EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31975L0410

Richtlijn 75/410/EEG van de Raad van 24 juni 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake continu totaliserende bandwegers

OJ L 183, 14.7.1975, p. 25–46 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)
Greek special edition: Chapter 13 Volume 003 P. 103 - 124
Spanish special edition: Chapter 13 Volume 004 P. 130 - 151
Portuguese special edition: Chapter 13 Volume 004 P. 130 - 151
Special edition in Finnish: Chapter 13 Volume 004 P. 134 - 154
Special edition in Swedish: Chapter 13 Volume 004 P. 134 - 154
Special edition in Czech: Chapter 13 Volume 003 P. 6 - 27
Special edition in Estonian: Chapter 13 Volume 003 P. 6 - 27
Special edition in Latvian: Chapter 13 Volume 003 P. 6 - 27
Special edition in Lithuanian: Chapter 13 Volume 003 P. 6 - 27
Special edition in Hungarian Chapter 13 Volume 003 P. 6 - 27
Special edition in Maltese: Chapter 13 Volume 003 P. 6 - 27
Special edition in Polish: Chapter 13 Volume 003 P. 6 - 27
Special edition in Slovak: Chapter 13 Volume 003 P. 6 - 27
Special edition in Slovene: Chapter 13 Volume 003 P. 6 - 27

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/10/2006; opgeheven door 32004L0022

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1975/410/oj

31975L0410

Richtlijn 75/410/EEG van de Raad van 24 juni 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake continu totaliserende bandwegers

Publicatieblad Nr. L 183 van 14/07/1975 blz. 0025 - 0046
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0134
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 3 blz. 0103
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0134
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0130
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0130


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 24 juni 1975

betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake continu totaliserende bandwegers

( 75/410/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat in de Lid-Staten de constructie en de wijze van keuring van continu totaliserende bandwegers zijn geregeld door dwingende voorschriften die van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen en daardoor een belemmering vormen voor de handel in deze werktuigen ; dat deze voorschriften derhalve dienen te worden aangepast ;

Overwegende dat in Richtlijn nr . 71/316/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen ( 3 ) , gewijzigd bij de Akte van Toetreding ( 4 ) , de procedures van E.E.G.-modelgoedkeuring en eerste E.E.G.-ijk zijn vastgelegd ; dat overeenkomstig die richtlijn de technische voorschriften voor de uitvoering en de werking van continu totaliserende bandwegers dienen te worden vastgesteld , waaraan deze weegwerktuigen moeten voldoen om vrij te mogen worden ingevoerd , in de handel gebracht en gebruikt nadat zij zijn gekeurd en van de vastgestelde merken en tekens zijn voorzien ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

De onderhavige richtlijn geldt voor continu totaliserende bandwegers .

Deze bandwegers worden omschreven in hoofdstuk I , punt 2 , van de bijlage .

Artikel 2

De continu totaliserende bandwegers waarop de E.E.G.-merken en E.E.G.-tekens mogen worden aangebracht , zijn beschreven in de bijlage .

Zij zijn onderworpen aan de E.E.G.-modelgoedkeuring en aan de eerste E.E.G.-ijk .

Artikel 3

De Lid-Staten mogen het in de handel brengen en het in gebruik nemen van continu totaliserende bandwegers die zijn voorzien van het E.E.G.-modelgoedkeuringsteken en van het merk van de eerste E.E.G.-ijk , niet weigeren , verbieden of beperken .

Artikel 4

1 . Binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn voeren de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in om aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis .

2 . De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van alle belangrijke nationale wettelijke bepalingen die zij aanvaarden op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is , ter kennis van de Commissie wordt gebracht .

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg , 24 juni 1975 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . FITZGERALD

( 1 ) PB nr . C 2 van 9 . 1 . 1974 , blz . 63 .

( 2 ) PB nr . C 8 van 31 . 1 . 1974 , blz . 6 .

( 3 ) PB nr . L 202 van 6 . 9 . 1971 , blz . 1 .

( 4 ) PB nr . L 73 van 27 . 3 . 1972 , blz . 14 .

BIJLAGE

HOOFDSTUK I

DEFINITIE EN TERMINOLOGIE

1 . INDELING DER WEEGWERKTUIGEN NAAR DE AARD VAN HUN WERKING

1.1 . Automatische weegwerktuigen

Weegwerktuigen die een weegbewerking uitvoeren waarbij menselijke tussenkomst niet is vereist en die een voor dat weegwerktuig kenmerkend automatisch proces inleiden .

1.2 . Niet-automatische weegwerktuigen

Weegwerktuigen waarvoor bij het wegen menselijke tussenkomst is vereist , met name ten einde de lasten op de lastdrager van het weegwerktuig te plaatsen en/of daarvan af te nemen , alsmede voor het vaststellen van het resultaat .

2 . DEFINITIE

Continu totaliserende bandwegers zijn automatische weegwerktuigen die dienen ter bepaling van de massa van een los gestort produkt , zonder deze massa systematisch te verdelen ; de transportband is daarbij onafgebroken in beweging .

Deze weegwerktuigen worden in het vervolg van deze bijlage kortweg " bandwegers " genoemd .

3 . TERMINOLOGIE

3.1 . Algemene opmerkingen

De punten 1 en 2 van de bijlage van Richtlijn nr . 73/360/EEG van de Raad van 19 november 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake niet-automatische weegwerktuigen ( 1 ) zijn , voor zover zij niet met de punten 2 en 3 van deze bijlage in strijd zijn , van toepassing op de weegwerktuigen waarop deze richtlijn betrekking heeft .

3.2 . Indeling

3.2.1 . Volgens het principe van de totalisatie

3.2.1.1 . Door optelling :

bandwegers waarvan de totalisatie-inrichting opeenvolgende deellasten optelt die telkens overeenkomen met een bepaalde verplaatsing van de band .

3.2.1.2 . Door integratie :

bandwegers waarvan de totalisatie-inrichting het produkt van de lineïeke belasting en de snelheid van de band naar de tijd integreert .

3.2.2 . Volgens de aaid van de lastdrager

3.2.2.1 . Met weegsectie :

bandweger waarvan de lastdrager , " weegsectie " genoemd , slechts een deel van de bandtransporteur uitmaakt .

3.2.2.2 . Met meewegende bandtransporteur :

bandweger waarvan de lastdrager wordt gevormd door de gehele bandtransporteur .

3.3 . Samenstellende inrichtingen

3.3.1 . Hoofdinrichtingen

3.3.1.1 . Bandtransporteur

Inrichting van de bandweger bestemd voor het transport van het produkt door middel van een band die rust op om hun as beweegbare rollen .

3.3.1.1.1 . Draagrollen

Rollen door middel waarvan de transportband rust op het vaste onderstel .

3.3.1.1.2 . Weegrollen

Rollen door middel waarvan de transportband rust op de lastdrager van de weegcel .

3.3.1.2 . Weegcel

Geheel of deel van een niet-automatisch weegwerktuig of enige andere inrichting die informatie verstrekt omtrent de massa van de te wegen belasting .

3.3.1.3 . Inrichting die de verplaatsing van de band overbrengt

Inrichting op de bandtransporteur die of wel informatie verstrekt overeenkomend met een verplaatsing van de band over een bepaalde lengte , of wel informatie evenredig met de snelheid van de band .

3.3.1.3.1 . Bandverplaatsingsopnemer

Gedeelte van de inrichting die de verplaatsing van de band overbrengt , dat in permanente verbinding is met de band .

3.3.1.4 . Totalisatie-inrichting

Inrichting die deellasten optelt of het produkt van de lineïeke belasting en de snelheid van de band integreert uitgaande van de door de weegcel en de inrichting voor het overbrengen van de bandverplaatsing verstrekte informatie .

