EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31976L0621

Richtlijn 76/621/EEG van de Raad van 20 juli 1976 betreffende de vaststelling van het maximumgehalte aan erucazuur in oliën en vetten, die als zodanig voor menselijke consumptie zijn bestemd, alsmede in levensmiddelen waaraan oliën of vetten zijn toegevoegd

OJ L 202, 28.7.1976, p. 35–37 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)
Greek special edition: Chapter 03 Volume 016 P. 49 - 51
Spanish special edition: Chapter 13 Volume 005 P. 29 - 31
Portuguese special edition: Chapter 13 Volume 005 P. 29 - 31
Special edition in Finnish: Chapter 13 Volume 005 P. 26 - 27
Special edition in Swedish: Chapter 13 Volume 005 P. 26 - 27
Special edition in Czech: Chapter 13 Volume 003 P. 118 - 120
Special edition in Estonian: Chapter 13 Volume 003 P. 118 - 120
Special edition in Latvian: Chapter 13 Volume 003 P. 118 - 120
Special edition in Lithuanian: Chapter 13 Volume 003 P. 118 - 120
Special edition in Hungarian Chapter 13 Volume 003 P. 118 - 120
Special edition in Maltese: Chapter 13 Volume 003 P. 118 - 120
Special edition in Polish: Chapter 13 Volume 003 P. 118 - 120
Special edition in Slovak: Chapter 13 Volume 003 P. 118 - 120
Special edition in Slovene: Chapter 13 Volume 003 P. 118 - 120
Special edition in Bulgarian: Chapter 13 Volume 002 P. 186 - 188
Special edition in Romanian: Chapter 13 Volume 002 P. 186 - 188
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 028 P. 10 - 12

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 13/12/2015; opgeheven door 32015R2284

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1976/621/oj

31976L0621

Richtlijn 76/621/EEG van de Raad van 20 juli 1976 betreffende de vaststelling van het maximumgehalte aan erucazuur in oliën en vetten, die als zodanig voor menselijke consumptie zijn bestemd, alsmede in levensmiddelen waaraan oliën of vetten zijn toegevoegd

Publicatieblad Nr. L 202 van 28/07/1976 blz. 0035 - 0037
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0026
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 16 blz. 0049
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0026
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0029
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0029


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 20 juli 1976

betreffende de vaststelling van het maximumgehalte aan erucazuur in oliën en vetten , die als zodanig voor menselijke consumptie zijn bestemd , alsmede in levensmiddelen waaraan oliën of vetten zijn toegevoegd

( 76/621/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat bij proeven met dieren is gebleken dat de toediening van grote hoeveelheden koolzaadolie ongewenste effecten veroorzaakt , maar dat niet is aangetoond dat deze effecten ook bij de mens kunnen optreden ;

Overwegende dat deze effecten in hoofdzaak lijken te moeten worden toegeschreven aan erucazuur , dat één van de bestanddelen vormt van deze olie ;

Overwegende dat ook andere eetbare oliën en vetten erucazuur bevatten ;

Overwegende dat thans verder onderzoek wordt verricht betreffende koolzaadolie en andere oliën en vetten , maar dat de opname van erucazuur voorzichtigheidshalve dient te worden beperkt totdat dit onderzoek afgerond is ;

Overwegende dat met het oog op de verwezenlijking van deze doelstelling een maximumgehalte aan erucazuur in oliën en vetten , alsmede in levensmiddelen waaraan deze zijn toegevoegd dient te worden vastgesteld ; dat levensmiddelen met in totaal slechts geringe hoeveelheden oliën of vetten toch van het toepassingsgebied van de richtlijn kunnen worden uitgesloten , zonder dat zulks bezwaren voor de menselijke gezondheid oplevert ;

Overwegende dat er een maximumgehalte dient te worden vastgesteld dat uiterlijk per 1 juli 1979 van toepassing wordt en waardoor bij ontstentenis van nauwkeurige en definitieve wetenschappelijke gegevens ter zake , alsook in het licht van de kwalitatieve ontwikkeling van de koolzaadproduktie in de Gemeenschap , de menselijke gezondheid wordt beschermd ;

Overwegende dat het gehalte aan erucazuur hoe dan ook met ingang van 1 juli 1977 niet meer mag bedragen dan 10 % ;

Overwegende dat sommige Lid-Staten reeds aan de hand van de betrokken produktsoorten en eetgewoonten maximumgehaltes aan erucazuur hebben vastgesteld op basis van eisen die vanuit een oogpunt van volksgezondheid gerechtvaardigd zijn ;

Overwegende dat vaststelling van de voorschriften voor de monsterneming en van de analysemethoden die nodig zijn voor de bepaling van het gehalte aan erucazuur van de bedoelde produkten , een uitvoeringsmaatregel van technische aard is die met het oog op vereenvoudiging en bespoediging van de procedure door de Commissie dient te worden vastgesteld ;

