EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02023R0956-20230516
Consolidated text: Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
02023R0956 — NL — 16.05.2023 — 000.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) 2023/956 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 10 mei 2023 tot instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 52) |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2023/956 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 10 mei 2023
tot instelling van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie
(Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Artikel 2
Toepassingsgebied
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde voorwaarden voor de toepassing van het CBAM op die goederen, met name wat betreft de begrippen die hetzelfde betekenen als invoer in het douanegebied van de Unie en in het vrije verkeer brengen, wat betreft de procedures met betrekking tot het indienen van de CBAM-aangifte voor die goederen en de door de douaneautoriteiten uit te voeren controles. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 29, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.
In afwijking van de leden 1 en 2 is deze verordening niet van toepassing op:
in bijlage I bij deze verordening vermelde goederen die in het douanegebied van de Unie worden ingevoerd, mits de intrinsieke waarde van die goederen per zending niet hoger is dan de waarde die is vastgesteld voor goederen met een te verwaarlozen waarde als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad ( 1 );
goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers komende uit een derde land, mits de intrinsieke waarde van die goederen niet hoger is dan de waarde die is vastgesteld voor goederen met een te verwaarlozen waarde als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1186/2009;
goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt overeenkomstig artikel 1, punt 49, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie ( 2 ).
Derde landen en gebieden worden opgenomen in punt 1 van bijlage III, indien ze aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
het EU-ETS is van toepassing op dat derde land of gebied, of er is een overeenkomst gesloten tussen dat derde land of gebied en de Unie waarbij het EU-ETS en het emissiehandelssysteem van dat derde land of gebied volledig aan elkaar gekoppeld zijn;
de koolstofprijs die moet worden betaald in het land waaruit de goederen van oorsprong zijn, is daadwerkelijk op de in die goederen ingebedde broeikasgasemissies in rekening gebracht, zonder dat er andere dan de overeenkomstig het EU-ETS toegepaste teruggaven zijn gegeven.
Als een derde land of gebied een elektriciteitsmarkt heeft die door marktkoppeling met de interne elektriciteitsmarkt van de Unie geïntegreerd is, en er geen technische oplossing is voor de toepassing van het CBAM op de invoer van elektriciteit in het douanegebied van de Unie uit dat derde land of gebied, wordt de invoer van elektriciteit uit dat land of gebied vrijgesteld van de toepassing van het CBAM, mits de Commissie overeenkomstig lid 8 heeft vastgesteld dat aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
het derde land of gebied heeft met de Unie een overeenkomst gesloten die de verplichting bevat om het Unierecht op het gebied van elektriciteit toe te passen, met inbegrip van de wetgeving inzake de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en andere regels op het gebied van energie, milieu en mededinging;
de binnenlandse wetgeving in dat derde land of gebied geeft uitvoering aan de belangrijkste bepalingen van de wetgeving van de Unie inzake de elektriciteitsmarkt, met inbegrip van de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en de marktkoppeling van elektriciteitsmarkten;
het derde land of gebied heeft bij de Commissie een routekaart ingediend met een tijdschema voor de vaststelling van maatregelen voor de uitvoering van de in de punten d) en e) bepaalde voorwaarden;
het derde land of gebied heeft zich verbonden tot klimaatneutraliteit in 2050, heeft in voorkomend geval dienovereenkomstig officieel een langetermijnstrategie voor een op lage uitstoot van broeikasgassen gebaseerde ontwikkeling tegen het midden van de eeuw geformuleerd die op die doelstelling is afgestemd, en die strategie meegedeeld aan het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (United Nations Framework Convention on Climate Change UNFCCC), en heeft die verbintenis in zijn binnenlandse wetgeving ten uitvoer gelegd;
het derde land of gebied heeft, bij de implementatie van de in punt c) bedoelde routekaart, de gestelde termijnen nageleefd en aanzienlijke vooruitgang laten zien bij de afstemming van de binnenlandse wetgeving op de Uniewetgeving op het gebied van klimaatactie op basis van die routekaart, inclusief richting koolstofbeprijzing op een niveau dat gelijkwaardig is aan dat van de Unie, met name wat de opwekking van elektriciteit betreft; de implementatie van een emissiehandelssysteem voor elektriciteit met een prijs die gelijkwaardig is aan die van het EU-ETS, dient uiterlijk op 1 januari 2030 voltooid te zijn;
het derde land of gebied heeft een doeltreffend systeem opgezet om indirecte invoer van elektriciteit in de Unie uit andere derde landen of gebieden die niet aan de in de punten a) tot en met e) bepaalde voorwaarden voldoen, te voorkomen.
Een in punt 2 van bijlage III opgenomen derde land of gebied wordt van die lijst geschrapt wanneer zich een of meer van de onderstaande omstandigheden voordoen:
de Commissie heeft redenen om aan te nemen dat dat derde land of gebied onvoldoende vooruitgang heeft geboekt om aan een van de in lid 7 bepaalde voorwaarden te voldoen, of dat derde land of gebied heeft maatregelen genomen die onverenigbaar zijn met de doelstellingen van de klimaat- en milieuwetgeving van de Unie;
dat derde land of gebied heeft stappen gezet die in strijd zijn met zijn decarbonisatiedoelstellingen, zoals het verlenen van overheidssteun voor de totstandbrenging van nieuwe opwekkingscapaciteit met een uitstoot van meer dan 550 gram koolstofdioxide (CO2) uit fossiele brandstoffen per kilowattuur elektriciteit;
de Commissie heeft bewijs dat door de gestegen uitvoer van elektriciteit naar de Unie de emissies van de in dat derde land of gebied geproduceerde elektriciteit per kilowattuur met tenminste 5 % zijn toegenomen ten opzichte van 1 januari 2026.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
“goederen”: de in bijlage I vermelde goederen;
“broeikasgassen”: broeikasgassen zoals gespecificeerd in bijlage I met betrekking tot elk van de in die bijlage vermelde goederen;
“emissies”: de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer door de productie van goederen;
“invoer”: het in het vrije verkeer brengen zoals bepaald in artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013;
“EU-ETS”: het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten in de Unie met betrekking tot de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde activiteiten, met uitzondering van luchtvaartactiviteiten;
“douanegebied van de Unie”: het grondgebied als omschreven in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 952/2013;
“derde land”: een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie;
“continentaal plat”: een continentaal plat zoals omschreven in artikel 76 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee;
“exclusieve economische zone”: een exclusieve economische zone zoals omschreven in artikel 55 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, die door een lidstaat op grond van dat verdrag als een exclusieve economische zone heeft verkondigd;
“intrinsieke waarde”: de intrinsieke waarde voor handelsgoederen zoals omschreven in artikel 1, punt 48, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;
“marktkoppeling”: de toewijzing van transmissiecapaciteit via een Uniesysteem dat simultaan orders matcht en zoneoverschrijdende capaciteit toewijst zoals bepaald in Verordening (EU) 2015/1222;
“expliciete capaciteitstoewijzing”: de toewijzing van grensoverschrijdende transmissiecapaciteit los van de elektriciteitshandel;
“bevoegde autoriteit”: de door iedere lidstaat overeenkomstig artikel 11 aangewezen autoriteit;
“douaneautoriteiten”: de douanediensten van de lidstaten zoals omschreven in artikel 5, punt 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013;
de persoon die in eigen naam en voor eigen rekening een douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen van goederen indient, of indien de douaneaangifte overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 952/2013 door een indirecte douanevertegenwoordiger wordt ingediend, de persoon voor wiens rekening een dergelijke aangifte wordt ingediend;
“aangever bij de douane”: een aangever zoals omschreven in artikel 5, punt 15, van Verordening (EU) nr. 952/2013 die in eigen naam een douaneaangifte voor het vrije verkeer van goederen indient, dan wel de persoon namens wie deze aangifte wordt ingediend;
“toegelaten CBAM-aangever”: een persoon die overeenkomstig artikel 17 een toelating heeft gekregen van een bevoegde autoriteit;
“persoon”: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar uit hoofde van Unierecht of nationaal recht wel als handelingsbekwaam is erkend;
“in een lidstaat gevestigd”:
in geval van een natuurlijke persoon, elke persoon van wie de woonplaats zich in een lidstaat bevindt;
in geval van een rechtspersoon of een vereniging van personen, elke persoon van wie de statutaire zetel, het hoofdkantoor of de permanente bedrijfsvestiging zich in een lidstaat bevindt;
“registratie- en identificatienummer van marktdeelnemer (EORI-nummer)”: het door de douaneautoriteiten toegekende nummer wanneer de registratie voor douanedoeleinden is uitgevoerd overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 952/2013;
“directe emissies”: emissies uit de productieprocessen van goederen, met inbegrip van emissies uit de productie van verwarming en koeling die tijdens de productieprocessen worden verbruikt, ongeacht de plaats waar de verwarming of koeling wordt geproduceerd;
“ingebedde emissies”: directe emissies die vrijkomen tijdens de productie van goederen en indirecte emissies uit de productie van elektriciteit die tijdens de productieprocessen wordt verbruikt, berekend overeenkomstig de in bijlage IV vastgestelde methoden en nader gespecificeerd in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandelingen;
“ton CO2-equivalent”: één metrische ton CO2, of een hoeveelheid van een in bijlage I vermeld broeikasgas met een equivalent aardopwarmingsvermogen;
“CBAM-certificaat”: een certificaat in elektronische vorm dat overeenstemt met één ton CO2-equivalent aan ingebedde emissies in goederen;
“inlevering”: verrekening van CBAM-certificaten met de aangegeven ingebedde emissies in ingevoerde goederen of met de ingebedde emissies in ingevoerde goederen die hadden moeten worden aangegeven;
“productieprocessen”: de chemische en fysische processen die plaatsvinden om goederen in een installatie te produceren;
“standaardwaarde”: een waarde die wordt berekend of afgeleid uit secundaire gegevens en die de ingebedde emissies in goederen vertegenwoordigt;
“werkelijke emissies”: de op basis van primaire gegevens berekende emissies uit de productieprocessen van goederen en uit de productie van elektriciteit die tijdens die processen wordt verbruikt zoals bepaald overeenkomstig de in bijlage IV vastgestelde methoden;
“koolstofprijs”: het geldbedrag dat in een derde land uit hoofde van een regeling ter reductie van koolstofemissies is betaald in de vorm van een belasting, heffing of vergoeding of in de vorm van emissierechten in een broeikasgasemissiehandelssysteem, berekend op broeikasgassen die onder dat systeem vallen en tijdens de productie van goederen zijn vrijgekomen;
“installatie”: een vaste technische eenheid waarin een productieproces plaatsvindt;
“exploitant”: een persoon die een installatie exploiteert of beheert in een derde land;
“nationale accreditatie-instantie”: een nationale accreditatie-instantie zoals aangewezen door iedere lidstaat op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008;
“EU-ETS-emissierecht”: een emissierecht zoals omschreven in artikel 3, punt a), van Richtlijn 2003/87/EG voor andere in bijlage I bij die richtlijn opgenomen activiteiten dan luchtvaartactiviteiten;
“indirecte emissies”: emissies uit de opwekking van elektriciteit die wordt verbruikt tijdens de productieprocessen van goederen, ongeacht de plaats waar de verbruikte elektriciteit wordt opgewekt.
