EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997R0515

Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

OJ L 82, 22.3.1997, p. 1–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 02 Volume 008 P. 217 - 232
Special edition in Estonian: Chapter 02 Volume 008 P. 217 - 232
Special edition in Latvian: Chapter 02 Volume 008 P. 217 - 232
Special edition in Lithuanian: Chapter 02 Volume 008 P. 217 - 232
Special edition in Hungarian Chapter 02 Volume 008 P. 217 - 232
Special edition in Maltese: Chapter 02 Volume 008 P. 217 - 232
Special edition in Polish: Chapter 02 Volume 008 P. 217 - 232
Special edition in Slovak: Chapter 02 Volume 008 P. 217 - 232
Special edition in Slovene: Chapter 02 Volume 008 P. 217 - 232
Special edition in Bulgarian: Chapter 02 Volume 010 P. 3 - 18
Special edition in Romanian: Chapter 02 Volume 010 P. 3 - 18
Special edition in Croatian: Chapter 02 Volume 013 P. 163 - 178

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/515/oj

31997R0515

Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

Publicatieblad Nr. L 082 van 22/03/1997 blz. 0001 - 0016


VERORDENING (EG) Nr. 515/97 VAN DE RAAD van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 43 en 235,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), inzonderheid op artikel 8, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie (2),

Gezien het advies van het Europees Parlement (3),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (4),

Overwegende dat de fraudebestrijding in het kader van de douane-unie en van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een nauwe samenwerking vereist tussen de administratieve autoriteiten die in elke lidstaat met de uitvoering van de op deze twee gebieden vastgestelde bepalingen zijn belast; dat een en ander bovendien een doeltreffende samenwerking noodzakelijk maakt tussen deze nationale autoriteiten en de Commissie, die belast is met de uitvoering van het Verdrag en de uit hoofde daarvan vastgestelde bepalingen; dat een efficiënte samenwerking op dit gebied eveneens de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap kan versterken;

Overwegende dat het derhalve dienstig is de regels vast te stellen volgens welke de administratieve autoriteiten van de lidstaten elkaar bijstand dienen te verlenen en met de Commissie dienen samen te werken om de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften en de juridische bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap te verzekeren, met name door het voorkomen en opsporen van inbreuken op deze voorschriften en het opsporen van iedere handelwijze die daarmee in strijd is of lijkt te zijn;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad van 19 mei 1981 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (5) in een nauwe samenwerking tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en tussen deze autoriteiten en de Commissie voorziet; dat deze samenwerking doeltreffend is gebleken;

Overwegende niettemin dat Verordening (EEG) nr. 1468/81 in het licht van de opgedane ervaring in haar geheel moet worden vervangen met het doel de samenwerking zowel tussen de administratieve autoriteiten die in de onderscheidende lidstaten met de uitvoering van de op het gebied van de douane-unie en het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde bepalingen zijn belast, als tussen die autoriteiten en de Commissie te versterken; dat te dien einde nieuwe regels op communautair niveau moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat de vaststelling van communautaire voorschriften betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autotiteiten van de lidstaten en de samenwerking van deze autoriteiten met de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften geen beletsel vormt voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van 1967 inzake wederzijdse bijstand tussen de douaneadministraties op gebieden die tot de uitsluitende bevoegdheid van de lidstaten blijven behoren; dat deze communautaire voorschriften bovendien geen beletsel mogen vormen voor de toepassing van de regels inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken in de lidstaten;

Overwegende bovendien dat de algemene communautaire voorschriften tot instelling van een systeem van wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en tussen deze autoriteiten en de Commissie niet van toepassing zijn voor zover zij met de voorschriften van specifieke verordeningen samenvallen, tenzij de algemene voorschriften de administratieve samenwerking verbeteren of versterken; dat, in het bijzonder, de invoering van het douane-informatiesysteem geenszins van invloed is op de verplichtingen van de lidstaten inzake het verstrekken van informatie aan de Commissie overeenkomstig met name de Verordeningen (EEG, Euratom) nr. 1552/89 (6) en (EEG) nr. 595/91 (7); dat een en ander ook het systeem van de fraudeformulieren die gebruikt worden om informatie van communautair belang te verspreiden, onverlet laat;

Overwegende dat het versterken van de samenwerking tussen de lidstaten bovendien vereist dat onderzoeken en andere acties tussen hun bevoegde diensten worden gecoördineerd; dat het derhalve onontbeerlijk is dat de Commissie vollediger door de lidstaten wordt geïnformeerd;

Overwegende dat de Commissie tot taak heeft toe te zien op de gelijke behandeling van alle economische subjecten, door ervoor te zorgen dat de toepassing van het systeem van wederzijdse administratieve bijstand door de lidstaten geen discriminatie tussen de economische subjecten in de diverse lidstaten ten gevolge heeft;

Overwegende dat het dienstig is nader aan te geven welke verplichtingen in het kader van de wederzijdse administratieve bijstand op de lidstaten rusten wanneer ambtenaren van de nationale administraties van de lidstaten in opdracht of onder toezicht van een rechterlijke autoriteit een onderzoek instellen naar de toepassing van de douane- of landbouwvoorschriften;

Overwegende dat het zaak is de bevoegdheden van de met onderzoek in een andere lidstaat belaste nationale ambtenaren nader te omschrijven; dat bovendien moet worden voorzien in de mogelijkheid dat ambtenaren van de Commissie wanneer zulks gerechtvaardigd is, bij een nationaal onderzoek op het gebied van de wederzijdse administratieve bijstand aanwezig moeten kunnen zijn en dat de bevoegdheden van deze ambtenaren nader dienen te worden omschreven;

Overwegende dat het voor het welslagen van de administratieve samenwerking noodzakelijk is, dat de Commissie op de hoogte wordt gesteld van de inlichtingen die tussen de lidstaten en derde landen uitgewisseld worden, wanneer dat voor de Gemeenschap een bijzonder belang heeft;

Overwegende dat, met het oog op een snelle en systematische uitwisseling van de aan de Commissie medegedeelde gegevens, het noodzakelijk is een geautomatiseerd douane-informatiesysteem op communautair niveau in het leven te roepen; dat het, in dit verband, eveneens aanbeveling verdient gevoelige informatie betreffende fraudes en onregelmatigheden op douane- of landbouwgebied in een centrale voor alle lidstaten toegankelijke databank op te slaan, met inachtneming van het vertrouwelijke karakter van de uitgewisselde informatie, in het bijzonder wat de persoonsgegevens betreft; dat, met het oog op het terecht gevoelige karakter van dit vraagstuk, duidelijke en doorzichtige regels dienen te worden vastgesteld om de persoonlijke vrijheden te waarborgen;

Overwegende dat de douaneadministraties dagelijks zowel de communautaire als de niet-communautaire bepalingen moeten toepassen, en dat derhalve wenselijk is te kunnen beschikken over een eenvormige infrastructuur voor de toepassing van die bepalingen;

Overwegende dat de uitgewisselde informatie betrekking kan hebben op natuurlijke personen en dat deze verordening dus in zijn toepassingsgebied de principes moet toepassen van de bescherming van deze personen met betrekking tot de al dan niet-geautomatiseerde verwerking van hun persoonsgegevens; dat deze principes zoals deze neergelegd zijn in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8), met inachtneming van de bepalingen en voorwaarden van genoemde richtlijn, zelf in de onderhavige verordening nader moeten worden gespecificeerd en aangevuld; dat, in afwachting van de toepassing van de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn, bepaalde lidstaten die in het huidige stadium niet over beschermingsregels ten aanzien van niet-geautomatiseerde gegevens beschikken, moeten worden vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen van deze verordening inzake de uitwisseling van die gegevens;

Overwegende dat de lidstaten en de Commissie, teneinde aan het douane-informatiesysteem te kunnen deelnemen, wetgeving moeten aannemen betreffende de rechten en vrijheden van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens; dat het van belang is dat de lidstaten en de Commissie, in afwachting van de toepassing van de nationale maatregelen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG, een hoog niveau van bescherming garanderen dat geënt is op de beginselen van deze richtlijn;

Overwegende dat het met het oog op een afdoende bescherming van de rechten van de betrokkenen noodzakelijk is om te zorgen voor onafhankelijke controle op de verwerking van de in het douane-informatiesysteem opgeslagen persoonsgegevens, zowel op het niveau van elke lidstaten als ten aanzien van de Commissie;

Overwegende dat het aanbeveling verdient dat de Commissie de invoering en het beheer van geautomatiseerde systemen in de lidstaten in nauwe samenwerking met deze laatste vergemakkelijkt;

