder wordt verwerkt,

iii) bij de in artikel 14, lid 1, bedoelde registers worden gevoegd.

Artikel 17

1. De door de betrokken lidstaat vastgestelde controlevoorschriften met betrekking tot het gebruik van de ondermelk en het mageremelkpoeder, in ongewijzigde staat of in de vorm van een mengsel, voor de vervaardiging van mengvoeders voldoen ten minste aan de in de leden 2 tot en met 5 genoemde voorwaarden.

2. De controle op de betrokken bedrijven betreft met name:

a) de samenstelling van de in ongewijzigde staat gebruikte ondermelk en het in ongewijzigde staat gebruikte mageremelkpoeder,

b) de samenstelling van de gebruikte mengsels,

c) de samenstelling van de vervaardigde mengvoeders.

3. De controle op de betrokken bedrijven wordt ter plaatse verricht en betreft met name de gang van zaken bij de vervaardiging, die wordt nagegaan door:

a) onderzoek van de gebruikte grondstoffen,

b) controle op de aanvoer en de afvoer van de producten,

c) monsterneming,

d) verificaties betreffende het bijhouden van de in artikel 14, lid 1, bedoelde registers.

4. De controles worden niet aangekondigd en worden ten minste eenmaal om de 14 dagen waarop mengvoeders worden vervaardigd, verricht. Bij de bepaling van het tijdschema voor de controles wordt met name rekening gehouden met de hoeveelheden mageremelkpoeder die door het betrokken bedrijf worden gebruikt, en met de frequentie van de grondige controle van de boekhouding van het bedrijf overeenkomstig lid 5.

De bedrijven die niet permanent ondermelk of mageremelkpoeder gebruiken, delen hun programma voor de vervaardiging van mengvoeders mee aan de controle-instantie van de betrokken lidstaat opdat deze instantie de desbetreffende controles kan plannen.

De voorschriften inzake het tijdschema voor deze controles zijn niet van toepassing in het geval dat de vervaardiging van de mengvoeders permanent ter plaatse wordt gecontroleerd.

5. De in lid 4 bedoelde controles worden aangevuld met een onaangekondigde grondige controle van de handelsdocumenten en van de in artikel 14, lid 1, bedoelde registers.

Deze aanvullende controle wordt ten minste om de twaalf maanden verricht. Indien deze controle ten minste om de drie maanden wordt verricht, mag het tijdschema voor de in lid 3 bedoelde controles erop zijn gebaseerd dat deze controles slechts ten minste eenmaal om de 28 dagen waarop mengvoeders worden vervaardigd, hoeven te worden verricht in plaats van om de 14 dagen.

Artikel 18

1. De vervaardiging van gedenatureerd mageremelkpoeder wordt tijdens de duur van de denaturering ten minste eenmaal per dag ter plaatse gecontroleerd.

2. Het bedrijf dat het gedenatureerde mageremelkpoeder vervaardigt, stelt de bevoegde instantie vóór de vervaardiging schriftelijk of met behulp van welk middel voor schriftelijke telecommunicatie dan ook in kennis van:

a) het erkenningsnummer dat de fabriek identificeert;

b) de te denatureren hoeveelheid mageremelkpoeder;

c) de plaats waar de denaturering zal worden verricht;

d) de voor de denaturering geplande data.

De bevoegde instantie bepaalt hoelang van tevoren de data waarop het gedenatureerde mageremelkpoeder zal worden vervaardigd, moeten worden meegedeeld en kan om aanvullende inlichtingen verzoeken.

Artikel 19

Behoudens het bepaalde in artikel 20, zijn de referentiemethoden die moeten worden toegepast voor de bij deze verordening voorgeschreven analyses, die welke zijn opgenomen in de lijst zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2721/95.

Artikel 20

1. Het gehalte aan mageremelkpoeder van de mengsels en van de mengvoeders wordt geverifieerd door middel van een volgens de in bijlage III beschreven methode ten minste in duplo verrichte analyse, aangevuld met de in artikel 17, lid 3, genoemde controlemaatregelen. Indien de resultaten van deze verificaties niet met elkaar overeenstemmen, is het resultaat van de controles ter plaatse doorslaggevend.

2. De afwezigheid van lebwei wordt aangetoond volgens de in bijlage IV beschreven methode.

3. Het zetmeelgehalte van de mengvoeders wordt geconstateerd door middel van de in artikel 17, lid 3, genoemde controlemaatregelen, die moeten worden aangevuld door toepassing van de in bijlage V uiteengezette methode voor het verrichten van een kwalitatieve analyse.

4. Het vochtgehalte van zurekarnemelkpoeder wordt geconstateerd volgens de in bijlage VI beschreven methode.

5. Het gehalte aan grasmeel of luzernemeel, het zetmeelgehalte en het gehalte aan vismeel van gedenatureerd mageremelkpoeder worden geconstateerd hetzij door middel van een laboratoriumanalyse, hetzij door middel van de in artikel 18, lid 1, bedoelde controle ter plaatse.

Artikel 21

Met het oog op het verrichten van de analytische controles waarin dit hoofdstuk voorziet, kunnen de lidstaten, na goedkeuring door de Commissie en onder hun toezicht, voor bepaalde erkende inrichtingen een zelfcontrolesysteem invoeren.

Afdeling 3

Betaling van de steun

Artikel 22

1. Het steunbedrag is het bedrag dat van toepassing is, naar gelang van het geval, op de dag waarop de ondermelk of het mageremelkpoeder tot mengvoeder wordt verwerkt, of op de dag waarop het mageremelkpoeder wordt gedenatureerd.

2. De steun wordt betaald door de bevoegde instantie die is aangewezen door de lidstaat op het grondgebied waarvan de fabrikant is gevestigd die de ondermelk of het mageremelkpoeder heeft gebruikt voor, naar gelang van het geval, de vervaardiging van mengvoeders of denaturering.

3. De steun wordt betaald op basis van een aanvraag die de fabrikant van de mengvoeders of van het gedenatureerde mageremelkpoeder (hierna: "de begunstigde") bij de bevoegde instantie heeft ingediend en waarin de volgende gegevens zijn vermeld:

a) de naam en het adres van de begunstigde;

b) de hoeveelheid ondermelk of mageremelkpoeder waarvoor hij de steun aanvraagt, met vermelding van het eiwitgehalte ervan;

c) in voorkomend geval, de hoeveelheid mengvoeders waarin de ondermelk of het mageremelkpoeder bedoeld onder b) is verwerkt, eventueel onder opgave van de nummers van de vervaardigde partijen waaruit deze hoeveelheid bestaat.

4. De lidstaat bepaalt met welke tussenpozen de steun wordt betaald, maar de periode waarop de betalingsaanvraag betrekking heeft, mag niet meer dan één maand bedragen.

Artikel 23

1. De steun wordt slechts betaald indien de in de leden 2 tot en met 4 genoemde voorwaarden zijn vervuld.

2. Uit de resultaten van de in dit hoofdstuk bedoelde analyses en de in artikel 15 bedoelde controles betreffende de betalingsperiode die is voorafgegaan aan de periode waarvoor de steun wordt aangevraagd, moet blijken dat de bepalingen van dit hoofdstuk in acht zijn genomen.

3. De begunstigde moet ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantonen dat de desbetreffende hoeveelheid ondermelk of mageremelkpoeder tot mengvoeder is verwerkt of is gedenatureerd gedurende de periode waarvoor de steun wordt aangevraagd.

4. In het in artikel 12 bedoelde geval legt de begunstigde ten genoegen van de bevoegde autoriteit de bewijsstukken over die het mogelijk maken te constateren dat de levering van de mengvoeders met tankwagens of containers aan landbouwbedrijven of veeteelt- of veemesterijbedrijven die deze voeders gebruiken, heeft plaatsgevonden.

