EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02016R1628-20220717
Regulation (EU) 2016/1628 of the European Parliament and of the Council of 14 September 2016 on requirements relating to gaseous and particulate pollutant emission limits and type-approval for internal combustion engines for non-road mobile machinery, amending Regulations (EU) No 1024/2012 and (EU) No 167/2013, and amending and repealing Directive 97/68/EC (Text with EEA relevance)Text with EEA relevance
Consolidated text: Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
02016R1628 — NL — 17.07.2022 — 003.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) 2016/1628 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 53) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU) 2020/1040 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 juli 2020 |
L 231 |
1 |
17.7.2020 |
|
VERORDENING (EU) 2021/1068 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 24 juni 2021 |
L 230 |
1 |
30.6.2021 |
|
VERORDENING (EU) 2022/992 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 8 juni 2022 |
L 169 |
43 |
27.6.2022 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2016/1628 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 14 september 2016
inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG
(Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden ook bepaalde verplichtingen vastgesteld voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een motor als vermeld in artikel 2, lid 1, wordt of is gemonteerd, wat betreft de emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes van dergelijke motoren.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze verordening is niet van toepassing op motoren voor:
de voortbeweging van voertuigen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );
de voortbeweging van landbouw- en bosbouwtrekkers als omschreven in artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) nr. 167/2013;
de voortbeweging van voertuigen als bedoeld in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 );
stationaire machines;
zeeschepen waarvoor een geldig zeevaart- of veiligheidscertificaat vereist is;
schepen als omschreven in Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) die buiten het toepassingsgebied van die richtlijn vallen;
de voortbeweging of de hulpdoeleinden van binnenschepen met een netto vermogen van minder dan 19 kW;
vaartuigen als omschreven in artikel 1, van Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 4 );
luchtvaartuigen als omschreven in artikel 2, punt a), van Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie ( 5 );
recreatievoertuigen, met uitzondering van sneeuwscooters, terreinvoertuigen en side-by-side-voertuigen;
voertuigen en machines die uitsluitend in wedstrijden worden gebruikt of uitsluitend daartoe bestemd zijn;
draagbare brandbestrijdingspompen die worden omschreven in en die vallen onder de Europese norm inzake draagbare brandbestrijdingspompen ( 6 );
verkleinde schaalmodellen of schaalreplica's van voertuigen of machines, voor recreatiedoeleinden geproduceerd op kleinere schaal dan het origineel en met een nettovermogen van minder dan 19 kW.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
„niet voor de weg bestemde mobiele machines” : mobiele machine, vervoerbare industriële uitrusting of voertuig met of zonder carrosserie of wielen, niet bestemd voor personen- of goederenvervoer over de weg; hieronder vallen ook machines die zijn gemonteerd op het chassis van voertuigen bestemd voor personen- of goederenvervoer over de weg; |
2) |
„EU-typegoedkeuring” : de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een motortype of motorfamilie aan de relevante administratieve bepalingen en technische voorschriften van deze verordening voldoet; |
3) |
„verontreinigende gassen” : de volgende verontreinigende stoffen in de gasvorm ervan, die door een motor worden uitgestoten: koolmonoxide (CO), totale koolwaterstoffen (HC) en stikstofoxiden (NOx); NOx betreft daarbij stikstofoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2), uitgedrukt als NO2-equivalent; |
4) |
„deeltjes” of „PM” : de massa van het materiaal in het gas dat door een motor wordt uitgestoten en op een gespecificeerd filtermedium wordt opgevangen na verdunning van het gas met schone, gefiltreerde lucht zodat de temperatuur niet meer dan 325 K (52 °C) bedraagt; |
