EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02019R0934-20220208
Commission Delegated Regulation (EU) 2019/934 of 12 March 2019 supplementing Regulation (EU) No 1308/2013 of the European Parliament and of the Council as regards wine-growing areas where the alcoholic strength may be increased, authorised oenological practices and restrictions applicable to the production and conservation of grapevine products, the minimum percentage of alcohol for by-products and their disposal, and publication of OIV files
Consolidated text: Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/934 van de Commissie van 12 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de wijnbouwoppervlakten waar het alcoholgehalte mag worden verhoogd, de toegestane oenologische procedés en de beperkingen met betrekking tot de productie en de bewaring van wijnbouwproducten, het minimale alcoholpercentage voor bijproducten en de verwijdering van die producten, en de bekendmaking van OIV-dossiers
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/934 van de Commissie van 12 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de wijnbouwoppervlakten waar het alcoholgehalte mag worden verhoogd, de toegestane oenologische procedés en de beperkingen met betrekking tot de productie en de bewaring van wijnbouwproducten, het minimale alcoholpercentage voor bijproducten en de verwijdering van die producten, en de bekendmaking van OIV-dossiers
02019R0934 — NL — 08.02.2022 — 003.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/934 VAN DE COMMISSIE van 12 maart 2019 (PB L 149 van 7.6.2019, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/565 VAN DE COMMISSIE van 13 februari 2020 |
L 129 |
1 |
24.4.2020 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/16 VAN DE COMMISSIE van 22 oktober 2021 |
L 5 |
1 |
10.1.2022 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/68 VAN DE COMMISSIE van 27 oktober 2021 |
L 12 |
1 |
19.1.2022 |
Gerectificeerd bij:
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/934 VAN DE COMMISSIE
van 12 maart 2019
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de wijnbouwoppervlakten waar het alcoholgehalte mag worden verhoogd, de toegestane oenologische procedés en de beperkingen met betrekking tot de productie en de bewaring van wijnbouwproducten, het minimale alcoholpercentage voor bijproducten en de verwijdering van die producten, en de bekendmaking van OIV-dossiers
Artikel 1
Toepassingsgebied
Bij deze verordening worden regels vastgesteld tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de wijnbouwoppervlakten waar het alcoholgehalte mag worden verhoogd, de toegestane oenologische procedés en de beperkingen met betrekking tot de productie en de bewaring van wijnbouwproducten, het minimale alcoholpercentage voor bijproducten en de verwijdering van die producten, en de bekendmaking van OIV-dossiers.
Artikel 2
Wijnbouwoppervlakten waarvan de wijnen een totaal alcoholgehalte van ten hoogste 20 % vol mogen hebben
De wijnbouwoppervlakten als bedoeld in bijlage VII, deel II, punt 1, tweede alinea, punt c), eerste streepje, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn de zones C I, C II en C III als bedoeld in aanhangsel 1 van die bijlage, alsmede de oppervlakten van zone B waar de volgende witte wijnen met een beschermde geografische aanduiding mogen worden geproduceerd: „Franche-Comté” en „Val de Loire”.
Artikel 3
Toegestane oenologische procedés
De toegestane oenologische procedés en de voorwaarden voor en beperkingen op het gebruik ervan zijn vastgesteld in bijlage I, deel A, tabel 1.
De toegestane oenologische verbindingen en de voorwaarden voor en beperkingen op het gebruik ervan zijn vastgesteld in bijlage I, deel A, tabel 2.
Artikel 4
Experimentele toepassing van nieuwe oenologische procedés
Voor de in artikel 83, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde experimentele doeleinden mag elke lidstaat voor een periode van ten hoogste vijf jaar toestemming verlenen voor de toepassing van bepaalde niet in Verordening (EU) nr. 1308/2013 noch in de onderhavige verordening genoemde oenologische procedés of behandelingen op voorwaarde dat:
de betrokken procedés of behandelingen voldoen aan de eisen van artikel 80, lid 1, derde alinea, en artikel 80, lid 3, onder b) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013;
de bij de procedés of behandelingen betrokken hoeveelheden niet groter zijn dan 50 000 hl per jaar en per experiment;
de betrokken lidstaat de toelatingsvoorwaarden bij de aanvang van ieder experiment aan de Commissie en de overige lidstaten meedeelt;
de behandeling wordt vermeld in het in artikel 147, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde begeleidende document en in het in artikel 147, lid 2, van die verordening bedoelde register.
Met „experiment” wordt bedoeld een of meer behandelingen in het kader van een welomschreven onderzoeksproject waarbij één enkel experimenteel protocol wordt gevolgd.
Artikel 5
Oenologische procedés voor de categorieën mousserende wijn
Aanvullend op de algemene oenologische procedés en beperkingen die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in bijlage I bij de onderhavige verordening, zijn in bijlage II bij de onderhavige verordening de toegestane specifieke oenologische procedés en beperkingen opgenomen voor mousserende wijn, mousserende kwaliteitswijn en aromatische mousserende kwaliteitswijn, als bedoeld in bijlage VII, deel II, punten 4, 5 en 6, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, met inbegrip van verrijking, aanzuring en ontzuring.
Artikel 6
Oenologische procedés voor likeurwijnen
Aanvullend op de algemene oenologische procedés en beperkingen die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in bijlage I bij de onderhavige verordening, zijn in bijlage III bij de onderhavige verordening de toegestane specifieke oenologische procedés en beperkingen opgenomen voor likeurwijn, als bedoeld in bijlage VII, deel II, punt 3, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013.
Artikel 7
Definitie van versnijding
Als verschillende categorieën van wijn of most gelden:
rode wijn, witte wijn, alsmede de most of de wijnen die een van deze wijncategorieën kunnen opleveren;
wijn zonder beschermde oorsprongsbenaming en wijn zonder beschermde geografische aanduiding, wijn met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) en wijn met een beschermde geografische aanduiding (BGA), alsmede de most of de wijnen die een van deze wijncategorieën kunnen opleveren.
Voor de toepassing van dit lid wordt roséwijn beschouwd als rode wijn.
Niet als versnijding geldt:
verrijking door toevoeging van geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost;
verzoeting.
Artikel 8
Algemene bepalingen inzake vermenging en versnijding
Witte wijn zonder BOB/BGA en rode wijn zonder BOB/BGA mogen niet met elkaar worden versneden tot roséwijn.
Het bepaalde in de tweede alinea sluit evenwel de daar bedoelde versnijding niet uit als het eindproduct bestemd is om er een cuvée van te maken als gedefinieerd in bijlage II, deel IV, punt 12, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 of bestemd is om er parelwijn van te maken.
Artikel 9
Specificaties met betrekking tot zuiverheid en identificatie van de bij de oenologische procedés gebruikte stoffen
Artikel 10
Voorwaarden inzake het bezit, het verkeer en het gebruik van producten die niet voldoen aan artikel 80 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of aan de onderhavige verordening
Artikel 11
Algemene voorwaarden voor verrijking, aanzuring en ontzuring van andere producten dan wijn
De in bijlage VIII, deel I, afdeling D, punt 1, van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde toegestane behandelingen moeten in één keer worden uitgevoerd. De lidstaten kunnen evenwel toelaten dat bepaalde behandelingen in verschillende fasen worden uitgevoerd, wanneer daardoor een betere vinificatie van de betrokken producten wordt gegarandeerd. In dat geval gelden de in bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde maxima voor de hele betrokken behandeling.
Artikel 12
Begieten van wijnmoer, druivendraf of geperste pulp van „aszú”/„výber” met wijn of druivenmost
Het begieten van wijnmoer, druivendraf of geperste pulp van „aszú”/„výber” met wijn of druivenmost, als bedoeld in bijlage VIII, deel II, afdeling D, punt 2, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt overeenkomstig de op 1 mei 2004 geldende nationale bepalingen als volgt uitgevoerd:
„Tokaji fordítás” of „Tokajský forditáš” wordt bereid door druivenmost of wijn over de geperste pulp van „aszú”/„výber” te gieten;
„Tokaji máslás” of „Tokajský mášláš” wordt bereid door druivenmost of wijn over de wijnmoer van „szamorodni”/„samorodné” of van „aszú”/„výber” te gieten.
De betrokken producten moeten van hetzelfde oogstjaar afkomstig zijn.
Artikel 13
Vaststelling van een minimaal alcoholpercentage voor bijproducten
Met het oog op de bepaling van het alcoholvolume van de bijproducten ten opzichte van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn wordt in de verschillende wijnbouwzones het volgende forfaitaire natuurlijke alcoholvolumegehalte voor wijn toegepast:
8,0 % voor zone A,
8,5 % voor zone B,
9,0 % voor zone C I,
9,5 % voor zone C II,
10,0 % voor zone C III.
Artikel 14
Verwijdering van bijproducten
Artikel 15
Overgangsregelingen
Voorraden van wijnbouwproducten die vóór de datum van toepassing van deze verordening zijn geproduceerd in overeenstemming met de vóór die datum geldende regels, mogen voor menselijke consumptie worden vrijgegeven.
