This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02016R2031-20191214
Regulation (EU) 2016/2031 of the European Parliament of the Council of 26 October 2016 on protective measures against pests of plants, amending Regulations (EU) No 228/2013, (EU) No 652/2014 and (EU) No 1143/2014 of the European Parliament and of the Council and repealing Council Directives 69/464/EEC, 74/647/EEC, 93/85/EEC, 98/57/EC, 2000/29/EC, 2006/91/EC and 2007/33/EC
Consolidated text: Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad
Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad
02016R2031 — NL — 14.12.2019 — 001.008
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) 2016/2031 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 oktober 2016 (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU) 2017/625 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 maart 2017 |
L 95 |
1 |
7.4.2017 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2016/2031 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 26 oktober 2016
betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad
HOOFDSTUK I
Voorwerp, toepassingsgebied en definities
Artikel 1
Voorwerp en toepassingsgebied
Voor de toepassing van deze verordening worden verwijzingen naar het grondgebied van de Unie beschouwd als verwijzingen naar het grondgebied van de Unie zonder Ceuta, Melilla en de in artikel 355, lid 1, VWEU genoemde andere gebieden dan Madeira en de Azoren.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
„planten” : levende planten en de volgende levende delen van planten:
a)
zaden in botanische zin, met uitzondering van niet voor opplant bestemde zaden;
b)
vruchten in botanische zin;
c)
groenten;
d)
wortelknollen, stengelknollen, knollen, bollen, wortelstokken, wortels, onderstammen, stolonen;
e)
scheuten, stengels, uitlopers;
f)
snijbloemen;
g)
takken, met of zonder loof;
h)
gevelde bomen die nog van loof zijn voorzien;
i)
bladeren, loof;
j)
plantenweefselculturen, met inbegrip van celculturen, kiemplasma, meristemen, chimere klonen, microvermeerderd materiaal;
k)
levende stuifmeelkorrels en sporen;
l)
knoppen, oculatiehout, stekken, enten, entelingen; |
2) |
„plantaardige producten” : onbewerkte grondstoffen van plantaardige oorsprong alsmede de bewerkte producten die door hun aard of de aard van hun verwerking een risico kunnen vormen van verspreiding van quarantaineorganismen. Tenzij anders bepaald in de krachtens de artikelen 28, 30 en 41, vastgestelde uitvoeringshandelingen, wordt hout alleen als een „plantaardig product” beschouwd indien het voldoet aan een of meer van de volgende criteria:
a)
het heeft geheel of gedeeltelijk zijn natuurlijke ronde oppervlak, met of zonder schors, behouden;
b)
het heeft door zagen, snijden of kloven zijn natuurlijke ronde oppervlak niet behouden;
c)
het heeft de vorm van plakjes, spanen, deeltjes, zaagsel, resten, schaafsel of afval van hout, en het heeft geen verwerking ondergaan waarbij gebruik is gemaakt van lijm, hitte of druk dan wel een combinatie daarvan om pellets, briketten, plaathout of spaanplaat te produceren;
d)
het wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt als verpakkingsmateriaal, ongeacht of het al dan niet werkelijk wordt gebruikt voor het vervoer van goederen; |
3) |
„opplant” : iedere handeling betreffende het plaatsen van planten in een groeimedium, het enten of soortgelijke handelingen, teneinde hun verdere groei, reproductie of vermeerdering te bewerkstelligen; |
4) |
„voor opplant bestemde planten” : planten die bedoeld zijn om geplant te blijven, te worden uitgeplant of opnieuw te worden geplant; |
5) |
„ander materiaal” : elk materiaal of voorwerp, met uitzondering van planten of plantaardige producten, dat drager of verspreider van een plaagorganisme kan zijn, met inbegrip van grond of groeimedium; |
6) |
„bevoegde autoriteit” : een bevoegde autoriteit zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 3, van Verordening ►C1 (EU) 2017/625 ◄ van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ); |
7) |
„partij” : een aantal eenheden van een handelsartikel, dat herkenbaar is door de homogeniteit van de samenstelling, oorsprong en andere relevante elementen, en dat deel uitmaakt van een zending; |
8) |
„handelseenheid” : de voor het betrokken afzetstadium kleinste commercieel toepasbare of anders bruikbare eenheid, die onderdeel van een partij kan zijn of de gehele partij kan omvatten; |
9) |
„professionele marktdeelnemer” : elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke persoon die zich beroepshalve bezighoudt met en wettelijk verantwoordelijk is voor een of meer van de volgende activiteiten met betrekking tot planten, plantaardige producten en andere materialen:
a)
opplant;
b)
veredeling;
c)
productie, met inbegrip van groei, vermeerdering en verzorging;
d)
binnenbrengen op, verkeer binnen en weg van het grondgebied van de Unie;
e)
op de markt aanbieden;
f)
opslag, verzameling, verzending en verwerking; |
10) |
„geregistreerde marktdeelnemer” : een professionele marktdeelnemer die geregistreerd is overeenkomstig artikel 65; |
11) |
„erkende marktdeelnemer” : een geregistreerde marktdeelnemer die door de bevoegde autoriteit gemachtigd is om overeenkomstig artikel 89 plantenpaspoorten af te geven, overeenkomstig artikel 98 merktekens aan te brengen of overeenkomstig artikel 99 verklaringen af te geven; |
12) |
„eindgebruiker” : elke persoon die optreedt voor andere dan handels-, bedrijfs- of beroepsdoeleinden en die planten of plantaardige producten verwerft voor persoonlijk gebruik; |
13) |
„test” : een officieel onderzoek, anders dan een visueel onderzoek, om te bepalen of plaagorganismen voorkomen of om plaagorganismen te identificeren; |
14) |
„behandeling” : een officiële of niet-officiële procedure voor het doden, inactiveren, verwijderen of steriliseren van plaagorganismen of voor het devitaliseren van planten of plantaardige producten; |
15) |
„incidentie” : het percentage of aantal eenheden van een plaagorganisme in een monster, zending, veld of andere omschreven populatie; |
16) |
„vestiging” : duurzame aanwezigheid, in de nabije toekomst, van een plaagorganisme in een gebied nadat dat plaagorganisme het gebied is binnengekomen; |
17) |
„uitroeiing” : de toepassing van fytosanitaire maatregelen om een plaagorganisme uit een gebied te verwijderen; |
18) |
„inperking” : de toepassing van fytosanitaire maatregelen in en rond een besmet gebied om te voorkomen dat een plaagorganisme zich verspreidt; |
19) |
„quarantainestation” : elk officieel station voor het in quarantaine houden van plaagorganismen, planten, plantaardige producten of andere materialen; |
20) |
„gesloten faciliteit” : elke andere faciliteit dan quarantainestations waar plaagorganismen, planten, plantaardige producten of andere materialen worden gehouden onder omstandigheden die ontsnappen onmogelijk maken; |
21) |
„traceerbaarheidscode” : een letter-, cijfer- of alfanumerieke code ter identificatie en tracering van een zending, partij of handelseenheid, met codes die verwijzen naar een partij, batch, serie, productiedatum of naar documenten van professionele marktdeelnemers; |
22) |
„fytosanitaire maatregel” : elke officiële maatregel die ten doel heeft het binnenbrengen of de verspreiding van een quarantaineorganisme te voorkomen of de economische gevolgen van gereguleerde niet-quarantaineorganisme te beperken. |
HOOFDSTUK II
Quarantaineorganismen
Artikel 3
Definitie van quarantaineorganismen
Een plaagorganisme is met betrekking tot een afgebakend gebied een „quarantaineorganisme” indien het aan alle onderstaande voorwaarden voldoet:
de identiteit van het plaagorganisme is vastgesteld, in de zin van bijlage I, deel 1, punt 1;
het plaagorganisme is niet aanwezig in het gebied, in de zin van bijlage I, deel 1, punt 2, onder a), of is, wanneer het er aanwezig is, niet wijdverbreid binnen dat gebied in de zin van bijlage I, deel 1; punt 2, onder b) en c);
het heeft het vermogen binnen te komen, zich te vestigen en te verspreiden in het gebied, of heeft, wanneer het in het gebied aanwezig is, maar niet wijdverbreid is, het vermogen binnen te komen, zich te vestigen en te verspreiden in die delen van dat gebied waar het niet aanwezig is, in de zin van bijlage I, deel 1, punt 3;
het binnenkomen, het vestigen en het verspreiden van het plaagorganisme in de zin van bijlage I, deel 1, punt 4, zouden onaanvaardbare economische, sociale of milieugevolgen hebben voor dat gebied of, wanneer het er aanwezig maar niet wijdverbreid is, voor die delen van het gebied waar het niet aanwezig is; en
er zijn uitvoerbare en doeltreffende maatregelen beschikbaar om het binnenkomen in, het vestigen in of het verspreiden van het plaagorganisme binnen dat gebied te voorkomen en de risico's en effecten ervan te beperken.
Artikel 4
Definitie van EU-quarantaineorganismen
Een quarantaineorganisme is een „EU-quarantaineorganisme” indien het bij het afgebakende gebied bedoeld in de aanhef van artikel 3 om het grondgebied van de Unie gaat en indien het quarantaineorganisme is opgenomen in de lijst als bedoeld in artikel 5, lid 2.
Artikel 5
Verbod op het binnenbrengen, verkeer, houden, vermeerderen of vrijlaten van EU-quarantaineorganismen
De lijst van de EU-quarantaineorganismen omvat de plaagorganismen die zijn opgenomen in bijlage I, deel A, en bijlage II, deel A, rubriek I, bij Richtlijn 2000/29/EG.
Plaagorganismen die inheems zijn of zich gevestigd hebben in een deel van het grondgebied van de Unie, omdat zij aldaar van nature voorkomen of omdat zij van buiten het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht, worden op de lijst van de EU-quarantaineorganismen aangeduid als plaagorganismen waarvan bekend is dat zij op het grondgebied van de Unie aanwezig zijn.
Plaagorganismen die niet inheems zijn of zich niet hebben gevestigd in een deel van het grondgebied van de Unie, worden op de lijst van de EU-quarantaineorganismen aangeduid als plaagorganismen waarvan niet bekend is dat zij op het grondgebied van de Unie aanwezig zijn.
De Commissie stelt die evaluatie ter beschikking van de lidstaten.
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de in lid 2 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling ter consolidatie van wijzigingen vervangen.
Artikel 6
Prioritaire plaagorganismen
EU-quarantaineorganismen zijn „prioritair plaagorganismen” indien zij aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
zij voldoent, wat het grondgebied van de Unie betreft, aan een of meer van de voorwaarden van bijlage I, deel 1, punt 2;
zij hebben mogelijk de meest ernstige economische, sociale of milieugevolgen met betrekking tot het grondgebied van de Unie, als beschreven in bijlage I, deel 2;
zij zijn opgenomen in de lijst in overeenstemming met lid 2 van dit artikel.
Wanneer uit een evaluatie blijkt dat een EU-quarantaineorganisme aan de voorwaarden zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel voldoet of dat een plaagorganisme niet langer aan één of meer van deze voorwaarden voldoet, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen voor de dienovereenkomstige wijziging van de in de eerste alinea bedoelde lijst door het betrokken plaagorganisme toe te voegen aan of te schrappen uit die lijst.
De Commissie stelt die evaluatie onverwijld ter beschikking van de lidstaten.
Indien dit wegens een ernstig aan een plaagorganisme verbonden risico om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 106 neergelegde procedure van toepassing op op grond van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.
Artikel 7
Wijziging van bijlage I, deel 1
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I, deel 1, teneinde dit aan te passen aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en van toepasselijke internationale normen.
Artikel 8
EU-quarantaineorganismen die voor officiële tests, wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden, proefnemingen, selectiewerkzaamheden of veredeling worden gebruikt
Toestemming voor de betrokken activiteit wordt uitsluitend verleend indien passende beperkingen gelden om ervoor te zorgen dat het binnenbrengen, het verkeer, het houden, de vermeerdering of het gebruik van het betrokken plaagorganisme niet leidt tot vestiging of verspreiding ervan op het grondgebied van de Unie, rekening houdend met de identiteit, de biologische eigenschappen en de middelen van verspreiding van het plaagorganisme, de beoogde werkzaamheden, de interactie met het milieu en andere relevante factoren in verband met het aan dat plaagorganisme verbonden risico.
Toestemming die op grond van lid 1 wordt verleend omvat alle volgende voorwaarden:
het plaagorganisme moet worden bewaard op een locatie en onder omstandigheden die:
door de bevoegde autoriteiten geschikt worden geacht; en
in de toestemming worden vermeld;
de werkzaamheden in verband met het plaagorganisme moeten worden uitgevoerd in een quarantainestation of gesloten faciliteit dat of die overeenkomstig artikel 60 door de bevoegde autoriteit is aangewezen en in de toestemming wordt vermeld;
de werkzaamheden in verband met het plaagorganisme moeten worden uitgevoerd door personeel:
waarvan de wetenschappelijke en technische bekwaamheden door de bevoegde autoriteit passend worden geacht; en
die in de toestemming worden vermeld;
het plaagorganisme moet vergezeld gaan van de toestemming wanneer het wordt binnengebracht op, in het verkeer is binnen, of gehouden of vermeerderd wordt op het grondgebied van de Unie.
De toestemmingen vermelden de beperkingen die noodzakelijk zijn om het risico op vestiging en verspreiding van het betrokken EU-quarantaineorganisme of van het plaagorganisme dat onderworpen is aan de krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen, op passende wijze weg te nemen.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen door de vastlegging van nadere regels betreffende:
de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over het binnenbrengen op, verkeer binnen, en het houden, vermeerderen en gebruik van de betrokken plaagorganismen op, het grondgebied van de Unie;
de procedure en de voorwaarden voor het verlenen van de in lid 1 bedoelde toestemming; en
de monitoring van de naleving en de te nemen maatregelen in geval van niet-naleving als bedoeld in lid 4.
Artikel 9
Kennisgeving van een onmiddellijke gevaar
Lid 1 is ook van toepassing op een plaagorganisme dat niet is opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen, indien:
het plaagorganisme onderworpen is aan de krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen; of
de betrokken lidstaat van oordeel is dat het plaagorganisme mogelijk voldoet aan de voorwaarden voor opneming in de lijst van EU-quarantaineorganismen.
Artikel 10
Officiële bevestiging door de bevoegde autoriteiten van de aanwezigheid in de Unie van quarantaineorganisme
Wanneer een bevoegde autoriteit vermoedt of het bewijs heeft ontvangen dat een EU-quarantaineorganisme of een schadelijk organisme dat onderworpen is aan de krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen aanwezig is op een deel van het grondgebied van de betreffende lidstaat waar dit schadelijk organisme voor zover bekend tot dusver niet voorkwam, of in een zending planten, plantaardige producten of ander materiaal die het grondgebied van de Unie worden binnengebracht, daarvoor bestemd zijn, of daarop worden vervoerd, neemt zij onmiddellijk alle maatregelen die noodzakelijk zijn om op basis van een diagnose door een in artikel 37 van Verordening ►C1 (EU) 2017/625 ◄ bedoeld officieel laboratorium te bevestigen („officieel bevestigen”) of het schadelijk organisme aanwezig is of niet.
In afwachting van de officiële bevestiging van de aanwezigheid van het schadelijk organisme stellen de betrokken lidstaten, indien van toepassing, fytosanitaire maatregelen vast om het risico op verspreiding van het schadelijk organisme weg te nemen.
Het in de eerste alinea van dit artikel bedoelde vermoeden of bewijs kan gebaseerd zijn op informatie die is ontvangen uit hoofde van de artikelen 14 en 15, of uit enige andere bron.
Artikel 11
Kennisgeving van EU-quarantaineorganismen door de lidstaten aan de Commissie en de overige lidstaten
Een lidstaat stuurt de Commissie en de overige lidstaten een kennisgeving wanneer zijn bevoegde autoriteit het bestaan van een van de volgende situaties officieel bevestigt:
de aanwezigheid op zijn grondgebied van een EU-quarantaineorganisme waarvan de aanwezigheid aldaar niet bekend was;
de aanwezigheid van een EU-quarantaineorganisme op een deel van zijn grondgebied waar dat organisme eerder niet aanwezig was;
de aanwezigheid op zijn grondgebied van een EU-quarantaineorganisme in een zending planten, plantaardige producten of andere materialen die zijn binnengebracht op, bestemd waren voor het binnenbrengen op, of in het verkeer zijn binnen het grondgebied van de Unie.
Kennisgevingen overeenkomstig de eerste alinea worden verricht door de enige instantie als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening ►C1 (EU) 2017/625 ◄ van de betrokken lidstaat en via het in artikel 103 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem.
Artikel 12
Door de bevoegde autoriteiten aan professionele marktdeelnemers te verstrekken informatie over EU-quarantaineorganismen
Die lijst kan onderdeel zijn van het in artikel 103 bedoelde elektronisch systeem.
Artikel 13
Door bevoegde autoriteiten aan het publiek te verstrekken informatie over prioritaire plaagorganismen
Wanneer met betrekking tot een prioritair plaagorganisme een van de in artikel 11, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde situaties officieel is bevestigd, informeert de bevoegde autoriteit het publiek over de maatregelen die zij heeft genomen of voornemens is te nemen en over de eventuele door de betrokken categorieën van professionele marktdeelnemers of andere personen te nemen maatregelen.
Artikel 14
Onmiddellijk door professionele marktdeelnemers te nemen maatregelen
Indien de professionele marktdeelnemer deze planten, plantaardige producten of andere materialen niet langer in zijn beheer heeft, gaat hij, tenzij de instructies van de bevoegde autoriteit anders luiden, onmiddellijk over tot:
het informeren van de personen in de handelsketen aan wie deze planten, plantaardige producten en andere materialen zijn geleverd, over de aanwezigheid van het plaagorganisme;
het verstrekken van richtsnoeren inzake de maatregelen die tijdens het vervoer van de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen moeten worden genomen om het risico op verspreiding of ontsnapping van het betrokken plaagorganismen te beperken;
het terugroepen van deze planten, plantaardige producten of andere materialen.
Artikel 15
Door personen die geen professionele marktdeelnemers zijn te nemen maatregelen
Artikel 16
Afwijkingen van de kennisgevingsverplichtingen
De in de artikelen 14 en 15 bedoelde kennisgevingsverplichtingen zijn niet van toepassing indien:
een EU-quarantaineorganismen wordt aangetroffen in de besmette zone van een afgebakend gebied dat is ingesteld voor de inperking van dat plaagorganisme, zoals bedoeld in artikel 18, lid 2;
een EU-quarantaineorganismen wordt aangetroffen in de besmette zone van een afgebakend gebied en is onderworpen aan uitroeiingsmaatregelen met een looptijd van 8 jaar of langer, tijdens die eerste 8 jaar.
Artikel 17
Uitroeiing van EU-quarantaineorganismen
Die uitroeiingsverplichting is niet van toepassing wanneer een uit hoofde van artikel 28, lid 2, vastgestelde uitvoeringshandeling betreffende dat plaagorganisme anders bepaalt.
Artikel 18
Instelling van afgebakende gebieden
Het afgebakend gebied bestaat uit een besmette zone en een bufferzone.
De besmette zone omvat, naargelang het geval,
alle planten waarvan bekend is dat zij met het betrokken plaagorganisme zijn besmet;
alle planten die tekenen of symptomen vertonen die duiden op een mogelijke besmetting met dat plaagorganisme;
alle andere planten die mogelijk met dat plaagorganisme zijn of zullen worden besmet, met inbegrip van planten die mogelijk besmet zijn omdat zij gevoelig zijn voor dat plaagorganisme en zich in de nabijheid van besmette planten hebben bevonden of omdat zij, voor zover bekend, uit dezelfde productie als besmette planten stammen of uit besmette planten verkregen zijn;
land, bodem, waterlopen en andere elementen die met het betrokken plaagorganisme zijn besmet of mogelijk zijn besmet.
De omvang ervan is evenredig aan het risico dat het betrokken plaagorganisme zich op natuurlijke wijze of als gevolg van menselijke activiteiten in de besmette zone en de omgeving daarvan buiten de besmette zone verspreidt, en wordt vastgelegd in overeenstemming met de beginselen die zijn vermeld in bijlage II, deel 2.
Wanneer het risico op verspreiding van het plaagorganisme buiten de besmette zone evenwel door natuurlijke of kunstmatige barrières wordt geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt, is het instellen van een bufferzone niet vereist.
In dat geval voert zij een onderzoek uit om te bepalen of nog meer planten of plantaardige producten zijn besmet. Op basis van dat onderzoek bepaalt de bevoegde autoriteit of er een afgebakend gebied moet worden ingesteld.
Dit lid is van toepassing onverminderd elke verplichting tot kennisgeving van afgebakende gebieden die in de in artikel 104 bedoelde uitvoeringshandelingen wordt neergelegd.
Artikel 19
Onderzoeken met betrekking tot en wijzigingen van afgebakende gebieden, en opheffing van beperkingen
Deze onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 22, lid 2.
De bevoegde autoriteiten kunnen een afgebakend gebied opheffen en de bijbehorende uitroeiingsmaatregelen beëindigen, mits gebleken is dat dat gebied vrij is van plaagorganismen. Zulks is het geval indien aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
het in lid 1 bedoelde onderzoek toont aan dat het gebied vrij is bevonden van het betrokken plaagorganisme; en
het betrokken plaagorganisme is in dat afgebakend gebied niet aangetroffen gedurende een voldoende lange periode.
