EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31987R4138

Verordening (EEG) nr. 4138/87 van de Commissie van 9 december 1987 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van pootaardappelen, bepaalde granen en bepaalde oliehoudende zaden en vruchten in de gecombineerde nomenclatuur met toepassing van een gunstige tariefregeling

OJ L 387, 31.12.1987, p. 67–69 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1994; opgeheven door 393R2454

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1987/4138/oj

31987R4138

Verordening (EEG) nr. 4138/87 van de Commissie van 9 december 1987 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van pootaardappelen, bepaalde granen en bepaalde oliehoudende zaden en vruchten in de gecombineerde nomenclatuur met toepassing van een gunstige tariefregeling

Publicatieblad Nr. L 387 van 31/12/1987 blz. 0067 - 0069


VERORDENING (EEG) Nr. 4138/87 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 1987

houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van pootaardappelen, bepaalde granen en bepaalde oliehoudende zaden en vruchten in de gecombineerde nomenclatuur met toepassing van een gunstige tariefregeling

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), inzonderheid op artikel 11,

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad van 28 juni 1968 betreffende het gemeenschappelijk douanetarief (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3529/87 (3), het gemeenschappelijk douanetarief is vastgesteld op basis van de nomenclatuur van het Verdrag van 15 december 1950 inzake de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven;

Overwegende dat op basis van Verordening (EEG) nr. 97/69 van de Raad van 16 januari 1969 betreffende de maatregelen die moeten worden getroffen voor de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douane-

tarief (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2055/84 (5), de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van zaaigoed in de posten 07.01 A I, 10.01 A, 10.05 A, 10.06 A en 12.01 A van het gemeenschappelijk douanetarief bij Verordening (EEG) nr. 1536/77 van de Commissie (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1259/82 (7), zijn vastgesteld;

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, enerzijds, Verordening (EEG) nr. 950/68 door de vaststelling van de nieuwe, op het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen gebaseerde tarief- en statistieknomenclatuur (gecombineerde nomenclatuur) en, anderzijds, Verordening (EEG) nr. 97/69 zijn ingetrokken en vervangen; dat het derhalve dienstig is voor alle duidelijkheid Verordening (EEG) nr. 1536/77 door een nieuwe verordening te vervangen waarin de nieuwe nomenclatuur en de nieuwe rechtsgrondslag zijn opgenomen; dat om dezelfde redenen in deze nieuwe tekst eveneens alle tot op heden aangebrachte wijzigingen dienen te worden opgenomen; dat het anderzijds dienstig is sorgho eraan toe te voegen, gezien de vaststelling van een nieuwe onderverdeling voor sorgho, waarvoor een gunstige tariefregeling is vastgesteld;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2658/87 betrekking heeft op aardappelen, granen en oliehoudende vruchten

en zaden, die in de in artikel 1 van deze verordening opgenomen onderverdelingen naast elk van deze onderverdelingen zijn aangegeven; dat indeling onder deze onderverdelingen is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen in de op dit gebied vastgestelde communautaire bepalingen; dat, ten einde eenvormige toepassing van de gecombineerde nomenclatuur te waarborgen, voor het vaststellen van deze voorwaarden en bepalingen voorschriften nodig zijn;

Overwegende dat de Raad zijn goedkeuring heeft gehecht aan Richtlijn 66/403/EEG van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (8), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/374/EEG (9), aan Richtlijn 66/402/EEG van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (10), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/120/EEG (11), welke richtlijn eveneens suikermaïs voor zaaidoeleinden bestrijkt, en aan Richtlijn 69/208/EEG van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (12), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/120/EEG;

Overwegende dat onderscheidenlijk in de artikelen 15, 16 en 15 van deze richtlijnen is bepaald dat de Raad vaststelt of het in een derde land geoogste zaai- en pootgoed, dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaai- en pootgoed dat in de Gemeenschap is geoogst en aan de bepalingen van de desbetreffende richtlijn voldoet;

Overwegende dat de Raad deze vaststellingen ten aanzien van bepaalde derde landen heeft verricht:

- wat pootaardappelen betreft, bij zijn Vierde Beschikking 81/956/EEG van 16 november 1981 betreffende de gelijkstelling van in derde landen voortgebrachte pootaardappelen (13), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 87/141/EEG (14);

- wat spelt, maïshybriden, rijst, graansorghohybriden en oliehoudende zaden en vruchten betreft, bij zijn Zevende

Beschikking 85/356/EEG van 27 juni 1985 betreffende de gelijkstelling van in derde landen voortgebracht zaaizaad (15), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking

87/521/EEG (16) en bij zijn Zevende Beschikking

¹

¹

85/355/EEG van 27 juni 1985 betreffende de gelijkstelling van in derde landen verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad (1), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 87/520/EEG (2);

Overwegende dat onder een van de bedoelde onderverdelingen, op grond van de omschrijving zelf, slechts produkten mogen worden ingedeeld, die de specifieke eigenschappen bezitten om als zaai- en pootgoed te kunnen worden ge-

bruikt;

Overwegende dat door de Raad bepaalde specifieke eigenschappen werden vastgesteld op het ogenblik waarop het in bepaalde derde landen voortgebrachte zaai- en pootgoed met het in de Gemeenschap geoogste zaai- en pootgoed werd gelijkgesteld; dat het derhalve dienstig is voor de indeling onder de desbetreffende onderverdelingen dezelfde eigenschappen als voorwaarde te stellen;

Overwegende dat het voor spelt, maïs, rijst, sorgho en oliehoudende zaden en vruchten van de soorten die niet onder de werkingssfeer van voornoemde Richtlijnen 66/402/EEG en 69/208/EEG vallen, gewenst voorkomt, in afwachting van een harmonisatie op communautair vlak van de bepalingen ter zake en rekening houdend met de geringe handel in deze produkten, de indeling onder de onderscheiden, in artikel 1 aangegeven onderverdelingen aan door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten vast te stellen voorwaarden en bepalingen te onderwerpen;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité nomenclatuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Indeling van onderstaande aardappelen, suikermaïs, granen en oliehoudende zaden en vruchten onder de onderverdelingen van de gecombineerde nomenclatuur, is aan de in de artikelen 2 tot en met 5 vastgestelde voorwaarden en bepalingen onderworpen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 2

Pootaardappelen moeten voldoen aan de voorwaarden en bepalingen die op grond van artikel 15 van Richtlijn 66/403/EEG zijn vastgesteld.

Artikel 3

Suikermaïs, spelt, maïshybriden voor zaaidoeleinden, rijst en sorghohybriden, bestemd voor zaaidoeleinden, moeten voldoen aan de voorwaarden en bepalingen die op grond van artikel 16 van Richtlijn 66/402/EEG zijn vastgesteld.

Artikel 4

Oliehoudende zaden en vruchten, bestemd voor zaaidoeleinden, moeten voldoen aan de voorwaarden en bepalingen die op grond van artikel 15 van Richtlijn 69/208/EEG zijn vastgesteld.

Artikel 5

Spelt, suikermaïs, maïshybriden, rijst, sorgho en oliehoudende zaden en vruchten, van de soorten die niet onder de werkingssfeer van de Richtlijnen 66/402/EEG en 69/208/EEG vallen, worden slechts onder de onderscheiden, in artikel 1 genoemde onderverdelingen ingedeeld indien door de belanghebbende ten genoegen van de bevoegde autoriteiten wordt aangetoond dat deze produkten daadwerkelijk voor zaaidoeleinden zijn bestemd.

Artikel 6

Verordening (EEG) nr. 1536/77 wordt ingetrokken.

Artikel 7

Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij op het niveau van de centrale overheid voor de toepassing van deze verordening treft.

De Commissie geeft deze inlichtingen onverwijld door aan de overige Lid-Staten.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1988.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 9 december 1987.

Voor de Commissie

COCKFIELD

Vice-Voorzitter

SPA:L888UMBH18.94

FF: 8UH0; SETUP: 01; Hoehe: 1235 mm; 243 Zeilen; 10277 Zeichen;

Bediener: MARL Pr.: B;

Kunde: ................................

(1) PB nr. L 256 van 7. 9. 1987, blz. 1.

(2) PB nr. L 172 van 22. 7. 1968, blz. 1.

(3) PB nr. L 336 van 26. 11. 1987, blz. 3.

(4) PB nr. L 14 van 21. 1. 1969, blz. 1.

(5) PB nr. L 191 van 19. 7. 1984, blz. 1.

(6) PB nr. L 171 van 9. 7. 1977, blz. 13.

(7) PB nr. L 147 van 26. 5. 1982, blz. 10.

(8) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2320/66.

(9) PB nr. L 197 van 19. 7. 1987, blz. 36.

(10) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2309/66.

(11) PB nr. L 49 van 18. 2. 1987, blz. 39.

(12) PB nr. L 169 van 10. 7. 1969, blz. 3.

(13) PB nr. L 351 van 7. 12. 1981, blz. 1.

(14) PB nr. L 57 van 27. 2. 1987, blz. 50.

(15) PB nr. L 195 van 26. 7. 1985, blz. 20.

(16) PB nr. L 304 van 27. 10. 1987, blz. 42.

Top