3.3.1.5 . Totalisatie-aanwijsinrichting

Inrichting die de informatie van de totalisatie-inrichting ontvangt en de massa van de getransporteerde lasten aanwijst .

3.3.1.5.1 . Hoofd-totalisatie-aanwijsinrichting ( zonder nulstelinrichting )

Inrichting die de totale massa van alle getransporteerde lasten aanwijst .

3.3.1.5.2 . Partiële totalisatie-aanwijsinrichting ( met nulstelinrichting )

Inrichting die de massa van de gedurende een beperkte tijd getransporteerde lasten aanwijst .

3.3.1.5.3 . Hulp-totalisatie-aanwijsinrichting

Totalisatie-aanwijsinrichting met een afleeseenheid die groter is dan die van de hoofd-totalisatie-inrichting en die de totale massa aangeeft over een langere bedrijfsperiode . Deze inrichting mag op nul teruggesteld kunnen worden .

3.3.1.5.4 . Controle-totalisarie-aanwijsinrichting

Inrichting waarvan de afleeseenheid kleiner is dan die van de hoofd-totalisatie-aanwijsinrichting ; deze inrichting wordt gebruikt bij het onderzoek .

3.3.1.6 . Nulstelinrichting van de bandweger

Inrichting met behulp waarvan men een nultotaal kan verkrijgen op een geheel aantal omlopen van de lege transportband .

De nulstelinrichting kan niet-automatisch , half-automatisch dan wel automatisch zijn .

3.3.1.6.1 . Totalisatie-aanwijsinrichting bij onbelaste band ( nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting )

Afzonderlijke totalisatie-aanwijsinrichting die aan de nulstelinrichting is gekoppeld en waarmede de controle van het nulpunt kan worden uitgevoerd wanneer de band niet is belast .

3.3.1.6.2 . Niet-automatische nulstelinrichting

Inrichting waarmede het nulpunt kan worden waargenomen , ingesteld en gecontroleerd .

3.3.1.6.3 . Semi-automatische nulstelinrichting

3.3.1.6.3.1 . Inrichting waarmede de bandweger na een met de band gegeven startopdracht automatisch op nul kan worden gesteld , dan wel

3.3.1.6.3.2 . Inrichting die na een met de hand gegeven startopdracht de waarde aangeeft waarmede de nulstelinrichting moet worden bijgesteld .

3.3.1.6.4 . Automatische nulstelinrichting

Inrichting waarmede de bandweger zonder menselijke tussenkomst op nul kan worden gesteld nadat de band enige tijd onbelast heeft gefunctioneerd .

3.3.2 . Neveninrichtingen

3.3.2.1 . Inrichting voor het aanwijzen van een momentane belasting

Inrichting die op elk ogenblik de massa van de op die weegcel werkende last aanwijst .

3.3.2.2 . Debietaanwijsinrichting

Inrichting met behulp waarvan men op elk ogenblik het debiet , hetzij als massa getransporteerd produkt per tijdseenheid , hetzij in percenten van het maximale debiet kan aflezen .

3.3.2.3 . Controle-inrichtingen

Inrichtingen waarmee bepaalde functies kunnen worden gecontroleerd en die met name dienen :

- hetzij om bij onbelaste band een constante belasting te simuleren ( nulpuntscontrole-inrichting met schakelgewicht ) ,

- hetzij om twee integraties van een lineïeke belasting gedurende dezelfde periode onderling te vergelijken ,

- hetzij om het overschrijden van het maximale weegvermogen of het maximale debiet te signaleren ,

- hetzij om de aandacht van de gebruiker te vestigen op een storing , in het bijzonder op een storing in de elektrische delen .

3.3.2.4 . Debietregelinrichting

Inrichting waarmee een geprogrammeerd debiet kan worden gerealiseerd .

3.3.2.5 . Afslaginrichting

Inrichting waarmee de aanvoer naar de transportband kan worden gestopt wanneer de getotaliseerde hoeveelheid een ingestelde waarde heeft bereikt .

3.3.2.6 . Bandverplaatsingssimulator

Hulpinrichting die ten behoeve van het onderzoek van de bandweger zonder bandtransporteur wordt gebruikt en waarmee een verplaatsing van de band wordt gesimuleerd .

4 . METROLOGISCHE KENMERKEN

4.1 . Totalisatie-afleeseenheid

Waarde in eenheden van massa :

- bij continue aanwijzing : van de kleinste afleeseenheid van de schaalverdeling voor de getotaliseerde massa's : ( d t ) ,

- bij discontinue aanwijzing : van het verschil tussen twee opeenvolgende aanwijzingen van waarden van getotaliseerde massa's : ( d td ) .

4.2 . Afleeseenheid d0 van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting

De waarde van de afleeseenheid d0 van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting in eenheden van massa is gelijk aan :

- bij continue aanwijzing , de kleinste afleeseenheid van de schaalverdeling van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting ,

- bij discontinue aanwijzing , het verschil tussen twee opeenvolgende aanwijzingen van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting .

4.3 . Weeglengte ( L )

Afstand tussen de assen van de uiterste rollen van de weegsectie vermeerderd met de helft van de afstanden tussen de assen van elk van deze rollen en die van de dichtstbijgelegen draagrollen van de bandtransporteur .

4.4 . Weegcyclus

Geheel van de arbeidsfasen met betrekking tot elke optelling van de deellasten aan het eind waarvan de onderdelen van de totalisatie-inrichting voor de eerste maal hun oorspronkelijke stand weer innemen of zich weer in hun oorspronkelijke toestand bevinden .

4.5 . Maximaal weegvermogen ( Max ) en minimaal weegvermogen ( Min ) van de weegcel

4.5.1 . Maximaal weegvermogen

Maximale momentane netto-belasting op de transportband waarvoor de weegcel bestemd is .

4.5.2 . Minimaal weegvermogen

Waarde van de netto-belasting waaronder het gebruik van de weegresultaten oorzaak kan zijn van een te grote relatieve fout in het resultaat van de totalisatie .

4.5.3 . Weegbereik van de cel

Interval tussen het minimale en het maximale weegvermogen .

4.6 . Maximaal debiet ( Q max ) en minimaal debiet ( Q min )

4.6.1 . Maximaal debiet

Het maximale debiet is het debiet verkregen bij het maximale weegvermogen van de weegcel wanneer de band de grootste snelheid heeft waarop hij is berekend .

4.6.2 . Minimaal debiet

Waarde van het debiet waaronder de weegresultaten met een te grote relatieve fout kunnen zijn aangedaan .

4.7 . Gemiddeld proefdebiet ( Q e )

Getotaliseerde massa ( C ) , gedeeld door de tijdsduur van de proef ( t )

Q e = C/t

4.8 . Minimumtotalisatie

Minimale getotaliseerde massa van een produkt waaronder het weegresultaat kan zijn aangedaan met een fout die groter is dan de maximaal toelaatbare fout voor elk debiet tussen het maximale en het minimale debiet .

4.9 . Maximale lineïeke belasting van de band

Maximaal weegvermogen van de cel , gedeeld door de weeglengte

Max/L

HOOFDSTUK II

METROLOGISCHE VOORSCHRIFTEN

5 . AFBAKENING VAN HET GEBIED DER NAUWKEURIGHEIDSKLASSEN

5.1 . Nauwkeurigheidsklassen

De bandwege * worden in twee nauwkeurigheidsklassen ingedeeld :

klasse 1

klasse 2

5.2 . Indeling in de twee nauwkeurigheidsklassen

De indeling geschiedt op basis van de kenmerken en de metrologische eigenschappen der bandwegers .