De betrokken bevoegde autoriteit houdt bij haar besluit over de in lid 3 bedoelde wijzigingen of de in lid 4 bedoelde opheffing van het afgebakende gebied ten minste rekening met de volgende factoren:
de biologische eigenschappen van het plaagorganisme en de betrokken vector;
de aanwezigheid van waardplanten;
de ecoklimatologische omstandigheden; en
de kans op slagen van de uitroeiingsmaatregelen.
►C5 In afwijking van lid 1 van dit artikel is er geen vereiste tot het uitvoeren van jaarlijkse onderzoeken in de besmette zone van afgebakende gebieden die zijn ingesteld voor: ◄
plaagorganismen die onderworpen zijn aan uitroeiingsmaatregelen met een looptijd van 8 jaar of langer;
plaagorganismen die onderworpen zijn aan inperkingsmaatregelen bedoeld in artikel 28, lid 2.
Artikel 20
Verslagen over overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 genomen maatregelen
Artikel 21
Wijziging van bijlage II
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II met als doel die bijlage aan te passen aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en van toepasselijke internationale normen.
Artikel 22
Onderzoeken met betrekking tot EU-quarantaineorganismen en plaagorganismen die voorlopig als EU-quarantaineorganismen worden aangemerkt
De lidstaten voeren voor welbepaalde perioden risicogebaseerde onderzoeken uit om ten minste na te gaan of:
EU-quarantaineorganismen aanwezig zijn; en
er tekenen of symptomen zijn van plaagorganismen die onderworpen zijn aan de in artikel 29 bedoelde maatregelen of aan krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen.
Deze onderzoeken worden uitgevoerd voor alle gebieden waar de betrokken plaagorganismen voor zover bekend niet voorkomen.
Het uitvoeren van deze onderzoeken is niet vereist voor plaagorganismen waarvoor ondubbelzinnig wordt geconcludeerd dat zij zich, vanwege de ecoklimatologische omstandigheden of de afwezigheid van de waardsoorten, niet in de betrokken lidstaat kunnen vestigen of verspreiden.
Bij die onderzoeken wordt rekening gehouden met de wetenschappelijke en technische gegevens en met alle andere relevante informatie betreffende de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme.
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen het opmaakprofiel van die verslagen, en instructies voor het invullen ervan vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 23
Meerjarige onderzoekprogramma's en verzameling van gegevens
De meerjarige onderzoekprogramma's bevatten de volgende elementen, overeenkomstig artikel 22, lid 2:
de specifieke doelstelling van elk onderzoek;
de werkingssfeer van elk onderzoek voor het betrokken gebied en de betrokken tijdschaal, alsmede de plaagorganismen, planten en goederen die het voorwerp ervan zijn;
de onderzoekmethode en het kwaliteitsbeheer met inbegrip van een beschrijving van de procedures voor visueel onderzoek, het nemen van monsters en het uitvoeren van tests en de technische onderbouwing daarvan;
de tijdstippen, de frequentie en het aantal geplande visuele onderzoeken, monsters en tests; en
de methoden van registratie van de verzamelde informatie en de verslaglegging ervan.
De looptijd van de meerjarige onderzoekprogramma's bedraagt vijf tot zeven jaar.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 24
Onderzoeken met betrekking tot prioritaire plaagorganismen
Het uitvoeren van deze onderzoeken is niet vereist voor plaagorganismen waarvoor ondubbelzinnig wordt geconcludeerd dat zij zich niet in de betrokken lidstaat kunnen vestigen of verspreiden, vanwege de ecoklimatologische omstandigheden daarvan of de afwezigheid van de waardsoorten.
Artikel 25
Noodplannen voor prioritaire plaagorganismen
De lidstaten raadplegen in een passend stadium alle betrokken belanghebbenden bij het opstellen en actualiseren van de noodplannen.
Het opstellen van noodplannen is niet vereist voor plaagorganismen waarvoor ondubbelzinnig wordt geconcludeerd dat zij zich niet in de betrokken lidstaat kunnen vestigen of verspreiden vanwege de ecoklimatologische omstandigheden daarvan of de afwezigheid van de waardsoorten,.
Elk noodplan bevat informatie betreffende:
De rol en verantwoordelijkheden van de bij de uitvoering van het plan betrokken instanties, in geval de aanwezigheid van het prioritaire schadelijk organisme is bevestigd of wordt vermoed, de bevelsstructuur en procedures voor de coördinatie van de acties die de bevoegde autoriteiten, andere openbare instanties, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening ►C1 (EU) 2017/625 ◄ , gemachtigde instanties of betrokken natuurlijke personen als bedoeld in artikel 28, lid 1, van die verordening, laboratoria en exploitanten moeten ondernemen, alsmede de coördinatie met, naargelang het geval, naburige lidstaten en naburige derde landen;
de toegang van bevoegde autoriteiten tot de bedrijfsruimten van professionele marktdeelnemers, andere betrokken exploitanten en natuurlijke personen;
de toegang van bevoegde autoriteiten, indien nodig, tot laboratoria, uitrusting, personeel, externe expertise en middelen die nodig zijn voor de snelle en doeltreffende uitroeiing of, in voorkomend geval, inperking van het betrokken prioritair plaagorganisme;
de te nemen maatregelen met betrekking tot het verstrekken van informatie aan de Commissie, de overige lidstaten, de betrokken professionele marktdeelnemers en het publiek over de aanwezigheid van het betrokken prioritair plaagorganisme en de maatregelen voor de bestrijding daarvan, wanneer officieel wordt bevestigd of wordt vermoed dat het betrokken plaagorganisme aanwezig is;
de regelingen voor het vastleggen van bevindingen over de aanwezigheid van het betrokken prioritair plaagorganisme;
de beschikbare evaluaties zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, en de eventuele evaluatie van de lidstaat met betrekking tot het risico op het betrokken prioritair plaagorganisme voor zijn grondgebied;
de risicobeheersingsmaatregelen die moeten worden getroffen met betrekking tot het betrokken prioritair plaagorganisme, overeenkomstig bijlage II, deel 1, en de te volgen procedures;
de beginselen voor de geografische afbakening van afgebakende gebieden;
de protocollen met een beschrijving van de methoden voor visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests; en
de beginselen inzake de opleiding van het personeel van de bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, de instanties, openbare autoriteiten, laboratoria, professionele marktdeelnemers en andere personen zoals bedoeld onder a).
In voorkomend geval wordt de informatie bedoeld in de eerste alinea, onder d) tot en met j), verstrekt in de vorm van handleidingen.
De lidstaten stellen binnen één jaar na de datum van opneming van elk bijkomend betrokken plaagorganisme in de lijst van prioritaire plaagorganismen een noodplan op voor dat prioritair plaagorganisme.
De lidstaten gaan op gezette tijden over tot evaluatie en, in voorkomend geval, actualisering van hun noodplannen.
Artikel 26
Simulatieoefeningen voor prioritaire plaagorganismen
Deze oefeningen vinden voor alle betrokken prioritaire plaagorganismen plaats binnen een redelijke termijn en met deelname van de relevante belanghebbenden.
Die oefeningen hoeven niet te worden uitgevoerd wanneer de betreffende lidstaat recentelijk maatregelen heeft genomen voor de uitroeiing van het/de betrokken plaagorganisme(n).
In voorkomend geval kunnen de lidstaten deze simulatieoefeningen samen met aangrenzende derde landen uitvoeren.
Artikel 27
Actieplannen voor prioritaire plaagorganismen
Het actieplan bevat een beschrijving van de opzet en de organisatie van de uit te voeren onderzoeken en legt het aantal visuele onderzoeken, te nemen monsters en uit te voeren laboratoriumtests vast, alsmede de bij onderzoeken, monsterneming en tests toe te passen methodiek.
Het actieplan is gebaseerd op het noodplan ter zake en wordt door de bevoegde autoriteit onmiddellijk aan de betrokken professionele marktdeelnemers medegedeeld.
Artikel 28
Maatregelen van de Unie ter bestrijding van specifieke EU-quarantaineorganismen
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen ter bestrijding van specifieke EU-quarantaineorganismen. Bij deze maatregelen wordt specifiek voor elk van de betrokken plaagorganismen uitvoering gegeven aan een of meer van de volgende bepalingen:
artikel 10 betreffende maatregelen die moeten worden genomen in geval van vermoeden en officiële bevestiging door de bevoegde autoriteiten van de aanwezigheid van dat EU-quarantaineorganisme;
artikel 14 betreffende onmiddellijk door professionele marktdeelnemers te nemen maatregelen;
artikel 15 betreffende onmiddellijk door personen die geen professionele marktdeelnemer zijn te nemen maatregelen;
artikel 17 betreffende uitroeiing van EU-quarantaineorganismen;
artikel 18 betreffende de instelling van afgebakende gebieden;
artikel 19 betreffende onderzoeken met betrekking tot en wijzigingen van afgebakende gebieden, en opheffing van beperkingen;
artikel 22 betreffende onderzoeken met betrekking tot EU-quarantaineorganismen en plaagorganismen die voorlopig als EU-quarantaineorganismen worden aangemerkt;
artikel 24 betreffende onderzoeken met betrekking tot prioritaire plaagorganismen, wat het aantal visuele onderzoeken, monsters en tests voor bepaalde prioritaire plaagorganismen betreft;
artikel 25 betreffende noodplannen voor prioritaire plaagorganismen;
artikel 26 betreffende simulatieoefeningen voor prioritaire plaagorganismen;
artikel 27 betreffende actieplannen voor prioritaire plaagorganismen.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Om tot die conclusie te komen, neemt de Commissie onverwijld de nodige maatregelen nadat de betrokken lidstaat of een andere bron de desbetreffende gegevens heeft overgelegd.
Artikel 29
Maatregelen van lidstaten met betrekking tot plaagorganismen die niet zijn opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen
Wanneer op basis van de in artikel 19 bedoelde onderzoeken of van andere gegevens, wordt geconcludeerd dat uitroeiing van een betrokken plaagorganisme in een afgebakend gebied niet mogelijk is, is artikel 28, lid 2, van overeenkomstige toepassing.
Wanneer officieel wordt bevestigd dat een plaagorganisme dat voldoet aan de in de eerste alinea bedoelde criteria aanwezig is in een zending planten, plantaardige producten of andere materialen die worden binnengebracht op of in het verkeer zijn binnen het grondgebied van een lidstaat, neemt die lidstaat de nodige maatregelen om het binnendringen in, en het vestigen of het verspreiden van het plaagorganisme binnen het grondgebied van de Unie te voorkomen.
Wanneer een lidstaat vermoedt dat op zijn grondgebied een plaagorganisme aanwezig is dat voldoet aan de in de eerste alinea bedoelde criteria, is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.
In afwachting van de officiële bevestiging van de aanwezigheid van het plaagorganisme stelt de betrokken lidstaat in voorkomend geval fytosanitaire maatregelen vast om het risico op verspreiding daarvan te beperken.
Hij stelt de Commissie binnen twee jaar na de officiële bevestiging van de aanwezigheid van het plaagorganisme in kennis van de resultaten van het in lid 2 bedoelde onderzoek.
Van de aanwezigheid van het betrokken plaagorganisme wordt kennisgegeven via het in artikel 103 bedoelde elektronische kennisgevingssysteem.
Artikel 30
Maatregelen van de Unie met betrekking tot plaagorganismen die niet zijn opgenomen in de lijst van EU-quarantaineorganismen
Wanneer de Commissie concludeert dat aan die criteria wordt voldaan, stelt zij onmiddellijk bij uitvoeringshandeling tijdelijke maatregelen vast met betrekking tot de aan dit plaagorganisme verbonden risico's. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Bij deze maatregelen wordt in voorkomend geval specifiek voor elk van de betrokken plaagorganismen uitvoering gegeven aan een of meer van de bepalingen bedoeld in artikel 28, lid 1, eerste alinea, onder a) tot en met g).
Artikel 31
Vaststelling van strengere voorschriften door lidstaten
Deze strengere maatregelen mogen er niet in bestaan of ertoe leiden dat het binnenbrengen op of het verkeer binnen en via het grondgebied van de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen wordt verboden of beperkt anders dan uit hoofde van de artikelen 40 tot en met 58 en 71 tot en met 102.
De lidstaten dienen op verzoek bij de Commissie en de overige lidstaten jaarlijks een verslag in over de overeenkomstig lid 1 genomen maatregelen.
Artikel 32
Erkenning van beschermde gebieden
Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op het binnenbrengen in, en het verkeer binnen, het houden en vermeerderen van ZP-quarantaineorganismen in beschermde gebieden.
Wanneer is voldaan aan de in lid 1 van dit artikel vermelde voorwaarden, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen tot wijziging van de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling andere beschermde gebieden erkennen.
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandeling vervangen met het oog op het consolideren van wijzigingen.
De in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De betrokken lidstaat dient tezamen met het in lid 1 bedoelde verzoek documenten in met:
een beschrijving van de grenzen van het voorgestelde beschermde gebied, met inbegrip van kaarten;
de onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat het betrokken quarantaineorganisme gedurende ten minste de laatste drie jaar voor de indiening van het verzoek niet in het betrokken gebied aanwezig was; en
gegevens waaruit blijkt dat het betrokken quarantaineorganisme voldoet aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden met betrekking tot het voorgestelde beschermde gebied.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen door het vastleggen van gedetailleerde regels voor die onderzoeken. Deze handelingen worden vastgesteld conform de ontwikkeling van wetenschappelijke en technische kennis en de toepasselijke internationale normen.
De erkenning van een tijdelijke beschermde zone geldt ten hoogste drie jaar vanaf de erkenning, en vervalt automatisch na drie jaar.
Artikel 33
Algemene verplichtingen in verband met beschermde gebieden
In afwijking van de eerste alinea mogen die planten, plantaardige producten of andere materialen alleen buiten dat afgebakende gebied worden gebracht via en met verlating van het betrokken beschermde gebied, indien zij op zodanige wijze worden verpakt en vervoerd dat er geen risico op verspreiding van dat ZP-quarantaineorganisme binnen dat beschermde gebied is.
Artikel 34
Onderzoeken met betrekking tot ZP-quarantaineorganismen
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen door het vastleggen van gedetailleerde regels voor de voorbereiding en de inhoud van deze onderzoeken.
Artikel 35
Wijziging van de omvang en intrekking van de erkenning van beschermde gebieden
Ingeval die wijziging betrekking heeft op de uitbreiding van een beschermd gebied, is artikel 32 van overeenkomstige toepassing.
De Commissie trekt de erkenning van een beschermd gebied in wanneer is vastgesteld dat het betreffende ZP-quarantaineorganisme in dat gebied aanwezig is en aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er is binnen drie maanden na de officiële bevestiging van de aanwezigheid van dat plaagorganisme geen afgebakend gebied overeenkomstig artikel 33, lid 1, ingesteld;
de op grond van artikel 33, lid 1, in een afgebakend gebied genomen uitroeiingsmaatregelen hebben niet het gewenste effect gehad binnen 24 maanden na de officiële bevestiging van de aanwezigheid van dat plaagorganisme, of binnen een periode van meer dan 24 maanden wanneer de biologische eigenschappen van dat plaagorganisme zulks rechtvaardigen en die periode is vermeld in de op grond van artikel 32, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandeling;
uit de gegevens waarover de Commissie beschikt blijkt dat er, wat betreft de toepassing van de in de artikelen 17, 18 en 19 bedoelde maatregelen op grond van artikel 33, lid 1, sprake is geweest van ernstige nalatigheid met betrekking tot de aanwezigheid van het betreffende plaagorganisme in het betrokken beschermde gebied.
HOOFDSTUK III
Door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen
Artikel 36
Definitie van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen
Een plaagorganisme is een „door de EU gereguleerd niet-quarantaineorganisme” indien het aan alle volgende voorwaarden voldoet en is opgenomen in de lijst als bedoeld in artikel 37:
de identiteit van het plaagorganisme is vastgesteld in overeenstemming met bijlage I, deel 4, punt 1;
het plaagorganisme is aanwezig op het grondgebied van de Unie;
het plaagorganisme is geen EU-quarantaineorganisme, of een plaagorganisme waarop de krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen van toepassing zijn;
het plaagorganisme wordt hoofdzakelijk overgedragen door specifieke voor opplant bestemde planten, overeenkomstig bijlage I, deel 4, punt 2;
de aanwezigheid van het plaagorganisme op die voor opplant bestemde planten heeft onaanvaardbare economische gevolgen wat betreft het voorgenomen gebruik van die voor opplant bestemde planten, overeenkomstig bijlage I, deel 4, punt 3;
er zijn uitvoerbare en doeltreffende maatregelen beschikbaar om de aanwezigheid van het plaagorganisme op de betrokken voor opplant bestemde planten te voorkomen.
Artikel 37
Verbod op het binnenbrengen en het verkeer van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen op voor opplant bestemde planten
Het in de eerste alinea bepaalde verbod geldt niet in de volgende gevallen:
verkeer van voor opplant bestemde planten binnen en tussen de bedrijfsruimten van de betrokken professionele marktdeelnemer;
verkeer van voor opplant bestemde planten om die planten te kunnen ontsmetten.
De lijst bedoeld in lid 2 omvat de plaagorganismen en de respectieve voor opplant bestemde planten die worden vermeld in de volgende bepalingen:
bijlage II, deel A, rubriek II, bij Richtlijn 2000/29/EG;
bijlage I, punten 3 en 6, alsmede bijlage II, punt 3, bij Richtlijn 66/402/EEG;
bijlage I bij Richtlijn 68/193/EEG;
de handelingen vastgesteld op grond van artikel 5, lid 5, van Richtlijn 98/56/EG van de Raad ( 2 );
bijlage II bij Richtlijn 2002/55/EG;
bijlage I en bijlage II, punt B, bij Richtlijn 2002/56/EG en de handelingen vastgesteld op grond van artikel 18, onder c), van die richtlijn;
bijlage I, punt 4, en bijlage II, punt 5, bij Richtlijn 2002/57/EG;
de handelingen vastgesteld op grond van artikel 4 van Richtlijn 2008/72/EG; en
de handelingen vastgesteld op grond van artikel 4 van Richtlijn 2008/90/EG.
Plaagorganismen, vermeld in de lijst in bijlage I, deel A, en bijlage II, deel B, bij Richtlijn 2000/29/EG, en vermeld als EU-quarantaineorganisme overeenkomstig artikel 5, lid 2, van deze verordening, alsmede plaagorganismen die onderworpen zijn aan de krachtens artikel 30, lid 1, van deze verordening vastgestelde maatregelen, worden niet opgenomen in die lijst.
De Commissie wijzigt door middel van uitvoeringshandelingen de in de leden 2 en 4 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen, wanneer uit een evaluatie blijkt dat:
een niet in de in lid 2 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling opgenomen plaagorganisme voldoet aan de voorwaarden van artikel 36,
een in de in lid 2 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling opgenomen plaagorganisme niet langer voldoet aan één of meer van de voorwaarden van artikel 36,
die lijst wat betreft de in lid 7 van dit artikel bedoelde categorieën of de in lid 8 van dit artikel bedoelde drempelwaarden moet worden gewijzigd; of
op grond van lid 4 van dit artikel vastgestelde maatregelen moeten worden gewijzigd.
De Commissie stelt die evaluatie onverwijld ter beschikking van de lidstaten.
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de in de leden 2 en 4 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen vervangen met het oog op het consolideren van wijzigingen.
Er wordt alleen een dergelijke drempelwaarde vastgesteld indien aan de volgende criteria wordt voldaan:
het is mogelijk dat professionele marktdeelnemers ervoor zorgen dat de incidentie van dat door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganisme op die voor opplant bestemde planten die drempelwaarde niet overschrijdt;
het is mogelijk na te gaan of die drempelwaarde in partijen van die voor opplant bestemde planten niet wordt overschreden.
De in bijlage II, deel 2, genoemde beginselen voor het beheersen van de risico's op plaagorganismen zijn van toepassing.
Artikel 38
Wijziging van bijlage I, deel 4
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I, deel 4, teneinde dat deel aan te passen aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en van toepasselijke internationale normen.
Artikel 39
Door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen die voor wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden, proefnemingen, selectiewerkzaamheden, veredeling of tentoonstellingen worden gebruikt
Het verbod van artikel 37 geldt niet voor door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen die op voor opplant bestemde planten voorkomen en voor wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden, proefnemingen, selectiewerkzaamheden, veredeling of tentoonstellingen worden gebruikt.
HOOFDSTUK IV
Maatregelen betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen
Artikel 40
Verbod op het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van Unie
In de eerste van deze uitvoeringshandelingen worden de planten, plantaardige producten en andere materialen, en de landen van oorsprong opgenomen die zijn vermeld in bijlage III, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
In de bij die uitvoeringshandelingen vastgestelde lijst worden de planten, plantaardige producten en andere materialen ook aangeduid met hun respectieve code overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad ( 4 ) („GN-code”), indien die code beschikbaar is. Daarnaast worden andere bij Uniewetgeving vastgestelde codes vermeld indien deze de toepasselijke GN-code voor een specifieke plant of voor een specifiek plantaardig product of ander materiaal nader specificeren.
Wanneer een in die uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar risico op plaagorganismen oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico door toepassing van één of meer van de maatregelen genoemd in bijlage II, deel 1, punten 2 en 3, tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie die uitvoeringshandeling dienovereenkomstig.
De mate waarin dit risico op plaagorganismen aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in deel 2 van bijlage II bedoelde beginselen, in voorkomend geval ten aanzien van één of meer specifieke derde landen.
