EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R1279

Verordening (Euratom, EG) nr. 1279/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende bijstand aan de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië bij de sanering en het herstel van de economie

OJ L 165, 4.7.1996, p. 1–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1999

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/1279/oj

31996R1279

Verordening (Euratom, EG) nr. 1279/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende bijstand aan de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië bij de sanering en het herstel van de economie

Publicatieblad Nr. L 165 van 04/07/1996 blz. 0001 - 0011


VERORDENING (EURATOM, EG) Nr. 1279/96 VAN DE RAAD van 25 juni 1996 betreffende bijstand aan de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië bij de sanering en het herstel van de economie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid op artikel 203,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende dat de Gemeenschap in overeenstemming met de conclusies van de bijeenkomsten van de Europese Raad in Dublin en Rome in 1990 een programma voor technische bijstand aan de voormalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken bij het streven naar sanering en herstel van haar economie heeft opgesteld;

Overwegende dat bij Verordening (Euratom, EEG) nr. 2053/93 van de Raad van 19 juli 1993 betreffende technische bijstand aan de Onafhankelijke Staten van de voormalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken en aan Mongolië bij het streven naar sanering en herstel van de economie (2) de voorwaarden voor deze technische bijstand zijn vastgesteld en is bepaald dat deze actie zou plaatsvinden tussen 1 januari 1993 en 31 december 1995;

Overwegende dat deze bijstand slechts volledig doelmatig kan zijn, indien er een vrij en open democratisch bestel tot stand komt, waarin de mensenrechten worden nageleefd, alsmede een marktgericht economisch stelsel;

Overwegende dat, aangezien deze bijstand een zeer positieve invloed heeft gehad op de hervormingen in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië en om duurzame hervormingen te bewerkstelligen, verdere bijstand vereist is;

Overwegende dat in deze verordening voor de gehele looptijd van het programma een financieel referentiebedrag wordt opgenomen in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995, waarbij de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet worden gelaten;

Overwegende dat deze bijstand het mogelijk zou moeten maken gunstige voorwaarden te scheppen voor particuliere investeringen;

Overwegende dat het dienstig is prioriteiten op te stellen voor deze bijstand;

Overwegende dat bijstand van de Gemeenschap des te effectiever zal zijn indien die per partnerstaat gedecentraliseerd kan worden opgezet;

Overwegende dat de ontwikkeling dient te worden gestimuleerd van economische banden en handelsstromen tussen de Nieuwe Onafhankelijke Staten onderling, die bijdragen tot hervorming en herstructurering van de economie;

Overwegende dat het, teneinde op passende wijze te kunnen voorzien in de meest acute behoeften van de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië in het huidige stadium van hun economische omvorming, mogelijk dient te zijn een beperkt gedeelte van de financiële toewijzing te gebruiken voor kleinschalige infrastructuurprojecten in het kader van grensoverschrijdende samenwerking;

Overwegende dat de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf in alle Nieuwe Onafhankelijke Staten en in Mongolië prioriteit geniet en dat derhalve dient te worden voorzien in de financiering van kapitaalinvesteringen in dergelijke ondernemingen;

Overwegende dat de dialoog tussen de sociale partners aangemoedigd dient te worden;

Overwegende dat het integreren van de milieu-aspecten in het programma de duurzaamheid op de lange termijn van de economische hervormingen zal waarborgen;

Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst in Rome ook de nadruk heeft gelegd op het belang van doeltreffende coördinatie door de Commissie van de inspanningen die door de Gemeenschap en haar Lid-Staten afzonderlijk in de voormalige Unie van Socialistische Sowjetrepublieken worden geleverd;

Overwegende dat het wenselijk is dat de Commissie bij de tenuitvoerlegging van de bijstandsmaatregelen van de Gemeenschap wordt bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de Lid-Staten;

Overwegende dat de nu in gang gezette economische sanering en herstructurering en het doelmatig beheer van dit programma een meerjarige benadering vereisen;

Overwegende dat bijstand bij het streven naar sanering en herstel van de economie specifieke deskundigheid kan vereisen, die vooral in de Phare-partnerlanden en in bepaalde andere Staten beschikbaar is;

Overwegende dat aanbestedingsprocedures volledig in overeenstemming dienen te zijn met de bepalingen van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen (3), hierna "Financieel Reglement" te noemen;

