EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31980L0876

Richtlijn 80/876/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte

OJ L 250, 23.9.1980, p. 7–11 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)
Greek special edition: Chapter 13 Volume 012 P. 3 - 6
Spanish special edition: Chapter 13 Volume 011 P. 71 - 75
Portuguese special edition: Chapter 13 Volume 011 P. 71 - 75
Special edition in Finnish: Chapter 13 Volume 011 P. 3 - 7
Special edition in Swedish: Chapter 13 Volume 011 P. 3 - 7
Special edition in Czech: Chapter 13 Volume 006 P. 60 - 64
Special edition in Estonian: Chapter 13 Volume 006 P. 60 - 64
Special edition in Latvian: Chapter 13 Volume 006 P. 60 - 64
Special edition in Lithuanian: Chapter 13 Volume 006 P. 60 - 64
Special edition in Hungarian Chapter 13 Volume 006 P. 60 - 64
Special edition in Maltese: Chapter 13 Volume 006 P. 60 - 64
Special edition in Polish: Chapter 13 Volume 006 P. 60 - 64
Special edition in Slovak: Chapter 13 Volume 006 P. 60 - 64
Special edition in Slovene: Chapter 13 Volume 006 P. 60 - 64

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 10/12/2003; opgeheven door 32003R2003

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1980/876/oj

31980L0876

Richtlijn 80/876/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte

Publicatieblad Nr. L 250 van 23/09/1980 blz. 0007 - 0011
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0071
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0071


RICHTLIJN VAN DE RAAD van 15 juli 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte (80/876/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in Richtlijn 76/116/EEG van de Raad van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake meststoffen (4) reeds communautaire voorschriften inzake de aanduiding, samenstelling, etikettering en verpakking van de voornaamste enkelvoudige en mengmeststoffen in de Gemeenschap zijn vastgesteld ; dat deze richtlijn onder andere betrekking heeft op meststoffen op basis van ammoniumnitraat ; dat het evenwel noodzakelijk blijkt dat er, gezien de bijzondere aard van dit type meststof en de hieruit voortvloeiende eisen inzake openbare veiligheid en de gezondheid en de bescherming van werknemers, aanvullende communautaire voorschriften voor deze meststoffen worden vastgesteld;

Overwegende dat ammoniumnitraat het hoofdbestanddeel vormt van een reeks produkten waarvan sommige worden gebruikt als meststof en andere als explosief ; dat wegens de verschillen tussen de nationale bepalingen op grond waarvan produkten bestemd voor gebruik als meststof van andere produkten op basis van ammoniumnitraat worden onderscheiden, de voorschriften betreffende het in de handel brengen van meststoffen op basis van ammoniumnitraat van Lid-Staat tot Lid-Staat uiteenlopen ; dat zij door hun uiteenlopend karakter de handel in enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte in de Europese Economische Gemeenschap belemmeren;

Overwegende dat deze belemmeringen voor de totstandbrenging en de werking van de gemeenschappelijke markt kunnen worden beperkt c.q. opgeheven, indien alle Lid-Staten hetzij ter aanvulling hetzij ter vervanging van hun huidige wetgeving dezelfde voorschriften aannemen;

Overwegende dat sommige van de produkten waarop deze richtlijn betrekking heeft, in bepaalde gevallen voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt dan die waarvoor ze bestemd zijn, waardoor de veiligheid van personen en goederen in gevaar kan komen ; dat derhalve de Lid-Staten niet de mogelijkheid mag worden ontnomen passende maatregelen te treffen om een dergelijk gebruik te voorkomen;

Overwegende dat het hiertoe en met het oog op de openbare veiligheid noodzakelijk is op communautair niveau de kenmerken en eigenschappen vast te stellen aan de hand waarvan enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte worden onderscheiden van ammoniumnitraatsoorten die worden gebruikt bij de vervaardiging van explosieven; (1)PB nr. C 16 van 23.1.1976, blz. 4. (2)PB nr. C 125 van 8.6.1976, blz. 43. (3)PB nr. C 204 van 30.8.1976, blz. 10. (4)PB nr. L 24 van 30.1.1976, blz. 21.

