EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998D0668

98/668/EG: Beschikking van de Commissie van 1 juli 1998 betreffende een steunmaatregel van de Republiek Oostenrijk en het bondsland Oberösterreich en ten gunste van Actual Maschinenbau AG (Kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 1943) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 316, 25.11.1998, p. 55–58 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1998/668/oj

31998D0668

98/668/EG: Beschikking van de Commissie van 1 juli 1998 betreffende een steunmaatregel van de Republiek Oostenrijk en het bondsland Oberösterreich en ten gunste van Actual Maschinenbau AG (Kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 1943) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 316 van 25/11/1998 blz. 0055 - 0058


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 1 juli 1998 betreffende een steunmaatregel van de Republiek Oostenrijk en het bondsland Oberösterreich en ten gunste van Actual Maschinenbau AG (Kennisgeving geschied onder nummer C(1998) 1943) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (98/668/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93, lid 2,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 62, lid 1,

Na de belanghebbenden op grond van artikel 93 te hebben aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken,

Overwegende hetgeen volgt:

De Oostenrijkse autoriteiten hebben de Commissie bij schrijven van 12 augustus 1996 in kennis gesteld van hun voornemen om aan Actual Maschinenbau AG herstructureringssteun te verlenen. Deze onderneming moet, overeenkomstig Aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen (1), als een grote onderneming worden aangemerkt. Zij heeft haar zetel in Ansfelden, gelegen buiten een steunzone, en produceert gereedschapsmachines.

Op 25 oktober 1996 bracht Oostenrijk de Commissie voorts op de hoogte van een voornemen om aan Actual Maschinenbau AG O& O-steun te verlenen.

Bij schrijven van 17 december 1996 trok Oostenrijk beide kennisgevingen in en deelde de Commissie mede dat Oostenrijk en het bondsland Oberösterreich reddingssteun in de vorm van een lening van 15 miljoen ATS (1,1 miljoen ECU) met een looptijd van zes maanden en een rentevoet van 6,87 % beoogden te verlenen. De rechtsgrondslag voor deze steun waren § 35a Arbeitsmarktförderungsgesetz (wet inzake bevordering werkgelegenheid) en de algemene richtsnoeren voor de steunverlening van het bondsland Oberösterreich.

Op 5 februari 1997 besloot de Commissie geen bezwaar te maken tegen de voorgenomen reddingssteun. Hiervan werden de Oostenrijkse autoriteiten bij schrijven SG(97) D/1422 van 25 februari 1997 in kennis gesteld.

Bij schrijven van 18 juli 1997 gaf Oostenrijk kennis ervan dat de reddingssteun tot 31 oktober 1997 verlengd was en dat, alvorens een definitief herstructureringsplan kon worden uitgewerkt, eerst nog zeer belangrijke beslissingen moesten worden genomen betreffende de overdracht van aandelen aan de Hongaarse dochteronderneming en een schikking met de huidige eigenaren. Een oplossing van deze twee zaken zou voor de voortzetting van de onderneming van doorslaggevend belang zijn.

Op 16 september 1997 besloot de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden vanwege de verlenging van de looptijd van de reddingslening tot eind oktober 1997, hetgeen op een tweede reddingssteun neerkomt. Zij was van mening dat met deze verlenging mogelijk alleen de status quo bij de onderneming wordt bestendigd, terwijl de met de herstructurering verbonden last op andere, efficiëntere bedrijven wordt afgeschoven. Daarom was het niet zeker of een verlenging van de reddingssteun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd.

Dit werd Oostenrijk bij schrijven SG(97) D/8079 van 2 oktober 1997 medegedeeld. De Oostenrijkse autoriteiten gaven hun standpunt te kennen in een brief van 10 november 1997, waarin zij toegaven dat de nieuwe reddingssteun was verleend nog voordat de Commissie haar standpunt ten aanzien daarvan had bepaald. Voorts verklaarden zij dat zij voorbereidingen hadden getroffen om tot betaling van de uitstaande vorderingen aan te manen. De Commissie stelde in haar brief van 21 november 1997 vast dat terugbetaling van de lening kennelijk nog niet was gevorderd en dat zij ervan uitgaat dat Oostenrijk de Commissie te gelegener tijd zal meedelen wanneer dat aantoonbaar geschiedde. Oostenrijk heeft bij faxbericht van 10 juni 1998 bevestigd dat voor de verlengde reddingslening dezelfde voorwaarden gelden als voor de goedgekeurde lening, maar dat de onderneming tot dusverre geen rente heeft betaald noch de lening heeft afgelost.

