EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 22013A0731(01)

Overeenkomst voor samenwerking op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de regering van de Republiek Zuid-Afrika

OJ L 204, 31.7.2013, p. 3–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 11 Volume 126 P. 303 - 310

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/2013/408/oj

Related Council decision

31.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 204/3


OVEREENKOMST

voor samenwerking op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de regering van de Republiek Zuid-Afrika

De regering van de Republiek Zuid-Afrika, hierna „Zuid-Afrika” genoemd, en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), hierna „de Gemeenschap” genoemd, waarnaar hierna gezamenlijk wordt verwezen als „de partijen”,

OVERWEGENDE de bestaande goede relaties en samenwerking tussen de partijen;

MET TEVREDENHEID OPMERKENDE het vruchtbare resultaat van de economische, technische en wetenschappelijke samenwerking tussen beide partijen;

REKENING HOUDEND met de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, gedaan op 11 oktober 1999;

REKENING HOUDEND met de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, gedaan op 23 juni 2000;

VERLANGENDE hun samenwerking bij het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden te bevorderen;

OPNIEUW BEVESTIGEND de krachtige steun van de Republiek Zuid-Afrika, de Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten aan de nucleaire non-proliferatie en de versteviging en efficiënte toepassing van de bijbehorende veiligheidscontrole- en uitvoercontrolestelsels waaronder samenwerking bij het vreedzame gebruik van kernenergie tussen Zuid-Afrika en de Gemeenschap moet plaatsvinden;

OPNIEUW BEVESTIGEND de steun van de Republiek Zuid-Afrika, de Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten aan de doelstellingen van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, hierna „de IAEA”, en het veiligheidscontrolesysteem daarvan;

OPNIEUW BEVESTIGEND de krachtige steun van de Republiek Zuid-Afrika, de Gemeenschap en haar lidstaten aan het Verdrag betreffende de fysieke beveiliging van nucleair materiaal, gedaan op 3 maart 1980;

OVERWEGENDE dat de Republiek Zuid-Afrika en alle lidstaten van de Gemeenschap partij zijn bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan op 1 juli 1968, hierna het non-proliferatieverdrag („NPV”) genoemd;

OPMERKENDE dat in alle lidstaten van de Gemeenschap een nucleaire veiligheidscontrole wordt toegepast overeenkomstig zowel het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna „het Euratom-Verdrag”, als de veiligheidscontroleovereenkomsten gesloten tussen de Gemeenschap, de lidstaten daarvan en de IAEA;

REKENING HOUDEND met het Verdrag inzake een kernwapenvrije zone in Afrika (Pelindaba-Verdrag), gedaan te 11 april 1996 en in werking getreden op 15 juli 2009;

OPMERKENDE dat de Republiek Zuid-Afrika en de regeringen van alle lidstaten van de Gemeenschap deelnemen aan de werkzaamheden van de Club van nucleaire leveranciers;

OPMERKENDE dat rekening moet worden gehouden met de verbintenissen van de Republiek Zuid-Afrika en de regering van elke lidstaat van de Gemeenschap in het kader van de Club van nucleaire leveranciers;

ERKENNENDE het fundamentele beginsel van vrij verkeer van nucleair materiaal op de interne markt binnen de Europese Unie;

HET ERMEE EENS ZIJNDE dat deze overeenkomst in overeenstemming moet zijn met de internationale verplichtingen van de Europese Unie en de Republiek Zuid-Afrika uit hoofde van de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie;

HERBEVESTIGEND de verbintenissen van de Republiek Zuid-Afrika en de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap in het kader van hun bilaterale overeenkomsten inzake het vreedzame gebruik van kernenergie;

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel I

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt, tenzij anderszins gespecificeerd, verstaan onder,

1.   „bevoegde instantie”:

a)

voor de Republiek Zuid-Afrika, het ministerie van Energie;

b)

voor de Gemeenschap, de Europese Commissie

of elke andere instantie die de desbetreffende partij op ieder moment schriftelijk aan de andere partij kan bekendmaken;

2.   „uitrusting”: de goederen welke zijn genoemd in de delen 1, 3, 4, 5, 6 en 7 van bijlage B bij IAEA-informatiedocument INFCIRC/254/Rev.10/Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van nucleair materiaal);

3.   „informatie”: wetenschappelijke en technische gegevens, resultaten of methoden bij onderzoek en ontwikkeling, voortvloeiend uit de gezamenlijke onderzoeksprojecten, alsmede elke andere informatie waarvan de partijen en/of de deelnemers aan gezamenlijke onderzoeksprojecten het noodzakelijk achten dat zij in het kader van deze overeenkomst of het in uitvoering ervan verrichte onderzoek worden uitgewisseld;

4.   „intellectuele eigendom”: eigendom als omschreven in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom, gedaan op 14 juli 1967 en gewijzigd op 28 september 1979, wat ook andere eigendom kan omvatten zoals wederzijds overeengekomen door de partijen;