Artikel 24

1. Onverminderd artikel 25 geldt dat, indien uit de resultaten van de in dit hoofdstuk bedoelde analyses en van de in artikel 15 bedoelde controles blijkt dat de begunstigde in de voorafgaande betalingsperiode de bepalingen van dit hoofdstuk niet in acht heeft genomen, de betaling van de steun voor de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt geschorst in afwachting van de resultaten van de voor deze laatste periode verrichte controles. Voorts wordt de steun die voor de betrokken voorafgaande periode onverschuldigd is betaald, teruggevorderd.

2. Het bedrag van de onverschuldigd betaalde steun betreft de totale hoeveelheid ondermelk of mageremelkpoeder die is gebruikt gedurende de periode tussen de datum van de laatste van de vorige controles die geen aanleiding tot opmerkingen heeft gegeven, en de datum van de controle waaruit blijkt dat de begunstigde opnieuw aan de bepalingen van deze verordening voldoet.

Evenwel wordt, indien de begunstigde daarom verzoekt, op zijn kosten door de met de controle belaste instantie zo spoedig mogelijk een speciaal onderzoek ingesteld. Indien het bewijs wordt geleverd dat de betrokken hoeveelheid kleiner is dan die welke in de eerste alinea wordt bedoeld, wordt het terug te vorderen bedrag dienovereenkomstig verlaagd.

Artikel 25

Mits is voldaan aan de in artikel 23, lid 3, genoemde voorwaarde, mogen de lidstaten een voorschot in de zin van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie(18) betalen waarvan het bedrag gelijk is aan het bedrag van de aangevraagde steun, nadat een zekerheid is gesteld die gelijk is aan 110 % van het voor te schieten bedrag.

In dit geval worden de bewijsstukken waaruit het recht op de steun blijkt, overgelegd binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de betaling van het voorschot.

HOOFDSTUK III

VERKOOP VAN MAGEREMELKPOEDER UIT DE OPENBARE VOORRADEN

Afdeling 1

Organisatie van en deelneming aan de openbare inschrijvingen

Artikel 26

1. Het mageremelkpoeder wordt verkocht volgens de procedure van een permanente openbare inschrijving, waarvoor door elk van de interventiebureaus zorg wordt gedragen.

2. De verkoop betreft het mageremelkpoeder dat vóór 31 december 1997 is ingeslagen.

3. Een bericht van permanente openbare inschrijving wordt ten minste acht dagen vóór het verstrijken van de eerste termijn voor het indienen van biedingen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

4. Het interventiebureau stelt een bericht van openbare inschrijving op waarin met name de termijn voor het indienen van biedingen en de plaats waar zij moeten worden ingediend, zijn vermeld.

Voor de hoeveelheden mageremelkpoeder die het interventiebureau in zijn bezit heeft, vermeldt het bovendien:

a) de adressen van de opslagplaatsen waar het te koop aangeboden mageremelkpoeder is opgeslagen;

b) de hoeveelheden mageremelkpoeder die in elke opslagplaats te koop worden aangeboden.

5. Het interventiebureau houdt een lijst met de in lid 4 bedoelde gegevens bij en stelt deze lijst op aanvraag ter beschikking van de gegadigden. Bovendien publiceert het interventiebureau deze bijgewerkte lijst regelmatig in een passende vorm die het aangeeft in het bericht van openbare inschrijving.

6. Het interventiebureau treft de nodige maatregelen opdat de gegadigden:

a) alvorens een bod in te dienen, op hun kosten monsters van het te koop aangeboden mageremelkpoeder kunnen onderzoeken;

b) de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 322/96 van de Commissie(19) bedoelde analyseresultaten kunnen verifiëren.

Artikel 27

1. Tijdens de periode waarin de permanente openbare inschrijving loopt, houdt het interventiebureau bijzondere openbare inschrijvingen.

2. Voor de bijzondere openbare inschrijvingen verstrijkt de termijn voor het indienen van biedingen telkens op de tweede en de vierde dinsdag van de maand om 12.00 uur (Brusselse tijd) met uitzondering van de tweede dinsdag van augustus en de vierde dinsdag van december. Is de dinsdag een feestdag, dan verstrijkt de termijn op de laatste voorafgaande werkdag om 12.00 uur (Brusselse tijd).

Artikel 28

1. Voor het overeenkomstig dit hoofdstuk verkochte mageremelkpoeder kan de in artikel 1, onder a), bedoelde steun worden verleend.

2. De gegadigden nemen aan de bijzondere openbare inschrijving deel hetzij bij aangetekende brief, hetzij door afgifte van het schriftelijke bod aan het interventiebureau, dat een ontvangstbewijs verstrekt, hetzij met gebruikmaking van welk middel voor schriftelijke telecommunicatie ook.

Het bod wordt ingediend bij het interventiebureau dat het mageremelkpoeder in zijn bezit heeft.

3. In het bod worden vermeld:

a) de naam en het adres van de inschrijver;

b) de gevraagde hoeveelheid;

c) de geboden prijs per 100 kg mageremelkpoeder, exclusief binnenlandse belastingen, af opslagplaats, uitgedrukt in euro;

d) de lidstaat op het grondgebied waarvan de verwerking tot mengvoeder of de denaturering zal plaatsvinden;

e) in voorkomend geval, de opslagplaats waar het mageremelkpoeder zich bevindt en eventueel een vervangende opslagplaats.

4. Een bod is slechts geldig indien:

a) het betrekking heeft op een hoeveelheid van ten minste 10 t. Indien de in een opslagplaats beschikbare hoeveelheid echter kleiner is dan 10 t, vormt de beschikbare hoeveelheid de minimumhoeveelheid waarvoor een bod kan worden ingediend;

b) het vergezeld gaat van de schriftelijke verbintenis van de inschrijver dat hij de volgende voorwaarden zal naleven:

i) hij moet het gekochte mageremelkpoeder tot mengvoeder of tot gedenatureerd mageremelkpoeder verwerken of laten verwerken binnen een termijn van 60 dagen te rekenen vanaf het verstrijken van de in artikel 27, lid 2, bedoelde termijn voor het indienen van biedingen in het kader van de bijzondere openbare inschrijving;

ii) hij moet de bepalingen van deze verordening in acht nemen of doen nemen;

c) het bewijs wordt geleverd dat de inschrijver in de lidstaat waar het bod wordt ingediend, vóór het verstrijken van de termijn voor het indienen van biedingen een inschrijvingszekerheid van 36 EUR per ton voor de betrokken bijzondere openbare inschrijving heeft gesteld.

5. Het bod kan na het verstrijken van de in artikel 27, lid 2, bedoelde termijn niet worden ingetrokken.

Artikel 29

Wat de in artikel 28, lid 4, onder c), bedoelde inschrijvingszekerheid betreft, zijn de handhaving van het bod na het verstrijken van de termijn voor het indienen van biedingen, het stellen van de in artikel 30, lid 3, bedoelde verwerkingszekerheid en de betaling van de prijs primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

Afdeling 2

Uitvoering van de openbare inschrijving

Artikel 30

1. Op de dag zelf waarop de in artikel 27, lid 2, bedoelde termijn verstrijkt, delen de lidstaten aan de Commissie mee welke hoeveelheden de inschrijvers hebben gevraagd en welke prijzen zij hebben geboden, alsmede welke hoeveelheid mageremelkpoeder te koop wordt aangeboden.

2. Rekening houdende met de voor elke bijzondere openbare inschrijving ontvangen biedingen, stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 een minimumverkoopprijs voor het mageremelkpoeder vast. Deze prijs kan worden gedifferentieerd afhankelijk van de ouderdom van de te koop aangeboden hoeveelheden mageremelkpoeder en van de plaats waar deze zich bevinden.

Besloten kan worden aan de openbare inschrijving geen gevolg te geven.

3. Tegelijk met de minimumverkoopprijs stelt de Commissie volgens dezelfde procedure het bedrag van de verwerkingszekerheid per 100 kg mageremelkpoeder vast.