Deze wijzigingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met het aanpakken van een ernstig risico van plaagorganismen, stelt de Commissie volgens de in artikel 107, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.
Die kennisgeving wordt ook gericht aan het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht.
Artikel 41
Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor bijzondere en gelijkwaardige voorschriften gelden
In de eerste van deze uitvoeringshandelingen worden de planten, plantaardige producten en andere materialen, de bijzondere voorschriften en, in voorkomend geval, hun derde landen van oorsprong opgenomen die zijn vermeld in bijlage IV, deel A, bij Richtlijn 2000/29/EG.
Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
In de bij deze uitvoeringshandelingen vastgestelde lijst worden die planten, plantaardige producten en andere materialen ook aangeduid met hun GN-code, indien deze beschikbaar is. Daarnaast worden andere bij Uniewetgeving vastgestelde codes vermeld indien deze de toepasselijke GN-code voor een specifieke plant of voor een specifiek plantaardig product of ander materiaal nader specificeren.
De in de eerste alinea bedoelde maatregelen kunnen worden genomen in de vorm van specifieke, overeenkomstig artikel 44, lid 1, vastgestelde voorschriften voor het binnenbrengen van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie, die gelijkwaardig zijn aan bijzondere voorschriften voor het binnenbrengen en het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van die planten, plantaardige producten of andere materialen („gelijkwaardige voorschriften”).
Wanneer een in die uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar risico op plaagorganismen oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico door de bijzondere voorschriften niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie die uitvoeringshandeling dienovereenkomstig door die plant of dat plantaardig product of ander materiaal van de lijst te schrappen of op te nemen in de in artikel 40, lid 2, bedoelde lijst.
De mate waarin dit risico op plaagorganismen aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in deel 2 van bijlage II vermelde beginselen, in voorkomend geval ten aanzien van een of meer specifieke derde landen of delen daarvan.
Deze wijzigingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met het aanpakken van een ernstig risico van plaagorganismen, stelt de Commissie volgens de in artikel 107, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.
Waar van toepassing wordt de kennisgeving ook gedaan aan het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of ander materiaal op het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht.
Artikel 42
Beperkingen op basis van een voorlopige beoordeling op het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen met een hoog risico
Bij die voorlopige beoordeling wordt, naargelang de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen, rekening gehouden met de in bijlage III bedoelde criteria.
De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt vastgesteld uiterlijk op 14 december 2018.
In de bij deze uitvoeringshandelingen vastgestelde lijst wordt van die planten, plantaardige producten en andere materialen, in voorkomend geval, ook hun GN-code vermeld, indien deze beschikbaar is. Daarnaast worden andere bij Uniewetgeving vastgestelde codes genoemd indien deze de toepasselijke GN-code voor een specifieke plant of voor een specifiek plantaardig product of ander materiaal nader specificeren.
Wanneer een risicobeoordeling uitwijst dat de plant, het plantaardig product of het ander materiaal die/dat afkomstig is uit de in lid 2 bedoelde betrokken derde landen, groepen derde landen of specifieke gebieden binnen de derde landen, door de kans dat er een EU-quarantaineorganisme in of op aanwezig is een onaanvaardbaar risico oplevert en dat dit risico op plaagorganismen door toepassing van één of meer van de maatregelen genoemd in bijlage II, deel 1, punten 2 en 3, niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, schrapt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling die plant, dat plantaardig product of dat andere materiaal en de betrokken derde landen van de in lid 2 bedoelde lijst en voegt ze toe aan de in artikel 40 bedoelde lijst.
Wanneer een risicobeoordeling uitwijst dat de plant, het plantaardig product of het ander materiaal die/dat afkomstig is uit de in lid 2 bedoelde betrokken derde landen, groepen derde landen of specifieke gebieden binnen de derde landen een onaanvaardbaar risico oplevert maar dit risico door toepassing van één of meer van de maatregelen genoemd in bijlage II, deel 1, punten 2 en 3, tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, schrapt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling die plant, dat plantaardig product of dat andere materiaal en het betrokken derde land, de betrokken groep derde landen of het betrokken specifieke gebied binnen het derde land van de in lid 2 bedoelde lijst en voegt ze toe aan de in artikel 41 bedoelde lijst.
In voorkomend geval kan deze beoordeling worden beperkt tot planten, plantaardige producten of andere materialen van een bepaald derde land van oorsprong of verzending of een groep derde landen van oorsprong of verzending.
Artikel 43
Specifieke invoervoorwaarden voor het binnenbrengen van houten verpakkingsmateriaal op het grondgebied van de Unie
Houten verpakkingsmateriaal, dat al dan niet daadwerkelijk wordt gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen, kan slechts op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht indien het voldoet aan de volgende voorwaarden:
het is aan een of meer van de goedgekeurde behandelingen onderworpen en voldoet aan de toepasselijke voorschriften die vermeld zijn in bijlage 1 bij de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen nr. 15 „Regulation of Wood Packaging Material in International Trade” (reglementering inzake houten verpakkingsmateriaal in het internationale handelsverkeer) (ISPM15);
het is voorzien van het in bijlage 2 bedoelde ISPM 15-merkteken, dat aangeeft dat het aan de onder a) bedoelde behandelingen onderworpen is.
Dit lid is niet van toepassing op houten verpakkingsmateriaal dat onderworpen is aan de vrijstellingen waarin ISPM15 voorziet.
Die uitvoeringshandelingen kunnen ook bepalen dat houten verpakkingsmateriaal dat niet is onderworpen aan de vrijstellingen van ISPM15 is vrijgesteld van de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorschriften of onderworpen is aan minder strenge voorschriften.
Artikel 44
Vaststelling van gelijkwaardige voorschriften
De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling gelijkwaardige voorschriften vast op verzoek van een bepaald derde land, indien aan beide volgende voorwaarden wordt voldaan:
het betrokken derde land waarborgt, door de toepassing in het kader van zijn officiële controle van één of meer specifieke maatregelen, ten aanzien van het verkeer van de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen binnen het grondgebied van de Unie, een niveau van fytosanitaire bescherming dat gelijkwaardig is aan de bijzondere voorschriften;
het betrokken derde land toont de Commissie aan dat met de onder a) bedoelde specifieke maatregelen het aldaar bedoelde niveau van fytosanitaire bescherming wordt bereikt.
Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 45
Aan reizigers en klanten van postdiensten te verstrekken informatie
Zij verstrekken die informatie in de vorm van posters of brochures, en, in voorkomend geval, op hun websites.
Postdiensten en professionele marktdeelnemers die betrokken zijn bij de verkoop door middel van op afstand gesloten overeenkomsten stellen deze informatie in verband met planten, plantaardige producten en andere materialen zoals bedoeld in de eerste alinea minstens ook via het internet aan hun klanten ter beschikking.
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen regelingen treffen betreffende de presentatie en het gebruik van die posters en brochures. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 46
Uitzonderingen op verbodsbepalingen en voorschriften voor grensgebieden
In afwijking van artikel 40, lid 1, artikel 41, lid 1 en artikel 42, lid 2, mogen de lidstaten toestemming verlenen voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen die aan alle volgende voorwaarden voldoen:
zij worden geteeld of geproduceerd in gebieden in derde landen die in de nabijheid van de landgrens met een lidstaat zijn gelegen („grensgebieden van derde landen”);
zij worden binnengebracht in gebieden in lidstaten die onmiddellijk aan de andere kant van die grens zijn gelegen („grensgebieden van lidstaten”);
zij worden in deze grensgebieden van lidstaten onderworpen aan een zodanige verwerking dat er geen enkel risico op plaagorganismen meer bestaat;
zij brengen geen enkel risico met zich mee op verspreiding van EU-quarantaineorganismen of plaagorganismen die onderworpen zijn aan krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen wanneer zij binnen het grensgebied in het verkeer zijn.
Die planten, plantaardige producten en andere materialen worden uitsluitend vervoerd naar en binnen de grensgebieden van lidstaten, en zulks uitsluitend onder officieel toezicht van de bevoegde autoriteit.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen die aanvulling van deze verordening aanvullen door het vastleggen van:
de maximale breedte van de grensgebieden van derde landen en van de grensgebieden van lidstaten, waar nodig specifiek voor bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen;
de maximale afstand waarover de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen binnen de grensgebieden van derde landen en de grensgebieden van lidstaten in het verkeer mogen zijn; en
de procedures voor het verlenen van toestemming voor het binnenbrengen op en het verkeer binnen de grensgebieden van lidstaten van de in lid 1 van dit artikel bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen.
Deze gebieden moeten breed genoeg zijn om te waarborgen dat het binnenbrengen op en het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van die planten, plantaardige producten en andere materialen geen risico's op plaagorganismen voor het grondgebied van de Unie of delen daarvan oplevert.
Deze handelingen worden vastgesteld overeenkomstig bijlage II en, in voorkomend geval, rekening houdend met de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en de internationale normen.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Die kennisgeving wordt ook gericht aan het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen in het betrokken grensgebied zijn binnengebracht.
Artikel 47
Voorschriften voor fytosanitaire doorvoer
In afwijking van artikel 40, lid 1, artikel 41, lid 1, artikel 42, lid 2, artikel 72, lid 1, en artikel 73, kunnen planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht en daarover worden doorgevoerd naar een derde land, in de vorm van doorvoer of overlading („fytosanitaire doorvoer”), indien de planten, plantaardige producten en andere materialen aan beide volgende voorwaarden voldoen:
zij gaan vergezeld van een ondertekende verklaring van de professionele marktdeelnemer die die planten, plantaardige producten en andere materialen onder zijn beheer heeft, waarin wordt bevestigd dat die planten, plantaardige producten en andere materialen zich in fytosanitaire doorvoer bevinden;
zij worden op zodanige wijze verpakt en vervoerd dat er bij het binnenbrengen ervan op en het doorvoeren ervan over het grondgebied van de Unie geen risico op verspreiding van EU-quarantaineorganismen bestaat.
Artikel 48
Planten, plantaardige producten en andere materialen die voor officiële tests, wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden, proefnemingen, selectiewerkzaamheden of veredeling worden gebruikt
De toestemming voor de betrokken activiteit wordt uitsluitend verleend indien passende beperkingen gelden om ervoor te zorgen dat de aanwezigheid van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen geen onaanvaardbaar risico oplevert van verspreiding van een EU-quarantaineorganisme of een plaagorganisme dat is onderworpen aan krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen, rekening houdend met de identiteit, de biologische eigenschappen en de middelen van verspreiding van de betrokken plaagorganismen, de beoogde werkzaamheden, de interactie met het milieu en andere relevante factoren in verband met het aan die planten, plantaardige producten of andere materialen verbonden risico op plaagorganismen.
Wanneer toestemming wordt verleend in overeenstemming met lid 1 bevat zij de volgende voorwaarden:
de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden bewaard op een plaats en onder omstandigheden die door de bevoegde autoriteiten geschikt zijn bevonden en die in de toestemming worden vermeld;
de werkzaamheden in verband met die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden uitgevoerd in een quarantainestation of een gesloten faciliteit dat/die overeenkomstig artikel 60 door de bevoegde autoriteit is aangewezen en in de toestemming wordt vermeld;
de werkzaamheden in verband met die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden uitgevoerd door personeel waarvan de wetenschappelijke en technische bekwaamheden door de bevoegde autoriteit geschikt zijn bevonden en in de toestemming worden vermeld;
die planten, plantaardige producten of andere materialen moeten vergezeld gaan van de toestemming wanneer zij worden binnengebracht op of in het verkeer zijn binnen het grondgebied van de Unie.
In de toestemming wordt melding gemaakt van de beperkingen die noodzakelijk zijn om het risico op verspreiding van de relevante EU-quarantaineorganismen of plaagorganismen die zijn onderworpen aan de krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen, op passende wijze te elimineren.
In voorkomend geval kan zij de in lid 1 bedoelde toestemming intrekken.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen door de vastlegging van nadere regels betreffende:
de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over het binnenbrengen op en het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen;
de procedures en voorwaarden voor het verlenen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde toestemming; en
de voorschriften voor de monitoring van de naleving en de te nemen maatregelen in geval van niet-naleving als bedoeld in lid 4 van dit artikel.
Artikel 49
Tijdelijke maatregelen betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen die waarschijnlijk recentelijk ontdekte risico's op plaagorganismen of andere vermoede fytosanitaire risico's opleveren
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen tijdelijke maatregelen vaststellen met betrekking tot het binnenbrengen op en het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van planten, plantaardige producten en andere materialen uit derde landen, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
het is aannemelijk dat die planten, plantaardige producten of andere materialen recentelijk ontdekte risico's op plaagorganismen opleveren die niet voldoende worden gedekt door Uniemaatregelen en die geen verband houden met of nog niet in verband kunnen worden gebracht met EU-quarantaineorganismen of plaagorganismen die zijn onderworpen aan krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen;
er is ontoereikende fytosanitaire ervaring, onder meer inzake nieuwe plantsoorten of routes, met betrekking tot de handel in de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen die afkomstig zijn uit of worden verzonden vanuit de betrokken derde landen;
er heeft geen beoordeling plaatsgevonden van de recentelijk ontdekte risico's van plaagorganismen die de planten, plantaardige producten of andere materialen uit de betrokken derde landen voor het grondgebied van de Unie opleveren.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Zij behelzen, naargelang het geval, een of meer van de volgende onderdelen:
systematisch en intensief onderzoek, bemonstering van iedere partij van op het grondgebied van de Unie binnengebrachte planten, plantaardige producten en andere materialen op de plaats waar zij worden binnengebracht, en tests van de monsters;
de instelling van een quarantaineperiode, binnen een quarantainestation of gesloten faciliteit zoals bedoeld in artikel 60, om na te gaan of die planten, plantaardige producten of andere materialen niet het betrokken recentelijk ontdekte risico op plaagorganismen opleveren;
een verbod op het binnenbrengen van die planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie.
In de in de tweede alinea, onder a) en b), vermelde gevallen kunnen bij de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling ook voorafgaand aan het binnenbrengen van die planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie specifieke te nemen maatregelen worden vastgesteld.
De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten ervan in kennis wanneer na de uitvoering van de in lid 2, tweede alinea, onder a) of b), bedoelde maatregelen een plaagorganisme is aangetroffen dat waarschijnlijk recentelijk ontdekte risico's op plaagorganismen oplevert.
De lidstaten geven door middel van het in artikel 103 van deze verordening bedoelde elektronische kennisgevingssysteem de Commissie en de overige lidstaten kennis van elk geval waar het binnenbrengen in de Unie van een plant, plantaardig product of ander materiaal geweigerd is of het vervoer ervan op het grondgebied van de Unie verboden is, op grond dat de betrokken lidstaat van oordeel was dat het in lid 2, tweede alinea, onder c), van dit artikel bedoelde verbod geschonden was. Waar van toepassing omvat die kennisgeving ook de maatregelen die die lidstaat overeenkomstig artikel 66, lid 3, van Verordening ►C1 (EU) 2017/625 ◄ voor de betrokken planten, plantaardige producten of ander materiaal heeft genomen.
In voorkomend geval wordt ook het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen zijn verzonden met het oog op het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie, hiervan in kennis gesteld.
Artikel 50
Verslag van de Commissie over de handhaving en de doeltreffendheid van maatregelen met betrekking tot invoer op het grondgebied van Unie
De Commissie dient uiterlijk op 14 december 2021 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de handhaving en doeltreffendheid van de maatregelen met betrekking tot invoer op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van een kosten-batenanalyse, en dient zo nodig een wetsvoorstel in.
Artikel 51
Wijziging van bijlagen III en IV
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen die bijlagen III en IV wijzigen, met het oog op de aanpassing daarvan aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en van toepasselijke internationale normen.
Artikel 52
Tijdelijke maatregelen van de lidstaten in verband met onmiddellijk gevaar
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 53
Verbod op binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen in beschermde gebieden
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
In de bij deze uitvoeringshandelingen vastgestelde lijst wordt van die planten, plantaardige producten en andere materialen ook hun respectieve GN-code vermeld, indien deze beschikbaar is. Daarnaast worden andere bij Uniewetgeving vastgestelde codes genoemd indien deze de toepasselijke GN-code voor een specifieke plant of voor een specifiek plantaardig product of ander materiaal nader specificeren.
Wanneer een in die uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar risico op plaagorganismen oplevert of weliswaar een dergelijk risico oplevert, maar dit risico door toepassing van één of meer van de maatregelen genoemd in bijlage II, deel 1, punten 2 en 3, tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie die uitvoeringshandeling dienovereenkomstig.
Deze wijzigingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De vraag of dit risico op plaagorganismen al dan niet aanvaardbaar is, wordt beoordeeld overeenkomstig de in deel 2 van bijlage II bedoelde beginselen.
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met het aanpakken van een ernstig risico van plaagorganismen, stelt de Commissie volgens de in artikel 107, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.
In voorkomend geval stellen de lidstaten of de Commissie het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen in het betrokken beschermde gebied zijn binnengebracht, hiervan in kennis.
Artikel 54
Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor bijzondere voorschriften voor beschermde gebieden gelden
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
In de bij deze uitvoeringshandelingen vastgestelde lijst wordt van die planten, plantaardige producten en andere materialen ook hun respectieve GN-code vermeld, indien deze beschikbaar is. Daarnaast worden andere bij Uniewetgeving vastgestelde codes vermeld indien deze de toepasselijke GN-code voor een specifieke plant of voor een specifiek plantaardig product of ander materiaal nader specificeren.
Wanneer een in die uitvoeringshandeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal geen onaanvaardbaar risico op plaagorganismen voor het betrokken beschermde gebied oplevert, of wel een dergelijk risico oplevert, maar dit risico door de bijzondere voorschriften voor beschermde gebieden niet tot een aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht, wijzigt de Commissie die uitvoeringshandeling dienovereenkomstig.
Deze wijzigingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De mate waarin dit risico op plaagorganismen aanvaardbaar is, en de maatregelen om dat risico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, worden beoordeeld overeenkomstig de in deel 2 van bijlage II vermelde beginselen.
Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met het aanpakken van een ernstig risico van plaagorganismen, stelt de Commissie volgens de in artikel 107, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.
In voorkomend geval stellen de lidstaten of de Commissie het derde land waaruit de planten, plantaardige producten of andere materialen op het grondgebied van de Unie zijn binnengebracht, hiervan in kennis.
Artikel 55
Aan reizigers en klanten van postdiensten te verstrekken informatie over beschermde gebieden
Artikel 45 is van overeenkomstige toepassing op het binnenbrengen in of het verkeer binnen beschermde gebieden van planten, plantaardige producten en andere materialen.
Artikel 56
Uitzonderingen op verbodsbepalingen en voorschriften voor grensgebieden wat beschermde gebieden betreft
Artikel 46 is van overeenkomstige toepassing op de in de lijst in de in artikel 53, leden 2 en 3, en artikel 54, leden 2 en 3, bepaalde uitvoeringshandelingen opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen die vanuit het grensgebied van een derde land worden binnengebracht in de respectieve beschermde gebieden die grenzen aan dat grensgebied.
Artikel 57
Voorschriften voor fytosanitaire doorvoer wat beschermde gebieden betreft
Artikel 47 is van overeenkomstige toepassing op de fytosanitaire doorvoer van de in de lijst in de in artikel 53, leden 2 en 3, en artikel 54, leden 2 en 3, bepaalde uitvoeringshandelingen opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen door beschermde gebieden.
Artikel 58
Planten, plantaardige producten en andere materialen die voor officiële tests, wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden, proefnemingen, selectiewerkzaamheden of veredeling worden gebruikt wat beschermde gebieden betreft
In afwijking van de verbodsbepalingen en voorschriften van artikel 53, lid 1, en artikel 54, lid 1, is artikel 48 van overeenkomstige toepassing op het binnenbrengen in en het verkeer binnen beschermde gebieden van de in de lijst in de in artikel 53, leden 2 en 3, en artikel 54, leden 2 en 3, bepaalde uitvoeringshandelingen opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen die voor officiële tests, wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden, proefnemingen, selectiewerkzaamheden of veredeling worden gebruikt.
Artikel 59
Algemene voorschriften voor voertuigen, machines en verpakkingsmateriaal
Artikel 60
Aanwijzing van quarantainestations en gesloten faciliteiten
Voor de in de artikelen 8, 48, 49 en 58 vermelde doelen nemen de lidstaten een of meer van de volgende maatregelen, rekening houdend met het relevante risico op plaagorganismen:
zij wijzen op hun grondgebied quarantainestations of gesloten faciliteiten aan;
zij verlenen toestemming voor het gebruik van aangewezen quarantainestations of gesloten faciliteiten in een andere lidstaat op voorwaarde dat, indien nodig, die andere lidstaat zijn goedkeuring heeft gehecht aan die toestemming;
zij wijzen de bedrijfsruimten van professionele marktdeelnemers of andere personen tijdelijk aan als gesloten faciliteiten voor de plaagorganismen, planten, plantaardige producten of andere materialen en hun desbetreffende gebruik, zoals bepaald in de artikelen 8, 48 en 49.
