EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992D0426

92/426/EEG: Beschikking van de Commissie van 15 juli 1992 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (Zaak nr. IV/32.725 - VIHO/Parker Pen) (Slechts de teksten in de Duitse en de Engelse taal zijn authentiek)

OJ L 233, 15.8.1992, p. 27–32 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1992/426/oj

31992D0426

92/426/EEG: Beschikking van de Commissie van 15 juli 1992 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (Zaak nr. IV/32.725 - VIHO/Parker Pen) (Slechts de teksten in de Duitse en de Engelse taal zijn authentiek)

Publicatieblad Nr. L 233 van 15/08/1992 blz. 0027 - 0032


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 15 juli 1992 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (Zaak nr. IV/32.725 - VIHO/Parker Pen) (Slechts de teksten in de Duitse en de Engelse taal zijn authentiek) (92/426/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op artikel 15, lid 2,

Gezien de op 19 mei 1988 door VIHO Europe BV, gevestigd te Maastricht (Nederland), op grond van artikel 3, lid 1, van Verordening nr. 17 ingebrachte bezwaren tegen de Groep Parker Pen Ltd, gevestigd te Newhaven (Verenigd Koninkrijk),

Gezien het besluit van de Commissie van 21 januari 1991 om de procedure in te leiden,

Na de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening nr. 17 en overeenkomstig Verordening nr. 99/63/EEG van de Commissie van 25 juli 1963 over het horen van belanghebbenden en derden overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening nr. 17 van de Raad (2) in de gelegenheid te hebben gesteld hun standpunt kenbaar te maken ter zake van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen,

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,

Overwegende hetgeen volgt:

I. DE FEITEN

Voorwerp van de procedure

(1) Deze procedure heeft betrekking op belemmeringen bij de neveninvoer in Nederland van produkten van Parker Pen uit Duitsland en Italië. De procedure begon op 19 mei 1988 met de indiening van een bezwaarschrift van de Nederlandse onderneming VIHO Europe BV. Deze beschikking heeft géén betrekking op het beleid van de Parker Pen-onderneming om aanvragen van lokale klanten naar de plaatselijke Parker Pen-dochteronderneming te verwijzen.

De partijen

(2) a) Parker Pen Ltd, gevestigd te Newhaven, Verenigd Koninkrijk, hierna "Parker" genoemd, is een toonaangevende fabrikant van schrijfbenodigdheden met, in de gehele wereld, een omzet van [ . . . ] (3) pond sterling (ongeveer [ . . . ] ecu) in 1989. De omzet in 1988 bedroeg [ . . . ] pond sterling (ongeveer [ . . . ] ecu). In de Gemeenschap behaalde Parker in 1991 een omzet van [ . . . ] pond sterling (ongeveer [ . . . ] ecu). In de gehele wereld had Parker in 1991 ongeveer 2 600 personen in dienst.

b) API SpA, gevestigd in Italië, hierna "API" genoemd, handelt voornamelijk in kantoorinrichtingen en heeft haar verkoopnet hoofdzakelijk in Italië. Sinds 1949 verkoopt API in Italië Parker-produkten. De omzet van API bedroeg in 1990 [ . . . ] miljoen ecu. Parker-produkten hadden daarin een aandeel van ongeveer [ . . . ] miljoen ecu. API is een middelgrote familieonderneming met 188 werknemers. Er bestaan geen schriftelijke overeenkomsten met Parker.

c) Herlitz AG, gevestigd in Duitsland, hierna "Herlitz" genoemd, produceert een breed gamma van kantoorbenodigdheden en aanverwante artikelen. Als handelaar houdt deze onderneming zich zowel met groot- als met detailhandel bezig. In de detailhandel gebeurt de verkoop over McPaper GmbH en een groot aantal daaraan ondergeschikte winkels en verkoopruimten ( "shop within a shop") in Duitsland. In het kader van haar activiteiten in groot- en detailhandel verkoopt Herlitz ook produkten van andere fabrikanten.