Overwegende dat het dienstig is dat de Commissie in kennis wordt gesteld van de gerechtelijke en administratieve procedures die in geval van niet-naleving van de douane- of landbouwvoorschriften kunnen worden ingeleid;

Overwegende dat, om een aantal bepalingen van deze verordening in werking te kunnen laten treden, de plaatsing en de werking van het douane-informatiesysteem te begunstigen en de eventuele problemen inzake de ontwikkeling en de in deze verordening beoogde administratieve samenwerking te kunnen onderzoeken, dient te worden voorzien in de oprichting van een comité;

Overwegende dat de bepalingen van deze verordening betrekking hebben op de toepassing van zowel de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid als de regelgeving op douanegebied; dat het bij deze verordening opgerichte systeem een volledige communautaire entiteit uitmaakt; dat in de specifieke bepalingen van het Verdrag op douanegebied aan de Gemeenschap niet de bevoegdheid is verleend om een dergelijk systeem in het leven te roepen, en dat het derhalve noodzakelijk is gebruik te maken van artikel 235,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de administratieve autoriteiten die in de lidstaten met de tenuitvoerlegging van de douane- en landbouwvoorschriften belast zijn, onderling en met de Commissie samenwerken om de naleving van deze voorschriften in het kader van een communautair systeem te verzekeren.

2. De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing voor zover zij samenvallen met specifieke bepalingen van andere regelingen op het gebied van de wederzijdse bijstand en de samenwerking tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en tussen deze autoriteiten en de Commissie voor de uitvoering van de douane- en landbouwvoorschriften.

Artikel 2

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

- "douanevoorschriften": alle bepalingen van communautaire aard en alle bepalingen voor de toepassing van de communautaire voorschriften die betrekking hebben op de invoer, de uitvoer, de doorvoer en het verblijf van goederen waarin wordt gehandeld tussen de lidstaten en derde landen alsmede tussen de lidstaten onderling voor wat betreft goederen die niet de status van communautaire goederen in de zin van artikel 9, lid 2, van het Verdrag bezitten of die ter verkrijging van deze status aanvullende controles en onderzoeken dienen te ondergaan;

- "landbouwvoorschriften": alle bepalingen die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en alle specifieke voorschriften die ten aanzien van door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen zijn vastgesteld;

- "verzoekende autoriteit": de bevoegde autoriteit van een lidstaat die een verzoek om bijstand indient;

- "aangezochte autoriteit": de bevoegde autoriteit van een lidstaat waaraan een verzoek om bijstand wordt gericht;

- "administratief onderzoek": alle controles, verificaties en handelingen die door ambtenaren van de in artikel 1, lid 1, bedoelde administratieve autoriteiten bij de uitvoering van hun functie worden verricht met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften en, in voorkomend geval, de vaststelling van het onregelmatige karakter van verrichtingen die in strijd lijken te zijn met deze voorschriften, met uitzondering van handelingen die op verzoek of onder rechtstreeks gezag van een rechterlijke instantie worden verricht; de term "administratief onderzoek" omvat ook de in artikel 20 bedoelde communautaire missies;

- "persoonsgegevens": alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon; als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks kan worden geïdentificeerd, met name via een identificatienummer of een of meer specifieke gegevens in verband met zijn fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit.

2. Elke lidstaat deelt aan de andere lidstaten en aan de Commissie de lijst mee van de bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen om zich voor de toepassing van deze verordening met elkaar en verbinding te stellen.

In deze verordening heeft de uitdrukking "bevoegde autoriteiten" betrekking op de autoriteiten die overeenkomstig de eerste alinea zijn aangewezen.

Artikel 3

Wanneer de nationale autoriteiten naar aanleiding van een verzoek om administratieve bijstand of een uit hoofde van deze verordening gedane mededeling, besluiten tot een handeling die bepaalde elementen omvat welke slechts met de toestemming of na een vordering van de rechterlijke instantie ten uitvoer kunnen worden gelegd, moet in het kader van de administratieve samenwerking waarin deze verordening voorziet mededeling worden gedaan van:

- de aldus verkregen inlichtingen betreffende de toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften, of althans

- de essentiële gegevens van het dossier, aan de hand waarvan een einde kan worden gemaakt aan frauduleuze praktijken.

Die mededeling moet evenwel vooraf zijn goedgekeurd door de rechterlijke instantie, indien de noodzaak van zo'n goedkeuring voortvloeit uit het nationale recht.

TITEL I

BIJSTAND OP VERZOEK

Artikel 4

1. Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit aan eerstgenoemde alle gegevens die zij nodig heeft om ervoor te kunnen zorgen dat de douane- en landbouwvoorschriften worden nageleefd, in het bijzonder die betreffende:

- de toepassing van de douanerechten en heffingen van gelijke werking, alsmede van de landbouwheffingen en andere heffingen waarin is voorzien in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die op bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen van toepassing zijn,

- de verrichtingen die onder het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw vallen.

2. Voor het verkrijgen van de gevraagde gegevens gaat de aangezochte autoriteit, of de administratieve autoriteit tot wie de laatstgenoemde zich heeft gericht, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit uit haar eigen land.

Artikel 5

Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit aan eerstgenoemde alle verklaringen, alsmede alle documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van documenten die betrekking hebben op verrichtingen waarop de douane- en landbouwvoorschriften van toepassing zijn en waarover zij beschikt of die zij zich verschaft op de wijze als bepaald in artikel 4, lid 2.

Artikel 6

1. Op verzoek van de verzoekende autoriteit geeft de aangezochte autoriteit de geadresseerde kennis of doet zij hem met inachtneming van de regels die van kracht zijn in de lidstaat waar zij is gevestigd, kennis geven van alle besluiten of beslissingen die uitgaan van de administratieve autoriteiten en betrekking hebben op de toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften.

2. De verzoeken om kennisgeving, die het onderwerp moeten vermelden van de stukken of beslissingen waarvan kennis moet worden gegeven, gaan vergezeld van een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, zonder dat dit afbreuk doet aan het recht van de aangezochte autoriteit van die vertaling af te zien.

Artikel 7

Op verzoek van de verzoekende autoriteit oefent de aangezochte autoriteit binnen haar dienstgebied voorzover mogelijk een bijzonder toezicht uit, of doet zij een dergelijk toezicht uitoefenen op:

a) de personen ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij de douane- of landbouwvoorschriften overtreden, in het bijzonder op de bewegingen van deze personen;

b) de plaatsen waar goederen worden opgeslagen onder omstandigheden waarvan redelijkerwijs mag worden verondersteld dat zij gericht zijn op handelingen die in strijd zijn met de douane- of lanbouwvoorschriften;

c) de goederenbewegingen waarvan wordt medegedeeld dat zij kunnen plaatsvinden in het kader van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften;

d) de vervoermiddelen waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij worden gebruikt voor handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.

Artikel 8

Op verzoek van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit eerstgenoemde met name door middel van rapporten en andere documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan alle gegevens mede die haar ter beschikking staan of die zij verkrijgt op de in artikel 4, lid 2, bedoelde wijze met betrekking tot geconstateerde of voorgenomen handelingen die in strijd zijn of die de verzoekende autoriteit in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, alsook, in voorkomend geval, met betrekking tot de resultaten van het krachtens artikel 7 uitgeoefende toezicht.

Originele documenten en voorwerpen worden evenwel slechts toegezonden indien de bepalingen die van kracht zijn in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, zich hier niet tegen verzetten.

Artikel 9

1. Op verzoek van de verzoekende autoriteit verricht de aangezochte autoriteit een passend administratief onderzoek of doet zij dit verrichten, naar handelingen die in strijd zijn of die de verzoekende autoriteit in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.

Voor dit administratieve onderzoek gaat de aangezochte autoriteit, of de administratieve autoriteit tot wie zij zich wendt, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit uit haar eigen land.

De aangezochte autoriteit deelt de resultaten van dit administratieve onderzoek mede aan de verzoekende autoriteit.

2. De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat door de verzoekende autoriteit aangewezen ambtenaren aanwezig mogen zijn bij het in lid 1 bedoelde administratieve onderzoek.

De ambtenaren van de aangezochte autoriteit hebben te allen tijde de leiding van het administratieve onderzoek in handen. De ambtenaren van de verzoekende autoriteit mogen niet op eigen initiatief de aan ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegekende controlebevoegdheden uitoefenen. Wel hebben zij toegang tot dezelfde plaatsen en documenten als laatstgenoemden, door hun tussenkomst en alleen ten behoeve van het lopende amdinistratieve onderzoek.

