EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990R1589

VERORDENING (EEG) Nr. 1589/90 VAN DE RAAD van 11 juni 1990 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2245/85 houdende bepaalde technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Antarctische wateren

OJ L 151, 15.6.1990, p. 5–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 24/07/1992; stilzwijgende opheffing door 392R2004

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1990/1589/oj

31990R1589

VERORDENING (EEG) Nr. 1589/90 VAN DE RAAD van 11 juni 1990 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2245/85 houdende bepaalde technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Antarctische wateren

Publicatieblad Nr. L 151 van 15/06/1990 blz. 0005 - 0007


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 1589/90 VAN DE RAAD

van 11 juni 1990

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2245/85 houdende bepaalde technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Antarctische wateren

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden (1), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op artikel 11,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat krachtens artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 170/83 de instandhoudingsmaatregelen om de in artikel 1 van die verordening genoemde doelstellingen te bereiken moeten worden uitgewerkt op grond van wetenschappelijke adviezen;

Overwegende dat het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna »Verdrag" genoemd, is goedgekeurd bij Besluit 81/691/EEG (2); dat dat Verdrag op 21 mei 1982 voor de Gemeenschap in werking is getreden;

Overwegende dat de bij het Verdrag ingestelde Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, hierna »CCAMLR" genoemd, op aanbeveling van haar Wetenschappelijk Comité instandhoudingsmaatregelen heeft vastgesteld waarbij, voor de wateren rond South Georgia, de totaal toegestane vangsten (TAC) van Champsocephalus gunnari en Patagonotothen brevicauda guntheri in het visseizoen 1989/1990 op respectievelijk 8 000 ton en 12 000 ton zijn vastgesteld, gerichte visserij op Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus en Pseudochaenichthys georgianus en Notothenia squamifrons in het gehele visseizoen 1989/1990 en op Champsocephalus gunnari in de periodes van 20 november 1989 tot en met 15 januari 1990 en van 1 april 1990 tot en met 4 november 1990 is verboden, de bijvangst van Notothenia rossii, Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus en Pseudochaenichthys georgianus voor elk van deze soorten tot 300 ton en 5 % per trek met een trawl is beperkt en een regeling voor de aangifte van de vangsten in het visseizoen 1989/1990 is ingesteld;

Overwegende dat deze instandhoudingsmaatregelen op 29 november 1989 aan de leden van de CCAMLR zijn medegedeeld; dat deze maatregelen, aangezien daartegen geen bezwaar is gemaakt, krachtens artikel IX, lid 6, van het Verdrag op 29 mei 1990 bindend worden;

Overwegende dat de leden van de CCAMLR zich bereid hebben verklaard deze instandhoudingsmaatregelen voorlopig toe te passen zonder te wachten totdat zij bindend worden, zulks met name omdat de TAC's voor Champsocephalus gunnari en Patagonotothen brevicauda guntheri en het verbod op gerichte visserij op Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus, Pseudochaenichthys georgianus en Notothenia squamifrons zijn vastgesteld voor het visseizoen 1989/1990, dat op 1 juli 1989 is begonnen, en het gesloten seizoen voor Champsocephalus gunnari op 20 november 1989 is ingegaan;

Overwegende dat derhalve nu de nodige bepalingen dienen te worden vastgesteld om ervoor zorg te dragen dat de door de CCAMLR vastgestelde instandhoudingsmaatregelen ten aanzien van de vissers uit de Gemeenschap worden toegepast;

Overwegende dat het naar luid van artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 170/83 aan de Raad is de TAC per bestand of groep bestanden, het gedeelte daarvan dat voor de Gemeenschap beschikbaar is en de bijzondere voorwaarden die bij de betrokken vangsten in acht moeten worden genomen, vast te stellen;

Overwegende dat de in deze verordening bedoelde visserijactiviteiten onder de controlemaatregelen vallen die bij Verordening (EEG) nr. 2241/87 van de Raad van 23 juli 1987 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de visserijactiviteiten (3), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3483/88 (4), zijn vastgesteld;

Overwegende dat de door de CCAMLR vastgestelde TAC's voor Champsocephalus gunnari en Patagonotothen brevicauda guntheri op het gehele visseizoen 1989/1990 betrekking hebben; dat derhalve dient te worden bepaald dat de Lid-Staten de Commissie ook in kennis moeten stellen van de vangsten die hun vaartuigen tussen 1 juli 1989 en de datum van inwerkingtreding van deze verordening hebben gedaan;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2245/85 (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1271/89 (6), dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De artikelen 2, 2 bis en 2 ter van Verordening (EEG) nr. 2245/85 worden vervangen door:

»Artikel 2

Vangstverbod (*)

1. In de periode van 1 juli 1989 tot en met 30 juni 1990 is gerichte visserij op Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus, Pseudochaenichthys georgianus en Notothenia squamifrons in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren (South Georgia) verboden.

2. Gerichte visserij op Notothenia rossii is verboden:

- in het peninsulaire gebied (FAO-deelgebied 48.1 Antarctische wateren);

- rond de South Orkney-eilanden (FAO-deelgebied 48.2 Antarctische wateren);

- rond South Georgia (FAO-deelgebied 48.3 Antarctische wateren).

In deze gebieden moeten de bijvangsten van Notothenia rossii bij de gerichte visserij op andere soorten beperkt blijven tot een peil dat een optimale aanwas van het bestand mogelijk maakt.