Ongeveer een derde van haar ondernemingsactiviteiten voltrekt zich buiten Duitsland. De omzet bedroeg in 1988 [ . . . ] DM (ongeveer [ . . . ] ecu). Op 18 augustus 1986 hebben Parker en Herlitz een overeenkomst over de verkoop van Parker-produkten in Duitsland gesloten. Artikel 7 van deze overeenkomst verbiedt elke vorm van uitvoer zonder schriftelijke toestemming van Parker. De betreffende produkten behoren tot de voornamelijk in warenhuizen verkochte Parker-schrijfbenodigdheden uit de middenprijsklasse.

d) VIHO Europe BV, gevestigd in Nederland, hierna "VIHO" genoemd, houdt zich bezig met de in- en de uitvoer van kantoorinrichtingen en films, in het bijzonder in de Lid-Staten van de Gemeenschap. De omzet bedroeg in 1988 [ . . . ] Hfl. (ongeveer [ . . . ] ecu).

De produkten

(3) De betrokken produkten zijn schrijfbenodigdheden, met uitzondering van viltstiften en technische tekenbenodigdheden, die door Parker worden vervaardigd en verkocht. Het gaat in het bijzonder om vulpennen en balpennen.

De markt

(4) De betrokken markt is in dit geval de markt voor schrijfbenodigdheden uit de midden- en de hogere prijsklasse. De Commissie gaat ervan uit dat de Parker-groep op deze markt een sterke positie inneemt. Van een machtspositie kan evenwel niet worden gesproken. Volgens door Parker verstrekte gegevens is haar marktaandeel in de afzonderlijke Lid-Staten:

- Portugal: [ . . . ] %

- Denemarken: [ . . . ] %

- Griekenland: [ . . . ] %

- Nederland: [ . . . ] %

- België: [ . . . ] %

- Italië: [ . . . ] %

- Verenigd Koninkrijk: [ . . . ] %

- Spanje: [ . . . ] %

- Duitsland: [ . . . ] %

- Frankrijk: [ . . . ] %.

Voor Ierland en Luxemburg zijn geen exacte gegevens beschikbaar. Het marktaandeel in de Gemeenschap, met inbegrip van beide laatstgenoemde landen, is [ . . . ] %.

(5) De omzet van Parker in de Lid-Staten van de Gemeenschap bedroeg in de twaalf maanden tot en met 29 februari 1988:

(in 1 000 £ sterling)

Omzet in de gehele wereld Omzet in de Gemeenschap (*) 1988 1989 1990 1991 Verkopen van dochterondernemingen aan handelaren: Verenigd Koninkrijk [ . . . ] [ . . . ] Frankrijk [ . . . ] [ . . . ] Duitsland [ . . . ] [ . . . ] [ . . . ] [ . . . ] Spanje [ . . . ] [ . . . ] [ . . . ] Nederland [ . . . ] [ . . . ] België en Luxemburg [ . . . ] [ . . . ] Verkopen van Parker aan onafhankelijke verkoopmaatschappijen: Vialga, Portugal [ . . . ] [ . . . ] Econ SA, Griekenland [ . . . ] [ . . . ] API SpA, Italië [ . . . ] [ . . . ] William Gaw, Ierland [ . . . ] [ . . . ] Aktieselskabet Chr. Olsen Holding, Denemarken [ . . . ] [ . . . ]

(*) Omzet in de Gemeenschap, onderverdeeld naar verkopen van dochterondernemingen aan handelaars en verkopen van Parker aan haar onafhankelijke verkoopmaatschappijen in Portugal, Griekenland, Italië, Ierland en Denemarken.

(Bron: Parker).

(6) Parker heeft volledige dochterondernemingen in Spanje, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, België en Duitsland. In de overige Lid-Staten van de Gemeenschap heeft Parker verkoopovereenkomsten met onafhankelijke importeurs gesloten.

De aangevochten gedragingen

(7) Sinds jaren probeert VIHO Parker-produkten te verkopen. Daartoe heeft de onderneming bij verscheidene dochterondernemingen van Parker in de Gemeenschap prijsopgaven gevraagd. VIHO verklaart in haar bezwaarschrift dat aan haar nooit werd geleverd.