De mededeling van de Commissie waarbij het besluit tot inleiding van de procedure werd bekendgemaakt en waarbij de andere belanghebbenden werden aangemaand hun opmerkingen over deze aangelegenheid kenbaar te maken, werd gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (2). Er werden geen opmerkingen van andere belanghebbenden ontvangen.

Bij schrijven van 23 februari 1998 deelden de Oostenrijkse autoriteiten de Commissie mede dat zij Actual Maschinenbau AG herstructureringssteun wensten te verlenen. In een volgend schrijven van 10 maart 1998 verstrekten zij nadere inlichtingen. Oostenrijk beoogde op grond van § 35a Arbeitsmarktförderungsgesetz een lening van 20 miljoen ATS (1,4 miljoen ECU) met een looptijd van acht jaar, een aflossingsvrije periode van twee jaar, aflossing in twaalf halfjaarlijkse termijnen en een rentevoet van 3,5 %, alsmede een brutosubsidie-equivalent in de zin van de mededeling van de Commissie inzake de minimis-steun (3) van 3,7 miljoen ATS (268 000 ECU) te verstrekken. Het bondsland Oberösterreich was voornemens om op grond van diens algemene richtsnoeren voor de steunverlening een subsidie van 10 miljoen ATS (725 000 ECU) te verlenen voor O& O-activiteiten, die de Oostenrijkse autoriteiten voor het herstel van de rentabiliteit van de onderneming noodzakelijk achtten. Met de voorgenomen O& O-activiteiten was een bedrag van 83 miljoen ATS gemoeid, waarvan reeds 51,9 miljoen ATS in 1996 en 1997 was uitgegeven en waarvan slechts 31,1 miljoen ATS voor 1998 was voorzien.

De Commissie stelde in haar brief van 7 april 1998 enkele vragen aan de Oostenrijkse autoriteiten en betwijfelde of het herstructureringsplan aan de voorwaarden voldoet die in de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (4) zijn vervat. Volgens haar bleek uit de prognoses van de onderneming niet dat deze in 1999, zoals de Oostenrijkse autoriteiten beweerden, volledig geherstructureerd zou zijn. Zij betwijfelde met name of het eigen vermogen van de onderneming op lange termijn als voldoende kon worden aangemerkt. Bovendien waren de verwachte bedrijfsresultaten aan de lage kant en werden de veronderstellingen waarop de prognoses waren gebaseerd, niet in het herstructureringsplan vermeld. De Commissie merkte in het bijzonder op dat zonder nadere toelichting een stijging van de omzet niet plausibel is. Ten aanzien van de O& O-activiteiten stelde zij vast dat op grond van de beschikbare informatie niet kan worden geconcludeerd dat de kosten ervan voor steun op grond van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (5) in aanmerking komen. Voorts wees zij erop dat alleen de in de toekomst te maken kosten voor overheidssteun in aanmerking komen. En ten slotte was zij van mening dat de opvatting van de Oostenrijkse autoriteiten als zou een nieuwe investeerder, die bereid is genoeg eigen vermogen ter beschikking te stellen, de onderneming overnemen, onvoldoende gestaafd is.

Bij schrijven van 5 mei 1998 deelden de Oostenrijkse autoriteiten de Commissie mede dat de overnameonderhandelingen tussen de huidige eigenaar en de investeerder waren afgesprongen. Zij deelden nu de twijfel van de Commissie of de aangemelde herstructureringssteun wel met de gemeenschappelijke markt verenigbaar was, en daarom trokken zij de kennisgeving van de herstructureringssteun aan Actual Maschinenbau AG in.

De Commissie heeft in haar besluit tot inleiding van de procedure reeds uiteengezet dat de verlenging van de reddingssteun een staatssteunmaatregel is in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag, en van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst.

Op grond van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag, en van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst zijn steunmaatregelen met de daarin genoemde kenmerken onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

In artikel 92, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag en in artikel 61, leden 2 en 3, van de EER-Overeenkomst worden de gevallen genoemd waarin steunmaatregelen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd.

De in artikel 92, lid 2, van het EG-Verdrag, en in artikel 61, lid 2, van de EER-Overeenkomst genoemde uitzonderingen zijn in het onderhavige geval niet van toepassing. Het betreft hier geen steunmaatregel van sociale aard aan individuele verbruikers, noch een steunmaatregel tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen, noch een steunmaatregel aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland die nadeel ondervinden van de deling van Duitsland.

Evenmin is de uitzondering van artikel 92, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag, en van artikel 61, lid 3, onder a), van de EER-Overeenkomst, hier van toepassing, aangezien de steunmaatregel niet bedoeld is ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst.