Artikel 16
Intrekking
Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt ingetrokken.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
DEEL A
TOEGESTANE OENOLOGISCHE PROCEDÉS
Tabel 1
Toegestane oenologische behandelingen als bedoeld in artikel 3, lid 1
|
1 |
2 |
3 |
|
Oenologische behandelingen |
Gebruiksvoorwaarden en -beperkingen (1) |
Categorieën van wijnbouwproducten (4) |
1 |
Beluchting of toevoeging van zuurstof |
Met inachtneming van de voorwaarden in de dossiers 2.1.1 (2016) en 3.5.5 (2016) van de OIV-code inzake oenologische procedés. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
2 |
Warmtebehandelingen |
Met inachtneming van de voorwaarden in de dossiers 1.8 (1970), 2.2.4 (1988), 2.3.6 (1988), 2.3.9 (2005), 3.4.3 (1988), 3.4.3.1 (1990), 3.5.4 (1997) en 3.5.10 (1982) van de OIV-code inzake oenologische procedés. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
2a |
Koudebehandelingen |
Met inachtneming van de voorwaarden in bijlage VIII, deel I, afdeling B, punt 1, c), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in de dossiers 1.14 (2005), 1.15 (2005), 2.1.12.4 (1998), 2.3.6 (1988), 3.1.2 (1979), 3.1.2.1 (1979), 3.3.4 (2004) en 3.5.11.1 (2001) van de OIV-code inzake oenologische procedés. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
3 |
Centrifugering en filtratie, met of zonder toeslagstoffen voor inerte filtratie |
Toeslagstoffen voor inerte filtratie zijn die welke worden genoemd in de dossiers 2.1.11 (1970), 2.1.11.1 (1990), 3.2.2 (1989) en 3.2.2.1 (1990) van de OIV-code voor oenologische procedés. Het gebruik ervan mag geen ongewenste residuen in het behandelde product achterlaten. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
4 |
Scheppen van een inerte atmosfeer |
Uitsluitend voor de behandeling van het product onder afsluiting van lucht. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5 |
Verwijdering van zwaveldioxide door natuurkundige procedés |
|
Verse druiven, (2), (10), (11), (12), (13) en (14) |
6 |
Ionenwisselende harsen |
Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 3 van deze bijlage. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
Druivenmost bestemd voor de bereiding van gerectificeerde geconcentreerde druivenmost |
7 |
Doorborreling |
Uitsluitend door middel van argon of stikstof. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
8 |
Flotatie |
Uitsluitend door middel van stikstof of koolstofdioxide of door te beluchten. Met inachtneming van de voorwaarden in dossier 2.1.14 (1999). |
(10), (11) en (12) |
9 |
Schijven zuivere paraffine, gedrenkt in allylisothiocyanaat |
Uitsluitend voor de totstandbrenging van een steriele atmosfeer. In Italië uitsluitend toegestaan voor zover in overeenstemming met de nationale regelgeving en uitsluitend in recipiënten met een inhoud van meer dan 20 liter. Het gebruik van allylisothiocyanaat is onderworpen aan de voorwaarden en limieten in tabel 2 met betrekking tot toegestane oenologische verbindingen. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
10 |
Behandeling door elektrodialyse |
Uitsluitend voor het stabiliseren van de wijnsteen. Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 5 van deze bijlage. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
11 |
Stukjes eikenhout |
Bij de bereiding en de rijping van wijn, onder meer voor de gisting van verse druiven en druivenmost. Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 7 van deze bijlage. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
12 |
Correctie van het alcoholgehalte van wijn |
Uitsluitend correctie aan de hand van wijn. Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 8 van deze bijlage. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
13 |
Kationenwisselaars om de wijnsteen te stabiliseren |
Met inachtneming van de voorwaarden in dossier 3.3.3 (2011) van de OIV-code inzake oenologische procedés. Er moet ook worden voldaan aan Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) en aan de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
14 |
Elektromembraanbehandeling |
Uitsluitend voor aanzuring of ontzuring. Met inachtneming van de voorwaarden en de limieten van bijlage VIII, deel I, punten C en D, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en van artikel 11 van de onderhavige verordening. Er moet worden voldaan aan Verordening (EG) nr. 1935/2004 en Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie (3) en aan de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen. Met inachtneming van de voorwaarden in de dossiers 2.1.3.1.3 (2010), 2.1.3.2.4 (2012), 3.1.1.4 (2010) en 3.1.2.4 (2012) van de OIV-Code inzake oenologische procedés. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
15 |
Kationenwisselaars voor aanzuring |
Met inachtneming van de voorwaarden en de limieten van bijlage VIII, deel I, punten C en D, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en van artikel 11 van de onderhavige verordening. Er moet worden voldaan aan Verordening (EG) nr. 1935/2004 en aan de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen. Met inachtneming van de voorwaarden in de dossiers 2.1.3.1.4 (2012) en 3.1.1.5 (2012) van de OIV-code inzake oenologische procedés. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
16 |
Membraankoppeling |
Uitsluitend voor de verlaging van het suikergehalte in most. Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 9 van deze bijlage. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
(10) |
17 |
Membraancontactoren |
Uitsluitend voor het beheer van in wijn opgelost gas. Voor de producten die zijn gedefinieerd in bijlage VII, deel II, punten 4, 5, 6 en 8, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 is toevoeging van koolstofdioxide verboden. Er moet worden voldaan aan Verordening (EG) nr. 1935/2004 en Verordening (EU) nr. 10/2011 en aan de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen. Met inachtneming van de voorwaarden in dossier 3.5.17 (2013) van de OIV-Code inzake oenologische procedés. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
18 |
Membraantechnologie in combinatie met actieve kool |
Uitsluitend voor het beperken van de overmaat aan 4-ethylfenol en 4-ethylguajacol in wijn. Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 10 van deze bijlage. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
19 |
Filterplaten met zeolieten Y-faujasiet |
Uitsluitend voor de adsorptie van haloanisolen. Met inachtneming van de voorwaarden in dossier 3.2.15 (2016) van de OIV-code inzake oenologische procedés. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
20 |
Gedeeltelijke concentratie |
Voor druivenmost: met inachtneming van de voorwaarden in bijlage VIII, deel I, afdeling B, punt 1, b), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in de dossiers 2.1.12 (1998), 2.1.12.1 (1993), 2.1.12.2 (2001), 2.1.12.3 (1998) en 2.1.12.4 (1998) van de OIV-code inzake oenologische procedés. Voor wijn: Met inachtneming van de voorwaarden in bijlage VIII, deel I, afdeling B, punt 1, c), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in de dossiers 3.5.11 (2001) en 3.5.11.1 (2001) van de OIV-code inzake oenologische procedés. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (15) en (16) |
21 |
Behandeling door discontinue hogedrukprocessen |
Met inachtneming van de voorwaarden in de dossiers 1.18 (2019) en 2.1.26 (2019) van de OIV-code inzake oenologische procedés. |
Verse druiven, (10), (11) en (12) |
22 |
Behandeling door continue hogedrukprocessen |
Met inachtneming van de voorwaarden in dossier 2.2.10 (2020) van de OIV-code inzake oenologische procedés. |
(10), (11) en (12) |
23 |
Behandeling van geperste druiven met ultrageluid om de extractie van hun verbindingen te bevorderen |
Met inachtneming van de voorwaarden in dossier 1.17 (2019) van de OIV-code inzake oenologische procedés. |
Verse druiven |
24 |
Behandeling van druiven met pulserende elektrische velden |
Met inachtneming van de voorwaarden in de dossier 2.1.27 (2020) van de OIV-code inzake oenologische procedés. |
Verse druiven |
25 |
Behandeling van most en wijnen met absorberende styreen-divinylbenzeenkorrels |
Met inachtneming van de voorwaarden in de dossiers 2.2.11 (2020) en 3.4.22 (2020) van de OIV-code inzake oenologische procedés. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
(1)
Het jaartal tussen haakjes dat volgt op de verwijzing naar een dossier van de OIV-code inzake oenologische procedés, verwijst naar de door de Unie goedgekeurde versie van het dossier voor de toegestane oenologische procedés, met inachtneming van de gebruiksvoorwaarden en -beperkingen in deze tabel.
(2)
Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
(3)
Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie van 14 januari 2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PB L 12 van 15.1.2011, blz. 1).
(4)
Indien niet van toepassing op alle categorieën wijnbouwproducten zoals vastgelegd in bijlage VII, deel II, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
Tabel 2
Toegestane oenologische verbindingen als bedoeld in artikel 3, lid 1
|
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
|
Stoffen/werking |
E-nummer en/of CAS-nummer |
OIV -code inzake oenologische procedés van de OIV (1) |
Verwijzing naar het dossier van de OIV-codex als bedoeld in artikel 9, lid 1 |
Additief |
Technische hulpstof/als technische hulpstof gebruikte stof (2) |
Gebruiksvoorwaarden en -beperkingen (3) |
Categorieën van wijnbouwproducten (4) |
1 |
Zuurteregelaars |
|||||||
1.1 |
L(+)-wijnsteenzuur |
E 334/CAS 87-69-4 |
Dossiers 2.1.3.1.1 (2001), 3.1.1.1 (2001) |
COEI-1-LTARAC |
x |
|
Voorwaarden en limieten van bijlage VIII, deel I, punten C en D, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en van artikel 11 van de onderhavige verordening. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. Specificaties voor wijnsteenzuur (L(+)-) zijn opgenomen in punt 2 van aanhangsel 1 van deze bijlage. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
1.2 |
Appelzuur (D,L-; L-) |
E 296/- |
Dossiers 2.1.3.1.1 (2001), 3.1.1.1 (2001) |
COEI-1-ACIMAL |
x |
|
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
|
1.3 |
Melkzuur |
E 270/- |
Dossiers 2.1.3.1.1 (2001), 3.1.1.1 (2001) |
COEI-1-ACILAC |
x |
|
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
|
1.4 |
Kalium-L(+)-tartraat |
E 336(ii)/CAS 921-53-9 |
Dossiers 2.1.3.2.2 (1979), 3.1.2.2 (1979) |
COEI-1-POTTAR |
|
x |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
|
1.5 |
Kaliumbicarbonaat |
E 501(ii)/CAS 298-14-6 |
Dossiers 2.1.3.2.2 (1979), 3.1.2.2 (1979) |
COEI-1-POTBIC |
|
x |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
|
1.6 |
Calciumcarbonaat |
E 170/CAS 471-34-1 |
Dossiers 2.1.3.2.2 (1979), 3.1.2.2 (1979) |
COEI-1-CALCAR |
|
x |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.8 |
Calciumsulfaat |
E 516/- |
Dossier 2.1.3.1.1.1 (2017) |
|
x |
|
Voorwaarden en limieten van bijlage III, deel A, punt 2, b). Maximumgehalte: 2 g/l. |
(3) |
1.9 |
Kaliumcarbonaat |
E 501(i) |
Dossiers 2.1.3.2.5 (2017), 3.1.2.2 (1979) |
|
|
x |
Voorwaarden en limieten van bijlage VIII, deel I, punten C en D, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 en van artikel 11 van de onderhavige verordening. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. Citroenzuur: Alleen doelstelling a) van OIV-dossiers 3.1.1 (1979) en 3.1.1.1 (2001) is van toepassing. Maximumhoeveelheid in behandelde, in de handel gebrachte wijn: 1 g/l. |