Artikel 61
Voorschriften voor quarantainestations en gesloten faciliteiten
De in artikel 60 bedoelde quarantainestations en gesloten faciliteiten voldoen aan de volgende voorschriften om de verspreiding van EU-quarantaineorganismen te voorkomen:
zij bieden voorzieningen voor de fysieke afzondering van de plaagorganismen, planten, plantaardige producten en andere materialen die in quarantaine, of onder omstandigheden die ontsnappen onmogelijk maken, moeten worden gehouden, en waarborgen dat het zonder toestemming van de bevoegde autoriteit niet mogelijk is toegang tot die plaagorganismen, planten, plantaardige producten en andere materialen te verkrijgen of ze uit die stations of faciliteiten te verwijderen;
zij beschikken over systemen of hebben toegang tot systemen voor de sterilisatie, ontsmetting of vernietiging van besmette planten, plantaardige producten en andere materialen, afval en uitrusting voordat deze uit de stations of faciliteiten worden verwijderd;
zij beschikken over een overzicht en omschrijving van de taken van die stations en faciliteiten, alsmede van de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze taken en de voorwaarden waaronder zij die taken moeten uitvoeren;
zij beschikken over voldoende personeel met de juiste kwalificaties, opleiding en ervaring; en
zij beschikken over een noodplan om een eventuele onbedoelde aanwezigheid van EU-quarantaineorganismen en plaagorganismen waarop op grond van artikel 30, lid 1, genomen maatregelen van toepassing zijn, doeltreffend te elimineren en de verspreiding ervan te voorkomen.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 62
Werking van quarantainestations en gesloten faciliteiten
De voor het quarantainestation of de gesloten faciliteit verantwoordelijke persoon houdt gegevens bij over:
het personeelsbestand;
de bezoekers die toegang hebben tot het station of de faciliteit;
de plaagorganismen, planten, plantaardige producten en andere materialen die in het station of de faciliteit worden gebracht en die het station of de faciliteit verlaten;
de plaats van oorsprong van deze planten, plantaardige producten en andere materialen; en
opmerkingen over de aanwezigheid van plaagorganismen op deze planten, plantaardige producten en andere materialen in het quarantainestation of de gesloten faciliteit en de directe omgeving daarvan.
Deze gegevens worden gedurende drie jaar bewaard.
Artikel 63
Toezicht op quarantainestations en gesloten faciliteiten en intrekking van aanwijzing
Zij bepaalt de frequentie van deze inspecties volgens het aan de werking van de quarantainestations of gesloten faciliteiten gerelateerde risico op plaagorganismen.
Wanneer de bevoegde autoriteit concludeert dat het quarantainestation of de gesloten faciliteit of de persoon die daarvoor verantwoordelijk is niet aan de artikelen 61 en 62 voldoet, neemt die autoriteit onmiddellijk de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de niet-naleving van die bepalingen wordt beëindigd. Die maatregelen kunnen de intrekking of schorsing van de in artikel 60, lid 1, bedoelde aanwijzing omvatten.
Artikel 64
Vrijgave van planten, plantaardige producten en andere materialen uit quarantainestations en gesloten faciliteiten
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK V
Registratie van professionele marktdeelnemers en traceerbaarheid
Artikel 65
Officieel register van professionele marktdeelnemers
De bevoegde autoriteit houdt een register bij van de volgende professionele marktdeelnemers die actief zijn op het grondgebied van de betrokken lidstaat:
professionele marktdeelnemers die planten, plantaardige producten en andere materialen binnenbrengen in of verplaatsen binnen de Unie waarvoor op grond van de krachtens artikel 72, lid 1, artikel 73, artikel 74, lid 1, artikel 79, lid 1, en artikel 80, lid 1, vastgestelde uitvoeringshandelingen een fytosanitair certificaat of plantenpaspoort is vereist;
professionele marktdeelnemers die overeenkomstig artikel 89 gemachtigd zijn om plantenpaspoorten af te geven;
professionele marktdeelnemers die de bevoegde autoriteit verzoeken om de in de artikelen 100, 101 en 102 bedoelde certificaten af te geven;
professionele marktdeelnemers die gemachtigd zijn om de in artikel 98 bedoelde merktekens aan te brengen, de in artikel 99 bedoelde verklaringen af te geven, overeenkomstig de artikelen 45 of 55 informatie te verstrekken, overeenkomstig artikel 46, lid 1, of artikel 56 planten, plantaardige producten of andere materialen in grensgebieden binnen te brengen, of wier activiteiten betrekking hebben op de planten in kwestie in afgebakende gebieden, tenzij die exploitanten zijn opgenomen in een ander officieel register dat toegankelijk is voor de bevoegde autoriteiten; en
andere professionele marktdeelnemers dan de in deze alinea, onder a) tot en met d), bedoelde, indien dat op grond van een krachtens artikel 28, lid 1, artikel 30, lid 1, artikel 41, lid 2, artikel 49, lid 1, artikel 53, lid 1, en artikel 54, lid 2, vastgestelde uitvoeringshandeling is vereist.
De lidstaten kunnen bepalen dat er nog meer categorieën telers of andere professionele marktdeelnemers geregistreerd worden, indien dat gerechtvaardigd is door het risico op een plaagorganisme bij de planten die zij telen, of bij een van hun andere activiteiten.
Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op een professionele marktdeelnemer die in een of meer van de volgende categorieën valt:
hij levert exclusief en rechtstreeks aan eindgebruikers planten, plantaardige producten en andere materialen in kleine hoeveelheden anders dan via verkoop door middel van op afstand gesloten overeenkomsten;
hij levert exclusief en rechtstreeks aan eindgebruikers kleine hoeveelheden zaden, niet zijnde zaden die onder artikel 72 vallen;
zijn professionele werkzaamheden betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen beperken zich tot het vervoer ervan voor een andere professionele marktdeelnemer;
zijn professionele werkzaamheden betreffen uitsluitend het vervoer van allerhande voorwerpen waarvoor houten verpakkingsmateriaal wordt gebruikt.
De lidstaten kunnen bepalen dat de in de eerste alinea, onder a), bedoelde uitzondering niet geldt voor alle of bepaalde telers of andere professionele marktdeelnemers, indien dat gerechtvaardigd is door het risico op een plaagorganisme bij de planten die zij telen of waarop een van hun andere activiteiten betrekking heeft.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende een of meer van wat volgt:
de wijziging van deze verordening door toevoeging van andere categorieën professionele marktdeelnemers die moeten worden vrijgesteld van de toepassing van lid 1 van dit artikel, wanneer registratie administratieve lasten voor hen zou meebrengen die niet in verhouding staan tot het aan hun professionele werkzaamheden verbonden lage risico op een plaagorganisme;
de aanvulling van deze verordening door vastlegging van bepaalde voorschriften voor de registratie van bepaalde categorieën professionele marktdeelnemers, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de werkzaamheid of van de plant, het plantaardig product of het andere materiaal in kwestie;
de aanvulling van deze verordening door vastlegging van de bovengrenzen voor de kleine hoeveelheden bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen zoals bedoeld in lid 3, eerste alinea, onder a). Die bovengrenzen worden vastgesteld in verhouding tot de planten, plantaardige producten en andere materialen in kwestie en tot de respectieve risico's op plaagorganismen.
Artikel 66
Registratieprocedure
In die aanvraag tot registratie worden de volgende gegevens vermeld:
naam, adres in de lidstaat van registratie, en contactgegevens van de professionele marktdeelnemer;
een verklaring waarin de professionele marktdeelnemer te kennen geeft dat hij voornemens is een of meer van de in artikel 65, lid 1, bedoelde werkzaamheden betreffende planten, plantaardige producten en andere materialen te verrichten;
een verklaring waarin de professionele marktdeelnemer te kennen geeft dat hij voornemens is om, naargelang het geval, een of meer van de volgende handelingen te verrichten:
het afgeven van plantenpaspoorten voor planten, plantaardige producten en andere materialen overeenkomstig artikel 84, lid 1;
het aanbrengen van het merkteken op houten verpakkingsmateriaal als bedoeld in artikel 96, lid 1;
het afgeven van enige andere verklaring als bedoeld in artikel 99, lid 1;
het adres van de bedrijfsruimten en, in voorkomend geval, de locatie van de percelen die de professionele marktdeelnemer in de betrokken lidstaat gebruikt voor het verrichten van de in artikel 65, lid 1, bedoelde werkzaamheden, met het oog op de registratie; en
de types handelsartikelen, families, geslachten of soorten van de planten en plantaardige producten en, in voorkomend geval, de aard van de andere materialen waarop de werkzaamheden van de professionele marktdeelnemer betrekking hebben, zoals bedoeld in artikel 65, lid 1.
Een aanvraag voor het actualiseren van de in lid 2, onder a), bedoelde gegevens wordt uiterlijk 30 dagen na wijziging van die gegevens ingediend.
Indien de geregistreerde marktdeelnemer die gegevens niet binnen de door de bevoegde autoriteit gestelde termijn corrigeert, wijzigt de bevoegde autoriteit de registratie van die exploitant of trekt zij deze in, naargelang het geval.
Artikel 67
Inhoud van het register
Het register bevat de in artikel 66, lid 2, onder a), b), d) en e), bedoelde gegevens alsmede:
het officiële registratienummer, met inbegrip van de tweelettercode volgens ISO-norm 3166-1-alpha-2 ( 5 ) voor de lidstaat waar de professionele marktdeelnemer is geregistreerd;
in voorkomend geval, een vermelding van de in artikel 66, lid 2, onder c), bedoelde handelingen waartoe de professionele marktdeelnemer gemachtigd is, en, in voorkomend het geval, de specifieke planten, plantaardige producten of andere materialen in kwestie.
Artikel 68
Beschikbaarheid van gegevens uit officiële registers
Artikel 69
Traceerbaarheid
Indien krachtens artikel 84, lid 1, door een erkende marktdeelnemer een plantenpaspoort wordt afgegeven, en indien krachtens artikel 84, lid 2, door de bevoegde autoriteit een plantenpaspoort wordt afgegeven ten behoeve van een geregistreerde marktdeelnemer, houdt die exploitant ter waarborging van de traceerbaarheid uit hoofde van de leden 1 en 2 van dit artikel met betrekking tot dat plantenpaspoort een register bij van de volgende gegevens:
in voorkomend geval, de professionele marktdeelnemer die de betrokken handelseenheid heeft geleverd;
de professionele marktdeelnemer aan wie de betrokken handelseenheid is geleverd; en
relevante informatie met betrekking tot het plantenpaspoort.
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen het volgende vaststellen:
een kortere of langere minimumperiode dan die welke is vermeld in lid 4 met betrekking tot specifieke planten, indien de lengte van de teeltperiode van die planten dit rechtvaardigt; en
voorschriften betreffende de inhoud en de toegankelijkheid van de gegevens die de in de leden 1 en 2 bedoelde professionele marktdeelnemers moeten bijhouden.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 70
Verkeer van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen en tussen bedrijfsruimten van de professionele marktdeelnemer
De eerste alinea is niet van toepassing op de in artikel 65, lid 3, eerste alinea, onder c) en d), bedoelde professionele marktdeelnemers.
HOOFDSTUK VI
Certificering van planten, plantaardige producten en andere materialen
Artikel 71
Fytosanitair certificaat voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie
Een fytosanitair certificaat voor het binnenbrengen van planten, plantaardige producten en andere materialen op het grondgebied van de Unie is een door een derde land afgegeven document dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 76, de inhoud bevat die wordt beschreven in bijlage V, deel A, of, waar van toepassing, bijlage V, deel B, en bevestigt dat de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen aan de volgende voorschriften voldoen:
zij zijn vrij van EU-quarantaineorganismen, en van plaagorganismen waarvoor krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen gelden;
zij voldoen aan de bepalingen van artikel 37, lid 1, met betrekking tot de aanwezigheid van door de EU gereglementeerde niet-quarantaineorganismen op voor opplant bestemde planten;
zij voldoen aan de in artikel 41, leden 2 en 3, of, waar van toepassing, artikel 54, leden 2 en 3, bedoelde voorschriften;
zij voldoen, waar van toepassing, aan de regels die zijn vastgesteld op grond van artikel 28, lid 1, eerste alinea, onder d), en artikel 28, lid 2, en artikel 30, lid 1.
Artikel 72
Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor fytosanitaire certificaten vereist zijn
Die lijst omvat:
alle voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden;
de planten, plantaardige producten en andere materialen die staan vermeld in bijlage V, deel B, punt I, bij Richtlijn 2000/29/EG;
planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor voorschriften zijn vastgesteld krachtens artikel 28, lid 1, eerste alinea, onder d), en artikel 30, lid 1, betreffende het binnenbrengen ervan op het grondgebied van de Unie;
zaden of, indien van toepassing, pootaardappelen die in de lijst in de in artikel 37, lid 2, van deze verordening bepaalde uitvoeringshandeling zijn opgenomen en onderworpen zijn aan gelijkwaardigheidsbesluiten die zijn vastgesteld krachtens de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 98/56/EG, 1999/105/EG, 2002/54/EG, 2002/55/EG, 2002/56/EG en 2002/57/EG;
planten, plantaardige producten en andere materialen die in de lijst in de in artikel 41, leden 2 en 3, bepaalde uitvoeringshandelingen zijn opgenomen; en
planten, plantaardige producten en andere materialen die vallen onder het bepaalde in artikel 49, lid 2, tweede alinea, onder a) en b).
De punten a) tot en met e) van de eerste alinea zijn niet van toepassing, en een fytosanitair certificaat is niet vereist, wanneer een krachtens artikel 28, lid 1, eerste alinea, onder d), artikel 30, lid 1, of artikel 41, leden 2 en 3, vastgestelde uitvoeringshandeling een bewijs van naleving verplicht stelt in de vorm van een officieel merkteken zoals bedoeld in artikel 96, lid 1, of een andere officiële verklaring zoals bedoeld in artikel 99, lid 1.
In de bij die uitvoeringshandeling vastgestelde lijst wordt van die planten, plantaardige producten en andere materialen ook hun respectieve GN-code vermeld, indien deze beschikbaar is. Daarnaast worden andere bij Uniewetgeving vastgestelde codes genoemd indien deze de toepasselijke GN-code voor een specifieke plant of voor een specifiek plantaardig product of ander materiaal nader specificeren.
De Commissie wijzigt de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling door middel van een uitvoeringshandeling in de volgende gevallen:
wanneer een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan lid 1, eerste alinea, onder c), d) of e);
wanneer een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1, eerste alinea, onder c), d) of e).
Artikel 73
Andere planten waarvoor een fytosanitair certificaat is vereist
De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen dat voor andere planten dan die zijn opgenomen op de in artikel 72, lid 1, bedoelde lijst een fytosanitair certificaat is vereist voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie.
Die uitvoeringshandelingen vermelden evenwel dat voor deze planten een fytosanitair certificaat niet is vereist wanneer een onderbouwde beoordeling op basis van gegevens over de risico's op plaagorganismen en van ervaring met de handel aantoont dat een dergelijk certificaat niet nodig is. Voor die beoordeling worden de criteria in bijlage VI in aanmerking genomen. In voorkomend geval kan deze beoordeling uitsluitend betrekking hebben op planten uit een bepaald derde land van oorsprong of verzending, of uit een groep derde landen van oorsprong of verzending.
In de bij die uitvoeringshandelingen vastgestelde lijst wordt van de planten ook hun respectieve GN-code vermeld, indien deze beschikbaar is.
Daarnaast worden andere bij Uniewetgeving vastgestelde codes vermeld indien deze de toepasselijke GN-code voor een specifieke plant of voor een specifiek plantaardig product of ander materiaal nader specificeren.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt uiterlijk op 14 december 2018 vastgesteld.
Artikel 74
Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een fytosanitair certificaat vereist is voor het binnenbrengen in een beschermd gebied
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een lijst op van de planten, plantaardige producten en andere materialen, en van de respectieve derde landen van oorsprong of verzending bedoeld in de eerste alinea.
Die lijst omvat:
in de eerste van die uitvoeringshandelingen, de planten, plantaardige producten en andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel B, punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG;
planten, plantaardige producten en andere materialen die in de lijst in de in artikel 54, leden 2 en 3, van deze verordening bepaalde uitvoeringshandelingen zijn opgenomen.
In de bij deze uitvoeringshandelingen vastgestelde lijst wordt van die planten, plantaardige producten en andere materialen ook hun respectieve GN-code vermeld, indien deze beschikbaar is. Daarnaast worden andere bij Uniewetgeving vastgestelde codes genoemd indien deze de toepasselijke GN-code voor een specifieke plant of voor een specifiek plantaardig product of ander materiaal nader specificeren.
Een fytosanitair certificaat is niet vereist voor planten, plantaardige producten of andere materialen op die lijst wanneer een krachtens artikel 54, lid 2 of 3, vastgestelde uitvoeringshandeling een bewijs van naleving verplicht stelt in de vorm van een officieel merkteken zoals bedoeld in artikel 96, lid 1, of een andere officiële verklaring zoals bedoeld in artikel 99, lid 1.
De Commissie wijzigt de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling door middel van uitvoeringshandelingen in de volgende gevallen:
wanneer een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan lid 1, derde alinea, onder b);
wanneer een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1, derde alinea, onder b).
Artikel 75
Uitzonderingen voor reizigersbagage
Kleine hoeveelheden van bepaalde, andere dan voor opplant bestemde, planten en van plantaardige producten en andere materialen uit een derde land kunnen onder de volgende voorwaarden worden vrijgesteld van het voorschrift van een fytosanitair certificaat in overeenstemming met artikel 72, lid 1, artikel 73 en artikel 74, lid 1:
zij worden op het grondgebied van de Unie binnengebracht als onderdeel van de persoonlijke bagage van reizigers;
zij zijn niet bestemd voor professioneel of commercieel gebruik;
zij zijn in de lijst in een in lid 2 van dit artikel bepaalde uitvoeringshandeling opgenomen.
Die lijst en de desbetreffende maximumhoeveelheid en, waar van toepassing, de risicobeheersingsmaatregelen, worden vastgesteld op basis van het risico op een plaagorganisme bij kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten en andere materialen, aan de hand van de criteria van bijlage II, deel 2.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 76
Voorwaarden waaraan een fytosanitair certificaat moet voldoen
Zij aanvaardt dat fytosanitair certificaat niet als de in artikel 71, lid 2, bedoelde aanvullende verklaring, indien van toepassing, ontbreekt of niet correct is opgesteld en als de in artikel 71, lid 3, bedoelde verklaring, indien van toepassing, ontbreekt.
Zij aanvaardt een fytosanitair wederuitvoercertificaat niet indien dat fytosanitair certificaat niet vergezeld gaat van het oorspronkelijk fytosanitair uitvoercertificaat of van een gewaarmerkt afschrift van het oorspronkelijk fytosanitair uitvoercertificaat.
De bevoegde autoriteit aanvaardt een fytosanitair certificaat uitsluitend indien het aan de volgende voorschriften voldoet:
het wordt afgegeven in ten minste een van de officiële talen van de Unie;
het is gericht aan de nationale plantenziektekundige dienst van een lidstaat; en
het is afgegeven binnen 14 dagen vóór de datum waarop de planten, plantaardige producten of andere materialen waarop het betrekking heeft, het derde land waarin het is afgegeven, hebben verlaten.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen met betrekking tot de aanvaardingsvoorwaarden als bedoeld in de eerste alinea van dit lid, teneinde de betrouwbaarheid van deze certificaten te garanderen.
Artikel 77
Ongeldigmaking van een fytosanitair certificaat
Bij het ongeldig maken wordt op de voorzijde van het betrokken certificaat duidelijk zichtbaar een driehoekig rood stempel met de vermelding „certificaat geannuleerd” van de betrokken autoriteit aangebracht, samen met de naam van die autoriteit en de datum van ongeldigmaking. De vermelding staat in hoofdletters en is gesteld in ten minste een van de officiële talen van de Unie.
Het derde land dat dit fytosanitair certificaat had afgegeven, wordt eveneens door de betrokken lidstaat hiervan in kennis gesteld.
Artikel 78
Plantenpaspoorten
Een plantenpaspoort is een officieel etiket voor het verkeer van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen het grondgebied van de Unie en, waar van toepassing, naar en binnen beschermde gebieden, dat bevestigt dat aan alle voorschriften van artikel 85 en, voor het verkeer naar en binnen beschermde gebieden, artikel 86 wordt voldaan en dat het de inhoud en vorm heeft als beschreven in artikel 83.
Artikel 79
Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort is vereist voor verkeer binnen het grondgebied van de Unie
Die lijst omvat:
alle voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden;
in de eerste van die uitvoeringshandelingen, de planten, plantaardige producten en andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel A, punt I, bij Richtlijn 2000/29/EG mits die niet reeds onder punt a) van deze alinea vallen;
planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor krachtens artikel 28, lid 1, 2 of 3, of artikel 30, lid 1, 3 of 4, voorschriften betreffende het verkeer ervan binnen het grondgebied van de Unie zijn vastgesteld;
zaden die in de lijst in de in artikel 37, lid 2, bepaalde uitvoeringshandeling zijn opgenomen; en
planten, plantaardige producten en andere materialen die in de lijst in de in artikel 41, leden 2 en 3, bepaalde uitvoeringshandelingen zijn opgenomen met betrekking tot het verkeer ervan binnen de Unie, met uitzondering van voor opplant bestemde planten, plantaardige producten en andere materialen die uit hoofde van dat artikel een ander specifiek etiket of een ander type verklaring vereisen.
De Commissie wijzigt de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling door middel van uitvoeringshandelingen in de volgende gevallen:
indien een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1, tweede alinea, onder c), d) of e); of
indien een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan lid 1, tweede alinea, onder c), d) of e).
Artikel 80
Planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort is vereist voor het binnenbrengen en het verkeer binnen beschermde gebieden
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een lijst op van de planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een plantenpaspoort vereist is voor het binnenbrengen in en het verkeer binnen bepaalde beschermde gebieden.