5.   „gezamenlijke onderzoeksprojecten”: onderzoek en technologische ontwikkeling die ten uitvoer worden gelegd met of zonder financiële steun van één of van beide partijen en die samenwerking inhoudt tussen deelnemers van zowel de Gemeenschap als Zuid-Afrika en die door de partijen of hun wetenschappelijke en technologische organisaties en agentschappen voor de tenuitvoerlegging van de wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s schriftelijk als gezamenlijk onderzoek zijn aangewezen. Wanneer er slechts financiering is door één partij, gebeurt de aanwijzing door die partij en de deelnemer aan dat project;

6.   „nucleair materiaal”: elk basismateriaal of elke bijzondere splijtstof als gedefinieerd in artikel XX van het statuut van de IAEA. Elk besluit van de raad van bestuur van de IAEA, overeenkomstig artikel XX van het statuut van de IAEA, tot wijziging van de lijst van materialen die als „basismateriaal” of als „bijzondere splijtstof” worden beschouwd, heeft wat deze overeenkomst betreft slechts effect wanneer beide partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat zij een dergelijke wijziging aanvaarden;

7.   „niet-nucleair materiaal”:

a)

deuterium en zwaar water (deuteriumoxide) en elk ander deuteriummengsel waarin de deuterium/waterstofverhouding meer dan 1:5 000 bedraagt, voor gebruik in een kernreactor, als gedefinieerd in punt (1.1) van bijlage B bij IAEA-informatiedocument INFCIRC/254/Rev.10/Part 1;

b)

grafiet voor kerngebruik: grafiet voor gebruik in een kernreactor, als gedefinieerd in punt (1.1) van bijlage B bij IAEA-informatiedocument INFCIRC/254/Rev.10/Part 1, met een zuiverheidsgraad beter dan 5 deeltjes per miljoen boorequivalent en met een dichtheid groter dan 1,50 g per kubieke centimeter;

8.   „deelnemer”: elke persoon, elk onderzoeksinstituut, elke juridische entiteit of onderneming, of elk ander orgaan dat door een partij is toegestaan deel te nemen aan samenwerkingsactiviteiten en/of gezamenlijke onderzoeksprojecten in het kader van deze overeenkomst, inclusief de partijen zelf;

9.   „persoon”: elke natuurlijke persoon, onderneming of andere entiteit waarop de onder de respectieve territoriale bevoegdheid van de partijen geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van toepassing zijn, met uitzondering van de partijen bij deze overeenkomst zelf;

10.   „resultaten van intellectuele activiteiten” (RIA): informatie en/of intellectuele eigendom;

11.   „partijen”: de Republiek Zuid-Afrika enerzijds en de Gemeenschap anderzijds;

waarbij met „de Gemeenschap” wordt bedoeld, zowel:

a)

de rechtspersoon die is opgericht bij het Euratom-Verdrag, als

b)

het grondgebied waarop het Euratom-Verdrag van toepassing is;

12.   „technologie”: technologie als gedefinieerd in bijlage A bij IAEA-informatiedocument INFCIRC/254/Rev.10/Part 1.

Artikel II

Doelstelling

1.   Het doel van deze overeenkomst is om, op basis van wederzijds voordeel, gelijkheid en wederkerigheid, de samenwerking tussen de partijen inzake het vreedzame gebruik van kernenergie te bevorderen en te vergemakkelijken met het oog op een versterking van de algemene samenwerkingsrelatie tussen de Gemeenschap en Zuid-Afrika overeenkomstig de behoeften en prioriteiten van hun respectieve nucleaire programma’s.

2.   Deze overeenkomst heeft ten doel de wetenschappelijke samenwerking te bevorderen tussen de Gemeenschap en Zuid-Afrika, met name om de deelname van Zuid-Afrikaanse onderzoeksentiteiten aan in het kader van de relevante communautaire onderzoeksprogramma’s uitgevoerde onderzoeksprojecten te vergemakkelijken en een wederkerige deelname van onderzoeksentiteiten van de Gemeenschap en de lidstaten daarvan aan Zuid-Afrikaanse projecten op soortgelijke gebieden van onderzoek te waarborgen.

3.   Niets in deze overeenkomst kan worden opgevat als de partijen bindend tot enige vorm van exclusiviteit en elke partij behoudt het recht om onafhankelijk van de andere zakelijke activiteiten te ondernemen wanneer de markteisen dit noodzakelijk maken.

Artikel III

Gebieden en wijze waarop wordt samengewerkt

1.   Nucleair materiaal, uitrusting, niet-nucleair materiaal of als bijproduct geproduceerd nucleair materiaal worden uitsluitend voor vreedzame doeleinden gebruikt en worden niet gebruikt voor een nucleair explosiemiddel, voor onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot een dergelijk explosiemiddel, noch voor enig ander militair doel.

2.   De samenwerking tussen de partijen op grond van deze overeenkomst heeft betrekking op het vreedzame gebruik van kernenergie en kan onder meer de volgende gebieden omvatten:

a)

onderzoek en ontwikkeling op het gebied van kernenergie (inclusief fusietechnologieën);

b)

het gebruik van nucleair materiaal en technologieën, zoals toepassingen in de gezondheidszorg en de landbouw;

c)

de overdracht van nucleair materiaal en uitrusting;

d)

nucleaire veiligheid, beheer van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof, buitenbedrijfstelling en ontmanteling, stralingsbescherming, inclusief voorbereidheid op noodsituaties en de reactie daarop;

e)

nucleaire veiligheidscontrole;

f)

andere gebieden waarover de partijen overeenstemming hebben bereikt, voor zover zij vallen onder de onderscheiden programma’s van de partijen.