Tijdens de hoorzitting heeft klaagster evenwel toegegeven dat zij Parker-produkten heeft afgenomen van handelaren die niet tot de verkooporganisatie van Parker behoren. Uit het telexbericht van 25 november 1987 van VIHO aan API blijkt bovendien dat VIHO zich bereid heeft verklaard afzonderlijke Parker-produkten of eventueel het hele gamma ervan te leveren (zie overweging 8).

(8) Op 19 november 1986 vroeg VIHO aan API om een prijsopgave. Op 24 november 1986 antwoordde API: "Sorry, we cannot be of help but we are distributors for Parker for the Italian market only and we cannot export." ( "Het spijt ons dat wij U niet kunnen helpen, maar wij distribueren de Parkerprodukten enkel op de Italiaanse markt en kunnen ze niet uitvoeren.").

Hier moet echter aan worden toegevoegd dat VIHO op 19 november 1987 een tweede verzoek tot API heeft gericht, waarin zij API vroeg om een prijsopgave voor een naar verhouding grote hoeveelheid produkten, te weten 20 000 Vector Rollerballs. Op 24 november 1987 antwoordde API dat zij wegens de drukke kerstverkopen problemen had om een dergelijke grote hoeveelheid te leveren, maar noemde niettemin een prijs van [ . . . ] lire en verklaarde zich in beginsel bereid te leveren.

In haar antwoord van 25 november 1987 stelde VIHO dat de genoemde prijs overdreven hoog was en derhalve oninteressant. VIHO voegde daaraan toe dat zij eventueel zelf aan API alle Parker-produkten kon leveren, aangezien zij in het bezit was van het volledige gamma van Parker-produkten.

(9) Op 20 en 24 april 1989 deed VIHO aan Herlitz een verzoek om prijsopgave. Op 24 april 1989 antwoordde Herlitz: "Leider muessen wir Ihnen mitteilen, dass wir keine der o. g. Produkte exportieren duerfen." ( "Wij betreuren het U te moeten meedelen dat wij geen van de bovengenoemde produkten mogen uitvoeren."). In het telex-bericht van Herlitz van 25 april 1989 staat zelfs onder meer: " . . . we can sell quite a number of (our products) but not the products that you had asked for . . . It is not that Herlitz does not want to sell, but is bound to a contract." ( " . . . wij kunnen U een aantal (van onze) produkten leveren, maar niet de door U gevraagde artikelen . . . Niet dat wij niet willen verkopen, maar Herlitz heeft contractuele verplichtingen.").

(10) Tijdens een onderzoek bij Herlitz op 19 en 20 september 1989 vonden ambtenaren van de Commissie een verkoopovereenkomst van 18 augustus 1986. Deze overeenkomst trad in werking op 1 maart 1987 en had een looptijd van vijf jaar.

Artikel 7

van deze overeenkomst luidt als volgt: "Herlitz wird Parker-Artikel ausschliesslich in der Bundesrepublik Deutschland vertreiben. Jeglicher Vertrieb ueber die Landesgrenzen hinaus ist Herlitz untersagt bzw. nur mit schriftlicher Erlaubnis durch Parker gestattet." ( "Herlitz zal uitsluitend in Duitsland Parker-produkten verkopen. Het is Herlitz, behoudens schriftelijke toestemming van Parker, verboden om Parker-produkten buiten de landsgrenzen te verkopen.").

Hoewel Parker heeft aangegeven dat het uitdrukkelijke verbod om uit te voeren op persoonlijk initiatief van een marketing director die daartoe geen bevoegdheid van Parker had gekregen, in de verkoopovereenkomst is opgenomen, heeft zij het bestaan van de inbreuk niet betwist. Zij heeft volstaan met te verklaren dat de handelingen die haar worden verweten, niet opzettelijk waren.

Prijsverschillen in de Gemeenschap en beëindiging van de inbreuk

(11) Zoals ook uit de in overweging 4 weergegeven tabel blijkt, is het marktaandeel van Parker-produkten in de Gemeenschap niet onaanzienlijk. Voor deze produkten bestaan tussen de Lid-Staten prijsverschillen, die ertoe kunnen leiden dat er parallelhandel ontstaat. Dit wordt bevestigd door de herhaalde pogingen van VIHO om de betreffende produkten van verkopers uit andere Lid-Staten af te nemen. Door de bovengenoemde weigeringen om Parker-produkten uit te voeren, werd de neveninvoer uit Duitsland belemmerd. Deze belemmeringen bestonden minstens sinds 1986.