Die lijst omvat:
in de eerste van die uitvoeringshandelingen, de planten, plantaardige producten en andere materialen die zijn opgenomen in bijlage V, deel A, punt II, bij Richtlijn 2000/29/EG;
andere planten, plantaardige producten en andere materialen die in de lijst in de in artikel 54, lid 3, van deze verordening, bepaalde uitvoeringshandelingen zijn opgenomen.
De Commissie kan de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling door middel van uitvoeringshandelingen wijzigen en deze verordening aanvullen in de volgende gevallen:
indien een niet in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal voldoet aan lid 1, derde alinea, onder b); of
wanneer een in die handeling opgenomen plant, plantaardig product of ander materiaal niet voldoet aan lid 1, derde alinea, onder b).
Artikel 81
Uitzondering voor rechtstreekse levering aan eindgebruikers
Die uitzondering geldt niet voor:
eindgebruikers die de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen ontvangen via verkoop door middel van op afstand gesloten overeenkomsten; of
eindgebruikers van planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor uit hoofde van artikel 80 een plantenpaspoort voor beschermde gebieden is vereist.
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen bepalen dat de voorschriften van de tweede alinea, onder b), slechts gelden voor specifieke ZP-plaagorganismen, planten, plantaardige producten of andere materialen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 82
Uitzonderingen voor verkeer binnen en tussen de bedrijfsruimten van een geregistreerde marktdeelnemer
Er is geen plantenpaspoort vereist voor het verkeer van planten, plantaardige producten en andere materialen binnen en tussen de bedrijfsruimten van dezelfde geregistreerde marktdeelnemer die zich dicht bij elkaar bevinden.
De lidstaten kunnen die dichte nabijheid op hun respectieve grondgebied nader omschrijven en bepalen of er in plaats van het plantenpaspoort andere documenten voor dat verkeer moeten worden afgegeven.
Indien dergelijk verkeer plaatsvindt tussen twee of meer lidstaten, dient de vrijstelling van plantenpaspoort door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te worden goedgekeurd.
Artikel 83
Inhoud en vorm van het plantenpaspoort
Het plantenpaspoort is gemakkelijk zichtbaar en duidelijk leesbaar, en de informatie erop is onveranderbaar en duurzaam.
In afwijking op punt 1, onder e), van deel A van bijlage VII is de traceerbaarheidscode niet vereist indien voor opplant bestemde planten aan elk van de volgende voorwaarden voldoen:
ze zijn op zodanige wijze klaargemaakt dat zij zonder verdere voorbereiding klaar zijn voor verkoop aan eindgebruikers, en er bestaat geen risico op verspreiding van EU-quarantaineorganismen of plaagorganismen waarvoor krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen gelden;
zij behoren niet tot de categorieën of soorten die worden vermeld in een in lid 3 van dit artikel bepaalde uitvoeringshandeling.
Indien dit lid van toepassing is, bevat het plantenpaspoort voor het verkeer binnen het grondgebied van de Unie de in bijlage VII, deel C, van deze verordening beschreven gegevens.
Indien dit lid van toepassing is, bevat het plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en het verkeer binnen een beschermd gebied de in bijlage VII, deel D, van deze verordening beschreven gegevens.
Indien de aard van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen dit vereist, kunnen bepaalde specificaties ten aanzien van de omvang van het plantenpaspoort worden vastgesteld voor dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen.
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen technische regelingen bepalen voor de afgifte van elektronische plantenpaspoorten, om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan dit artikel en om een passende, geloofwaardige en doeltreffende procedure voor de afgifte van die plantenpaspoorten te verzekeren. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 84
Afgifte van plantenpaspoorten door gemachtigde professionele marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten
De erkende marktdeelnemers geven uitsluitend plantenpaspoorten af voor de planten, plantaardige producten of andere materialen waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
Artikel 85
Essentiële voorschriften voor een plantenpaspoort voor het verkeer binnen het grondgebied van de Unie
Een plantenpaspoort voor het verkeer binnen het grondgebied van de Unie wordt afgegeven voor planten, plantaardige producten of andere materialen die aan de volgende voorschriften voldoen:
zij zijn vrij van EU-quarantaineorganismen, of van plaagorganismen waarvoor krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen gelden;
zij voldoen aan de bepalingen van artikel 37, lid 1, met betrekking tot de aanwezigheid van door de EU gereglementeerde niet-quarantaineorganismen op voor opplant bestemde planten en aan de bepalingen van artikel 37, lid 4, wat betreft de te nemen maatregelen;
zij voldoen aan de voorschriften met betrekking tot het verkeer ervan binnen de Unie, zoals bedoeld in artikel 41, leden 2 en 3;
zij voldoen, waar van toepassing, aan de regels die zijn vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende maatregelen uit hoofde van artikel 17, lid 3, artikel 28, lid 1, eerste alinea, onder a) tot en met d), artikel 28, lid 2, en artikel 30, leden 1 en 3; en
zij voldoen, waar van toepassing, aan maatregelen die door de bevoegde autoriteiten op grond van artikel 17, lid 1, zijn vastgesteld voor de uitroeiing van EU-quarantaineorganismen of, plaagorganismen waarvoor krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen gelden, en op grond van artikel 29, lid 1, zijn vastgesteld voor de uitroeiing van plaagorganismen die voorlopig als EU-quarantaineorganismen worden aangemerkt.
Artikel 86
Essentiële voorschriften voor een plantenpaspoort voor het verkeer naar en binnen een beschermd gebied
Een plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en het verkeer binnen een beschermd gebied wordt afgegeven voor planten, plantaardige producten en andere materialen die voldoen aan alle voorschriften van artikel 85, en bovendien aan de volgende voorschriften:
zij zijn vrij van de betrokken ZP-quarantaineorganismen; en
zij voldoen aan de in artikel 54, leden 2 en 3, bedoelde voorschriften.
Artikel 87
Onderzoeken voor plantenpaspoorten
Planten, plantaardige producten en andere materialen mogen hetzij afzonderlijk hetzij aan de hand van representatieve monsters worden onderzocht. Het onderzoek heeft ook betrekking op het verpakkingsmateriaal van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door de erkende marktdeelnemer. In de volgende gevallen wordt het onderzoek evenwel door de bevoegde autoriteit uitgevoerd:
bij toepassing van lid 3, eerste alinea, onder c), van dit artikel, met betrekking tot inspecties, het nemen van monsters van en het uitvoeren van tests;
bij toepassing van artikel 84, lid 2; of
wanneer een onderzoek wordt uitgevoerd in de directe omgeving, als bedoeld in lid 3, eerste alinea, onder b), van dit artikel en de erkende marktdeelnemer geen toegang tot die directe omgeving heeft.
Het onderzoek voldoet aan alle volgende voorwaarden:
het wordt uitgevoerd op daartoe geschikte tijdstippen, waarbij rekening wordt gehouden met de betrokken risico's;
het wordt uitgevoerd in de in artikel 66, lid 2, onder d), bedoelde bedrijfsruimten. Indien vereist door de uitvoeringshandelingen die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 28, lid 1, artikel 30, lid 1, artikel 37, lid 4, artikel 41, lid 2, of artikel 54, lid 2, wordt ook een onderzoek uitgevoerd in de directe omgeving van de plaats van productie van de planten, plantaardige producten of andere materialen in kwestie;
dit onderzoek gebeurt minstens visueel en wordt aangevuld door:
inspecties, monsterneming en tests door de bevoegde autoriteit ingeval van vermoeden van de aanwezigheid van een EU-quarantaineorganisme of van plaagorganismen waarvoor krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen gelden, of ingeval van vermoeden van de aanwezigheid van een ZP-quarantaineorganisme in het betrokken beschermde gebied; of
monsterneming en tests ingeval van vermoeden van de aanwezigheid van een door de EU gereguleerd niet-quarantaineorganisme, in voorkomend geval boven de respectieve drempelwaarden;
de resultaten van het onderzoek worden geregistreerd en gedurende ten minste drie jaar bewaard.
Dat onderzoek vindt plaats onverminderd specifieke onderzoeksvoorschriften of maatregelen die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 28, leden 1, 2 of 3, artikel 30, leden 1, 3 of 4, artikel 37, lid 4, artikel 41, leden 2 en 3, en artikel 54, leden 2 en 3. Indien de desbetreffende voorschriften of maatregelen vereisen dat het onderzoek wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteit, wordt het niet uitgevoerd door de in lid 2 van dit artikel bedoelde erkende marktdeelnemer.
Wanneer de Commissie dergelijke gedelegeerde handelingen voor specifieke voor opplant bestemde planten vaststelt en die voor opplant bestemde planten vallen onder certificeringsregelingen uit hoofde van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG, 2002/56/EG, 2002/57/EG en 2008/90/EG, legt de Commissie de voorschriften met betrekking tot de onderzoeken naar de aanwezigheid van EU-quarantaineorganismen of plaagorganismen waarvoor krachtens artikel 30, lid 1, van deze verordening vastgestelde maatregelen gelden, en van door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen, en met betrekking tot de onderzoeken naar andere kenmerken van de voor opplant bestemde planten uit hoofde van die richtlijnen in één certificeringsregeling vast.
Bij de vaststelling van deze gedelegeerde handelingen houdt de Commissie rekening met de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en met internationale normen.
Artikel 88
Aanbrengen van de plantenpaspoorten
Plantenpaspoorten worden door de betrokken professionele marktdeelnemers aangebracht op de handelseenheid van de planten, plantaardige producten en andere materialen voordat zij krachtens artikel 79 in het verkeer zijn binnen het grondgebied van de Unie of krachtens artikel 80 worden overgebracht naar of vervoerd binnen een beschermd gebied. Wanneer dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen in een verpakking, bundel of container worden vervoerd, wordt het plantenpaspoort aangebracht op deze verpakking, bundel of container.
Artikel 89
Machtiging van professionele marktdeelnemers tot het afgeven van plantenpaspoorten
De bevoegde autoriteit verleent een professionele marktdeelnemer een machtiging voor de afgifte van plantenpaspoorten („machtiging tot het afgeven van plantenpaspoorten”) voor welbepaalde families, geslachten of soorten, en welbepaalde types planten, plantaardige producten en andere materialen die als handelsartikel worden gebruikt, indien die professionele marktdeelnemer voldoet aan beide volgende voorwaarden:
hij beschikt over de nodige kennis om de in artikel 87 bedoelde onderzoeken uit te voeren met betrekking tot EU-quarantaineorganismen of plaagorganismen waarvoor krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen gelden, ZP-quarantaineorganismen en door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen die de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen kunnen aantasten, en met betrekking tot de tekenen van de aanwezigheid van die plaagorganismen en de daardoor veroorzaakte symptomen, en de middelen om de aanwezigheid en verspreiding van die plaagorganismen te voorkomen;
hij beschikt over systemen en procedures waarmee hij kan voldoen aan zijn verplichtingen betreffende de traceerbaarheid krachtens de artikelen 69 en 70.
Artikel 90
Verplichtingen van erkende marktdeelnemers
Hij houdt gedurende minstens drie jaar gegevens bij over de vaststelling en monitoring van deze punten.
Artikel 91
Plannen voor de beheersing van risico's op plaagorganismen
Erkende marktdeelnemers kunnen over plannen voor de beheersing van risico's op plaagorganismen beschikken. De bevoegde autoriteit keurt die plannen goed indien zij aan elk van de volgende voorwaarden voldoen:
de plannen bevatten passende maatregelen die ervoor zorgen dat de betrokken exploitanten voldoen aan de verplichtingen van artikel 90, lid 1;
zij voldoen aan de voorschriften van lid 2 van dit artikel.
Voor erkende exploitanten die een goedgekeurd plan voor de beheersing van het risico op schadelijke organismen uitvoeren kunnen controles met een lagere frequentie worden uitgevoerd als bedoeld in artikel 22, lid 3, onder b), van Verordening ►C1 (EU) 2017/625 ◄ .
De plannen voor de beheersing van risico's op plaagorganismen omvatten, eventueel in de vorm van een handboek van operationele standaardprocedures, ten minste de volgende gegevens:
de op grond van artikel 66, lid 2, verplichte informatie over de registratie van de erkende marktdeelnemer;
de op grond van artikel 69, lid 4, en artikel 70, lid 1, verplichte informatie over de traceerbaarheid van planten, plantaardige producten en andere materialen;
een beschrijving van de productieprocessen van de erkende marktdeelnemer en van zijn activiteiten wat betreft het verkeer en de verkoop van planten, plantaardige producten en andere materialen;
een analyse van de in artikel 90, lid 1, bedoelde kritieke punten en de maatregelen die de erkende marktdeelnemer heeft genomen om de risico's op plaagorganismen die met deze kritieke punten verband houden, te verzachten;
de bestaande procedures en maatregelen die zijn voorzien bij het vermoeden of de vaststelling van de aanwezigheid van quarantaineorganismen, de registratie van dat vermoeden of die vaststelling en de registratie van de genomen maatregelen;
de taken en verantwoordelijkheden van het personeel dat betrokken is bij de kennisgevingen bedoeld in artikel 14, de onderzoeken bedoeld in artikel 87, lid 1, de afgifte van plantenpaspoorten krachtens artikel 84, lid 1, artikel 93, leden 1 en 2, en artikel 94, en het aanbrengen van plantenpaspoorten uit hoofde van artikel 88; en
de opleiding van het in dit lid, onder f), bedoelde personeel.
Indien de bevoegde autoriteit overeenkomstig de eerste alinea andere maatregelen dan de intrekking van de goedkeuring van het plan heeft genomen maar de niet-naleving toch voortduurt, trekt die autoriteit die goedkeuring onmiddellijk in.
Artikel 92
Inspecties en intrekking van machtiging
Die maatregelen omvatten mogelijk de intrekking van de machtiging om plantenpaspoorten af te geven voor de betrokken planten, plantaardige producten en andere materialen.
Artikel 93
Vervanging van een plantenpaspoort
Een plantenpaspoort, zoals bepaald in de leden 1 en 2, mag uitsluitend onder de volgende voorwaarden worden afgegeven:
er is voldaan aan de in artikel 69, lid 3, bedoelde traceerbaarheidsvoorschriften betreffende de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen;
in voorkomend geval voldoen de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen nog steeds aan de voorschriften van de artikelen 85 en 86; en
de eigenschappen van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen zijn ongewijzigd.
Indien de vervanging van een plantenpaspoort krachtens lid 1 of 2 wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteit, bewaart de professionele marktdeelnemer op wiens verzoek het paspoort is afgegeven, het vervangen plantenpaspoort of de inhoud ervan voor een periode van ten minste drie jaar.
Die bewaring kan de vorm aannemen van het opslaan van de in het plantenpaspoort vervatte informatie in een elektronische gegevensbank, op voorwaarde dat ook de informatie wordt opgeslagen die zich bevindt in eventuele streepjescodes, hologrammen, chips of andere gegevensdragers met traceerbaarheidsdoeleinden die de in bijlage VII bedoelde traceerbaarheidscode kunnen aanvullen.
Artikel 94
Plantenpaspoorten ter vervanging van fytosanitaire certificaten
De vervanging van een fytosanitair certificaat door een plantenpaspoort kan worden uitgevoerd op de plaats van bestemming van de plant, het plantaardig product of het andere materiaal in kwestie, en niet op de plaats van binnenkomst, indien controle op de plaats van bestemming is toegestaan, als bedoeld in de Uniewetgeving over officiële controles.
Dat gewaarmerkt afschrift van het oorspronkelijk fytosanitair certificaat wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit en vergezelt de plant, het plantaardig product of het andere materiaal in kwestie bij elk verkeer, slechts tot op het moment dat het plantenpaspoort wordt afgegeven, en uitsluitend binnen het grondgebied van de respectieve lidstaat.
Indien artikel 101, lid 2, onder a), van toepassing is, wordt dat fytosanitair certificaat vervangen door een gewaarmerkt afschrift ervan.
Artikel 95
Ongeldigmaking en verwijdering van het plantenpaspoort
Onverminderd de in artikel 14 bedoelde kennisgevingsverplichting stelt de professionele marktdeelnemer de bevoegde autoriteit onder wiens bevoegdheid hij werkt daarvan in kennis.
Die bewaring kan de vorm aannemen van het opslaan van de informatie in het ongeldig gemaakte plantenpaspoort in een elektronische gegevensbank, mits ook de informatie die zich bevindt in eventuele streepjescodes, hologrammen, chips of andere gegevensdragers met traceerbaarheidsdoeleinden die de traceerbaarheidscode overeenkomstig bijlage VII kunnen aanvullen, samen met een verklaring betreffende de ongeldigmaking, wordt opgeslagen.
Artikel 96
Het aanbrengen van een merkteken op houten verpakkingsmateriaal, hout, of andere materialen
In elk van de volgende gevallen beantwoordt het merkteken dat op houten verpakkingsmateriaal, hout, of andere materialen is aangebracht als bewijs dat een behandeling in overeenstemming met bijlage 1 bij ISPM15 is toegepast, aan de voorschriften van bijlage 2 bij ISPM15:
houten verpakkingsmateriaal dat het grondgebied van de Unie is binnengebracht vanuit een derde land, als bedoeld in artikel 43;
houten verpakkingsmateriaal waarop een merkteken is aangebracht op het grondgebied van de Unie, dat het grondgebied van de Unie verlaat;
houten verpakkingsmateriaal, hout of andere materialen die binnen het grondgebied van de Unie worden verplaatst, indien aldus voorgeschreven door een op grond van artikel 28, 30, 41 of 54 vastgestelde uitvoeringshandeling;
elk ander houten verpakkingsmateriaal, hout of ander materiaal waarop een merkteken is aangebracht op het grondgebied van de Unie.
Het merkteken wordt alleen toegepast indien het houten verpakkingsmateriaal, hout of andere materialen een of meer van de goedgekeurde behandelingen als bedoeld in bijlage 1 bij ISPM15 hebben ondergaan, onverminderd de bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 1005/2009 ( 6 ), (EG) nr. 1107/2009 ( 7 ) en (EU) nr. 528/2012 ( 8 ) van het Europees Parlement en de Raad.
Voor houten verpakkingsmateriaal, hout of andere materialen waarop een merkteken wordt aangebracht op het grondgebied van de Unie, wordt het merkteken alleen aangebracht door een daartoe overeenkomstig artikel 98 gemachtigde geregistreerde marktdeelnemer.
De eerste alinea, punten a) en b), zijn niet van toepassing op houten verpakkingsmateriaal waarvoor de in ISPM15 voorziene vrijstellingen gelden.
Artikel 97
Herstelling van houten verpakkingsmateriaal op het grondgebied van de Unie
Houten verpakkingsmateriaal waarop het in artikel 96 bedoelde merkteken is aangebracht, wordt alleen hersteld indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
de persoon die de herstelling uitvoert is een daartoe overeenkomstig artikel 98 gemachtigde geregistreerde marktdeelnemer;
het gebruikte materiaal en de toegepaste behandeling zijn geschikt voor herstelling;
het merkteken wordt opnieuw aangebracht, als aangewezen.
Artikel 98
Machtiging van en toezicht op geregistreerde marktdeelnemers die het merkteken van houten verpakkingsmateriaal aanbrengen op het grondgebied van de Unie
Een machtiging tot het aanbrengen van het merkteken zoals bedoeld in artikel 96 en tot het herstellen van houten verpakkingsmateriaal in overeenstemming met artikel 97, wordt op aanvraag door de bevoegde autoriteit verleend aan een geregistreerde marktdeelnemer die aan beide volgende voorwaarden voldoet:
hij beschikt over de benodigde kennis voor het behandelen van het houten verpakkingsmateriaal, hout en andere materiaal als vereist bij de in de artikelen 96 en 97 bedoelde handelingen;
hij beschikt over de nodige installaties en uitrusting voor het uitvoeren van die behandeling („behandelingsinstallaties”);
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen door de voorschriften voor machtiging nader te bepalen, zo nodig naar aanleiding van de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en de internationale normen.
Een machtiging tot het aanbrengen van het merkteken zoals bedoeld in artikel 96 en tot het herstellen van houten verpakkingsmateriaal in overeenstemming met artikel 97, wordt op aanvraag door de bevoegde autoriteit verleend aan een geregistreerde marktdeelnemer die gebruikmaakt van hout dat in een installatie van een andere exploitant is behandeld, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden met betrekking tot houten verpakkingsmateriaal waarop dat merkteken is aangebracht:
hij gebruikt uitsluitend hout:
dat een of meer van de in bijlage 1 bij ISPM15 bedoelde goedgekeurde behandelingen heeft ondergaan en is behandeld in installaties die worden geëxploiteerd door een krachtens lid 1 van dit artikel gemachtigde geregistreerde marktdeelnemer; of
dat een of meer van de in bijlage 1 bij ISPM15 bedoelde goedgekeurde behandelingen heeft ondergaan in een behandelingsinstallatie in een derde land die door de officiële plantenziektekundige dienst van dat derde land is erkend.
hij zorgt ervoor dat het hout dat voor dat doel wordt gebruikt, kan worden getraceerd naar die behandelingsinstallaties op het grondgebied van de Unie of naar de betrokken behandelingsinstallaties in het derde land;
waar van toepassing krachtens artikel 28, leden 1 en 2, artikel 30, leden 1 en 3, artikel 41, leden 2 en 3, en artikel 54, leden 2 en 3, gebruikt hij uitsluitend hout zoals bedoeld in punt a) van deze alinea, dat vergezeld gaat van een plantenpaspoort of van een ander document waarin wordt gegarandeerd dat is voldaan aan de behandelingsvoorschriften als bedoeld in bijlage 1 bij ISPM15.