De verwerkingszekerheid heeft tot doel te garanderen dat de primaire eis in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 betreffende het gebruik van het mageremelkpoeder overeenkomstig de in artikel 28, lid 4, onder b), bedoelde verbintenis wordt nagekomen. Deze zekerheid wordt gesteld in de lidstaat op het grondgebied waarvan de verwerking tot mengvoeders of de denaturering zal plaatsvinden, bij de door deze lidstaat aangewezen instantie.

Artikel 31

Het bod wordt afgewezen als de voorgestelde prijs onder de minimumprijs ligt.

Artikel 32

1. Het interventiebureau verricht de toewijzing met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 5 vervatte regels.

2. Het mageremelkpoeder wordt toegewezen op basis van de datum waarop het is ingeslagen, door telkens eerst het oudste product te nemen van de totale hoeveelheid die in de door de marktdeelnemer aangewezen opslagplaats of opslagplaatsen beschikbaar is.

3. Onverminderd artikel 31, wordt toegewezen aan de meestbiedende. Als de beschikbare hoeveelheid niet is opgebruikt, wordt de resterende hoeveelheid toegewezen aan de overige inschrijvers, waarbij telkens eerst aan de meestbiedende onder hen wordt toegewezen.

4. Indien bij aanvaarding van een bod voor de betrokken opslagplaats de nog beschikbare hoeveelheid mageremelkpoeder zou worden overschreden, wordt alleen deze resterende hoeveelheid aan de betrokken inschrijver toegewezen.

Het interventiebureau kan evenwel in overleg met de inschrijver andere opslagplaatsen aanwijzen om de in het bod vermelde hoeveelheid te bereiken.

5. 5. Indien bij aanvaarding van verscheidene biedingen met een gelijke prijs voor producten uit eenzelfde opslagplaats de beschikbare hoeveelheid zou worden overschreden, wordt bij de toewijzing de beschikbare hoeveelheid verdeeld naar evenredigheid van de in de betrokken biedingen aangegeven hoeveelheden.

Als die verdeling er evenwel toe zou leiden dat hoeveelheden van minder dan 5 t worden toegewezen, wordt toegewezen door loting.

Artikel 33

De uit de openbare inschrijving voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn niet overdraagbaar.

Artikel 34

1. Elke inschrijver wordt door het interventiebureau onmiddellijk van het resultaat van zijn deelneming aan de bijzondere openbare inschrijving in kennis gesteld.

Voor de biedingen waarop niet wordt ingegaan, wordt de in artikel 29 bedoelde zekerheid onverwijld vrijgegeven.

2. Degene aan wie is toegewezen, betaalt het interventiebureau, vóór de afhaling van het mageremelkpoeder en binnen de in artikel 35, lid 2, bedoelde termijn, voor elke hoeveelheid die hij voornemens is af te halen, het door hem geboden bedrag en hij stelt de in artikel 30, lid 3, bedoelde verwerkingszekerheid.

Artikel 35

1. Wanneer het in artikel 34, lid 2, bedoelde bedrag is betaald en de in artikel 30, lid 3, bedoelde zekerheid is gesteld, geeft het interventiebureau de in artikel 29 bedoelde inschrijvingszekerheid vrij en geeft het een afhaalbon af waarin zijn vermeld:

a) de hoeveelheid waarvoor aan de in het inleidende zinsdeel genoemde voorwaarden is voldaan;

b) de opslagplaats waar deze hoeveelheid is opgeslagen;

c) de uiterste datum waarop het mageremelkpoeder moet worden afgehaald;

d) de uiterste datum voor de verwerking tot mengvoeder of de denaturering.

2. Degene aan wie is toegewezen, haalt het hem toegewezen mageremelkpoeder af binnen 30 dagen na de laatste dag waarop de biedingen konden worden ingediend. Dit mageremelkpoeder mag in gedeelten worden afgehaald.

Indien het mageremelkpoeder niet binnen de in de eerste alinea gestelde termijn wordt afgehaald, is behoudens overmacht de opslag van het mageremelkpoeder vanaf de eerste dag na de dag waarop de termijn is verstreken, voor rekening en risico van degene aan wie is toegewezen.

3. Het mageremelkpoeder wordt door het interventiebureau afgeleverd in verpakkingen waarop in duidelijk zichtbare en leesbare karakters deze verordening is vermeld.

Op verzoek van de belanghebbende geeft het interventiebureau een kopie af van het in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 322/96 bedoelde certificaat betreffende de samenstelling van de gekochte producten.

4. Naast de bij Verordening (EEG) nr. 3002/92 van de Commissie(20) voorgeschreven vermeldingen moeten in vak 104 van het controle-exemplaar T 5 ook één of meer van de in bijlage II, onder D, opgenomen vermeldingen worden aangebracht. In vak 106 moet de uiterste datum voor de verwerking tot mengvoeder of voor de denaturering worden vermeld.

HOOFDSTUK IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 36

De Verordeningen (EEG) nr. 1105/68, (EEG) nr. 1725/79, (EEG) nr. 1634/85, (EEG) nr. 3398/91, (EEG) nr. 3536/91 en (EG) nr. 1043/97 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de Verordeningen (EEG) nr. 1725/79 en (EEG) nr. 3398/91 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 37

De in artikel 4, leden 2 en 4, van Verordening (EEG) nr. 1725/79 bedoelde voorbedrukte verpakkingen mogen worden gebruikt tot en met 30 juni 2000.

De overeenkomstig artikel 4, lid 5, en artikel 8, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1725/79 verleende erkenningen blijven geldig in het kader van de toepassing van de onderhavige verordening.

De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1725/79 blijven van toepassing voor de in het kader van Verordening (EEG) nr. 3398/91 toegewezen hoeveelheden mageremelkpoeder.

Artikel 38

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2000.

Zij geldt uitsluitend voor de op of na deze datum tot mengvoeder of tot gedenatureerd mageremelkpoeder verwerkte hoeveelheden ondermelk of mageremelkpoeder.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 1999.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

(2) PB L 148 van 28.6.1968, blz. 13.

(3) PB L 206 van 16.8.1996, blz. 21.

(4) PB L 169 van 18.7.1968, blz. 4.

(5) PB L 174 van 26.7.1995, blz. 27.

(6) PB L 199 van 7.8.1979, blz. 1.

(7) PB L 17 van 23.1.1996, blz. 3.

(8) PB L 320 van 22.11.1991, blz. 16.

(9) PB L 16 van 21.1.1999, blz. 19.

(10) PB L 158 van 18.6.1985, blz. 7.

(11) PB L 152 van 11.6.1997, blz. 6.

(12) PB L 283 van 25.11.1995, blz. 7.

(13) PB L 335 van 6.12.1991, blz. 8.

(14) PB L 304 van 27.11.1999, blz. 21.

(15) PB L 184 van 29.6.1968, blz. 24.

(16) PB L 86 van 6.4.1979, blz. 30.

(17) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(18) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(19) PB L 45 van 23.2.1996, blz. 5.

(20) PB L 301 van 17.10.1992, blz. 17.

BIJLAGE I

ANALYTISCHE CONTROLES

Voor de monsterneming gelden de bepalingen die zijn vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 70/373/EEG van de Raad van 20 juli 1970 betreffende de invoering van gemeenschappelijke bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders (PB L 170 van 3.8.1970, blz. 21).

A. Mageremelkpoeder in ongewijzigde staat

1. Gehalte aan:

a) water;

b) eiwitten;

c) vetten.

2. Aanwezigheid van vreemde bestanddelen, overeenkomstig de door de nationale autoriteiten vastgestelde bepalingen:

a) zetmeel en voorverstijfseld zetmeel;

b) grasmeel of luzernemeel;

c) lebwei;

d) vismeel;

e) andere stoffen, met name zure wei, voorzover de nationale autoriteiten de opsporing ervan vereisen.

B. In een mengsel verwerkt mageremelkpoeder

Naast de onder A bedoelde analyses uit te voeren controles:

Gehalte aan:

a) mageremelkpoeder;

b) vetten, inclusief in vet oplosbare hulpstoffen.