5) |
„deeltjesaantal” of „PN” : het aantal vaste deeltjes met een diameter groter dan 23 nm dat door een motor wordt uitgestoten; |
6) |
„verontreinigende deeltjes” : elke emissie van een motor die als PM of PN wordt gemeten; |
7) |
„interne verbrandingsmotor” of „motor” : een energieomzetter, maar geen gasturbine, die is ontworpen om chemische energie (input) om te zetten in mechanische energie (output) middels een intern verbrandingsproces; omvat, indien deze zijn geïnstalleerd, het emissiebeheersingssysteem en de communicatie-interface (hardware en berichten) tussen de elektronische regeleenheid of -eenheden van de motor en elke andere regeleenheid van de aandrijflijn of van niet voor de weg bestemde mobiele machines, die nodig is om aan de hoofdstukken II en III te voldoen; |
8) |
„motortype” : een groep van motoren die onderling niet verschillen wat betreft de essentiële motorkenmerken; |
9) |
„motorfamilie” : een door de fabrikant bepaalde groep van motoren die vanwege hun ontwerp vergelijkbare eigenschappen bezitten wat betreft de uitlaatemissie en die aan de geldende emissiegrenswaarden voldoen; |
10) |
„basismotor” : een motortype dat op zodanige wijze uit een motorfamilie is gekozen dat de emissie-eigenschappen representatief zijn voor die motorfamilie; |
11) |
„ruilmotor” : een motor die:
a)
uitsluitend gebruikt wordt om een motor te vervangen die reeds op de markt wordt gebracht en in niet voor de weg bestemde mobiele machines is gemonteerd, en
b)
voldoet aan een emissiefase die lager is dan die die van toepassing is op de datum waarop de motor wordt vervangen; |
12) |
„in gebruik zijnde motor” : een motor die wordt gebruikt in niet voor de weg bestemde mobiele machines in de normale bedrijfspatronen, -omstandigheden en -belasting daarvan, en die bestemd is voor de uitvoering van de emissiemonitoringtests als bedoeld in artikel 19; |
13) |
„CI-motor” : een motor die werkt volgens het principe van compressieontsteking („CI”); |
14) |
„SI-motor” : een motor die werkt volgens het principe van elektrische ontsteking; |
15) |
„SI-motor voor handapparatuur” : een SI-motor met een referentievermogen van minder dan 19 kW, en die gebruikt wordt in een apparaat dat ten minste aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
a)
het wordt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener gedragen;
b)
het werkt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) op meerdere posities, zoals ondersteboven of op zijn kant;
c)
zijn gecombineerde drooggewicht, motor inbegrepen, bedraagt minder dan 20 kg en het voldoet ten minste aan een van de volgende voorwaarden:
i)
het apparaat wordt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener fysisch ondersteund of gedragen;
ii)
het apparaat wordt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener fysisch ondersteund ofwel door de stand van zijn lichaam bestuurd;
iii)
het apparaat wordt gebruikt in een generator of pomp; |
16) |
„vloeibare brandstof” : brandstof die onder standaardomgevingsomstandigheden in vloeibare vorm voorkomt (298 K, absolute omgevingsdruk 101,3 kPa); |
17) |
„gasvormige brandstof” : brandstof die onder standaardomgevingsomstandigheden volledig gasvormig is (298 K, absolute omgevingsdruk 101,3 kPa); |
18) |
„dual-fuelmotor” : een motor die is ontworpen om tegelijkertijd met vloeibare brandstof en een gasvormige brandstof te werken, waarbij beide brandstoffen apart worden gedoseerd en de verbruikte hoeveelheid van een van de brandstoffen ten opzichte van de andere kan variëren naargelang de bedrijfsomstandigheden; |
19) |
„single-fuelmotor” : een motor die geen dual-fuelmotor is; |
20) |
„GER (gasenergieverhouding)” : bij een dual-fuelmotor de verhouding tussen de energie-inhoud van de gasvormige brandstof en die van beide brandstoffen; bij single-fuelmotoren wordt de GER gedefinieerd als 1 of 0, afhankelijk van het type brandstof; |
21) |
„motor met constant toerental” : een motor waarvan de EU-typegoedkeuring beperkt is tot bedrijf met constant toerental, met uitzondering van motoren waarvan de reguleerfunctie voor een constant toerental is verwijderd of uitgeschakeld; hij kan voorzien zijn van een functie voor stationair draaien ten behoeve van het starten en uitzetten en van een regelaar die op verschillende toerentallen kan worden ingesteld wanneer de motor wordt uitgezet; |
22) |