Indien de bevoegde autoriteit andere maatregelen dan de intrekking van de in de leden 1 of 2 bedoelde machtiging heeft genomen maar de niet-naleving toch voortduurt, trekt die autoriteit de in de leden 1 of 2 bedoelde machtiging onverwijld in.
Artikel 99
Andere verklaringen dan die betreffende het merkteken van houten verpakkingsmateriaal
De in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen kunnen tevens voorschriften bevatten met betrekking tot een of meer van de volgende aspecten:
de machtiging van professionele marktdeelnemers tot de afgifte van de in lid 1 bedoelde officiële verklaringen;
het toezicht van de bevoegde autoriteit op de professionele marktdeelnemers die zijn gemachtigd zoals bedoeld in punt a) van dit lid; of
de intrekking van deze machtiging zoals bedoeld in punt a) van dit lid.
Artikel 100
Fytosanitair certificaat voor uitvoer uit de Unie
Wanneer voor de uitvoer van planten, plantaardige producten of andere materialen uit het grondgebied van de Unie naar een derde land volgens de fytosanitaire invoervoorschriften van dat derde land een fytosanitair certificaat („fytosanitair uitvoercertificaat”) vereist is, wordt dat certificaat afgegeven door de bevoegde autoriteit, op verzoek van de professionele marktdeelnemer, indien is voldaan aan alle volgende voorwaarden:
de professionele marktdeelnemer is door die bevoegde autoriteit geregistreerd overeenkomstig artikel 65;
de professionele marktdeelnemer heeft de uit te voeren planten, plantaardige producten of andere materialen onder zijn beheer;
er is voor gezorgd dat de planten, plantaardige producten of andere materialen beantwoorden aan de fytosanitaire invoervoorschriften van het betrokken derde land.
De bevoegde autoriteit geeft eveneens een fytosanitair uitvoercertificaat af op verzoek van anderen dan de professionele marktdeelnemers, indien is voldaan aan de voorwaarden van de eerste alinea, onder b) en c).
De bevoegdheid tot afgifte van het fytosanitair uitvoercertificaat wordt voor de toepassing van dit lid door de bevoegde autoriteit niet gedelegeerd aan andere personen.
Onverminderd de uit hoofde van het IPPC geldende verplichtingen, en rekening houdend met de toepasselijke internationale normen, wordt het fytosanitair uitvoercertificaat afgegeven wanneer de beschikbare informatie de bevoegde autoriteit in staat stelt na te gaan of de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen in overeenstemming zijn met de fytosanitaire invoervoorschriften van het betrokken derde land. Deze informatie kan, naar gelang het geval, afkomstig zijn uit een of meer van de volgende bronnen:
inspecties, het nemen van monsters van en het uitvoeren van tests op de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen, of op of in de omgeving van de productieplaats daarvan;
officiële informatie over de status van de plaag in de productiefaciliteit, op de productieplaats, in het gebied of het land van oorsprong van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen;
een plantenpaspoort als bedoeld in artikel 78 dat de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen vergezelt, indien in dat plantenpaspoort de resultaten van inspecties door de bevoegde autoriteit zijn vermeld;
het merkteken van houten verpakkingsmateriaal zoals bedoeld in artikel 96, lid 1, of de verklaringen zoals bedoeld in artikel 99, lid 1;
de informatie in het pre-uitvoercertificaat zoals bedoeld in artikel 102;
officiële informatie in het fytosanitair certificaat zoals bedoeld in artikel 71, indien de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen uit een derde land zijn binnengebracht op het grondgebied van de Unie.
Artikel 101
Fytosanitair certificaat voor wederuitvoer uit het grondgebied van de Unie
Het fytosanitair wederuitvoercertificaat wordt door de bevoegde autoriteit op verzoek van de professionele marktdeelnemer afgegeven indien is voldaan aan alle volgende voorwaarden:
de professionele marktdeelnemer is bij de bevoegde autoriteit geregistreerd overeenkomstig artikel 65;
de professionele marktdeelnemer heeft de weder uit te voeren planten, plantaardige producten of andere materialen onder zijn beheer;
er is voor gezorgd dat de planten, plantaardige producten of andere materialen beantwoorden aan de fytosanitaire invoervoorschriften van het betrokken derde land.
De bevoegde autoriteit geeft eveneens een fytosanitair wederuitvoercertificaat af op verzoek van anderen dan de professionele marktdeelnemers, indien is voldaan aan de voorwaarden van de tweede alinea, onder b) en c).
De bevoegdheid tot afgifte van het fytosanitair wederuitvoercertificaat wordt voor de toepassing van dit lid door de bevoegde autoriteit niet gedelegeerd aan andere personen.
Onverminderd de uit hoofde van het IPPC geldende verplichtingen, en rekening houdend met de toepasselijke internationale normen, wordt het fytosanitair wederuitvoercertificaat afgegeven wanneer de beschikbare informatie de bevoegde autoriteit in staat stelt na te gaan of de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen in overeenstemming zijn met de fytosanitaire invoervoorschriften van het betrokken derde land en of is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
het origineel van het fytosanitair certificaat dat de planten, plantaardige producten of andere materialen uit het derde land van oorsprong vergezelt, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan, wordt aan het fytosanitair wederuitvoercertificaat gehecht;
de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen zijn sinds hun binnenkomst op het grondgebied van de Unie niet geteeld, geproduceerd of verwerkt met het oog op wijziging van de aard ervan;
de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen zijn tijdens de opslag in de lidstaat van waaruit zij naar dat derde land van bestemming moeten worden uitgevoerd, niet blootgesteld aan een risico op aantasting door of besmetting met quarantaineorganismen of gereglementeerde niet-quarantaineorganismen die als zodanig door het derde land van bestemming in een lijst zijn opgenomen;
de identiteit van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen is in stand gehouden.
Artikel 102
Pre-uitvoercertificaten
De in lid 1 bedoelde uitwisseling van informatie vindt plaats door middel van een geharmoniseerd document („pre-uitvoercertificaat”), waarin de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de planten, plantaardige producten en andere materialen zijn geteeld, geproduceerd, opgeslagen of verwerkt, bevestigen dat die planten, plantaardige producten of andere materialen voldoen aan specifieke fytosanitaire voorschriften met betrekking tot een of meer van de volgende aspecten:
de afwezigheid, of aanwezigheid onder een specifieke drempel, van bepaalde plaagorganismen bij de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen;
de oorsprong van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen in of op een specifiek veld, productiefaciliteit, productieplaats of gebied;
de status van het plaagorganisme in het veld, in de productiefaciliteit, op de productieplaats, in het gebied of het land van oorsprong van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen;
het resultaat van de inspecties, het nemen van monsters van en het uitvoeren van tests op de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen;
de fytosanitaire procedures die zijn toegepast bij de productie of verwerking van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen die bijlage VIII, deel C, wijzigen, om het aan te passen aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en van de toepasselijke internationale normen.
HOOFDSTUK VII
Ondersteunende maatregelen van de Commissie
Artikel 103
Invoering van een elektronisch kennisgevingssysteem
De Commissie zet een elektronisch systeem op voor het indienen van kennisgevingen door de lidstaten.
Dat systeem is gekoppeld aan en compatibel met het IMSOC.
Artikel 104
De informatieonderdelen, het formaat en de termijnen voor de kennisgevingen, en kennisgevingen bij vermoede aanwezigheid van plaagorganismen
De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen specifieke regels vaststellen voor het indienen van de kennisgevingen als bedoeld in artikel 9, leden 1 en 2, artikel 11, artikel 17, lid 3, artikel 18, lid 6, artikel 19, lid 2, artikel 28, lid 7, artikel 29, lid 3, eerste alinea, artikel 30, lid 8, artikel 33, lid 1, artikel 40, lid 4, artikel 41, lid 4, artikel 46, lid 4, artikel 49, lid 6, artikel 53, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 62, lid 1, artikel 77, lid 2, en artikel 95, lid 5. Die regels betreffen een of meer van de volgende punten:
de informatieonderdelen die in die kennisgevingen moeten worden opgenomen;
het formaat van die kennisgevingen en de instructies voor het invullen ervan;
de termijnen voor het indienen van bijzondere informatieonderdelen als bedoeld onder a);
de gevallen waarin kennis wordt gegeven van de vermoede aanwezigheid van een plaagorganisme omdat gelet op de biologische eigenschappen en de mogelijkheid van snelle en grootschalige verspreiding een spoedig optreden noodzakelijk is;
de gevallen van niet-naleving waarvan kennis moet worden gegeven wanneer die niet-naleving gevaar oplevert van verspreiding van een EU-quarantaineorganisme of van een plaagorganisme dat voorlopig als EU-quarantaineorganisme wordt aangemerkt.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 107, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK VIII
Slotbepalingen
Artikel 105
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 106
Spoedprocedure
Artikel 107
Comitéprocedure
Artikel 108
Sancties
De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 14 december 2019 in kennis van die voorschriften en delen haar eventuele latere wijzigingen onverwijld mee.
Artikel 109
Intrekkingen
De volgende richtlijnen worden ingetrokken:
Richtlijn 69/464/EEG;
Richtlijn 74/647/EEG;
Richtlijn 93/85/EEG;
Richtlijn 98/57/EG;
Richtlijn 2006/91/EG;
Richtlijn 2007/33/EG.
Artikel 110
Wijziging van Verordening (EU) nr. 228/2013
In artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 228/2013 wordt de volgende alinea ingevoegd:
„EU-financiering van de programma's ter bestrijding van plaagorganismen in de ultraperifere gebieden van de Unie zal worden geïmplementeerd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( *1 ).
Artikel 111
Wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014
Verordening (EU) nr. 652/2014 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, onder e), wordt vervangen door:
„e) betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten;”.
In artikel 5, lid 2, wordt het volgende punt ingevoegd:
„c) de programma's ter bestrijding van plaagorganismen in de ultraperifere gebieden van de Unie als bedoeld in artikel 25;”.
Artikel 16, lid 1, onder a), b), en c), worden vervangen door:
maatregelen om een plaagorganisme in een besmet gebied uit te roeien, genomen door de bevoegde autoriteiten krachtens artikel 17, lid 1, artikel 28, lid 1, artikel 29, lid 1, of artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad ( *2 );
maatregelen om een prioritair plaagorganisme in te perken dat krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 in een lijst is opgenomen en waartegen krachtens artikel 28, lid 2, van die verordening inperkingsmaatregelen van de Unie zijn genomen, in een besmet gebied waar dat prioritaire plaagorganisme niet kan worden uitgeroeid, indien die maatregelen essentieel zijn om het grondgebied van de Unie tegen verdere verspreiding van dit prioritaire plaagorganisme te beschermen. Als vastgesteld is dat het plaagorganisme in de bufferzone rondom dat besmette gebied aanwezig is, betreffen die maatregelen de uitroeiing van het plaagorganisme in die bufferzone; en
preventieve maatregelen tegen de verspreiding van een prioritair plaagorganisme dat krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 in een lijst is opgenomen en waartegen krachtens artikel 28, lid 3, van die verordening maatregelen van de Unie zijn genomen, indien die maatregelen essentieel zijn om het grondgebied van de Unie tegen verdere verspreiding van dat prioritaire plaagorganisme te beschermen.
Artikel 17 wordt vervangen door:
„Artikel 17
Voorwaarden
De in artikel 16 bedoelde maatregelen kunnen voor subsidies in aanmerking komen op voorwaarde dat zij onmiddellijk zijn toegepast, dat de toepasselijke bepalingen van de desbetreffende wetgeving van de Unie zijn nageleefd en dat de maatregelen aan een of meer van de volgende voorwaarden voldoen:
zij betreffen EU-quarantaineorganismen die krachtens artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 in een lijst zijn opgenomen als, voor zover bekend, niet voorkomend op het grondgebied van de Unie;
zij betreffen plaagorganismen die niet als EU-quarantaineorganismen in een lijst zijn opgenomen en die vallen onder een maatregel die de bevoegde autoriteit van een lidstaat krachtens artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 heeft vastgesteld;
zij betreffen plaagorganismen die niet als EU-quarantaineorganismen in een lijst zijn opgenomen en die vallen onder een maatregel die de Commissie krachtens artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 heeft vastgesteld;
zij betreffen prioritaire plaagorganismen die krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 in een lijst zijn opgenomen.
Voor de maatregelen die aan de voorwaarde van de eerste alinea, onder b), voldoen, mag de subsidie geen betrekking hebben op kosten die later zijn gemaakt dan twee jaar na de inwerkingtreding van de maatregel die de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat heeft vastgesteld krachtens artikel 29 van Verordening (EU) 2016/2031 of die na het verstrijken van die maatregel zijn gemaakt. Voor de maatregelen die aan de voorwaarde van de eerste alinea, onder c), voldoen, mag de subsidie geen betrekking hebben op kosten die zijn gemaakt na het verstrijken van de maatregel die de Commissie krachtens artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 heeft vastgesteld.”.
Artikel 18, lid 1, onder d), wordt vervangen door:
„d) kosten voor het compenseren van de betrokken eigenaars voor de waarde van de vernietigde planten, plantaardige producten en andere materialen die onder de in artikel 16 bedoelde maatregelen vallen, welke compensatie beperkt blijft tot de marktwaarde die dergelijke planten, plantaardige producten en andere materialen zouden hebben als zij niet door de maatregelen waren getroffen; de eventuele restwaarde wordt van de compensatie afgetrokken; en”.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
de eerste alinea wordt vervangen door:
„Er kunnen subsidies aan lidstaten worden verleend voor door hen uitgevoerde jaarlijkse of meerjarige nationale programma's voor onderzoek naar de aanwezigheid van plaagorganismen („programma's voor onderzoek”), op voorwaarde dat die programma's voor onderzoek aan ten minste een van de volgende drie voorwaarden voldoen:
zij betreffen EU-quarantaineorganismen die krachtens artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 in een lijst zijn opgenomen als, voor zover bekend, niet aanwezig op het grondgebied van de Unie;
zij betreffen prioritaire plaagorganismen die krachtens artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 in een lijst zijn opgenomen; en
zij betreffen plaagorganismen die niet als EU-quarantaineorganismen in een lijst zijn opgenomen en die vallen onder een maatregel die de Commissie krachtens artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 heeft vastgesteld.”;
de derde alinea wordt vervangen door:
„Voor de maatregelen die aan de voorwaarde van punt c) van de eerste alinea voldoen, mag de subsidie geen betrekking hebben op kosten die zijn gemaakt na het verstrijken van de maatregel die de Commissie krachtens artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 heeft vastgesteld.”.
In artikel 20 wordt voor punt a) het volgende punt ingevoegd:
„-a) kosten voor visuele onderzoeken;”.
In artikel 47 wordt punt 2 vervangen door:
„2) het volgende artikel wordt ingevoegd:
„Artikel 15 bis
De lidstaten bepalen dat eenieder die weet heeft van de aanwezigheid van een van de in bijlage I of bijlage II opgesomde plaagorganismen of een plaagorganisme dat onder een maatregel valt op grond van artikel 16, leden 2 of 3, of die reden heeft zulke aanwezigheid te vermoeden, onmiddellijk de bevoegde autoriteit moet waarschuwen en op verzoek van die autoriteit alle in zijn bezit zijnde informatie over die aanwezigheid moet verstrekken. Wanneer deze kennisgeving niet schriftelijk is gedaan, wordt deze officieel vastgelegd door de bevoegde autoriteit”.”.
Artikel 112
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1143/2014
In artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1143/2014 wordt punt d) vervangen door:
„d) plaagorganismen bij planten die in een lijst zijn opgenomen uit hoofde van artikel 5, lid 2, of artikel 32, lid 3, of aan maatregelen zijn onderworpen uit hoofde van artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad ( *3 )
Artikel 113
Inwerkingtreding en toepassing
Zij is van toepassing met ingang van 14 december 2019. Echter:
artikel 111, punt 8, is van toepassing met ingang van 1 januari 2017;
artikel 100, lid 3, en artikel 101, lid 4, is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
CRITERIA VOOR DE KWALIFICATIE VAN PLAAGORGANISMEN NAAR GELANG HET RISICO VOOR HET GRONDGEBIED VAN DE UNIE
DEEL 1
Criteria om te bepalen welke plaagorganismen als quarantaineorganismen moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 3, artikel 6, lid 1, artikel 7, artikel 29, lid 2, artikel 30, lid 2 en artikel 49, lid 3
1. Identiteit van het plaagorganisme
De taxonomische identiteit van het plaagorganisme moet duidelijk worden omschreven of anders moet zijn aangetoond dat het plaagorganisme consistente symptomen vertoont en overdraagbaar is.
De taxonomische identiteit van het plaagorganisme moet worden vastgesteld op soortniveau dan wel op een hoger of lager taxonomisch niveau, indien dat taxonomische niveau wetenschappelijk geschikt is op basis van de virulentie, het bereik van de waardplant of de vectorrelaties van het plaagorganisme.
2. Aanwezigheid van het plaagorganisme op het betrokken grondgebied
Een of meer van de volgende voorwaarden zijn van toepassing:
van het plaagorganisme is niet bekend dat het aanwezig is op het betrokken grondgebied;
van het plaagorganisme is niet bekend dat het aanwezig is op het betrokken grondgebied, behalve in een beperkt deel daarvan;
van het plaagorganisme is niet bekend dat het aanwezig is op het betrokken grondgebied, met uitzondering van onregelmatige, geïsoleerde en zeldzame gevallen.
Indien het onder b) of onder c) beschreven geval van toepassing is, wordt het plaagorganisme geacht niet ruim verspreid te zijn.
3. Vermogen tot binnendringen, vestiging en verspreiding van het plaagorganisme in het betrokken grondgebied
a) Vermogen tot binnendringen
Het plaagorganisme wordt geacht het vermogen te hebben binnen te dringen in het betrokken grondgebied of, indien reeds aanwezig maar niet ruim verspreid, in het deel van dat grondgebied waar het niet aanwezig is („in het betrokken deel van het bedreigd gebied”), hetzij door natuurlijke verspreiding, hetzij indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
het hangt, wat betreft planten, plantaardige producten en andere materialen die naar het betrokken grondgebied worden overgebracht, met deze planten, plantaardige producten en andere materialen samen op het grondgebied waaruit zij afkomstig zijn of vanwaar zij worden overgebracht naar het betrokken grondgebied;
het overleeft tijdens vervoer of opslag;
het kan worden doorgegeven aan een geschikte waardplant, zijnde plant, plantaardig product of ander materiaal, op het betrokken grondgebied.
b) Vermogen tot vestiging
Het plaagorganisme wordt geacht het vermogen te hebben zich te vestigen op het betrokken grondgebied of, indien reeds aanwezig maar niet ruim verspreid, in het deel van dat grondgebied waar het niet aanwezig is, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er zijn waardplanten voor het plaagorganisme en, waar relevant, vectoren voor de overdracht van het plaagorganisme beschikbaar;
de bepalende milieufactoren zijn gunstig voor het betrokken plaagorganisme en, indien van toepassing, voor de vector, waardoor het perioden van klimatologische stress kan overleven en zijn volledige levenscyclus kan doorlopen;
de toegepaste teeltmethoden en bestrijdingsmaatregelen op dat grondgebied zijn gunstig;
de overlevingsmethoden, de voortplantingsstrategie, het genetisch aanpassingsvermogen van het plaagorganisme en de minimale levensvatbare populatiegrootte ondersteunen de vestiging.
c) Vermogen tot verspreiding
Het plaagorganisme wordt geacht het vermogen te hebben zich te verspreiden in het betrokken grondgebied of, indien reeds aanwezig maar niet ruim verspreid, in het deel van dat grondgebied waar het niet aanwezig is, indien aan een of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de omgeving leent zich voor de natuurlijke verspreiding van het plaagorganisme;
de barrières voor de natuurlijke verspreiding van het plaagorganisme zijn ontoereikend;
het plaagorganisme kan zich via goederen of vervoermiddelen verplaatsen;
er zijn waardplanten en, waar relevant, vectoren voor het plaagorganisme aanwezig;
de toegepaste teeltmethoden en bestrijdingsmaatregelen op dat grondgebied zijn gunstig;
er zijn geen of onvoldoende natuurlijke vijanden en antagonisten van het plaagorganisme aanwezig die het plaagorganisme kunnen onderdrukken.