5.2.1 . Kenmerken van de bandwegers van klasse 1

5.2.1.1 . Waarde van de totalisatie-afleesenheid

De waarde van de totalisatie-afleeseenheid is

- kleiner dan of gelijk aan een tweeduizendste van de hoeveelheid die in een uur bij maximaal debiet kan worden getotaliseerd ,

- groter dan of gelijk aan een vijftigduizendste van deze hoeveelheid .

5.2.1.2 . Waarde van de afleeseenheid van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting

Zonder de totalisatie-afleeseenheid te mogen overschrijden , is

- de waarde van de continue afleeseenheid ten hoogste gelijk aan een twintigduizendste van de hoeveelheid die in een uur bij maximaal debiet kan worden getotaliseerd ;

- de waarde van de discontinue afleeseenheid ten hoogste gelijk aan een veertigduizendste van de hierboven omschreven hoeveelheid .

5.2.2 . Kenmerken van de bandwegers van klasse 2

5.2.2.1 . Waarde van de totalisatie-afleeseenheid

De waarde van de totalisatie-afleeseenheid is :

- kleiner dan of gelijk aan een duizendste van de hoeveelheid die in een uur bij maximaal debiet kan worden getotaliseerd ;

- groter dan of gelijk aan een vijfentwintigduizendste van deze hoeveelheid .

5.2.2.2 . Waarde van de afleeseenheid van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting

Zonder de totalisatie-afleeseenheid te mogen overschrijden , is

- de waarde van de continue afleeseenheid ten hoogste gelijk aan een tienduizendste van de hoeveelheid die in een uur bij maximaal debiet kan worden getotaliseerd ;

- de waarde van de discontinue afleeseenheid ten hoogste gelijk aan een twintigduizendste van de hierboven omschreven hoeveelheid .

5.2.3 . Vorm van de afleeseenheden

De waarde van de afleeseenheid moet van de vorm

1 * 10n , 2 * 10n , 5 * 10n zijn , waarbij de exponent n een positief of negatief geheel getal dan wel nul is .

De afleeseenheid van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting en die van de controle-totalisatie-aanwijsinrichting behoeven evenwel niet aan dit voorschrift te voldoen .

5.2.4 . Bandwegers met nulpunts-controle-inrichting met schakelgewicht

Als het bandwegers betreft met een nulpunts-controle-inrichting zijn de voorschriften van de punten 5.2.1.2 , 5.2.2.2 en 5.2.3 inzake de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting eveneens van toepassing op de controlewaarde .

5.2.5 . Minimaal debiet

Het minimale debiet is gelijk aan 20 % van het maximale debiet .

6 . WAARDE VAN DE MAXIMAAL TOELAATBARE FOUTEN

Wanneer de bandwegers bij onbelaste band correct op nul zijn gesteld , zijn de maximaal toelaatbare fouten in plus of in min gelijk aan de hierna vastgestelde waarden , voor iedere getotaliseerde massa van ten minste de minimumtotalisatie .

6.1 . Maximaal toelaatbare fouten bij eerste E.E.G.-ijk

6.1.1 . Klasse 1

0,5 % van de getotaliseerde hoeveelheid voor elk debiet tussen 20 % en 100 % van het maximale debiet .

6.1.2 . Klasse 2

1 % van de getotaliseerde hoeveelheid voor elk debiet tussen 20 % en 100 % het maximale debiet .

6.2 . Maximaal toelaatbare fouten in gebruik

6.2.1 . Klasse 1

1 % van de getotaliseerde hoeveelheid voor elk debiet tussen 20 % en 100 % van het maximale debiet .

6.2.2 . Klasse 2

2 % van de getotaliseerde hoeveelheid voor elk debiet tussen 20 % en 100 % van het maximale debiet .

7 . TOEPASSINGSVOORWAARDEN VAN DE MAXIMAAL TOELAATBARE FOUTEN

7.1 . Wanneer de controle-totalisatie-aanwijsinrichting discontinu is , worden de maximaal toelaatbare fouten met een afleeseenheid van deze inrichting verhoogd .

7.2 . Wanneer een weegwerktuig verscheidene totalisatie-aanwijsinrichtingen heeft , mogen de fouten in het weegresultaat van elke inrichting ten hoogste gelijk zijn aan de maximaal toelaatbare fouten .

Voor eenzelfde getotaliseerde hoeveelheid mag het verschil tussen twee weegresultaten ten hoogste gelijk zijn aan :

- een afleeseenheid van de discontinue aanwijsinrichting , wanneer het resultaten betreft van twee discontinue aanwijsinrichtingen ;

- de absolute waarde van de maximaal toelaatbare fout , wanneer het resultaten van twee continue aanwijsinrichtingen betreft ;

- de grootste van de volgende twee waarden :

- absolute waarde van de maximaal toelaatbare fout ,

- een discontinue afleeseenheid

wanneer het weegresultaten van een continue en een discontinue aanwijsinrichting betreft .

7.3 . Simulatieproeven

7.3.1 . Maximaal toelaatbare fouten in plus en in min bij de simulatieproeven

7.3.1.1 . Klasse 1

Voor elk debiet tussen 5 % en 20 % van het maximale debiet :

0,07 % van de hoeveelheid die tijdens de duur van de proef bij maximaal debiet getotaliseerd zou zijn geweest .

Voor elk debiet tussen 20 % en 100 % van het maximale debiet :

0,35 % van de getotaliseerde hoeveelheid .

7.3.1.2 . Klasse 2

Voor elk debiet tussen 5 % en 20 % van het maximale debiet :

0,14 % van de hoeveelheid die tijdens de duur van de proef bij maximaal debiet getotaliseerd zou zijn geweest .

Voor elk debiet tussen 20 % en 100 % van het maximale debiet :

0,7 % van de getotaliseerde hoeveelheid .

7.3.2 . Fout ten gevolge van de bandverplaatsingssimulator

Bij de simulatie van de bandsnelheden vereist voor het onderzoek , mag de relatieve fout van de simulatie niet groter zijn dan 20 % van de maximaal toelaatbare fout op de getotaliseerde hoeveelheid . Deze fout is bij de maximaal toelaatbare fout inbegrepen .

7.3.3 . Verschil tussen twee weegresultaten verkregen ten gevolge van een wijziging van de bandsnelheid

Voor elke wijziging van de snelheid van de bandverplaatsingssimulator overeenkomend met een wijziging tot plus of min 10 % van de door de fabrikant beoogde bandsnelheden , mag de wijziging van de relatieve fout van de bij de simulatie verkregen weegresultaten ten hoogste gelijk zijn aan 20 % van de in punt 7.3.1 bedoelde maximaal toelaatbare fout .

7.3.4 . Verschil tussen twee resultaten verkregen door wijziging van de plaats van een zelfde belasting

Wanneer de plaats van een zelfde belasting wordt gewijzigd , rekening houdend met de aard van de lastdrager , mag het verschil tussen twee weegresultaten niet groter zijn dan de absolute waarde van de maximaal toelaatbare fout .

7.3.5 . Nulstelling

Voor iedere voorlast die door de nulstelinrichting kan worden vereffend moeten de weegresultaten na nulstelling van de bandweger voldoen aan de maximaal toelaatbare fout op de getotaliseerde hoeveelheid .

7.3.6 . Beïnvloedingsfactoren

7.3.6.1 . Temperatuur

De bandwegers moeten aan de voorschriften betreffende de maximaal toelaatbare fouten voldoen bij elke nagenoeg constante temperatuur tussen - 10 * C en + 40 * C na voorafgaande nulstelling van de bandweger . Voor bijzondere toepassingen mogen de bandwegers echter andere dan de hierboven vermelde temperatuurintervallen hebben . In dat geval moet het interval ten minste 30 * C zijn en bij de opschriften worden vermeld . Bij de proeven worden de temperaturen nagenoeg constant geacht indien de veranderingssnelheid ten hoogste 5 * C per uur bedraagt .