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
1.10 |
Citroenzuur |
E 330 |
Dossiers 3.1.1 (1979), 3.1.1.1 (2001) |
COEI-1-CITACI |
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
|
1.11 |
Wijngist |
-/- |
Dossiers 2.1.3.2.3 (2019), 2.1.3.2.3.1 (2019), 2.3.1 (2016) |
COEI-1-SACCHA COEI-1-NOSACC |
|
x (2) |
(10), (11) en (12) |
|
1.12 |
Melkzuurbacteriën |
-/- |
Dossiers 2.1.3.2.3 (2019), 2.1.3.2.3.2 (2019), 3.1.2 (1979), 3.1.2.3 (1980) |
COEI-1-BALACT |
|
x (2) |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
|
2 |
Conserveermiddelen en antioxidanten |
|||||||
2.1 |
Zwaveldioxide |
E 220/CAS 7446-09-5 |
Dossiers 1.12 (2004), 2.1.2 (1987), 3.4.4 (2003) |
COEI-1-SOUDIO |
x |
|
Limieten (maximumgehalten in het in de handel gebrachte product) als vastgesteld in bijlage I, deel B. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
2.2 |
Kaliumbisulfiet |
E 228/CAS 7773-03-7 |
Dossiers 1.12 (2004), 2.1.2 (1987), 3.4.4 (2003) |
COEI-1-POTBIS |
x |
|
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
|
2.3 |
Kaliummetabisulfiet |
E 224/CAS 16731-55-8 |
Dossiers 1.12 (2004), 2.1.2 (1987), 3.4.4 (2003) |
COEI-1-POTANH |
x |
|
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
|
2.4 |
Kaliumsorbaat |
E 202 |
Dossier 3.4.5 (1988) |
COEI-1-POTSOR |
x |
|
|
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
2.5 |
Lysozym |
E 1105 |
Dossiers 2.2.6 (1997), 3.4.12 (1997) |
COEI-1-LYSOZY |
x |
x |
|
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
2.6 |
L-ascorbinezuur |
E 300 |
Dossiers 1.11 (2001), 2.2.7 (2001), 3.4.7 (2001) |
COEI-1-ASCACI |
x |
|
Maximumhoeveelheid in behandelde, in de handel gebrachte wijn: 250 mg/l. Ten hoogste 250 mg/l per behandeling. |
Verse druiven, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
2.7 |
Dimethyldicarbonaat (DMDC) |
E 242/CAS 4525-33-1 |
Dossier 3.4.13 (2001) |
COEI-1-DICDIM |
x |
|
De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
3 |
Adsorbentia |
|||||||
3.1 |
Kool voor oenologisch gebruik |
|
Dossiers 2.1.9 (2002), 3.5.9 (1970) |
COEI-1-CHARBO |
|
x |
De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
Witte wijn, (2), (10) en (14) |
3.2 |
Selectieve plantaardige vezels |
|
Dossier 3.4.20 (2017) |
COEI-1-FIBVEG |
|
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
4 |
Activatoren van alcoholische en malolactische gisting |
|||||||
4.1 |
Microkristallijne cellulose |
E 460(i)/CAS 9004-34-6 |
Dossiers 2.3.2 (2019), 3.4.21 (2015) |
COEI-1-CELMIC |
|
x |
Er moet worden voldaan aan de in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 231/2012 vastgestelde specificaties. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
4.2 |
Diammoniumhydrogeenorthofosfaat |
E 342/CAS 7783-28-0 |
Dossier 4.1.7 (1995) |
COEI-1-PHODIA |
|
x |
Uitsluitend voor alcoholische gisting. Ten hoogste 1 g/l (uitgedrukt in zout) (5), of 0,3 g/l voor de tweede gisting van mousserende wijn. |
Verse druiven, (2), (10), (11), (12), tweede alcoholische gisting van (4), (5), (6) en (7) |
4.3 |
Ammoniumsulfaat |
E 517/CAS 7783-20-2 |
Dossier 4.1.7 (1995) |
COEI-1AMMSUL |
|
x |
||
4.4 |
Ammoniumbisulfiet |
-/CAS 10192-30-0 |
|
COEI-1-AMMHYD |
|
x |
Uitsluitend voor alcoholische gisting. Uitsluitend voor alcoholische gisting. Ten hoogste 0,2 g/l (uitgedrukt in zout) en binnen de in de punten 2.1, 2.2 en 2.3 vastgestelde limieten. |
Verse druiven, (2), (10), (11) en (12) |
4.5 |
Thiaminedichloorhydraat |
-/CAS 67-03-8 |
Dossiers 2.3.3 (1976), 4.1.7 (1995) |
COEI-1-THIAMIN |
|
x |
Uitsluitend voor alcoholische gisting. Ten hoogste 0,6 mg/l (uitgedrukt in thiamine) per behandeling |
Verse druiven, (2), (10), (11), (12), tweede alcoholische gisting van (4), (5), (6) en (7) |
4.6 |
Gistautolysaat |
-/- |
Dossiers 2.3.2 (2019), 3.4.21 (2015) |
COEI-1-AUTLYS |
|
x (2) |
|
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
4.7 |
Gistschillen |
-/- |
Dossiers 2.3.4 (1988), 3.4.21 (2015) |
COEI-1-YEHULL |
|
x (2) |
|
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
4.8 |
Geïnactiveerde gist |
-/- |
Dossiers 2.3.2 (2019), 3.4.21 (2015) |
COEI-1-INAYEA |
|
x (2) |
|
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
4.9 |
Geïnactiveerde gist met een gewaarborgd glutathiongehalte |
-/- |
Dossier 2.2.9 (2017) |
COEI-1-LEVGLU |
|
x (2) |
Uitsluitend voor alcoholische gisting. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5 |
Klaringsmiddelen |
|||||||
5.1 |
Voedselgelatine |
-/CAS 9000-70-8 |
Dossiers 2.1.6 (1997), 3.2.1 (2011) |
COEI-1-GELATI |
|
x (2) |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.2 |
Tarwe-eiwit |
|
Dossiers 2.1.17 (2004), 3.2.7 (2004) |
COEI-1-PROVEG |
|
x (2) |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.3 |
Eiwit uit erwten |
|
Dossiers 2.1.17 (2004), 3.2.7 (2004) |
COEI-1-PROVEG |
|
x (2) |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.4 |
Eiwit uit aardappelen |
|
Dossiers 2.1.17 (2004), 3.2.7 (2004) |
COEI-1-PROVEG |
|
x (2) |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.5 |
Vislijm |
|
Dossier 3.2.1 (2011) |
COEI-1-COLPOI |
|
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
5.6 |
Caseïne |
-/CAS 9005-43-0 |
Dossier 2.1.16 (2004) |
COEI-1-CASEIN |
|
x (2) |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.7 |
Kaliumcaseïnaten |
-/CAS 68131-54-4 |
Dossier 2.1.15 (2004), 3.2.1 (2011) |
COEI-1-POTCAS |
|
x (2) |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.8 |
Ovalbumine |
-/CAS 9006-59-1 |
Dossier 3.2.1 (2011) |
COEI-1-OEUALB |
|
x (2) |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
5.9 |
Bentoniet |
-/- |
Dossiers 2.1.8 (1970), 3.3.5 (1970) |
COEI-1-BENTON |
|
x |
|
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.10 |
Siliciumdioxide (gel of colloïdale oplossing) |
E 551/- |
Dossiers 2.1.10 (1991), 3.2.1 (2011), 3.2.4 (1991) |
COEI-1-DIOSIL |
|
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.11 |
Kaolien |
-/CAS 1332-58-7 |
Dossier 3.2.1 (2011) |
COEI-1-KAOLIN |
|
x |
|
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
5.12 |
Tanninen |
|
Dossiers 2.1.7 (2019), 2.1.17 (2004), 3.2.6 (2019), 3.2.7 (2004), 4.1.8 (1981), 4.3.2 (1981) |
COEI-1-TANINS |
|
x |
|
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.13 |
Chitosan uit Aspergillus niger of Agaricus bisporus |
-/CAS 9012-76-4 |
Dossiers 2.1.22 (2009), 3.2.1 (2011), 3.2.12 (2009) |
COEI-1-CHITOS |
|
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.14 |
Chitine-glucaan uit Aspergillus niger |
Chitine: CAS 1398-61-4; Glucaan: CAS 9041-22-9. |
Dossiers 2.1.23 (2009),3.2.1 (2011), 3.2.13 (2009) |
COEI-1-CHITGL |
|
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.15 |
Gisteiwitextracten |
-/- |
Dossiers 2.1.24 (2011), 3.2.14 (2011), 3.2.1 (2011) |
COEI-1-EPLEV |
|
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.16 |
Polyvinylpolypyrrolidon |
E 1202/CAS 25249-54-1 |
Dossier 3.4.9 (1987) |
COEI-1-PVPP |
|
x |
|
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
5.17 |
Calciumalginaat |
E 404/CAS 9005-35-0 |
Dossier 4.1.8 (1981) |
COEI-1-ALGIAC |
|
x |
Uitsluitend bij de bereiding van alle categorieën mousserende wijn en parelwijn die wordt verkregen door gisting op fles en waarvan de wijnmoer door degorgering wordt afgescheiden. |
(4), (5), (6), (7), (8) en (9) |
5.18 |
Kaliumalginaat |
E 402/CAS 9005-36-1 |
Dossier 4.1.8 (1981) |
COEI-1-POTALG |
|
x |
Uitsluitend bij de bereiding van alle categorieën mousserende wijn en parelwijn die wordt verkregen door gisting op fles en waarvan de wijnmoer door degorgering wordt afgescheiden. |
(4), (5), (6), (7), (8) en (9) |
6 |
Stabilisatoren |
|||||||
6.1 |
Kaliumhydrogeentartraat |
E 336(i)/CAS 868-14-4 |
Dossier 3.3.4 (2004) |
COEI-1-POTBIT |
|
x |
Uitsluitend om het neerslaan van wijnsteen te bevorderen. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.2 |
Calciumtartraat |
-/- |
Dossier 3.3.12 (1997) |
COEI-1-CALTAR |
|
x |
|
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.3 |
Citroenzuur |
E 330 |
Dossiers 3.3.1 (1970), 3.3.8 (1970) |
COEI-1-CITACI |
x |
|
Maximumhoeveelheid in behandelde, in de handel gebrachte wijn: 1 g/l. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.4 |
Tanninen |
-/- |
Dossiers 2.1.7 (2019), 3.2.6 (2019), 3.3.1 (1970) |
COEI-1-TANINS |
|
|
|
Verse druiven, gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
6.5 |
Kaliumferrocyanide |
E 536/- |
Dossiers 3.3.1 (1970), 3.3.10 (1970) |
COEI-1-POTFER |
|
x |
Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 4 van deze bijlage. De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.6 |
Calciumfitaat |
-/CAS 3615-82-5 |
Dossier 3.3.1 (1970) |
COEI-1-CALPHY |
|
x |
Uitsluitend voor rode wijn en ten hoogste 8 g/hl. Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 4 van deze bijlage. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.7 |
Metawijnsteenzuur |
E 353/- |
Dossier 3.3.7 (1970) |
COEI-1-METACI |
x |
|
|
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.8 |
Arabische gom |
E 414/CAS 9000-01-5 |
Dossier 3.3.6 (1972) |
COEI-1-GOMARA |
x |
|
Quantum satis. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.9 |
Wijnsteenzuur (D, L-) of het neutrale kaliumzout ervan |
-/CAS 133-37-9 |
Dossiers 2.1.21 (2008), 3.4.15 (2008) |
COEI-1-DLTART |
|
x |
Uitsluitend om het teveel aan calcium te doen neerslaan. Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 4 van deze bijlage. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.10 |
Mannoproteïnen uit gist |
-/- |
Dossier 3.3.13 (2005) |
COEI-1-MANPRO |
x |
|
|
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.11 |
Carboxymethylcellulose |
E 466/- |
Dossier 3.3.14 (2020) |
COEI-1-CMC |
x |
|
Uitsluitend voor het stabiliseren van de wijnsteen. |
Witte wijn en roséwijn, (4), (5), (6), (7), (8) en (9) |
6.12 |
Copolymeren polyvinylimidazol-polyvinylpyrrolidon (PVI/PVP) |
-/CAS 87865-40-5 |
Dossiers 2.1.20 (2014), 3.4.14 (2014) |
COEI-1-PVIPVP |
|
x |
De behandeling wordt ingeschreven in het in artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde register. |
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
6.13 |
Kaliumpolyaspartaat |
E 456/CAS 64723-18-8 |
Dossier 3.3.15 (2016) |
COEI-1-POTPOL |
x |
|
Uitsluitend in het kader van het stabiliseren van de wijnsteen. |
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
6.14 |
Fumaarzuur |
E 297/CAS 110-17-8 |
Dossiers 3.4.2 (2021), 3.4.23 (2021) |
|
x |
|
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
7 |
Enzymen (6) |
|||||||
7.1 |
Urease |
EC 3.5.1.5 |
Dossier 3.4.11 (1995) |
COEI-1-UREASE COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor het verlagen van het ureumgehalte van de wijn. Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 6 van deze bijlage. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
7.2 |
Pectinelyasen |
EC 4.2.2.10 |
Dossier 1.13 (2021); 2.1.4 (2021); 2.1.18 (2021); 3.2.8 (2021); 3.2.11 (2021) |
COEI-1-ACTPLY COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
7.3 |
Pectinemethylesterase |
EC 3.1.1.11 |
Dossier 1.13 (2021), 2.1.4 (2021), 2.1.18 (2021), 3.2.8 (2021), 3.2.11 (2021) |
COEI-1-ACTPME COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
7.4 |
Polygalacturonase |
EC 3.2.1.15 |
Dossier 1.13 (2021), 2.1.4 (2021), 2.1.18 (2021), 3.2.8 (2021), 3.2.11 (2021) |
COEI-1-ACTPGA COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
7.5 |
Hemicellulase |
EC 3.2.1.78 |