HOOFDSTUK II
RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN TOEGELATEN CBAM-AANGEVERS
Artikel 4
Invoer van goederen
Goederen mogen uitsluitend door een toegelaten CBAM-aangever in het douanegebied van de Unie worden ingevoerd.
Artikel 5
Toelatingsaanvraag
De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de douaneaangifte is ingediend, registreert de persoon in het CBAM-register.
In de toelatingsaanvraag wordt de volgende informatie opgenomen over de aanvrager:
naam, adres en contactgegevens;
EORI-nummer;
belangrijkste economische activiteit in de Unie;
bevestiging van de belastingautoriteit van de lidstaat waar de aanvrager is gevestigd, dat er tegen de aanvrager geen invorderingsopdracht wegens onbetaalde nationale belastingschulden loopt;
verklaring op erewoord dat de aanvrager in de vijf jaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag niet betrokken was bij ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving, belastingvoorschriften of regels inzake marktmisbruik, daaronder begrepen dat de aanvrager geen strafblad met zware vergrijpen in verband met zijn economische activiteit heeft;
informatie waarmee de financiële draagkracht en de operationele capaciteit van de aanvrager om zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening na te komen, wordt aangetoond en, indien daartoe is besloten door de bevoegde autoriteit op basis van een risicobeoordeling, bewijsstukken ter bevestiging van die informatie, zoals de jaarrekening en de balans van maximaal de laatste drie afgesloten boekjaren;
de geraamde monetaire waarde en omvang van de invoer van goederen in het douanegebied van de Unie volgens soort goederen, voor het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt ingediend en voor het daaropvolgende kalenderjaar;
naam en contactgegevens van de personen voor wier rekening de aanvrager in voorkomend geval optreedt.
Artikel 6
CBAM-aangifte
De CBAM-aangifte bevat de volgende gegevens:
de totale hoeveelheid van iedere soort ingevoerde goederen in het voorgaande kalenderjaar, uitgedrukt in megawattuur voor elektriciteit en in ton voor andere goederen;
de totale ingebedde emissies in de in punt a) van dit lid bedoelde goederen, uitgedrukt in ton CO2-equivalent emissies per megawattuur in het geval van elektriciteit of in ton CO2-equivalent emissies per ton van iedere soort goederen in het geval van andere goederen, berekend overeenkomstig artikel 7 en geverifieerd overeenkomstig artikel 8;
het totale aantal in te leveren CBAM-certificaten dat overeenkomt met de totale ingebedde emissies als bedoeld in punt b) van dit lid, na de aftrek die verschuldigd is vanwege de in een land van oorsprong betaalde koolstofprijs overeenkomstig artikel 9 en de noodzakelijke correctie voor de mate waarin EU-ETS-emissierechten gratis worden toegewezen overeenkomstig artikel 31;
kopieën van de verificatieverslagen van de geaccrediteerde verificateurs uit hoofde van artikel 8 en bijlage VI.
Artikel 7
Berekening van ingebedde emissies
De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot:
de toepassing van de elementen van de in bijlage IV beschreven berekeningsmethoden, met inbegrip van de afbakening van systeemgrenzen van productieprocessen en de desbetreffende inputmaterialen (precursoren), emissiefactoren, installatiespecifieke waarden van werkelijke emissies en standaardwaarden en de respectieve toepassing ervan op individuele goederen, alsook de vaststelling van methoden ter waarborging van de betrouwbaarheid van de gegevens op basis waarvan de standaardwaarden worden bepaald, waaronder het niveau van detail en de verificatie van de gegevens, alsmede de nadere specificatie van goederen die voor de toepassing van punt 1 van bijlage IV moeten worden beschouwd als “eenvoudige goederen” en “samengestelde goederen”; in die uitvoeringshandelingen worden ook de voorwaarden gespecificeerd waaronder wordt aangenomen dat de werkelijke emissies onvoldoende nauwkeurig kunnen worden bepaald, alsmede de elementen waaruit blijkt dat is voldaan aan de criteria in de punten 5 en 6 van bijlage IV die vereist zijn om voor de toepassing van lid 2 het gebruik van de werkelijke emissies te rechtvaardigen voor elektriciteit die wordt verbruikt in de productieprocessen van goederen, en
de toepassing van de elementen van de berekeningsmethoden op grond van lid 4 overeenkomstig punt 4.3 van bijlage IV.
Indien objectief gerechtvaardigd wordt in de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen bepaald dat de standaardwaarden aan specifieke gebieden, regio’s of landen kunnen worden aangepast om rekening te houden met specifieke objectieve factoren die van invloed zijn op emissies, zoals de belangrijkste energiebronnen of industriële processen. Die uitvoeringshandelingen bouwen voort op bestaande wetgeving voor de monitoring en verificatie van emissies en activiteitengegevens voor installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen, met name Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie ( 3 ), Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie ( 4 ). Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 8
Verificatie van ingebedde emissies
De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de toepassing van de in bijlage VI bepaalde verificatiebeginselen wat betreft:
de mogelijkheid om, in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en zonder een betrouwbare schatting van de ingebedde emissies in gevaar te brengen, de verificateur te ontheffen van zijn verplichting om de installatie waar relevante goederen worden geproduceerd, te bezoeken;
de vaststelling van drempelwaarden waarboven onjuistheden en onregelmatigheden worden aangemerkt als materieel, en
de bewijsstukken die nodig zijn voor het verificatieverslag, met inbegrip van de vorm ervan.
Wanneer de Commissie in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen vaststelt, streeft zij naar gelijkwaardigheid en samenhang met de procedures van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 9
In een derde land betaalde koolstofprijs
Artikel 10
Registratie van exploitanten en installaties in derde landen
Het in lid 1 bedoelde registratieverzoek bevat de volgende informatie die bij registratie in het CBAM-register moet worden opgenomen:
de naam, het adres en de contactgegevens van de exploitant;
de locatie van elke installatie, met inbegrip van het volledige adres en de geografische coördinaten in lengte- en breedtegraden tot op zes decimalen;
de belangrijkste economische activiteit van de installatie.