Ten aanzien van de uitzondering die in artikel 92, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag en in artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-Overeenkomst genoemd wordt, heeft de Commissie vastgesteld dat de steunmaatregel zeker niet bestemd is om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen.

De regionale component van de afwijking van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst is irrelevant aangezien de onderneming haar zetel buiten een steunzone heeft. Oostenrijk heeft overigens ter rechtvaardiging van de steunmaatregel geen van de genoemde uitzonderingen aangevoerd.

Met betrekking tot het gedeelte van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst, over steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, wijst de Commissie op de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden. Op grond daarvan kan artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, de grondslag zijn voor de vrijstelling van reddingssteun wanneer deze tot de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid bijdraagt zonder dat de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

Op grond van de voornoemde kaderregeling mag een reddingslening alleen worden verstrekt voor de periode die noodzakelijk is voor de vaststelling van herstelmaatregelen, over het algemeen niet langer dan zes maanden. Zoals reeds in het besluit tot inleiding van de procedure werd uiteengezet, zou een verlenging van de reddingssteun tegen deze algemene regel indruisen. De Commissie heeft de reddingssteun voor een periode van zes maanden goedgekeurd. De verstrekking van de lening geschiedde als volgt: 8 miljoen ATS op 27 januari 1997 en 7 miljoen ATS op 13 februari 1997, en derhalve zou de reddingslening uiterlijk eind juli 1997 hebben moeten zijn terugbetaald.

De Commissie kan alleen in goed gerechtvaardigde, uitzonderlijke gevallen van deze algemene regel van zes maanden afwijken. De Oostenrijkse autoriteiten hebben echter bij de kennisgeving van de verlenging van de reddingssteun niet gemeld dat de verlenging noodzakelijk was vanwege onvoorziene, externe omstandigheden. Als reden voor de verlenging voerden zij aan dat vraagstukken in verband met de overdracht van aandelen aan de Hongaarse dochtermaatschappij en een schikking met de huidige eigenaren moesten worden opgelost. Deze twee onderling samenhangende vraagstukken zouden, naar verluidt, deel uitmaken van de inspanningen om een nieuwe investeerder aan te trekken teneinde de onderneming voldoende eigen vermogen te verschaffen en haar strategische positie te verbeteren. Deze factoren waren derhalve doorslaggevend voor het voortbestaan van de onderneming en een voorwaarde voor een levensvatbaar herstructureringsplan dat de rentabiliteit van de onderneming binnen en redelijk tijdsbestek weer zou herstellen.

Evenwel dient te worden bedacht dat deze aangelegenheden niet eerst nu, maar reeds vóór de aanvraag om reddingssteun eind 1997 hadden moeten zijn opgelost. De Oostenrijkse autoriteiten hebben in het kader van de procedure van artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag geen bijzondere redenen voor de verlenging van de reddingssteun aangevoerd. Evenmin hebben zij aangetoond dat de onderneming in staat zou zijn om binnen afzienbare tijd de noodzakelijke beslissingen te treffen die zij voor het voortbestaan van de onderneming van doorslaggevend belang achtten. Overigens meldden de Oostenrijkse autoriteiten bij schrijven van 23 februari 1998 een herstructureringssteunmaatregel aan, die zij echter bij schrijven van 5 mei 1998 weer introkken, aangezien zij de bezwaren van de Commissie ten aanzien van de verenigbaarheid van deze steun met de gemeenschappelijke markt deelden.

Noch ten tijde van de inleiding van de procedure door de Commissie noch op dit moment zijn er voldoende bewijzen voorhanden dat bijzondere redenen verlenging van de reddingslening rechtvaardigen, of dat een dergelijke verlenging de onderneming definitief in staat zou stellen een deugdelijk herstructureringsplan op te stellen.

De Commissie dient voorts rekening te houden met de situatie op de betreffende markt. De onderneming is in de volgende sectoren werkzaam: gereedschapsmachines voor de vervaardiging van kunststoframen, gereedschapsmachines voor de vervaardiging van kunststofprofielen, de extrusie van profielen en kunststofspuitgietwerk.

Door een hoog aandeel van de export is de betreffende markt onderhevig aan zeer sterke internationale concurrentie. De producenten, voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen alsmede zeer grote ondernemingen, zijn vooral in Midden-Europa gevestigd. Volgens de informatie van de Oostenrijkse autoriteiten zijn de voornaamste concurrenten van Actual Maschinenbau AG Greiner GmbH, TOP en Technoplast in Oostenrijk, IDE in Italië en Schwarz in Duitsland.