Bij een variatie van 10 * C en voor zover de veranderingssnelheid niet meer dan 5 * C per uur bedraagt , moeten de bandwegers zodanig zijn uitgevoerd dat hun nulpuntsaanwijzingen of , als het bandwegers betreft met een nulpunts-controleinrichting met schakelgewicht , de controlewaarden , niet meer verschillen dan :

0,7 % in klasse 1 ,

0,14 % in klasse 2

van de hoeveelheid die tijdens de duur van de proef bij maximaal debiet zou zijn getotaliseerd .

7.3.6.2 . Invloed van de elektrische voeding

De bandwegers moeten aan de voorschriften betreffende de maximaal toelaatbare fouten zonder tussentijdse nulstelling voldoen binnen de volgende variatiegrenzen van de elektrische voeding :

- van - 15 % tot + 10 % voor de nominale spanning ,

- van - 2 % tot + 2 % voor de nominale frequentie .

7.3.6.3 . Andere beïnvloedingsfactoren

Onder normale bedrijfsomstandigheden moeten de bandwegers wanneer zij de inwerking ondergaan van andere beïnvloedingsfactoren dan bedoeld in punt 7.3.6.1 en punt 7.3.6.2 , welke voortvloeien uit de installatieomstandigheden ( trillingen , atmosferische omstandigheden , enz . ) , voldoen aan de voorschriften betreffende de maximaal toelaatbare fouten .

7.3.7 . Metrologische eigenschappen

7.3.7.1 . Bestendigheid

Het verschil tussen twee willekeurige weegresultaten die worden verkregen door een zelfde belasting onder dezelfde omstandigheden op de lastdrager te plaatsen , mag niet groter zijn dan de absolute waarde van de maximaal toelaatbare fout .

7.3.7.2 . Beweeglijkheid van de totalisatie-inrichting

Bij elk debiet gelegen tussen het minimale en het maximale debiet en voor twee belastingen waarvan het verschil gelijk is aan de maximaal toelaatbare fout op die belasting , moet het verschil tussen de weegresultaten ten minste gelijk zijn aan de helft van de berekende waarde die overeenstemt met het verschil tussen de belastingen .

7.3.7.3 . Beweeglijkheid van het middel dat het nulpunt aanwijst

Bij proeven met een tijdsduur van drie minuten moet een duidelijk verschil waarneembaar zijn tussen de resultaten in onbelaste toestand en bij een over - of onderwicht dat gelijk is aan het volgende gedeelte van het maximale weegvermogen :

0,1 % voor bandwegers van klasse 1 ,

0,2 % voor bandwegers van klasse 2 .

7.3.7.4 . Stabiliteit van het nulpunt

7.3.7.4.1 . Stabiliteit van het nulpunt over een korte periode

Na vijf proeven met een tijdsduur van drie minuten in onbelaste toestand mag het verschil tussen het grootste en het kleinste verkregen resultaat niet groter zijn dan het hierna vermelde gedeelte van de in een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid :

0,0025 % voor bandwegers van klasse 1 ,

0,005 % voor bandwegers van klasse 2 .

7.3.7.4.2 . Stabiliteit van het nulpunt over een langere periode

De herhaling van de proeven van punt 7.3.7.4.1 na drie uur onbelast bedrijf onder stabiele proefomstandigheden en zonder tussentijdse nulstelling moet tot resultaat hebben dat

- het verschil tussen de grootste en de kleinste van de verkregen resultaten de in punt 7.3.7.4.1 vastgestelde grenzen niet overschrijdt ;

- het verschil tussen de grootste en de kleinste van alle verkregen resultaten ( die van punt 7.3.7.4.1 en die van het eerste streepje van dit punt ) het hierna vermelde gedeelte van de in een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid niet overschrijdt :

0,0035 % voor bandwegers van klasse 1 ,

0,007 % voor bandwegers van klasse 2 .

7.3.7.5 . Hulp-totalisatie-aanwijsinrichtingen

Hulp-totalisatie-aanwijsinrichtingen :

- mogen de werking van de bandweger niet storen ,

- moeten zodanig zijn vervaardigd dat hun aanwijzingen correct zijn .

7.3.7.6 . Bandwegers met een nulpunts-controle-inrichting met schakelgewicht

Voor bandwegers met een nulpunts-controle-inrichting met schakelgewicht gelden de voorschriften van punt 7.3.7.3 en 7.3.7.4 ook bij de nulpuntscontrole . De maximaal toelaatbare afwijkingen van de controlewaarde worden aan de hand van die voorschriften berekend .

7.4 . Proeven ter plaatse van opstelling

De maximaal toelaatbare fouten hebben betrekking op elke hoeveelheid van een produkt die ten minste gelijk is aan de minimumtotalisatie .

7.4.1 . Bandverplaatsingsopnemer

De bandverplaatsingsopnemer moet zodanig zijn dat de aandrijving door de band vrijwel zonder slippen geschiedt .

7.4.2 . Controle-weegwerktuig

Bij de proeven met het materiaal waarvoor de bandweger is bestemd , in deze bijlage " proeven met produkt " genoemd , moet de controle van de getotaliseerde hoeveelheid met het controleweegwerktuig kunnen worden verricht met een fout die ten hoogste gelijk is aan 20 % van de maximaal toelaatbare fout .

7.4.3 . Waarde van de minimumtotalisatie

De minimumtotalisatie is ten minste gelijk aan de grootste van de volgende drie waarden :

- de na één bandomloop bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid ,

- 2 % van de in een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid of 200 totalisatie-afleeseenheden in klasse 1 ,

- 1 % van de in een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid of 100 totalisatie-afleeseenheden in klasse 2 .

7.4.4 . Metrologische eigenschappen

7.4.4.1 . Variaties in de relatieve fouten

Het verschil tussen de relatieve fouten van verscheidene weegresultaten verkregen in dezelfde omstandigheden bij vrijwel identieke debieten en bij nagenoeg gelijkwaardige hoeveelheden produkt , mag niet groter zijn dan de absolute waarde van de maximaal toelaatbare fout .

7.4.4.2 . Maximaal toelaatbare fouten bij de nulpuntscontrole

Na een geheel aantal bandomlopen mag de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting geen grotere waarde vertonen dan de volgende tijdens de duur van de proef bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid :

0,1 % voor bandwegers van klasse 1 ,

0,2 % voor bandwegers van klasse 2 .

7.4.4.3 . Beweeglijkheid van het middel dat het nulpunt aanwijst

Bij proeven die overeenkomen met een geheel aantal bandomlopen gedurende ten hoogste drie minuten , moet er een duidelijk waarneembaar verschil zijn tussen de resultaten bij onbelaste band en die bij een over - of onderwicht dat gelijk is aan het volgende gedeelte van het maximale weegvermogen :

0,1 % voor bandwegers van klasse 1 ,

0,2 % voor bandwegers van klasse 2 .

7.4.4.4 . Stabiliteit van het nulpunt

Bij onbelast bedrijf mag na vijf proeven die overeenkomen met een geheel aantal bandomlopen voor een duur die zo dicht mogelijk de drie minuten benadert , het verschil tussen het grootste en het kleinste resultaat niet groter zijn dan het hierna vermelde gedeelte van de in een uur bij maximaal debiet getotalisserde hoeveelheid :

0,0035 % voor bandwegers van klasse 1 ,

0,007 % voor bandwegers van klasse 2 .