Dossier 1.13 (2021), 2.1.4 (2021), 2.1.18 (2021), 3.2.8 (2021), 3.2.11 (2021) |
COEI-1-ACTGHE COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
7.6 |
Cellulase |
EC 3.2.1.4 |
Dossier 1.13 (2021), 2.1.4 (2021), 2.1.18 (2021), 3.2.8 (2021), 3.2.11 (2021) |
COEI-1-ACTCEL COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
7.7 |
Bètaglucanase |
EC 3.2.1.58 |
Dossier 3.2.10 (2004) |
COEI-1-BGLUCA COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en(16) |
7.8 |
Glycosidase |
EC 3.2.1.20 |
Dossiers 2.1.19 (2013), 3.2.9 (2013) |
COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
7.9 |
Arabinanase |
EC 3.2.1.99 |
Dossier 1.13 (2021), 2.1.4 (2021), 2.1.18 (2021), 3.2.8 (2021), 3.2.11 (2021) |
COEI-1-ACTARA COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
Verse druiven, (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
7.10 |
Bètaglucanase (β1-3, β1-6) |
EC 3.2.1.6 |
Dossier 3.5.7 (2013) |
COEI-1-ACTGLU COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
7.11 |
Glucosidase |
EC 3.2.1.21 |
Dossiers 2.1.19 (2013), 3.2.9 (2013) |
COEI-1-GLYCOS COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen. |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
7.12 |
Aspergillopepsine I |
EC 3.4.23.18 |
Dossiers 2.2.12 (2021), 3.3.16 (2021) |
COEI-1-PROTEA COEI-1-PRENZY |
|
x |
Uitsluitend voor oenologisch gebruik voor de maceratie, de klaring, de stabilisatie en de filtratie, alsmede om de aromatische precursoren van druiven tot expressie te laten komen |
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
8 |
Gassen en verpakkingsgassen (7) |
|||||||
8.1 |
Argon |
E 938/CAS 7440-37-1 |
Dossier 2.2.5 (1970), 3.2.3 (2002) |
COEI-1-ARGON |
x (7) |
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
8.2 |
Stikstof |
E 941/CAS 7727-37-9 |
Dossiers 2.1.14 (1999), 2.2.5 (1970), 3.2.3 (2002) |
COEI-1-AZOTE |
x (7) |
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
8.3 |
Kooldioxide |
E 290/CAS 124-38-9 |
Dossiers 1.7 (1970), 2.1.14 (1999), 2.2.3 (1970), 2.2.5 (1970), 2.3.9 (2005), 4.1.10 (2002) |
COEI-1-DIOCAR |
x (7) |
x |
Bij niet-mousserende wijn bedraagt de hoeveelheid koolstofdioxide in behandelde, in de handel gebrachte wijn ten hoogste 3 g/l en moet de koolstofdioxideoverdruk kleiner zijn dan 1 bar bij een temperatuur van 20 °C. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
8.4 |
Gasvormige zuurstof |
E 948/CAS 17778-80-2 |
Dossiers 2.1.1 (2016), 3.5.5 (2016) |
COEI-1-OXYGEN |
|
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
9 |
Gistingsmiddelen |
|||||||
9.1 |
Wijngist |
-/- |
Dossiers 2.1.3.2.3.1. (2019), 2.3.1 (2016), 4.1.8 (1981) |
COEI-1-SACCHA COEI-1-NOSACC |
|
x (2) |
|
Verse druiven, (2), (10), (11), (12), (13), tweede alcoholische gisting van (4), (5), (6) en (7) |
9.2 |
Melkzuurbacteriën |
-/- |
Dossiers 2.1.3.2.3.2 (2019), 3.1.2 (1979), 3.1.2.3 (1980) |
COEI-1-BALACT |
|
x (2) |
|
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
10 |
Correctie van gebreken |
|||||||
10.1 |
Kopersulfaat, pentahydraat |
-/CAS 7758-99-8 |
Dossier 3.5.8 (1989) |
COEI-1-CUISUL |
|
x |
Ten hoogste 1 g/hl en op voorwaarde dat het kopergehalte van het hiermee behandelde product niet hoger is dan 1 mg/l, met uitzondering van likeurwijn verkregen uit ongegiste of weinig gegiste druivenmost, waarvoor een maximaal kopergehalte van 2 mg/l geldt. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
10.2 |
Kopercitraat |
-/CAS 866-82-0 |
Dossier 3.5.14 (2008) |
COEI-1-CUICIT |
|
x |
Ten hoogste 1 g/hl en op voorwaarde dat het kopergehalte van het hiermee behandelde product niet hoger is dan 1 mg/l, met uitzondering van likeurwijn verkregen uit ongegiste of weinig gegiste druivenmost, waarvoor een maximaal kopergehalte van 2 mg/l geldt. |
Gedeeltelijk gegiste most voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, (1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
10.3 |
Chitosan uit Aspergillus niger of Agaricus bisporus |
-/CAS 9012-76-4 |
Dossier 3.4.16 (2009) |
COEI-1-CHITOS |
|
x |
|
(1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
10.4 |
Chitine-glucaan uit Aspergillus niger |
Chitine: CAS 1398-61-4; Glucaan: CAS 9041-22-9. |
Dossier 3.4.17 (2009) |
COEI-1-CHITGL |
|
x |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
10.5 |
Geïnactiveerde gist |
-/- |
|
COEI-1-INAYEA |
|
x (2) |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
11 |
Andere procedés |
|||||||
11.1 |
Hars van Aleppo-pijnbomen |
-/- |
|
|
x |
|
Met inachtneming van de voorwaarden van aanhangsel 2 van deze bijlage. |
(2), (10) en (11) |
11.2 |
Verse wijnmoer |
-/- |
|
|
|
x (2) |
Uitsluitend in droge wijnen. De verse wijnmoer verkeert in goede staat, is onverdund en bevat gisten die afkomstig zijn van de recente bereiding van droge wijn. De hoeveelheden mogen niet groter zijn dan 5 % van het volume van het behandelde product. |
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (15) en (16) |
11.3 |
Karamel |
E 150 a-d/- |
Dossier 4.3 (2007) |
COEI-1-CARAMEL |
x |
|
Ter intensivering van de kleur zoals omschreven in bijlage I, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 1333/2008. |
(3) |
11.4 |
Allylisothiocyanaat |
-/57-06-7 |
|
|
|
x |
Uitsluitend voor het impregneren van schijven zuivere parrafine. Zie tabel 1. In de wijn mag geen enkel spoor van allylisothiocyanaat terug te vinden zijn. |
Uitsluitend voor gedeeltelijk gegiste druivenmost voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat en voor wijn |
11.5 |
Geïnactiveerde gist |
-/- |
|
COEI-1-INAYEA |
|
x (2) |
|
(1), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10), (11), (12), (15) en (16) |
(1)
Het jaartal tussen haakjes dat volgt op de verwijzing naar een dossier van de OIV-Code inzake oenologische procedés, verwijst naar de door de Unie goedgekeurde versie van het dossier voor de toegestane oenologische procedés, met inachtneming van de gebruiksvoorwaarden en -beperkingen in deze tabel.
(2)
Stoffen die worden gebruikt als hulpstoffen, zoals bedoeld in artikel 20, punt d), van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).
(3)
De toegestane oenologische verbindingen moeten worden gebruikt in overeenstemming met de bepalingen die zijn vervat in de dossiers van de OIV-Code inzake oenologische procedés die zijn vermeld in kolom 3, tenzij aanvullende, in deze kolom vastgelegde voorwaarden en beperkingen van toepassing zijn.
(4)
Indien niet van toepassing op alle categorieën wijnbouwproducten zoals vastgelegd in bijlage VII, deel II, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013.
(5)
De ammoniumzouten als bedoeld in de lijnen 4.2, 4.3 en 4.4 mogen ook samen worden gebruikt binnen de totale limiet van 1 g/l of 0,3 g/l voor de tweede gisting van mousserende wijn. Het ammoniumzout als bedoeld in lijn 4.4 moet echter binnen de in lijn 4.4 bedoelde limiet blijven.
(6)
Zie ook artikel 9, lid 2, van deze verordening.
(7)
Bij gebruik als additief in de zin van bijlage I, punt 20, bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16). |
Aanhangsel 1
Wijnsteenzuur (L(+)-) en afgeleide producten
1. Het gebruik van wijnsteenzuur, dat overeenkomstig lijn 1.1 van tabel 2 van deze bijlage voor ontzuring mag worden gebruikt, is slechts toegestaan voor producten:
2. Overeenkomstig lijn 1.1 van tabel 2 van deze bijlage gebruikt wijnsteenzuur, ook wijnsteenzuur (L(+)-) geheten, moet van agrarische oorsprong zijn, en meer in het bijzonder door extractie uit wijnbouwproducten verkregen zijn. Het moet ook voldoen aan de in Verordening (EU) nr. 231/2012 vastgestelde zuiverheidseisen.
3. De volgende afgeleide producten van wijnsteenzuur (L(+)-), waarvan het gebruik is geregeld in de vermelde lijnen van tabel 2 van deze bijlage, moeten van agrarische oorsprong zijn:
Aanhangsel 2
Hars van Aleppo-pijnbomen
1. Het gebruik van hars van Aleppo-pijnbomen overeenkomstig lijn 11.1 van tabel 2 van deze bijlage, is slechts toegestaan voor het verkrijgen van „retsina”-wijn. Dit oenologische procedé mag uitsluitend worden toegepast:
op het geografische grondgebied van Griekenland;
op druivenmost die is verkregen uit druiven waarvan de rassen met het productie- en het wijnbereidingsgebied in de op 31 december 1980 geldende Griekse nationale voorschriften zijn bepaald;
door toevoeging van een hoeveelheid hars van ten hoogste 1 000 gram per hectoliter behandeld product, en vóór de gisting, of voor zover het effectieve alcoholvolumegehalte niet hoger is dan een derde van het totale alcoholvolumegehalte, gedurende de gisting.
2. Als Griekenland voornemens is de in punt 1, onder b), genoemde voorschriften te wijzigen, meldt het dat vooraf aan de Commissie. Die melding wordt gedaan overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1183. Indien de Commissie niet binnen twee maanden na de ontvangst van deze mededeling reageert, mag Griekenland de geplande wijzigingen invoeren.
Aanhangsel 3
Ionenwisselende harsen
De ionenwisselende harsen die overeenkomstig lijn 6 van tabel 1 van deze bijlage mogen worden gebruikt, zijn sulfonzuur- of ammoniumgroepen bevattende copolymeren van styreen of van divinylbenzeen. Zij moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en met de voorschriften van de Unie en de nationale voorschriften die ter uitvoering van die verordening zijn vastgesteld. Bovendien mogen zij bij de controle aan de hand van de in lid 3 van dit aanhangsel beschreven analysemethode in ieder van de genoemde oplosmiddelen niet meer dan 1 mg/l organische stoffen afgeven. De regeneratie ervan moet worden verricht met stoffen die voor de bereiding van levensmiddelen zijn toegestaan.
Deze stoffen mogen slechts worden gebruikt onder toezicht van een oenoloog of een technicus en in installaties die zijn erkend door de autoriteiten van de lidstaat waar de harsen worden gebruikt. De autoriteiten bepalen de taak en de verantwoordelijkheid van de erkende oenologen en technici.
Analysemethode voor de bepaling van het verlies aan organisch materiaal uit ionenwisselende harsen:
1. STREKKING EN TOEPASSINGSGEBIED
Met deze methode wordt het verlies aan organisch materiaal uit ionenwisselende harsen bepaald.
2. DEFINITIE
Verlies aan organisch materiaal uit ionenwisselende harsen. Het verlies aan organisch materiaal zoals dat door de hieronder beschreven methode wordt bepaald.
3. PRINCIPE
Men laat extractievloeistoffen door hiervoor toebereide harsen lopen, waarna het gewicht aan geëxtraheerd organisch materiaal gravimetrisch wordt bepaald.
4. REAGENTIA
Alle reagentia moeten van analytische kwaliteit zijn.
Extractievloeistoffen:
Gedistilleerd water of gedeïoniseerd water van dezelfde zuiverheid.
Ethanol, 15 % v/v, bereid door 15 volumedelen absolute ethanol met 85 volumedelen water (punt 4.1) te mengen.
Azijnzuur, 5 % m/m, bereid door vijf gewichtsdelen ijsazijn met 95 gewichtsdelen water (punt 4.1) te mengen.
5. APPARATUUR
Ionenwisselende chromatografiekolommen.
Maatcilinders, inhoud 2 l.
Verdampingsschalen, bestand tegen 850 °C in een moffeloven.
Droogoven, met thermostaatregeling op 105 ± 2 °C.
Moffeloven, met thermostraatregeling op 850 ± 25 °C.
Analytische balans, tot op 0,1 mg nauwkeurig.
Verdamper, verwarmingsplaat of infraroodverdamper.
6. WERKWIJZE
Breng in elk van de drie afzonderlijke ionenwisselende chromatografiekolommen (punt 5.1) 50 ml van de te onderzoeken ionenwisselende hars, die gewassen en volgens de aanwijzing van de fabrikant als voorbereiding voor gebruik met levensmiddelen behandeld is.