Overwegende dat bij aanbestedingen voor leveringen, werken en diensten dient te worden gezorgd voor een zo groot mogelijke deelname onder gelijke voorwaarden;

Overwegende dat de Commissie bij de toepassing van de selectiecriteria de nodige doorzichtigheid en striktheid dient te garanderen;

Overwegende dat daadwerkelijke concurrentie tussen bedrijven, organisaties en instellingen die aan de door het programma gefinancierde activiteiten wensen deel te nemen, dient te worden gewaarborgd;

Overwegende dat te dien einde alle relevante informatie over de projecten beschikbaar gesteld dient te worden, zo mogelijk door middel van de modernste communicatiemiddelen, teneinde ervoor te zorgen dat alle belangstellende bedrijven, organisaties en instellingen blijk kunnen geven van hun wens om voor een aanbesteding in aanmerking te worden genomen;

Overwegende dat de Commissie in het selectieproces dient te streven naar diversificatie tussen bedrijven, organisaties in instellingen;

Overwegende dat het voortzetten van de bijstand zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap, met name zoals die in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten zijn vervat;

Overwegende dat slechts in artikel 235 van het EG-Verdrag en in artikel 203 van het EGA-Verdrag bevoegdheden voor de vaststelling van deze verordening zijn vervat,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Vanaf 1 januari 1996 tot en met 31 december 1999 voert de Gemeenschap, volgens de criteria van deze verordening, ten behoeve van de in bijlage I genoemde partnerstaten (hierna "partnerstaten" genoemd) een programma uit voor bijstand bij de sanering en het herstel van de economie.

2. Deze bijstand wordt toegespitst op sectoren en, in voorkomend geval, op geografische gebieden waarvoor de partnerlanden reeds concrete maatregelen hebben genomen ter bevordering van hervormingen en/of waarvoor zij een tijdschema hebben opgesteld. De criteria voor de toepassing van deze verordening staan in bijlage IV, die indien nodig kan worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 8, leden 2 en 3.

Artikel 2

Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma voor het tijdvak 1996-1999 beloopt 2 224 miljoen ecu.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 3

1. Het in artikel 1 bedoelde programma wordt hoofdzakelijk uitgevoerd in de vorm van technische bijstand ter ondersteuning van de economische hervormingen die in de partnerstaten worden uitgevoerd, ten behoeve van maatregelen die tot doel hebben de overgang naar een markteconomie te bewerkstelligen en de democratie te versterken.

Deze hulp is tevens bestemd voor het dekken van redelijke kosten van leveranties die voor de uitvoering van de technische bijstand nodig zijn, per geval te beoordelen overeenkomstig de procedure van artikel 8, leden 2 en 3. In bijzondere gevallen, zoals bij programma's voor nucleaire veiligheid, kan een aanzienlijk onderdeel leveranties worden opgenomen.

De projectkosten in plaatselijke valuta worden door de Gemeenschap slechts gedragen voor zover dit strikt noodzakelijk is.

2. Voor ieder geval afzonderlijk kan de bijstand, overeenkomstig de in artikel 8, lid 2, bedoelde procedure, tevens worden ingezet voor kosten met betrekking tot kleinschalige infrastructuurprojecten in verband met grensovergangen, zoals bedoeld in lid 10.

3. Het programma bevordert industriële samenwerking en biedt steun voor de oprichting van gemeenschappelijke ondernemingen door middel van het financieren van kapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen.

4. De toewijzingen voor de in de leden 2 en 3 genoemde activiteiten mogen ten hoogste 10 % van de jaarlijkse Tacis-begroting belopen.

5. Onder de bijstand vallen ook kosten van voorbereiding, tenuitvoerlegging en audit van, controle op en evaluatie van de uitvoering van deze acties alsmede kosten in verband met voorlichting.

6. De technische bijstand wordt in het bijzonder geconcentreerd op de in bijlage II genoemde indicatieve gebieden, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van de begunstigden. Bijzondere nadruk ligt daarbij op nucleaire veiligheid.

7. Bij het opzetten en uitvoeren van de programma's dient gepaste aandacht te worden geschonken aan:

- het bevorderen van gelijke kansen voor vrouwen in de ontvangende landen,

- de milieu-overwegingen.