7.4.4.5 . Bandwegers met een nulpunts-controle-inrichting met schakelgewicht

Voor bandwegers met een nulpunts-controle-inrichting gelden de voorschriften van de punten 7.4.4.2 , 7.4.4.3 en 7.4.4.4 bij de nulpunts-controle . De maximaal toelaatbare afwijkingen van de controlewaarde worden aan de hand van die voorschriften berekend .

Bandwegers met een nulpunts-controle-inrichting met een schakelgewicht dat overeenkomt met 20 % van het maximale weegvermogen van de weegcel moeten bovendien in de nulstand aan de voorschriften van punt 7.4.4.2 voldoen .

7.5 . Overzicht van de voornaamste metrologische voorschriften

* KLASSE 1 * KLASSE 2 *

Waarde van de totalisatie-afleeseenheid ( d t of d td ) ( zie 5.2 ) * C max/50 000 * d t of d td * C max/2 000 * C max/25 000 * d t of d td * C max/1 000 *

Waarde van de afleeseenheid van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting ( d o ) ( zie 5.2 ) * continue aanwijzing d o * C max/20 000 * continue aanwijzing d o * C max/10 000 *

* discontinue aanwijzing d o * C max/40 000 en d o * d t of d td * discontinue aanwijzing d o * C max/20 000 en d o * d t of d td *

Maximaal toelaatbare fouten ( proeven met produkt ) * * *

- eerste E.E.G.-ijk ( zie 6.1 ) * 0,5 % C * 1 % C *

- in gebruik ( zie 6.2 ) * 1 % C * 2 % C *

Toepassingsvoorwaarden van de maximaal toelaatbare fouten ( zie 7 ) * * *

Simulatie proeven ( zie 7.3 ) * * *

Maximaal toelaatbare fouten ( zie 7.3.1 ) * * *

- voor Q max/20 * Q * Q max/5 * 0,07 % Q max maal t * 0,14 % Q max maal t *

- voor Q max/5 * Q * Q max * 0,35 % C * 0,7 % C *

Temperatuur ( zie 7.3.6.1 ) verandering van de nulpuntsaanwijzing voor een temperatuurverandering van 10 * C * 0,07 % Q max maal t * 0,14 % Q max maal t *

Beweeglijkheid van het middel dat het nulpunt aanwijst ( zie 7.3.7.3 ) * verschil tussen de proef in onbelaste toestand en de proef in belaste toestand *

* 0,1 % Max * 0,2 % Max *

* moet duidelijk waarneembaar zijn *

Stabiliteit van het nulpunt ( zie 7.3.7.4 ) * voor proeven met een tijdsduur van 3 minuten *

- stabiliteit over een korte periode * verschil * 0,0025 % C max * verschil * 0,005 % C max *

- stabiliteit over een langere periode * verschil * 0,0035 % C max * verschil * 0,007 % C max *

Proeven ter plaatse van opstelling ( zie 7.4 ) * *

Waarde van de minimumtotalisatie ( zie 7.4.3 ) * * * 1 bandomloop bij Q max * * 1 bandomloop bij Q max *

* * 2 % C max * * 1 % C max *

* * 200 d t of d td * * 100 d t of d td *

Beweeglijkheid van het middel dat het nulpunt aanwijst ( zie 7.4.4.3 ) * verschil tussen de proef in onbelaste toestand en de proef in belaste toestand *

* 0,1 % Max * 0,2 % Max *

* moet duidelijk waarneembaar zijn *

Stabiliteit van het nulpunt ( zie 7.4.4.4 ) * voor proeven die overeenkomen met een geheel aantal bandomlopen en een duur die de 3 minuten zo dicht mogelijk benadert *

- stabiliteit ( over een korte periode ) * verschil * 0,0035 % C max * verschil * 0,007 % C max *

C = getotaliseerde hoeveelheid

t = tijdsduur van de proef in uren

C max = in een uur getotaliseerde hoeveelheid bij maximaal debiet

HOOFDSTUK III

TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

8 . SAMENSTELLING

Bandwegers moeten bestaan uit :

- een bandtransporteur ,

- een weegcel ,

- een inrichting die de verplaatsing van de band overbrengt ,

- een totalisatie-inrichting ,

- een hoofd-totalisatie-aanwijsinrichting ,

- een nulstelinrichting .

De nulstelinrichtingen van bandwegers moeten een van de hoofd-totalisatie-aanwijsinrichting onderscheiden nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting of een nulpunts-controle-inrichting met schakelgewicht hebben wanneer :

- de hoofd-totalisatie-aanwijsinrichting alleen positieve waarden aanwijst

of

- de waarde van de totalisatie-afleeseenheid groter is dan de voor klasse 1 in punt 5.2.1.2 en voor klasse 2 in punt 5.2.2.2 vastgestelde afleeseenheid van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting .

8.1 . Betrouwbaarheid van de werking

8.1.1 . Voorkomen van fraudulens gebruik

Bandwegers mogen niet zodanig zijn geconstrueerd dat frauduleus gebruik in de hand wordt gewerkt .

8.1.2 . Onmogelijkheid van toevallige ontregeling of bedrijfsstoring

Zowel mechanische als elektro-mechanische bandwegers moeten zodanig zijn geconstrueerd dat er zich in het algemeen geen toevallige ontregeling of bedrijfsstoring kan voordoen , tenzij het effect van de ontregeling of de storing gemakkelijk te constateren is .

8.1.3 . Betrouwbaarheid in de bediening van bandwegers

De bedieningsorganen van bandwegers moeten zodanig zijn uitgevoerd dat zij bij normaal gebruik niet kunnen blijven staan in andere standen dan door de constructie is bepaald , tenzij tijdens het bedienen iedere aanwijzing of afdruk onmogelijk is .

8.1.4 . Op afstand geplaatste totalisatie-aanwijsinrichtingen moeten zijn voorzien van inrichtingen waardoor kan worden voldaan aan het bepaalde in punt 8.8 van deze bijlage .

8.2 . Bandtransporteur

8.2.1 . Bandwegers met meewegende bandtransporteur

De bandtransporteur moet stevig zijn gebouwd en een star geheel vormen . Wanneer het draagframe van de rollen is gebruikt als de enige lasthefboom van de weegcel , moet het startpunt van het produkt zich recht boven het draaipunt van deze hefboom bevinden .

8.2.2 . Bandweger met weegsectie

De onderbouw van de bandtransporteur moet stevig zijn geconstrueerd . In een overlangse rechte doorsnede moet de rollenbaan een zodanig profiel hebben dat de band altijd op de weegrollen rust zodat juiste weegresultaten zijn gewaarborgd . De bandtransporteur moet zo nodig met een bandschraper zijn uitgerust , waarvan plaats en werking geen invloed mogen hebben op de weegresultaten .

8.2.3 . Bijzondere installatievoorwaarden

Bandwegers moeten zodanig zijn uitgevoerd dat installatie van de rollenbaan , samenstelling en montage van de band of wijze van aanvoer van de produkten geen oorzaak kunnen zijn van fouten in het weegresultaat .

8.2.3.1 . Rollenbaan

Indien nodig moet een doeltreffend beschermingssysteem tegen corrosie en vervuilling worden aangebracht .

De bovenste beschrijvende lijnen van de rollen van een zelfde groep moeten nagenoeg in hetzelfde vlak liggen .

De positie van de rollenbaan moet zodanig zijn dat het produkt niet kan verschuiven .

8.2.3.2 . Transportband

8.2.3.2.1 . Lineïeke massa van de transportband

De lineïeke massa van de band moet nagenoeg constant zijn . De lassen mogen geen storingen in de werking teweegbrengen .