Laat voor de anionische harsen de drie extractievloeistoffen (punten 4.1, 4.2 en 4.3) afzonderlijk door de daartoe klaargemaakte kolommen (punt 6.1) lopen met een snelheid van 350 tot 450 ml per uur. Gooi steeds de eerste liter eluaat weg en verzamel de volgende twee liter in maatcylinders (punt 5.2). Laat voor kationische harsen alleen de twee in de punten 4.1 en 4.2 aangegeven extractievloeistoffen door de daartoe klaargemaakte kolommen lopen.
Damp de drie eluaten in op een verwarmingsplaat of met behulp van een infraroodverdamper (punt 5.7), in afzonderlijke verdampingsschalen (punt 5.3), die van tevoren gereinigd en gewogen (m0) zijn. Leg de schalen in een oven (punt 5.4) en droog ze tot constant gewicht (m1).
Leg na het registreren van het constante gewicht (punt 6.3) de verdampingsschaal in de moffeloven (punt 5.5) en veras tot constant gewicht (m2).
Bereken de hoeveelheid geëxtraheerd organisch materiaal (punt 7.1). Als het resultaat groter is dan 1 mg/l, voer dan een blancoproef uit op de reagentia en bereken opnieuw de hoeveelheid geëxtraheerd organisch materiaal.
De blancoproef moet worden uitgevoerd door de handelingen genoemd in de punten 6.3 en 6.4 te herhalen, maar dan met 2 liter extractievloeistof; dit geeft de gewichten m3 en m4 uit respectievelijk de punten 6.3 en 6.4.
7. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN
Formule en berekening van de resultaten
Het gehalte aan uit de ionenwisselende harsen geëxtraheerd organisch materiaal, wordt in mg/l gegeven door:
500 (m1 – m2)
waarin m1 en m2 in g staan.
Het gecorrigeerde gehalte aan uit de ionenwisselende harsen geëxtraheerd organisch materiaal wordt in mg/l gegeven door:
500 (m1 – m2 – m3 + m4)
waarin m1, m2, m3 en m4 in g staan.
Het verschil tussen de resultaten van twee parallelle bepalingen uitgevoerd op hetzelfde monster, mag niet meer bedragen dan 0,2 mg/l.
Aanhangsel 4
Kaliumferrocyanide
Calciumfitaat
DL-wijnsteenzuur
Het gebruik van kaliumferrocyanide en van calciumfitaat overeenkomstig de lijnen 6.5 en 6.6 van tabel 2 van deze bijlage of het gebruik van DL-wijnsteenzuur overeenkomstig lijn 6.9 van tabel 2 van deze bijlage is slechts toegestaan indien deze behandelingen worden uitgevoerd onder toezicht van een oenoloog of een technicus die is erkend door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar deze behandeling plaatsvindt en wiens verantwoordelijkheid eventueel door de betrokken lidstaat nader is bepaald.
Na de behandeling met kaliumferrocyanide of calciumfitaat moeten in wijn sporen van ijzer aanwezig zijn.
Voor de controle op het gebruik van de in de eerste alinea bedoelde producten gelden de door de lidstaten vastgestelde bepalingen.
Aanhangsel 5
Voorschriften voor de behandeling door elektrodialyse
Deze behandeling is bedoeld om de wijnsteen in wijn te stabiliseren ten opzichte van kaliumhydrogeentartraat en calciumtartraat (en andere calciumzouten) door extractie van ionen die in oververzadiging aanwezig zijn in de wijn, onder invloed van een elektrisch veld met behulp van membranen die alleen anionen doorlaten, enerzijds, en membranen die alleen kationen doorlaten, anderzijds.
1. VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE MEMBRANEN
1.1. De membranen worden afwisselend aangebracht in een systeem van het „filterpers”-type of in ieder ander geschikt systeem, met een afdeling voor de behandeling (wijn) en een afdeling voor de concentratie (afvoerwater).
1.2. De voor kationen permeabele membranen moeten geschikt zijn voor de extractie van alleen kationen en inzonderheid van de kationen K+, Ca++.
1.3. De voor anionen permeabele membranen moeten geschikt zijn voor de extractie van alleen anionen en inzonderheid van tartraatanionen.
1.4. De membranen mogen geen buitensporige wijzigingen in de fysische en chemische samenstelling en in de sensorische kenmerken van de wijn veroorzaken. Zij moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
De stabiliteit van de nieuwe elektrodialysemembranen moet worden bepaald aan de hand van een simulatievloeistof die de fysische en chemische samenstelling van de wijn heeft, met het oog op de eventuele bepaling van de migratie van bepaalde stoffen die afkomstig zijn van de membranen.
De aanbevolen beproevingsmethode is als volgt:
De simulatievloeistof is een mengsel van alcohol en water die is gebufferd voor de pH en de conductiviteit van de wijn. Zij is samengesteld uit:
Deze oplossing wordt gebruikt voor de migratieproeven in gesloten kringloop in een elektrodialyse-installatie onder stroom (1 volt/cel) tegen 50 l/m2 anionen en kationen doorlatende membranen, totdat de oplossing voor 50 % is gedemineraliseerd. De afvoerwaterkringloop wordt op gang gebracht door een oplossing van kaliumchloride van 5 g/l. De migrerende stoffen worden bepaald in de simulatievloeistof en in het afvoerwater van de elektrodialyse.
Het gehalte van de organische moleculen die deel uitmaken van de samenstelling van het membraan en die naar de behandelde oplossing zouden kunnen overgaan, wordt bepaald. Dit gehalte wordt voor elk van deze bestanddelen afzonderlijk bepaald door een erkend laboratorium. Het gehalte in de simulatievloeistof moet in totaal, voor alle bestanddelen samen, lager zijn dan 50 μg/l.
Voorts zijn de algemene voorschriften voor de controle van materialen die bestemd zijn om met levensmiddelen in aanmerking te komen, ook van toepassing op deze membranen.
2. VOORSCHRIFTEN INZAKE HET GEBRUIK VAN MEMBRANEN
Het voor een behandeling voor het stabiliseren van wijnsteen in wijn door middel van elektrodialyse gebruikte stel membranen moet zodanig zijn dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
▼M3 —————
Aanhangsel 6
Voorschriften voor urease
1. Internationale code van urease: EC 3-5-1-5, CAS-nr.: 9002-13-5.
2. Werkzame stof: urease (werkzaam in zuur milieu), splitst ureum in ammoniak en koolstofdioxide. Opgegeven activiteit: minstens 5 eenheden/mg, waarbij 1 eenheid gedefinieerd wordt als de hoeveelheid enzym die bij 37 °C 1 μmol NH3 per minuut vrijmaakt uit een ureumoplossing met een concentratie van 5 g/l (pH 4).
3. Oorsprong: Lactobacillus fermentum.
4. Toepassingsgebied: afbraak van ureum in voor langere rijping bestemde wijn, wanneer deze aanvankelijk meer dan 1 mg/l ureum bevat.
5. Maximale gebruiksdosis: 75 mg enzympreparaat per liter behandelde wijn, met een maximum van 375 eenheden urease per liter wijn. Aan het einde van de behandeling moet alle residuele enzymwerking geëlimineerd worden door de wijn te filtreren (poriediameter < 1 μm).
6. Voorschriften inzake chemische en microbiologische zuiverheid:
Droogverlies |
minder dan 10 % |
Zware metalen |
minder dan 30 ppm |
Pb |
minder dan 10 ppm |
As |
minder dan 2 ppm |
Coliforme bacteriën |
geen |
Salmonella spp. |
geen in een monster van 25 g |
Totaal aërobe kiemen |
minder dan 5 × 104/g |
De voor de behandeling van wijn toegestane urease moet in dezelfde omstandigheden vervaardigd zijn als de urease waarop het op 10 december 1998 uitgebrachte advies van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding („Opinion on the use of urease prepared from Lactobacillus fermentum in wine production”) betrekking had.
Aanhangsel 7
Voorschriften voor het gebruik van stukjes eikenhout
ONDERWERP, OORSPRONG EN TOEPASSINGSGEBIED
Bij de bereiding en de rijping van wijn, waaronder ook de gisting van verse druiven en druivenmost, worden stukjes eikenhout gebruikt om aan de wijn bepaalde aan eikenhout verbonden kenmerken te verlenen.
De stukjes hout mogen uitsluitend afkomstig zijn van de Quercus-soorten.
De stukjes hout worden gebruikt in natuurlijke staat, dan wel licht, gemiddeld of sterk verhit, maar zij mogen niet zijn verbrand, zelfs niet oppervlakkig, zij mogen niet koolstofhoudend zijn en zij mogen niet brokkelig aanvoelen. Zij mogen geen chemische, enzymatische of fysische behandeling hebben ondergaan, afgezien van de verhitting. Aan de stukjes hout mag geen enkel product zijn toegevoegd dat bestemd is om het natuurlijk aromatisch vermogen of de extraheerbare fenolbestanddelen ervan te verhogen.
ETIKETTERING
In de etikettering moet melding worden gemaakt van de oorsprong van de botanische soort(en) eik en de eventuele verhittingsintensiteit, de bewaaromstandigheden en de veiligheidsvoorschriften.
AFMETINGEN
De afmetingen van de stukjes hout moeten van dien aard zijn dat ten minste 95 gewichtspercent ervan wordt tegengehouden met een zeef met mazen van 2 mm (d.i. 9 mesh).
ZUIVERHEID
De stukjes eikenhout mogen geen substanties vrijgeven waarvan de concentratie eventuele risico's zou kunnen opleveren voor de gezondheid.
▼M3 —————
Aanhangsel 8
Voorschriften voor de behandeling om het alcoholgehalte van de wijn te corrigeren
De behandeling om het alcoholgehalte van de wijn te corrigeren („de behandeling”) heeft tot doel een te hoog ethanolgehalte van de wijn te verlagen om de smaakbalans van de wijn te verbeteren.
Voorschriften:
Deze doelstellingen kunnen worden bereikt aan de hand van scheidingstechnieken die afzonderlijk of gecombineerd worden gebruikt.
De behandelde wijn mag geen organoleptische gebreken vertonen en moet geschikt zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie.
Er mag geen alcohol uit de wijn worden verwijderd als op een van de wijnbouwproducten die bij de bereiding van de betrokken wijn is gebruikt, een van de in bijlage VIII, deel I, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde verrijkingsprocedés is toegepast.
Het alcoholgehalte mag met maximaal 20 % worden verlaagd en het totale alcoholvolumegehalte van het eindproduct moet in overeenstemming zijn met bijlage VII, deel II, punt 1, tweede alinea, onder a), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013.
De behandeling moet worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een oenoloog of een bevoegde technicus.
►M3 ————— ◄
De lidstaten kunnen bepalen dat de behandeling vooraf moet worden gemeld bij de bevoegde autoriteiten.
Aanhangsel 9
Voorschriften voor de behandeling om het suikergehalte in most door membraankoppeling te verlagen
De behandeling om het suikergehalte te verlagen („de behandeling”) heeft tot doel suiker aan most te onttrekken middels membraankoppeling waarbij microfiltratie of ultrafiltratie wordt gecombineerd met nanofiltratie of omgekeerde osmose.
Voorschriften:
Als gevolg van de behandeling neemt het volume af, afhankelijk van de hoeveelheid en het suikergehalte van de suikeroplossing die aan de oorspronkelijke most wordt onttrokken.
De procedés moeten het mogelijk maken de gehalten aan andere mostbestanddelen dan suikers te behouden.
Wanneer het suikergehalte in de most wordt verlaagd, mag het alcoholgehalte van de met die most vervaardigde wijn niet worden gecorrigeerd.
De behandeling mag niet samen met een van de in bijlage VIII, deel I, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde verrijkingsprocedés worden toegepast.
De hoeveelheid most waarop de behandeling wordt uitgevoerd, wordt bepaald op basis van de beoogde verlaging van het suikergehalte.