8. Bij de keuze van de uit hoofde van deze verordening te financieren acties wordt mede rekening gehouden met de voorkeur van de begunstigden en wordt uitgegaan van een evaluatie van de doeltreffendheid ervan voor de verwezenlijking van de met deze bijstand van de Gemeenschap beoogde doelstellingen.

9. De bijstand wordt zoveel mogelijk gedecentraliseerd ten uitvoer gelegd. Hiertoe worden de uiteindelijke begunstigden van de communautaire bijstand nauw betrokken bij voorbereiding en uitvoering van de projecten; zodra de nationale autoriteiten van de partnerstaten overeenstemming hebben bereikt over sectoraal beleid en strategie, alsmede de geografische concentratiegebieden, worden de te ondersteunen maatregelen waar mogelijk rechtstreeks op regionaal niveau vastgesteld en voorbereid.

Er vindt geregeld coördinatie plaats tussen de Commissie en de Lid-Staten, ook ter plaatse in hun contacten met de partnerstaten, zowel in de fase van de bepaling van de programma's, als in die van de uitvoering ervan.

10. Er kan bijstand worden verleend ter ondersteuning van maatregelen ter bevordering van samenwerking tussen partnerstaten en regio's onderling, alsmede grensoverschrijdende samenwerking. Hierbij wordt bijzondere aandacht geschonken aan grensovergangsfaciliteiten aan de grenzen tussen de Nieuwe Onafhankelijke Staten en de Unie en tussen de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Midden-Europa, alsook aan maatregelen aan de Fins-Russische grens die vergelijkbaar zijn met die welke ter zake genomen zijn voor de Unie en de Phare-landen, en voorts aan samenwerking op het niveau van grote geografische eenheden in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en de Unie en in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Midden-Europa.

11. Wanneer een wezenlijke factor voor de voortzetting van de samenwerking via deze bijstand ontbreekt, met name in geval van schending van de democratische beginselen of de mensenrechten, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen maatregelen treffen in verband met de bijstand aan een partnerstaat.

Artikel 4

1. De bijstand van de Gemeenschap wordt verleend in de vorm van giften, die in tranches worden vrijgegeven naarmate de projecten worden verwezenlijkt.

2. In de financieringsbesluiten alsmede in alle daaruit voortvloeiende contracten wordt uitdrukkelijk voorzien in een zo nodig ter plaatse uit te oefenen controlebevoegdheid van de Commissie en de Rekenkamer.

Artikel 5

1. Voor elk van de partnerstaten wordt volgens de procedure van artikel 8 een indicatief programma met een looptijd van vier jaar opgesteld. In deze programma's worden de belangrijkste doelstellingen en richtsnoeren van de communautaire bijstand op de in artikel 3, lid 6, bedoelde indicatieve gebieden omschreven en er kunnen tevens financiële ramingen in worden opgenomen. Zij kunnen tijdens de periode van hun toepassing volgens dezelfde procedure worden gewijzigd. Alvorens de indicatieve programma's worden vastgesteld, bespreekt de Commissie met het in artikel 8 bedoelde comité de prioriteiten die in overleg met de partnerstaten zijn bepaald.

2. Jaarlijks worden op deze indicatieve programma's gebaseerde actieprogramma's vastgesteld volgens de procedure van artikel 6, leden 2 en 3. Deze actieprogramma's bevatten een lijst van de belangrijkste binnen de in artikel 3, lid 6, bedoelde indicatieve gebieden te financieren projecten. De inhoud van de programma's is zodanig gedetailleerd, dat de Lid-Staten kunnen beschikken over alle relevante informatie die voor een uitspraak van het in artikel 8 bedoelde comité nodig is.

Artikel 6

1. De Commissie voert de acties uit met inachtneming van de in artikel 5, lid 2, genoemde actieprogramma's en met inachtneming van titel IX van het financieel Reglement alsmede van artikel 7 van deze verordening.

2. Overeenkomsten inzake leveringen en werkzaamheden worden gesloten via openbare aanbesteding, behalve in de gevallen bedoeld in artikel 116 van het Financieel Reglement.