3.   De in lid 2 van dit artikel bedoelde samenwerking kan de volgende vormen aannemen:

a)

levering van nucleair en niet-nucleair materiaal, nucleaire en niet-nucleaire uitrusting en verwante technologieën;

b)

verstrekken van diensten met betrekking tot de splijtstofkringloop;

c)

oprichting van werkgroepen, indien nodig, om specifieke studies en projecten op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling uit te voeren;

d)

uitwisseling van deskundigen en wetenschappelijke en technische informatie, organisatie van wetenschappelijke seminars en conferenties, opleiding van administratief, wetenschappelijk en technisch personeel;

e)

raadplegingen op het gebied van onderzoeks- en technologische kwesties en uitvoering van gezamenlijk onderzoek overeenkomstig overeengekomen programma’s;

f)

samenwerkingsactiviteiten ter bevordering van nucleaire veiligheid, en

g)

andere vormen van samenwerking als schriftelijk overeengekomen door de partijen.

4.   De samenwerking op de in lid 2 van dit artikel bedoelde gebieden kan ook plaatsvinden tussen gemachtigde personen en ondernemingen, gevestigd op het respectieve grondgebied van de partijen.

Artikel IV

Goederen die onder de overeenkomst vallen

1.   Deze overeenkomst is van toepassing op nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting, overgedragen tussen de partijen of hun respectieve personen, direct dan wel via een derde land. Dergelijk nucleair of niet-nucleair materiaal of dergelijke uitrusting valt onder deze overeenkomst zodra de desbetreffende goederen onder de territoriale jurisdictie van de ontvangende partij vallen, mits de leverende partij de ontvangende partij schriftelijk in kennis heeft gesteld van de geplande overdracht, in overeenstemming met de procedures als omschreven in de administratieve regeling, en de voorgestelde ontvanger, indien deze niet de ontvangende partij is, een gemachtigde persoon is in het kader van de territoriale jurisdictie van de ontvangende partij.

2.   Nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting als bedoeld in lid 1 van dit artikel blijft aan de bepalingen van deze overeenkomst onderworpen, totdat volgens de in de administratieve regeling beschreven procedures is vastgesteld dat:

a)

bedoelde goederen opnieuw zijn overgedragen buiten de jurisdictie van de ontvangende partij overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst, of

b)

nucleair materiaal niet langer kan worden gebruikt voor enige nucleaire activiteit die relevant is uit het oogpunt van de in lid 1 van artikel VI van deze overeenkomst bedoelde veiligheidscontrole of niet langer praktisch is terug te winnen, of

c)

niet-nucleair materiaal en niet-nucleaire uitrusting niet langer bruikbaar zijn voor nucleaire doeleinden, of

d)

de partijen wederzijds bepalen dat het materiaal niet langer onder deze overeenkomst valt.

3.   De overdracht van technologie is aan deze overeenkomst onderworpen voor de lidstaten van de Gemeenschap die zich bereid hebben verklaard om dergelijke overdrachten, bij schriftelijke kennisgeving van de betrokken lidstaat aan de Europese Commissie, plaats te doen vinden binnen het kader van deze overeenkomst. Een voorafgaande kennisgeving tussen de betrokken lidstaten en de Europese Commissie enerzijds en Zuid-Afrika anderzijds moet vóór elke overdracht worden toegezonden.

Artikel V

Handel in nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting

1.   Elke overdracht van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting, uitgevoerd in het kader van de samenwerkingsactiviteiten, gebeurt overeenkomstig de relevante internationale verbintenissen van de Gemeenschap, de lidstaten van de Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika met betrekking tot het vreedzame gebruik van kernenergie als omschreven in artikel VI van deze overeenkomst.

2.   De partijen staan elkaar, voor zover praktisch mogelijk, bij bij de aankoop door een partij of door personen binnen de Gemeenschap of vallend onder de jurisdictie van de Republiek Zuid-Afrika, van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting.

3.   De voortzetting van de onder deze overeenkomst vallende samenwerking wordt afhankelijk gesteld van de wederzijds bevredigende toepassing van het systeem voor veiligheidscontrole en toezicht, vastgesteld door de Gemeenschap overeenkomstig het Euratom-Verdrag, en van het systeem voor veiligheidscontrole en toezicht met betrekking tot nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting, vastgesteld door de Republiek Zuid-Afrika.

4.   De bepalingen van deze overeenkomst worden niet gebruikt om de tenuitvoerlegging van het beginsel van het vrije verkeer in de interne markt binnen de EU te belemmeren.

5.   Overdrachten van onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal en levering van desbetreffende diensten geschieden onder billijke commerciële voorwaarden en brengen de internationale verplichtingen van de partijen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie niet in het gedrang. De tenuitvoerlegging van het onderhavige lid laten het Euratom-Verdrag en de afgeleide wetgeving daarvan, alsmede de wet- en regelgeving van Zuid-Afrika, onverlet.