4. Mogelijke economische, sociale en milieugevolgen
Het binnendringen, de vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme in het betrokken grondgebied of, indien reeds aanwezig, maar niet ruim verspreid, in het deel van dat grondgebied waar het niet aanwezig is, heeft onaanvaardbare economische, sociale en/of milieugevolgen voor dat grondgebied, of het deel van dat grondgebied waar het niet ruim verspreid is, wat betreft een of meer van de volgende punten:
oogstverliezen qua rendement en kwaliteit;
kosten van bestrijdingsmaatregelen;
kosten van herplanting en/of verliezen doordat vervangende planten moeten worden geteeld;
effecten op bestaande productiewijzen;
effecten op straatbomen, parken en natuurlijke en aangeplante gebieden;
effecten op inheemse planten, biodiversiteit en ecosysteemdiensten;
effecten op de vestiging, de verspreiding en de impact van andere plaagorganismen als gevolg van bijvoorbeeld het vermogen van het betrokken plaagorganisme om als vector te fungeren voor andere plaagorganismen;
veranderingen in de productiekosten of inputeisen, met inbegrip van de bestrijdingskosten en de kosten van uitroeiing en inperking;
effecten op de winsten van producenten die voortvloeien uit veranderingen in de kwaliteit, productiekosten, opbrengsten of prijsniveaus;
veranderingen in de binnen- of buitenlandse consumentenvraag naar een product als gevolg van kwaliteitsveranderingen;
effecten op de binnenlandse en exportmarkten en de betaalde prijzen, waaronder effecten op de toegang tot de exportmarkten en de waarschijnlijkheid van door handelspartners opgelegde fytosanitaire beperkingen;
middelen voor aanvullend onderzoek en advies;
milieu- en andere ongewenste effecten van bestrijdingsmaatregelen;
effecten op Natura 2000-gebieden of andere beschermde gebieden;
veranderingen in de ecologische processen en de structuur, de duurzaamheid of de processen van een ecosysteem, waaronder verdere effecten op plantensoorten, erosie, veranderingen in het grondwaterpeil, brandgevaar, voedingsstoffenkringloop;
kosten van milieuherstel en preventiemaatregelen;
effecten op de voedselzekerheid en de voedselveiligheid;
effecten op de werkgelegenheid;
effecten op de waterkwaliteit, recreatie, toerisme, landschappelijk erfgoed, begrazing door dieren, jacht en visserij.
DEEL 2
Criteria om te bepalen welke EU-quarantaineorganismen als prioritaire plaagorganismen moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 6, leden 1 en 2
EU-quarantaineorganismen worden geacht de meest ernstige economische, sociale en milieugevolgen te hebben met betrekking tot het grondgebied van de Unie, indien het binnendringen, de vestiging en de verspreiding ervan gepaard gaat met een of meer van de volgende gevolgen:
Economische gevolgen: het plaagorganisme is in staat grote schade te veroorzaken in de zin van directe en indirecte effecten zoals beschreven in deel 1, punt 4, aan planten met een significante economische waarde op het grondgebied van de Unie.
Bij de in de eerste alinea bedoelde planten kan het gaan om bomen die niet in productie zijn.
Sociale gevolgen: het plaagorganisme is in staat een of meer van de volgende effecten te veroorzaken:
een significante daling van de werkgelegenheid in de betrokken landbouw-, tuinbouw- of bosbouwsector of daaraan gelieerde sectoren, zoals toerisme en recreatie;
significante risico's voor de voedselzekerheid of de voedselveiligheid;
het verdwijnen van of de grootschalige beschadiging voor lange termijn van belangrijke boomsoorten die op het grondgebied van de Unie groeien of worden gekweekt, of boomsoorten die landschappelijk of als cultureel of historisch erfgoed heel belangrijk zijn voor de Unie.
Milieugevolgen: het plaagorganisme is in staat een of meer van de volgende effecten te veroorzaken:
significante toenamen op lange termijn van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de betrokken planten;
het verdwijnen van of de grootschalige beschadiging voor lange termijn van belangrijke boomsoorten die op het grondgebied van de Unie groeien of worden gekweekt, of boomsoorten die landschappelijk of als cultureel of historisch erfgoed erg belangrijk zijn voor de Unie.
DEEL 3
Criteria voor een eerste beoordeling om te bepalen welke plaagorganismen voorlopig moeten worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen waarvoor tijdelijke maatregelen zoals bedoeld in artikel 29, lid 1, en artikel 30, lid 1, moeten worden vastgesteld
Subdeel 1
Criteria voor een eerste beoordeling om te bepalen welke plaagorganismen voorlopig moeten worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen waarvoor tijdelijke maatregelen zoals bedoeld in artikel 29, lid 1, moeten worden vastgesteld
1. Identiteit van het plaagorganisme
Het plaagorganisme moet voldoen aan het criterium gedefinieerd in deel 1, punt 1.
2. Aanwezigheid van het plaagorganisme op het grondgebied van de lidstaat
Van het plaagorganisme is niet bekend dat het al eerder aanwezig is geweest op het grondgebied van een lidstaat. Op basis van de informatie waarover die lidstaat beschikt, is van het plaagorganisme ook niet bekend dat het al eerder aanwezig is geweest op het grondgebied van de Unie, of wordt het geacht te voldoen aan de voorwaarden van deel 1, punt 2, onder b) of c), wat het grondgebied van de Unie betreft.
3. Waarschijnlijkheid van de vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie of het specifieke deel/de specifieke delen van het grondgebied van de Unie waar het niet aanwezig is
Op basis van de informatie waarover de lidstaat beschikt, voldoet het plaagorganisme aan de criteria van deel 1, punt 3, onder b) en c), wat zijn grondgebied betreft en, voor zover de lidstaat dit kan beoordelen, het grondgebied van de Unie.
4. Mogelijke economische, sociale en milieugevolgen van het plaagorganisme
Op basis van de informatie waarover de lidstaat beschikt, zou het plaagorganisme onaanvaardbare economische, sociale en/of milieugevolgen hebben ten aanzien van zijn grondgebied en, voor zover de lidstaat dit kan beoordelen, het grondgebied van de Unie, indien het zich zou vestigen en verspreiden op dat grondgebied.
Deze gevolgen omvatten ten minste een of meer van de directe effecten die worden genoemd in deel 1, punt 4, onder a) tot en met g).
Subdeel 2
Criteria voor een eerste beoordeling om te bepalen welke plaagorganismen voorlopig moeten worden aangemerkt als EU-quarantaineorganismen waarvoor tijdelijke maatregelen zoals bedoeld in artikel 30, lid 1, moeten worden vastgesteld
1. Identiteit van het plaagorganisme
Het plaagorganisme moet voldoen aan het criterium gedefinieerd in deel 1, punt 1.
2. Aanwezigheid van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie
Van het plaagorganisme is niet bekend dat het al eerder aanwezig is geweest op het grondgebied van de Unie of het wordt geacht te voldoen aan de voorwaarden van deel 1, punt 2, onder b) of c), wat het grondgebied van de Unie betreft.
3. Waarschijnlijkheid van de vestiging en de verspreiding van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie of het specifieke deel/de specifieke delen van het grondgebied van de Unie waar het niet aanwezig is.
Op basis van de informatie waarover de Unie beschikt, voldoet het plaagorganisme aan de criteria omschreven in deel 1, punt 3, onder b) en c), wat het grondgebied van de Unie betreft.
4. Mogelijke economische, sociale en milieugevolgen van het plaagorganisme
Op basis van de informatie waarover de Unie beschikt, zou het plaagorganisme onaanvaardbare economische, sociale en/of milieugevolgen hebben ten aanzien van haar grondgebied, indien het zich zou vestigen en verspreiden op dat grondgebied.
Deze gevolgen omvatten ten minste een of meer van de directe effecten die worden genoemd in deel 1, punt 4, onder a) tot en met g).
DEEL 4
Criteria om te bepalen welke plaagorganismen moeten worden aangemerkt als door de Unie gereglementeerde niet-quarantaineorganismen, zoals bedoeld in de artikelen 36 en 38
1. Identiteit van het plaagorganisme
Het plaagorganisme moet voldoen aan het criterium gedefinieerd in deel 1, punt 1.
2. Waarschijnlijkheid van de verspreiding van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie
Voor de beoordeling van de overdracht van het plaagorganisme wordt ervan uitgegaan dat die voornamelijk plaatsvindt via specifieke voor opplant bestemde planten, in plaats van langs natuurlijke weg of via het verkeer van plantaardige producten of andere materialen.
Die beoordeling omvat, naargelang het geval, de volgende aspecten:
het aantal levenscycli van het plaagorganisme op de betrokken waardplanten;
de biologische en epidemiologische eigenschappen en de overleving van het plaagorganisme;
mogelijke natuurlijke, door menselijk toedoen ontstane of andere routes voor de overdracht van het plaagorganisme op de betrokken waardplant en de efficiëntie van de route, waaronder de mechanismen en het tempo van verspreiding;
de daaropvolgende besmetting en overdracht van het plaagorganisme van de betrokken waardplant op andere planten en vice versa;
klimatologische factoren;
culturele gebruiken vóór en na de oogst;
bodemsoorten;
gevoeligheid van de betrokken waardplant en relevante stadia van waardplanten;
aanwezigheid van vectoren voor het plaagorganisme;
aanwezigheid van natuurlijke vijanden en antagonisten van het plaagorganisme;
aanwezigheid van andere waardplanten die gevoelig zijn voor het plaagorganisme;
prevalentie van het plaagorganisme op het grondgebied van de Unie;
beoogd gebruik van de planten.
3. Mogelijke economische, sociale en milieugevolgen van het plaagorganisme
Besmettingen van de voor opplant bestemde planten zoals bedoeld in punt 2 met het plaagorganisme heeft onaanvaardbare economische gevolgen voor het beoogde gebruik van die planten met betrekking tot een of meer van de volgende punten:
oogstverliezen qua rendement en kwaliteit;
extra kosten van bestrijdingsmaatregelen;
extra kosten van het oogsten en sorteren;
kosten van herplanting;
verliezen doordat vervangende gewassen moeten worden geteeld;
effecten op bestaande productiewijzen;
effecten op andere waardplanten op de plaats van productie;
effecten op de vestiging, de verspreiding en de impact van andere plaagorganismen als gevolg van het vermogen van het betrokken plaagorganisme om als vector te fungeren voor die andere plaagorganismen;
effecten op de productiekosten of inputeisen, met inbegrip van de bestrijdingskosten en de kosten van uitroeiing en inperking;
effecten op de winsten van producenten voor zover die voortvloeien uit veranderingen in de productiekosten, opbrengsten of prijsniveaus;
veranderingen in de binnen- of buitenlandse consumentenvraag naar een product als gevolg van kwaliteitsveranderingen;
effecten op de binnenlandse en exportmarkten en de betaalde prijzen;
effecten op de werkgelegenheid.
BIJLAGE II
MAATREGELEN EN BEGINSELEN VOOR HET BEHEERSEN VAN DE RISICO'S OP PLAAGORGANISMEN
DEEL 1
Maatregelen voor het beheersen van de risico's op quarantaineorganismen als bedoeld in artikel 17, lid 1, artikel 21, artikel 25, lid 2, artikel 28, leden 4 en 6, artikel 29, lid 1, artikel 30, leden 5 en 7, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 42, lid 4, artikel 46, lid 3, artikel 53, lid 3, artikel 54, lid 3, en artikel 75, lid 2
Het beheersen van de risico's op quarantaineorganismen moet, naargelang het geval, bestaan uit een of meer van de volgende maatregelen:
Maatregelen voor preventie en eliminatie van de besmetting van gekweekte en in het wild levende planten
beperkingen met betrekking tot de identiteit, de aard, de oorsprong, de afstamming, de herkomst en de productiegeschiedenis van gekweekte planten;
beperkingen van de teelt, de oogst en het gebruik van planten;
beperkingen op het gebruik van plantaardige producten, bedrijfsruimten, land, water, bodem, groeimedia, installaties, machines, uitrusting en andere materialen;
surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests op planten, plantaardige producten, bedrijfsruimten, land, water, bodem, groeimedia, installaties, machines, uitrusting en andere materialen met het oog op de aanwezigheid van quarantaineorganismen;
surveillance van falende of gewijzigde effectiviteit van een resistente plantensoort of plantenras die samenhangt met een verandering in de samenstelling van het quarantaineorganisme of het biotype, het pathotype, het ras of de virulentiegroep ervan;
fysische, chemische en biologische behandeling van planten, plantaardige producten, bedrijfsruimten, land, water, bodem, groeimedia, installaties, machines, uitrusting en andere materialen, die besmet of mogelijk besmet zijn met quarantaineorganismen;
vernietiging van planten, plantaardige producten en andere materialen, die besmet of mogelijk besmet zijn met quarantaineorganismen, of voor preventieve doeleinden;
verplichtingen inzake voorlichting, gegevensregistratie, communicatie en rapportage;
registratie van betrokken professionele marktdeelnemers.
Voor de toepassing van punt b) kunnen die maatregelen voorschriften omvatten met betrekking tot het testen van plantensoorten en plantenrassen op resistentie tegen het betrokken quarantaineorganisme en het opstellen van een lijst van plantensoorten en plantenrassen die resistent zijn gebleken tegen het betrokken quarantaineorganisme.
Voor de toepassing van punt f) kunnen die maatregelen voorschriften omvatten met betrekking tot:
de registratie en de machtiging van en het officiële toezicht op de professionele marktdeelnemers die de betrokken behandeling toepassen;
de afgifte van een fytosanitair certificaat, plantenpaspoort, etiket of andere officiële verklaring voor de behandelde planten, plantaardige producten of andere materialen en het aanbrengen van het in artikel 96, lid 1, bedoelde merkteken na het toepassen van de betrokken behandeling.
Op zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen gerichte maatregelen
beperkingen met betrekking tot de identiteit, de aard, de herkomst, de oorsprong, de afstamming, de productiemethode, de productiegeschiedenis en de traceerbaarheid van planten, plantaardige producten en andere materialen;
beperkingen op het binnenbrengen, het verkeer, het gebruik, de hantering, de verwerking, de verpakking, de opslag, de distributie en de bestemming van planten, plantaardige producten en andere materialen;
surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters, het uitvoeren van laboratoriumtests op planten, plantaardige producten en andere materialen met het oog op de aanwezigheid van quarantaineorganismen, onder meer door de toepassing van quarantaineprocedures en aan de uitvoer voorafgaande inspecties in derde landen;
fysische, chemische en biologische behandeling en, waar van toepassing, vernietiging van planten, plantaardige producten en andere materialen die besmet of mogelijk besmet zijn met quarantaineorganismen;
verplichtingen inzake voorlichting, gegevensregistratie, communicatie en rapportage;
registratie van betrokken professionele marktdeelnemers.
Voor de toepassing van de punten a) tot en met d) kunnen die maatregelen voorschriften omvatten met betrekking tot:
de afgifte van een fytosanitair certificaat, plantenpaspoort, etiket of andere officiële verklaring, met inbegrip van het aanbrengen van het in artikel 96, lid 1, bedoelde merkteken om aan te tonen dat is voldaan aan punten a) tot en met d);
de registratie en de machtiging van en het officiële toezicht op de professionele marktdeelnemers die de in punt d) bedoelde behandeling toepassen.
Maatregelen met betrekking tot andere verplaatsingsroutes van quarantaineorganismen dan zendingen van planten, plantaardige producten of andere materialen
beperkingen op het binnenbrengen en het verkeer van quarantaineorganismen als handelsartikelen;
surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests en, waar van toepassing, de vernietiging van quarantaineorganismen als handelsartikel;
beperkingen ten aanzien van planten, plantaardige producten en andere materialen die door reizigers worden vervoerd;
surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests en, waar van toepassing, de behandeling of vernietiging van planten, plantaardige producten en andere materialen die door reizigers worden vervoerd;
beperkingen op voertuigen, verpakkingen en andere materialen die worden gebruikt voor het vervoer van goederen;
surveillance, visuele onderzoeken, het nemen van monsters en het uitvoeren van laboratoriumtests en, waar van toepassing, de behandeling of vernietiging van voertuigen, verpakkingen en andere materialen die worden gebruikt voor het vervoer van goederen;
verplichtingen inzake voorlichting, gegevensregistratie, communicatie en rapportage;
registratie van betrokken professionele marktdeelnemers.
DEEL 2
Beginselen voor de beheersing van de risico's op plaagorganismen zoals bedoeld in artikel 17, lid 1, artikel 18, lid 3, artikel 21, artikel 28, leden 4 en 6, artikel 29, lid 1, artikel 30, leden 5 en 7, artikel 31, lid 1, artikel 37, leden 4 en 8, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 46, lid 3, artikel 49, leden 2 en 4, artikel 53, lid 3, artikel 54, lid 3, artikel 72, lid 3, artikel 74, lid 3, artikel 75, lid 2, artikel 79, lid 3, en artikel 80, lid 3
Bij het beheersen van de risico's op EU-quarantaineorganismen, ZP-quarantaineorganismen en door de Unie gereglementeerde niet-quarantaineorganismen moeten de volgende beginselen in acht worden genomen:
Noodzaak
Maatregelen om het risico op een plaagorganisme te beheersen, mogen uitsluitend worden toegepast indien zij noodzakelijk zijn om te voorkomen dat dat plaagorganisme binnendringt, zich vestigt en zich verspreidt.
Evenredigheid
Maatregelen om het risico op een plaagorganisme te beheersen, moeten evenredig zijn met het risico dat het betrokken plaagorganisme oplevert en het vereiste beschermingsniveau.
Minimale impact
Bij maatregelen om het risico op een plaagorganisme te beheersen, moet het gaan om de minst restrictieve maatregelen die beschikbaar zijn, welke het internationale verkeer van personen, goederen en vervoermiddelen zo min mogelijk hinderen.
Non-discriminatie
Maatregelen om het risico op een plaagorganisme te beheersen, moeten niet zodanig worden toegepast dat zij neerkomen op een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of een verkapte beperking, met name van de internationale handel. Zij moeten niet strenger zijn voor derde landen dan de maatregelen die op datzelfde plaagorganisme van toepassing zijn indien het aanwezig is binnen het grondgebied van de Unie, als derde landen kunnen aantonen dat zij dezelfde fytosanitaire status hebben en gelijke of gelijkwaardige fytosanitaire maatregelen toepassen.
Technische onderbouwing
Maatregelen om het risico op een plaagorganisme te beheersen, moeten technisch onderbouwd zijn met de conclusies die worden getrokken uit een passende risicoanalyse of, waar van toepassing, een ander vergelijkbaar onderzoek en een vergelijkbare beoordeling van de beschikbare wetenschappelijke informatie. Die maatregelen moeten rekening houden met en, waar van toepassing, gewijzigd of geschrapt worden om rekening te houden met een nieuwe of geactualiseerde risicoanalyse of ter zake dienende wetenschappelijke informatie.
Haalbaarheid
Maatregelen om het risico op een plaagorganisme te beheersen, moeten het mogelijk maken dat het doel van die maatregelen waarschijnlijk wordt bereikt.
BIJLAGE III
CRITERIA OM TE BEOORDELEN WELKE PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN OF ANDERE MATERIALEN EEN HOOG RISICO VERTONEN, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 42
De criteria die bij de in artikel 42 bedoelde beoordeling in aanmerking genomen moet worden, zijn:
wat betreft voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden:
zij worden gewoonlijk in de vorm van een struik of boom de Unie binnengebracht of zijn in die vorm aanwezig op het grondgebied van de Unie of zijn taxonomisch verwant aan die planten;
zij worden in het wild verzameld of worden verkregen uit planten die in het wild zijn verzameld;
zij worden in de vollegrond geteeld of worden verkregen uit planten die in de vollegrond worden geteeld in de derde landen, groep van derde landen of specifieke gebieden van de betrokken derde landen;
zij staan bekend als waard voor plaagorganismen die gewoonlijk op een waard leven en waarvan bekend is dat zij een aanzienlijke impact hebben op plantensoorten die van groot economisch, sociaal en ecologisch belang zijn voor het grondgebied van de Unie;
van hen is bekend dat zij gewoonlijk drager zijn van plaagorganismen zonder tekenen en symptomen van die plaagorganismen te vertonen, of althans met een latentieperiode voordat die tekenen of symptomen zichtbaar worden, waardoor er veel kans is dat de aanwezigheid van plaagorganismen niet wordt opgemerkt bij inspecties bij het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie; of
zij zijn meerjarige planten die gewoonlijk verhandeld worden als oude planten;
wat betreft planten, plantaardige producten of andere materialen:
zij staan bekend als waard en bieden een belangrijke route voor plaagorganismen die gewoonlijk op een waard leven en waarvan bekend is dat zij een aanzienlijke impact hebben op plantensoorten die van groot economisch, sociaal en ecologisch belang zijn voor het grondgebied van de Unie;
van hen is bekend dat zij gewoonlijk drager zijn van en een belangrijke route bieden voor plaagorganismen zonder tekenen en symptomen van die plaagorganismen te vertonen, of althans met een latentieperiode voordat die tekenen of symptomen zichtbaar worden, waardoor er veel kans is dat de aanwezigheid van plaagorganismen niet wordt opgemerkt bij inspecties bij het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie.
BIJLAGE IV
GEGEVENS OM VAST TE KUNNEN STELLEN WELKE PLANTEN OF PLANTAARDIGE PRODUCTEN WAARSCHIJNLIJK RECENTELIJK ONTDEKTE RISICO'S OP PLAAGORGANISMEN OF ANDERE VERMOEDE FYTOSANITAIRE RISICO'S OPLEVEREN VOOR HET GRONDGEBIED VAN DE UNIE, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 49
Planten of plantaardige producten uit derde landen worden geacht vermoedelijk plaagorganismerisico's voor het grondgebied van de Unie op te leveren, zoals bedoeld in artikel 49, lid 1, indien deze planten of plantaardige producten voldoen aan ten minste drie van de volgende voorwaarden, waaronder ten minste een van de voorwaarden van punt 1, onder a), b) en c):
Kenmerken van de planten of plantaardige producten:
zij behoren tot, of zijn verkregen uit, een plantengeslacht of een plantenfamilie waarvan bekend is dat in of op hen gewoonlijk plaagorganismen aanwezig zijn die op het grondgebied van de Unie of in derde landen als quarantaineorganismen gereglementeerd zijn;
zij behoren tot, of zijn verkregen uit, een plantengeslacht dat, of een plantenfamilie die, bekend staat als waard voor plaagorganismen die gewoonlijk op een waard leven en waarvan bekend is dat zij een aanzienlijke impact hebben op plantensoorten die worden geteeld op het grondgebied van de Unie en die van groot economisch, sociaal en ecologisch belang zijn voor het grondgebied van de Unie;
zij behoren tot, of zijn verkregen uit, een plantengeslacht of een plantenfamilie waarvan bekend is dat in of op hen gewoonlijk plaagorganismen aanwezig zijn zonder tekenen en symptomen van die plaagorganismen te vertonen, of althans met een latentieperiode van ten minste drie maanden voordat die tekenen of symptomen zichtbaar worden, waardoor er veel kans is dat de aanwezigheid van plaagorganisme op die planten of plantaardige producten niet wordt opgemerkt bij officiële controles bij het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie waarbij geen monsters worden genomen of tests worden uitgevoerd noch quarantaineprocedures worden toegepast;
zij worden in de vollegrond geteeld of verkregen uit planten die in de vollegrond worden geteeld in de derde landen van oorsprong;
zij worden niet vervoerd in een gesloten container of verpakking, of indien zij op zodanige wijze worden vervoerd, kunnen de zendingen vanwege hun omvang niet worden geopend in gesloten ruimten voor officiële controles bij het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie.