Bij openbare aanbestedingen voor de toekenning van overeenkomsten inzake levering overeenkomstig artikel 114 van het Financieel Reglement geldt voor de ontvangst van de aanbiedingen een termijn van ten minste 52 dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aankondiging naar het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Overeenkomsten inzake diensten tot en met 200 000 ecu worden in de regel gesloten via niet-openbare aanbesteding en onderhandse overeenkomst.

Alle natuurlijke en rechtspersonen uit de Lid-Staten en uit de begunstigde Staten kunnen onder gelijke voorwaarden deelnemen aan aanbestedingen en overeenkomsten.

De Commissie kan voor ieder afzonderlijk geval toestemming geven voor deelname door natuurlijke en rechtspersonen uit de door het Phare-programma begunstigde landen en, in specifieke gevallen, uit Middellandse-Zeelanden met traditioneel economische, commerciële of geografische banden, indien de betreffende programma's of projecten specifieke vormen van bijstand vereisen die vooral in deze landen beschikbaar zijn.

3. Belastingen, rechten, heffingen en de aankoop van onroerende goederen zijn van communautaire financiering uitgesloten.

4. In geval van cofinanciering kan de Commissie voor ieder afzonderlijk geval toestemming verlenen voor deelname van derde landen aan aanbestedingen en contracten. In deze gevallen is deelneming van ondernemingen uit derde landen alleen aanvaardbaar indien wederkerigheid gewaarborgd is.

Artikel 7

De beginselen die ten grondslag liggen aan het sluiten van overeenkomsten via aanbesteding, met name niet-openbare aanbesteding, staan in bijlage III, die door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie kan worden gewijzigd.

De Commissie brengt de Raad vóór 31 december 1997 verslag uit over de toepassing van deze beginselen.

Artikel 8

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie, genaamd "Comité Bijstand Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië", hierna te noemen "het comité".

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het EG-Verdrag is voorgeschreven voor de goedkeuring van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. De Commissie neemt de beoogde maatregelen aan wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of bij gebreke van een advies doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de beoogde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

4. Het comité kan elk ander vraagstuk onderzoeken dat, eventueel op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat, door de voorzitter aan de orde wordt gesteld in het kader van de tenuitvoerlegging van deze verordening, met name elk vraagstuk dat verband houdt met de algemene tenuitvoerlegging, het beheer van het programma, cofinanciering en de in artikel 9 genoemde coördinatie.

5. Het comité stelt zijn reglement van orde vast met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

6. De Commissie stelt het comité regelmatig op de hoogte door het verstrekken van specifieke, gedetailleerde informatie over de voor de tenuitvoerlegging van de projecten en programma's gesloten contracten. Wanneer het gaat om projecten waarvoor de contracten naar verwachting via niet-openbare aanbesteding zullen worden gesloten overeenkomstig artikel 6, lid 2, verstrekt de Commissie bovendien tijdig, voordat zij lijsten van kandidaten opstelt, informatie die onder andere betrekking moet hebben op de selectie- en evaluatiecriteria, teneinde de deelneming door het bedrijfsleven te vergemakkelijken.

7. Het Europees Parlement wordt regelmatig op de hoogte gesteld van de tenuitvoerlegging van de Tacis-programma's.

Artikel 9

Op basis van de door de Lid-Staten verstrekte gegevens zorgen de Commissie en de Lid-Staten voor efficiënte coördinatie van de door de Gemeenschap en de afzonderlijke Lid-Staten in de partnerstaten verleende bijstand.

Bovendien worden coördinatie en samenwerking met de internationale financiële instellingen en andere donoren bevorderd.

In het kader van de op grond van deze verordening verleende bijstand stimuleert de Commissie cofinanciering met openbare en particuliere organisaties in de Lid-Staten.

Artikel 10

Elk jaar dient de Commissie een rapport in over de voortgang van het bijstandsprogramma. Dit rapport bevat ook een evaluatie van de reeds verleende bijstand. Het rapport wordt aan de Lid-Staten, het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité toegezonden, alsook aan het Comité van de Regio's

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. PINTO

(1) PB nr. C 141 van 13. 5. 1996.

(2) PB nr. L 187 van 29. 7. 1993, blz. 1.

(3) PB nr. L 356 van 31. 12. 1977, blz. 1. Financieel Reglement laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom, EGKS) nr. 2335/95 (PB nr. L 240 van 7. 10. 1995, blz. 12).