Overwegende dat in alle gevallen waarin de Raad de Commissie bevoegdheden verleent voor de toepassing van regels op het gebied van levensmiddelen , dient te worden voorzien in een procedure waarbij tussen de Lid-Staten en de Commissie een nauwe samenwerking tot stand wordt gebracht in het bij besluit van de Raad van 13 november 1969 ( 3 ) ingestelde Permanent Comité voor levensmiddelen ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op

a ) oliën , vetten en mengsels daarvan die als zodanig voor menselijke consumptie zijn bestemd ,

b ) samengestelde levensmiddelen waaraan oliën , vetten of mengsels daarvan zijn toegevoegd en waarvan het totale vetgehalte meer dan 5 % bedraagt ; de Lid-Staten kunnen de bepalingen van deze richtlijn evenwel ook toepassen op deze levensmiddelen wanneer hun vetgehalte gelijk is aan of minder bedraagt dan 5 % .

Artikel 2

1 . Uiterlijk met ingang van 1 juli 1979 mag het gehalte aan erucazuur van de in artikel 1 bedoelde produkten , berekend op het totale gehalte aan vetzuren in de vetfase , niet meer bedragen dan 5 % .

2 . De Lid-Staten stellen in ieder geval met ingang van 1 juli 1977 een erucazuurgehalte vast dat niet hoger is dan 10 % .

Artikel 3

De voorschriften voor de monsterneming en de analysemethoden die nodig zijn voor de bepaling van het gehalte aan erucazuur van de in artikel 1 bedoelde produkten worden vastgesteld volgens de in artikel 5 omschreven procedure .

Artikel 4

1 . Indien een Lid-Staat op basis van een uitvoerige motivering , op basis van nieuwe gegevens of een nieuwe beoordeling van bestaande gegevens , ter beschikking gekomen of tot stand gekomen na de aanneming van de richtlijn , constateert dat het in artikel 2 vastgestelde maximumgehalte aan erucazuur gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens , hoewel voldaan wordt aan de bepalingen van deze richtlijn , kan deze Lid-Staat de toepassing van de betrokken bepalingen op zijn grondgebied tijdelijk schorsen of beperken . Hij stelt daarvan onverwijld de andere Lid-Staten en de Commissie in kennis onder opgave van de redenen die tot zijn besluit hebben geleid .

2 . De Commissie onderzoekt zo spoedig mogelijk de beweegredenen die de betrokken Lid-Staat heeft opgegeven en pleegt overleg met de Lid-Staten in het Permanent Comité voor levensmiddelen ; zij brengt vervolgens onverwijld advies uit en neemt de passende maatregelen .

3 . Indien de Commissie wijzigingen in de richtlijn noodzakelijk acht om het hoofd te bieden aan de in lid 1 genoemde moeilijkheden en ter bescherming van de gezondheid van de mens , leidt zij de procedure van artikel 5 in ten einde deze wijzigingen vast te stellen ; in dat geval kan de Lid-Staat die vrijwaringsmaatregelen heeft getroffen , deze handhaven totdat genoemde wijzigingen van kracht worden .

Artikel 5

1 . In de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de in dit artikel omschreven procedure , wordt deze procedure bij het bij besluit van de Raad van 13 november 1969 ingestelde Permanent Comité voor levensmiddelen , hierna te noemen het " Comité " , ingeleid door de Voorzitter , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van de Vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp van te nemen maatregelen voor . Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de Voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het betrokken vraagstuk . Het spreekt zich uit met een meerderheid van eenenveertig stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De Voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

3 . a ) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

b ) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies , doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de vast te stellen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

c ) Indien na verloop van een termijn van drie maanden , te rekenen vanaf de indiening van het voorstel bij de Raad , deze geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld .

Artikel 6

Artikel 5 is van toepassing gedurende een periode van achttien maanden , te rekenen vanaf de datum waarop de in artikel 5 , lid 1 , bedoelde procedure voor de eerste maal bij het Comité is ingeleid .

Artikel 7

1 . Indien nodig wijzigen de Lid-Staten voor 1 januari 1977 hun wetgeving ten einde aan de bepalingen van deze richtlijn te voldoen ; zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis .

2 . De aldus gewijzigde wetgeving wordt toegepast op de met ingang van respectievelijk 1 juli 1977 en 1 juli 1979 voor de eerste maal in de handel gebrachte produkten .

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 20 juli 1976 .

Voor de Raad

De Voorzitter

A . P . L . M . M . van der STEE

( 1 ) PB nr . C 280 van 8 . 12 . 1975 , blz . 13 .

( 2 ) PB nr . C 286 van 15 . 12 . 1975 , blz . 39 .

( 3 ) PB nr . L 291 van 29 . 11 . 1969 , blz . 9 .

Top