EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31994D0783
94/783/EC: Commission Decision of 14 September 1994 concerning the prohibition of PCP notified by the Federal Republic of Germany (Only the German text is authentic)
94/783/EG: Beschikking van de Commissie van 14 september 1994 inzake het door Duitsland aangemelde verbod op pentachloorfenol (PCP) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
94/783/EG: Beschikking van de Commissie van 14 september 1994 inzake het door Duitsland aangemelde verbod op pentachloorfenol (PCP) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
OJ L 316, 9.12.1994, p. 43–48
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
In force
94/783/EG: Beschikking van de Commissie van 14 september 1994 inzake het door Duitsland aangemelde verbod op pentachloorfenol (PCP) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 316 van 09/12/1994 blz. 0043 - 0048
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 14 september 1994 inzake het door Duitsland aangemelde verbod op pentachloorfenol (PCP) (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek) (94/783/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A, lid 4, Overwegende hetgeen volgt: I. PROCEDURE (1) De aangemelde maatregel De Permanente Vertegenwoordiging van de Bondsrepubliek Duitsland heeft op 2 augustus 1991 de Commissie in kennis gesteld van het op het bepaalde in artikel 100 A, lid 4, van het Verdrag gebaseerde besluit van Duitsland om in plaats van Richtlijn 91/173/EEG van de Raad (1) nationale bepalingen inzake pentachloorfenol te blijven toepassen. Deze dwingende bepalingen zijn opgenomen in het besluit van 12 december 1989 houdende verbod op pentachloorfenol (Pentachlorphenolverbotsverordnung) (2) en zijn sinds 23 december 1989 van toepassing. Dit besluit voorziet in een verbod op de fabricage, het op de markt brengen en het gebruik van pentachloorfenol en van zouten en verbindingen daarvan, van preparaten die meer dan 0,01 % van genoemde stoffen bevatten en van produkten die na behandeling met preparaten de genoemde stoffen bevatten in een concentratie van meer dan 5 mg/kg (ppm). Bij wijze van uitzondering kunnen de bevoegde instanties deze stoffen, preparaten en produkten toelaten wanneer zij gebruikt worden als stof voor de synthese, wanneer het een bijprodukt betreft of wanneer zij uitsluitend bestemd zijn voor wetenschappelijk onderzoek of wetenschappelijke experimenten, waaronder begrepen analyses, dan wel om zonder schadetoebrenging te worden verwijderd. (2) Richtlijn 91/173/EEG Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijking bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/27/EG (4), voorziet in een verbod op en inperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten. Richtlijn 91/173/EEG houdende negende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG verbiedt het in de handel brengen en het gebruik van pentachloorfenol en van de zouten en esters daarvan in concentraties van 0,1 massaprocent of meer in stoffen en preparaten. De richtlijn voorziet echter in vier afwijkingen van dit verbod. Pentachloorfenol en verbindingen daarvan mogen namelijk in industriële installaties worden gebruikt: a) voor het behandelen van hout; b) voor het impregneren van vezels en van zware textiel; c) als stof voor de synthese en/of omzetting in industriële processen; d) voor de behandeling in situ van gebouwen van historisch en cultureel belang (moet per geval door de betrokken Lid-Staat worden toegestaan). In ieder geval moet het totale hexachloordibenzoparadioxinegehalte van het in het kader van deze afwijkingen als zodanig of als bestanddeel van preparaten gebruikte pentachloorfenol kleiner zijn dan 4 ppm. In het licht van de ontwikkeling van de kennis en de techniek moeten deze afwijkingen uiterlijk drie