BIJLAGE I

Partnerstaten bedoeld in artikel 1

Armenië

Azerbeidzjan

Georgië

Kazachstan

Kirgizië

Moldavië

Mongolië

Oekraïne

Oezbekistan

Russische Federatie

Tadzjikistan

Turkmenistan

Wit-Rusland

BIJLAGE II

Indicatieve gebieden bedoeld in artikel 3, lid 6

Bij het verlenen van de bijstand genieten de volgende gebieden voorrang.

1. Ontwikkeling van het menselijk potentieel:

- onderwijs en opleiding, ook van managers en personeel,

- herstructurering van overheidsdiensten,

- diensten voor arbeidsbemiddeling en adviezen betreffende sociale zekerheid,

- versterking van de civiele maatschappij,

- beleids- en macro-economische adviezen,

- juridische bijstand, met inbegrip van aanpassing van de wetgeving.

2. Herstructurering en ontwikkeling van het bedrijfsleven:

- steun voor de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf,

- omschakeling van de met de defensiesector verbonden ondernemingen,

- herstructurering en privatisering,

- financiële diensten.

3. Infrastructuur:

- vervoer,

- telecommunicatie.

4. Energie, met inbegrip van nucleaire veiligheid.

5. Voedselproduktie, -verwerking en -distributie.

6. Milieu:

- versterking van het institutioneel kader,

- wetgeving,

- opleiding.

BIJLAGE III

Beginselen voor de gunning van opdrachten via aanbestedingsprocedures, in het bijzonder onderhandse aanbestedingen

1. Alle nodige informatie wordt met de "Aankondiging voor de inschrijvers" verspreid onder alle inschrijvers die vermeld staan op de beperkte lijst of die om die informatie verzoeken naar aanleiding van de publikatie van een aankondiging van een openbare aanbesteding. Deze informatie omvat met name de criteria voor de beoordeling. De technische beoordeling van de inschrijving kan gesprekken omvatten met de in de aanbesteding voorgestelde personen.

2. Alle beoordelingscomités staan onder voorzitterschap van de Commissie, die voor het begin van de aanbestedingsprocedures een voldoende aantal onafhankelijke beoordelaars benoemt. Eén beoordelaar moet afkomstig zijn uit de ontvangende instelling in de ontvangende landen. Alle beoordelaars moeten een verklaring van onpartijdigheid ondertekenen.

3. De aanbieding wordt beoordeeld op basis van een afweging van de technische kwaliteit tegen de prijs. In elke aankondiging wordt vermeld hoe deze criteria meewegen. De technische beoordeling geschiedt aan de hand van de volgende criteria: organisatie, tijdschema, methodes en werkplan voor de dienstverlening, kwalificaties, ervaring, vaardigheden van het personeel voor de dienstverlening en de betrokkenheid van plaatselijke bedrijven of deskundigen, hun integratie in het project en hun bijdrage aan het duurzame karakter van de resultaten van de projecten. Specifieke Tacis-ervaring van de aanbieder wordt bij de beoordeling van de aanbieding niet in aanmerking genomen.

4. Afgewezen inschrijvers ontvangen per brief bericht, waarbij de redenen van hun afwijzing vermeld worden, alsmede de naam van de inschrijver aan wie de opdracht gegund is.

5. Elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de voorbereiding van een project is uitgesloten van deelname aan de uitvoering van het project. Indien een deelnemende aanbieder een dergelijk persoon in enige hoedanigheid in dienst neemt binnen een periode die afloopt zes maanden na de beëindiging van diens betrokkenheid bij het inschrijvingsproces, kan de aanbieder uitgesloten worden van deelname aan het project. Elke aanbieder die op de beperkte lijst vermeld staat, wordt uitgesloten van de beoordeling van de aanbieding.

6. De Commissie zorgt ervoor dat alle commercieel gevoelige informatie betreffende een voorgestelde aanbieding vertrouwelijk blijft.

7. Indien een bedrijf, organisatie of instelling belangrijke redenen heeft om te verzoeken om herziening van een aanbesteding, bestaat altijd de mogelijkheid zich tot de Commissie te wenden. In dat geval dient een met redenen omkleed antwoord op het verzoek te worden gegeven.