„motor met variabel toerental” : een motor die geen motor met constant toerental is; |
23) |
„bedrijf met constant toerental” : een motorbedrijf met een regelaar die de vraag van de operator automatisch regelt om het motortoerental te handhaven, zelfs onder variërende belasting; |
24) |
„hulpmotor” : een motor die is gemonteerd of bestemd is te worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, en die geen directe of indirecte aandrijfkracht levert; |
25) |
„nettovermogen” : het vermogen van de motor uitgedrukt in kW, verkregen op de testbank aan het uiteinde van de krukas of het equivalent daarvan, gemeten overeenkomstig de in VN/ECE-Reglement nr. 120 opgenomen methode voor het meten van het vermogen van interne verbrandingsmotoren gebruikmakend van een referentiebrandstof of brandstofcombinatie als vastgesteld in artikel 25, lid 2; |
26) |
„referentievermogen” : het nettovermogen dat wordt gebruikt om toepasselijke emissiegrenswaarden voor de motor vast te stellen; |
27) |
„nominaal nettovermogen” : het door de fabrikant opgegeven nettovermogen, uitgedrukt in kW, van de motor bij nominaal toerental; |
28) |
„maximaal nettovermogen” : de hoogste waarde van het nettovermogen op de nominaalvermogenscurve bij vollast voor het motortype; |
29) |
„nominaal toerental” : het door de regelaar van een motor toegestane maximumtoerental bij vollast volgens opgave van de fabrikant of, als er geen regelaar is, het toerental waarbij van de motor het maximaal nettovermogen wordt verkregen volgens opgave van de fabrikant; |
30) |
„productiedatum van de motor” : de datum, uitgedrukt in maand en jaar, waarop de motor de eindcontrole passeert, na het verlaten van de productielijn, en gereed is voor levering of opslag; |
31) |
„overgangsperiode” : de eerste 24 maanden na de in bijlage III genoemde data voor het in de handel brengen van fase V-motoren; |
32) |
„overgangsmotor” : een motor met een productiedatum vóór de in bijlage III genoemde datum voor het in de handel brengen van fase V-motoren, en die:
a)
voldoet aan de meest recente toepasselijke emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende wetgeving die van toepassing is op 5 oktober 2016, of
b)
valt onder een vermogensgroep, of wordt gebruikt of is bestemd voor gebruik in een toepassing, die op 5 oktober 2016 op het niveau van de Unie niet onderworpen was aan grenswaarden inzake verontreinigende emissies en typegoedkeuring; |
33) |
„productiedatum van de niet voor de weg bestemde mobiele machine” : de maand en het jaar dat is aangegeven op de voorgeschreven opschriften van de machine of, in afwezigheid van een voorgeschreven opschrift, de maand en het jaar waarin de machine de eindcontrole passeert na het verlaten van de productielijn; |
34) |
►C1 „binnenschip” : een vaartuig dat binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2016/1629 valt; ◄ |
35) |
„generatoraggregaat” : een onafhankelijke niet voor de weg bestemde mobiele machine die geen deel uitmaakt van een aandrijflijn en hoofdzakelijk bestemd is voor het opwekken van elektriciteit; |
36) |
„stationaire machines” : machines die zijn bestemd om voor het eerste gebruik permanent op één locatie te worden geïnstalleerd en niet bestemd zijn voor verplaatsing, over de weg of op andere wijze, behalve tijdens het transport van de plaats van productie naar de plaats van eerste installatie; |
37) |
„permanent geïnstalleerd” : met bouten vastgezet of op andere manier zodanig bevestigd dat het niet verwijderd kan worden zonder gebruik van gereedschap of instrumenten, op een fundering of ander bevestigingspunt die of dat ervoor moet zorgen dat de motor op één enkele plek in een gebouw, constructie, faciliteit of installatie functioneert; |
38) |
„sneeuwscooter” : een zelfrijdende machine bedoeld voor vervoer buiten de wegen, voornamelijk op sneeuw, aangedreven door rupsbanden die in contact staan met de sneeuw en bestuurd door een ski of ski's die in contact staat of staan met de sneeuw, en met een maximale onbeladen massa in rijklare toestand van 454 kg (met inbegrip van de standaarduitrusting, koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof en uitrustingsstukken, maar zonder optionele accessoires en bestuurder); |
39) |