Voor zover op grond van de nationale bepalingen inzake de strafrechtelijke procedure bepaalde handelingen voorbehouden zijn aan ambtenaren die daartoe specifiek door de nationale wet zijn aangewezen, nemen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit niet deel aan deze handelingen. Zij nemen in geen geval deel aan huiszoekingen of aan formele verhoren van personen in het kader van de strafwetgeving. Onder de in artikel 3 vastgestelde voorwaarden hebben zij echter wel toegang tot de aldus ingewonnen informatie.

Artikel 10

De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat door de verzoekende autoriteit daartoe naar behoren gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden in de kantoren waar de administratieve autoriteiten die ressorteren onder de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, hun functie uitoefenen, gegevens kunnen verzamelen die betrekking hebben op de toepassing van de douane- of landbouwvoorschriften, die de verzoekende autoriteit nodig heeft en die behoren tot de documentatie waartoe de personeelsleden van deze kantoren toegang hebben. Deze ambtenaren zijn gemachtigd afschriften te maken van deze documentatie.

Artikel 11

De ambtenaren van de verzoekende autoriteit die krachtens de artikelen 9 en 10 aanwezig zijn in een andere lidstaat, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen voorleggen, waarin hun identiteit en hun hoedanigheid zijn aangegeven.

Artikel 12

De vaststellingen, bevindingen, informatie, documenten, voor eensluidend gewaarmerkte afschriften en alle inlichtingen die door ambtenaren van de aangezochte autoriteit in de in de artikelen 4 tot en met 11 bedoelde gevallen van bijstand zijn verkregen en aan de verzoekende autoriteit zijn verstrekt, kunnen door de bevoegde instanties van de lidstaat van de verzoekende autoriteit als bewijsmateriaal worden aangevoerd.

TITEL II

BIJSTAND OP EIGEN INITIATIEF

Artikel 13

Onder de in de artikelen 14 en 15 vastgestelde voorwaarden verlenen de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat bijstand aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten zonder dat deze laatste hierom vooraf hebben verzocht.

Artikel 14

Wanneer de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat zulks voor de naleving van de douane- of landbouwvoorschriften nuttig achten:

a) oefenen zij zoveel mogelijk het in artikel 7 omschreven bijzondere toezicht uit of doen zij dit uitoefenen;

b) doen zij de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten, met name door middel van rapporten en andere documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, mededeling van alle hun ter beschikking staande gegevens betreffende handelingen die in strijd zijn of hun in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.

Artikel 15

De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat delen de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten onverwijld alle dienstige gegevens mede, welke verband houden met handelingen die in strijd zijn of hun in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, in het bijzonder gegevens betreffende de daarbij betrokken goederen en de nieuwe middelen en methoden die bij deze handelingen worden gebruikt.

Artikel 16

De door ambtenaren van een lidstaat verkregen gegevens die aan een andere lidstaat worden verstrekt in de gevallen van administratieve bijstand als bedoeld in de artikelen 13, 14 en 15, kunnen als bewijselementen worden aangevoerd door de bevoegde instanties van de lidstaat waarvoor deze gegevens bestemd zijn.

TITEL III

BETREKKINGEN MET DE COMMISSIE

Artikel 17

1. De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat stellen de Commissie, zodra zij daarover beschikken, in kennis van:

a) alle door hen dienstig geachte gegevens betreffende:

- goederen waarmee handelingen zijn verricht of waarmee vermoedelijk handelingen zijn verricht die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften,

- de methoden en praktijken die zijn toegepast of vermoedelijk zijn toegepast om de douane- of landbouwvoorschriften te overtreden,

- de verzoeken om bijstand, de maatregelen die zijn getroffen en de gegevens die zijn uitgewisseld uit hoofde van de artikelen 4 tot en met 16 waaruit fraudetendensen op douane- of landbouwgebied kunnen blijken;

b) alle gegevens betreffende tekortkomingen of leemten in de douane- of landbouwvoorschriften waarvan het bestaan bij de toepassing van deze voorschriften kon worden aangetoond of verondersteld.

2. De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat, zodra zij daarover beschikt, in kennis van alle gegevens waarmede zij de naleving van de douane- of landbouwvoorschriften kunnen verzekeren.

Artikel 18

1. Wanneer door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat vastgestelde handelingen die in strijd zijn of lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, op communautair niveau van bijzonder belang zijn, met name:

- wanneer zij in andere lidstaten vertakkingen hebben of zouden kunnen hebben, of

- wanneer soortgelijke handelingen volgens die autoriteiten ook in andere lidstaten zouden kunnen zijn verricht,

delen deze autoriteiten de Commissie zo spoedig mogelijk, op eigen initiatief of op met redenen omkleed verzoek van de Commissie, alle terzake dienende gegevens mede, in voorkomend geval in de vorm van documenten of afschriften of uittreksels van documenten die voor de kennis van de feiten noodzakelijk zijn, met het oog op de coördinatie door de Commissie van de door de lidstaten genomen maatregelen.

De Commissie deelt deze gegevens aan de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten mede.

2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat de bepalingen van lid 1 toepassen, kunnen zij de in artikel 14, onder b), en artikel 15 bedoelde mededeling aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten achterwege laten.

3. Op met redenen omkleed verzoek van de Commissie handelen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 8.

4. Wanneer de Commissie van oordeel is dat in een of meer lidstaten onregelmatigheden zijn begaan, brengt zij de betrokken lidstaat, onderscheidenlijk lidstaten, op de hoogte, die dan zo spoedig mogelijk een administratief onderzoek instelt, onderscheidenlijk instellen, waarbij ambtenaren van de Commissie aanwezig kunnen zijn onder de voorwaarden van artikel 9, lid 2, en artikel 11.

De lidstaat stelt, onderscheidenlijk de lidstaten stellen, de Commissie zo spoedig mogelijk van de bevindingen van het onderzoek in kennis.

5. De ambtenaren van de Commissie kunnen de in artikel 10 bedoelde gegevens onder in dat artikel in onderlinge overeenstemming vastgestelde voorwaarden verzamelen.

6. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan het recht op informatie of aan de controlebevoegdheid welke de Commissie aan andere geldende regelingen ontleent.

TITEL IV

BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Artikel 19

Mits het betrokken derde land zich er juridisch toe verbonden heeft de nodige bijstand te verlenen voor het verzamelen van alle bewijsmateriaal inzake het onregelmatige karakter van handelingen die strijdig lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften dan wel voor het vaststellen van de omvang van handelingen waarvan is vastgesteld dat ze strijdig zijn met deze voorschriften, kunnen de op grond van deze verordening verkregen gegevens aan dit land worden medegedeeld in het kader van een gezamenlijke actie, met toestemming van de bevoegde autoriteiten die deze hebben verstrekt en met inachtneming van de nationale bepalingen voor het verstrekken van persoonsgegevens aan derde landen.

De mededeling kan geschieden door de Commissie, hetzij door de lidstaten in het kader van de in de eerste alinea bedoelde gezamenlijke actie; in elk geval wordt met passende middelen in het betrokken derde land een bescherming gewaarborgd die gelijkwaardig is aan die van artikel 45, leden 1 en 2.

Artikel 20

1. Teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, kan de Commissie overeenkomstig artikel 19 communautaire missies voor administratieve samenwerking en onderzoek in derde landen organiseren in coördinatie en in nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

2. De in lid 1 bedoelde communautaire missies in derde landen vinden plaats onder de volgende voorwaarden:

a) de missie kan worden ondernomen op initiatief van de Commissie, in voorkomend geval op basis van door het Europees Parlement verstrekte informatie, of op verzoek van een of meer lidstaten;

b) aan de missie wordt deelgenomen door daartoe aangewezen ambtenaren van de Commissie en door daartoe door de betrokken lidstaat of lidstaten aangewezen ambtenaren;

c) indien het communautaire belang daarmee gediend is, kan de missie, met toestemming van de Commissie en van de betrokken lidstaten, eveneens uitgevoerd worden door ambtenaren van een lidstaat, met name op grond van een bilaterale bijstandsovereenkomst met een derde land; in dat geval worden de resultaten van de missie de Commissie ter kennis gebracht;

d) de kosten van missies zijn ten laste van de Commissie.

3. De Commissie deelt de lidstaten en het Europees Parlement de resultaten mee van de op grond van dit artikel verrichte missies.