6.   Elke heroverdracht van onder deze overeenkomst vallend(e) nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal, uitrusting of technologie buiten de jurisdictie van de partijen gebeurt uitsluitend overeenkomstig de verbintenissen van de regeringen van afzonderlijke lidstaten van de Gemeenschap en de Republiek Zuid-Afrika binnen de groep van de nucleair materiaal leverende landen, bekend als de Club van nucleaire leveranciers. Met name gelden de richtsnoeren voor de overdracht van nucleair materiaal, als neergelegd in IAEA-informatiedocument INFCIRC/254/Rev.10/Part 1, voor de heroverdracht van alle onder deze overeenkomst vallend(e) nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal, uitrusting of technologie.

7.   Wanneer overeenkomstig de in lid 6 van dit artikel bedoelde richtsnoeren voor de overdracht van nucleair materiaal voor een heroverdracht toestemming van de leverende partij vereist is, wordt dergelijke toestemming schriftelijk verkregen alvorens enige overdracht plaatsvindt naar een land dat niet voorkomt op de lijst van derde landen als vastgesteld overeenkomstig lid 8 van dit artikel.

8.   Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst wisselen de partijen lijsten uit van derde landen waarnaar heroverdrachten overeenkomstig lid 7 van dit artikel zijn toegestaan zonder dat daarvoor voorafgaande toestemming is verleend door de leverende partij. Elke partij stelt de andere partij in kennis van wijzigingen van haar lijst van derde landen.

Artikel VI

Voorwaarden met betrekking tot onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal

1.   Onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal is onderworpen aan de volgende voorwaarden en regelingen:

a)

in de Gemeenschap, de Euratom-veiligheidscontrole overeenkomstig het Euratom-Verdrag en de IAEA-veiligheidscontrole overeenkomstig de volgende veiligheidscontroleovereenkomsten, als mogelijk gewijzigd of vervangen, en zolang wordt voldaan aan het non-proliferatieverdrag:

i)

de overeenkomst tussen de niet-kernwapenlidstaten van de Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, in werking getreden op 21 februari 1977 (gepubliceerd als IAEA-informatiedocument INFCIRC/193);

ii)

de overeenkomst tussen Frankrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, in werking getreden op 12 september 1981 (gepubliceerd als IAEA-informatiedocument INFCIRC/290);

iii)

de overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, in werking getreden getreden op 14 augustus 1978 (gepubliceerd als IAEA-informatiedocument INFCIRC/263);

iv)

de aanvullende protocols, ondertekend op 22 september 1998 en in werking getreden op 30 april 2004, op basis van IAEA-informatiedocument INFCIRC/540 (Versterkt veiligheidscontrolesysteem, deel II);

b)

in Zuid-Afrika, de IAEA-veiligheidscontrole overeenkomstig de Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Zuid-Afrika en de IAEA ter toepassing van de veiligheidscontrole in verband met het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, die op 16 september 1991 is ondertekend en in werking is getreden en werd gepubliceerd als IAEA-informatiedocument INFCIRC/394, aangevuld met het Aanvullend Protocol, dat op 13 september 2002 is ondertekend en in werking is getreden, en het Verdrag inzake een kernwapenvrije zone in Afrika dat op 11 april 1996 is ondertekend en op 15 juli 2009 in werking is getreden.

2.   Ingeval de toepassing van een van de in lid 1 van dit artikel genoemde overeenkomsten met de IAEA om eender welke reden in de Gemeenschap of in Zuid-Afrika wordt opgeschort of beëindigd, sluit de desbetreffende partij met de IAEA een overeenkomst welke voorziet in een doelmatigheid en dekking die gelijkwaardig zijn aan die waarin de onder a) of b) van lid 1 van dit artikel bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten voorzien, of, wanneer dat niet mogelijk is,

a)

past de Gemeenschap, wat haar betreft, op het veiligheidscontrolesysteem van Euratom gebaseerde veiligheidscontroles toe welke een doelmatigheid en dekking bieden die gelijkwaardig zijn aan die waarin de in onder a) van lid 1 van dit artikel bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten voorzien, of, wanneer dat niet mogelijk is;

b)

treffen de partijen regelingen inzake de toepassing van veiligheidscontroles welke voorzien in een doelmatigheid en dekking die gelijkwaardig zijn aan die waarin de in onder a) en b) van lid 1 van dit artikel bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten voorzien.