8.2.3.2.2 . De band moet een zodanige snelheid en lengte hebben dat de nulpuntscontrole in ten hoogste drie minuten kan worden verricht .

Indien door de band niet aan deze regel kan worden voldaan , moet de bandweger zijn uitgerust met een semi-automatische of een automatische nulstelinrichting .

8.2.3.2.3 . De bandsnelheid mag niet meer variëren dan 5 % ten opzichte van de snelheden waarvoor de bandweger is gebouwd .

8.2.3.3 . Weeglengte

Bandwegers moeten zodanig zijn gebouwd dat de weeglengte tijdens bedrijf ongewijzigd blijft .

Inrichtingen voor het wijzigen van de weeglengte moeten kunnen worden verzegeld .

8.2.3.4 . Bandspanning

Op elk punt van de rollenbaan moet de spanning nagenoeg constant worden gehouden .

De spanning moet zodanig zijn dat de band onder norm de bedrijfsomstandigheden nagenoeg niet op de aandrijftrommel kan slippen .

8.2.3.5 . Invloed van het produkt

De aanvoer van het produkt op de transportband mag de weegresultaten niet storen .

8.3 . Weegcel

8.3.1 . Algemeen

De weegcel moet geschikt zijn voor haar gebruiksdoel . Indien nodig moet zij beschermd zijn tegen de gevolgen van toevallig optredende belastingen die het maximale weegvermogen overschrijden .

De constructie van de lastdrager moet zodanig zijn dat zij , ongeacht de wijze van aanvoer van het produkt , geen extra fouten teweegbrengt .

8.3.2 . Lastvereffeningsinrichting

De lastvereffeningsinrichting moet zonder onderbreking werken van nul tot een belasting die ten minste gelijk is aan het maximale weegvermogen .

Met de weging mag pas worden begonnen wanneer de weegcel zich in de normale bedrijfssituatie bevindt .

8.4 . Inrichting die de verplaatsing van de band overbrengt

De bandverplaatsingsopnemer ( punt 3.3.1.3.1 ) moet zodanig zijn ontworpen dat door slip geen onjuiste metingen worden verricht , ongeacht het feit of de band al dan niet belast is .

Wanneer het meetsignaal discontinu is , moet het overeenkomen met verplaatsingen van de band die ten hoogste gelijk zijn aan de weeglengte .

Wanneer het meetsignaal continu is , mag het niet worden vervangen door een signaal dat onafhankelijk is van de transportband behalve bij controle of afstelling .

8.5 . Totalisatie-aanwijs - en -afdrukinrichtingen

8.5.1 . Kwaliteit van de aanwijzing

Totalisatie-aanwijs - en -afdrukinrichtingen moeten de weegresultaten betrouwbaar , gemakkelijk en duidelijk leesbaar weergeven door eenvoudige nevenschikking van de cijfers ; zij moeten de naam of het symbool van de overeenkomstige eenheid van massa vermelden . Het op nul stellen van de hoofd-totalisatie-aanwijsinrichting mag niet mogelijk zijn .

8.5.2 . Waarde van de afleeseenheden van bandwegers met verscheidene totalisatie-aanwijs - of -afdrukinrichtingen

De afleeseenheid van de continue totalisatie-aanwijsinrichting(en ) van een zelfde bandweger mag niet kleiner zijn dan tweemaal de afleeseenheid van de discontinue totalisatie-aanwijsinrichting(en ) .

Discontinue totalisatie-aanwijs - of -afdrukinrichtingen van een zelfde bandweger moeten dezelfde afleeseenheid hebben .

8.5.3 . Vorm van de discontinue weegresultaten

De door de discontinue totalisatie-aanwijsinrichtingen geleverde weegresultaten mogen alleen de vorm hebben van op een rij geplaatste cijfers .

8.5.4 . Beveiliging van de aanwijzing

De verkregen weegresultaten mogen bijvoorbeeld door het ongewild stoppen van de band of door het uitvallen van de elektrische voeding niet worden veranderd .

8.5.5 . Aanwijsbereik

Met de hoofd-totalisatie-aanwijsinrichtingen moet het mogelijk zijn een waarde af te lezen die ten minste gelijk is aan de in tien uur bij maximaal debiet gewogen hoeveelheid produkt .

8.5.6 . Hulp-totalisatie-aanwijsinrichtingen

De afleeseenheid van een hulp-totalisatie-aanwijsinrichting moet minstens gelijk zijn aan 10 maal de afleeseenheid die op de opschriftenplaat is vermeld . Het sub 5.2 bepaalde is hierop niet van toepassing .

8.5.7 . Koppeling van de totalisatie-aanwijsinrichtingen

De totalisatie-aanwijs - en -afdrukinrichtingen die uitsluitend positieve waarden weergeven , moeten bij onbelast draaiende band worden ontkoppeld .

Het ontkoppelen en koppelen van de totalisatie-inrichting moet worden uitgevoerd door de bandweger zelf en door de belasting worden teweeggebracht .

Totalisatie-aanwijs - en -afdrukinrichtingen die positieve waarden en negatieve waarden weergeven , moeten ook bij onbelast draaiende band zijn gekoppeld en zodanig zijn geconstrueerd dat het weegresultaat niet door trillingen kan worden gewijzigd .

De controle-totalisatie-aanwijsinrichting mag slechts bij het onderzoek in werking worden gesteld .

8.5.8 . Controle-totalisatie-aanwijsinrichting

Indien de waarde van de afleeseenheid van de hoofdtotalisatie-aanwijsinrichting groter is dan :

- 0,1 % van de waarde van de minimumtotalisatie voor klasse 1 ,

- 0,2 % van de waarde van de minimumtotalisatie voor klasse 2 .

moet de bandweger zijn voorzien van een afzonderlijke controletotalisatie-aanwijsinrichting waarvan de afleeseenheid ten hoogste gelijk is aan bovenstaande waarden .

8.6 . Nulstelinrichting

Het op de lastdrager werkzame gewicht van de onbelast draaiende band moet kunnen worden vereffend .

8.6.1 . Niet-automatische nulstelinrichting

Wanneer de instelling van deze inrichting traploos en met de hand geschiedt , mag een verstelling van het bedieningsorgaan over 10 mm indien deze langs een rechte lijn wordt verplaatst , of over een halve omwenteling indien deze draaibaar is , per uur geen groter effect hebben dan :

- 0,1 % van de ir een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid voor bandwegers van klasse 1 ,

- 0,2 % van de in een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid voor bandwegers van klasse 2 .

Wanneer de instelling van de inrichting trapsgewijs en met de hand geschiedt , mag het effect per uur van de waarde van de stap van het bedieningsorgaan ten hoogste gelijk zijn aan :

- 0,01 % van de in een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid voor bandwegers van klasse 1 ,

- 0,02 % van de in een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid voor bandwegers van klasse 2 .

De richting van de eventueel aan te brengen correctie moet gemakkelijk te bepalen zijn .

8.6.2 . Semi-automatische of automatische nulstelinrichting

Semi-automatische of automatische nulstelinrichtingen moeten zodanig zijn uitgevoerd dat :

- de nulstelling plaatsvindt na een geheel aantal bandomlopen ,

- het einde van de nulstelling wordt gesignaleerd ,

- de grenzen van hun werktraject worden gesignaleerd .

Nadat zij hebben gefunctioneerd , mag de nulpuntsfout per uur niet groter zijn dan :

- 0,1 % van de in een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid voor bandwegers van klasse 1 ,

- 0,2 % van de in een uur bij maximaal debiet getotaliseerde hoeveelheid voor bandwegers van klasse 2 .