8. Bij de gunning van opdrachten via onderhandse aanbestedingen zoals bedoeld in artikel 116 van het Financieel Reglement worden alle schriftelijke blijken van belangstelling door de Commissie geregistreerd; de Commissie gebruikt deze registratie voor het opstellen van de beperkte lijst.

Daarnaast mag bij het opstellen van de beperkte lijst andere informatie in aanmerking worden genomen, met name uit het centraal administratieregister van Tacis. Dit register wordt voor alle belangstellende bedrijven, organisaties en instellingen voor registratie opengesteld.

9. Bij het opstellen van de beperkte lijst laat de Commissie zich leiden door de kwalificatie, de belangstelling en de beschikbaarheid van de bedrijven, organisaties en instellingen. Hoe groot het aantal bedrijven, organisaties en instellingen op een beperkte lijst is, hangt af van de omvang en de complexiteit van het project; wel dient een zo groot mogelijke keuze te worden geboden.

Bedrijven, organisaties en instellingen die schriftelijk blijk hebben gegeven van hun belangstelling voor een project krijgen te horen of zij al dan niet op de beperkte lijst zijn opgenomen.

10. Elk jaar verschaft de Commissie het comité een lijst van de geselecteerde bedrijven, organisaties en instellingen.

11. In het geval van zeer complexe projecten kan de Commissie de bedrijven, organisaties en instellingen die op een beperkte lijst zijn geplaatst, voorstellen onderling consortia te vormen. Zo'n voorstel, alsook de volledige beperkte lijst, wordt aan alle daarin vermelde bedrijven, organisaties en instellingen toegezonden.

12. Bij een niet-openbare aanbesteding dient er een periode van ten minste 60 kalenderdagen te liggen tussen het uitbrengen van het definitieve advies van het comité en het begin van de aanbesteding. In spoedgevallen kan deze periode echter door de Commissie worden bekort, mits het comité een uitvoerige toelichting ontvangt.

Een aankondiging van een niet-openbare aanbesteding dient te voorzien in een termijn van 60 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de schriftelijke aankondiging. In dringende gevallen kan deze termijn worden bekort, maar zij mag nooit korter duren dan 40 kalenderdagen. In uitzonderlijke gevallen kan deze termijn door de Commissie worden verlengd, mits het comité een uitvoerige toelichting ontvangt. Alle termijnwijzigingen worden naar behoren meegedeeld aan de betrokken bedrijven, organisaties of instellingen.

BIJLAGE IV

Criteria voor de tenuitvoerlegging van de verordening

1. Grensoverschrijdende samenwerking

Grensoverschrijdende samenwerking is in de eerste plaats bedoeld om grensregio's te helpen hun specifieke ontwikkelingsproblemen op te lossen die het gevolg zijn van een relatief isolement in de nationale economieën, de totstandbrenging van samenwerkingsnetwerken te bevorderen en verbanden te leggen tussen netwerken aan beide zijden van de grens met inbegrip van grensovergangsfaciliteiten, en het overgangsproces in de Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS) te versnellen door deze landen te integreren in de samenwerking met grensregio's in de Europese Unie of de landen van Midden- en Oost-Europa.

Grensoverschrijdende samenwerking kan plaatsvinden aan alle grenzen tussen de Unie en de NOS, de landen van Midden- en Oost-Europa en de NOS, alsmede de NOS onderling, met inbegrip van zeegrenzen.

De grensoverschrijdende samenwerking omvat maatregelen op het gebied van zowel technische bijstand als infrastructuur. In het kader van deze vorm van samenwerking kunnen activiteiten in alle prioritaire sectoren gefinancierd worden.

2. Industriële samenwerking, financiering van kapitaalinvesteringen voor joint ventures (zie artikel 3, lid 3)

In het kader van de bijstand die uit hoofde van deze verordening wordt verleend, vindt de bevordering van industriële samenwerking zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, plaats door proefprojecten voor samenwerking tussen bedrijven uit de Europese Unie en de NOS en door rechtstreekse industriële contacten aan te moedigen. Elke activiteit in deze context moet volledig overeenstemmen met deze verordening, in het bijzonder de vraaggestuurde aanpak en de aanbestedingsprocedures.