jaar na de tenuitvoerlegging van de richtlijn opnieuw worden bezien. De Lid-Staten moesten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om vóór 1 juli 1992 aan de richtlijn te voldoen. De richtlijn werd op 21 maart 1991 door de Raad met gekwalificeerde meerderheid vastgesteld met artikel 100 A van het Verdrag als grondslag. (3) Adviezen Op 18 november 1991 werd aan de Permanente Vertegenwoordiging van de Bondsrepubliek Duitsland een bevestiging van ontvangst van de Duitse kennisgeving van 2 augustus 1991 toegezonden. De kennisgeving is voor advies naar de overige Lid-Staten gezonden. De Commissie heeft van Griekenland, Italië, Frankrijk, België en Denemarken een advies ontvangen. Griekenland is van oordeel dat Richtlijn 91/173/EEG voor mens en milieu een voldoende hoog beschermingsniveau biedt. De Duitse maatregel zou volgens Griekenland tot een belemmering van het intracommunautaire handelsverkeer leiden. Italië oordeelt de toepassing van artikel 100 A, lid 4, in het geval van Richtlijn 91/173/EEG niet gerechtvaardigd. De Italiaanse Regering is met name van oordeel dat de vastgestelde grenswaarde van 5 mg/kg voor sporen pentachloorfenol negatieve gevolgen zal hebben voor de invoer van lederwaren uit Italië, zonder dat daardoor voor mens en milieu aanvullende bescherming wordt geboden. Frankrijk betwist eveneens de rechtmatigheid van de toepassing van dit artikel in het specifieke geval van pentachloorfenol. De toepassing ervan zou niet voldoende zijn gegrond en zou zeer schadelijke gevolgen hebben voor zowel het intracommunautaire handelsverkeer als de betrekkingen van de Gemeenschap met bepaalde derde landen. België betwist de rechtmatigheid van de gevolgde weg niet. Niettemin is België van oordeel dat de grenswaarde die de Duitse Regering voor sporen pentachloorfenol heeft vastgesteld, voor bepaalde produkten problemen kan opleveren. Denemarken steunt de Duitse maatregel. (4) De beschikking van 2 december 1992 Het Duitse besluit van 12 december 1989 dat voorziet in een verbod op de fabricage, het op de markt brengen en het gebruik van pentachloorfenol en van de zouten en verbindingen daarvan, van preparaten die meer dan 0,01 % van genoemde stoffen bevatten en van produkten die na behandeling met preparaten de genoemde stoffen bevatten in een concentratie van meer dan 5 mg/kg (ppm), werd door de Commissie bij beschikking van 2 december 1992 bevestigd. (5) Het arrest van het Hof van Justitie en het daaraan te geven gevolg Ingevolge een door de Franse Republiek ingesteld beroep tot nietigverklaring heeft het Hof van Justitie in een arrest van 17 mei 1994 (5) voornoemde beschikking nietig verklaard wegens schending van de in artikel 190 van het EG-Verdrag vervatte verplichting tot motivering; het Hof sprak zich evenwel niet uit over de overige middelen die door de verzoekende partij werden aangedragen. Bij brief van 18 mei 1994 heeft Duitsland bevestigd de regeling te zullen blijven toepassen; tevens werd medegedeeld dat het besluit van 1989 bij twee andere besluiten werd gecodificeerd; in het ene besluit zijn de bepalingen inzake fabricage en gebruik van PCP opgenomen (besluit van 26 oktober 1993, BGBl. I van 30 oktober 1993, bijlage 4, blz. 1782), terwijl het andere besluit de bepalingen behelst met betrekking tot het in het verkeer brengen van PCP (besluit van 14 oktober 1993, BGBl. I van 20 oktober 1993, blz. 1720). De Commissie besloot wetenschappelijk advies in te winnen bij een international erkende deskundige, professor Rappe, hoogleraar aan het Instituut voor milieuchemie van de Universiteit van Umeaa in Zweden; deze heeft inmiddels zijn rapport aan de Commissie voorgelegd. II. FEITEN (6) Pentachloorfenol Pentachloorfenol (PCP) is een chemische stof die langs kunstmatige weg wordt verkregen en algemeen als gevaarlijk wordt