Automatische nulstelinrichtingen moeten tijdens het onderzoek zijn uitgeschakeld .

8.6.3 . Nulpunts-controle-inrichting met schakelgewicht

De nulpunts-controle-inrichting functioneert in hoofdzaak door middel van een schakelgewicht dat op de weegcel wordt geplaatst of elektrisch wordt gesimuleerd .

De inrichting moet voldoen aan de volgende voorschriften :

- het gewicht moet door een geschikt mechanisme steeds op dezelfde manier worden ingeschakeld ,

- het inschakelen van het gewicht mag alleen bij onbelast draaiende band mogelijk zijn ,

- het gewicht moet stofvrij worden gehouden ,

- de nulpuntscontrole moet steeds volgens dezelfde procedure plaatsvinden ,

- de nulpuntscontrole moet na een vooraf vastgesteld aantal gehele bandomlopen automatisch worden beëindigd ,

- aan het einde van de nultpuntscontrole moet een controlewaarde aangewezen worden die afhankelijk is van de grootte van het schakelgewicht en het aantal bandomlopen .

8.6.4 . Bandwegers met een nulpunts-controle-inrichting met schakelgewicht

Bandwegers met totalisatie-aanwijsinrichtingen die uitsluitend positieve waarden aanwijzen , moeten zijn uitgerust met een nulpunts-controle-inrichting als omschreven sub 8.6.3 . Het schakelgewicht moet gelijk zijn aan 5 % van het maximale weegvermogen van de weegcel .

Bandwegers met totalisatie-aanwijsinrichtingen die positieve en negatieve waarden aanwijzen , mogen zijn uitgerust met een nulpunts-controle-inrichting als bedoeld sub 8.6.3 . Het schakelgewicht moet gelijk zijn aan 5 % of 20 % van het maximale weegvermogen van de weegcel .

8.7 . Nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting

De nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting mag in geen geval een storende invloed op de resultaten van de totalisatie-aanwijsinrichting uitoefenen .

8.8 . Overschrijding van het maximale weegvermogen van de weegcel en het maximale debiet en onderschrijding van het minimale debiet

Op geschikte wijze moet worden gesignaleerd dat de waarden van het maximale debiet of het maximale weegvermogen worden overschreden , dan wel dat de waarde van het minimale debiet niet wordt bereikt .

8.9 . Neveninrichtingen

De neveninrichtingen mogen de weegresultaten niet beïnvloeden .

8.10 . Verzegeling

Onderdelen van de bandwegers waarvan het demonteren of het afstellen van invloed is op de metrologische eigenschappen moeten kunnen worden verzegeld overenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het certificaat van de E.E.G.-modelgoedkeuring .

9 . OPSCHRIFTENPLATEN EN STEMPELKOMMEN

Op bandwegers moeten in onderstaande volgorde voor zover van toepassing de volgende vermeldingen staan :

9.1 . Verplichte fundamentele vermeldingen , uitdrukkelijk in de taal ( talen ) van het land van bestemming

9.1.1 . Identificatie van de fabrikant

9.1.2 . Identificatie van de importeur ( voor ingevoerde bandwegers )

9.1.3 . Benaming van de bandweger

9.1.4 . Type en fabrieksnummer van de bandweger

9.1.5 . Benaming van het te wegen produkt ( de te wegen produkten )

9.1.6 . Minimumtotalisatie ... kg of t .

9.1.7 . Aantal weegcycli per uur ( bij bandwegers die door middel van optelling werken ) .

9.1.8 . Het opschrift : " de bandweger moet ten minste één maal per drie uur op nul worden gesteld . De nulcontrole moet ten minste ... bandomlopen duren " ( Het aantal bandomlopen van de nulcontrole zal in overeenstemming met punt 7.4.4.4 in de E.E.G.-modelgoedkeuring worden vastgelegd ) .

9.2 . Basisopschriften in code

9.2.1 . Steeds verplicht :

- E.E.G.-modelgoedkeuringsteken

- vermelding van de nauwkeurigheidsklasse in de vorm 1 of 2

- totalisatie-afleeseenheid bij continue aanwijzing in de vorm d t =

- totalisatie-afleeseenheid bij discontinue aanwijzing in de vorm d td =

- maximaal weegvermogen in de vorm Max ...

- maximaal debiet in de vorm Q max ...

- minimaal debiet in de vorm Q min ...

- nominale snelheid van de band in de vorm v = ... m/s

- weeglengte in de vorm L = ... m

- identificatieteken op onderdelen die niet rechtstreeks op het basisframe van de bandweger zijn bevestigd .

9.2.2 . Verplicht voor zover van toepassing :

- afleeseenheid van de nulpunts-totalisatie-aanwijsinrichting in de vorm d o =

- controlewaarde met de overeenkomstig punt 7.4.4.2 maximaal toelaatbare fout ( voor bandwegers met een nulpunts-controle-inrichting met schakelgewicht ) .

9.3 . Aanvullende vermeldingen

Naar gelang van de bijzondere gebruiksbestemming van de bandweger kunnen één of meer aanvullende opschriften worden geëist bij de E.E.G.-modelgoedkeuring door de metrologische dienst die deze goedkeuring verleent .

9.4 . Uitvoering van de opschriften

De opschriften moeten onuitwisbaar zijn . Zij moeten zodanige afmetingen en een zodanige vorm hebben en zo duidelijk zijn dat zij onder normale gebruiksomstandigheden van de bandwegers gemakkelijk leesbaar zijn .

Zij moeten op een duidelijk zichtbare plaats van de bandweger zijn samengebracht op een opschriftenplaat die bevestigd is in de nabijheid van de aanwijsinrichting dan wel rechtstreeks op de aanwijsinrichting .

De opschriftendrager moet kunnen worden verzegeld .

9.5 . Stempelmogelijkheid

De opschriftenplaat mag een kleine stempelprop bevatten . Indien zij geen stempelprop bevat , moet in de nabijheid ervan een daartoe dienende stempelkom zijn aangebracht .

HOOFDSTUK IV

KEURINGEN

De E.E.G.-modelgoedkeuring van bandwegers , alsmede de eerste E.E.G.-ijk van bandwegers worden verricht overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn nr . 71/316/EEG . Enkele van deze voorschriften worden in dit hoofdstuk nader aangegeven .

10 . E.E.G.-MODELGOEDKEURING

10.1 . Aanvraag om E.E.G.-modelgoedkeuring

De aanvraag om E.E.G.-modelgoedkeuring moet met name de volgende speciale gegevens en documenten omvatten :

10.1.1 . Metrologische kenmerken

10.1.1.1 . Opschriften zoals omschreven in bovenstaand punt 9 .

10.1.1.2 . Bijzondere kenmerken van de weegcel .

10.1.2 . Beschrijvende documenten

- samenstellingstekening of -schets ,

- eventueel foto's , tekeningen of maquettes van in metrologisch opzicht belangrijke onderdelen ,

- principeschema en beschijving waaruit de werking van de bandweger duidelijk blijkt .

10.2 . Onderzoek voor de E.E.G.-modelgoedkeuring

10.2.1 . Simulatieproeven

Deze proeven worden verricht op de bandweger met of zonder de bijbehorende bandtransporteur .

Bij dit onderzoek moet men met name het effect kunnen beoordelen van de beïnvloedingsfactoren ( temperatuur , spanning , frequentie enz . ) waaraan de bandweger bij de normale bedrijfsomstandigheden kan blootstaan , welk effect zonodig voor iedere beïnvloedingsfactor afzonderlijk wordt onderzocht .

De bandwegers moeten voldoen aan alle voorschriften van punt 7.3 .