Artikel 21

1. De bevindingen en gegevens die voortvloeien uit de in artikel 20 van deze verordening bedoelde communautaire missies, met name in de vorm van door de bevoegde autoriteiten van de betrokken derde landen ter beschikking gestelde documenten, worden overeenkomstig artikel 45 behandeld.

2. Artikel 12 is mutatis mutandis van toepassing op de in lid 1 bedoelde bevindingen en gegevens.

3. Voor gebruik uit hoofde van artikel 12 worden door de Commissie aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, op hun verzoek, originele documenten of gewaarmerkte afschriften daarvan afgegeven.

Artikel 22

De lidstaten delen de Commissie gegevens mee welke zij in het kader van de wederzijdse administratieve bijstand met derde landen hebben uitgewisseld wanneer zulks, in de zin van artikel 18, lid 1, op communautair niveau van bijzonder belang is voor de goede werking van de douane- of landbouwvoorschriften uit hoofde van deze verordening en wanneer de gegevens onder deze verordening vallen.

TITEL V

DOUANE-INFORMATIESYSTEEM

Hoofdstuk 1

Instelling van een douane-informatiesysteem

Artikel 23

1. Er wordt een geautomatiseerd informatiesysteem ingesteld, het douane-informatiesysteem, hierna het "DIS" te noemen, dat beantwoordt aan de behoeften van de administratieve autoriteiten belast met de toepassing van de douane- of landbouwvoorschriften, evenals van de Commissiediensten.

2. Het DIS heeft tot doel, in overeenstemming met het bepaalde in deze verordening, bij te dragen tot het voorkomen, opsporen en bestrijden van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, door verbetering, via een snellere verspreiding van informatie, van de doeltreffendheid van de samenwerkings- en controleprocedures van de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten.

3. De douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen in het kader van de in artikel K.1, punt 8, van het Verdrag inzake de Europese Unie bedoelde douanesamenwerking gebruik maken van de materiële infrastructuur van het DIS.

In dit geval zorgt de Commissie voor het technisch beheer van deze infrastructuur.

4. De verrichtingen betreffende de toepassing van de landbouwvoorschriften waarvoor gegevens in het DIS moeten worden ingevoerd, worden door de Commissie vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 43, lid 2.

5. De bepalingen van deze titel hebben geen betrekking op de in de artikelen 17 en 18 bedoelde gegevensuitwisseling.

6. De lidstaten en de Commissie, hierna "DIS-partners" genoemd, nemen onder de in deze titel vastgestelde voorwaarden deel aan het DIS.

Hoofdstuk 2

Functioneren en gebruik van het DIS

Artikel 24

Het DIS bestaat uit een centrale gegevensbank en is in elke lidstaat en bij de Commissie door middel van terminals toegankelijk. Het bevat uitsluitend gegevens die voor de verwezenlijking van zijn doel, als omschreven in artikel 23, lid 2, noodzakelijk zijn, met inbegrip van persoonsgegevens, in de volgende categorieën:

a) goederen;

b) vervoermiddelen;

c) bedrijven;

d) personen;

e) trends met betrekking tot fraude;

f) beschikbaarheid van deskundigheid.

Artikel 25

Volgens de procedure van artikel 43, lid 2, wordt voor elk van de categorieën a) tot en met f) van artikel 24 bepaald welke gegevens in het DIS worden ingevoerd voorzover zulks noodzakelijk is voor het doel van het systeem. Voor de categorieën e) en f) van artikel 24 mogen in geen geval persoonsgegevens worden ingevoerd. Voor de categorieën a) tot en met d) van artikel 24 mogen de ingevoerde persoonsgegevens niet meer omvatten dan:

a) naam, meisjesnaam, voornamen en bijnamen;

b) geboortedatum en -plaats;

c) nationaliteit;

d) geslacht;

e) bijzondere objectieve en permanente fysieke kenmerken;

f) reden voor de invoering van gegevens;

g) voorgestelde actie;

h) een waarschuwingscode die aangeeft of de persoon ooit gewapend of gewelddadig is geweest dan wel ooit een vluchtpoging heeft gedaan;

i) registratienummer van het vervoermiddel.

In geen geval mogen persoonsgegevens die betrekking hebben op raciale of etnische afkomst, politieke gezindheid, godsdienstige, levensbeschouwelijke of morele overtuigingen, het aangesloten zijn bij een vakvereniging, gezondheid en seksueel gedrag, worden ingevoerd.

Artikel 26

De volgende beginselen moeten in het kader van de tenuitvoerlegging van het DIS met betrekking tot persoonsgegevens worden nageleefd:

a) de gegevens dienen eerlijk en rechtmatig te worden verzameld en anderszins verwerkt;

b) de gegevens dienen te worden verzameld voor de in artikel 23, lid 2, omschreven doeleinden en mogen later niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met deze doeleinden;

c) de gegevens dienen toereikend, terzake dienend en niet overmatig te zijn uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt;

d) de gegevens dienen nauwkeurig te zijn en, zo nodig, te worden bijgewerkt;

e) de gegevens mogen in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren niet langer worden bewaard dan voor de verwezenlijking van de beoogde doeleinden noodzakelijk is.

Artikel 27

1. Gegevens in de categorieën a) tot en met d) van artikel 24 worden uitsluitend met het oog op waarneming, onopvallende of gerichte controles in het DIS ingevoerd.

2. Ten behoeve van de acties als bedoeld in lid 1 mogen persoonsgegevens in de categorieën a) tot en met d) van artikel 24 uitsluitend in het DIS worden ingevoerd indien er, in het bijzonder op grond van eerdere illegale handelingen, concrete aanwijzingen bestaan die erop duiden dat de betrokken persoon handelingen heeft begaan, bezig is deze te begaan, of nog zal begaan, die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften en die op communautair niveau van bijzonder belang zijn.

Artikel 28

1. Indien de acties als bedoeld in artikel 27, lid 1, worden uitgevoerd, kan de volgende informatie of een deel daarvan worden verzameld en doorgegeven aan de DIS-partner die de acties heeft voorgesteld:

a) het feit dat de goederen, het vervoermiddel, het bedrijf of de persoon waarop de signalering betrekking had, zijn of is aangetroffen;

b) plaats, tijdstip en reden van de controle;

c) route en bestemming van de reis;

d) begeleidende personen of inzittenden van het vervoermiddel;

e) gebruikt vervoermiddel;

f) meegenomen voorwerpen;

g) omstandigheden waaronder de goederen, het vervoermiddel, het bedrijf of de persoon werden of werd aangetroffen.

Wanneer deze informatie wordt verzameld tijdens een onopvallende controle, dient er op te worden toegezien dat het geheime karakter van het toezicht niet in het gedrang komt.

2. In het kader van een gerichte controle als bedoeld in artikel 27, lid 1, kunnen personen, vervoermiddelen en voorwerpen worden onderzocht, voorzover zulks is toegestaan en plaatsvindt in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat waar het onderzoek plaatsvindt. Indien de gerichte controle naar het recht van een lidstaat niet is toegestaan, zet die lidstaat deze automatisch om in waarneming dan wel onopvallende controle.

Artikel 29

1. Rechtstreekse toegang tot gegevens in het DIS is uitsluitend voorbehouden aan de nationale autoriteiten die elke lidstaat heeft aangewezen, en aan de door de Commissie aangewezen diensten. Die nationale autoriteiten zijn de douaneadministraties, maar kunnen ook andere autoriteiten omvatten die uit hoofde van de wetten, regelingen en procedures van de betrokken lidstaat eveneens bevoegd zijn op te treden teneinde het in artikel 23, lid 2, omschreven doel te bereiken.

2. Elke lidstaat zendt aan de Commissie een lijst van de aangewezen bevoegde autoriteiten die rechtstreekse toegang mogen hebben tot het DIS, waarbij voor elke autoriteit wordt aangegeven tot welke gegevens zij toegang kan hebben en voor welke doeleinden.

De Commissie stelt de andere lidstaten hiervan in kennis. Zij brengt tevens alle lidstaten op de hoogte van de overeenkomstige elementen met betrekking tot haar eigen diensten die bevoegd zijn om toegang te hebben tot het DIS.

De lijst van de aldus aangewezen nationale autoriteiten en Commissiediensten wordt door de Commissie ter informatie bekendgemaakt in het Puklikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

3. Niettegenstaande het bepaalde in de leden 1 en 2, kan de Raad op voorstel van de Commissie beslissen om aan internationale of regionale organisaties toegang te verlenen tot het DIS, voorzover, indien dienstig, daarbij met die organisaties een protocol wordt gesloten overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie met betrekking tot de toepassing van informatica voor douanedoeleinden. Bij hun besluitvorming hierover, wordt met name rekening gehouden met eventuele bestaande bilaterale of communautaire regelingen en met de toereikendheid van het niveau van gegevensbescherming.