„terreinvoertuig” of „ATV” : een gemotoriseerd voertuig, aangedreven door een motor, dat voornamelijk is bestemd voor vervoer op onverharde oppervlakken op vier of meer wielen met ballonbanden, alleen voorzien van een zitplaats waarop de bestuurder schrijlings zit of van een zitplaats waar de bestuurder schrijlings zit en van een zitplaats voor niet meer dan één passagier, en van een stuurstang; |
40) |
„side-by-side-voertuig” of „SbS” : een niet-geleed, door de bediener bestuurd voertuig met eigen aandrijving dat voornamelijk is bestemd voor vervoer op onverharde oppervlakken op vier of meer wielen, met een minimale ongeladen massa in rijklare toestand van 300 kg (met inbegrip van de standaarduitrusting, koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof en uitrustingsstukken, maar zonder optionele accessoires en bestuurder) en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 25 km/h of meer; een dergelijk voertuig is tevens ontworpen voor het vervoer van personen en/of goederen, en/of voor het duwen en trekken van uitrustingsstukken, wordt anders dan door een stuurstang bestuurd, is ontworpen voor recreatieve of transportdoeleinden en vervoert ten hoogste zes personen, waaronder de bestuurder, die naast elkaar op een of meer niet-zadelzitplaatsen zitten; |
41) |
„spoorvoertuig” : een niet voor de weg bestemde mobiele machine die uitsluitend op de spoorweg rijdt; |
42) |
„locomotief” : een spoorvoertuig dat is ontworpen om direct via de eigen wielen of indirect via de wielen van andere spoorvoertuigen te voorzien in de aandrijfkracht voor de eigen voortbeweging en voor de voortbeweging van andere spoorvoertuigen die zijn ontworpen voor het vervoer van vracht, passagiers en andere uitrustingsstukken, en dat zelf niet is ontworpen of bestemd om vracht of passagiers te vervoeren, behalve de personen die het bedienen; |
43) |
„treinstel” : een spoorvoertuig dat is ontworpen om direct via de eigen wielen of indirect via de wielen van andere spoorvoertuigen te voorzien in de aandrijfkracht voor de eigen voortbeweging, en dat specifiek is ontworpen voor het vervoer van goederen of passagiers, of zowel goederen als passagiers, en geen locomotief is; |
44) |
„hulpspoorvoertuig” : spoorvoertuig dat geen treinstel of locomotief is, met inbegrip van maar niet uitsluitend een spoorvoertuig dat specifiek is ontworpen om onderhouds- of constructiewerkzaamheden of hefverrichtingen uit te voeren die verband houden met het spoor of andere spoorweginfrastructuur; |
45) |
„mobiele kraan” : een giekkraan die op eigen kracht verrijdbaar is zonder of met vaste kraanbaan of op beide manieren, en zijn stabiliteit aan de zwaartekracht ontleent, en voor het verplaatsen gebruik maakt van banden, rupsbanden of andere mobiele voorzieningen. |
46) |
„sneeuwblazer” : een toestel met eigen aandrijving dat uitsluitend is ontworpen voor het sneeuwruimen vanaf een verhard oppervlak door het verzamelen van een hoeveelheid sneeuw die vervolgens met kracht via een koker wordt uitgeworpen; |
47) |
„op de markt aanbieden” : het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een motor of een niet voor de weg bestemde mobiele machine, met het oog op distributie of gebruik op de markt van de Unie; |
48) |
„in de handel brengen” : het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een motor of niet voor de weg bestemde mobiele machines; |
49) |
„fabrikant” : de natuurlijke of rechtspersoon die jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de EU-typegoedkeuring voor motoren of de vergunningsprocedure en voor de conformiteit van de productie van de motor, en die tevens verantwoordelijk is voor kwesties met betrekking tot het markttoezicht op de door hem geproduceerde motoren, ongeacht of deze direct betrokken is bij alle fasen van het ontwerp en de bouw van de motor waarvoor EU-typegoedkeuring wordt aangevraagd; |
50) |
„vertegenwoordiger van de fabrikant” of „vertegenwoordiger” : een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant naar behoren schriftelijk is gemachtigd om de fabrikant te vertegenwoordigen bij kwesties met betrekking tot de goedkeuringsinstantie of de markttoezichtautoriteit en namens de fabrikant op te treden bij onder deze verordening vallende aangelegenheden; |
51) |
„importeur” : elke in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een motor uit een derde land in de handel brengt, ongeacht of de motor al in een niet voor de weg bestemde mobiele machine is gemonteerd; |
52) |