3. Rond South Georgia (FAO-deelgebied 48.3 Antarctische wateren) is gerichte visserij op Champsocephalus gunnari van 1 april 1990 tot en met 4 november 1990 verboden.

Gedurende deze periode mag in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren niet voor andere doeleinden dan wetenschappelijk onderzoek op Champsocephalus gunnari, Notothenia rossii, Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus, Pseudochaenichthys georgianus en Notothenia squamifrons worden gevist.

Artikel 2 bis

Vangstbeperkingen (*)

1. In de periode van 1 juli 1989 tot en met 30 juni 1990 moeten de vangsten van Patagonotothen brevicauda guntheri in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren tot een TAC van 12 000 ton beperkt blijven.

2. In de periode van 1 juli 1989 tot en met 30 juni 1990 moeten de vangsten van Champsocephalus gunnari in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren tot een TAC van 8 000 ton beperkt blijven.

3. Bij de visserij op Champsocephalus gunnari moeten de bijvangsten van Notothenia rossii, Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus en Pseudochaenichthys georgianus in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren voor elke soort tot 300 ton beperkt blijven.

4. De betrokken visserij in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren wordt stopgezet indien de bijvangsten van een van de in lid 3 genoemde soorten 300 ton bereiken of, mocht zulks eerder het geval zijn, indien de totale vangsten van Champsocephalus gunnari 8 000 ton bereiken.

5. Zodra de Commissie de nodige gegevens van de CCAMLR heeft ontvangen, stelt zij overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2241/87 de datum vast waarop de in de leden 1 tot en met 4 van het onderhavige artikel bedoelde TAC's door de vangsten van de vaartuigen uit de Gemeenschap en van de andere betrokken vaartuigen worden geacht te zijn opgebruikt.

6. Met ingang van de krachtens lid 5 vastgestelde datum mag in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren niet meer op de betrokken soorten worden gevist en mogen vaartuigen uit de Gemeenschap vangsten van deze soorten die na die datum in het genoemde deelgebied zijn gedaan, niet meer aan boord houden, overladen of aanlanden.

7. Indien tijdens de gerichte trawlvisserij op Champsocephalus gunnari bij één trek de bijvangst van één van de in lid 3 genoemde soorten meer dan 5 % bedraagt, moet het vissersvaartuig zich naar een andere visgrond binnen FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren begeven.

8. Voor de gerichte visserij op Champsocephalus gunnari in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren mogen geen bodemtrawls worden gebruikt.

Artikel 2 ter

Aangifte van de vangsten (*)

1. Onverminderd de artikelen 5 tot en met 9 van Verordening (EEG) nr. 2241/87, moeten de vangsten van Patagonotothen brevicauda guntheri, Champsocephalus gunnari, Notothenia rossii, Notothenia gibberifrons, Chaenocephalus aceratus en Pseudochaenichthys georgianus in FAO-deelgebied 48.3 van de Antarctische wateren worden aangegeven overeenkomstig het onderhavige artikel.

2. De totale vangsten die door vaartuigen uit de Gemeenschap zijn gedaan in de periode van 1 juli 1989 tot het einde van de eerste maand volgende op de maand waarin deze verordening in werking is getreden, moeten door de Lid-Staten waarvan de betrokken vaartuigen de vlag voeren of waar deze zijn geregistreerd, binnen tien dagen na het einde van deze periode, per vaartuig, aan de Commissie worden medegedeeld.

3. Voor de aangifte van de vangsten die na de in lid 2 bedoelde periode worden gedaan, wordt iedere kalendermaand verdeeld in zes aangifteperiodes die worden aangeduid met de letters A, B, C, D, E en F en die, respectievelijk, de 1e tot en met de 5e, de 6e tot en met de 10e, de 11e tot en met de 15e, de 16e tot en met de 20e, de 21e tot en met de 25e en de 26e tot en met de laatste dag van de maand omvatten. Iedere Lid-Staat stelt de Commissie uiterlijk drie dagen na het einde van iedere aangifteperiode, onder vermelding van de betrokken maand en aangifte-periode, in kennis van de totale vangsten, opgesplitst naar vaartuig, die door vaartuigen die zijn vlag voeren of op zijn grondgebied zijn geregistreerd, in de voorgaande aangifteperiode zijn gedaan.

4. Aan de hand van de overeenkomstig de leden 2 en 3 ontvangen gegevens stelt de Commissie de CCAMLR aan het einde van iedere aangifteperiode in kennis van de totale vangsten die in de voorgaande aangifteperiode door vaartuigen uit de Gemeenschap zijn gedaan.

(*) De grenzen van de in deze verordening bedoelde FAO-gebieden zijn aangegeven in mededeling 85/C 335/02 van de Commissie (PB nr. C 335 van 24. 12. 1985, blz. 2).".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 11 juni 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

A. REYNOLDS

(1) PB nr. L 24 van 27. 1. 1983, blz. 1.

(2) PB nr. L 252 van 5. 9. 1981, blz. 26.

(3) PB nr. L 207 van 29. 7. 1987, blz. 1.

(4) PB nr. L 306 van 11. 11. 1988, blz. 2.

(5) PB nr. L 210 van 7. 8. 1985, blz. 2.

(6) PB nr. L 127 van 11. 5. 1989, blz. 7.

Top