Artikel 30

1. De DIS-partners mogen gegevens die zijn verkregen uit het DIS, uitsluitend gebruiken om het in artikel 23, lid 2, omschreven doel te bereiken; met voorafgaande toestemming van en met inachtneming van de voorwaarden gesteld door de DIS-partner die de gegevens heeft ingevoerd, mogen zij deze gegevens evenwel ook voor administratieve of andere doeleinden gebruiken. Dit andere gebruik dient in overeenstemming te zijn met de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat die de gegevens wenst te gebruiken en in voorkomend geval, met de overeenkomstige bepalingen die bij de Commissie terzake gelden; tevens dient rekening te worden gehouden met de beginselen van de bijlage.

2. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 4 van dit artikel en in artikel 29, lid 3, mogen gegevens die zijn verkregen uit het DIS, uitsluitend worden gebruikt door de in elke lidstaat aangewezen autoriteiten en door de Commissie aangewezen diensten die uit hoofde van de op hen van toepassing zijnde wetten, regelingen en procedures bevoegd zijn te handelen om het in artikel 23, lid 2, omschreven doel te bereiken.

3. Elke lidstaat stuurt aan de Commissie een lijst van de autoriteiten die in overeenstemming met lid 2 zijn aangewezen.

De Commissie stelt de andere lidstaten hiervan in kennis. Zij stelt tevens alle lidstaten in kennis van de overeenkomstige elementen met betrekking tot haar eigen diensten die bevoegd zijn om toegang te hebben tot het DIS.

De lijst van de aldus aangewezen autoriteiten of diensten wordt door de Commissie ter informatie bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

4. Gegevens die zijn verkregen uit het DIS kunnen, met voorafgaande toestemming van de lidstaat die de gegevens in het DIS heeft ingevoerd en met inachtneming van de eventueel door die staat gestelde voorwaarden, worden doorgegeven voor gebruik door andere dan de in lid 2 bedoelde nationale autoriteiten, door derde landen en internationale en regionale organisaties. Elke lidstaat neemt speciale maatregelen ter beveiliging van zulke gegevens wanneer deze worden verzonden of verstrekt aan instanties buiten zijn eigen grondgebied.

De in de eerste alinea bedoelde bepalingen zijn mutatis mutandis van toepassing op de Commissie wanneer de Commissie de gegevens in het DIS heeft ingevoerd.

Artikel 31

1. Het invoeren van gegevens in het DIS vindt plaats overeenkomstig de wetten, regelingen en procedures van de gegevensverstrekkende lidstaat en, in voorkomend geval, de overeenkomstige bepalingen die bij de Commissie terzake gelden, tenzij deze verordening stringentere bepalingen bevat.

2. De verwerking van gegevens die zijn verkregen uit het DIS, met inbegrip van het gebruik ervan of het uitvoeren van een actie als bedoeld in artikel 27, lid 1, die door de gegevensverstrekkende DIS-partner is voorgesteld, vindt plaats overeenkomstig de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat waar die gegevens worden verwerkt of gebruikt en, in voorkomend geval, de overeenkomstige bepalingen die bij de Commissie terzake gelden, tenzij deze verordening stringentere bepalingen bevat.

Hoofdstuk 3

Wijziging van Gegevens

Artikel 32

1. Uitsluitend de gegevensverstrekkende DIS-partner heeft het recht gegevens die hij in het DIS heeft ingevoerd, te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren of te verwijderen.

2. Indien een gegevensverstrekkende DIS-partner opmerkt of erop wordt gewezen dat de door hem ingevoerde gegevens feitelijk onjuist zijn, of in strijd met deze verordening zijn ingevoerd of opgeslagen, dan dient hij deze gegevens, naar gelang van het geval, te wijzigen, aan te vullen te verbeteren of te verwijderen, en de andere DIS-partners hiervan in kennis te stellen.

3. Indien een DIS-partner aanwijzingen heeft dat een gegeven feitelijk onjuist is, of in strijd met deze verordening in het DIS is ingevoerd of opgeslagen, stelt hij de gegevensverstrekkende DIS-partner hiervan zo spoedig mogelijk in kennis. Deze controleert dat gegeven en zorgt, voorzover noodzakelijk, onverwijld voor verbetering of verwijdering van dat gegeven. De gegevensverstrekkende DIS-partner stelt de andere partners in kennis van elke uitgevoerde verbetering of verwijdering.

4. Wanneer een DIS-partner bij het invoeren van gegevens in het DIS opmerkt dat zijn signalering wat betreft inhoud of voorgestelde actie in strijd is met een eerdere signalering, stelt hij de partner die de eerdere signalering heeft ingevoerd onmiddellijk hiervan in kennis. De twee partners trachten dan het probleem op te lossen. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, blijft de eerste signalering behouden, met dien verstande dat de delen van de nieuwe signalering die er niet mee in strijd zijn, in het systeem worden ingevoerd.

5. Onder voorbehoud van de andere bepalingen van deze verordening treffen de DIS-partners wanneer in een lidstaat door een rechtbank, of een andere hiertoe bevoegde autoriteit van die lidstaat, onherroepelijke beslissingen worden genomen over het wijzigen, aanvullen, verbeteren of verwijderen van gegevens van het DIS, maatregelen van gelijke strekking.

Ingeval zulke beslissingen van rechtbanken of andere hiertoe bevoegde autoriteiten, met inbegrip van beslissingen als bedoeld in artikel 36 met betrekking tot verbetering of verwijdering, onderling strijdig zijn, verwijdert de Lid-Staat die de desbetreffende gegevens heeft ingevoerd, deze uit het systeem.

De in de eerste alinea bedoelde bepalingen zijn mutatis mutandis van toepassing wanneer een beslissing van de Commissie over gegevens van het DIS door het Hof van Justitie nietig wordt verklaard.

Hoofdstuk 4

Bewaren van gegevens

Artikel 33

1. Gegevens die in het DIS zijn ingevoerd, worden niet langer bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor zij waren ingevoerd. De noodzaak deze gegevens te bewaren wordt ten minste jaarlijks door de DIS-partner die deze gegevens heeft verstrekt, getoetst.

2. De gegevensverstrekkende DIS-partner kan vóór het verstrijken van de toetsingstermijn besluiten om gegevens te bewaren tot de volgende toetsing, indien dit noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij waren ingevoerd. Onverminderd het bepaalde in artikel 36 worden de gegevens, indien niet wordt besloten deze te bewaren, automatisch verplaatst naar dat deel van het DIS dat beperkt toegankelijk is in overeenstemming met het bepaalde in lid 4.

3. De gegevensverstrekkende DIS-partner wordt vanuit het DIS één maand van tevoren automatisch in kennis gesteld van een geprogrammeerde verplaatsing van gegevens binnen het DIS overeenkomstig lid 2.

4. Gegevens die overeenkomstig lid 2 zijn verplaatst, blijven nog één jaar in het DIS bewaard maar zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 36, uitsluitend toegankelijk voor een vertegenwoordiger van het comité als bedoeld in artikel 43 in het kader van de toepassing van lid 4, zevende tot en met negende streepje van dat artikel, en van lid 5, of voor de controleautoriteiten als bedoeld in artikel 37. In die periode mogen deze de gegevens alleen raadplegen om de juistheid en de rechtmatigheid ervan te controleren; na die periode moeten de gegevens uit het systeem worden verwijderd.

Hoofdstuk 5

Bescherming van persoonsgegevens

Artikel 34

1. Elke DIS-partner die voornemens is om persoonsgegevens te ontvangen uit of in te voeren in het DIS, neemt uiterlijk op het tijdstip waarop deze verordening van toepassing wordt, in zijn nationale wetgeving of voor de Commissie geldende interne regels aan ter bescherming van de rechten en vrijheden van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.

2. Een DIS-partner mag alleen dan persoonsgegevens ontvangen uit of invoeren in het DIS wanneer de maatregelen ter bescherming van dergelijke gegevens, als bedoeld in lid 1, van kracht zijn geworden. Elke Lid-Staat dient tevens vooraf de in artikel 37 genoemde nationale controleautoriteit of -autoriteiten te hebben aangewezen.

