EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999D0021

1999/21/EG, Euratom: Beschikking van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) en begeleidende maatregelen

OJ L 7, 13.1.1999, p. 16–19 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2002

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/21(1)/oj

31999D0021

1999/21/EG, Euratom: Beschikking van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) en begeleidende maatregelen

Publicatieblad Nr. L 007 van 13/01/1999 blz. 0016 - 0019


BESCHIKKING VAN DE RAAD van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenkaderprogramma voor acties in de energiesector (1998-2002) en begeleidende maatregelen (1999/21/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 203,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (4),

(1) Overwegende dat de Commissie de Raad door middel van het witboek "Een energiebeleid voor de Europese Unie" van 13 december 1995 in kennis heeft gesteld van haar visie op de toekomst van het energiebeleid in de Gemeenschap; dat de Raad op 8 juli 1996 een resolutie over dit witboek heeft aangenomen (5);

(2) Overwegende dat energie een essentiële factor is voor de economische en sociale ontwikkeling van de Gemeenschap;

(3) Overwegende dat de afhankelijkheid van de Gemeenschap van haar externe energieleveranciers de komende jaren aanzienlijk zal toenemen;

(4) Overwegende dat de concurrentiepositie van de Europese bedrijven sterk beïnvloed wordt door de hoogte van de energiekosten;

(5) Overwegende dat met het oog op de kwaliteit van het leven van de burgers erop moet worden toegezien dat de energieproductie en -consumptie zich ontwikkelt op een wijze die verenigbaar is met de doelstellingen inzake milieubescherming;

(6) Overwegende dat, gezien de strategische uitdagingen waarmee de Gemeenschap geconfronteerd wordt, de doelstellingen van acties in de energiesector met name gericht moeten zijn op de continuïteit van de voorziening, het concurrentievermogen en de milieubescherming;

(7) Overwegende dat voor een evenwichtige verwezenlijking van deze doelstellingen in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan de doorzichtigheid, de samenhang en de coördinatie van alle op communautair niveau getroffen energiemaatregelen;

(8) Overwegende dat de Raad het bij de aanneming van Verordening (EG) nr. 701/97 van 14 april 1997 tot vaststelling van een programma ter bevordering van de internationale samenwerking in de energiesector - Synergy-programma (6) nuttig achtte dat de Commissie een mededeling zou indienen over alle communautaire programma's met een energiecomponent, eventueel gevolgd door een voorstel inzake de vaststelling van een kaderprogramma voor energie;

(9) Overwegende dat de Commissie een mededeling "Overzicht van beleid en maatregelen op energiegebied" heeft ingediend, waaruit met name blijkt dat de Gemeenschap op dit gebied een groot aantal acties heeft ondernomen, maar dat deze versnipperd zijn, hetzij binnen het eigenlijke energiebeleid over verschillende programma's, hetzij over verschillende communautaire beleidstakken;

(10) Overwegende dat moet worden gezorgd voor beheer, complementariteit en optimaal gebruik van de begrotingsmiddelen;

(11) Overwegende dat alleen met behulp van een werkelijk geïntegreerde en gecoördineerde benadering van de communautaire acties een samenhangend en doeltreffend energiebeleid kan worden ontwikkeld dat bewerkstelligt dat adequaat met alle aspecten van de op te lossen problemen rekening kan worden gehouden;

(12) Overwegende dat deze samenhangende en doeltreffende benadering zowel binnen de eigenlijke energiebeleidsprogramma's als ten aanzien van de energiecomponenten van andere communautaire beleidsonderdelen moet worden gevolgd;

(13) Overwegende dat daartoe een meerjarenkaderprogramma dient te worden ontwikkeld en vastgesteld voor acties in het kader van het energiebeleid binnen de Gemeenschap;

(14) Overwegende dat dit kaderprogramma dient te worden uitgevoerd door middel van horizontale programma's en thematische programma's;

(15) Overwegende dat de horizontale acties gemeenschappelijke analyses en toezicht op de markten, alsook internationale samenwerking op energiegebied omvatten;

(16) Overwegende dat de thematische programma's betrekking hebben op de bevordering van duurzame energiebronnen, stimulering van energie-efficiëntie, stimulering van een schoon en efficiënt gebruik van vaste brandstoffen en acties in de nucleaire sector inzake het op een veilige manier vervoeren van radioactief materiaal, waarborgen en industriële samenwerking teneinde bepaalde veiligheidsaspecten van de kerninstallaties in de landen die nu aan het Tacis-programma deelnemen te bevorderen;

(17) Overwegende dat, gezien de context en de specifieke structuren waarbinnen de energiemaatregelen in het kader van de trans-Europese netwerken worden ontwikkeld, de structuren en regels voor de uitvoering van deze maatregelen binnen hun specifieke kader moeten worden gehandhaafd;