3.   De toepassing van fysieke beveiligingsmaatregelen gebeurt permanent op niveaus die minimaal voldoen aan de criteria van bijlage C bij IAEA-informatiedocument INFCIRC/254/Rev.10/Part 1; ter aanvulling van dit document verwijzen de lidstaten van de Gemeenschap, de Europese Commissie, in voorkomend geval, en Zuid-Afrika wanneer zij fysieke beveiligingsmaatregelen toepassen naar hun verplichtingen krachtens het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, gedaan op 3 maart 1980, met inbegrip van alle amendementen die van kracht zijn voor iedere partij en de aanbevelingen in IAEA-informatiedocument Aanbeveling inzake fysieke beveiliging van nucleair materiaal en nucleaire faciliteiten (INFCIRC/225/Rev.5), IAEA Nuclear Security Series nr. 13. Internationaal vervoer is onderworpen aan de bepalingen van het International Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, gedaan op 3 maart 1980, met inbegrip van alle wijzigingen die van kracht zijn voor iedere partij, en aan de IAEA-voorschriften voor het veilig vervoer van radioactief materiaal (IAEA Safety Standards Series nr. TS-R-1).

4.   Nucleaire veiligheid en afvalbeheer zijn onderworpen aan het Verdrag inzake nucleaire veiligheid (IAEA-informatiedocument INFCIRC/449), het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval (IAEA-informatiedocument INFCIRC/546), het Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een calamiteit met radioactieve stoffen (IAEA-informatiedocument INFCIRC/336) en het Verdrag inzake de vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval (IAEA-informatiedocument INFCIRC/335).

Artikel VII

Uitwisseling van informatie en intellectuele eigendom

Het gebruik en de verspreiding van informatie en intellectuele-eigendomsrechten, inclusief industriële eigendom, octrooien en auteursrechten, en van technologie die is overgedragen in het kader van de onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsactiviteiten, zijn onderworpen aan de bepalingen van de bijlage bij deze overeenkomst.

Artikel VIII

Tenuitvoerlegging van de overeenkomst

1.   De bepalingen van deze overeenkomst worden te goeder trouw ten uitvoer gelegd op zodanige wijze dat belemmering of vertraging van en onrechtmatige inmenging in de nucleaire activiteiten in Zuid-Afrika en in de Gemeenschap wordt vermeden en dat zij in overeenstemming zijn met de zorgvuldige beheersmethoden die vereist zijn voor de economische en veilige uitvoering van hun nucleaire activiteiten.

2.   De bepalingen van deze overeenkomst worden niet gebruikt om commerciële of industriële voordelen te verkrijgen of om zich te mengen in de commerciële of industriële belangen, binnenslands dan wel internationaal, van elk van beide partijen of gemachtigde personen, noch om zich te mengen in het nucleaire beleid van elk van beide partijen of van de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap, noch om de bevordering van vreedzame en niet-explosieve toepassingen van kernenergie te belemmeren, noch om het verkeer van goederen die aan deze overeenkomst zijn onderworpen, dan wel met het oog daarop zijn aangemeld, binnen de onderscheiden territoriale jurisdictie van de partijen of tussen Zuid-Afrika en de Gemeenschap onderling te belemmeren.

3.   Onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal wordt behandeld op basis van de beginselen van evenredigheid, fungibiliteit en equivalentie van nucleaire materialen.

4.   Elke wijziging van de in de artikelen I, V of VI van deze overeenkomst genoemde informatiedocumenten van de IAEA wordt uitsluitend van kracht in het kader van deze overeenkomst wanneer de partijen elkaar via diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat zij deze wijziging aanvaarden.

Artikel IX

Administratieve regelingen

1.   De bevoegde instanties van beide partijen stellen administratieve regelingen vast om de doeltreffende tenuitvoerlegging van het bepaalde in deze overeenkomst te waarborgen.

2.   Dergelijke administratieve regelingen kunnen onder meer betrekking hebben op financieringsbepalingen, toewijzing van managementsverantwoordelijkheden en gedetailleerde bepalingen inzake de verspreiding van informatie en intellectuele-eigendomsrechten.

3.   Overeenkomstig lid 1 van dit artikel vastgestelde administratieve regelingen kunnen worden gewijzigd als wederzijds door de bevoegde instanties schriftelijk overeengekomen.

Artikel X

Toepasselijk recht

De samenwerking in het kader van deze overeenkomst verloopt in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in Zuid-Afrika en binnen de Europese Unie van kracht zijn, alsmede met de internationale overeenkomsten die door de partijen zijn aangegaan. Wat de Gemeenschap betreft, omvat het toepasselijk recht het Euratom-Verdrag en het daarvan afgeleide recht.

Artikel XI

Niet-naleving

1.   Wanneer één van beide partijen of een lidstaat van de Gemeenschap materiële bepalingen van deze overeenkomst schendt, kan de andere partij de samenwerking in het kader van deze overeenkomst bij schriftelijke kennisgeving geheel of gedeeltelijk opschorten of beëindigen.

2.   Voordat één van beide partijen een dergelijke stap neemt, overleggen de partijen om overeenstemming te bereiken over het besluit al dan niet corrigerende maatregelen te nemen, en, wanneer dit het geval is, over de te nemen corrigerende maatregelen en over de termijn waarbinnen dergelijke maatregelen moeten worden genomen. Een dergelijke actie wordt uitsluitend ondernomen wanneer de maatregelen waarover een besluit is genomen, niet worden uitgevoerd binnen de door de partijen vastgestelde termijn of, wanneer geen oplossing is gevonden na het verstrijken van een door de partijen vastgestelde termijn.