(12) Parker geeft toe dat de in augustus 1986 tussen haar en Herlitz gesloten verkoopovereenkomst naar de letter een inbreuk op artikel 85, lid 1, van het Verdrag is. Daarom heeft Parker, in het kader van een ingrijpende herziening van de verkoopvoorwaarden, welke op de beëindiging van de concurrentiebeperking was gericht (het zogenoemde "compliance" programme) (zie overweging 14), bij schrijven van 28 september 1989 aan Herlitz de betreffende bepaling met onmiddellijke ingang ongedaan gemaakt.

Op 18 december 1989 heeft Parker het gewijzigde ontwerp van een nieuwe verkoopovereenkomst aan Herlitz toegestuurd, welke overeenkomst met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 1989 in werking zou moeten treden. In deze overeenkomst is geen bepaling opgenomen die uitvoer verbiedt, maar de overeenkomst is nog niet in werking getreden.

Op uitdrukkelijk verzoek van de Commissie heeft Parker haar alleenverkopers in Denemarken, Ierland, Italië, Griekenland en Portugal bij schrijven van 14 mei 1991 medegedeeld, dat het hen vrij staat ook aan klanten buiten hun gebied te leveren.

(13) In het geval van API kan uit haar antwoord aan VIHO van 19 november 1986 niet worden afgeleid of tussen API en Parker een afspraak heeft bestaan om uitvoer uit Italië na te laten, zoals VIHO heeft beweerd. API heeft in het telexbericht van 24 november 1987 VIHO wel een aanbod voor de levering van Parker-produkten gedaan. Het is echter niet mogelijk geweest om aan te tonen dat API dit aanbod slechts voor de schijn heeft gedaan en om die reden onacceptabel hoge prijzen heeft genoemd.

(14) Ten slotte moet worden vermeld dat Parker zowel voor haar dochterondernemingen in de Gemeenschap als voor haar alleenverkopers een omvangrijke herziening van de verkoopvoorwaarden bekend heeft gemaakt, ten einde deze met de communautaire mededingingsregels in overeenstemming te brengen.

II. JURIDISCHE BEOORDELING

A. Artikel 85, lid 1

(15) Parker en Herlitz zijn ondernemingen in de zin van artikel 85 van het Verdrag. De overeenkomst tussen Parker en Herlitz is een overeenkomst in de zin van dit artikel.

(16) De op 18 augustus 1986 tussen Parker en Herlitz gesloten verkoopovereenkomst bevatte uitdrukkelijk een uitvoerverbod. Dit uitvoerverbod verhinderde neveninvoer en strekte derhalve ertoe dat de mededinging werd beperkt.

Dergelijke bepalingen zijn inbreuken op artikel 85, lid 1. Het Hof van Justitie heeft in verscheidene arresten (Miller (4), Tipp-Ex (5), Sandoz (6)), vastgesteld dat overeenkomsten betreffende de beperking van uitvoer binnen de gemeenschappelijke markt naar hun wezen de mededinging beperken in de zin van artikel 85, lid 1, en dat, als wordt aangetoond dat dit de strekking van een overeenkomst blijkt te zijn, de daadwerkelijke toepassing van deze in de overeenkomst vastgelegde beperking niet behoeft te worden bewezen.

Volgens Parker is het uitdrukkelijk verbod om uit te voeren in de overeenkomst opgenomen op persoonlijk initiatief van een marketing director die de bevoegde diensten van de onderneming niet had geraadpleegd. De omstandigheid dat de desbetreffende bepaling in de overeenkomst is opgenomen en ondertekend door iemand van het leidinggevend personeel van het bedrijf die daartoe niet bevoegd was, beïnvloedt geenszins de verantwoordelijkheid van Parker welke voor zowel de "culpa in eligendo" als voor de "culpa in vigilando" staat.