„distributeur” : een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, behalve de fabrikant of de importeur, die een motor op de markt aanbiedt; |
53) |
„marktdeelnemer” : de fabrikant, de vertegenwoordiger van de fabrikant, de importeur of de distributeur; |
54) |
„fabrikant van originele uitrusting” of „OEM” : een natuurlijke of rechtspersoon die niet voor de weg bestemde mobiele machines fabriceert; |
55) |
„goedkeuringsinstantie” : de instantie van een lidstaat die door de lidstaat is opgericht of aangewezen en door hem is aangemeld bij de Commissie en die bevoegd is:
a)
voor alle aspecten van de EU-typegoedkeuring van een motortype of motorfamilie;
b)
voor de vergunningsprocedure;
c)
voor het verlenen en, in voorkomend geval, het intrekken of weigeren van EU-typegoedkeuring, en het afgeven van EU-typegoedkeuringscertificaten;
d)
om op te treden als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van andere lidstaten;
e)
voor de aanwijzing van de technische diensten, en
f)
om ervoor te zorgen dat de fabrikant voldoet aan zijn verplichtingen inzake de overeenstemming van de productie; |
56) |
„technische dienst” : een organisatie of instantie die door de goedkeuringsinstantie is aangewezen om namens haar als testlaboratorium tests of als overeenstemmingsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten of de goedkeuringsinstantie zelf wanneer die deze functies vervult; |
57) |
„markttoezicht” : activiteiten en maatregelen van de nationale autoriteiten om ervoor te zorgen dat motoren die op de markt worden aangeboden, voldoen aan de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie; |
58) |
„markttoezichtautoriteit” : de autoriteit van een lidstaat die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van markttoezicht op het eigen grondgebied; |
59) |
„nationale autoriteit” : een goedkeuringsinstantie of enige andere autoriteit die, met betrekking tot motoren die bestemd zijn om worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines of tot niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin motoren zijn gemonteerd, betrokken is bij en verantwoordelijk is voor markttoezicht, grenscontroles of het in de handel brengen in een lidstaat; |
60) |
„eindgebruiker” : een natuurlijke of rechtspersoon behalve de fabrikant, fabrikant van originele uitrusting, invoerder of distributeur, die verantwoordelijk is voor het bedienen van de in een niet voor de weg bestemde mobiele machine gemonteerde motor; |
61) |
„emissiebeheersingstrategie” : een onderdeel of een reeks onderdelen van het ontwerp die zijn opgenomen in het totaalontwerp van een motor of een niet voor de weg bestemde mobiele machine waarin een motor is gemonteerd, en die gebruikt worden bij het beheersen van emissies; |
62) |
„emissiebeheersingssysteem” : een voorziening, systeem of ontwerpelement die of dat de emissie beheerst of vermindert; |
63) |
„manipulatiestrategie” : een emissiebeheersingsstrategie die de doelmatigheid van het emissiebeheersingssysteem vermindert onder omgevings- of motorbedrijfsomstandigheden die hetzij bij een normaal gebruik van de machine, hetzij buiten de testprocedures van de EU-typegoedkeuring optreden; |
64) |
„elektronische regeleenheid” : de elektronische voorziening van een motor, die deel uitmaakt van het emissiebeheersingssysteem en gegevens van motorsensoren gebruikt om motorparameters te regelen; |
65) |
„uitlaatgasrecirculatie” of „EGR” : een technische voorziening die deel uitmaakt van het emissiebeheersingssysteem en de emissies vermindert door de door de verbrandingskamer(s) uitgestoten uitlaatgassen weer naar de motor te voeren om vóór of tijdens de verbranding met instromende lucht te worden gemengd, met uitzondering van het gebruik van kleptiming om de hoeveelheid residueel uitlaatgas in de verbrandingskamer(s) dat vóór of tijdens de verbranding met instromende lucht wordt gemengd, te vergroten; |
66) |
„uitlaatgasnabehandelingssysteem” : een katalysator, deeltjesfilter, deNOx-systeem, gecombineerd deNOx-deeltjesfilter of elke andere voorziening voor emissievermindering, met uitzondering van uitlaatgasrecirculatie (EGR) en turbocompressoren, die deel uitmaakt van het emissiebeheersingssysteem maar voorbij de uitlaatpoorten van de motor is gemonteerd; |
67) |
„manipulatie” : de inactivering, bijstelling of wijziging van het emissiebeheersingssysteem, inclusief software of andere logische besturingselementen van die systemen, met als al dan niet bedoeld gevolg dat de emissieprestaties van de motor slechter worden; |