10.2.2 . Proeven in de normale bedrijfssituatie

Deze proeven omvatten met name de proeven met produkt die moeten worden verricht met een hoeveelheid produkt die ten minste gelijk is aan de minimumtotalisatie en bij debieten gelegen tussen het minimale en het maximale debiet .

De bandwegers moeten voldoen aan alle voorschriften van punt 7.4 .

11 . EERSTE E.E.G.-IJK

De eerste E.E.G.-ijk van bandwegers geschiedt in twee fasen .

11.1 . Eerste fase

De eerste fase omvat de volgende verrichtingen :

- nagaan of de bandweger met het goedgekeurde model overeenstemt en onderzoek van de verschillende mechanische onderdelen ,

- onderzoek naar het totaliseren door het simuleren van bandverplaatsing overeenkomstig het bepaalde sub 7.3.1 , 7.3.3 , 7.3.4 , 7.3.5 , 7.3.7 , met uitzondering van punt 7.3.7.4.2 .

Wanneer het een bandweger met meewegende bandtransporteur ( 3.2.2.2 ) betreft , worden de proeven op de volledige bandweger verricht .

Wanneer het een bankweger met weegsectie ( 3.2.2.1 ) betreft , worden de proeven op de bandweger zonder de bandtransporteur en met behulp van een bandverplaatsingssimulator verricht .

Uitgaande van de waarde van de gebruikte werkstandaarden moeten de proeven een duidelijk beeld van de totalisatie tonen , dat wil zeggen de getotaliseerde massa en hetzij het aantal cycli , hetzij het getal dat de fictief afgelegde bandlengte weergeeft .

11.2 . Tweede fase

Het onderzoek ter plaatse van opstelling moet als volgt geschieden :

11.2.1 . Middelen voor het onderzoek

Het onderzoek ter plaatse van opstelling moet betrouwbaar en gemakkelijk met het te wegen produkt of de te wegen produkten kunnen worden uitgevoerd . De opstelling der bandwegers moet zodanig zijn dat deze zonder verstoring van de normale werking kunnen worden geijkt .

Een controle-weegwerktuig overeenkomstig punt 7.4.2 moet blijvend ter beschikking staan in de nabijheid van de te onderzoeken bandweger(s ) en de opslag en het transport moeten zodanig zijn , dat ieder verlies van produkt wordt voorkomen .

11.2.2 . Controle op het slippen van de bandverplaatsingsopnemer

Het slippen van de bandverplaatsingsopnemer moet worden gemeten indien er vrees voor slippen bestaat .

11.2.3 . Controle van de nulstelling

Deze controle wordt op een geheel aantal omlopen van de band betrokken met inachtneming van het bepaalde in punt 7.4.4.2 en 7.4.4.5 .

11.2.4 . Stabiliteit van het nulpunt

Bij proeven ter plaatse van opstelling moet de stabiliteit van het nulpunt voldoen aan de voorschriften van punt 7.4.4.4 .

Bandwegers met een nulpunts-controle-inrichting met schakelgewicht dienen achtereenvolgens ten minste 5-maal te worden getest . De afwijkingen van de controlewaarden die daarbij worden vastgesteld , moeten minder bedragen dan de waarde die krachtens punt 7.4.4.4 wordt berekend .

11.2.5 . Proeven met produkt

Deze proeven moeten in de normale bedrijfssituatie ten minste op 2 debieten betrekking hebben , welke zijn gelegen tussen het maximale en het minimale debiet . Deze proeven moeten worden verricht met een hoeveelheid produkt die ten minste gelijk is aan de minimumtotalisatie .

De massa van het produkt wordt gecontroleerd voordat of nadat het de bandweger is gepasseerd .

HOOFDSTUK V

AANBEVOLEN VOORSCHRIFTEN VAN PRAKTISCHE AARD

12 . CONSTRUCTIE VOORSCHRIFTEN

Bandwegers die aan de onderstaande voorschriften voldoen , worden geacht te beantwoorden aan de overeenkomstige punten van bovenstaande hoofdstukken .

12.1 . Bijzondere opstellingsvoorwaarden

Bandwegers moeten aan de volgende opstellingsvoorwaarden voldoen :

12.1.1 . Rollenbaan

De beschrijvende lijnen van de rollen of de groepen van rollen die de rollenbaan vormen , moeten voor elke groep rollen parallel zijn . De rollen in de onmiddellijke nabijheid van de eindtrommels behoeven eventueel niet aan dit voorschrift te voldoen . De helling van de as van de zijrollen ten opzichte van de as van de middenrollen mag ten hoogste gelijk zijn aan 20 * voor bandwegers van klasse 1 en 30 * voor die van klasse 2 .

De helling van de overlangse rechte doorsnede van het vlak van de bovenste beschrijvende lijnen van de rollen mag niet meer dan 10 % voor klasse 1 en 20 % voor klasse 2 bedragen , op voorwaarde dat het produkt niet kan verschuiven .

Op de bandwegers van klasse 1 moeten de weegrollen en de draagrollen onmiddellijk voor en achter de weegsectie op kogellagers of gelijksoortige inrichtingen zijn gemonteerd ; deze rollen moeten zodanig zijn uitgelijnd dat de afwijking bij een gegeven belasting , bijvoorbeeld ongeveer de helft van de maximale belasting , niet meer dan 0,3 mm bedraagt , terwijl de excentriciteit niet meer dan 0,2 mm mag bedragen .

12.1.2 . Transportband

12.1.2.1 . Lassen

De band moet uit één deel bestaan of uit twee delen met dezelfde eigenschappen . De las of lassen moeten schuin zijn aangebracht zonder dat de scherpe hoek van de las met de zijkant van de band meer dan 45 * bedraagt .

12.1.2.2 . Lengten

De uitgerolde lengte van de transportband mag niet groter zijn dan de kleinste van de volgende twee waarden :

- de verplaatsing van een punt van de band bij de kleinste nominale snelheid gedurende anderhalve minuut ,

- 100 m .

12.1.3 . Invloed van het produkt

De afstand tussen de weegsectie en het stortpunt moet twee tot vijf keer de afstand bedragen die door een punt van de band in een seconde wordt afgelegd bij maximale bandsnelheid .

12.2 . Inrichting die de verplaatsing van de band overbrengt

De lengte van de bandverplaatsing of de bandsnelheid moeten op de binnenkant van de band worden gemeten .

Bij integrerende bandwegers moet de inrichting die de verplaatsing van de band overbrengt kunnen worden uitgerust met een inrichting voor de telling van het aantal omwentelingen of fracties van omwentelingen van de bandverplaatsingsopnemer .

12.3 . Aanwijsinrichtingen voor het debie - of de momentane belasting

De gedeelten van de schaalverdeling van aanwijsinrichtingen voor de momentane belasting en voor het debiet , overeenkomend met waarden welke niet zijn gelegen tussen het minimale en het maximale debiet , moeten zich onderscheiden van de rest van de schaalverdeling .

Deze aanwijsinrichtingen mogen door een registreerapparaat worden aangevuld of vervangen , mits dit toestel niet van invloed is op de resultaten .

Indien de aanwijsinrichting voor de momentane belasting tevens als debietaanwijsinrichting functioneert moet daarop het volgende vermeld staan :

" Debiet geldig bij een bandsnelheid van ... m/s " .

12.4 . Totalisatie-aanwijs - en -afdrukinrichtingen

Totalisatie-aanwijs - en -afdrukinrichtingen die uitsluitend positieve waarden van de band registreren , moeten uiterlijk wanneer het debiet gelijk is aan 5 % van het maximale debiet worden aangekoppeld .

( 1 ) PB nr . L 335 van 5 . 12 . 1973 , blz . 1 .

Top