Inderdaad werd deze verkoopovereenkomst tussen Parker en Herlitz AG gesloten, terwijl de afzender van het bovengenoemde telexbericht aan VIHO, Herlitz GmbH & Co. KG is.

Bovendien gaat het waarschijnlijk, zoals Herlitz beweert, om twee vennootschappen met eigen rechtspersoonlijkheid. Gezien het feit dat Herlitz GmbH & Co. KG een volledige dochteronderneming van Herlitz AG is, worden beide vennootschappen echter als een economische eenheid beschouwd. Zoals uit het telexbericht van 25 april 1989 blijkt, volgde de dochteronderneming het beleid van de moederonderneming en achtte zij zich aan de daarmee gesloten overeenkomsten gebonden (7).

Herlitz heeft voorts tijdens de hoorzitting verklaard dat zij een dienstverlenende onderneming is met een daarbij horende produktie en dat zij hoofdzakelijk aan warenhuizen levert volgens het "shop within a shop"-systeem. Zij vult het assortiment aan met zogenaamde "gast"-merken, zoals bij voorbeeld Parker-produkten. Herlitz is niet geïnteresseerd in levering aan firma's van produkten die "à la carte" zouden worden gekozen. Na de hoorzitting voegde Herlitz daaraan toe dat zij zich bij haar weigering ten opzichte van VIHO slechts op het uitvoerverbod zou hebben beroepen om VIHO's verzoek op een niet al te onbeleefde manier af te wijzen. Het verhinderen van neveninvoer of het afschermen van afzonderlijke markten binnen de Gemeenschap zou nooit onderwerp, strekking of zelfs maar gevolg van het exportverbod zijn geweest. Bovendien zou volgens Herlitz de tussen Parker en Herlitz gesloten verkoopovereenkomst nooit zijn toegepast.

De Commissie kan hierin niet meegaan. Bovendien is de Commissie van mening dat de argumenten van Herlitz die op de toepassing van het "shop within a shop"-systeem zijn gebaseerd, in het onderhavige geval irrelevant zijn. Het telexbericht van Herlitz aan VIHO van 25 april 1989 bewijst dat Herlitz ook in niet zelf vervaardigde produkten handelt.

Het feit dat Herlitz Parker-produkten naar Oostenrijk en Zwitserland heeft uitgevoerd, bewijst dat zij wèl in deze produkten handelt. In de gemeenschappelijke markt daarentegen, en ondanks anders luidende beweringen, heeft zij de tussen haar en Parker gesloten verkoopovereenkomst toegepast. Dat blijkt ook uit de twee telexberichten van Herlitz aan VIHO. Herlitz heeft zich daarom aan de overeenkomst met Parker, waarin het Herlitz werd verboden Parker-produkten in het buitenland te verkopen, gebonden geacht.

Gegeven deze beperking van de commerciële vrijheid van handelen is in voldoende mate voldaan aan de voorwaarden die in artikel 85, lid 1, voor het vaststellen van een feitelijke inbreuk zijn gesteld. Op basis daarvan concludeert de Commissie dat hier duidelijk van een overtreding van de mededingingsregels sprake is.

(17) Artikel 85, lid 1, is derhalve van toepassing op de overeenkomst tussen Herlitz en Parker.

(18) Het aandeel van Parker-produkten op de hierboven omschreven markt in de Gemeenschap is aanzienlijk. De overeenkomst tussen Parker en Herlitz kon, door het beperken van neveninvoer en -uitvoer, de handel tussen Lid-Staten in aanzienlijke mate ongunstig beïnvloeden.

(19) Zoals blijkt uit haar antwoord van 19 november 1986 ( "sorry, . . . we cannot export."), heeft API in ten minste één geval geweigerd om VIHO prijzen voor Parker-produkten op te geven. Dit is voor de Commissie echter geen voldoende bewijs om te concluderen dat VIHO's klacht wat dit punt betreft, gegrond was, te meer daar API reeds een half jaar vóór de indiening van de klacht is begonnen om VIHO op haar verzoek prijzen op te geven.

B. Artikel 85, lid 3

(20) De overeenkomst tussen Parker en Herlitz, die een uitvoerverbod inhield of tot een dergelijk verbod strekte, is niet bij de Commissie aangemeld. Een dergelijke beperking van de uitvoer valt overigens onder de uitzonderingen die in artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17 worden genoemd. Derhalve kan geen individuele ontheffing op grond van artikel 85, lid 3, worden verleend.