beschouwd. PCP is gevaarlijk voor mens en milieu. De indeling en de etikettering ervan, die op communautair niveau zijn geharmoniseerd bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (6), laatstelijk en voor de zevende maal gewijzigd bij Richtlijn 92/32/EEG tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (7), zijn als volgt: - als kankerverwekkend ingedeeld in categorie 3, namelijk als een stof die in verband met mogelijke kankerverwekkende eigenschappen reden geeft tot bezorgdheid voor de mens, maar waarvan de effecten door een tekort aan informatie niet voldoende kunnen worden bepaald. Er zijn enkele aanwijzingen op grond van dierproeven, maar deze zijn niet voldoende voor indeling van de stof in categorie 2 van kankerverwekkende stoffen, waarvoor waarschuwingszin R 40 "Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten" moet worden gebruikt; - ingedeeld als zeer vergiftig bij inademing en gekenmerkt met "R 26. Zeer vergiftig bij inademing"; - ingedeeld als vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond en gekenmerkt met "R 24/25. Vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond"; - ingedeeld als irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid en gekenmerkt met "R 36/37/38. Irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid"; - ingedeeld als gevaarlijk voor het milieu en gekenmerkt met "R 50. Zeer vergiftig voor in het water levende organismen"; - ingedeeld als gevaarlijk voor het milieu en gekenmerkt met "R 53. Kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken". Op basis van de toxiciteit, de persistentie en de bioaccumulatie van PCP, werd deze stof opgenomen in lijst I van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (8), gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG (9). Teneinde de verontreiniging van de verschillende delen van het aquatisch milieu door lozingen van PCP tegen te gaan, zijn grenswaarden vastgesteld bij Richtlijn 86/280/EEG van de Raad van bepaalde onder lijst I van de bijlage van Richtlijn 76/464/EEG vallende gevaarlijke stoffen (10), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG. Pentachloorfenol bevat een aantal gevaarlijke verontreinigingen, met name tot 0,1 % polychloordibenzoparadioxines en 1 tot 5 % polychloorfenoxyfenolen. Samen met PCP zijn deze verontreinigende stoffen verantwoordlelijk voor de voortdurende verspreiding van dioxines in het milieu. De dioxines komen vrij wanneer de met PCP behandelde produkten aan de zon worden blootgesteld of aan het eind van hun economische levensduur worden verbrand. PCP dat zich in zuiveringsslib bevindt, is eveneens een bron van dioxines. PCP wordt gebruikt: - voor het behandelen van hout (als middel tegen schimmels en tegen blauwzuren); - voor het impregneren van zware textiel (schimmelwerende werking); - als bacteriedodend middel bij het looien van leer en in de papierindustrie; - als middel om vloeren te steriliseren; - als slakkendodend middel bij de behandeling van industrieel afvalwater, met name koelwater. Vanwege zijn toxiciteit is PCP in meer dan 30 landen aan uiteenlopende beperkingen onderworpen. III. BEOORDELING VAN DE MOTIVERING VAN DE NATIONALE BEPALINGEN IN HET LICHT VAN DE AANGEHAALDE DOELSTELLINGEN (7) Evenals andere landen van de Gemeenschap is Duitsland bijzonder bezorgd over de toxische effecten van PCP op de menselijke gezondheid en het aquatisch milieu en over de rol van PCP bij de verspreiding van dioxines in het milieu. A. Bescherming van de gezondheid tegen de directe effecten van PCP. Pentachloorfenol vormt in Duitsland een bijzonder probleem voor de volksgezondheid aangezien deze stof in Duitsland in het verleden op grote schaal is geproduceerd en gebruikt. Tot 1985 was Duitsland de grootste producent van pentachloorfenol; de produktie van de grootste Duitse