De exploitant:
bepaalt voor iedere soort goederen die in de in lid 1 van dit artikel bedoelde installatie wordt geproduceerd, de ingebedde emissies die overeenkomstig de in bijlage IV beschreven methoden zijn berekend;
zorgt ervoor dat de in punt a) van dit lid bedoelde ingebedde emissies overeenkomstig de in bijlage VI bepaalde verificatiebeginselen worden geverifieerd door een op grond van artikel 18 geaccrediteerde verificateur;
houdt een exemplaar van het verificatieverslag bij, alsook een administratie van de informatie die noodzakelijk is voor de berekening van de ingebedde emissies in goederen overeenkomstig de vereisten van bijlage V, gedurende een periode van vier jaar nadat de verificatie is verricht.
HOOFDSTUK III
BEVOEGDE AUTORITEITEN
Artikel 11
Bevoegde autoriteiten
De Commissie stelt een lijst van alle bevoegde autoriteiten ter beschikking van de lidstaten en maakt die informatie bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en stelt die informatie tevens ter beschikking in het CBAM-register.
Artikel 12
Commissie
Naast de andere taken die de Commissie uit hoofde van deze verordening uitvoert, staat zij de bevoegde autoriteiten bij in de uitvoering van hun functies en taken uit hoofde van deze verordening en coördineert hun activiteiten, door de uitwisseling van beste praktijken te ondersteunen en richtsnoeren betreffende beste praktijken uit te vaardigen binnen het toepassingsgebied van deze verordening, en door een goede informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten onderling alsmede tussen de bevoegde autoriteiten en de Commissie te bevorderen.
Artikel 13
Beroepsgeheim en openbaarmaking van informatie
Artikel 14
CBAM-register
Het in lid 1 bedoelde CBAM-register bevat rekeningen met informatie over elke toegelaten CBAM-aangever, met name:
de naam, het adres en de contactgegevens van de toegelaten CBAM-aangever;
het EORI-nummer van de toegelaten CBAM-aangever;
het CBAM-rekeningnummer;
het identificatienummer, de verkoopprijs, de datum van aankoop en de datum van inlevering, terugkoop of annulering van de CBAM-certificaten voor elke toegelaten CBAM-aangever.
Artikel 15
Risicoanalyse
Artikel 16
Rekeningen in het CBAM-register
Artikel 17
Toelating
Voordat de bevoegde autoriteit de status van toegelaten CBAM-aangever verleent, voert zij een raadplegingsprocedure uit over de toelatingsaanvraag via het CBAM-register. Bij de raadplegingsprocedure worden de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaten en de Commissie betrokken, en de procedure duurt maximaal 15 werkdagen.
De criteria voor toekenning van de status van toegelaten CBAM-aangever zijn de volgende:
de aanvrager is in de vijf jaar voorafgaand aan zijn aanvraag niet betrokken geweest bij ernstige of herhaalde overtredingen van douanewetgeving, belastingvoorschriften, regels inzake marktmisbruik of deze verordening en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die uit hoofde van deze verordening zijn vastgesteld, en de aanvrager heeft met name geen strafblad met zware vergrijpen in verband met zijn economische activiteit;
de aanvrager toont aan over de financiële draagkracht en operationele capaciteit te beschikken om zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening na te komen;
de aanvrager is gevestigd in de lidstaat waar de aanvraag is ingediend, en
aan de aanvrager is een EORI-nummer toegekend overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 952/2013.
Een besluit van een bevoegde autoriteit om de status van toegelaten CBAM-aangever toe te kennen, wordt ingeschreven in het CBAM-register en bevat de volgende informatie:
de naam, het adres en de contactgegevens van de toegelaten CBAM-aangever;
het EORI-nummer van de toegelaten CBAM-aangever;
het overeenkomstig artikel 16, lid 1, aan de toegelaten CBAM-aangever toegekende CBAM-rekeningnummer;
de overeenkomstig lid 5 van dit artikel vereiste garantie.
De bevoegde autoriteit stelt het bedrag van die zekerheid vast op het bedrag dat wordt berekend als de geaggregeerde waarde van het aantal de CBAM-certificaten die de toegelaten CBAM-aangever overeenkomstig artikel 22 zou moeten inleveren voor de invoer van overeenkomstig artikel 5, lid 5, punt g), aangegeven goederen. De zekerheid wordt gesteld middels een bankgarantie, betaalbaar op eerste verzoek, door een financiële instelling die in de Unie actief is, of in een andere vorm van garantie die een gelijkwaardige zekerheid biedt.
De bevoegde autoriteit trekt de status van toegelaten CBAM-aangever in indien:
de toegelaten CBAM-aangever om intrekking verzoekt, of
de toegelaten CBAM-aangever niet meer aan de in lid 2 of lid 6 van dit artikel bepaalde criteria voldoet, of indien de CBAM-aangever betrokken is geweest bij ernstige of herhaalde overtredingen van de verplichting om CBAM-certificaten overeenkomstig artikel 22, lid 1, in te leveren of van de verplichting om aan het eind van elk in artikel 22, lid 2, bedoeld kwartaal een voldoende aantal CBAM-certificaten op zijn rekening in het CBAM-register aan te houden.
Alvorens de status van toegelaten CBAM-aangever in te trekken, stelt de bevoegde autoriteit de toegelaten CBAM-aangever in de gelegenheid te worden gehoord en voert zij een raadplegingsprocedure uit over de eventuele intrekking van die status. Bij de raadplegingsprocedure worden de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaten en de Commissie betrokken, en de procedure duurt maximaal 15 werkdagen.
Een besluit tot intrekking bevat de redenen voor het besluit en informatie over het recht om beroep in te stellen.
De bevoegde autoriteit neemt in het CBAM-register informatie op over:
de aanvragers wier toelatingsaanvraag op grond van lid 3 is afgewezen, en
de personen wier status van toegelaten CBAM-aangever op grond van lid 8 is ingetrokken.
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de voorwaarden vast voor:
de toepassing van de in dit artikel, lid 2, bedoelde criteria, met inbegrip van het niet betrokken zijn geweest bij een ernstige inbreuk of bij herhaalde inbreuken als bedoeld in dit artikel, lid 2, punt a);
de toepassing van de in dit artikel, leden 5, 6 en 7, bedoelde garantie;
de toepassing van de in dit artikel, lid 8, bedoelde criteria betreffende een ernstige of herhaalde inbreuk;
de gevolgen van de in dit artikel, lid 8, bedoelde intrekking van de status van toegelaten CBAM-aangever, en
de specifieke termijnen en vorm van de in dit artikel, leden 1 en 8, bedoelde raadplegingsprocedure.
De in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 18
Accreditatie van verificateurs
Artikel 19
Beoordeling van CBAM-aangiften
De beoordeling kan erin bestaan dat de in de CBAM-aangifte en in de verificatieverslagen verstrekte informatie wordt geverifieerd aan de hand van de door de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 25, verstrekte informatie en ander relevant bewijsmateriaal alsook op basis van noodzakelijk geachte controles, inclusief ter plaatse bij de toegelaten CBAM-aangever.
De Commissie deelt de inleiding en de resultaten van de beoordeling via het CBAM-register mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de CBAM-aangever is gevestigd.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de toegelaten CBAM-aangever is gevestigd, kan een CBAM-aangifte ook beoordeling binnen de in de eerste alinea van dit lid bedoelde termijn. De bevoegde autoriteit deelt de inleiding en de resultaten van een beoordeling via het CBAM-register mee aan de Commissie.
Tevens faciliteert de Commissie de uitwisseling van informatie met bevoegde autoriteiten over frauduleuze activiteiten alsmede over de boetes die overeenkomstig artikel 26 zijn opgelegd.
De bevoegde autoriteit stelt de toegelaten CBAM-aangever in kennis van haar besluit inzake het bepaalde aantal CBAM-certificaten en verzoekt de toegelaten CBAM-aangever de extra CBAM-certificaten binnen een maand in te leveren.
Het besluit van de bevoegde autoriteit bevat de redenen voor het besluit en informatie over het recht om beroep in te stellen. Van het besluit wordt ook kennisgeving gedaan via het CBAM-register.
Indien de bevoegde autoriteit, na ontvangst van de voorlopige berekening van de Commissie overeenkomstig dit artikel, leden 2 en 4, besluit om geen maatregelen te nemen, stelt de bevoegde autoriteit de Commissie daarvan via het CBAM-register in kennis.
HOOFDSTUK IV
CBAM-CERTIFICATEN
Artikel 20
Verkoop van CBAM-certificaten
De Commissie en de bevoegde autoriteiten hebben toegang tot de informatie in het gemeenschappelijke centrale platform.
Artikel 21
Prijs van CBAM-certificaten
Voor kalenderweken waarin er geen veilingen op het veilingplatform plaatsvinden, is de prijs van CBAM-certificaten het gemiddelde van de slotprijzen van EU-ETS-emissierechten van de laatste week waarin er veilingen op het veilingplatform hebben plaatsgevonden.
Artikel 22
Inlevering van CBAM-certificaten
De bevoegde autoriteit stelt de toegelaten CBAM-aangever binnen een maand na die kennisgeving in kennis van de noodzaak om te zorgen voor een voldoende aantal CBAM-certificaten op zijn rekening.