Bij nucleaire veiligheidsprogramma's wordt bij een aanbesteding voldoende rekening gehouden met de mate waarin het ontvangende land de doelstellingen van de technische bijstand op het gebied van de nucleaire veiligheid nastreeft.

Bovendien biedt een specifieke faciliteit ("JOPP") steun voor de oprichting van joint ventures door middel van het financieren van kapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen. Deze faciliteit zal volgens de regels en criteria van JOPP functioneren.

3. Informatie over contracten

Voor de tenuitvoerlegging van artikel 6 verstrekt de Commissie desgevraagd aan alle belangstellende bedrijven, organisaties en instellingen in de Unie documentatie over de algemene aspecten van het Tacis-programma, alsmede over de wijze waarop aan het programma kan worden deelgenomen en over de specifieke vereisten voor deelneming.

De informatie over projecten die worden aanbesteed, wordt, zo spoedig mogelijk nadat het project in het Tacis-comité aan de Lid-Staten is voorgelegd, beschikbaar gesteld. Deze informatie is beschikbaar voor alle belangstellende bedrijven, organisaties en instellingen die zich laten registreren op de verzendlijst van Tacis.

In de regel verschijnt eens in de twee maanden een publikatie waarin de bovengenoemde informatie is bijgewerkt en waarin bedrijven kunnen lezen of zij voor bepaalde projecten nog blijk kunnen geven van hun belangstelling.

4. Audit, controle en evaluatie

Om ervoor te zorgen dat artikel 3, lid 5, volledig wordt uitgevoerd, zal de Commissie te allen tijde zorgen voor doeltreffende controle van de gehele projectcyclus.

Om ervoor te zorgen dat de Tacis-doelstellingen worden verwezenlijkt op een niveau dat voor alle betrokken partijen bevredigend is, moet er een onafhankelijk control- en evaluatieprogramma worden uitgevoerd.

In de context van het Tacis-programma bestaat de controle in het uitwerken en voorleggen van een analytische evaluatie die regelmatig wordt uitgevoerd in de vorm van een schriftelijk gedetailleerd overzicht van de Tacis-projecten, waarin wordt aangegeven in hoeverre deze projecten de doelstellingen voor projectbeheer en andere betrokken partijen hebben verwezenlijkt. Doel is te verifiëren dat de projecten "op schema" liggen en dat er een "tijdige waarschuwing" kan worden gegeven van potentiële problemen zodat er aanpassingen kunnen worden aangebracht met minimale schade.

Het onmiddellijke doel van de controle is te voorzien in regelmatige rapportering zodat er meer gerichte besluiten inzake het projectbeheer genomen kunnen worden en het project op schema blijft en aldus zijn doelstellingen verwezenlijkt.

De evaluatie is een onafhankelijke, objectieve studie van de achtergrond, doelstellingen, activiteiten, ingezette middelen en resultaten, om conclusies te formuleren die in een breder verband gebruikt kunnen worden. Daarbij kan een aantal objectieve criteria worden gebruikt, bij voorbeeld duurzaamheid, uitwerking en lering.

Het systeem moet via regionale bureaus en een centrale afdeling "Controle en evaluatie" bij de Commissie opgezet en uitgevoerd worden.

De controlebureaus moeten in de NOS gevestigd en onderhouden worden, bemand met deskundigen uit de Europese Unie en lokale controleurs die niet betrokken kunnen worden bij de voorbereiding van een project, overeenkomstig de criteria van bijlage III, punt 5. Deze bureaus zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse controle van projecten en moeten de vereiste specifieke sectorale, nationale en regionale verslagen leveren. Onder deze bureaus vallen zowel de projecten tussen partnerstaten als sectorale projecten. De deskundigen uit de Europese Unie zullen ook de lokale controleurs opleiden.

De controlebureaus onderhouden contacten met alle bij de programma's betrokken partijen, d.w.z. de Commissiediensten (met inbegrip van de vertegenwoordigingen), coördinatie-eenheden, projectpartners en contractanten. Zij leveren controleverslagen over de projecten op een systematische en afgesproken wijze aan alle bovengenoemde betrokkenen en bereiden de regionale verslagen en evaluaties voor die nodig zijn voor de afdeling "Controle en evaluatie" van de Commissie.