De eerste fase heeft tot doel enerzijds de most geschikt te maken voor de tweede concentratiefase en anderzijds de macromoleculen te behouden die groter zijn dan de retentiedrempelwaarde van het membraan. Voor deze fase kan ultrafiltratie worden gebruikt.
Het tijdens de eerste fase van de behandeling verkregen permeaat wordt vervolgens middels nanofiltratie of omgekeerde osmose geconcentreerd.
Het oorspronkelijke water en de organische zuren die met name bij de nanofiltratie niet zijn tegengehouden, mogen aan de behandelde most worden toegevoegd.
De behandeling moet worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een oenoloog of een bevoegde technicus.
De gebruikte membranen moeten voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en van Verordening (EU) nr. 10/2011 en aan de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen. Zij moeten tevens voldoen aan de voorschriften van de door de OIV gepubliceerde „Codex œnologique international”.
Aanhangsel 10
Voorschriften voor de behandeling van wijnen met behulp van een membraantechnologie in combinatie met actieve kool om de overmaat aan 4-ethylfenol en 4-ethylguajacol te beperken
De behandeling heeft tot doel het gehalte aan 4-ethylfenol en 4-ethylguajacol van microbiële oorsprong, die organoleptische gebreken veroorzaken en de aroma's van de wijn maskeren, te beperken.
Voorschriften:
De behandeling moet worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een oenoloog of een bevoegde technicus.
►M3 ————— ◄
De gebruikte membranen moeten voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en van Verordening (EU) nr. 10/2011 en aan de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen. Zij moeten tevens voldoen aan de voorschriften van de door de OIV gepubliceerde „Codex œnologique international”.
DEEL B
MAXIMUMGEHALTEN AAN ZWAVELDIOXIDE IN WIJN
A. ZWAVELDIOXIDEGEHALTE VAN WIJN
1. Het totale zwaveldioxidegehalte van wijn, andere dan mousserende wijn en likeurwijn, mag wanneer die voor rechtstreekse menselijke consumptie op de markt wordt gebracht, niet meer bedragen dan:
150 milligram per liter voor rode wijn;
200 milligram per liter voor witte wijn en roséwijn.
2. In afwijking van punt 1, onder a) en b), wordt het maximumgehalte aan zwaveldioxide voor wijnen met een suikergehalte, uitgedrukt als de som van glucose en fructose, van ten minste 5 g per liter, verhoogd tot:
200 milligram per liter voor rode wijn;
250 milligram per liter voor witte wijn en roséwijn;
300 milligram per liter voor:
350 milligram per liter voor:
400 milligram per liter voor:
3. De lijsten met wijnen met een van de in punt 2, onder c), d) en e), vermelde beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen, kunnen worden gewijzigd met het oog op de opname van nieuwe wijnen of omdat de voorwaarden waaronder de wijnen worden geproduceerd, veranderen of hun geografische aanduiding of oorsprongsbenaming wordt gewijzigd. De lidstaten zenden een verzoek om afwijking naar de Commissie overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1183 van de Commissie en verstrekken alle nodige technische gegevens over de betrokken wijnen, met inbegrip van de productspecificaties en de per jaar geproduceerde hoeveelheden.
4. In jaren waarin de weersomstandigheden daar uitzonderlijk toe nopen, kunnen de lidstaten toestaan dat het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide van minder dan 300 milligram per liter met maximaal 50 milligram per liter wordt verhoogd voor wijnen die worden geproduceerd in bepaalde wijnbouwgebieden op hun grondgebied. Binnen één maand na toekenning van de afwijking melden de lidstaten die afwijkingen aan de Commissie overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1183, onder vermelding van het jaar, de wijnbouwgebieden en de betrokken wijnen, waarbij zij bewijzen verstrekken waaruit blijkt dat de verhoging noodzakelijk is wegens de weersomstandigheden. De Commissie maakt vervolgens de afwijking bekend op haar website.
5. De lidstaten mogen strengere bepalingen toepassen op wijnen die op hun grondgebied worden voortgebracht.
B. ZWAVELDIOXIDEGEHALTE VAN LIKEURWIJN
Het totale zwaveldioxidegehalte van likeurwijn mag, wanneer die voor rechtstreekse menselijke consumptie op de markt wordt gebracht, niet meer bedragen dan:
150 mg/l wanneer het suikergehalte minder bedraagt dan 5 g/l;
200 mg/l wanneer het suikergehalte minstens 5 g/l bedraagt.
C. ZWAVELDIOXIDEGEHALTE VAN MOUSSERENDE WIJN
1. Het totale zwaveldioxidegehalte van mousserende wijn mag, wanneer die voor rechtstreekse menselijke consumptie op de markt wordt gebracht, niet meer bedragen dan:
185 mg/l voor alle categorieën mousserende kwaliteitswijn, en
235 mg/l voor de overige mousserende wijnen.
2. Als de weersomstandigheden zulks in bepaalde wijnbouwzones van de Unie noodzakelijk maken, kunnen de betrokken lidstaten toestaan dat het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide voor de in punt 1, onder a) en b), bedoelde, op hun grondgebied geproduceerde mousserende wijn met maximaal 40 mg/l wordt verhoogd, mits de wijnen waarvoor die toestemming wordt verleend niet uit de betrokken lidstaten worden verzonden.
DEEL C
MAXIMUMGEHALTEN AAN VLUCHTIGE ZUREN IN WIJN
1. Het gehalte aan vluchtige zuren mag niet hoger zijn dan:
18 milli-equivalent per liter voor gedeeltelijk gegiste druivenmost;
18 milli-equivalent per liter voor witte wijn en roséwijn, of
20 milli-equivalent per liter voor rode wijn.
2. De in punt 1 bedoelde gehalten gelden:
voor producten die afkomstig zijn van in de Unie geoogste druiven: in het productiestadium en in alle stadia van het in de handel brengen;
voor gedeeltelijk gegiste druivenmost en wijn van oorsprong uit derde landen: in alle stadia vanaf de binnenkomst in het geografische grondgebied van de Unie.
3. De lidstaten mogen afwijkingen van de in punt 1 vermelde grenswaarden toestaan:
voor bepaalde wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming en bepaalde wijnen met een beschermde geografische aanduiding die:
voor wijn met een totaal alcoholvolumegehalte van ten minste 13 % vol.
De lidstaten melden die afwijkingen binnen één maand na de datum waarop de afwijking wordt toegekend, aan de Commissie overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1183. De Commissie maakt vervolgens de afwijking bekend op haar website.
DEEL D
MAXIMUMGEHALTEN EN VOORWAARDEN VOOR DE VERZOETING VAN WIJN
1. Wijn mag slechts worden verzoet met behulp van een of meer van de volgende producten:
druivenmost;
geconcentreerde druivenmost;
gerectificeerde geconcentreerde druivenmost.
Het totale alcoholvolumegehalte van de wijn mag met niet meer dan 4 % vol. worden verhoogd.
2. Verzoeten van ingevoerde wijn met een geografische benaming die voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemd is, is op het grondgebied van de Unie verboden. Voor de verzoeting van andere ingevoerde wijnen gelden dezelfde voorwaarden als voor in de Unie geproduceerde wijnen.
3. Het verzoeten van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming mag door een lidstaat slechts worden toegestaan als deze behandeling plaatsvindt:
met inachtneming van de voorwaarden en de maximumgehalten die in deze bijlage zijn vastgesteld;
in het gebied waar de betrokken wijn is geproduceerd of in een gebied in de onmiddellijke nabijheid daarvan.
De in punt 1 bedoelde druivenmost en geconcentreerde druivenmost moeten afkomstig zijn uit hetzelfde gebied als de wijn voor het verzoeten waarvan zij worden gebruikt.
4. Verzoeting van wijn is slechts toegestaan in het productiestadium en in het groothandelsstadium.
BIJLAGE II
TOEGESTANE OENOLOGISCHE PROCEDÉS EN BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT MOUSSERENDE WIJN, MOUSSERENDE KWALITEITSWIJN EN AROMATISCHE MOUSSERENDE KWALITEITSWIJN
A. Mousserende wijn
1. In dit punt en in de delen B en C van deze bijlage wordt verstaan onder:
a) |
„liqueur de tirage” : het product dat bestemd is om aan de cuvée te worden toegevoegd teneinde de koolzuurontwikkeling op te wekken; |
b) |
„dosagelikeur” : het product dat bestemd is om aan mousserende wijn te worden toegevoegd teneinde daaraan bijzondere smaakkenmerken te geven. |
2. De dosagelikeur mag slechts zijn samengesteld uit:
eventueel met toevoeging van wijndistillaat.
3. Afgezien van de verrijking die krachtens Verordening (EU) nr. 1308/2013 voor de bestanddelen van de cuvée is toegestaan, is iedere verrijking van de cuvée verboden.
4. De lidstaten mogen evenwel voor regio's en rassen waarvoor dit vanuit technisch oogpunt gerechtvaardigd is, toestaan dat de cuvée wordt verrijkt op de plaats waar de mousserende wijn wordt bereid, op voorwaarde dat:
geen enkel bestanddeel van de cuvée reeds verrijkt is;
de betrokken bestanddelen uitsluitend afkomstig zijn van druiven die op het grondgebied van de lidstaat zijn geoogst;
de verrijking in één behandeling geschiedt;
de hiernavolgende maxima niet worden overschreden:
3 % vol. voor de cuvée waarvan de bestanddelen afkomstig zijn uit wijnbouwzone A;
2 % vol. voor de cuvée waarvan de bestanddelen afkomstig zijn uit wijnbouwzone B;
1,5 % vol. voor de cuvée waarvan de bestanddelen afkomstig zijn uit wijnbouwzone C;
de toegepaste methode bestaat in de toevoeging van sacharose, geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost.
5. Toevoeging van liqueur de tirage en toevoeging van dosagelikeur worden niet beschouwd als verrijking noch als verzoeting. De toevoeging van liqueur de tirage mag niet tot gevolg hebben dat het totale alcoholvolumegehalte van de cuvée met meer dan 1,5 % vol. wordt verhoogd. Deze verhoging wordt gemeten door het verschil te berekenen tussen het totale alcoholvolumegehalte van de cuvée en het totale alcoholvolumegehalte van de mousserende wijn vóór eventuele toevoeging van de dosagelikeur.
6. Het toevoegen van dosagelikeur geschiedt zodanig dat het effectieve alcoholvolumegehalte van de mousserende wijn met niet meer dan 0,5 % vol. wordt verhoogd.
7. Verzoeting van de cuvée en van de bestanddelen daarvan is verboden.
8. Boven op eventuele, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 toegepaste aanzuring of ontzuring van de bestanddelen van de cuvée mag de cuvée worden aangezuurd of ontzuurd. Aanzuring en ontzuring van de cuvée sluiten elkaar uit. Aanzuring van wijn mag slechts plaatshebben tot een maximum van 1,50 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 20 milli-equivalent per liter.
9. In jaren met uitzonderlijke weersomstandigheden kan het maximum van 1,50 g per liter, ofwel 20 milli-equivalent per liter, worden verhoogd tot 2,50 g per liter, ofwel 34 milli-equivalent per liter, mits het natuurlijke zuurgehalte van de producten niet minder bedraagt dan 3 g per liter, uitgedrukt in wijnsteenzuur, ofwel 40 milli-equivalent per liter.
10. Het in mousserende wijn aanwezige koolstofdioxide mag alleen afkomstig zijn van de alcoholische vergisting van de cuvée waaruit de betrokken wijn is bereid.
Dergelijke vergisting mag, behalve wanneer het vergisting betreft die is bedoeld om druiven, druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost direct om te zetten in mousserende wijn, alleen het gevolg zijn van de toevoeging van liqueur de tirage. Zij mag slechts plaatsvinden in flessen of in hermetisch gesloten kuipen.