De vraag naar de voornoemde gereedschapsmachines is in grote mate afhankelijk van de marktontwikkelingen in de bouwnijverheid en de sector stadsvernieuwing alsmede van het aandeel van kunststoframen op de totale markt voor raamkozijnen. De markt voor kunststoframen is sedert 1980 gegroeid, vooral door het toenemend aandeel ervan op de totale markt en door de "boom" in de bouwnijverheid. Sedert de tweede helft van 1995 lijdt de markt voor raamkozijnen onder de teruggang in de bouwnijverheid. De Midden-Europese markt lijkt verzadigd te zijn en waarschijnlijk bestaat er reeds overcapaciteit.

Actual Maschinenbau AG heeft door de reddingslening de beschikking gekregen over financiële middelen ten belope van 15 miljoen ATS, die zij onder normale omstandigheden niet zou hebben gekregen en die haar dan ook tegenover haar concurrenten, die niet een dergelijke steun ontvangen een ongerechtvaardigd financieel voordeel bieden. Bijgevolg worden door de verlenging van de reddingssteun de problemen die verband houden met de herstructurering, mogelijkerwijze op andere efficiëntere ondernemingen afgeschoven, hetgeen voor de situatie van deze bedrijfstak in andere lidstaten nadelige gevolgen kan hebben.

Aangezien in het onderhavige geval geen uitzonderingsbepaling van toepassing is, moet de verlenging van de reddingssteun als een steunmaatregel worden beschouwd die de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

Bijgevolg is de verlengde reddingslening volgens de Commissie onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

De reddingssteun die op 5 februari 1997 door de Commissie was goedgekeurd, liep eind juli 1997 ten einde. De Oostenrijkse autoriteiten brachten in hun brief van 18 juli 1997 een verlenging van de reddingssteun met nog eens drie maanden tot eind oktober 1997 ter kennis. Zij brachten deze maatregel eind juli 1997, omstreeks de vervaldatum van de reddingssteun, ten uitvoer, nog voordat de Commissie hierover haar standpunt te kennen had gegeven. De tenuitvoerlegging was derhalve onrechtmatig. De reddingssteun werd overigens niet tot oktober 1997, maar tot op heden verleend. Zij is niet verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

De Commissie moet derhalve de nodige maatregelen treffen om de voorgaande situatie te herstellen, hetgeen volgens het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 21 maart 1990 in zaak C-142/87 ("Tubemeuse") (6) inhoudt dat het ontoelaatbare financiële voordeel dat Actual Maschinenbau AG na de vervaldatum van de goedgekeurde reddingslening heeft genoten, ongedaan wordt gemaakt. De terugbetaling van de reddingslening dient, op grond van het arrest van het Hof van 14 februari 1990 in zaak C-301/87 ("Boussac") (7), overeenkomstig de Oostenrijkse procedures en voorschriften te geschieden, met inbegrip van rentebetaling vanaf de datum van de toekenning van de steun tot aan de feitelijke terugbetaling ervan tegen een rentevoet die overeenkomt met het referentietarief dat voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent van regionale steun in Oostenrijk wordt gehanteerd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door Oostenrijk en het bondsland Oberösterreich toegestane verlenging van de reddingslening van 15 miljoen ATS ten gunste van Actual Maschinenbau AG, is onrechtmatig aangezien deze maatregel eind juli 1997 ten uitvoer werd gebracht, nog voordat de Commissie haar standpunt te kennen had gegeven. Bovendien is de steunmaatregel onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt omdat aan geen van de voorwaarden van artikel 92, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag en van artikel 61, leden 2 en 3, van de EER-Overeenkomst is voldaan.

Artikel 2

Oostenrijk draagt ervoor zorg dat de in artikel 1 genoemde reddingslening wordt terugbetaald. Deze terugbetaling geschiedt volgens de Oostenrijkse procedures en voorschriften, met inbegrip van de betaling van rente vanaf de datum van toekenning van de steun tot aan de feitelijke terugbetaling ervan tegen een rentevoet die overeenkomt met het referentietarief dat wordt gehanteerd voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent van regionale steun in Oostenrijk.

Artikel 3

Oostenrijk deelt de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking de maatregelen mede die werden genomen om aan deze beschikking te voldoen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Brussel, 1 juli 1998.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4.

(2) PB C 390 van 23.12.1997, blz. 11.

(3) PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9.

(4) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.

(5) PB C 45 van 17.2.1996, blz. 5.

(6) Jurisprudentie 1990, blz. I-959, punt 66.

(7) Jurisprudentie 1990, blz. I-307, punt 22.

Top