Het gehele programma wordt gecoördineerd door een afdeling "Controle en evaluatie" van de Tacis-diensten in Brussel. Deze afdeling is verantwoordelijk voor het overkoepelende beleid en de leiding van de dienst en zal regelmatig beheersoverzichten en evaluatieverslagen over de Tacis-programma's aan de interne diensten leveren. Externe organen, zoals het Europees Parlement en het Tacis-comité zullen elk halfjaar evaluatiesamenvattingen ontvangen en desgevraagd volledige evaluatieverslagen.

5. Programmering

Alvorens de in artikel 5 bedoelde indicatieve programma's uit te werken, zal de Commissie het in artikel 8 bedoelde comité inlichten over de prioriteiten die met de partnerstaten zijn vastgesteld.

Aan het begin van elk jaar zal de Commissie het in artikel 8 bedoelde comité een indicatief tijdschema voorleggen voor de presentatie van de actieprogramma's.

De actieprogramma's zullen in nauwe samenwerking met de partnerstaten worden opgesteld. In dit verband zullen de coördinatie-eenheden een belangrijke rol spelen. Deze eenheden moeten worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de plaatselijke regering, die zo nodig zullen worden bijgestaan door deskundigen die door de Commissie zijn aangewezen. In dat geval zal de Commissie zorgen voor een passende selectieprocedure om hun onafhankelijkheid en kwalificaties alsmede een brede vertegenwoordiging van de verschillende nationaliteiten te waarborgen.

De actieprogramma's bevatten de volgende informatie:

- verband tussen het indicatieve programma en het actieprogramma;

- opneming van het actieprogramma in het lopende hervormingsproces in de partnerstaat;

- coördinatie van het actieprogramma met andere donoractiviteiten;

- algemene organisatie van de tenuitvoerlegging en het beheer van het programma;

- lijst van te financieren projecten.

Indien mogelijk zullen in de bijlage bij de actieprogramma's de doelstelling, de begunstigde en de hoofdcomponenten van elk project gespecificeerd worden.

Voor elk project boven de 1 miljoen ecu zal aan de bijlage bij het actieprogramma een projectmemorandum worden aangehecht. Voor elk project boven de 3 miljoen ecu zal aan de bijlage van het actieprogramma een "logical framework matrix" worden gehecht.

6. Coördinatie

Voor de tenuitvoerlegging van artikel 9 belegt de Commissie in de partnerstaten waar een vertegenwoordiging bestaat, als regel elke drie maanden een bijeenkomst waarop informatie wordt verstrekt over de programma's voor de coördinatie van de communautaire en bilaterale acties aldaar. De Lid-Staten worden tijdig op de hoogte gesteld van de coördinatievergaderingen ter plaatse, zodat zij deze vergaderingen grondig kunnen voorbereiden en een zo groot mogelijk aantal Lid-Staten aanwezig kan zijn.

Coördinatie en samenwerking met andere donoren worden aangemoedigd. Met het oog op een doeltreffende samenwerking met de internationale financieringsinstellingen vindt geregeld overleg plaats tussen de Commissie en deze instellingen, zowel op centraal als op lokaal niveau (1).

7. Rapportage

Overeenkomstig artikel 10 dient de Commissie elk jaar een voortgangsrapport in. Dit rapport bevat onder meer een algemeen overzicht en gegevens over de tenuitvoerlegging van het Tacis-programma per land.

Andere aspecten van operationele of administratieve aard die van grote invloed kunnen zijn op de tenuitvoerlegging van het programma, zullen in het voortgangsrapport worden opgenomen.

Het rapport moet op verzoek beschikbaar zijn voor het publiek.

Aanvullende verslagen zullen elke drie maanden worden voorgelegd aan het Europees Parlement en het Tacis-comité:

i) lijst van organisaties (en hun nationaliteit) waarmee een overeenkomst van meer dan 100 000 ecu gesloten is,

ii) lijst betreffende de distributie van de overeenkomsten volgens de nationaliteit van de contractanten.

De onder i) bedoelde lijst zal overeenkomstig artikel 117 van het Financieel Reglement in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt.

(1) Verklaring van de Commissie (ter bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen): "De Commissie verklaart dat de Europese Stichting voor Opleiding in Turijn een specifieke rol krijgt bij de tenuitvoerlegging van het Tacis-programma op het gebied van de beroepsopleiding."

Top