3.   Beëindiging van deze overeenkomst heeft geen invloed op de tenuitvoerlegging van enige regeling en/of enig contract, getroffen/gesloten gedurende de geldigheidsduur van de overeenkomst, maar nog niet beëindigd op de datum van beëindiging van de overeenkomst, tenzij anderszins overeengekomen tussen de partijen.

Artikel XII

Overleg en arbitrage

1.   Op verzoek van een partij komen vertegenwoordigers van de partijen zo nodig bijeen om met elkaar overleg te plegen over problemen die ontstaan bij de interpretatie van deze overeenkomst, om toezicht te houden op de uitvoering ervan en om regelingen te bespreken voor samenwerking die verder strekt dan die waarin deze overeenkomst voorziet. Dergelijk overleg kan ook de vorm aannemen van een briefwisseling.

2.   Elk geschil dat ontstaat uit de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst en dat niet door overleg of op een andere overeengekomen wijze kan worden geregeld door de partijen, wordt op verzoek van een partij voorgelegd aan een scheidsgerecht dat bestaat uit drie scheidsrechters. Elke partij wijst een scheidsrechter aan en de twee aldus aangewezen scheidsrechters kiezen een derde, welke geen onderdaan is van een partij, die de voorzitter wordt. Wanneer een partij binnen een termijn van dertig dagen nadat arbitrage is aangevraagd, nog geen scheidsrechter heeft aangewezen, kan de andere partij bij het geschil de voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken een scheidsrechter aan te stellen voor de partij die zelf nog geen scheidsrechter heeft aangewezen. Wanneer binnen een termijn van dertig dagen na de aanwijzing of aanstelling van scheidsrechters voor beide partijen nog geen derde scheidsrechter is gekozen, kan elk van beide partijen de voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken de derde scheidsrechter aan te stellen. Een meerderheid van de leden van het scheidsgerecht vormt een quorum en alle besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen van alle leden van het scheidsgerecht. De arbitrageprocedure wordt vastgesteld door het scheidsgerecht. De besluiten van het scheidsgerecht zijn bindend voor beide partijen en worden door die partijen ten uitvoer gelegd. De vergoeding van de scheidsrechters wordt bepaald op dezelfde basis als die voor de rechters ad hoc van het Internationaal Gerechtshof.

3.   Ten behoeve van de beslechting van geschillen wordt de Engelse versie van deze overeenkomst gebruikt.

Artikel XIII

Aanvullende bepalingen

1.   Deze overeenkomst laat het recht van de lidstaten onverlet om bilaterale overeenkomsten met Zuid-Afrika te sluiten, met inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten enerzijds en de Gemeenschap anderzijds en voor zover dergelijke bilaterale overeenkomsten volledig in overeenstemming zijn met de doelstellingen en voorwaarden van de onderhavige overeenkomst. Door bepaalde lidstaten vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst tussen de Gemeenschap en Zuid-Afrika gesloten bilaterale overeenkomsten kunnen van toepassing blijven.

2.   Waar passend moeten regelingen om de werking van de hierboven bedoelde overeenkomsten en de onderhavige overeenkomst zelf af te bakenen, worden opgesteld overeenkomstig de respectieve bevoegdheden van de partijen en onderworpen aan de instemming van de betrokken partijen.

Artikel XIV

Wijzigingen en status van de bijlage

1.   Op verzoek van een partij kunnen de partijen overleg plegen over mogelijke wijzigingen van deze overeenkomst, teneinde met name rekening te houden met de internationale ontwikkelingen op het gebied van nucleaire veiligheidscontrole.

2.   Als de partijen dit overeenkomen, kan deze overeenkomst worden gewijzigd.

3.   Wijzigingen treden in werking op de datum die door de partijen is gespecificeerd, middels de uitwisseling tussen hen van diplomatieke nota’s.

4.   De bijlage bij deze overeenkomst vormt een integraal onderdeel van deze overeenkomst en kan overeenkomstig de leden 1 en 3 van dit artikel worden gewijzigd.

Artikel XV

Inwerkingtreding en duur

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving dat de voor de inwerkingtreding vereiste interne procedures door de partijen zijn voltooid.

2.   Deze overeenkomst blijft van kracht gedurende een aanvankelijke periode van tien jaar. Daarna wordt deze overeenkomst automatisch verlengd door bijkomende termijnen van vijf jaar, tenzij een partij de andere partij ten minste zes maanden voor het verstrijken van een dergelijke bijkomende termijn in kennis stelt van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen.

3.   Ongeacht schorsing, beëindiging of verval van deze overeenkomst of van samenwerking in het kader hiervan om welke reden dan ook, blijven de verplichtingen krachtens de artikelen III, IV, V, VI, VII, VIII, IX en X van deze overeenkomst zolang van kracht als aan deze artikelen onderworpen nucleair of niet-nucleair materiaal of uitrusting op het grondgebied van de andere partij of te eniger plaatse onder haar jurisdictie of beschikkingsmacht blijft, of totdat in overeenstemming met de bepalingen van artikel IV van deze overeenkomst door de partijen wederzijds is vastgesteld dat dit nucleair materiaal niet langer bruikbaar is of praktisch niet is terug te winnen voor verwerking in een vorm waarin het bruikbaar is voor enige nucleaire activiteit die relevant is vanuit het standpunt van de veiligheidscontrole.