C. Gedenatureerd mageremelkpoeder

Naast de onder A bedoelde analyses uit te voeren controles:

1. Bij denaturering volgens formule A:

Gehalte aan:

a) grasmeel of luzernemeel;

b) zetmeel.

Korrelverdeling in het grasmeel of luzernemeel.

2. Bij denaturering volgens formule B:

Gehalte aan:

a) grasmeel of luzernemeel;

b) zetmeel;

c) vismeel.

Korrelverdeling in:

a) het grasmeel of luzernemeel;

b) het vismeel.

De controle van de geur kan worden uitgevoerd door verdunning met een inert poeder vóór de denaturering (verhouding 1:20) of na de denaturering (verhouding 1:2). Na de verdunning moet nog een karakteristieke en uitgesproken geur worden geconstateerd.

D. Mengvoeders

Gehalte aan:

a) mageremelkpoeder;

b) grasmeel of luzernemeel;

c) vetten.

Aanwezigheid van zetmeel.

Korrelverdeling in het grasmeel of luzernemeel (gecontroleerd vóór de bijmenging).

BIJLAGE II

A. Op de verpakkingen van mengsels aan te brengen vermeldingen

- Mezcla destinada a la fabricación de piensos compuestos - Reglamento (CE) n° 2799/1999

- Blanding bestemt til fremstilling af foderblandinger - Forordning (EF) nr. 2799/1999

- Mischung zur Herstellung von Mischfutter - Verordnung (EG) Nr. 2799/1999

- Μείγμα που προορίζεται για την παρασκευή συνθέτων ζωοτροφών - Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 2799/1999

- Mixture intended for the manufacture of compound feedingstuffs - Regulation (EC) No 2799/1999

- Mélange destiné à la fabrication d'aliments composés - Règlement (CE) n° 2799/1999

- Miscela destinata alla fabbricazione di alimenti composti - Regolamento (CE) n. 2799/1999

- Voor de vervaardiging van mengvoeders bestemd mengsel - Verordening (EG) nr. 2799/1999

- Mistura destinada ao fabrico de alimentos compostos - Regulamento (CE) n.o 2799/1999

- Rehuseosten valmistukseen tarkoitettu esiseos - asetus (EY) N:o 2799/1999

- Blandning avsedd för framställning av foderblandningar - Förordning (EG) nr 2799/1999

B. Op de verpakkingen van mengsels aan te brengen vermeldingen

- Pienso compuesto que contiene leche desnatada en polvo - Reglamento (CE) n° 2799/1999

- Foderblanding med indhold af skummetmælkspulver - Forordning (EF) nr. 2799/1999

- Magermilchpulver enthaltendes Mischfutter - Verordnung (EG) Nr. 2799/1999

- Σύνθετη ζωοτροφή που περιέχει αποκορυφωμένο γάλα σε σκόνη - Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 2799/1999

- Compound feedingstuff containing skimmed-milk powder - Regulation (EC) No 2799/1999

- Aliment composé pour animaux contenant du lait écrémé en poudre - Règlement (CE) n° 2799/1999

- Alimento composto per animali contenente latte scremato in polvere - Regolamento (CE) n. 2799/1999

- Mageremelkpoeder bevattend mengvoeder - Verordening (EG) nr. 2799/1999

- Alimento composto para animais com leite em pó desnatado - Regulamento (CE) n.o 2799/1999

- Rasvatonta maitojauhetta sisältävä rehuseos - asetus (EY) N:o 2799/1999

- Foderblandning innehållande skummjölkspulver - Förordning (EG) nr 2799/1999

C. Bij levering met tankwagens of containers in vak 104 van het controle-exemplaar T 5 aan te brengen bijzondere vermeldingen

- Piensos compuestos destinados a una explotación agraria o una explotación pecuaria o de engorde que utilice los piensos compuestos - Reglamento (CE) n° 2799/1999

- Foderblanding til brug på en landbrugsbedrift, en opdrætnings- eller en opfedningsvirksomhed - Forordning (EF) nr. 2799/1999

- Für landwirtschaftliche Betriebe bzw. Aufzucht- oder Mastbetriebe bestimmtes Mischfutter - Verordnung (EG) Nr. 2799/1999

- Σύνθετες ζωοτροφές που θα χρησιμοποιηθούν από γεωργική εκμετάλλευση ή κτηνοτροφική εκμετάλλευση ή εκμετάλλευση παχύνσεως - Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 2799/1999

- Compound feedingstuffs bound for a farm or breeding or fattening concern which uses feedingstuffs - Regulation (EC) No 2799/1999

- Aliments composés pour animaux destinés à une exploitation agricole ou une exploitation d'elevage ou d'engraissement utilisatrice - Règlement (CE) n° 2799/1999

- Alimenti composti per animali destinati ad un'azienda agricola o ad un'azienda dedita all'allevamento o all'ingrasso che utilizzano gli alimenti composti - Regolamento (CE) n. 2799/1999

- Mengvoeder, bestemd voor een dit voeder gebruikend landbouwbedrijf of veeteelt- of veemesterijbedrijf - Verordening (EG) nr. 2799/1999

- Alimentos compostos para animais destinados a uma exploração agrícola, pecuária ou de engorda utilizadora - Regulamento (CE) n.o 2799/1999

- Maatilalle, jalostuskarjatilalle tai lihakarjatilalle tarkoitettu rehuseos - asetus (EY) N:o 2799/1999

- Foderblandningar avsedda att användas i ett jordbruksföretag, eller för uppfödning eller gödning - Förordning (EG) nr 2799/1999

D. In vak 104 van het controle-exemplaar T 5 aan te brengen bijzondere vermeldingen voor mageremelkpoeder dat uit de openbare voorraden is verkocht

- Debe transformarse en piensos compuestos o desnaturalizarse - Reglamento (CE) n° 2799/1999

- Skal forarbejdes til foderblandinger eller denatureres - Forordning (EF) nr. 2799/1999

- Zur Verarbeitung zu Mischfutter oder zur Denaturierung - Verordnung (EG) Nr. 2799/1999

- Να μεταποιηθεί σε σύνθετες ζωοτροφές ή να μετουσιωθεί - Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 2799/1999

- To be processed into compound feedingstuffs or denatured - Regulation (EC) No 2799/1999

- À transformer en aliments composés pour animaux ou à dénaturer - Règlement (CE) n° 2799/1999

- Da trasformare in alimenti composti per animali o da denaturare - Regolamento (CE) n. 2799/1999

- Moet tot mengvoeder worden verwerkt of worden gedenatureerd - Verordening (EG) nr. 2799/1999

- Para transformação em alimentos compostos para animais ou desnaturação - Regulamento (CE) n.o 2799/1999

- Rehuseoksiksi jalostettavaksi tai denaturoitavaksi - asetus (EY) N:o 2799/1999

- För bearbetning till foderblandningar eller denaturering - Förordning (EG) nr 2799/1999

BIJLAGE III

BEPALING VAN DE HOEVEELHEID MAGEREMELKPOEDER IN MENGVOEDERS, DOOR ENZYMATISCHE COAGULATIE VAN PARACASEÏNE

1. Doel

Bepaling van de hoeveelheid mageremelkpoeder in mengvoeders, door enzymatische coagulatie van de paracaseïne.

2. Toepassingsgebied

Deze methode is van toepassing voor mengvoeders die ten minste 10 % mageremelkpoeder bevatten; de aanwezigheid van belangrijke hoeveelheden karnemelk en/of van bepaalde niet-melkeiwitten kan storend werken.

3. Principe van de methode

3.1. Oplossen van de caseïne aanwezig in het mengvoeder door extractie met natriumcitraatoplossing.

3.2. Herstellen van de voor het neerslaan van de paracaseïne vereiste concentratie aan calciumionen; omzetting van de caseïne in paracaseïne door de werking van het lebstremsel.