Zelfs al zou de overeenkomst zijn aangemeld, dan zou een ontheffing van artikel 85, lid 1, toch niet kunnen worden verleend, aangezien het uitvoerverbod niet als onmisbaar voor een verbetering van de verdeling der produkten kan worden beschouwd en omdat het bovendien de consument te kort doet.

C. Artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17

(21) Op grond van deze overwegingen meent de Commissie dat de ondernemingen Parker en Herlitz een inbreuk hebben gemaakt op artikel 85, lid 1, van het Verdrag, zonder dat artikel 85, lid 3, toepassing kan vinden.

(22) Op grond van artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17 kan de Commissie bij beschikking aan ondernemingen geldboeten opleggen van ten minste duizend en ten hoogste één miljoen ecu, of tot een bedrag van ten hoogste 10 % van de omzet van elk der betrokken ondernemingen in het voorafgaande boekjaar, indien bedoeld bedrag hoger is dan één miljoen ecu, als de betreffende ondernemingen opzettelijk of uit onachtzaamheid artikel 85, lid 1, van het Verdrag overtreden. Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete wordt niet alleen rekening gehouden met de zwaarte, maar ook met de duur van de inbreuk.

(23) De Commissie is van mening dat het opleggen van een geldboete aan Parker in het onderhavige geval gerechtvaardigd is. Parker had moeten kunnen weten dat de overeenkomst tot doel had neveninvoer of -uitvoer te verhinderen. Het Gemeenschapsrecht is op dit gebied zeer duidelijk: uitvoerverboden zijn altijd beperkingen van de mededinging. Dit is reeds lang bekend, zowel uit beschikkingen van de Commissie als uit de rechtspraak van het Hof van Justitie. Ook Parker kon dat niet ontgaan.

(24) Wat het bedrag van de aan Parker op te leggen geldboete betreft, heeft de Commissie in het bijzonder met de volgende overwegingen rekening gehouden:

1. De handelingen waarop deze beschikking betrekking heeft, vormen een zware inbreuk op de mededingingsregels van het Verdrag, omdat zij een wezenlijke belemmering vormen voor de eenwording van de gemeenschappelijke markt.

2. Aangezien het Gemeenschapsrecht op dit punt niets aan duidelijkheid te wensen overlaat, vormen de concurrentiebeperkingen die Parker verweten worden een zware inbreuk op de communautaire mededingingsregels.

3. De vastgestelde inbreuk heeft minstens van begin maart 1987 tot eind september 1989 geduurd. Eerst nadat ambtenaren van de Commissie tijdens hun onderzoek bij Herlitz op 19 en 20 september 1989 de onwettige overeenkomst hadden ontdekt, heeft Parker de inbreuk bij schrijven van 26 september 1989 aan Herlitz beëindigd.

4. Parker is onderdeel van een groot concern met een hoge omzet en heeft dochterondernemingen en grote concessiehouders op de markt voor schrijfbenodigdheden in de Gemeenschap.

5. Parker heeft alle medewerking aan het onderzoek verleend. De onderneming heeft zich ten tijde van het onderzoek bereid verklaard om alle handelingen die met de communautaire mededingingsregels onverenigbaar zouden blijken te zijn, te beëindigen, en heeft in september 1989 de daarmee strijdige bepaling uit de verkoopovereenkomst met Herlitz geschrapt.

6. Parker heeft sedert 1987 getracht om de banden met haar dochterondernemingen en alleenverkopers een juridisch correcte basis te geven. Hiertoe heeft Parker een juridisch raadsman de opdracht gegeven om een omvangrijk programma ter naleving van de communautaire mededingingsregels op te stellen, welk programma in 1989 werd afgesloten.

In het kader van dit programma heeft Parker echter geen rekening gehouden met haar overeenkomst met Herlitz. Ten einde de naleving van de mededingingsregels in de toekomst te waarborgen en als reactie op een uitdrukkelijk verzoek van de Commissie, heeft Parker in 1991 de aandacht van al haar verkopers in de Gemeenschap erop gevestigd dat het hen vrijstaat aan klanten buiten hun verkoopgebied te leveren.