Gedaan in tweevoud te Pretoria, de achttiende juli tweeduizend dertien in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Andris PIEBALGS

Voor de regering van de Republiek Zuid-Afrika

Ben MARTINS


BIJLAGE

Richtsnoeren inzake de toekenning van intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit gemeenschappelijke onderzoekswerkzaamheden uit hoofde van de Overeenkomst voor samenwerking op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie

I.   EIGENDOM, TOEKENNING EN UITOEFENING VAN RECHTEN

1.

Deze bijlage is van toepassing op samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst, tenzij anderszins overeengekomen door de partijen. De deelnemers ontwikkelen gezamenlijk programma’s voor technologiebeheer (PTB’s) met betrekking tot houderschap en gebruik, inclusief publicatie, van informatie en intellectuele eigendom welke uit de samenwerkingsactiviteiten voortvloeien. Deze PTB’s worden door de partijen goedgekeurd voordat de specifieke O&O-samenwerkingscontracten waarop zij betrekking hebben, gesloten worden.

De PTB’s worden opgezet met inachtneming van de doelstellingen van de samenwerkingsactiviteiten, de respectieve bijdragen van de deelnemers, de specificiteit van het verlenen van licenties per grondgebied of voor een bepaald toepassingsgebied, de voorwaarden van toepasselijke wetten en andere factoren die door de deelnemers van belang worden geacht. De rechten en verplichtingen in verband met de onderzoekswerkzaamheden van gastonderzoekers in het kader van deze overeenkomst met betrekking tot resultaten van intellectuele activiteiten (RIA) worden eveneens in de gemeenschappelijke PTB’s opgenomen.

2.

RIA welke uit samenwerkingsactiviteiten voortvloeien en niet in het PTB zijn geregeld, worden met instemming van de partijen, overeenkomstig de beginselen van het PTB, toegewezen. In het geval van betwisting komen de RIA toe aan alle deelnemers aan het gezamenlijk onderzoek die de RIA hebben voortgebracht. Elke deelnemer op wie deze bepaling van toepassing is, heeft dan het recht die RIA zonder geografische beperking voor eigen commerciële doeleinden te gebruiken.

3.

Elke partij zorgt ervoor dat de andere partij en haar deelnemers over de rechten op de RIA kunnen beschikken die hun overeenkomstig deze beginselen zijn toegekend.

4.

Met inachtneming van de concurrentievoorwaarden op de onder de overeenkomst vallende gebieden, streeft elke partij ernaar dat de krachtens deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende regelingen verkregen rechten zodanig worden uitgeoefend, dat met name:

i)

de verspreiding en het gebruik van gegevens die in het kader van de overeenkomst ontstaan zijn, rechtmatig bekend zijn gemaakt of anderszins rechtmatig beschikbaar zijn gesteld, worden aangemoedigd;

ii)

de vaststelling en de uitvoering van internationale technische normen worden bevorderd.

II.   WERKEN DIE ONDER HET AUTEURSRECHT VALLEN

Auteursrecht van de partijen of hun deelnemers wordt in het kader van deze overeenkomst behandeld overeenkomstig de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs, 1971).

III.   WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES

Onverminderd deel IV van deze bijlage, en tenzij in het PTB anders overeengekomen, worden onderzoeksresultaten gezamenlijk door de partijen of deelnemers aan de betrokken samenwerkingsactiviteiten gepubliceerd. Met inachtneming van deze algemene regel gelden de volgende procedures:

a)

indien door een partij of door de overheidsinstanties van die partij wetenschappelijke en technische tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken, video-opnamen of computerprogrammatuur worden gepubliceerd, die het resultaat zijn van samenwerkingsactiviteiten uit hoofde van de onderhavige overeenkomst, heeft/hebben de andere partij of de andere deelnemers daarvan recht op een mondiaal geldige niet-uitsluitende, onherroepelijke licentie, vrij van royalty’s, om die werken te vertalen, te reproduceren, te bewerken, door te geven en in het openbaar te verspreiden;

b)

de partijen zien erop toe dat wetenschappelijke geschriften die het resultaat zijn van samenwerkingsactiviteiten uit hoofde van de onderhavige overeenkomst en die worden gepubliceerd door onafhankelijke uitgevers, op een zo ruim mogelijke schaal worden verspreid;

c)

op alle openbaar te verspreiden exemplaren van een werk waarop auteursrechten rusten en dat volgens deze bepaling tot stand is gekomen, wordt de naam van de auteur(s) van het werk vermeld, tenzij naamvermelding door één of meer auteurs uitdrukkelijk wordt geweigerd. Ook moet op een duidelijk zichtbare plaats een vermelding worden opgenomen met betrekking tot de medewerking en de steun van de partijen en/of hun vertegenwoordigers en/of organisaties.