3. Teneinde de juiste toepassing van de in deze verordening vervatte bepalingen ter bescherming van persoonsgegevens te garanderen, beschouwen de lidstaten en de Commissie het DIS als een systeem voor de verwerking van persoonsgegevens dat is onderworpen aan de in lid 1 bedoelde bepalingen en aan de strengere bepalingen van deze verordening.

De in lid 1 bedoelde voor de Commissie geldende interne regels worden in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

Artikel 35

1. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 30, lid 1, is het gebruik door de DIS-partners van persoonsgegevens uit het DIS voor een ander dan het in artikel 23, lid 2, omschreven doel verboden.

2. Gegevens mogen slechts voor technische doeleinden worden gekopieerd, voorzover dit noodzakelijk is voor bevraging door de autoriteiten als bedoeld in artikel 29. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 30, lid 1, mogen persoonsgegevens die door andere lidstaten of door de Commissie zijn ingevoerd, niet uit het DIS worden overgenomen in andere gegevensbestanden waarvoor de lidstaten of de Commissie verantwoordelijk zijn.

Artikel 36

1. De rechten van personen met betrekking tot de persoonsgegevens in het DIS, in het bijzonder het recht van kennisneming, worden uitgeoefend

- in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat waarin op deze rechten een beroep wordt gedaan;

- in overeenstemming met de in artikel 34, lid 1, bedoelde interne regels die op de Commissie van toepassing zijn.

Indien de wetten, regelingen en procedures van de betrokken lidstaat aldus bepalen, besluit de nationale controleautoriteit als bedoeld in artikel 37 of gegevens worden medegedeeld en volgens welke procedure.

2. Een DIS-partner tot welke een verzoek om kennisneming van persoonsgegevens wordt gericht, kan dit verzoek afwijzen indien de kennisneming waarschijnlijk schadelijk is voor het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van met de douane- of landbouwvoorschriften strijdige handelingen. Een lidstaat kan kennisneming eveneens weigeren op grond van zijn wetten, regelingen en procedures betreffende gevallen waarin de weigering een maatregel is die noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming van de staatsveiligheid, de defensie, de openbare veiligheid en de rechten en vrijheden van anderen. De Commissie kan deze kennisneming weigeren wanneer zulks noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

In elk geval wordt de kennisneming geweigerd gedurende de periode waarin maatregelen inzake waarneming en onopvallende controle worden uitgevoerd.

3. Indien het verzoek om kennisneming persoonsgegevens betreft die door een andere DIS-partner zijn verstrekt, wordt kennisneming alleen verleend wanneer de gegevensverstrekkende partner in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt dienaangaande kenbaar te maken.

4. Bij elke DIS-partner kan een persoon, in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van elke lidstaat of met de interne regels die van toepassing zijn op de Commissie, persoonsgegevens die op hemzelf betrekking hebben, doen verbeteren of verwijderen, indien die gegevens feitelijk onjuist zijn of indien zij in het DIS werden ingevoerd of zijn opgeslagen in strijd met het doel als omschreven in artikel 23, lid 2, of indien de beginselen vervat in artikel 26 niet in acht zijn genomen.

5. Op het grondgebied van elke lidstaat kan iedere persoon, in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van die lidstaat, bij de rechtbanken of bij de autoriteit die krachtens de wetten, regelingen en procedures van die lidstaat bevoegd is, een rechtsvordering instellen of in voorkomend geval een klacht indienen in verband met persoonsgegevens in het DIS die op hemzelf betrekking hebben, teneinde:

a) feitelijk onjuiste persoonsgegevens te doen verbeteren of verwijderen;

b) persoonsgegevens die in strijd met deze verordening in het DIS zijn ingevoerd of opgeslagen, te doen verbeteren of verwijderen;

c) kennis te nemen van persoonsgegevens;

d) schadevergoeding te verkrijgen overeenkomstig artikel 40, lid 2.

Wat de door de Commissie ingevoerde gegevens betreft, kan bij het Hof van Justitie een rechtsvordering worden ingesteld, overeenkomstig artikel 173 van het Verdrag.

De lidstaten en de Commissie verbinden zich er onderling toe om de onherroepelijke beslissingen van een rechtbank, het Hof van Justitie of een andere hiertoe bevoegde autoriteit met betrekking tot de eerste alinea, onder a), b) en c), ten uitvoer te leggen.

6. Het feit dat in dit artikel en in artikel 32, lid 5, sprake is van een "onherroepelijke" beslissing houdt niet in dat de lidstaat of de Commissie verplicht is om beroep aan te tekenen tegen een beslissing van een rechtbank of een bevoegde autoriteit.

Hoofdstuk 6

Toezicht op de bescherming van persoonsgegevens

Artikel 37

1. Elke lidstaat belast een nationale controleautoriteit of -autoriteiten, verantwoordelijk voor de bescherming van persoonsgegevens, met het uitoefenen van onafhankelijk toezicht op dergelijke gegevens in het DIS.

De controleautoriteiten dienen, in overeenstemming met hun respectieve nationale wetgeving, op onafhankelijke wijze toezicht uit te oefenen en controles te verrichten teneinde te garanderen dat de verwerking en het gebruik van de in het DIS opgenomen gegevens de rechten van de betrokkenen niet schenden. Voor dit doel hebben de controleautoriteiten toegang tot het DIS.

2. Eeenieder kan elke nationale controleautoriteit verzoeken persoonsgegevens in het DIS die op hemzelf betrekking hebben en het gebruik dat van deze gegevens is of wordt gemaakt, te controleren. Dit recht wordt uitgeoefend overeenkomstig de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat waar het verzoek is ingediend. Wanneer de gegevens door een andere lidstaat of door de Commissie zijn ingevoerd, geschiedt de controle in nauw overleg met de nationale controleautoriteit van die lidstaat of met de in lid 4 bedoelde autoriteit.

3. De Commissie neemt binnen haar diensten alle noodzakelijke maatregelen om op de bescherming van persoonsgegevens een toezicht te verzekeren dat gelijkwaardige waarborgen biedt als die welke voortvloeien uit lid 1.

4. Tot de aanwijzing van een of meer autoriteiten die voor de communautaire instellingen en organen zijn ingesteld, zijn de activiteiten van de Commissie ten aanzien van de in artikel 34, lid 1, artikel 36, lid 1, en artikel 37, lid 3, bedoelde regels voor de gegevensbescherming, onderworpen aan controle door de in artikel 138 E van het Verdrag bedoelde ombudsman, in het kader van de taak die dat Verdrag hem opdraagt.

Hoofdstuk 7

Beveiliging van het DIS

Artikel 38

1. Alle noodzakelijke passende technische en organisatorische maatregelen ter handhaving van de beveiliging worden genomen:

a) door de lidstaten en door de Commissie, elk voor wat hen betreft, ten aanzien van de terminals van het DIS op het onderscheiden grondgebied van de lidstaten en in de kantoren van de Commissie;

b) door het in artikel 43 bedoelde comité voor wat betreft het DIS en de terminals op dezelfde locatie als het DIS, die voor technische doeleinden en voor de in lid 3 bedoelde controles worden gebruikt.

2. In het bijzonder treffen de lidstaten, de Commissie en het in artikel 43 bedoelde comité maatregelen:

a) om te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de apparatuur die wordt gebruikt voor de verwerking van gegevens;

b) om te voorkomen dat gegevens en gegevensdragers door onbevoegden worden gelezen, gekopieerd, veranderd of verwijderd;

c) om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden ingevoerd en dat gegevens op ongeoorloofde wijze worden geraadpleegd, gewijzigd of gewist;

d) om te voorkomen dat onbevoegden zich door middel van datatransmissieapparatuur toegang verschaffen tot gegevens in het DIS;

e) om te waarborgen dat, met betrekking tot het gebruik van het DIS, bevoegde personen uitsluitend recht van toegang hebben tot gegevens die binnen hun bevoegdheid vallen;

f) om te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke autoriteiten gegevens mogen worden verzonden door middel van datatransmissieapparatuur;

g) om te waarborgen dat naderhand kan worden nagegaan en vastgesteld welke gegevens wanneer en door wie in het DIS zijn ingevoerd en dat toezicht kan worden gehouden op de bevragingen;

h) om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of gewist tijdens het verzenden van gegevens of het transport van gegevensdragers.

3. Overeenkomstig artikel 43 controleert het comité of de bevragingen op geoorloofde wijze en door bevoegde gebruikers zijn verricht. Ten minste 1 % van alle bevragingen wordt gecontroleerd. Een overzicht van deze bevragingen en controles wordt in het systeem ingevoerd en dient uitsluitend voor genoemde controle door het comité. Het overzicht wordt na zes maanden verwijderd.