(18) Overwegende dat, gezien de context en de specifieke structuren waarbinnen de energiemaatregelen in het kader van OTO worden ontwikkeld, de structuren en regels voor de uitvoering van deze maatregelen in overeenstemming zullen blijven met de regels en procedures van het kaderprogramma voor OTO, maar dat de samenwerking en de coördinatie met de overige structuren moeten worden geïntensiveerd;

(19) Overwegende dat het principe te streven naar een zo groot mogelijke samenhang inhoudt dat één enkel comité dient te worden ingesteld voor het kaderprogramma als geheel en de in het kaderprogramma opgenomen acties;

(20) Overwegende dat het comité de Commissie zal helpen te zorgen voor een zo groot mogelijke transparantie en voor doorstroming van de informatie tussen alle betrokken instanties; dat aan dit comité een samenvattend verslag moet worden voorgelegd over de in het kader van de verschillende communautaire beleidsonderdelen uitgevoerde acties op energiegebied, teneinde de samenhang tussen dergelijke acties te versterken; dat het comité en de Commissie, gelet op de verscheidenheid en technische ingewikkeldheid van de problemen, zich zo nodig moeten laten bijstaan door deskundigen terzake; dat dit comité ervoor zal zorgen dat overlappingen tussen de programma's van dit kaderprogramma en met andere programma's van de Gemeenschap worden voorkomen;

(21) Overwegende dat op basis van essentiële indicatoren van het energiebeleid regelmatig verslag dient te worden uitgebracht over de uitvoer van dit kaderprogramma; dat, los van de systematische en regelmatige evaluatie van de acties, dit kaderprogramma en de daaronder vallende specifieke programma's halverwege de looptijd door onafhankelijke deskundigen dienen te worden beoordeeld;

(22) Overwegende dat, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de rol van de lidstaten en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel zoals vermeld in artikel 3 B van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de doelstellingen van het energiebeleid, zoals hierboven genoemd, alsook de versterking en de coördinatie van de zowel in het kader van het eigenlijke energiebeleid als in het kader van andere communautaire beleidsterreinen genomen energiemaatregelen ook op communautair niveau moeten worden gerealiseerd;

(23) Overwegende dat in de specifieke programma's de mogelijkheid moet worden geboden van deelname door derde landen;

(24) Overwegende dat in deze beschikking voor de volledige looptijd van dit kaderprogramma een referentiebedrag in de zin van punt 2 van de Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 (7) wordt opgenomen, zonder dat daardoor de in de Verdragen omschreven bevoegdheden van de begrotingsautoriteit worden aangetast; dat er rekening mee moet worden gehouden dat tijdens de looptijd van dit programma nieuwe financiële vooruitzichten zullen worden behandeld; dat de financiering van acties op de prioritaire gebieden van de bevordering van duurzame energie en energie-efficiëntie kan worden herzien, zodra het volgende financiële vooruitzicht is opgesteld;

(25) Overwegende dat het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor deze beschikking, die de coördinatie van het energiebeleid in al zijn aspecten beoogt, niet in andere handelingsbevoegdheden voorzien dan die welke zijn vervat in respectievelijk artikel 235 en artikel 203 van die Verdragen; dat de specifieke programma's door middel waarvan dit kaderprogramma moet worden uitgevoerd, zullen worden vastgesteld op basis van de passende rechtsgrondslag,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Voor de periode 1998-2002 wordt een meerjarenkaderprogramma voor communautaire acties op energiegebied, hierna "kaderprogramma" genoemd, vastgesteld.

2. Dit kaderprogramma draagt in de eerste plaats bij tot het op evenwichtige wijze bereiken van de volgende prioritaire doelstellingen op het gebied van het energiebeleid:

- continuïteit van de voorziening,

- concurrentievermogen,

- milieubescherming.

3. Dit kaderprogramma draagt bij tot het versterken van de transparantie, de samenhang en de coördinatie van alle communautaire acties en andere maatregelen op energiegebied, alsmede tot een doeltreffend gebruik van de financiële middelen; tevens zorgt het voor een effectieve koppeling tussen die maatregelen en de acties in het kader van andere communautaire beleidsonderdelen.

Er zal gestreefd worden naar complementariteit met relevante initiatieven van de lidstaten, en communautaire initiatieven die bijvoorbeeld genomen worden in het kader van het onderzoekbeleid op de trans-Europese netwerken.

Artikel 2

1. Dit kaderprogramma wordt uitgevoerd door middel van zes specifieke programma's van horizontale of thematische aard, die betrekking hebben op de volgende acties:

a) ontwikkeling, in samenwerking met de lidstaten, van een programma voor systematische bewaking van de marktontwikkeling en van de tendensen op energiegebied, zodat de beleidsbesluiten met betrekking tot energie op basis van een gemeenschappelijke analyse kunnen worden genomen;

b) versterking, binnen de werkingssfeer van dit kaderprogramma, van de internationale samenwerking op energiegebied;

c) bevordering van duurzame energiebronnen;

d) aanmoediging van een rationeel en efficiënt gebruik van de energievoorraden;

e) bevordering van het gebruik van milieuvriendelijke technologieën in de sector vaste brandstoffen;

f) activiteiten in de nucleaire sector met betrekking tot het veilig vervoer van radioactief materiaal en met betrekking tot veiligheidscontrole en industriële samenwerking, teneinde de veiligheid te bevorderen van nucleaire installaties in landen die aan het Tacis-programma deelnemen.