De bevoegde autoriteit registreert de kennisgeving aan, en het antwoord van, de toegelaten CBAM-aangever in het CBAM-register.
Artikel 23
Terugkoop van CBAM-certificaten
De Commissie koopt het overschot aan CBAM-certificaten terug via het in artikel 20 bedoelde centrale gemeenschappelijke platform namens de lidstaat waar de toegelaten CBAM-aangever is gevestigd. Het terugkoopverzoek wordt door de toegelaten CBAM-aangever uiterlijk op 30 juni ingediend van elk jaar waarin CBAM-certificaten werden ingeleverd.
Artikel 24
Annulering van CBAM-certificaten
Op 1 juli van elk jaar annuleert de Commissie alle CBAM-certificaten die in het jaar voorafgaand aan het vorige kalenderjaar zijn aangekocht en nog op de rekening van een toegelaten CBAM-aangever in het CBAM-register staan. Die CBAM-certificaten worden zonder compensatie geannuleerd.
Indien het aantal in te leveren CBAM-certificaten wordt betwist in een lopend geschil in een lidstaat, schort de Commissie de annulering van de CBAM-certificaten naar rato van het betwiste bedrag op. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de toegelaten CBAM-aangever is gevestigd, deelt de Commissie onverwijld alle relevante informatie mee.
HOOFDSTUK V
REGELS VOOR DE INVOER VAN GOEDEREN
Artikel 25
Regels voor de invoer van goederen
HOOFDSTUK VI
HANDHAVING
Artikel 26
Boetes
Indien de bevoegde autoriteit, mede in het licht van de voorlopige berekeningen die de Commissie overeenkomstig artikel 19 heeft gedaan, oordeelt dat een toegelaten CBAM-aangever heeft verzuimd te voldoen aan de in lid 1 van dit artikel bepaalde verplichting om CBAM-certificaten in te leveren, of dat een persoon goederen heeft binnengebracht in het douanegebied van de Unie zonder de verplichtingen uit hoofde van deze verordening zoals bepaald in lid 2 van dit artikel, na te komen, legt zij, naargelang het geval, de boete op grond van respectievelijk lid 1 of lid 2 van dit artikel op. Daartoe stelt de bevoegde autoriteit de toegelaten CBAM-aangever of, indien lid 2 van dit artikel van toepassing is, de persoon, in kennis van:
het feit dat de bevoegde autoriteit tot de conclusie is gekomen dat de toegelaten CBAM-aangever of de in lid 2 van dit artikel bedoelde persoon heeft verzuimd te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van deze verordening;
de redenen voor haar conclusie;
het bedrag van de aan de toegelaten CBAM-aangever of aan de in lid 2 van dit artikel bedoelde persoon opgelegde boete;
de datum waarop de boete is verschuldigd;
de stappen die de toegelaten CBAM-aangever of de in lid 2 van dit artikel bedoelde persoon moet ondernemen om de boete te betalen, en
het recht van de toegelaten CBAM-aangever of van de in lid 2 van dit artikel bedoelde persoon om beroep in te stellen.
Artikel 27
Ontwijking
Ontwijking wordt omschreven als een wijziging in het handelspatroon met betrekking van goederen die het gevolg zijn van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van het gedeeltelijk of volledig ontwijken van een verplichting uit hoofde van deze verordening, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat. Dergelijke praktijken, processen of werkzaamheden kunnen bestaan uit, maar zijn niet beperkt tot:
het licht wijzigen van de betrokken goederen zodat ze onder GN-codes vallen die niet in bijlage I zijn opgenomen, behalve wanneer de wijziging de essentiële kenmerken ervan verandert;
het kunstmatig opsplitsen van zendingen in zendingen waarvan de intrinsieke waarde de in artikel 2, lid 3, bedoelde drempel niet overschrijdt.
HOOFDSTUK VII
UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEIDSDELEGATIE EN COMITÉPROCEDURE
Artikel 28
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 29
Comitéprocedure
HOOFDSTUK VIII
RAPPORTAGE EN HERZIENING
Artikel 30
Herziening en rapportage door de Commissie
Het verslag bevat een beoordeling van:
de mogelijkheid om het toepassingsgebied uit te breiden tot:
ingebedde indirecte emissies in de in bijlage II vermelde goederen;
ingebedde emissies in het vervoer van de in bijlage I vermelde goederen en vervoersdiensten;
andere dan de in bijlage I vermelde goederen die risico op koolstoflekkage lopen, en met name organische chemische stoffen en polymeren;
andere inputmaterialen (precursoren) voor de in bijlage I vermelde goederen;
de criteria die moeten worden gebruikt om te bepalen welke goederen in de lijst van bijlage I bij deze verordening moeten worden opgenomen op basis van de sectoren die risico op koolstoflekkage lopen en die op grond van artikel 10 ter van Richtlijn 2003/87/EG in kaart zijn gebracht; die beoordeling gaat vergezeld van een tijdschema dat in 2030 afloopt voor de geleidelijke opneming van de goederen in het toepassingsgebied van deze verordening, waarbij met name rekening wordt gehouden met het risico van hun respectieve koolstoflekkage;
de technische voorschriften voor de berekening van ingebedde emissies voor andere goederen die in de lijst van bijlage I moeten worden opgenomen;
de vooruitgang in de internationale besprekingen over klimaatactie;
het governancesysteem, met inbegrip van de administratieve kosten;
het effect van deze verordening op de in bijlage I vermelde goederen die worden ingevoerd uit ontwikkelingslanden met bijzondere aandacht voor de door de Verenigde Naties aangewezen minst ontwikkelde landen en de effecten van de verleende technische bijstand;
de methode voor de berekening van indirecte emissies op grond van artikel 7, lid 7, en punt 4.3 van bijlage IV.
Vóór 1 januari 2028, en daarna om de twee jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van deze verordening en de werking van het CBAM in. In het verslag komen minstens de volgende punten aan de orde:
een beoordeling van de gevolgen van het CBAM voor:
koolstoflekkage, ook met betrekking tot uitvoer;
de onder het CBAM vallende sectoren;
de interne markt, economische en territoriale gevolgen in de hele Unie;
inflatie en de prijs van grondstoffen;
industrieën die de in bijlage I vermelde goederen gebruiken;
de internationale handel, met inbegrip van het herschikken van hulpbronnen, en
minst ontwikkelde landen;
een beoordeling van:
het governancesysteem, met inbegrip van een beoordeling van de uitvoering en het beheer van de toelating van CBAM-aangevers door de lidstaten;
het toepassingsgebied van deze verordening;
ontwijkingspraktijken;
de toepassing van boetes in de lidstaten;
de resultaten van de onderzoeken en de opgelegde boetes;
geaggregeerde informatie over de emissie-intensiteit per land van oorsprong voor de verschillende in bijlage I vermelde goederen.
HOOFDSTUK IX
COÖRDINATIE MET DE GRATIS TOEWIJZING VAN EMISSIERECHTEN IN HET KADER VAN HET EU-ETS
Artikel 31
Gratis toewijzing van emissierechten in het kader van het EU-ETS en verplichte inlevering van CBAM-certificaten
HOOFDSTUK X
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 32
Toepassingsgebied van de overgangsperiode
Tijdens de overgangsperiode van 1 oktober 2023 tot en met 31 december 2025 worden de verplichtingen van de importeur uit hoofde van deze verordening beperkt tot de in de artikelen 33, 34 en 35 van deze verordening bepaalde rapportageverplichtingen. Indien de importeur in een lidstaat is gevestigd en overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 952/2013 een indirecte douanevertegenwoordiger benoemt, en de indirecte douanevertegenwoordiger daarmee instemt, zijn de rapportageverplichtingen van toepassing op die indirecte douanevertegenwoordiger. Indien de importeur niet in een lidstaat is gevestigd, zijn de rapportageverplichtingen van toepassing op de indirecte douanevertegenwoordiger.
Artikel 33
Invoer van goederen
Artikel 34
Rapportageverplichting voor bepaalde douaneregelingen
De in artikel 35 van deze verordening bedoelde rapportageverplichting geldt niet voor de invoer van:
veredelingsproducten die voortkomen uit de in artikel 259 van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde regeling passieve veredeling;
goederen die overeenkomstig artikel 203 van Verordening (EU) nr. 952/2013 worden aangemerkt als terugkerende goederen.