3.3. Bepaling van de paracaseïnestikstof volgens de Kjeldahl-methode, beschreven in IDF 20A 1986; berekening van de hoeveelheid mageremelkpoeder op basis van een minimumgehalte aan caseïne van 27,5 (zie punt 9.1).

4. Reagentia

De gebruikte reagentia zijn van pro-analysekwaliteit. Gebruik gedestilleerd water of water van een gelijkwaardige zuiverheid. Met uitzondering van het lebstremsel (punt 4.5), dienen alle gebruikte reagentia en oplossingen vrij te zijn van stikstofhoudende stoffen.

4.1. Trinatriumcitraat-dihydraat (oplossing van 1 % g/v).

4.2. Calciumchloride (2M-oplossing). Weeg 20,18 g CA-CO3 (pro-analysekwaliteit) af in een porseleinen capsule van vereiste grootte (150-200 ml) of in een bekerglas. Bedek met gedestilleerd water en breng over naar een kokendwaterbad. Voeg langzaam 50-60 ml HCl-oplossing toe (concentratie HCl: water = 1:1) om het carbonaat volledig op te lossen. Laat het kokendwaterbad staan totdat de CACl2 is gedroogd, teneinde de HCl die niet heeft gereageerd, af te scheiden. Decanteer met gedestilleerd water in een maatfles van 100 ml en verdun tot aan het merkteken. Controleer de pH-waarde, die niet lager mag zijn dan 4,0. Bewaar de oplossing in een koelkast.

4.3. Natriumhydroxide 0,1 N.

4.4. Zoutzuur 0,1 N.

4.5. Gestandaardiseerde lebstremseloplossing, sterkte 1 : 10000 (extract van kalverlebmagen); bewaring in koelkast bij 4 tot 6 °C.

4.6. Reagentia voor de bepaling van stikstof volgens de Kjeldahl-methode, beschreven in IDF 20A 1986.

5. Apparatuur

Gebruikelijk laboratoriummateriaal, met name:

5.1. mortier of mengmolen;

5.2. analytische balans;

5.3. tafelcentrifuge (2000 tot 3000 omw./min.), met centrifugebuizen van 50 ml;

5.4. magnetische roerder met staafjes van 10 tot 15 mm;

5.5. bekerglazen van 150 tot 200 ml;

5.6. kolven van 250 ml en 500 ml;

5.7. glazen trechters met een diameter van 60 tot 80 mm;

5.8. asvrije rondfilters, snel filtrerend, met een diameter van 150 mm (S.S. 5892, S.S. 595 1/2);

5.9. pipetten van verschillende inhoud;

5.10. waterbad, met thermostaat geregeld op 37 °C;

5.11. pH-meter;

5.12. destructie- en destillatie-apparaat voor de Kjeldahl-methode;

5.13. gegradueerde buret van 25 ml;

5.14. plastic spuitfles voor gedestilleerd water;

5.15. spatels van roestvrij staal;

5.16. thermometer;

5.17. droogstoof met thermostaat.

6. Uitvoering

6.1. Bereiding van het monster:

Wrijf 10 tot 20 g van het monster fijn in een mortier of meng in een mengmolen teneinde een homogeen mengsel te bekomen.

6.2. Oplossen van het melkpoeder en afscheiden van het onoplosbare deel:

6.2.1. Weeg 1,000 +- 0,002 g van het gehomogeniseerde mengvoeder (punt 6.1) direct in een centrifugebuis van 50 ml. Voet hieraan 30 ml van de trinatriumcitraatoplossing (punt 4.1) voorafgaandelijk verwarmd tot 45 °C toe. Roer met een magnetische roerder gedurende ten minste vijf minuten.

6.2.2. Centrifugeer bij 500 g (2000 tot 3000 omw.min.) gedurende tien minuten en decanteer de bovenstaande vloeistof in een bekerglas van 150 tot 200 ml. Zorg ervoor dat geen losse onopgeloste deeltjes overgaan bij het decanteren van de bovenstaande vloeistof.

6.2.3. Verricht nog twee extracties op het residu volgens dezelfde werkwijze; voeg de drie waterige extracten samen.

6.2.4. Indien er zich een olielaag vormt op deze extracten, koel dan in een koelkast totdat het vet stolt en verwijder de vetlaag met behulp van een spatel.

6.3. Coagulatie van de caseïne door de enzymen van het stremsel:

6.3.1. Voeg aan het totale waterige extract (ongeveer 100 ml), al roerend, druppelsgewijs 3,4 ml verzadigde oplossing calciumchloride (punt 4.2) toe. Stel de pH in op 6,4 tot 6,5 met verdunde oplossingen van NaOH (punt 4.3) of HCl (punt 4.4). PLaats de oplossing in het thermostaatbad bij 37 °C gedurende 15 tot 20 minuten zodat het zoutevenwicht zich kan instellen. De oplossing wordt hierbij melkachtig wit.

6.3.2. Breng de vloeistof over in één (of twee) centrifugebuizen en centrifugeer bij 2000 g gedurende tien minuten, teneinde neerslag te verwijderen. Decanteer het supernatans, zonder de neerslag te wassen, in één (of twee) centrifugebuizen.

6.3.3. Breng de temperatuur van het supernatans opnieuw op 37 °C. Voeg aan het extract, al roerend, druppelsgewijs 0,5 ml vloeibaar stremsel (punt 4.5) toe. Coagulatie treedt op binnen één of twee minuten.

6.3.4. Plaats het monster opnieuw in het waterbad bij 37 °C gedurende 15 minuten. Neem het monster uit het bad en breek dan het coagulum door roeren. Centrifugeer bij 2000 g gedurende tien minuten. Filtreer de bovenstaande vloeistof op een geschikt filtreerpapier(1), Whatman nr. 541 of dergelijke; bewaar het filteerpapier. Was de neerslag in de centrifugebuis met 50 ml water bij ongeveer 35 °C door de neerslag te roeren.

Centrifugeer opnieuw bij 2000 g gedurende tien minuten. Filtreer de bovenstaande vloeistof op het bewaarde filtreerpapier.

6.4. Bepaling van caseïnestikstof:

6.4.1. Breng de neerslag na het wassen kwantitatief over op het filtreerpapier dat is bewaard van punt 6.3.4, met gebruik van gedestilleerd water. Breng het filtreerpapier over naar de Kjeldahl-kolf. Bepaal de stikstof volgens de Kjeldahl-methode, beschreven in IDF 20A 1986.

7. Blancobepaling

7.1. Verricht regelmatig een blancobepaling door een asvrije filter (punt 5.8), bevochtigd met een mengsel van 90 ml van de trinatriumoplossing (punt 4.1), 1 ml van de verzadigde calciumchlorideoplossing (4.2), 0,5 ml stremsel (punt 4.5), en gewassen met 3 x 15 ml water. Bepaal de stikstof volgens de Kjeldahl-methode beschreven in IDF 20A 1986.

7.2. Verminder het volume zuur (punt 4.4), verbruikt bij de titratie van het onderzochte monster, met de verbruikte hoeveelheid bij de blancobepaling.

8. Controleproef

8.1. Voer, ter controle van de werkwijze en van de gebruikte reagentia, een bepaling uit op een mengvoeder van normale samenstelling waarvan het gehalte aan mageremelkpoeder in een ringonderzoek is vastgesteld. Het gemiddelde resultaat van een bepaling in tweevoud mag niet meer dan 1 % afwijken van het resultaat van het ringonderzoek.

9. Uitdrukking van de resultaten

9.1. Het percentage mageremelkpoeder in het mengvoeder wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

waarin N het percentage paracaseïnestikstof is en 27,5 de omzettingsfactor om de bepaalde caseïne om te zetten in het percentage mageremelkpoeder; 2,81 en 0,908 zijn correctiefactoren die bij regressieanalye zijn verkregen.

10. Nauwkeurigheid van de methode

10.1. Herhaalbaarheid

In ten minste 95 % van de bestudeerde gevallen was het verschil tussen twee individuele resultaten verkregen door één analyst in één laboratorium bij onderzoek van eenzelfde monster niet meer dan 2,3 g mageremelkpoeder op 10 g onderzocht mengvoeder.