(25) Ook Herlitz dient een geldboete te worden opgelegd. De onderneming heeft de aangevochten overeenkomst medeondertekend en haar in elk geval tot in 1989 toegepast. Herlitz wist waar zij met betrekking tot de toepasselijkheid van de verbodsbepaling van artikel 85, lid 1, aan toe was. De bedrijfsleiding was zich ervan bewust dat de uitvoerverbodsbepaling onverenigbaar was met artikel 85, maar rekening houdend met de wensen van en in overleg met Parker, heeft Herlitz de bepaling echter nageleefd, hoewel het deze laatste niet kon zijn ontgaan dat deze ertoe strekte dat neveninvoer en -uitvoer werden verhinderd.

(26) Bij de vaststelling van de aan Herlitz op te leggen geldboete wordt door de Commissie rekening gehouden met het feit dat de eigen verantwoordelijkheid van deze onderneming bij het tot stand komen van de concurrentiebeperkende bepaling in de overeenkomst betrekkelijk gering is, omdat mag worden aangenomen dat Herlitz zich slechts naar de wensen van Parker heeft geschikt.

Met het oog op de ondergeschikte rol van Herlitz is de Commissie van mening dat de aan deze onderneming op te leggen geldboete derhalve geringer dan de aan Parker op te leggen geldboete dient te zijn,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Parker Pen Ltd en Herlitz AG hebben inbreuk gepleegd op artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag, doordat zij in de tussen hen gesloten overeenkomst een uitvoerverbod hebben opgenomen.

Artikel 2

Aan de onderstaande ondernemingen worden de volgende geldboeten opgelegd:

- aan Parker Pen Ltd: een boete van 700 000 (zevenhonderdduizend) ecu,

- aan Herlitz AG: een boete van 40 000 (veertigduizend) ecu.

Deze geldboeten moeten binnen drie maanden na kennisgeving van deze beschikking op onderstaande rekening van de Europese Gemeenschappen worden gestort:

Rekeningnr. 310-0933000-43,

Commissie van de Europese Gemeenschappen,

Bank Brussel Lambert,

Agentschap Europa,

Schumanplein 5,

B-1040 Brussel.

Over het bedrag van de geldboete is vanaf het verstrijken van bovengenoemde termijn van rechtswege rente verschuldigd tegen de rentevoet die door het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking op de eerste werkdag van de maand waarin deze beschikking is vastgesteld op zijn verrichtingen wordt toegepast, vermeerderd met 3,5 procentpunten, of wel 13,75 %.

In het geval van betaling in nationale valuta, wordt de wisselkoers vastgesteld op de koers van de aan de dag van storting voorafgaande dag.

Artikel 3

Parker Pen Ltd mag geen maatregelen nemen die een gelijke strekking of gelijke werking hebben als de maatregelen waarvan is vastgesteld dat het inbreuken op het EEG-Verdrag zijn.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de volgende ondernemingen:

1. Parker Pen Ltd,

Newhaven,

GB-East Sussex BN9 0AU

2. Herlitz AG,

Reuchlingstrasse 10,

D-1000 Berlin 21.

Deze beschikking vormt overeenkomstig artikel 192 van het EEG-Verdrag executoriale titel. Gedaan te Brussel, 15 juli 1992. Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62. (2) PB nr. 127 van 20. 8. 1963, blz. 2268/63. (3) In deze voor bekendmaking bestemde versie van de beschikking zijn enige gegevens weggelaten, conform de bepalingen van artikel 21 van Verordening nr. 17 betreffende het niet-prijsgeven van zakengeheimen. (4) Zaak 19/77, Miller International Schallplatten, Jurispr. 1978, blz. 131. (5) Zaak C-279/87, Tipp-Ex, Jurispr. 1990, blz. I-261. (6) Zaak C-277, Sandoz, Jurispr. 1990, blz. I-45. (7) Zaak C-107/82, AEG-Telefunken AG, Jurispr. 1983, blz. 3151, r.o. 50.

Top