68) |
„testcyclus” : een sequentie van testpunten, elk bij een specifiek toerental en koppel van de motor bij een test onder transiënte of statische bedrijfsomstandigheden; |
69) |
„testcyclus in statische toestand” : een testcyclus waarin het motortoerental en het koppel op een eindige reeks nominaal constante waarden worden gehouden; tests in statische toestand worden in één bepaalde modus of in een modus met overgangen uitgevoerd; |
70) |
„transiënte testcyclus” : een testcyclus met een sequentie van genormaliseerde toerental- en koppelwaarden die binnen een tijdspanne per seconde variëren; |
71) |
„motorcarter” : de afgesloten ruimten in of buiten de motor die met het oliecarter zijn verbonden door in- of uitwendige verbindingen waaruit gassen en dampen kunnen ontsnappen; |
72) |
„regeneratie” : een gebeurtenis waarbij de emissieniveaus veranderen terwijl de prestaties van het uitlaatgasnabehandelingssysteem door het ontwerp worden hersteld en die kan worden ingedeeld als continue regeneratie of niet-frequente (periodieke) regeneratie; |
73) |
„emissieduurzaamheidsperiode” of „EDP” : het aantal uren dat wordt besteed of, waar van toepassing, de afstand die wordt aangewend om de verslechteringsfactoren vast te stellen; |
74) |
„verslechteringsfactoren” : de reeks factoren die het verband aantonen tussen emissies aan het begin en aan het eind van de emissieduurzaamheidsperiode; |
75) |
„virtuele tests” : computersimulaties, daaronder begrepen berekeningen, die gebruikt worden om het prestatieniveau van een motor aan te tonen als hulp bij besluitvorming zonder dat een fysieke motor dient te worden gebruikt. |
Artikel 4
Motorcategorieën
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende motorcategorieën, onderverdeeld in de in bijlage I opgenomen subcategorieën:
1. |
„categorie NRE” :
a)
motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines die bestemd en geschikt zijn om, al dan niet over de weg, zich te verplaatsen of verplaatst te worden, die niet zijn uitgesloten krachtens artikel 2, lid 2, en die niet zijn opgenomen in een andere, in de punten 2 tot en met 10 van dit lid vastgestelde categorie;
b)
motoren met een referentievermogen van minder dan 560 kW die gebruikt worden in de plaats van fase V-motoren van de categorieën IWP, IWA, RLL of RLR; |
2. |
„categorie NRG” : motoren met een referentievermogen van meer dan 560 kW die uitsluitend worden gebruikt in generatoraggregaten; motoren voor generatoraggregaten zonder deze eigenschappen, worden opgenomen in categorie NRE of NRS overeenkomstig hun eigenschappen; |
3. |
„categorie NRSh” : SI-motoren voor handapparatuur met een referentievermogen van minder dan 19 kW, uitsluitend bestemd voor gebruik in met de hand vastgehouden machines; |
4. |
„categorie NRS” : SI-motoren met een referentievermogen van minder dan 56 kW die niet zijn opgenomen in categorie NRSh; |
5. |
„categorie IWP” :
a)
motoren met een referentievermogen van 19 kW of meer, die uitsluitend in binnenschepen voor directe of indirecte voortbeweging worden gebruikt of daarvoor zijn bedoeld;
b)
motoren die worden gebruikt in plaats van motoren uit categorie IWA op voorwaarde dat zij voldoen aan artikel 24, lid 8; |
6. |
„categorie IWA” : hulpmotoren met een referentievermogen dat groter is dan of gelijk is aan 19 kW die uitsluitend in binnenschepen worden gebruikt; |
7. |
„categorie RLL” : motoren die uitsluitend in locomotieven voor voortbeweging worden gebruikt of daarvoor zijn bedoeld; |
8. |
„categorie RLR” :
a)
motoren die uitsluitend in treinstellen voor voortbeweging worden gebruikt of daarvoor zijn bedoeld;
b)
motoren die worden gebruikt in de plaats van fase V-motoren van de categorie RLL; |
9. |
„categorie SMB” : SI-motoren uitsluitend bestemd voor gebruik in sneeuwscooters; andere motoren voor sneeuwscooters dan SI-motoren worden opgenomen in categorie NRE; |
10. |
„categorie ATS” : SI-motoren uitsluitend bestemd voor gebruik in ATV's en SbS-voertuigen; andere motoren voor ATV's en SbS-voertuigen dan SI-motoren worden opgenomen in categorie NRE. |
Motoren met variabel toerental van categorie IWP die worden gebruikt om te werken met constant toerental, moeten daarnaast voldoen aan artikel 24, lid 7, of artikel 24, lid 8, naar gelang het geval.