producent bedroeg in 1978 zelfs 4503 ton, ofwel driemaal het huidige totale gebruik in de Gemeenschap. Een deel van deze produktie werd in Duitsland zelf gebruikt, met name voor het interieur van woningen. Het gebruik van deze stof voor het interieur van woningen vormt evenwel een potentieel gevaar voor de menselijke gezondheid. Als gevolg van deze destijds omvangrijke produktie en van de wijze waarop PCP werd gebruikt, staat de Duitse bevolking ook thans nog steeds bloot aan abnormaal hoge doses PCP (11). B. Bescherming van het aquatisch milieu PCP is voor bepaalde in het water levende organismen al dodelijk bij zeer lage concentraties van 0,1 mg/l. Vóór het verbod op PCP werden in de Duitse waterlopen meestal hogere concentraties gemeten. In de meeste van deze waterlopen zijn de concentraties nu lager dan 0,1 mg/l. Gezien de industriële structuur en de met PCP verband houdende bedrijvigheid, bestaat het gevaar dat deze gemiddelde concentraties het vóór het verbod op PCP vastgestelde drempelniveau opnieuw overschrijden wanneer Duitsland Richtlijn 91/173/EEG zonder meer in nationale wetgeving omzet; de concentraties in de waterlopen in de nabijheid van fabrieken waar PCP wordt gebruikt, zouden in dat geval stijgen tot 300 à 400 mg/l. Daarnaast zouden ook de concentraties in het grondwater dat voor de drinkwaterproduktie wordt gebruikt (voor ongeveer 72 % van de totale drinkwatervoorziening), weer tot boven het drempelniveau van 0,1 mg/l kunnen stijgen. Ten gevolge van de specifieke omstandigheden waarin pentachloorfenol in het verleden in Duitsland werd gefabriceerd en gebruikt, wordt derhalve het aquatisch milieu aldaar nog steeds bedreigd. C. Bescherming van de gezondheid en het milieu tegen dioxines a) Specifieke eigenschappen van dioxines Pentachloorfenol vormt een probleem vanwege het directe verband van deze stof met dioxines. Bij de produktie van PCB door middel van katalytische chlorering van fenol dan wel alkalische hydrolyse van hexachloorbenzeen wordt namelijk een aantal nevenprodukten of verontreinigingen gesynthetiseerd, waaronder dioxines (0,1 %). Verder worden dioxines gevormd bij de verbranding bij hoge temperatuur van chloorhoudende organische materialen; dit gebeurt bij voorbeeld bij de verbranding van PCP-houdende produkten. Dioxines worden echter ook bij tal van andere industriële en huishoudelijke processen in het milieu uitgestoten. Dioxines stapelen zich op in het sediment van rivieren en oceanen, waar zij door vissen worden opgenomen. Ook stapelen zij zich op in de grond waar zij direct of indirect door planten of dieren worden opgenomen. De mens komt door de consumptie van levensmiddelen in aanraking met dioxines. Bepaalde dioxines zijn zeer giftig en kankerverwekkend. b) Dioxines in Duitsland Evenals andere geïndustrialiseerde landen is Duitsland altijd van oordeel geweest dat kanker bij mens en dier onder andere het gevolg kan zijn van blootstelling aan dioxines. In Duitsland, waar de gemiddelde opname per persoon 1,3 pg/kg/lg/dag bedraagt en de opname door bepaalde bevolkingsgroepen, bij voorbeeld baby's, 180 pg/kg/lg/dag bedraagt, worden dioxines als een zeer ernstig probleem beschouwd. Uit een studie naar het gehalte aan bepaalde dioxines in moedermelk, die in 1989 door de Wereldgezondheidsorganisatie in twaalf Europese landen is verricht, bleek dat de hoogste concentraties dioxines werden aangetroffen in België, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Na het verbod op PCP zijn de in Duitsland geconstateerde concentraties afgenomen. In Duitsland werd niet alleen in moedermelk een hoog dioxinegehalte vastgesteld; bij vergelijkende onderzoeken naar dioxines in zuiveringsslib (in 1989 uitgevoerd in Duitsland, Zwitserland en Zweden) en in tuincompost werden eveneens hoge concentraties gemeten. Het hoge