IV.   NIET OPENBAAR TE MAKEN INFORMATIE

1.   Schriftelijke niet openbaar te maken informatie

a)

Elke partij — of haar deelnemers, naargelang van het geval — stelt in een zo vroeg mogelijk stadium en bij voorkeur in het PTB vast welke informatie zij geheim wenst te houden met betrekking tot deze overeenkomst. Daarbij moeten onder meer de volgende criteria worden gehanteerd:

het geheime karakter van de informatie, in die zin dat de gegevens — als geheel of in de gegeven samenstelling van de onderdelen — niet algemeen bekend zijn bij deskundigen en voor hen ook niet gemakkelijk met wettige middelen toegankelijk zijn,

de feitelijke of mogelijke handelswaarde van de informatie ingevolge het geheime karakter ervan,

de voorafgaande bescherming van de informatie, in die zin dat door de wettelijk bevoegde persoon onder de gegeven omstandigheden redelijke maatregelen zijn genomen om de geheimhouding van de gegevens te garanderen.

De partijen en hun deelnemers kunnen in bepaalde gevallen overeenkomen dat, tenzij anderszins aangegeven, bij de samenwerkingsactiviteiten in het kader van de overeenkomst verstrekte, uitgewisselde of tot stand gekomen informatie geheel of gedeeltelijk geheim moet blijven.

b)

Elke partij ziet erop toe dat volgens deze overeenkomst als niet openbaar te maken en dus als vertrouwelijk beschouwde informatie op eenvoudige wijze door de andere partij als zodanig kan worden herkend, bijvoorbeeld door een kenteken of een opschrift. Dit geldt ook voor elke reproductie, geheel of gedeeltelijk, van bedoelde informatie.

Een partij die uit hoofde van deze overeenkomst niet openbaar te maken informatie ontvangt, respecteert het vertrouwelijke karakter daarvan. Deze beperkingen worden automatisch opgeheven wanneer de gegevens door de eigenaar ongelimiteerd worden bekendgemaakt aan deskundigen op het gebied in kwestie.

c)

Vertrouwelijke gegevens die ingevolge de onderhavige overeenkomst zijn medegedeeld, mogen door de ontvangende partij worden verspreid onder personen die behoren tot, of in dienst zijn bij de ontvangende partij, en andere betrokken departementen of instellingen van de ontvangende partij welke voor de specifieke doeleinden van de lopende samenwerkingsactiviteiten gemachtigd zijn, mits de vertrouwelijke gegevens worden verspreid krachtens een vertrouwelijkheidsovereenkomst en — zoals hierboven vermeld — als zodanig gemakkelijk kunnen worden herkend.

d)

Met voorafgaande schriftelijke toestemming van de partij die de geheime informatie in het kader van de onderhavige overeenkomst verstrekt, mag de ontvangende partij die informatie op een ruimere schaal verspreiden dan anders volgens punt c) toegestaan is. De partijen werken samen procedures uit voor het aanvragen en verkrijgen van een voorafgaande schriftelijke toestemming voor de verspreiding op ruimere schaal; elke partij verleent deze goedkeuring voor zover dit in het kader van haar binnenlands beleid en haar nationale voorschriften en wetten mogelijk is.

2.   Niet-schriftelijke niet openbaar te maken informatie

Niet op schrift gestelde geheime gegevens of andere vertrouwelijke of geprivilegieerde informatie die worden verstrekt tijdens seminars en andere bijeenkomsten welke in het kader van deze overeenkomst plaatsvinden, of gegevens verkregen door de indienstneming van personeel, het gebruik van voorzieningen of gezamenlijke projecten, worden door de partijen of hun deelnemers behandeld conform de in deze bijlage vastgestelde beginselen voor schriftelijke informatie, mits de ontvanger van dergelijke geheime of anderszins vertrouwelijke gegevens geattendeerd is op het vertrouwelijke karakter van de informatie op het moment dat deze wordt verstrekt.

3.   Beheer

Elke partij tracht ervoor te zorgen dat geheime informatie die zij uit hoofde van de overeenkomst ontvangt, wordt beheerd zoals in de overeenkomst is bepaald. Indien een van de partijen er zich rekenschap van geeft dat zij niet in staat is, of redelijkerwijze verwacht niet in staat te zullen zijn, om de in de punten 1 en 2 vervatte bepalingen inzake niet-verspreiding na te leven, stelt zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis. De betrokken partijen plegen vervolgens overleg om een passende gedragslijn vast te stellen.

V.   INDICATIEVE KENMERKEN VAN HET PROGRAMMA VOOR TECHNOLOGIEBEHEER (PTB)

Het PTB is een tussen de deelnemers te sluiten bijzondere overeenkomst over de uitvoering van samenwerkingsactiviteiten en de respectieve rechten en verplichtingen van de deelnemers. Wat de RIA betreft, heeft het PTB normaliter onder meer betrekking op: houderschap, bescherming, gebruikersrechten voor O&O-doeleinden, exploitatie en verspreiding, met inbegrip van regelingen voor gemeenschappelijke publicatie, de rechten en verplichtingen van gastonderzoekers en arbitrageprocedures. Het PTB kan ook betrekking hebben op algemene en specifieke informatie, vergunningen en te verwachten resultaten.


Top