Artikel 35
Rapportageverplichting
Het CBAM-rapport bevat de volgende informatie:
de totale hoeveelheid van iedere soort goederen, uitgedrukt in megawattuur voor elektriciteit en in ton voor andere goederen, gespecificeerd per installatie waar de goederen in het land van oorsprong zijn geproduceerd;
de werkelijke totale ingebedde emissies, uitgedrukt in ton CO2-equivalentemissies per megawattuur in het geval van elektriciteit of in het geval van andere goederen in ton CO2-equivalent emissies per ton van iedere soort goederen, berekend overeenkomstig de in bijlage IV bepaalde methode;
de totale indirecte emissies, berekend overeenkomstig de in lid 7 bedoelde uitvoeringshandeling;
de koolstofprijs die voor de ingebedde emissies in de ingevoerde goederen verschuldigd is in een land van oorsprong, rekening houdend met eventuele beschikbare teruggave of andere vorm van compensatie.
Indien de in lid 4 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteit van de lidstaat een correctieprocedure inleidt, onder meer op basis van de overeenkomstig lid 4 van dit artikel ontvangen informatie, en vaststelt dat de importeur of, indien van toepassing overeenkomstig artikel 32, de indirecte douanevertegenwoordiger niet de nodige stappen heeft ondernomen om het CBAM-verslag te corrigeren, of indien de betrokken bevoegde autoriteit, onder meer op basis van de overeenkomstig lid 3 van dit artikel ontvangen informatie, vaststelt dat de importeur of, indien van toepassing overeenkomstig artikel 32, de indirecte douanevertegenwoordiger niet heeft voldaan aan de verplichting om een CBAM-rapport in te dienen overeenkomstig lid 1 van dit artikel, legt die bevoegde autoriteit aan de importeur of, indien van toepassing overeenkomstig artikel 32, de indirecte douanevertegenwoordiger een doeltreffende, evenredige en afschrikkende boete op. Daartoe stelt de bevoegde autoriteit de importeur of, indien van toepassing overeenkomstig artikel 32, de indirecte douanevertegenwoordiger, alsmede de Commissie, in kennis van:
de conclusie dat de importeur of, indien van toepassing overeenkomstig artikel 32, de indirecte douanevertegenwoordiger heeft verzuimd om een rapport in te dienen voor een gegeven kwartaal of om de nodige stappen te ondernemen om het rapport te corrigeren, alsook de redenen voor die conclusie;
het bedrag van de aan de importeur of, indien van toepassing overeenkomstig artikel 32, de indirecte douanevertegenwoordiger opgelegde boete;
de datum waarop de boete is verschuldigd;
de actie die de importeur of, indien van toepassing overeenkomstig artikel 32, de indirecte douanevertegenwoordiger dient te nemen om de boete te betalen, en
het recht van de importeur of, indien van toepassing overeenkomstig artikel 32, de indirecte douanevertegenwoordiger om beroep in te stellen.
De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot:
de te rapporteren informatie, de middelen en vorm voor die rapportage, met inbegrip van gedetailleerde informatie per land van oorsprong en soort goederen ter ondersteuning van de in lid 2, punten a), b) en c), bedoelde totalen, en voorbeelden van relevante kortingen of andere beschikbare vormen van compensatie als bedoeld in lid 2, punt d);
de indicatieve reeks boetes die op grond van lid 5 moeten worden opgelegd en de criteria waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van het werkelijke bedrag, met inbegrip van de ernst en de duur van het verzuim om verslag uit te brengen;
gedetailleerde regels voor de omrekening in euro’s van de in lid 2, punt d), bedoelde jaarlijkse gemiddelde koolstofprijs die verschuldigd is, uitgedrukt in buitenlandse valuta tegen de jaarlijkse gemiddelde wisselkoers;
gedetailleerde regels betreffende de elementen van de in bijlage IV bepaalde berekeningsmethoden, inclusief de afbakening van systeemgrenzen van productieprocessen, emissiefactoren, installatiespecifieke waarden van werkelijke emissies en de respectieve toepassing ervan op individuele goederen, alsook de vaststelling van methoden ter waarborging van de betrouwbaarheid van gegevens, inclusief het detailniveau, en
de middelen en vorm voor de rapportagevereisten voor indirecte emissies in ingevoerde goederen; die vorm omvat de hoeveelheid elektriciteit die wordt gebruikt voor de productie van de in bijlage I vermelde goederen, alsook het land van oorsprong, de opwekkingsbron en de emissiefactoren in verband met die elektriciteit.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Zij zijn op ingevoerde goederen van toepassing tijdens de in artikel 32 van deze verordening bedoelde overgangsperiode en bouwen voort op bestaande wetgeving voor installaties die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen.
HOOFDSTUK XI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 36
Inwerkingtreding
Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2023. Daarbij geldt echter het volgende:
de artikelen 5, 10, 14, 16 en 17 zijn van toepassing met ingang van 31 december 2024;
artikel 2, lid 2, de artikelen 4, 6 tot en met 9, 15 en 19, artikel 20, leden 1, 3, 4 en 5, en de artikelen 21 tot en met 27 en artikel 31 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2026.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Lijst van goederen en broeikasgassen
1. Met het oog op de identificatie van goederen, is deze verordening van toepassing op de goederen die onder de hierna vermelde codes van de gecombineerde nomenclatuur (“GN”) vallen. De GN-codes zijn die van Verordening (EEG) nr. 2658/87.
2. Voor de toepassing van deze verordening zijn de broeikasgassen met betrekking tot de in punt 1 bedoelde goederen die welke in de onderstaande tabel voor de betrokken goederen zijn opgenomen.
Cement
GN-code |
Broeikasgas |
2507 00 80 — Andere kaolienhoudende klei |
Koolstofdioxide |
2523 10 00 — Cementklinker |
Koolstofdioxide |
2523 21 00 — Wit portlandcement, ook indien kunstmatig gekleurd |
Koolstofdioxide |
2523 29 00 — Ander portlandcement |
Koolstofdioxide |
2523 30 00 — Aluminiumcement |
Koolstofdioxide |
2523 90 00 — Ander hydraulisch cement |
Koolstofdioxide |
Elektriciteit
GN-code |
Broeikasgas |
2716 00 00 — Elektrische energie |
Koolstofdioxide |
Meststoffen
GN-code |
Broeikasgas |
2808 00 00 — Salpeterzuur; nitreerzuren |
Koolstofdioxide en distikstofoxide |
2814 — Ammoniak, watervrij of in waterige oplossing (ammonia) |
Koolstofdioxide |
2834 21 00 — Kaliumnitraat |
Koolstofdioxide en distikstofoxide |
3102 — Minerale of chemische stikstofhoudende meststoffen |
Koolstofdioxide en distikstofoxide |
3105 — Minerale of chemische meststoffen die twee of drie van de vruchtbaarmakende elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten; andere meststoffen; producten bedoeld bij dit hoofdstuk, in tabletten of in dergelijke vormen, dan wel in verpakkingen met een brutogewicht van niet meer dan 10 kg Met uitzondering van: 3105 60 00 — Minerale of chemische meststoffen die de twee vruchtbaarmakende elementen fosfor en kalium bevatten |
Koolstofdioxide en distikstofoxide |
Gietijzer, ijzer en staal
GN-code |
Broeikasgas |
72 — Gietijzer, ijzer en staal Met uitzondering van: 7202 2 — Ferrosilicium 7202 30 00 — Ferrosilicomangaan 7202 50 00 — Ferrosilicochroom 7202 70 00 — Ferromolybdeen 7202 80 00 — Ferrowolfraam en ferrosilicowolfraam 7202 91 00 — Ferrotitaan en ferrosilicotitaan 7202 92 00 — Ferrovanadium 7202 93 00 — Ferroniobium 7202 99 — Andere: 7202 99 10 — Ferrofosfor 7202 99 30 — Ferrosilicomagnesium 7202 99 80 — Andere 7204 — Resten en afval, van gietijzer, van ijzer of van staal (schroot); afvalingots van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
2601 12 00 — IJzererts en concentraten daarvan, geagglomereerd, m.u.v. geroost ijzerkies (pyrietas) |
Koolstofdioxide |
7301 — Damwandprofielen van ijzer of van staal, ook indien van gaten voorzien of bestaande uit aaneengezette delen; gelaste profielen van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7302 — Bestanddelen van spoorbanen, van gietijzer, van ijzer of van staal: spoorstaven (rails), contrarails en heugels voor tandradbanen, wisseltongen, puntstukken, wisselstangen en andere bestanddelen van kruisingen en wissels, dwarsliggers, lasplaten, spoorstoelen, wiggen, onderlegplaten, klemplaten, dwarsplaten en dwarsstangen en andere bestanddelen, voor het leggen, het verbinden of het bevestigen van rails |
Koolstofdioxide |
7303 00 — Buizen, pijpen en holle profielen, van gietijzer |
Koolstofdioxide |
7304 — Buizen, pijpen en holle profielen, naadloos, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7305 — Andere buizen en pijpen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst), met een rond profiel en met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7306 — Andere buizen, pijpen en holle profielen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst of met enkel tegen elkaar liggende randen), van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7307 — Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van gietijzer, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7308 — Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, sluisdeuren, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van gietijzer, van ijzer of van staal, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406 ; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van gietijzer, van ijzer of van staal, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken |
Koolstofdioxide |
7309 00 — Reservoirs, voeders, kuipen en dergelijke bergingsmiddelen, voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van gietijzer, van ijzer of van staal, met een inhoudsruimte van meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
Koolstofdioxide |
7310 — Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken en dergelijke bergingsmiddelen, voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van gietijzer, van ijzer of van staal, met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
Koolstofdioxide |
7311 00 — Bergingsmiddelen voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas, van gietijzer, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7318 — Schroeven, bouten, moeren, kraagschroeven, schroefhaken, massieve klinknagels en klinkbouten, splitpennen en splitbouten, stelpennen en stelbouten, spieën, sluitringen (veerringen en andere verende sluitringen daaronder begrepen) en dergelijke artikelen, van gietijzer, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7326 — Andere werken van ijzer of staal |