dioxinegehalte in Duitsland kan worden toegeschreven aan een aantal specifieke factoren. Duitsland is één van de sterkst geïndustrialiseerde en dichtbevolkte landen van de Gemeenschap. Als gevolg hiervan komt er naast PCP een groot aantal andere dioxinebronnen voor, zoals gemeentelijke verbrandingsinstallaties, vuilverbrandingsinstallaties, staalfabrieken en installaties die verband houden met de ijzer- en staalindustrie, de grote hoeveelheid gebruikte autobrandstof, de toepassing op grote schaal van zuiveringsslib, de talrijke installaties voor recycling van afvalstoffen, enz. Daarnaast spelen in Duitsland plaatselijke factoren een rol bij het dioxineprobleem. Zo zijn de klimatologische omstandigheden gunstig voor de overdracht (door sneeuw) van dioxines in de atmosfeer (ook dioxines die uit de grensgebieden van Duitsland afkomstig zijn), de grond en het water. Ook de voedingsgewoonten van de Duitse bevolking kunnen tot de hoge dioxinegehalten bijdragen. Er bestaat geen internationale consensus over de beschermingsniveaus voor de bevolking tegen dioxines. Een aantal landen en internationale organisaties heeft de resultaten van dierproeven geëxtrapoleerd om, uitgaande van verscheidene veiligheidsfactoren, het beschermingsniveau voor de mens vast te stellen. Uit de volgende voorbeelden blijkt dat de in diverse geïndustrialiseerde landen vastgestelde aanvaardbare dagelijkse doses sterk verschillen: "" ID="1">- Duitsland:> ID="2">1 pg/kg/lg/dag,"> ID="1">- Verenigd Koninkrijk:> ID="2">1 pg/kg/lg/dag,"> ID="1">- Nederland:> ID="2">4 pg/kg/lg/dag,"> ID="1">- Scandinavische landen:> ID="2">0 à 5 pg/kg/lg/dag,"> ID="1">- Canada:> ID="2">10 pg/kg/lg/dag,"> ID="1">- Gemeenschap:> ID="2">geen waarde."> Afgezien van de hoogte van de vastgestelde aanvaardbare dagelijkse dosis, die in het voorbeeld varieert van 0 tot 10 pg/kg/lg/dag, is het duidelijk dat in Duitsland maatregelen moeten worden genomen ter bescherming van bepaalde bevolkingsgroepen die aan waarden van 180 pg/kg/lg/dag blootstaan. De Commissie acht het redelijk dat de Duitse Regering het blootstellingsniveau voor bepaalde risicogroepen van de bevolking wil verlagen. c) Duitse maatregelen voor de dioxinebestrijding De Duitse Regering heeft met het oog op deze bijzondere situatie een uitgebreid wetgevingspakket aangenomen. Dioxine-emissies die afkomstig zijn van gemeentelijke verbrandingsinstallaties, motorbrandstoffen, zuiveringsslib en chemische produkten zoals PCB en PCP, zijn in Duitsland aan regelgeving onderworpen. Voorts werd op vrijwillige basis overeengekomen dat het dioxinegehalte in industriële verpakkingen voor vloeibare levensmiddelen zal worden beperkt. De jongste initiatieven hebben betrekking op de beperking van alle chemische produkten die als dioxinebron kunnen worden beschouwd ( "Gefahrstoff") en op de ontwikkeling van het begrip "grond die gereinigd is van door dioxines veroorzaakte verontreinigingen". Momenteel wordt ook onderzocht op welke wijze de dioxine-emissies van de ijzer- en staalindustrie, recyclinginstallaties en de papierindustrie kunnen worden beperkt. Naar schattingen kunnen de dioxine-emissies dank zij dit wetgevingspakket in het jaar 2000 tot een tiende van het niveau van 1991 zijn teruggebracht. Volgens dezelfde schattingen zal aan in het verleden gebruikte PCP in het jaar 2000 één derde van de totale dioxine-emissies zijn toe te schrijven. Wanneer PCP weer in Duitsland wordt toegelaten, zouden de eerste resultaten die dank zij de in dat land genomen maatregelen konden worden geboekt, weer ongedaan worden gemaakt als gevolg van nieuwe emissies door fabrieken die PCP voor de behandeling van hout en textiel gebruiken en door het op de Duitse markt brengen van daarmee behandelde produkten. Bovendien zal de daarmee gepaard gaande toename van het dioxineniveau