Oorsprong van de planten of plantaardige producten
zij zijn van oorsprong uit of worden overgebracht vanuit een derde land waaruit herhaalde kennisgevingen van onderschepping van quarantaineorganismen die niet krachtens artikel 5, lid 2, in een lijst zijn opgenomen, afkomstig zijn;
zij zijn van oorsprong uit of worden overgebracht vanuit een derde land dat geen overeenkomstluitende partij is bij het IPPC.
BIJLAGE V
INHOUD VAN FYTOSANITAIRE CERTIFICATEN VOOR HET BINNENBRENGEN OP HET GRONDGEBIED VAN DE UNIE
DEEL A
Fytosanitaire certificaten voor uitvoer zoals bedoeld in artikel 76, lid 1
DEEL B
Fytosanitaire wederuitvoercertificaten zoals bedoeld in artikel 76, lid 1
BIJLAGE VI
CRITERIA VOOR HET IDENTIFICEREN VAN PLANTEN BEDOELD IN ARTIKEL 73, WAARVOOR GEEN FYTOSANITAIR CERTIFICAAT NODIG IS
Bij de in artikel 73 bedoelde beoordeling worden onderstaande criteria in acht genomen:
de planten zijn geen waard voor EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen waarvoor krachtens artikel 30 genomen maatregelen gelden of plaagorganismen die gewoonlijk op een waard leven die gevolgen kunnen hebben op in de Unie geteelde plantensoorten;
de planten hebben altijd voldaan aan de vereisten voor het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie die van belang zijn voor het derde land of de derde landen van oorsprong;
er is geen aanwijzing voor uitbraak/uitbraken in verband met het binnenbrengen van de planten in kwestie uit een derde land of uit derde landen, en de planten zijn niet herhaaldelijk, terwijl ze werden binnengebracht op het grondgebied van de Unie, het voorwerp geweest van onderscheppingen van EU-quarantaineorganismen of plaagorganismen die zijn onderworpen aan de krachtens artikel 30, lid 1, vastgestelde maatregelen.
BIJLAGE VII
PLANTENPASPOORTEN
DEEL A
Plantenpaspoorten voor verkeer binnen het grondgebied van de Unie zoals bedoeld in artikel 83, lid 2, eerste alinea
1. Het plantenpaspoort voor verkeer binnen het grondgebied van de Unie moet de volgende gegevens bevatten:
in de rechterbovenhoek het woord „Plantenpaspoort” in één van de officiële talen van de Unie en, als deze niet het Engels is, ook in het Engels, gescheiden door een schuine streep;
in de linkerbovenhoek de vlag van de Unie, in kleur of in zwart-wit;
de letter „A”, gevolgd door de botanische naam van de betrokken plantensoort of het betrokken taxon, in geval van planten en plantaardige producten of, waar van toepassing, de naam van het betrokken materiaal en, facultatief, de naam van het ras;
de letter „B”, gevolgd door de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 67, onder a), voor de lidstaat waar de professionele marktdeelnemer die het plantenpaspoort afgeeft is ingeschreven, een koppelteken en het registratienummer van de betrokken professionele marktdeelnemer die het plantenpaspoort afgeeft of voor wie het plantenpaspoort wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit;
de letter „C”, gevolgd door de traceerbaarheidscode van de plant, het plantaardig product of het andere materiaal in kwestie;
de letter „D”, waar nodig gevolgd door:
de naam van het derde land van oorsprong, of
de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 67, onder a), van de lidstaat van oorsprong.
2. De traceerbaarheidscode bedoeld onder 1, punt e) mag worden aangevuld met een verwijzing naar een op de handelseenheid aangebracht(e) uniek(e) streepjescode, hologram, chip of andere gegevensdrager met traceerbaarheidsdoeleinden.
DEEL B
Plantenpaspoorten voor verkeer naar en binnen beschermde gebieden zoals bedoeld in artikel 83, lid 2, tweede alinea
1. Het plantenpaspoort voor verkeer naar en binnen beschermde gebieden moet de volgende gegevens bevatten:
in de rechterbovenhoek de woorden „Plantenpaspoort — ZP” in één van de officiële talen van de Unie en, als deze niet het Engels is, ook in het Engels, gescheiden door een schuine streep;
direct onder die woorden de wetenschappelijke benaming(en) of de code(s) van het (de) betrokken ZP-quarantaineorganisme(n), zoals bedoeld in artikel 32, lid 3;
in de linkerbovenhoek de vlag van de Unie, in kleur of in zwart-wit;
de letter „A”, gevolgd door de botanische naam van de betrokken plantensoort of het betrokken taxon, in geval van planten en plantaardige producten of, waar van toepassing, de naam van het betrokken materiaal en, facultatief, de naam van het ras;
de letter „B”, gevolgd door de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 67, onder a), voor de lidstaat waar de professionele marktdeelnemer die het plantenpaspoort afgeeft is ingeschreven, een koppelteken en het registratienummer van de betrokken professionele marktdeelnemer die het plantenpaspoort afgeeft of voor wie het plantenpaspoort wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit;
de letter „C”, gevolgd door de traceerbaarheidscode van de plant, het plantaardig product of het andere materiaal in kwestie;
de letter „D”, waar nodig gevolgd door:
de naam van het derde land van oorsprong, of
de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 67, onder a), van de lidstaat van oorsprong en, in het geval van vervanging van het plantenpaspoort, het registratienummer van de betrokken professionele marktdeelnemer die het oorspronkelijke plantenpaspoort heeft afgegeven of voor wie het oorspronkelijke plantenpaspoort was afgegeven door de bevoegde autoriteit zoals bedoeld in artikel 93, leden 1 en 2.
2. De traceerbaarheidscode bedoeld onder 1, punt f) mag worden aangevuld met een verwijzing naar een op de handelseenheid aangebracht(e) uniek(e) streepjescode, hologram, chip of andere gegevensdrager met traceerbaarheidsdoeleinden.
DEEL C
Plantenpaspoorten voor verkeer binnen het grondgebied van de Unie, in combinatie met een certificeringsetiket, zoals bedoeld in artikel 83, lid 5, tweede alinea
1. Het plantenpaspoort voor verkeer binnen het grondgebied van de Unie, gecombineerd in een gezamenlijk etiket met het officiële etiket voor zaden of ander teeltmateriaal, bedoeld in respectievelijk artikel 10, lid 1, van Richtlijn 66/401/EEG, artikel 10, lid 1, van Richtlijn 66/402/EEG, artikel 10, lid 1, van Richtlijn 68/193/EEG, artikel 12 van Richtlijn 2002/54/EG, artikel 28, lid 1, van Richtlijn 2002/55/EG, artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2002/56/EG en artikel 12, lid 1, van Richtlijn 2002/57/EG, en het etiket voor prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/90/EG, moet de volgende gegevens bevatten:
in de rechterbovenhoek van het gezamenlijke etiket het woord „Plantenpaspoort” in één van de officiële talen van de Unie en, als deze niet het Engels is, ook in het Engels, gescheiden door een schuine streep;
in de linkerbovenhoek van het gezamenlijk etiket de vlag van de Unie, in kleur of in zwart-wit.
Het plantenpaspoort wordt op het gezamenlijke etiket direct boven en met dezelfde breedte als dat officiële etiket aangebracht.
2. Deel A, punt 2, is van overeenkomstige toepassing.
DEEL D
Plantenpaspoorten voor verkeer naar en binnen beschermde gebieden, in combinatie met een certificeringsetiket, zoals bedoeld in artikel 83, lid 5, derde alinea
1. Het plantenpaspoort voor verkeer naar en binnen beschermde gebieden, gecombineerd in een gezamenlijk etiket met het officiële etiket voor zaden of ander teeltmateriaal, bedoeld in respectievelijk artikel 10, lid 1, van Richtlijn 66/401/EEG, artikel 10, lid 1, van Richtlijn 66/402/EEG, artikel 10, lid 1, van Richtlijn 68/193/EEG, artikel 12 van Richtlijn 2002/54/EG, artikel 28, lid 1, van Richtlijn 2002/55/EG, artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2002/56/EG en artikel 12, lid 1, van Richtlijn 2002/57/EG, en het etiket voor prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/90/EG, moet de volgende gegevens bevatten:
in de rechterbovenhoek van het gezamenlijk etiket de woorden „Plantenpaspoort — ZP” in één van de officiële talen van de Unie en, als deze niet het Engels is, ook in het Engels, gescheiden door een schuine streep;
direct onder die woorden de wetenschappelijke benaming(en) of code(s) van het (de) betrokken ZP-quarantaineorganisme(n);
in de linkerbovenhoek van het gezamenlijke etiket de vlag van de Unie, in kleur of in zwart-wit.
Het plantenpaspoort wordt op het gezamenlijke etiket direct boven en met dezelfde breedte als dat officiële etiket of, waar van toepassing, dat basiscertificaat aangebracht.
2. Deel B, punt 2, is van overeenkomstige toepassing.
BIJLAGE VIII
INHOUD VAN FYTOSANITAIRE CERTIFICATEN VOOR UITVOER, WEDERUITVOER EN PRE-UITVOER ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 100, LID 3, ARTIKEL 101, LID 4, EN ARTIKEL 102, LID 6
DEEL A
Fytosanitaire certificaten voor uitvoer zoals bedoeld in artikel 100, lid 3
1. Het fytosanitair certificaat voor verkeer naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie met het oog op uitvoer naar een derde land moet de volgende gegevens bevatten:
de woorden „Fytosanitair certificaat”, gevolgd door:
de letters „EU”;
de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 67, onder a), voor de lidstaat waar de professionele marktdeelnemer die verzoekt om afgifte van het fytosanitair uitvoercertificaat geregistreerd is;
een schuine streep;
een unieke identificatiecode voor het certificaat bestaande uit cijfers of een combinatie van letters en cijfers, waarbij de letters, voor zover van toepassing, de provincie en het district aanduiden van de lidstaat waar het certificaat wordt afgegeven;
de woorden „Naam en adres van de exporteur”, gevolgd door de naam en het adres van de geregistreerde marktdeelnemer of particulier die verzoekt om afgifte van het fytosanitair uitvoercertificaat;
de woorden „Opgegeven naam en adres van de ontvanger”, gevolgd door de opgegeven naam en het adres van de ontvanger;
de woorden „Plantenziektekundige dienst van”, gevolgd door de naam van de lidstaat waarvan de plantenziektekundige dienst het certificaat afgeeft, en vervolgens de woorden „aan de plantenziektekundige dienst(en) van”, gevolgd door de naam of, voor zover van toepassing, namen van het land of, voor zover van toepassing, de landen van bestemming;
de woorden „Plaats van oorsprong”, gevolgd door de plaats of de plaatsen van oorsprong van de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending waarvoor het certificaat wordt afgegeven. De naam van het land of de landen van oorsprong moet altijd worden vermeld;
een niet-genummerd vak, bedoeld voor het EU-logo. Er mogen andere officiële logo's worden toegevoegd;
de woorden „Opgegeven vervoermiddel”, gevolgd door het opgegeven vervoermiddel voor die zending;
de woorden „Opgegeven plaats van binnenkomst”, gevolgd door de opgegeven plaats van binnenkomst in het land van bestemming van die zending;
de woorden „Merktekens van de colli; aantal en omschrijving van de colli; naam van het product; botanische naam van de planten”, gevolgd door een beschrijving van de zending, met de botanische naam van de planten of de naam van het product, merktekens en het aantal en het soort colli in de zending;
de woorden „Opgegeven hoeveelheid”, gevolgd door de hoeveelheid planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending, uitgedrukt in aantal of gewicht;
de woorden „Hierbij wordt verklaard dat de hierboven omschreven planten, plantaardige producten of andere gereglementeerde artikelen volgens passende officiële procedures zijn onderzocht en/of getest en worden geacht vrij te zijn van de door de overeenkomstsluitende partij van invoer gespecificeerde quarantaineorganismen en te voldoen aan de geldende fytosanitaire voorschriften van de overeenkomstsluitende partij van invoer, met inbegrip van de voorschriften die van toepassing zijn op gereglementeerde niet-quarantaineorganismen”. Onderstaande bepaling mag worden toegevoegd: „Zij worden geacht vrijwel vrij van andere plaagorganismen te zijn.”;
de woorden „Aanvullende verklaring”, gevolgd door de aanvullende verklaring zoals bedoeld in artikel 71, lid 2, en de vermelding zoals bedoeld in artikel 71, lid 3, en eventuele verdere relevante fytosanitaire informatie over de zending. Als er niet voldoende ruimte is voor de volledige „aanvullende verklaring”, mag een aanhangsel worden toegevoegd. De informatie in het aanhangsel mag alleen de op het fytosanitair certificaat vereiste informatie bevatten. Op alle bladzijden van het aanhangsel moet het nummer van het fytosanitair certificaat staan en het aanhangsel moet, net als het fytosanitair certificaat, gedateerd, ondertekend en voorzien worden van een stempel. Aanhangsels moeten op de daarvoor aangewezen plaats in het fytosanitair certificaat worden vermeld;
de woorden „Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling”;
het woord „Behandeling”, gevolgd door de behandeling die op die zending is toegepast;
de woorden „Chemisch product (werkzame stof)” , gevolgd door de werkzame stof van het chemische product dat voor de in punt n) bedoelde behandeling werd gebruikt;
de woorden „Duur en temperatuur”, gevolgd door de duur en, waar van toepassing, de temperatuur van die behandeling;
het woord „Concentratie”, gevolgd door de concentratie van het chemische product die bij die behandeling werd bereikt;
het woord „Datum”, gevolgd door de datum waarop die behandeling werd toegepast;
de woorden „Aanvullende informatie”, gevolgd door eventuele aanvullende informatie die de bevoegde autoriteit in het certificaat wil verschaffen;
de woorden „Plaats van afgifte”, gevolgd door de plaats van afgifte van het fytosanitair certificaat;
het woord „Datum”, gevolgd door de datum van afgifte van het fytosanitair certificaat;
de woorden „Naam en handtekening van de bevoegde functionaris”, gevolgd door de naam en de handtekening van de functionaris die het fytosanitair certificaat afgeeft en ondertekent;
het woord „Dienststempel”, gevolgd door het officiële stempel van de bevoegde autoriteit die het fytosanitair certificaat afgeeft; en
de zin „Met betrekking tot dit certificaat zijn (naam van de plantenziektekundige dienst) en zijn functionarissen of vertegenwoordigers niet financieel aansprakelijk” mag op het certificaat onder het kader worden toegevoegd.
2. Wanneer het fytosanitair certificaat niet elektronisch wordt afgegeven, moet het gebruikte papier een watermerk dragen, of een zegel of logo in reliëf, naargelang hetgeen de bevoegde autoriteit die het certificaat ondertekent, verlangt. De voorgedrukte tekst is groen, behalve het nummer van het oorspronkelijke certificaat zoals bedoeld in punt 1, onder a), iv), dat een andere kleur mag hebben.
DEEL B
Fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer zoals bedoeld in artikel 101, lid 4
1. Het fytosanitair certificaat voor verkeer naar een plaats buiten het grondgebied van de Unie met het oog op wederuitvoer naar een derde land bevat de volgende gegevens:
de woorden „Fytosanitair certificaat voor wederuitvoer”, gevolgd door:
de letters „EU”;
de tweelettercode zoals bedoeld in artikel 67, onder a), voor de lidstaat waar de professionele marktdeelnemer die verzoekt om afgifte van het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer geregistreerd is;
een schuine streep; en
een unieke identificatiecode voor het certificaat bestaande uit cijfers of een combinatie van letters en cijfers, waarbij de letters, voor zover van toepassing, de provincie en het district aanduiden van de lidstaat waar het certificaat wordt afgegeven;
de woorden „Naam en adres van de exporteur”, gevolgd door de naam en het adres van de geregistreerde marktdeelnemer die verzoekt om afgifte van het fytosanitair certificaat voor wederuitvoer;
de woorden „Opgegeven naam en adres van de ontvanger”, gevolgd door de opgegeven naam en het adres van de ontvanger;
de woorden „Plantenziektekundige dienst van”, gevolgd door de naam van de lidstaat waarvan de plantenziektekundige dienst het certificaat afgeeft, en vervolgens de woorden „aan de plantenziektekundige dienst(en) van”, gevolgd door de naam of, voor zover van toepassing, namen van het land of, voor zover van toepassing, de landen van bestemming;
de woorden „Plaats van oorsprong”, gevolgd door de plaats of de plaatsen van oorsprong van de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending waarvoor het certificaat wordt afgegeven. De naam van het land of de landen van oorsprong moet altijd worden vermeld;
een niet-genummerd vak, bedoeld voor het EU-logo. Er mogen andere officiële logo's worden toegevoegd;
de woorden „Opgegeven middel van vervoer”, gevolgd door het opgegeven middel van vervoer van die zending;
de woorden „Opgegeven plaats van binnenkomst”, gevolgd door de opgegeven plaats van binnenkomst in het land van bestemming van die zending;
de woorden „Merktekens van de colli; aantal en omschrijving van de colli; naam van het product; botanische naam van de planten”, gevolgd door een beschrijving van de zending, met de botanische naam van de planten of de naam van het product, merktekens en het aantal en het soort colli in de zending;
de woorden „Opgegeven hoeveelheid”, gevolgd door de hoeveelheid planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending, uitgedrukt in aantal of gewicht;
de volgende tekst:
„Hierbij wordt verklaard:
waarin de gevraagde informatie moet worden ingevuld en moet worden aangekruist wat van toepassing is;
de woorden „Aanvullende verklaring”, gevolgd door de aanvullende verklaring zoals bedoeld in artikel 71, lid 2, en de vermelding zoals bedoeld in artikel 71, lid 3, en eventuele verdere relevante fytosanitaire informatie over de zending. Als er niet voldoende ruimte is voor de volledige „aanvullende verklaring”, mag een aanhangsel worden toegevoegd. De informatie in het aanhangsel mag alleen de op het fytosanitair certificaat vereiste informatie bevatten. Op alle bladzijden van het aanhangsel moet het nummer van het fytosanitair certificaat staan en het aanhangsel moet, net als het fytosanitair certificaat, worden gedateerd, ondertekend en voorzien van een stempel. Aanhangsels moeten op de daarvoor aangewezen plaats in het fytosanitair certificaat worden vermeld;
de woorden „Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling”;
het woord „Behandeling”, gevolgd door de behandeling die op die zending is toegepast;
de woorden „Chemisch product (werkzame stof)” , gevolgd door de werkzame stof van het chemische product dat voor de in punt n) bedoelde behandeling werd gebruikt;
de woorden „Duur en temperatuur”, gevolgd door de duur en, waar van toepassing, de temperatuur van die behandeling;
het woord „Concentratie”, gevolgd door de concentratie van het chemische product die bij die behandeling werd bereikt;
het woord „Datum”, gevolgd door de datum waarop die behandeling werd toegepast;
de woorden „Aanvullende informatie”, gevolgd door eventuele aanvullende informatie die de bevoegde autoriteit in het certificaat wil verschaffen;
de woorden „Plaats van afgifte”, gevolgd door de plaats van afgifte van het fytosanitair certificaat;
het woord „Datum”, gevolgd door de datum van afgifte van het fytosanitair certificaat;
de woorden „Naam en handtekening van de bevoegde functionaris”, gevolgd door de naam en de handtekening van de functionaris die het fytosanitair certificaat afgeeft en ondertekent;
het woord „Dienststempel”, gevolgd door het officiële stempel van de bevoegde autoriteit die het fytosanitair certificaat afgeeft; en
de zin „Met betrekking tot dit certificaat zijn (naam van de plantenziektekundige dienst) en zijn functionarissen of vertegenwoordigers niet financieel aansprakelijk” mag op het certificaat onder het kader worden toegevoegd.
2. Wanneer het fytosanitair certificaat niet elektronisch wordt afgegeven, moet het gebruikte papier een watermerk dragen, of een zegel of logo in reliëf, naargelang hetgeen de bevoegde autoriteit die het certificaat ondertekent, verlangt. De voorgedrukte tekst is bruin, behalve het nummer van het oorspronkelijke certificaat zoals bedoeld in punt 1, onder a), iv), dat een andere kleur mag hebben.
DEEL C
Pre-uitvoercertificaten zoals bedoeld in artikel 102, lid 6