Koolstofdioxide |
Aluminium
GN-code |
Broeikasgas |
7601 — Ruw aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7603 — Poeders en schilfers, van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7604 — Staven en profielen, van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7605 — Draad van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7606 — Platen, bladen en strippen, van aluminium, met een dikte van meer dan 0,2 mm |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7607 — Bladaluminium (ook indien bedrukt of op een drager van papier, van karton, van kunststof of op dergelijke dragers) met een dikte van niet meer dan 0,2 mm (de dikte van de drager niet meegerekend) |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7608 — Buizen en pijpen, van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7609 00 00 — Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7610 — Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, torens, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van aluminium, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406 ; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7611 00 00 — Reservoirs, voeders, kuipen en dergelijke bergingsmiddelen, voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van aluminium, met een inhoudsruimte van meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7612 — Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken en dergelijke bergingsmiddelen (buisjes en tubes daaronder begrepen), voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van aluminium, met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7613 00 00 — Bergingsmiddelen voor gecomprimeerd of voor vloeibaar gemaakt gas, van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7614 — Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van aluminium, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7616 — Andere werken van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
Chemische stoffen
GN-code |
Broeikasgas |
2804 10 00 — Waterstof |
Koolstofdioxide |
BIJLAGE II
Lijst van goederen waarvoor op grond van artikel 7, lid 1, alleen directe emissies in aanmerking moeten worden genomen
Gietijzer, ijzer en staal
GN-code |
Broeikasgas |
72 — Gietijzer, ijzer en staal Met uitzondering van: 7202 2 — Ferrosilicium 7202 30 00 — Ferrosilicomangaan 7202 50 00 — Ferrosilicochroom 7202 70 00 — Ferromolybdeen 7202 80 00 — Ferrowolfraam en ferrosilicowolfraam 7202 91 00 — Ferrotitaan en ferrosilicotitaan 7202 92 00 — Ferrovanadium 7202 93 00 — Ferroniobium 7202 99 — Andere: 7202 99 10 — Ferrofosfor 7202 99 30 — Ferrosilicomagnesium 7202 99 80 — Andere 7204 — Resten en afval, van gietijzer, van ijzer of van staal (schroot); afvalingots van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7301 — Damwandprofielen van ijzer of van staal, ook indien van gaten voorzien of bestaande uit aaneengezette delen; gelaste profielen van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7302 — Bestanddelen van spoorbanen, van gietijzer, van ijzer of van staal: spoorstaven (rails), contrarails en heugels voor tandradbanen, wisseltongen, puntstukken, wisselstangen en andere bestanddelen van kruisingen en wissels, dwarsliggers, lasplaten, spoorstoelen, wiggen, onderlegplaten, klemplaten, dwarsplaten en dwarsstangen en andere bestanddelen, voor het leggen, het verbinden of het bevestigen van rails |
Koolstofdioxide |
7303 00 — Buizen, pijpen en holle profielen, van gietijzer |
Koolstofdioxide |
7304 — Buizen, pijpen en holle profielen, naadloos, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7305 — Andere buizen en pijpen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst), met een rond profiel en met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7306 — Andere buizen, pijpen en holle profielen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst of met enkel tegen elkaar liggende randen), van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7307 — Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van gietijzer, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7308 — Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, sluisdeuren, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van gietijzer, van ijzer of van staal, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406 ; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van gietijzer, van ijzer of van staal, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken |
Koolstofdioxide |
7309 00 — Reservoirs, voeders, kuipen en dergelijke bergingsmiddelen, voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van gietijzer, van ijzer of van staal, met een inhoudsruimte van meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
Koolstofdioxide |
7310 — Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken en dergelijke bergingsmiddelen, voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van gietijzer, van ijzer of van staal, met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
Koolstofdioxide |
7311 00 — Bergingsmiddelen voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas, van gietijzer, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7318 — Schroeven, bouten, moeren, kraagschroeven, schroefhaken, massieve klinknagels en klinkbouten, splitpennen en splitbouten, stelpennen en stelbouten, spieën, sluitringen (veerringen en andere verende sluitringen daaronder begrepen) en dergelijke artikelen, van gietijzer, van ijzer of van staal |
Koolstofdioxide |
7326 — Andere werken van ijzer of staal |
Koolstofdioxide |
Aluminium
GN-code |
Broeikasgas |
7601 — Ruw aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7603 — Poeders en schilfers, van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7604 — Staven en profielen, van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7605 — Draad van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7606 — Platen, bladen en strippen, van aluminium, met een dikte van meer dan 0,2 mm |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7607 — Bladaluminium (ook indien bedrukt of op een drager van papier, van karton, van kunststof of op dergelijke dragers) met een dikte van niet meer dan 0,2 mm (de dikte van de drager niet meegerekend) |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7608 — Buizen en pijpen, van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7609 00 00 — Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7610 — Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, torens, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van aluminium, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406 ; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7611 00 00 — Reservoirs, voeders, kuipen en dergelijke bergingsmiddelen, voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van aluminium, met een inhoudsruimte van meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7612 — Reservoirs, fusten, trommels, bussen, blikken en dergelijke bergingsmiddelen (buisjes en tubes daaronder begrepen), voor ongeacht welke goederen (andere dan voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas), van aluminium, met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 l, niet voorzien van een mechanische inrichting of van een inrichting om te koelen of te warmen, ook indien inwendig bekleed of voorzien van een warmte-isolerende bekleding |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7613 00 00 — Bergingsmiddelen voor gecomprimeerd of voor vloeibaar gemaakt gas, van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7614 — Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van aluminium, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
7616 — Andere werken van aluminium |
Koolstofdioxide en perfluorkoolstoffen |
Chemische stoffen
GN-code |
Broeikasgas |
2804 10 00 — Waterstof |
Koolstofdioxide |
BIJLAGE III
Derde landen en gebieden die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen voor de toepassing van artikel 2
1. DERDE LANDEN EN GEBIEDEN DIE BUITEN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DEZE VERORDENING VALLEN
Deze verordening is niet van toepassing op goederen van oorsprong uit de volgende landen:
Deze verordening is niet van toepassing op goederen van oorsprong uit de volgende gebieden:
2. DERDE LANDEN EN GEBIEDEN DIE BUITEN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DEZE VERORDENING VALLEN WAT BETREFT DE INVOER VAN ELEKTRICITEIT IN HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE
[Door de Commissie op grond van artikel 2, lid 11, toe te voegen of te verwijderen derde landen of gebieden.]
BIJLAGE IV
Methoden voor de berekening van ingebedde emissies voor de toepassing van artikel 7
1. DEFINITIES
Voor de toepassing van deze bijlage en de bijlagen V en VI wordt verstaan onder:
“eenvoudige goederen”: goederen die zijn vervaardigd in een productieproces dat uitsluitend inputmaterialen (precursoren) en brandstoffen vereist met nul ingebedde emissies;
“samengestelde goederen”: andere dan eenvoudige goederen;
“specifieke ingebedde emissies”: de ingebedde emissies van één ton goederen, uitgedrukt als ton CO2-equivalente emissies per ton goederen;
“CO2-emissiefactor”: het gewogen gemiddelde van de CO2-intensiteit van uit fossiele brandstoffen opgewekte elektriciteit in een geografisch gebied; de CO2-emissiefactor wordt berekend als het quotiënt van de CO2-emissiegegevens van de elektriciteitssector, en de bruto-elektriciteitsopwekking uit fossiele brandstoffen in het relevante geografische gebied; deze wordt uitgedrukt in ton CO2 per megawattuur;
“emissiefactor voor elektriciteit”: de standaardwaarde, uitgedrukt in CO2-equivalent, die gelijk is aan de emissie-intensiteit van de elektriciteit die wordt verbruikt tijdens de productie van goederen;
“stroomafnameovereenkomst”: een contract waarbij een persoon zich ertoe verbindt elektriciteit rechtstreeks van een elektriciteitsproducent af te nemen;
“transmissiesysteembeheerder”: een beheerder als gedefinieerd in artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ).