10.2. Reproduceerbaarheid

In ten minste 95 % van de bestudeerde gevallen was het verschil tussen de in twee laboratoria op eenzelfde monster verkregen resultaten niet meer dan 6,5 g mageremelkpoeder op 100 g onderzocht mengvoeder.

11. Tolerantiegrens

De CrD95-waarde (kritisch verschil; 95 % betrouwbaarheidsgrens) wordt berekend aan de hand van de formule (ISO 5725):

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

(R: reproduceerbaarheid; r: herhaalbaarheid).

Dubbele bepaling: CrD95 = 4,5 g.

Wanneer het verschil tussen de uitkomst van de chemische analyse en de opgegeven hoeveelheid mageremelkpoeder niet meer dan 4,5 g bedraagt (dubbele bepaling), wordt de partij mengvoeder geacht te voldoen aan het betrokken voorschrift.

12. Opmerkingen

12.1. De toevoeging van een aanzienlijk percentage niet-melkeiwitten, met name van soja, indien deze met de melk werden verwarmd, geeft aanleiding tot te hoge resultaten, door coprecipitatie met de paracaseïne van de melk.

12.2. In sommige gevallen kan de toevoeging van karnemelk aanleiding geven tot te lage cijfers, doordat de analyse slechts betrekking heeft op het ontvette extract. Bij toevoeging van sommige karnemelkpoeders van zure room kunnen aanzienlijk lagere cijfers worden gevonden doordat deze poeders niet volledig oplossen in de citraatoplossing.

12.3. De toevoeging van ten minste 0,5 % lecithine kan eveneens tot te lage resultaten aanleiding geven.

12.4. De verwerking van mageremelkpoeder, gedroogd op hoge temperatuur (high-heat), kan te hoge waarden geven, te wijten aan de coprecipitatie van wei-eiwitten met de paracaseïne.

(1) Er dient een snelfiltrerend asvrij papier te worden gebruikt.

BIJLAGE IV

OPSPORING VAN LEBWEIPOEDER IN MAGEREMELKPOEDER EN MENGSELS, ALS BEDOELD IN VERORDENING (EEG) Nr. 1725/79

1. Doel: Opsporen of lebweipoeder is toegevoegd aan

a) mageremelkpoeder, als gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 986/68 en

b) mengsels, als bedoeld in artikel 1, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1725/79.

2. Referenties: Internationale norm ISO 707

Melk en zuivelproducten - Monstermethoden, overeenkomstig de in bijlage I, punt 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 625/78 vermelde voorschriften.

3. Definitie

Het gehalte aan lebweipoeder is het gehalte dat is bepaald volgens onderstaande methode uitgedrukt in massaprocenten.

4. Beginsel

Bepaling van de hoeveelheid glycomacropeptide A volgens de in bijlage V van Verordening (EEG) nr. 625/78 vastgestelde methode. De monsters waarvoor positieve resultaten zijn verkregen, worden onderzocht op de aanwezigheid van glycomacropeptide A met reversed phase hogedrukvloeistofchromatografie (HPLC). Beoordeling van het verkregen resultaat aan de hand van standaardmonsters bestaande uit mageremelkpoeder waaraan al dan niet een bekend percentage weipoeder is toegevoegd. Resultaten hoger dan 1 % (m/m) geven aan dat lebweipoeder aanwezig is.

5. Reagentia

Alle reagentia dienen van analysekwaliteit te zijn. Onder water wordt verstaan gedistilleerd water of water van ten minste dezelfde zuiverheid. Het acetonitril moet een zodanige kwaliteit hebben dat het geschikt is voor spectroscopie of HPLC.

De reagentia die nodig zijn voor de bij Verordening (EEG) nr. 625/78 vastgestelde methode, zijn in bijlage V van die verordening beschreven.

Reagentia voor reversed phase HPLC:

5.1. Trichloorazijnzuuroplossing

Los 240 g trichloorazijnzuur (CCl3COOH) op in water en vul aan tot 1000 ml.

5.2. Eluenten A en B

Eluent A: breng 150 ml acetonitril (CH3CN), 20 ml isopropanol (CH3CHOHCH3) en 1,00 ml trifluorazijnzuur (TFA, CF3COOH) in water en vul aan tot 1000 ml. Eluent B: Breng 550 ml acetonitril, 20 ml isopropanol en 1,00 ml TFA in water en vul aan tot 1000 ml. Filtreer de loopvloeistof vóór gebruik door een membraanfilter met poriëngrootte van 0,45 μm.

5.3. Conserveren van de kolommen

Na de analyse wordt de kolom gespoeld met eluent B (via een gradiënt) en vervolgens met acetonitril (via een gradiënt in 30 minuten). De kolom wordt bewaard in acetonitril.

5.4. Standaardmonsters

5.4.1. Mageremelkpoeder dat voldoet aan de eisen van Verordening (EEG) nr. 625/78, of wel [0].

5.4.2. Hetzelfde mageremelkpoeder dat is vermengd met 5 % (m/m) weipoeder type leb van standaardsamenstelling, of wel [5].

5.4.3. Hetzelfde mageremelkpoeder dat is vermengd met 50 % (m/m) weipoeder type leb van standaardsamenstelling, of wel [50](1).

6. Apparatuur

De apparatuur die nodig is voor de bij Verordening (EEG) nr. 625/78 beschreven methode, is opgesomd in bijlage V van die verordening.

Apparatuur voor reversed phase HPLC:

6.1. Analytische balans.

6.2. Centrifuge, centrifugaalkracht tot 2200 g, voorzien van centrifugebuizen met stop met een inhoud van ongeveer 50 ml.

6.3. Mechanisch schudapparaat geschikt om bij 50 °C te werken.

6.4. Magneetroerder.

6.5. Glazen trechters, doorsnede ongeveer 7 cm.

6.6. Filtreerpapier, normaal, doorsnede ongeveer 12,5 cm.

6.7. Glazen filtreerapparaat met filtermembraan met poriëngrootte van 0,45 μm.

6.8. Meetpipetten geschikt voor 10 ml (ISO-648 norm, klasse A, of ISO/R 835) of een systeem geschikt om in twee minuten 10,0 ml af te geven.

6.9. Waterbad met thermostaat, ingesteld op 25 °C +- 0,5 °C.

6.10. HPLC-apparatuur beslaande uit:

6.10.1. pompsysteem met voorzieningen voor het creëren van binaire gradiënten;

6.10.2. injector, al dan niet automatisch, met een capaciteit van 100 μl;

6.10.3. Dupont Protein Plus-kolom (25 x 0,46 cm I.D.) of een gelijkwaardige kolom gevuld met silica met grote poriën voor reversed phase;

6.10.4. kolomoven met thermostaat, ingesteld op 35 °C +- 1 °C;

6.10.5. UV-detector met variabele golflengte, instelbaar op 210 nm (indien nodig, mag met een golflengte tot 220 nm worden gewerkt) met een gevoeligheid van 0,02 Å;

6.10.6. integrator waarmee de piekhoogte kan worden gemeten.

Opmerking

Met de kolommen kan bij kamertemperatuur worden gewerkt op voorwaarde dat de temperatuurschommelingen tot maximaal 1 °C beperkt blijven, anders gaat de retentietijd van GMPA teveel variëren.

7. Monsterneming

7.1. Internationale norm ISO 707 - Melk en zuivelproducten - Monstermethoden, overeenkomstig de in bijlage I, punt 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 625/78 vermelde voorschriften.

7.2. Het monster wordt zodanig bewaard dat geen bederf of wijziging van samenstelling kan optreden.

8. Werkwijze

8.1. Bereiding van het testmonster

Breng het melkpoeder in een vat met een inhoud van ongeveer het dubbele van het volume van het poeder en voorzien van een luchtdicht deksel. Sluit het vat onmiddellijk. Meng het melkpoeder grondig door herhaald omkeren van het vat.