Artikel 39

1. Elke lidstaat wijst een dienst aan die verantwoordelijk is voor de in artikel 38 voorgeschreven beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de terminals op zijn grondgebied, de toetsing als bedoeld in artikel 33, leden 1 en 2, en voorts voor de juiste toepassing van deze verordening, voorzover noodzakelijk uit hoofde van zijn wetten, regelingen en procedures.

2. De Commissie bepaalt welke van haar diensten met de in lid 1 bedoelde maatregelen worden belast.

Hoofdstuk 8

Verantwoordelijkheid en bekendmaking

Artikel Artikel 40

1. Elke DIS-partner die gegevens in het systeem heeft ingevoerd, is verantwoordelijk voor de juistheid, actualiteit en rechtmatigheid van die gegevens. Elke lidstaat, of in voorkomend geval de Commissie, is bovendien verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde in artikel 26.

2. Elke DIS-partner is, in overeenstemming met zijn eigen wetten, regelingen en procedures, of met de overeenkomstige communautaire voorschriften, aansprakelijk voor de schade die een persoon door het gebruik van het DIS in de betrokken lidstaat of bij de Commissie lijdt.

Dit is eveneens het geval wanneer de schade werd veroorzaakt doordat de gegevensverstrekkende DIS-partner onjuiste gegevens heeft ingevoerd dan wel gegevens in strijd met deze verordening heeft ingevoerd.

3. Indien de DIS-partner tegen welke een rechtsvordering wordt ingesteld in verband met onjuiste gegevens, niet de DIS-partner is die de gegevens heeft verstrekt, trachten de betrokken DIS-partners overeenstemming te bereiken over de vraag of de gegevensverstrekkende DIS-partner al dan niet een deel van de uitbetaalde schadevergoeding aan de andere DIS-partner dient terug te betalen. De aldus overeengekomen bedragen worden op verzoek terugbetaald.

Artikel 41

De Commissie maakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een mededeling betreffende de invoering van het DIS bekend.

TITEL VI

GEGEVENSBESCHERMING BIJ NIET-GEAUTOMATISEERDE GEGEVENSUITWISSELING

Artikel 42

De bepalingen met betrekking tot de geautomatiseerde uitwisseling en verwerking van gegevens zijn mutatis mutandis van toepassing op de niet-geautomatiseerde uitwisseling en verwerking van gegevens.

TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 43

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité dat wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld, behalve wanneer de Raad zich met gewone meerderheid van stemmen tegen genoemde maatregelen heeft uitgesproken.

3. De procedure van lid 2 wordt met name gehanteerd om

a) te besluiten welke gegevens in het DIS worden ingevoerd, zoals bepaald in artikel 25;

b) te bepalen voor welke handelingen inzake de toepassing van de landbouwvoorschriften gegevens in het DIS moeten worden ingevoerd, als bedoeld in artikel 23, lid 4.

4. Het comité buigt zich over iedere kwestie in verband met de toepassing van deze verordening, die door zijn voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde kan worden gesteld, met name betreffende:

- het functioneren van de bij deze verordening ingestelde wederzijdse bijstand in het algemeen,

- de vaststelling van de praktische modaliteiten voor de toezending van de in de artikelen 16 en 17 bedoelde gegevens,

- de krachtens de artikelen 17 en 18 aan de Commissie verstrekte gegevens teneinde er lering uit te trekken, de noodzakelijke maatregelen vast te stellen die nodig zijn om een einde te maken aan de geconstateerde handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, en, in voorkomend geval, voor te stellen de bestaande communautaire voorschriften te wijzigen of aanvullende bepalingen vast te stellen,

- de voorbereiding van door de lidstaten verrichte en door de Commissie gecoördineerde onderzoeken alsmede de in artikel 20 bedoelde communautaire missies,

- de maatregelen die zijn genomen ter waarborging van het vertrouwelijke karakter van de uit hoofde van deze verordening uitgewisselde inlichtingen, en met name van de persoonsgegevens, andere dan die waarop titel V betrekking heeft,

- de tenuitvoerlegging en het goed functioneren van het DIS en alle technische en operationele maatregelen om de beveiliging van het DIS te waarborgen,

- de noodzaak om bepaalde gegevens in het DIS te bewaren,

- de maatregelen die zijn genomen om het vertrouwelijke karakter van de krachtens deze verordening in het DIS opgeslagen gegevens, met name van de persoonsgegevens, te waarborgen en te verzekeren dat de voor de verwerking van deze gegevens verantwoordelijke personen de op hen rustende verplichtingen nakomen,

- de uit hoofde van artikel 38, lid 2, genomen maatregelen.

5. Het comité buigt zich over alle problemen in verband met het functioneren van het DIS waarop de in artikel 37 bedoelde controleautoriteiten eventueel stuiten. In dat geval komt het comité bijeen in een ad hoc samenstelling, bestaande uit door iedere lidstaat aangewezen vertegenwoordigers die van diens nationale controleautoriteit of -autoriteiten afkomstig zijn. De in artikel 37, lid 4, bedoelde ombudsman of zijn vertegenwoordiger kan eveneens, op eigen initiatief, en voorzover hij zulks verenigbaar acht met zijn taak, deelnemen aan de vergaderingen van het comité in een dergelijke ad hoc samenstelling. Het comité komt in zijn ad hoc samenstelling ten minste eenmaal per jaar bijeen.

6. Voor de doeleinden van dit artikel heeft het comité rechtstreekse toegang tot de ingevoerde gegevens in het DIS en kan daarvan rechtstreeks gebruikmaken.

Artikel 44

Onverminderd de in titel V neergelegde bepalingen betreffende het DIS, kan het beschikbaar stellen van de documenten waarin bij deze verordening wordt voorzien, worden vervangen door het verschaffen van inlichtingen, in ongeacht welke vorm en voor dezelfde doeleinden, door middel van informatica.

Artikel 45

1. De krachtens deze verordening in welke vorm dan ook verstrekte inlichtingen, met inbegrip van de in het in artikel 23 bedoelde DIS opgeslagen gegevens, zijn vertrouwelijk. Zij vallen onder het beroepsgeheim en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien door de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat en door de overeenkomstige bepalingen die voor de communautaire instanties gelden.

De in de eerste alinea bedoelde inlichtingen mogen met name niet worden doorgegeven aan andere personen dan die welke, in de lidstaten of bij de instellingen van de Gemeenschap, er uit hoofde van het functie, daarvan kennis dienen te nemen of ze dienen te gebruiken. Zij mogen evenmin worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin deze verordening voorziet, tenzij de lidstaat of de Commissie die ze heeft verstrekt of ze in het in artikel 23 van deze verordening bedoelde douane-informatiesysteem heeft ingevoerd, daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend, onder de door deze lidstaat of door de Commissie vastgestelde voorwaarden, en voorzover de terzake geldende bepalingen van de lidstaat waar de autoriteit die ze heeft ontvangen, is gevestigd, zich niet verzetten tegen deze bekendmaking of dit gebruik.

2. Onverminderd de in titel V neergelegde bepalingen betreffende het DIS worden inlichtingen betreffende natuurlijke personen en rechtspersonen in het kader van deze verordening slechts verstrekt indien zulks strikt noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen of bestrijden van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.

3. Het bepaalde in de vorige leden vormt er geen beletsel voor dat de krachtens deze verordening verkregen gegevens worden gebruikt bij gerechtelijke procedures of rechtsvervolgingen die later worden ingesteld wegens niet-naleving van de douane- of landbouwvoorschriften.

De bevoegde autoriteit die deze inlichtingen heeft verstrekt, wordt onverwijld van een dergelijk gebruik in kennis gesteld.

4. Wanneer een lidstaat de Commissie ervan in kennis stelt dat een natuurlijke persoon of een rechtspersoon waarvan de naam hem werd medegedeeld krachtens de bepalingen van de onderhavige verordening, na aanvullend onderzoek niet bij een onregelmatigheid betrokken blijkt te zijn, deelt de Commissie dit onverwijld mede aan de instanties waaraan uit hoofde van deze verordening persoonsgegevens werden medegedeeld. Deze persoon wordt dan niet langer behandeld als een persoon die op basis van de eerste mededeling als betrokken bij een onregelmatigheid werd beschouwd.

Wanneer de op deze persoon betrekking hebbende persoonsgegevens in het in artikel 23 bedoelde DIS zijn opgeslagen, dienen zij daaruit te worden verwijderd.