Het gebruik van koolstofdioxide bij overheveling door tegendruk is toegestaan, mits dit op gecontroleerde wijze gebeurt en de druk van het in de mousserende wijn aanwezige koolstofdioxide niet wordt verhoogd als gevolg van de onvermijdelijke uitwisseling van gassen met het koolstofdioxide dat afkomstig is van de alcoholische vergisting van de cuvée.
11. Voor mousserende wijn zonder beschermde oorsprongsbenaming geldt het volgende:
de liqueur de tirage die bestemd is voor de bereiding van mousserende wijn, mag slechts zijn samengesteld uit:
het effectieve alcoholvolumegehalte, met inbegrip van de alcohol in de eventueel toegevoegde dosagelikeur, moet ten minste 9,5 % vol. bedragen.
B. Mousserende kwaliteitswijn
1. De liqueur de tirage voor de bereiding van mousserende kwaliteitswijn mag slechts zijn samengesteld uit:
sacharose,
geconcentreerde druivenmost,
gerectificeerde geconcentreerde druivenmost,
druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost, of
wijn.
2. De producerende lidstaten kunnen aanvullende of strengere kenmerken en voorwaarden vaststellen voor de productie en het verkeer van de op hun grondgebied geproduceerde mousserende kwaliteitswijnen.
3. Voorts zijn op de bereiding van mousserende kwaliteitswijnen de voorschriften van toepassing van:
4. Voor aromatische mousserende kwaliteitswijn geldt het volgende:
behoudens toegestane afwijkingen mag deze wijn alleen worden verkregen wanneer voor de cuvée uitsluitend druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost wordt gebruikt van druivenrassen die zijn vermeld in de in het aanhangsel van deze bijlage opgenomen lijst. Aromatische mousserende kwaliteitswijn mag evenwel op traditionele wijze worden bereid door voor de samenstelling van de cuvée wijnen te gebruiken die zijn verkregen uit het druivenras „Glera”, geoogst in de regio's Veneto en Friuli-Venezia Giulia;
het gistingsproces vóór en na de bereiding van de cuvée mag, om de cuvée mousserend te maken, alleen middels koeling of andere natuurkundige procedés worden gestuurd;
de toevoeging van dosagelikeur is verboden;
de bereiding van aromatische mousserende kwaliteitswijn moet minstens één maand in beslag nemen.
C. Mousserende wijn en mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming
1. Het totale alcoholvolumegehalte van cuvées die voor de bereiding van mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming zijn bestemd, bedraagt ten minste:
2. De cuvées voor de bereiding van mousserende kwaliteitswijn met de beschermde oorsprongsbenaming „Prosecco”, „Conegliano Valdobbiadene — Prosecco” en „Colli Asolani — Prosecco” of „Asolo — Prosecco” die op basis van één enkel wijndruivenras zijn bereid, mogen evenwel een totaal alcoholvolumegehalte van 8,5 % vol. of meer hebben.
3. Het effectieve alcoholvolumegehalte van mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming, met inbegrip van de alcohol in de eventueel toegevoegde dosagelikeur, bedraagt ten minste 10 % vol.
4. De liqueur de tirage voor mousserende wijn en mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming mag slechts zijn samengesteld uit:
sacharose,
geconcentreerde druivenmost,
gerectificeerde geconcentreerde druivenmost,
en:
druivenmost,
gedeeltelijk gegiste druivenmost,
wijn,
die geschikt zijn voor de bereiding van dezelfde mousserende wijn of dezelfde mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming als die waaraan de liqueur de tirage wordt toegevoegd.
5. In afwijking van bijlage VII, deel II, punt 5), onder c), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 mag mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming die bij 20 °C wordt bewaard in gesloten recipiënten van minder dan 25 centiliter, een minimale overdruk van 3 bar hebben.
6. De duur van het bereidingsproces van mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming, met inbegrip van de rijping in het producerende bedrijf en berekend vanaf het begin van de gisting om de wijn mousserend te maken, mag niet korter zijn dan:
zes maanden, wanneer de gisting om de wijn mousserend te maken, in gesloten kuipen plaatsvindt;
negen maanden, wanneer de gisting om de wijn mousserend te maken, op fles plaatsvindt.
7. De duur van de gisting die bestemd is om de cuvée mousserend te maken en de duur van de aanwezigheid van de cuvée op de wijnmoer bedragen ten minste:
8. De voorschriften van de punten 1 tot en met 10 van deel A en van punt 2 van deel B zijn ook van toepassing op mousserende wijn en mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming.
9. Voor aromatische mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming geldt het volgende:
deze wijn mag alleen worden verkregen wanneer voor de cuvée uitsluitend druivenmost of gedeeltelijk gegiste druivenmost wordt gebruikt van druivenrassen die zijn vermeld in de in het aanhangsel van deze bijlage opgenomen lijst, mits deze rassen als geschikt zijn erkend voor de productie van mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming in het gebied waarvan deze mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming de naam draagt. In afwijking hiervan mag aromatische mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming worden verkregen door voor de samenstelling van de cuvée wijnen te gebruiken die zijn verkregen uit het druivenras „Glera”, geoogst in de gebieden van de oorsprongsbenaming „Prosecco”, „Conegliano-Valdobbiadene — Prosecco”, „Colli Asolani — Prosecco” en „Asolo — Prosecco”;
het gistingsproces vóór en na de bereiding van de cuvée mag, om de cuvée mousserend te maken, alleen middels koeling of andere natuurkundige procedés worden gestuurd;
de toevoeging van dosagelikeur is verboden;
het effectieve alcoholvolumegehalte van aromatische mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming moet ten minste 6 % vol. bedragen;
het totale alcoholvolumegehalte van aromatische mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming moet ten minste 10 % vol. bedragen;
aromatische mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming heeft, wanneer hij in gesloten recipiënten bij 20 °C wordt bewaard, een overdruk van ten minste 3 bar;
in afwijking van punt 6 van dit deel mag de duur van het bereidingsproces van aromatische mousserende kwaliteitswijnen met een beschermde oorsprongsbenaming niet korter zijn dan een maand.
Aanhangsel
Lijst van wijndruivenrassen waarvan de druiven mogen worden gebruikt voor de samenstelling van de cuvée van aromatische mousserende kwaliteitswijn en van aromatische mousserende kwaliteitswijn met een beschermde oorsprongsbenaming
BIJLAGE III
TOEGESTANE OENOLOGISCHE PROCEDÉS EN BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT LIKEURWIJN EN LIKEURWIJN MET EEN BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMING OF EEN BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDING
A. Likeurwijn
1. De in bijlage VII, deel II, punt 3, onder c), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 genoemde producten die voor de bereiding van likeurwijn en likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding worden gebruikt, mogen in voorkomend geval alleen de oenologische procedés en behandelingen hebben ondergaan die in Verordening (EU) nr. 1308/2013 of in de onderhavige verordening zijn genoemd.
2. Hierbij geldt evenwel het volgende:
de verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte mag slechts het gevolg zijn van het gebruik van de producten die zijn genoemd in bijlage VII, deel II, punt 3, onder e) en f), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, en
in afwijking hiervan wordt Spanje gemachtigd om het gebruik toe te staan van calciumsulfaat voor Spaanse wijnen die de traditionele aanduiding „vino generoso” of „vino generoso de licor” dragen, wanneer dit procedé vanouds wordt toegepast en op voorwaarde dat het sulfaatgehalte van het aldus behandelde product niet meer bedraagt dan 2,5 g per liter, uitgedrukt in kaliumsulfaat. Deze producten mogen extra worden aangezuurd tot ten hoogste 1,5 g/l.
3. Onverminderd de meer beperkende bepalingen die de lidstaten kunnen vaststellen voor op hun grondgebied bereide likeurwijn en likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, mogen op deze producten de oenologische procedés worden toegepast die zijn genoemd in Verordening (EU) nr. 1308/2013 of de onderhavige verordening.
4. Voorts worden toegestaan:
verzoeting, onder voorbehoud van een aangifte- en registratieverplichting en wanneer de gebruikte producten niet zijn verrijkt door middel van geconcentreerde druivenmost, door toevoeging van:
toevoeging van alcohol, distillaat of eau de vie, als bedoeld in bijlage VII, deel II, punt 3, onder e) en f), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, ter compensatie van het verlies door verdamping bij rijping;
het rijpen in recipiënten bij een temperatuur van niet hoger dan 50 oC voor likeurwijn met de beschermde oorsprongsbenaming „Madeira”.
5. De druivenrassen waaruit de in bijlage VII, deel II, punt 3, onder c), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten zijn verkregen die voor de bereiding van likeurwijn en likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding worden gebruikt, moeten behoren tot de in artikel 81, lid 2, van die verordening bedoelde rassen.
6. Het natuurlijke alcoholvolumegehalte van de in bijlage VII, deel II, punt 3, onder c), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten die voor de bereiding van andere likeurwijn dan likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding worden gebruikt, mag niet lager zijn dan 12 % vol.
B. Likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming (andere bepalingen dan die in deel A van deze bijlage, specifiek met betrekking tot likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming)
1. De lijst van de likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming die worden bereid met druivenmost of een mengsel van druivenmost en wijn als bedoeld in bijlage VII, deel II, punt 3, onder c), vierde streepje, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, is opgenomen in deel A van aanhangsel 1 van deze bijlage.
2. De lijst van de likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming waaraan de in bijlage VII, deel II, punt 3, onder f), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten mogen worden toegevoegd, is opgenomen in deel B van aanhangsel 1 van deze bijlage.
3. De in bijlage VII, deel II, punt 3, onder c), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten en geconcentreerde druivenmost en gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven als bedoeld in die bijlage, deel II, punt 3, onder f), iii), die worden gebruikt voor de bereiding van likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming, moeten afkomstig zijn van het gebied waarvan de betrokken likeurwijn met beschermde oorsprongsbenaming de naam draagt.
Voor likeurwijn met de beschermde oorsprongsbenaming „Condado de Huelva”, „Málaga” of „Jerez-Xérès-Sherry” mag de most van ingedroogde druiven waaraan neutrale alcohol van wijnbouwproducten is toegevoegd om de gisting te stuiten en die uit het druivenras Pedro Ximénez is verkregen, evenwel afkomstig zijn van het gebied „Montilla-Moriles”.
4. De in de punten 1 tot en met 4 van deel A van deze bijlage bedoelde behandelingen voor de bereiding van likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming mogen uitsluitend plaatsvinden in het in punt 3 bedoelde gebied.
Voor likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming waarvoor de naam „Porto” is gereserveerd voor het product bereid uit druiven verkregen in het gebied genaamd „Douro”, mogen de aanvullende bereidingsprocessen en de rijping echter plaatsvinden hetzij in voornoemd gebied, hetzij in Vila Nova de Gaia — Porto.
5. Onverminderd de strengere bepalingen die de lidstaten mogen vaststellen voor likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming die op hun grondgebied wordt bereid, geldt het volgende:
het natuurlijke alcoholvolumegehalte van de in bijlage VII, deel II, punt 3, onder c), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten voor de bereiding van likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming, mag niet lager zijn dan 12 % vol. Bepaalde likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming die zijn vermeld in een van de lijsten in deel A van aanhangsel 2 van deze bijlage, mogen evenwel worden verkregen:
uit druivenmost met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 10 % vol. in het geval van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming die worden verkregen door toevoeging van eau de vie van wijn of druivendraf met een oorsprongsbenaming en eventueel afkomstig van hetzelfde bedrijf, of
uit gedeeltelijk gegiste druivenmost of, in het geval als bedoeld in het tweede streepje hieronder, wijn, met een oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste:
de lijst van de likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming die, in afwijking van bijlage VII, deel II, punt 3, onder b), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, een totaal alcoholvolumegehalte van minder dan 17,5 % vol. maar niet minder dan 15 % vol. hebben, wanneer daarin uitdrukkelijk werd voorzien in de nationale bepalingen die vóór 1 januari 1985 golden, is opgenomen in deel B van aanhangsel 2.