8.2. Testhoeveelheid

Weeg 2,000 g +- 0,001 g van het testmonster in een centrifugebuis (punt 6.2) of in een andere daartoe geschikte fles met stop (50 ml).

8.3. Verwijdering van vetten en eiwitten

8.3.1. Voeg aan de testhoeveelheid 20,0 g warm water (50 °C) toe. Los het poeder op door gedurende vijf minuten, of in geval van zure karnemelk 30 minuten, te schudden op het schudapparaat (punt 6.3). Breng de buis in het waterbad (punt 6.9) punt om de temperatuur ervan op 25 °C te brengen.

8.3.2. Voeg gelijkmatig gedurende twee minuten onder krachtig roeren met behulp van de magneetroerder (punt 6.4) 10,0 ml trichloorazijnzuuroplossing van 25 °C (punt 5.1) toe. Plaats de buis gedurende 60 minuten in het waterbad (punt 6.9).

8.3.3. Centrifugeer (punt 6.2) punt tien minuten bij 2200 g of filtreer door papier (6.6) punt en werp de eerste 5 ml filtraat weg.

8.4. Chromatografische bepaling

8.4.1. Voer een HPLC-analyse uit overeenkomstig bijlage V van Verordening (EEG) nr. 625/78. Als een negatief resultaat wordt verkregen, bevat het geanalyseerde monster geen lebweipoeder in aantoonbare hoeveelheden. In geval van positieve resultaten moet de hieronder beschreven reversed phase HPLC-analyse worden uitgevoerd. De aanwezigheid van zurekarnemelkpoeder kan immers aanleiding geven tot valspositieve resultaten. Deze mogelijkheid kan worden uitgesloten door toepassing van de reversed phase HPLC-methode.

8.4.2. Voordat de reversed phase HPLC-analyse wordt uitgevoerd, moeten de gradiëntvoorwaarden worden geoptimaliseerd. Voor gradiëntsystemen met een dood volume van ongeveer 6 ml (d.w.z. het volume vanaf het punt waar de twee loopvloeistoffen samenkomen tot en met het volume in de monsterlus) is een retentietijd van 26 minuten +- 2 minuten optimaal voor GMPA. Voor gradiëntsystemen met een kleiner dood volume (bv. 2 ml) moet worden gewerkt met een optimale retentietijd van 22 minuten.

Neem de oplossingen van de standaardmonsters (punt 5.4) met en zonder 50 % lebwei.

Injecteer 100 μl van het supernatans of het filtraat (punt 8.3.3) in het HPLC-apparaat dat functioneert onder de voorwaarden voor de verkennende gradiënt, als aangegeven in tabel 1.

Tabel 1. Voorwaarden voor de verkennende gradiënt om de chromatografische analyse te optimaliseren

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Door de twee chromatogrammen te vergelijken kan de plaats van de GMPA-piek worden bepaald.

Met onderstaande formule kan de beginsamenstelling van de loopvloeistof die voor de normale gradiënt (punt 8.4.3) moet worden gebruikt, worden berekend:

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

waarin

RTgmpA: de retentietijd van GMPA in de verkennende gradiënt;

10: % B van de verkennende gradiënt bij het begin;

2,5: % B halfweg min % B bij het begin van de normale gradiënt;

13,5: tijdstip halfweg de verkennende gradiënt;

26: vereiste retentietijd voor GMPA;

6: verhouding van de hellingen van de verkennende gradiënt en de normale gradiënt;

30: % B bij het begin van de verkennende gradiënt min % B 27 minuten later;

27: looptijd van de verkennende gradiënt.

8.4.3. Maak oplossingen van de testmonsters:

Injecteer 100 μl nauwkeurig afgemeten supernatants of filtraat (punt 8.3.3) in het HPLC-apparaat waarin het eluent (punt 5.2) met een snelheid van 1,0 ml per minuut stroomt.

De samenstelling van het eluent bij het begin van de analyse wordt overeenkomstig punt 8.4.2 bepaald. Normaliter is de samenstelling ongeveer

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

(punt 5.2). Onmiddellijk na het injecteren wordt een lineaire gradiënt gestart die het percentage B in 27 minuten met 5 % doet toenemen. Vervolgens wordt een nieuwe lineaire gradiënt gestart die het percentage B in vijf minuten op 90 % brengt. Deze samenstelling wordt gehandhaafd gedurende vijf minuten, waarna de samenstelling wordt gewijzigd en via een lineaire gradiënt in vijf minuten tijd terug op de beginsamenstelling wordt gebracht. Afhankelijk van het interne volume van het pompsysteem kan 15 minuten nadat de beginvoorwaarden weer zijn bereikt, opnieuw worden geinjecteerd.

Opmerkingen

1. De retentietijd van het glycomacropeptide moet 26 minuten +- 2 minuten bedragen. Dit kan worden bereikt door de begin- en eindvoorwaarden van de eerste gradiënt te variëren. Het verschil tussen de percentages B van de begin- en eindvoorwaarden van de eerste gradiënt moet echter 5 % blijven bedragen.

2. De eluenten moeten voldoende zijn ontgast en gezorgd moet worden dat zij in die toestand blijven. Dit is essentieel voor een goede werking van het gradiëntsysteem. De standaardafwijking voor de retentietijd van de GMP-piek moet kleiner zijn dan 0,1 minuut (n = 10).

3. Om de vijf monsters moet een referentiemonster [5] worden geinjecteerd en een nieuwe responsfactor R (punt 9.1.1) worden berekend.

8.4.4. De resultaten van de chromatografische analyse van het testmonster [E] worden verkregen in de vorm van een chromatogram waarop de GMP-piek kan wordt geïdentificeerd door zijn retentietijd, namelijk ongeveer 26 minuten.

De integrator (punt 6.10.6) berekent automatisch de piekhoogte H van de GMP-piek. Op ieder chromatogram moet de plaats van de basislijn worden gecontroleerd. Als de basislijn zich niet op de juiste plaats bevindt, moet de analyse of de integratie worden overgedaan.

Het is noodzakelijk het chromatogram, voordat het kwalitatief wordt geinterpreteerd, te controleren om eventuele afwijkingen door een slechte werking van het apparaat of de kolom of door de oorsprong en de aard van hei geanalyseerde monster op te sporen. Bij twijfel moet de analyse worden overgedaan.

8.5. IJking

8.5.1. Pas de werkwijze van de punten 8.2 tot en met 8.4.4 nauwgezet toe op de standaardmonsters (punten 5.4.1 en 5.4.2). Maak gebruik van vers bereide oplossingen, aangezien GMP in 8 % trichloorazijnzuur bij kamertemperatuur wordt afgebroken. Bij 4 °C blijft de oplossing gedurende 24 uur stabiel. Voor grote series analyses is het gebruik van een gekoelde monsterhouder in de automatische injector gewenst.

Opmerking

Punt 8.4.2 kan worden weggelaten als het % B dat bij het begin moet worden gebruikt, bekend is van vroegere analyses.

Het referentiemonster [5] moet eenzelfde chromatogram geven als figuur 1. In deze figuur wordt de GMPA-piek voorafgegaan door twee kleine pieken. Het is essentieel dat eenzelfde scheiding wordt verkregen.

8.5.2. Injecteer 100 μl van het standaardmonster zonder lebwei [0] (punt 5.4.1) voordat de chromatografische bepaling op de monsters begint.

Op het resulterende chromatogram mag geen piek optreden voor de retentietijd van de GMPA-piek.

8.5.3. Bepaal de responsfactoren R door injectie van hetzelfde volume filtraat (punt 8.5.1) als er voor de monsters wordt geinjecteerd.

9. Weergave van de resultaten

9.1. Berekeningswijze en formules

9.1.1. Berekening van de responsfactor R

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

waarin:

R= de responsfactor voor de GMP-piek;

H= de hoogte van de GMP-piek;

W= de hoeveelheid wei in het standaardmonster [5].