Artikel 46

Voor de toepassing van deze verordening nemen de lidstaten alle nodige maatregelen teneinde:

a) intern een goede coördinatie te verzekeren tussen de in artikel 1, lid 1, bedoelde administratieve autoriteiten;

b) in hun wederzijdse betrekkingen en voorzover nodig te zorgen voor een rechtstreekse samenwerking tussen de autoriteiten die zij hiertoe speciaal machtigen.

Artikel 47

De lidstaten kunnen in onderling overleg en voorzover nodig de modaliteiten vaststellen waarmee de goede werking van de wederzijdse bijstand als bedoeld in deze verordening kan worden verzekerd, met name om te vermijden dat het toezicht op personen of goederen wordt onderbroken, hetgeen nadelig zou kunnen zijn voor de vaststelling van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.

Artikel 48

1. Deze verordening verplicht de administratieve autoriteiten van de lidstaten niet elkaar bijstand te verlenen ingeval deze bijstand kan leiden tot verstoring van de openbare orde of van andere wezenlijke belangen, met name op het gebied van gegevensbescherming, van de lidstaat waar zij gevestigd zijn.

2. Elke weigering van bijstand wordt met redenen omkleed.

De Commissie wordt zo spoedig mogelijk van de weigering van bijstand en van de aangevoerde redenen in kennis gesteld.

Artikel 49

Onverminderd het recht op informatie dat de Commissie aan andere regelingen ontleent, delen de lidstaten de Commissie administratieve of rechterlijke beslissingen mede of de essentiële elementen daarvan die betrekking hebben op de toepassing van sancties wegens niet-naleving van de douane- of landbouwvoorschriften in gevallen waaromtrent mededelingen zijn gedaan overeenkomstig de artikelen 17 en 18.

Artikel 50

Onverminderd de aan het DIS verbonden kosten en de bij wijze van schadevergoeding te betalen bedragen waarin artikel 40 voorziet, zien de lidstaten en de Commissie af van iedere eis tot terugbetaling van de kosten die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien, behalve wat de vergoedingen betreft die eventueel aan deskundigen worden betaald.

Artikel 51

Deze verordening laat de toepassing in de lidstaten van de regels inzake de strafrechtelijke vervolging en de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, met inbegrip van de regels betreffende het geheim van het onderzoek, onverlet.

Artikel 52

1. Verordening (EEG) nr. 1468/81 wordt ingetrokken.

2. De verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 1468/81 worden geacht te zijn gedaan naar de onderhavige verordening.

Artikel 53

1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is toepasselijk met ingang van 13 maart 1998.

2. Evenwel geldt artikel 42 ten aanzien van Denemarken, Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden pas nadat er een communautaire regelgeving is gekomen die van toepassing is op de gegevens die onder deze verordening vallen.

Vanaf de datum waarop de in de eerste alinea bedoelde regelgeving in alle lidstaten van toepassing is geworden, wordt artikel 42 ingetrokken en heeft de in de eerste alinea bedoelde afwijking geen rechtsgevolgen meer.

Indien genoemde regelgeving na verloop van vijf jaren nog niet toepasselijk is, zal de Commissie een verslag opstellen, dat eventueel vergezeld gaat van voorstellen.

De lidstaten en de Commissie kunnen aan de niet-geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die zij aan de vier in de eerste alinea bedoelde lidstaten mochten mededelen, de voorwaarde verbinden dat gelijkwaardige voorschriften voor gegevensbescherming worden gehanteerd als die welke zijzelf bij de niet-geautomatiseerde verwerking van die gegevens hanteren, zolang deze vier lidstaten artikel 42 niet toepassen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 maart 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. PATIJN

(1) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2048/88 (PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 1).

(2) PB nr. C 56 van 26. 2. 1993, blz. 1; PB nr. C 262 van 28. 9. 1993, blz. 8, en PB nr. C 80 van 17. 3. 1991, blz. 12.

(3) PB nr. C 20 van 24. 1. 1994, blz. 85, en advies van 16 januari 1997 (PB nr. C 33 van 3. 2. 1997).

(4) PB nr. C 161 van 14. 6. 1993, blz. 15.

(5) PB nr. L 144 van 2. 6. 1981, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 945/87 (PB nr. L 90 van 2. 4. 1987, blz. 3).

(6) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 van de Raad van 29 mei 1989 houdende toepassing van Besluit 88/376/EEG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (PB nr. L 155 van 7. 6. 1989, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2729/94 (PB nr. L 293 van 12. 11. 1994, blz. 5).

(7) Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad van 4 maart 1991 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 283/72 (PB nr. L 67 van 14. 3. 1991, blz. 11).

(8) PB nr. L 281 van 23. 11. 1995, blz. 31.

BIJLAGE

VERSTREKKING VAN GEGEVENS (artikel 30, lid 1)

1. Verstrekking aan openbare instanties

Verstrekking van gegevens aan openbare instanties is alleen toegestaan indien in een bepaald geval:

a) er een duidelijke wettelijke verplichting of machtiging is of een machtiging van de controleautoriteit, of indien

b) deze gegevens voor de ontvanger onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van zijn eigenlijke wettige taak en voorzover het doel van de gegevensverzameling of -verwerking door de ontvanger niet onverenigbaar is met het oorspronkelijk beoogde doel en voorzover de wettelijke verplichtingen van de verstrekkende instantie er niet mee in strijd zijn.

Verstrekking is daarnaast bij uitzondering toegestaan indien in een bepaald geval:

a) de verstrekking zonder enige twijfel in het belang van de betrokkene is, en indien deze daarvoor toestemming heeft gegeven of de omstandigheden ondubbelzinnig een dergelijke toestemming laten veronderstellen, of indien,

b) de verstrekking noodzakelijk is om een ernstig en onmiddellijk gevaar af te wenden.

2. Verstrekking aan particuliere personen

Verstrekking van gegevens aan particuliere personen is alleen toegestaan indien in een bepaald geval er een duidelijke wettelijke verplichting of machtiging is of een machtiging van de controleautoriteit.

Verstrekking van gegevens aan particuliere personen is daarnaast bij uitzondering toegestaan indien in een bepaald geval:

a) de verstrekking zonder enige twijfel in het belang van de betrokkene is, en indien deze daarvoor toestemming heeft gegeven of de omstandigheden ondubbelzinnig een dergelijke toestemming laten veronderstellen, of indien,

b) de verstrekking noodzakelijk is om een ernstig en onmiddellijk gevaar af te wenden.

3. Internationale verstrekking

Verstrekking van gegevens aan buitenlandse autoriteiten is alleen toegestaan indien:

a) er een duidelijk wettelijk voorschrift bestaat dat voortvloeit uit nationaal of internationaal recht,

b) bij ontbreken van een voorschrift, de verstrekking noodzakelijk is om een dreigend en onmiddellijk gevaar af te wenden

en voorzover er geen inbreuk wordt gemaakt op de nationale regelgeving betreffende de bescherming van de betrokkene.

4.1. Verzoek om verstrekking

Behoudens specifieke voorschriften van de nationale wetgeving of internationale overeenkomsten, dienen verzoeken om verstrekking informatie te bevatten over de verzoekende instantie of persoon en over het doel en het motief.

4.2. Voorwaarden voor verstrekking

De kwaliteit van de gegevens moet, voorzover mogelijk, uiterlijk vóór de verstrekking worden geverifieerd. Voor zover mogelijk dienen bij verstrekking van gegevens de rechterlijke beslissingen en de beslissingen om niet te vervolgen te worden vermeld en de op persoonlijke meningen of interpretaties berustende gegevens bij de bron te worden geverifieerd voordat ze verstrekt worden; hun graad van betrouwbaarheid of exactheid moet worden aangegeven.

Indien blijkt dat de gegevens niet meer exact en volledig bijgewerkt zijn, mogen ze niet worden verstrekt: als verouderde of onjuiste gegevens zijn verstrekt, moet de verstrekkende instantie voorzover mogelijk alle instanties waaraan de gegevens zijn verstrekt hiervan op de hoogte stellen.

4.3. Waarborg betreffende de verstrekking

De aan andere instanties, particuliere personen of buitenlandse autoriteiten verstrekte gegevens mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan de in het verzoek om verstrekking gespecificeerde doeleinden.

Voor gebruik voor andere doeleinden dient de verstrekkende instantie toestemming te geven, onverminderd de in de punten 1 tot en met 4.2 opgenomen bepalingen.

Top