Overwegende dat enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte bepaalde kenmerken moeten vertonen om de waarborg te bieden dat zij geen gevaar opleveren ; dat verscheidene Lid-Staten willen dat deze meststoffen bovendien, voordat of nadat zij in de handel worden gebracht, aan een detonatieproef kunnen worden onderworpen;

Overwegende dat het vaststellen van analyse- en controlemethoden alsmede wijzigingen of aanvullingen daarvan in het licht van de vooruitgang van de techniek, maatregelen van technische aard zijn die door de Commissie moeten worden goedgekeurd, ten einde de procedure te vereenvoudigen en te bespoedigen;

Overwegende dat de vooruitgang van de techniek een snelle aanpassing van de technische voorschriften van deze richtlijn noodzakelijk maakt ; dat er reeds krachtens de artikelen 10 en 11 van Richtlijn 76/116/EEG een procedure voor de aanpassing van de richtlijnen in de sector meststoffen aan de vooruitgang van de techniek is vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Onverminderd de toepassing van Richtlijn 76/116/EEG, heeft deze richtlijn betrekking op enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte, die in de Lid-Staten van de Gemeenschap op de markt worden gebracht.

2. Onder "meststoffen" in de zin van deze richtlijn worden verstaan : produkten op basis van ammoniumnitraat die langs chemische weg worden bereid om als meststof te worden gebruikt, met meer dan 28 gewichtspercenten stikstof en die anorganische additieven of inerte stoffen kunnen bevatten zoals gemalen kalksteen of gemalen dolomiet, calciumsulfaat, magnesiumsulfaat of kieseriet.

3. Andere dan de in lid 2 genoemde anorganische additieven of inerte stoffen die bij de samenstelling van de meststof worden gebruikt, mogen de temperatuurgevoeligheid en het detonatievermogen niet verhogen.

Artikel 2

Om de vermelding "EEG-meststof" te kunnen krijgen, moeten de meststoffen beantwoorden aan de in bijlage I vastgestelde kenmerken en grenswaarden. Dat zij daaraan beantwoorden wordt door de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van de meststof en die zijn zetel binnen de Gemeenschap heeft, bevestigd door middel van de vermelding "EEG-meststof".

Artikel 3

De meststoffen mogen slechts verpakt ter beschikking van de definitieve gebruiker worden gesteld.

Op het vervoer van meststoffen blijven de internationale voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen van toepassing.

Artikel 4

Het is de Lid-Staten niet toegestaan het in de handel brengen van meststoffen met de vermelding "EEG-meststof" die voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn, te verbieden, te beperken of te belemmeren om redenen die verband houden met de eisen van deze richtlijn.

Artikel 5

Deze richtlijn belet niet dat er maatregelen in het belang van de openbare veiligheid mogen worden genomen om het in de handel brengen van meststoffen te verbieden, te beperken of te belemmeren.

Artikel 6

De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen om zich ervan te vergewissen dat de meststoffen die met de vermelding "EEG-meststof" in de handel worden gebracht, in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze richtlijn en bijlage I.

Artikel 7

1. Onverminderd de in artikel 6 bedoelde maatregelen mogen de Lid-Staten aanvullende controles op "EEG-meststoffen" verrichten. Deze controles kunnen worden verricht, hetzij voordat de meststoffen in de handel worden gebracht, hetzij daarna, hetzij in beide stadia.

2. Bij deze controles mag alleen de in bijlage II bedoelde proef worden verricht.

3. "EEG-meststoffen" die voldoen aan de eisen van deze richtlijn en, wanneer de Lid-Staat zulks verlangt, aan de in bijlage II bedoelde detonatieproef, mogen niet worden onderworpen aan nationale bepalingen, inzonderheid wat de opslag betreft, die even dwingend zijn als die welke gelden voor produkten die niet aan die eisen voldoen.

Artikel 8

1. Volgens de procedure van artikel 11 van Richtlijn 76/116/EEG vindt vaststelling plaats van: - de controlemethode inzake de eisen genoemd in de punten 1, 2 en 6, van bijlage I, alsmede de methode voor de uitvoering van de in bijlage II genoemde proef;

- het aantal van de in bijlage II genoemde temperatuurcycli waaraan de meststoffen worden onderworpen ; er dienen ten minste twee temperatuurcycli te zijn;

- de analyse- en bemonsteringsmethoden;

- het maximaal toelaatbare gehalte aan zware metalen.