2. VASTSTELLING VAN DE SPECIFIEKE WERKELIJKE INGEBEDDE EMISSIES VOOR EENVOUDIGE GOEDEREN
Om de specifieke werkelijke ingebedde emissies van eenvoudige goederen te bepalen die in een gegeven installatie zijn geproduceerd, worden directe en, in voorkomend geval, indirecte emissies in aanmerking genomen. Dit gebeurt aan de hand van de volgende vergelijking:
waarbij:
SEEg |
de specifieke ingebedde emissies van de goederen g zijn, uitgedrukt in CO2-equivalent per ton; |
AttrEmg |
de toegekende emissies van de goederen g zijn, en |
ALg |
het activiteitsniveau van de goederen is, zijnde de hoeveelheid goederen die in de verslagperiode in die installatie geproduceerd is. |
Onder “toegekende emissies” wordt verstaan het deel van de emissies van de installatie gedurende de verslagperiode dat wordt veroorzaakt door het productieproces dat resulteert in de goederen g bij toepassing van de systeemgrenzen van het productieproces dat is omschreven in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandelingen. De toegekende emissies worden berekend aan de hand van de volgende vergelijking:
waarbij:
DirEm |
de directe emissies zijn als gevolg van het productieproces, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, binnen de systeemgrenzen als bedoeld in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandeling, en |
IndirEm |
de indirecte emissies zijn als gevolg van de productie van elektriciteit die wordt verbruikt in de productieprocessen van goederen, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, binnen de systeemgrenzen als bedoeld in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandeling. |
3. VASTSTELLING VAN DE WERKELIJKE INGEBEDDE EMISSIES VOOR SAMENGESTELDE GOEDEREN
Om de specifieke werkelijke ingebedde emissies van samengestelde goederen te bepalen die in een gegeven installatie zijn geproduceerd, wordt de volgende vergelijking toegepast:
waarbij:
AttrEmg |
de toegekende emissies van de goederen g zijn, |
ALg |
het activiteitsniveau van de goederen is, dat wil zeggen de hoeveelheid goederen die in de verslagperiode in die installatie geproduceerd is, en |
EEInpMat |
de ingebedde emissies zijn van de inputmaterialen (precursoren) die in het productieproces zijn verbruikt. Alleen inputmaterialen (precursoren) die relevant zijn voor de systeemgrenzen van het productieproces zoals gespecificeerd in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandeling, moeten in aanmerking worden genomen. De relevante EEInpMat worden als volgt berekend: |
waarbij:
Mi |
de massa is van het in het productieproces gebruikte inputmateriaal (precursor) i en |
SEEi |
de specifieke ingebedde emissies zijn voor het inputmateriaal (precursor) i. Voor SEEi gebruikt de exploitant van de installatie de waarde van de emissies voor de installatie waar het inputmateriaal (precursor) is geproduceerd, mits de gegevens van die installatie voldoende nauwkeurig kunnen worden gemeten. |
4. VASTSTELLING VAN STANDAARDWAARDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LEDEN 2 EN 3
Om standaardwaarden te bepalen, wordt voor de vaststelling van ingebedde emissies alleen gebruikgemaakt van werkelijke waarden. Als er geen werkelijke waarden voorhanden zijn, mogen waarden uit de literatuur worden gebruikt. De Commissie publiceert richtsnoeren voor de wijze waarop moet worden gecorrigeerd voor afvalgassen of broeikasgassen die als materiaal voor het proces zijn ingezet, voordat de nodige gegevens worden verzameld om de toepasselijke standaardwaarden te bepalen voor iedere soort in bijlage I vermelde goederen. De standaardwaarden worden vastgesteld op basis van de beste beschikbare gegevens. De beste beschikbare gegevens worden gebaseerd op betrouwbare en openbaar beschikbare informatie. De standaardwaarden worden periodiek herzien door middel van de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandelingen op basis van de meest actuele en betrouwbare informatie, inclusief informatie die door een derde land of groep van derde landen is verstrekt.
4.1. Standaardwaarden als bedoeld in artikel 7, lid 2
Wanneer de toegelaten CBAM-aangever de werkelijke emissies niet voldoende nauwkeurig kan bepalen, worden standaardwaarden gebruikt. Die waarden worden vastgesteld op de gemiddelde emissie-intensiteit van elk land van uitvoer en voor elk van de in bijlage I vermelde goederen, met uitzondering van elektriciteit, verhoogd met een evenredig ontwikkelde toeslag. Deze toeslag wordt bepaald in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandelingen en wordt op een passend niveau vastgesteld om de milieu-integriteit van het CBAM te waarborgen, voortbouwend op de meest actuele en betrouwbare informatie, onder meer op basis van informatie die tijdens de overgangsperiode is verzameld. Wanneer er voor een goederensoort geen betrouwbare gegevens voor het land van uitvoer kunnen worden toegepast, worden de standaardwaarden gebaseerd op de gemiddelde emissie-intensiteit van de X % slechtst presterende EU-ETS-installaties voor die goederensoort. De waarde van X wordt bepaald in de op grond van artikel 7, lid 7, vastgestelde uitvoeringshandelingen en wordt vastgesteld op een passend niveau om de milieu-integriteit van het CBAM te waarborgen, voortbouwend op de meest actuele en betrouwbare informatie, onder meer op basis van informatie die tijdens de overgangsperiode is verzameld.
4.2. Standaardwaarden voor ingevoerde elektriciteit als bedoeld in artikel 7, lid 3
De standaardwaarden voor ingevoerde elektriciteit worden voor een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land vastgesteld op basis van specifieke standaardwaarden, overeenkomstig punt 4.2.1, of, indien die waarden niet beschikbaar zijn, op basis van alternatieve standaardwaarden, overeenkomstig punt 4.2.2.
Wanneer de elektriciteit wordt geproduceerd in een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land, en via derde landen, groepen van derde landen, regio’s in een derde land of lidstaten wordt doorgevoerd met het oog op de invoer in de Unie, zijn de te gebruiken standaardwaarden de waarden uit het derde land, de groep van derde landen of de regio in een derde land waar de elektriciteit werd geproduceerd.
4.2.1. Specifieke standaardwaarden voor een derde land, groep van derde landen of regio in een derde land
Specifieke standaardwaarden worden vastgesteld op de CO2-emissiefactor in het derde land, de groep van derde landen of de regio in een derde land, op basis van de beste gegevens waarover de Commissie beschikt.
4.2.2. Alternatieve standaardwaarden
Wanneer er geen specifieke standaardwaarde beschikbaar is voor een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land, wordt de alternatieve standaardwaarde voor elektriciteit vastgesteld op de CO2-emissiefactor in de Unie.
Wanneer op basis van betrouwbare gegevens kan worden aangetoond dat de CO2-emissiefactor in een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land lager is dan de door de Commissie bepaalde specifieke standaardwaarde of lager is dan de CO2-emissiefactor in de Unie, mag voor dat derde land, die groep van derde landen of die regio in een derde land een alternatieve standaardwaarde op basis van die CO2-emissiefactor worden gebruikt.
4.3 Standaardwaarden voor ingebedde indirecte emissies
De standaardwaarden voor de indirecte emissies die zijn ingebed in een goed dat in een derde land is geproduceerd, worden bepaald op basis van een standaardwaarde die wordt berekend op basis van het gemiddelde van hetzij de emissiefactor van het elektriciteitsnet van de Unie, hetzij de emissiefactor van het elektriciteitsnet van het land van oorsprong, hetzij de CO2-emissiefactor van de prijsbepalingsbronnen in het land van oorsprong van de elektriciteit die voor de productie van dat goed wordt gebruikt.
Wanneer een derde land, of een groep derde landen, aan de Commissie op basis van betrouwbare gegevens aantoont dat de gemiddelde elektriciteitsmix-emissiefactor of de CO2-emissiefactor van prijsbepalende bronnen in het derde land of de groep van derde landen lager is dan de standaardwaarde voor indirecte emissies, wordt voor dat land of die groep van landen een alternatieve standaardwaarde vastgesteld op basis van die gemiddelde CO2-emissiefactor.