6. De traditionele specifieke aanduidingen „οίνος γλυκύς φυσικός”, „vino dulce natural”, „vino dolce naturale” en „vinho doce natural” zijn voorbehouden voor likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming die:
7. Wanneer vanouds bestaande gebruiken zulks voor het product vereisen, mogen de lidstaten, voor likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming die op hun grondgebied wordt bereid, bepalen dat de traditionele specifieke aanduiding „vin doux naturel” alleen mag worden gebruikt voor likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming die:
8. De traditionele specifieke aanduiding „vino generoso” mag in het geval van likeurwijn alleen worden gebruikt voor droge, volledig of gedeeltelijk onder voile bereide likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming die:
Onder de in de eerste alinea bedoelde bereiding onder voile wordt verstaan het biologische procedé dat optreedt bij de spontane ontwikkeling van een voile van typische gisten op het vrije oppervlak van de wijn na totale alcoholgisting van de most, en dat aan het product specifieke analytische en organoleptische kenmerken verleent.
9. De traditionele specifieke aanduiding „vinho generoso” mag alleen worden gebruikt voor likeurwijnen met de beschermde oorsprongsbenamingen „Porto”, „Madeira”, „Moscatel de Setubal” en „Carcavelos”, in samenhang met de respectieve oorsprongsbenamingen.
10. De traditionele specifieke aanduiding „vino generoso de licor” mag alleen worden gebrukt voor likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming die:
Aanhangsel 1
Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming waarvoor bijzondere voorschriften gelden voor de bereiding ervan
A. LIJST VAN LIKEURWIJNEN MET EEN BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMING DIE MET DRUIVENMOST OF HET MENGSEL VAN DIT PRODUCT MET WIJN WORDEN BEREID
(Punt 1 van deel B van deze bijlage)
GRIEKENLAND
Σάμος (Samos), Μοσχάτος Πατρών (Muscat of Patra), Μοσχάτος Ρίου Πατρών (Muscat of Rio Patra), Μοσχάτος Κεφαλληνίας (Muscat of Kefalonia/Muscat de Kephalonia), Μοσχάτος Ρόδου (Muscat of Rodos), Μοσχάτος Λήμνου (Muscat of Limnos), Σητεία (Sitia), Νεμέα (Nemea), Σαντορίνη (Santorini), Δαφνές (Dafnes), Μαυροδάφνη Κεφαλληνίας (Mavrodaphne of Kefalonia), Μαυροδάφνη Πατρών (Mavrodaphni of Patra)
SPANJE
Likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming |
Omschrijving van het product in de regels van de Unie of in nationale wetgeving |
Alicante |
Moscatel de Alicante |
|
Vino dulce |
Cariñena |
Vino dulce |
Condado de Huelva |
Pedro Ximénez |
|
Moscatel |
|
Mistela |
|
Vino dulce |
Empordà |
Mistela |
|
Moscatel |
Jerez-Xérès-Sherry |
Pedro Ximénez |
|
Moscatel |
Lebrija |
|
Málaga |
Vino dulce |
Montilla-Moriles |
Pedro Ximénez |
|
Moscatel |
Priorato |
Vino dulce |
Tarragona |
Vino dulce |
Valencia |
Moscatel de Valencia |
|
Vino dulce |
ITALIË
Cannonau di Sardegna, Giró di Cagliari, Malvasia di Bosa, Marsala, Moscato di Sorso-Sennori, Moscato di Trani, Nascodi Cagliari, Oltrepó Pavese Moscato, San Martino della Battaglia, Trentino, Vesuvio Lacrima Christi.
B. LIJST VAN DE LIKEURWIJNEN MET EEN BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMING WAARVOOR BIJ DE BEREIDING DE IN DEEL II, PUNT 3, ONDER F), VAN VERORDENING (EU) Nr. 1308/2013 GENOEMDE PRODUCTEN WORDEN TOEGEVOEGD
(Punt 2 van deel B van deze bijlage)
1. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming waaraan bij de bereiding alcohol van wijn of van rozijnen of krenten wordt toegevoegd met een alcoholvolumegehalte van ten minste 95 % vol. en ten hoogste 96 % vol.
(Deel II, punt 3, onder f), ii), eerste streepje, van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)
GRIEKENLAND
Σάμος (Samos), Μοσχάτος Πατρών (Muscat of Patra), Μοσχάτος Ρίου Πατρών (Muscat of Rio Patra), Μοσχάτος Κεφαλληνίας (Muscat of Kefalonia/Muscat de Kephalonia), Μοσχάτος Ρόδου (Muscat of Rodos), Μοσχάτος Λήμνου (Muscat of Limnos), Σητεία (Sitia), Σαντορίνη (Santorini), Δαφνές (Dafnes), Μαυροδάφνη Πατρών (Mavrodaphni of Patra), Μαυροδάφνη Κεφαλληνίας (Mavrodaphne of Kefalonia).
SPANJE
Condado de Huelva, Jerez-Xérès-Sherry, Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda, Málaga, Montilla-Moriles, Rueda, Terra Alta.
CΥΡRUS
Κουμανδαρία (Commandaria).
2. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming waaraan bij de bereiding eau de vie van wijn of van druivendraf wordt toegevoegd met een alcoholgehalte van ten minste 52 % vol. en ten hoogste 86 % vol.
(Deel II, punt 3, onder f), ii), tweede streepje, van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)
GRIEKENLAND
Μαυροδάφνη Πατρών (Mavrodaphni of Patra), Μαυροδάφνη Κεφαλληνίας (Mavrodaphne of Kefalonia), Σητεία (Sitia), Σαντορίνη (Santorini), Δαφνές (Dafnes), Νεμέα (Nemea).
FRANKRIJK
Pineau des Charentes of Pineau charentais, Floc de Gascogne, Macvin du Jura.
CΥΡRUS
Κουμανδαρία (Commandaria).
3. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming waaraan bij de bereiding eau de vie van rozijnen of krenten wordt toegevoegd met een alcoholgehalte van ten minste 52 % vol. doch minder dan 94,5 % vol.
(Deel II, punt 3, onder f), ii), derde streepje, van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)
GRIEKENLAND
Μαυροδάφνη Πατρών (Mavrodaphni of Patra), Μαυροδάφνη Κεφαλληνίας (Mavrodaphne of Kefalonia)
4. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming waaraan bij de bereiding gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven wordt toegevoegd
(Deel II, punt 3, onder f), iii), eerste streepje, van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)
SPANJE
Likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming |
Omschrijving van het product in de regels van de Unie of in nationale wetgeving |
Condado de Huelva |
|
Jerez-Xérès-Sherry |
Vino generoso de licor |
Málaga |
Vino dulce |
Montilla-Moriles |
Vino generoso de licor |
ITALIË
Aleatico di Gradoli, Giró di Cagliari, Malvasia delle Lipari, Pantelleria passito
CΥΡRUS
Κουμανδαρία (Commandaria)
5. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming waaraan bij de bereiding geconcentreerde druivenmost wordt toegevoegd die is verkregen door rechtstreekse werking van vuur en die, afgezien van deze bewerking, voldoet aan de definitie van geconcentreerde druivenmost
(Deel II, punt 3, onder f), iii), tweede streepje, van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)
SPANJE
Likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming |
Omschrijving van het product in de regels van de Unie of in nationale wetgeving |
Alicante |
|
Condado de Huelva Empordà Jerez-Xérès-Sherry Málaga Montilla-Moriles Navarra |
Vino generoso de licor Garnacha/Garnatxa Vino generoso de licor Vino dulce Vino generoso de licor Moscatel |
ITALIË
Marsala
CYPRUS
Κουμανδαρία (Commandaria).
6. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming waaraan bij de bereiding geconcentreerde druivenmost wordt toegevoegd
(Deel II, punt 3, onder f), iii), derde streepje, van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)
SPANJE
Likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming |
Omschrijving van het product in de regels van de Unie of in nationale wetgeving |
Málaga |
Vino dulce |
Montilla-Moriles |
Vino dulce Vino generoso de licor |
Tarragona |
Vino dulce |
Jerez-Xerès-Sherry |
Vino generoso de licor |
Condado de Huelva |
Vino generoso de licor |
ITALIË
Oltrepó Pavese Moscato, Marsala, Moscato di Trani.
CYPRUS
Κουμανδαρία (Commandaria).
Aanhangsel 2
A. Lijsten als bedoeld in bijlage III, punt 5, onder a), van deel B
1. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming die zijn bereid uit druivenmost met een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 10 % vol. en zijn verkregen door toevoeging van eau de vie van wijn of druivendraf met een beschermde oorsprongsbenaming, eventueel afkomstig uit hetzelfde bedrijf
FRANKRIJK
Pineau des Charentes of Pineau charentais, Floc de Gascogne, Macvin du Jura.
2. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming verkregen uit gistende druivenmost met een oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 11 % vol., verkregen door toevoeging van neutrale alcohol, een wijndistillaat met een effectief alcoholgehalte van ten minste 70 % vol. of eau de vie van wijnbouwproducten
PORTUGAL
Porto — Port
Moscatel de Setúbal, Setúbal
Carcavelos
Moscatel do Douro
ITALIË
Moscato di Noto
3. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming verkregen uit wijn met een oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 10,5 % vol.
SPANJE
Jerez-Xérès-Sherry
Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda
Condado de Huelva
Rueda
ITALIË
Trentino
4. Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming verkregen uit gistende druivenmost met een oorspronkelijk natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 9 % vol.
PORTUGAL
Madeira
B. Lijsten als bedoeld in bijlage III, punt 5, onder b), van deel B
Lijst van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming met een totaal alcoholvolumegehalte van minder dan 17,5 % vol. doch niet minder dan 15 % vol., wanneer daarin uitdrukkelijk werd voorzien door de nationale bepalingen die vóór 1 januari 1985 golden
(Bijlage VII, deel II, punt 3, onder b), bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)
SPANJE
Likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming |
Omschrijving van het product in de regels van de Unie of in nationale wetgeving |
Condado de Huelva Jerez-Xérès-Sherry Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda Málaga Montilla-Moriles Priorato Rueda Tarragona |
Vino generoso Vino generoso Vino generoso Seco Vino generoso Rancio seco Vino generoso Rancio seco |
ITALIË
Trentino
PORTUGAL
Likeurwijn met een beschermde oorsprongsbenaming |
Omschrijving van het product in de regels van de Unie of in nationale wetgeving |
Porto — Port |
Branco leve seco |
Aanhangsel 3
Lijst van de wijnstokrassen die mogen worden gebruikt voor de bereiding van likeurwijnen met een beschermde oorsprongsbenaming die worden aangeboden met de traditionele specifieke aanduidingen „vino dulce natural”, „vino dolce naturale”, „vinho doce natural” of „οίνος γλυκύς φυσικός”
muscats — grenache — garnacha blanca — garnacha peluda — listán blanco — listán negro-negramoll — maccabéo — malvoisies — mavrodaphne — assirtiko — liatiko — garnacha tintorera — monastrell — palomino — pedro ximénez — albarola — aleatico — bosco — cannonau — corinto nero — giró — monica — nasco — primitivo — vermentino — zibibbo — moscateles — garnacha — garnacha roja — mazuela.
( 1 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1183 van de Commissie van 20 april 2017 tot aanvulling van de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de aan de Commissie te melden informatie en documenten (PB L 171 van 4.7.2017, blz. 100).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1).
( 3 ) Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97 (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7).
( 4 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie van 11 december 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles en sancties, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 1).
( 5 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie van 11 december 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, certificering, het in- en uitslagregister, verplichte opgaven en meldingen, en voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/561 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 60).