aanzienlijke kosten voor de economie met zich brengen. Deze nieuwe emissies zouden ertoe kunnen leiden dat de programma's voor de beperking van dioxine-emissies door gemeentelijke verbrandingsinstallaties, waarmee meer dan 400 miljoen DM is gemoeid, in gevaar komen. Ook zal wellicht moeten worden afgezien van het gebruik van ongeveer 50 miljoen ton zuiveringsslib in de landbouwsector. De Commissie is dan ook van oordeel dat het Duitse verzoek, om in plaats van Richtlijn 91/173/EEG de in het voorafgaande onderzochte nationale bepalingen inzake PCP te mogen blijven toepassen, gerechtvaardigd is, gezien de specifieke omstandigheden in Duitsland met betrekking tot de bescherming van de gezondheid en het milieu. De Commissie is bovendien van oordeel dat deze bepalingen in het licht van het voorafgaande als noodzakelijk moeten worden beschouwd en dat zij niet in een onredelijke verhouding staan tot de doelstellingen die ermee worden nagestreefd. (8) Toetsing van de nationale maatregelen op discriminerende elementen De wereldproduktie van PCP schommelt tussen de 25 000 en 30 000 ton per jaar. In Duitsland wordt geen PCP meer geproduceerd en deze stof wordt ook elders in de Gemeenschap niet meer gefabriceerd sinds Rhône-Poulenc haar activiteiten op dit gebied in 1992 heeft gestaakt. In 1978 was een Duitse onderneming, Dynamit Nobel, met een produktie van 4 503 ton, de grootste producent van PCP in Europa. Na besprekingen met de overheidsinstanties besloten de bij de Duitse vereniging van fabrikanten van houtbeschermingsprodukten aangesloten ondernemingen in 1985 om af te zien van het gebruik van PCP. De thans nog bestaande grootste producenten van PCP zijn Amerikaanse ondernemingen. De Europese verbruiksbehoefte wordt thans uitsluitend uit invoer gedekt. In een in 1992 gepubliceerde studie van het Duitse milieubureau ( "Umweltbundesamt") over een deel van de chemische industrie in West-Duitsland werden 250 producenten genoemd, die te zamen meer dan 1 000 verschillende, voor de behandeling van hout bestemde preparaten fabriceerden. In deze preparaten worden meer dan 75 verschillende chemische stoffen verwerkt. In totaal wordt per jaar 47 000 ton van deze preparaten gebruikt voor het behandelen van hout, waarvan 17 000 ton creosoot. De handel in preparaten voor houtbehandeling tussen het voormalige West-Duitsland en andere landen is zeer gering; per jaar wordt ongeveer 1 000 ton van deze produkten in dit gedeelte van Duitsland ingevoerd. De Duitse wetgeving is op alle PCP-houdende produkten van toepassing, ongeacht of deze binnenslands worden gefabriceerd dan wel worden ingevoerd. De Commissie heeft tot op heden nimmer klachten naar aanleiding van deze wetgeving ontvangen. Hoewel tijdens het overleg met de Lid-Staten wel twijfels zijn geuit over de gevolgen van de Duitse maatregel voor het intracommunautaire handelsverkeer, kon een en ander niet worden gestaafd met cijfers of met een analyse van de effecten op economische sectoren die door de Duitse wetgeving zouden worden benadeeld, zoals bij voorbeeld de leer- en de textielsector. De diensten van de Commissie hebben zich gewend tot verscheidene Europese industriefederaties, waarbij bedrijven zijn aangesloten die op grote schaal PCP gebruiken; de verkregen informatie wijst niet op het bestaan van belemmeringen voor het handelsverkeer. In de houtindustrie blijkt het verbod op PCP de houthandel niet te hebben geraakt; het gebruikte hout wordt met andere middelen behandeld. (9) Toetsing van de nationale bepalingen op een verkapte beperking van de handel tussen de Lid-Staten Dit beginsel, dat voortvloeit uit artikel 100 A, lid 4, tweede alinea, van het Verdrag, heeft ten doel te voorkomen dat beperkingen die zijn gebaseerd op de criteria van artikel 100 A, lid 4, eerste alinea, oneigenlijk worden gebruikt als