De Commissie stelt uiterlijk op 30 juni 2025 op grond van artikel 7, lid 7, een uitvoeringshandeling vast om nader te specificeren welke van de overeenkomstig de eerste alinea bepaalde berekeningsmethoden van toepassing is voor de berekening van standaardwaarden. Daartoe baseert de Commissie zich op de meest actuele en betrouwbare gegevens, met inbegrip van gegevens die tijdens de overgangsperiode zijn verzameld, met betrekking tot de hoeveelheid elektriciteit die wordt gebruikt voor de productie van de in bijlage I vermelde goederen, alsmede over het land van oorsprong, de productiebron en de emissiefactoren in verband met die elektriciteit. De specifieke berekeningsmethode wordt bepaald op basis van de meest geschikte manier om aan beide volgende criteria te voldoen:
5. VOORWAARDEN VOOR DE TOEPASSING VAN WERKELIJKE INGEBEDDE EMISSIES IN INGEVOERDE ELEKTRICITEIT
Een toegelaten CBAM-aangever kan werkelijke ingebedde emissies in plaats van standaardwaarden toepassen voor de in artikel 7, lid 3, bedoelde berekening indien de volgende cumulatieve criteria zijn vervuld:
de hoeveelheid elektriciteit waarvoor het gebruik van werkelijke ingebedde emissies wordt gevraagd, valt onder een stroomafnameovereenkomst tussen de toegelaten CBAM-aangever en een elektriciteitsproducent die zich in een derde land bevindt;
de elektriciteitsproductie-installatie is rechtstreeks aangesloten op het transmissiesysteem van de Unie of er kan worden aangetoond dat er op het tijdstip van uitvoer nergens in het netwerk sprake was van congestie tussen de installatie en het transmissiesysteem van de Unie;
de elektriciteitsproductie-installatie heeft een uitstoot van niet meer dan 550 gram CO2 uit fossiele brandstoffen per kilowattuur elektriciteit;
alle verantwoordelijke transmissiesysteembeheerders in het land van oorsprong, het land van bestemming en, in voorkomend geval, elk land van doorvoer hebben aan de toegewezen interconnectiecapaciteit definitief de hoeveelheid elektriciteit genomineerd waarvoor het gebruik van werkelijke ingebedde emissies wordt gevraagd, en de genomineerde capaciteit en de elektriciteitsproductie door de installatie hebben betrekking op dezelfde periode van maximaal één uur;
de vervulling van bovengenoemde criteria wordt gecertificeerd door een geaccrediteerde verificateur, aan wie ten minste maandelijkse tussenverslagen worden verstrekt die aantonen hoe bovenstaande criteria worden nageleefd.
De totale hoeveelheid elektriciteit in het kader van de stroomafnameovereenkomst en de overeenkomstige werkelijke ingebedde emissies worden buiten beschouwing gelaten bij de berekening van de landspecifieke emissiefactor of de CO2-emissiefactor die wordt gebruikt voor de berekening van indirecte in elektriciteit ingebedde emissies in goederen overeenkomstig punt 4.3.
6. VOORWAARDEN VOOR DE TOEPASSING VAN WERKELIJKE INGEBEDDE EMISSIES VOOR INDIRECTE EMISSIES
Een toegelaten CBAM-aangever mag daadwerkelijke ingebedde emissies toepassen in plaats van standaardwaarden voor de in artikel 7, lid 4, bedoelde berekening, indien de CBAM-aangever een rechtstreeks technisch verband kan aantonen tussen de installatie waarin het ingevoerde goed wordt geproduceerd en de elektriciteitsopwekkingsbron, of indien de exploitant van die installatie met een in een derde land gevestigde elektriciteitsproducent een overeenkomst voor de aankoop van elektriciteit heeft gesloten voor een hoeveelheid elektriciteit die gelijk is aan de hoeveelheid waarvoor het gebruik van een specifieke waarde wordt geclaimd.
7. AANPASSING VAN STANDAARDWAARDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LID 2, OP BASIS VAN REGIOSPECIFIEKE KENMERKEN
Standaardwaarden kunnen worden aangepast aan specifieke gebieden en regio’s binnen derde landen met specifieke kenmerken wat betreft objectieve emissiefactoren. Wanneer gegevens beschikbaar zijn die aan die specifieke lokale kenmerken zijn aangepast en nauwkeurigere standaardwaarden kunnen worden vastgesteld, mogen deze waarden worden gebruikt.
Wanneer aangevers van goederen van oorsprong uit een derde land, een groep van derde landen of een regio in een derde land op basis van betrouwbare gegevens kunnen aantonen dat de alternatieve regiospecifieke aanpassingen van standaardwaarden lager zijn dan de door de Commissie vastgestelde standaardwaarden, kunnen dergelijke regiospecifieke aanpassingen worden gebruikt.
BIJLAGE V
Boekhoudkundige vereisten voor informatie die wordt gebruikt voor de berekening van ingebedde emissies voor de toepassing van artikel 7, lid 5
1. MINIMAAL DOOR EEN TOEGELATEN CBAM-AANGEVER TE BEWAREN GEGEVENS VAN INGEVOERDE GOEDEREN:
Gegevens over de identiteit van de toegelaten CBAM-aangever:
naam;
CBAM-rekeningnummer.
Gegevens over de ingevoerde goederen:
soort en hoeveelheid van iedere soort goederen;
land van oorsprong;
werkelijke emissies of standaardwaarden.
2. MINIMAAL DOOR EEN TOEGELATEN CBAM-AANGEVER TE BEWAREN GEGEVENS VAN INGEBEDDE EMISSIES IN INGEVOERDE GOEDEREN DIE ZIJN VASTGESTELD OP BASIS VAN WERKELIJKE EMISSIES
Voor elk type ingevoerde goederen waarbij de ingebedde emissies worden vastgesteld op basis van werkelijke emissies, worden de volgende aanvullende gegevens bewaard:
identificatie van de installatie waar de goederen zijn geproduceerd;
contactgegevens van de exploitant van de installatie waar de goederen zijn geproduceerd;
de in bijlage VI bepaalde verificatieverslagen;
de specifieke ingebedde emissies van de goederen.
BIJLAGE VI
Verificatiebeginselen en inhoud van verificatieverslagen voor de toepassing van artikel 8
1. BEGINSELEN VAN VERIFICATIE
De navolgende beginselen zijn van toepassing:
verificateurs voeren hun verificaties uit met een kritische professionele houding;
de totale ingebedde emissies die in de CBAM-aangifte moeten worden opgegeven, worden slechts als geverifieerd beschouwd indien de verificateur met redelijke zekerheid vaststelt dat het verificatieverslag geen materiële onjuistheden en materiële onregelmatigheden met betrekking tot de berekening van ingebedde emissies overeenkomstig de regels van bijlage IV bevat;
een verificateur is verplicht installaties te bezoeken tenzij is voldaan aan specifieke criteria op grond waarvan een installatiebezoek niet nodig is;
om te bepalen of onjuistheden of onregelmatigheden materieel zijn, baseert de verificateur zich op drempels die in de overeenkomstig artikel 8, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandelingen zijn bepaald.
Voor parameters waarvoor er geen dergelijke drempels zijn bepaald, doet de verificateur een beroep op een deskundig oordeel om te beslissen of onjuistheden of onregelmatigheden, afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden of onregelmatigheden, rekening houdend met de aard en de omvang ervan, als materieel moeten worden aangemerkt.
2. INHOUD VAN EEN VERIFICATIEVERSLAG
De verificateur stelt een verificatieverslag op waarin de ingebedde emissies van de goederen worden vastgesteld en alle kwesties worden gespecificeerd die van belang zijn voor de uitgevoerde werkzaamheden, met inbegrip van ten minste de volgende informatie:
identificatie van de installaties waar de goederen zijn geproduceerd;
contactgegevens van de exploitant van de installaties waar de goederen zijn geproduceerd;
de toepasselijke verslagperiode;
naam en contactgegevens van de verificateur;
accreditatienummer van de verificateur en naam van de accreditatie-instantie;
datum van de bezoeken aan de installaties, indien van toepassing, of de redenen waarom de installatie niet is bezocht;
hoeveelheden van iedere soort aangegeven goederen die in de verslagperiode zijn geproduceerd;
berekening van de hoeveelheid directe emissies van de installatie tijdens de verslagperiode;
een beschrijving van de wijze waarop de emissies van de installatie aan de verschillende soorten goederen worden toegewezen;
kwantitatieve informatie over de goederen, emissies en energiestromen die geen verband houden met die goederen;
in geval van samengestelde goederen:
hoeveelheden van elk gebruikt inputmateriaal (precursor);
de specifieke ingebedde emissies die verband houden met elk van de gebruikte uitgangsmaterialen (precursoren);
indien werkelijke emissies worden gebruikt: de identificatie van de installaties waar het inputmateriaal (precursor) is geproduceerd en de werkelijke emissies bij de productie van dat materiaal;
de verklaring van de verificateur waarin hij of zij bevestigt met redelijke zekerheid te hebben vastgesteld dat het verslag geen materiële onjuistheden en materiële onregelmatigheden met betrekking tot de berekeningsregels van bijlage IV bevat;
informatie over vastgestelde en gecorrigeerde materiële onjuistheden;
informatie over vastgestelde en gecorrigeerde materiële onregelmatigheden met betrekking tot de in bijlage IV vastgestelde berekeningsregels._________
( 1 ) Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23).
( 2 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
( 3 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).
( 4 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 59 van 27.2.2019, blz. 8).
( 5 ) Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie (PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1).
( 6 ) Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).
( 7 ) Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 125).