2. Volgens deze procedure worden ook de wijzigingen vastgesteld die noodzakelijk zijn om de methoden voor het bepalen van de samenstelling en de eigenschappen van de meststoffen, alsmede de methode voor de uitvoering van de detonatieproef aan de technische vooruitgang aan te passen.

3. Volgens dezelfde procedure wordt drie jaar na het tijdstip waarop deze richtlijn van toepassing is geworden, besloten of voor de in punt 1 van bijlage I bedoelde proef de eis van twee temperatuurcycli dient te worden gehandhaafd.

Artikel 9

1. Indien een Lid-Staat op grond van een uitvoerige motivering constateert dat een meststof voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn, maar toch gevaar oplevert voor de veiligheid of de gezondheid, kan deze Staat het op de markt brengen van deze meststof op zijn grondgebied voorlopig verbieden of aan bijzondere voorwaarden onderwerpen. Hij stelt hiervan de overige Lid-Staten en de Commissie onmiddellijk in kennis onder opgave van de redenen voor zijn beslissing.

2. De Commissie treedt binnen zes weken in overleg met de betrokken Lid-Staten ; zij brengt vervolgens onverwijld advies uit en treft de passende maatregelen.

3. Indien de Commissie van oordeel is dat er in deze richtlijn technische aanpassingen moeten worden aangebracht, worden deze aanpassingen door de Commissie of door de Raad vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 ; in dat geval kan de Lid-Staat die vrijwaringsmaatregelen heeft getroffen, deze handhaven totdat genoemde aanpassingen van kracht worden.

Artikel 10

1. De Lid-Staten dienen de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen deze bepalingen toe vanaf 1 januari 1984.

2. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de tekst van de bepalingen van intern recht die zij aannemen op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, ter kennis van de Commissie wordt gebracht.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 15 juli 1980.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. SANTER

BIJLAGE I KENMERKEN EN GRENSWAARDEN VAN ENKELVOUDIGE MESTSTOFFEN OP BASIS VAN AMMONIUMNITRAAT EN MET EEN HOOG STIKSTOFGEHALTE

1. Poreusheid (olieretentie)

De olieretentie van de meststof die vooraf aan twee temperatuurcycli van 25 tot 50º C moet zijn onderworpen mag niet meer dan 4 gewichtspercenten bedragen.

2. Brandbaar materiaal

Het als koolstof gemeten brandbaar materiaal mag niet meer bedragen dan 0,2 gewichtspercent bij meststoffen met een stikstofgehalte van ten minste 31,5 gewichtspercenten en niet meer dan 0,4 gewichtspercent bij meststoffen met een stikstofgehalte van ten minste 28 maar minder dan 31,5 gewichtspercenten.

3. pH

De pH van een oplossing van 10 gram meststof in 100 ml water dient ten minste 4,5 te bedragen.

4. Korrelgrootte

Ten hoogste 5 gewichtspercenten zeefdoorgang bij 1 mm maaswijdte en ten hoogste 3 gewichtspercenten zeefdoorgang bij 0,5 mm maaswijdte.

5. Chloor

Het chloorgehalte van de meststof mag ten hoogste 0,02 gewichtspercent bedragen.

6. Zware metalen

Zware metalen mogen niet opzettelijk worden toegevoegd en voor iedere ten gevolge van het produktieproces aanwezige hoeveelheid van deze metalen mag de door het Comité vastgestelde grenswaarde niet worden overschreden.

BIJLAGE II BESCHRIJVING VAN DE IN ARTIKEL 7 BEDOELDE DETONATIEPROEF

Deze proef wordt uitgevoerd op een representatief meststofmonster. Het volledige monster wordt aan ten hoogste vijf temperatuurcycli onderworpen voordat de detonatieproef erop wordt uitgevoerd.

De meststof wordt onder de volgende voorwaarden in een horizontale stalen buis aan de detonatieproef onderworpen: >PIC FILE= "T0013764">

die op een onderlinge afstand van 150 mm worden geplaatst en de buis horizontaal ondersteunen. De proef moet tweemaal worden uitgevoerd. De meststof wordt geacht aan de proef te voldoen indien bij elke proef niet meer dan 5 % van een of meer van de loden steuncilinders wordt ingedrukt.

Top