maatregelen met een economisch oogmerk, namelijk om de invoer van uit andere Lid-Staten afkomstige produkten te belemmeren, dan wel de nationale produktie indirect te beschermen. De Commissie is evenwel van oordeel dat op grond van de feiten en van een onderzoek van alle omstandigheden met betrekking tot de invoering van de hiervóór weergegeven bepalingen niet kan worden geconcludeerd dat van een dergelijk oneigenlijk gebruik sprake is. Bovendien zijn er geen bijzondere Duitse belangen gemoeid met de ontwikkeling, de produktie of de uitvoer van vervangingsprodukten voor PCP; het reeds genoemde voorbeeld van creosoot wijst zelfs eerder op het tegendeel; bij een besluit van 14 oktober 1993 wordt het in het verkeer brengen van creosoot verboden, hoewel Duitsland de grootste producent van creosoot ter wereld was. De handel in PCP voor houtbehandeling tussen Duitsland en de andere Lid-Staten is onbeduidend van omvang. De invoer van PCP in de gehele Gemeenschap bedraagt volgens de geraadpleegde ondernemingen niet meer dan 1 200 ton per jaar, hetgeen een bescheiden hoeveelheid is. Aangezien PCP een zeer goedkoop produkt is, is de waarde van het met PCP samenhangende marktaandeel vrijwel verwaarloosbaar. Gezien het ontbreken van een markt voor dit produkt in Duitsland, in de Scandinavische landen en in Oostenrijk zijn de gevolgen voor de intracommunautaire handel dan ook praktisch nihil. IV. Gezien de in het deskundigenrapport beschreven gevaren voor de gezondheid en het milieu, heeft de Commissie verzocht om de opstelling van een verslag over de tenuitvoerlegging van de richtlijn en de mogelijkheden om PCP te vervangen; op basis van dat verslag zal zij vóór het eind van dit jaar beoordelen of kan worden voorgesteld PCP volledig te verbieden. CONCLUSIE In het licht van de hierboven uiteengezette overwegingen is de Commissie van oordeel dat de nationale bepalingen waarvan zij door de Duitse Regering in kennis is gesteld overeenkomstig artikel 100 A, lid 4, van het Verdrag: - als gerechtvaardigd moeten worden beschouwd in het licht van de belangrijke eisen als bedoeld in artikel 36 van het Verdrag en vanuit het oogpunt van milieubescherming, en dat zij gezien deze eisen noodzakelijk zijn en niet in een onredelijke verhouding tot de beoogde doelstellingen staan; - geen middel tot willekeurige discriminatie en - geen verkapte beperking van de handel tussen de Lid-Staten vormen. De Commissie heeft dan ook gegronde redenen om deze bepalingen te bevestigen, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 De bepalingen van de "Pentachlorphenolverbotsverordnung" (besluit houdende verbod op pentachloorfenol) van 12 december 1989, zoals gecodificeerd bij de besluiten van 26 oktober 1993 en 14 oktober 1993, dat door Duitsland is aangemeld, worden bevestigd. Artikel 2 Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland. Gedaan te Brussel, 14 september 1994. Voor de Commissie Martin BANGEMANN Lid van de Commissie (1) PB nr. L 85 van 5. 4. 1991, blz. 34. (2) BGBl. I 1989, blz. 2235. (3) PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 201. (4) PB nr. L 188 van 22. 7. 1994, blz. 1. (5) Zaak C-41/93 (Frankrijk tegen Commissie), Jurisprudentie 1994, blz. I-1829. (6) PB nr. 196 van 16. 8. 1967, blz. 1. (7) PB nr. L 154 van 5. 6. 1992, blz. 1. (8) PB nr. L 129 van 18. 5. 1976, blz. 23. (9) PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48. (10) PB nr. L 181 van 4. 7. 1986, blz. 16. (11) Dat het gebruik van houtbewerkingsprodukten op basis van PCP in het interieur van woningen in Duitsland een probleem vormt, blijkt uit sinds 1984 te Frankfurt lopende rechtszaken. Meer dan 3 000 personen hebben een klacht ingediend tegen de leiding van ondernemingen die produkten op de markt brachten die bij de slachtoffers gezondheidsproblemen hebben veroorzaakt.