2. Elk specifiek programma, waarvan de looptijd gelijk is aan de periode van toepassing van dit kaderprogramma, behelst regels voor de uitvoering daarvan.

3. Voor de uitvoering van dit kaderprogramma kan, binnen de werkingssfeer daarvan, worden besloten tot aanvullende communautaire initiatieven in overeenstemming met de procedures van de Verdragen. Tevens kunnen in dat verband samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten met derde landen of internationale organisaties.

Artikel 3

1. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van het kaderprogramma beloopt 170 miljoen ECU. Van dit bedrag is 68 miljoen ECU bestemd voor de periode 1998 tot 1999.

Het financiële referentiebedrag voor de periode 2000 tot 2002 zal worden herzien indien het bedrag van 102 miljoen ECU niet strookt met de financiële vooruitzichten voor die periode.

De jaarlijkse kredieten worden binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten door de begrotingsautoriteit goedgekeurd.

Financiële referentiebedragen zullen ook worden vastgesteld voor elk specifiek programma.

2. De regels voor de financiële deelneming van de Gemeenschap aan uit hoofde van dit kaderprogramma gevoerde acties worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (8).

Artikel 4

1. De Commissie wordt belast met de uitvoering van dit kaderprogramma en de opstelling van richtsnoeren voor de acties en maatregelen uit hoofde van elk van de specifieke programma's. Deze richtsnoeren zullen worden aangenomen overeenkomstig het bepaalde in lid 2.

De Commissie legt het in lid 2 bedoelde comité jaarlijks een overzichtsrapport voor over de acties op energiegebied die in de verschillende communautaire beleidssectoren zijn ondernomen.

2. De Commissie wordt bij het beheer van dit kaderprogramma bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval:

stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten uit voor ten hoogste drie maanden na de datum van deze kennisgeving;

kan de Raad binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 5

1. De Commissie bestudeert jaarlijks de stand van uitvoering van dit kaderprogramma en de specifieke programma's. Zij beoordeelt de algehele doeltreffendheid van dit kaderprogramma, waarvan de werkingssfeer wordt omschreven in artikel 2, lid 1, inclusief verbeteringen in de coördinatie van acties met een energiecomponent, alsook de bijdrage daarvan aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het communautaire beleid. Zij beoordeelt tevens of de doelstellingen, de prioriteiten en de financiële middelen nog steeds beantwoorden aan de situatie zoals die zich heeft ontwikkeld. De Commissie brengt bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over het resultaat van deze beoordeling en dient zo nodig voorstellen in tot aanpassing of aanvulling van dit kaderprogramma en/of, de specifieke programma's.

2. Tijdens het derde jaar van de toepassingsperiode van dit kaderprogramma en in ieder geval voordat zij voorstellen indient voor de vaststelling van een volgend kaderprogramma laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen een externe evaluatie verrichten van de uitvoering van de communautaire acties uit hoofde van dit kaderprogramma. De Commissie doet mededeling van de conclusies daarvan, alsmede van haar opmerkingen, aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. Vóór de verzending van deze conclusies en opmerkingen raadpleegt de Commissie het in artikel 4, lid 2, bedoelde comité.

3. De in lid 2 bedoelde onafhankelijke deskundigen dienen behoorlijk gekwalificeerd te zijn en worden door de Commissie op evenwichtige wijze gekozen.

Artikel 6

Vóór eind 2000 evalueert de Raad, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, dit kaderprogramma voor de resterende looptijd ervan aan de hand van een mededeling van de Commissie waarin rekening zal worden gehouden met de prioriteiten van energiewerkzaamheden, inzonderheid met de programma's Save (9) en Altener (10).

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 december 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. MOLTERER

(1) PB C 46 van 11. 2. 1998, blz. 7.

(2) PB C 328 van 26. 10. 1998.

(3) PB C 214 van 10. 7. 1998, blz. 44.

(4) PB C 315 van 13. 10. 1998, blz. 1.

(5) PB C 224 van 1. 8. 1996, blz. 1.

(6) PB L 104 van 22. 4. 1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2598/97 (PB L 351 van 23. 12. 1997, blz. 16).

(7) PB C 102 van 4. 4. 1996, blz. 4.

(8) PB L 356 van 31. 12. 1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2444/97 (PB L 340 van 11. 12. 1997, blz. 1).

(9) PB L 335 van 24. 12. 1996, blz. 50.

(10) PB L 159 van 3. 6. 1998, blz. 53.

Top