9.2. Berekening van het percentage lebweipoeder in het monster

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

waarin:

W(E]= het percentage (m/m) van lebwei in het monster [E];

R= de responsfactor van de GMP-piek (punt 9.1.1);

H(E]= de hoogte van de GMP-piek van het monster [E].

Er is lebweipoeder aanwezig als W[E] hoger is dan 1 % en als het verschil tussen de retentietijd van het monster en die van het standaardmonster [5] kleiner is dan 0,2 minuut.

9.3. Nauwkeurigheid van de methode

9.3.1. Herhaalbaarheid:

Het verschil tussen de resultaten van twee bepalingen gelijktijdig of kort na elkaar door dezelfde persoon met dezelfde apparatuur op hetzelfde monster verkregen, mag niet groter zijn dan 0,2 m/m.

9.3.2. Reproduceerbaarheid:

Nog niet gedefinieerd.

9.3.3. Lineariteit:

Vanaf 0 tot en met 16 % lebwei moet een lineaire functie worden verkregen met een correlatiecoëfficiënt > 0,99.

9.4. Interpretatie

9.4.1. Wei wordt geacht aanwezig te zijn als het in punt 9.2 verkregen resultaat groter is dan 1 % m/m en als het verschil tussen de retentietijd van de GMP-piek en die van het standaardmonster [5] kleiner is dan 0,2 minuut. De grenswaarde van 1 % is bepaald overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 625/78, bijlage V, punten 9.2 en 9.4.1.

>PIC FILE= "L_1999340NL.002401.EPS">

(1) Weipoeder type leb van standaardsamenstelling al dan niet gemengd met mageremelkpoeder kan worden verkregen op het NIZO, Kernhemseweg 2, Postbus 20, 6710 BA Ede, Nederland.

Poeders die dezelfde resultaten geven als de NIZO-poeders, mogen evenwel ook worden gebruikt.

BIJLAGE V

KWALITATIEVE BEPALING VAN ZETMEEL IN MAGEREMELKPOEDER, GEDENATUREERD MELKPOEDER EN MENGVOEDERS

1. Toepassingsgebied

Deze methode beoogt de opsporing van zetmeel dat in gedenatureerde melkpoeders als merkstof wordt gebruikt.

De onderste detectiegrens van de methode is ongeveer 0,05 g zetmeel per 100 g monster.

2. Principe van de methode

De reactie is gebaseerd op die welke in de jodometrie wordt gebruikt:

- binding door de colloïden van het vrije jodium in een waterige oplossing,

- absorptie door de zetmeelmicellen en door kleurvorming.

3. Reagentia

3.1. Jodiumoplossing:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. Apparatuur

4.1. Analytische balans.

4.2. Waterbad.

4.3. Proefbuizen, 25 mm x 200 mm.

5. Uitvoering

Weeg 1 g van het monster en doe deze hoeveelheid in de proefbuis (punt 4.3).

Voeg 20 ml gedestilleerd water toe en schud om het monster te dispergeren.

Plaats de proefbuis in het warmwaterbad (punt 4.2) op kooktemperatuur en laat vijf minuten staan.

Neem de proefbuis uit het warmwaterbad en koel af tot kamertemperatuur.

Voeg 0,5 ml toe van de jodiumoplossing (punt 3.1), schud en observeer de resulterende kleur.

6. Uitdrukking van de resultaten

Een blauwe verkleuring wijst op de aanwezigheid van niet-gemodificeerd zetmeel in het monster.

Wanneer het monster gemodificeerd zetmeel bevat, is de kleur niet noodzakelijkerwijs blauw.

7. Opmerkingen

De kleur, de intensiteit van de kleur en het uitzicht van het zetmeel onder de microscoop zullen variëren naar gelang van de grondstof van het niet-gemodificeerde zetmeel (bv. maïs of aardappel) en de soort gemodificeerd zetmeel in het monster.

Als het monster gemodificeerd zetmeel bevat, is er naar gelang van de mate waarin de kristallijne structuur van niet-gemodificeerd zetmeel is gewijzigd, een verkleuring naar paars, rood of bruin.

BIJLAGE VI

BEPALING VAN HET VOCHTGEHALTE IN ZUREKARNEMELKPOEDER

1. Doel

Bepaling van het vochtgehalte in voor diervoeder bestemd zurekarnemelkpoeder.

2. Beginsel

Het monster wordt onder vacuüm gedroogd. Het gewichtsverlies wordt bepaald door wegen.

3. Apparatuur

3.1. Analytische balans.

3.2. Vochtdozen van roestvrij metaal of van glas met luchtdicht afsluitende deksels en met een zodanig nuttig oppervlak dat het monster kan worden verdeeld naar rata van ongeveer 0,3 g per cm2.

3.3. Elektrische vacuümdroogstoof met oliepomp, voorzien van een inrichting voor toevoer van gedroogde, warme lucht of voorzien van een droogmiddel (bv. calciumoxide).

3.4. Exsiccator met een efficiënt droogmiddel.

3.5. Droogoven met ventilator en thermostaat op 102 +- 2 °C.

4. Werkwijze

Verwarm een vochtdoos (punt 3.2) met deksel ten minste één uur in de droogstoof (punt 3.5). Plaats het deksel op de vochtdoos, breng deze onmiddellijk over in de exsiccator (punt 3.4), laat afkoelen tot kamertemperatuur en weeg tot op 0,5 mg nauwkeurig.

Weeg een vochtdoos met deksel tot op 0,5 mg nauwkeurig. Breng ongeveer 5 g van het monster, tot op 1 mg nauwkeurig gewogen, in de getarreerde vochtdoos en spreid gelijkmatig uit. Plaats de vochtdoos zonder deksel in de vooraf op 83 °C gebrachte vacuümdroogstoof (punt 3.3). Om te voorkomen dat de temperatuur teveel daalt, dient de vochtdoos zo snel mogelijk in de droogstoof te worden gebracht.

Stel de druk in op 100 Torr (13,3 kPa) en droog het monster gedurende vier uur bij deze druk hetzij onder toevoer van droge warme lucht, hetzij met behulp van een droogmiddel (ongeveer 300 g voor 20 monsters). In het laatste geval wordt bij het bereiken van de voorgeschreven druk de verbinding met de vacuümpomp verbroken. Reken de droogtijd uit vanaf het tijdstip dat de droogstoof weer op een temperatuur van 83 °C is. Laat de druk in de stoof voorzichtig weer komen op die van de buitenlucht. Open de vacuümdroogstoof en sluit onmiddellijk de vochtdoos met het deksel. Neem de vochtdoos uit de stoof, laat gedurende 30 à 45 minuten afkoelen in de exsiccator (punt 3.4) en weeg op 1 mg nauwkeurig. Droog nog gedurende 30 minuten in de vacuümstoof (punt 3.3) op 83 °C en weeg opnieuw. Het verschil tussen de resultaten van beide wegingen mag niet meer bedragen dan 0,1 % vocht.

5. Berekening van de resultaten

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

waarin:

E= massa in g van het oorspronkelijke analysemateriaal;

m= massa in g van het gedroogde analysemateriaal.

6. Nauwkeurigheid van de methode

6.1. Herhaalbaarheid

Het verschil tussen de resultaten van twee bepalingen binnen een zo kort mogelijke tijd, uitgevoerd door dezelfde persoon met dezelfde apparatuur op hetzelfde monster, mag niet groter zijn dan 0,4 g vocht/100 g zurekarnemelkpoeder.

6.2. Reproduceerbaarheid

Het verschil tussen de resultaten van twee bepalingen, uitgevoerd door personen in verschillende laboratoria met verschillende apparatuur op hetzelfde monster, mag niet groter zijn dan 0,6 mg vocht/100 g zurekarnemelkpoeder.

6.3. Herkomst van de precisiegegevens

De precisiegegevens zijn vastgesteld op basis van een experiment dat in 1995 in acht laboratoria werd uitgevoerd met twaalf monsters (zes blinde duplo's).

Top