HOOFDSTUK II
ALGEMENE VERPLICHTINGEN
Artikel 5
Verplichtingen van de lidstaten
De lidstaten geven uitsluitend toestemming voor het in de handel brengen van:
motoren waarvoor een geldige EU-typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening is verleend, ongeacht of die motoren al in niet voor de weg bestemde mobiele machines zijn gemonteerd, en
niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin onder a) bedoelde motoren zijn gemonteerd.
De lidstaten mogen het in de handel brengen van:
motoren niet verbieden, beperken of belemmeren op grond van aspecten die verband houden met de constructie of de werking ervan welke onder deze verordening vallen, indien die motoren aan de voorschriften van deze verordening voldoen;
niet voor de weg bestemde mobiele machines niet verbieden, beperken of belemmeren op gronden die verband houden met emissies van verontreinigende gassen en deeltjes door in dergelijke machines gemonteerde motoren, indien die motoren binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen en aan de voorschriften ervan voldoen.
Artikel 6
Verplichtingen van goedkeuringsinstanties
Dat register bevat ten minste de volgende informatie:
naam en adres van de fabrikant en naam van het bedrijf, indien verschillend;
handelsnaam(namen) of merk(en), naar gelang het geval, van de fabrikant;
motortypen waarvoor een EU-typegoedkeuring van het motortype nodig is of, waar van toepassing, de EU-typegoedkeuring van de motorfamilie;
motorcategorie;
het nummer van de EU-typegoedkeuring, met inbegrip van het nummer van eventuele uitbreidingen;
datum van het verlenen, verlengen, weigeren of intrekken van de EU-typegoedkeuring, en
inhoud van de hoofdstukken „Algemene informatie over de motor” en „Definitief emissieresultaat” van het in artikel 24, lid 12, bedoelde testrapport.
Artikel 7
Verplichtingen van markttoezichtautoriteiten
Artikel 8
Algemene verplichtingen van de fabrikanten
Als een rechtspersoon een motor zodanig wijzigt dat de emissiegrenswaarden voor die motor volgens de categorie of subcategorie ervan niet langer worden nageleefd, wordt die rechtspersoon geacht verantwoordelijk te zijn voor het opnieuw naleven van de emissiegrenswaarden.
Er wordt overeenkomstig hoofdstuk VI rekening gehouden met wijzigingen in het ontwerp of in de kenmerken van een motortype, en met wijzigingen in de voorschriften waarmee een motortype conform is verklaard.
Artikel 9
Verplichtingen van fabrikanten betreffende motoren die niet conform zijn
Op basis van het resultaat van het onderzoek neemt de fabrikant corrigerende maatregelen om ervoor te zorgen dat de in productie zijnde motoren tijdig in overeenstemming worden gebracht met het goedgekeurde motortype of de goedgekeurde motorfamilie.
De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, onmiddellijk in kennis van het onderzoek, waarbij hij met name de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen in detail beschrijft.
Artikel 10
Verplichtingen van de vertegenwoordigers van de fabrikant voor markttoezicht
De vertegenwoordigers van de fabrikant voor markttoezicht voeren ten minste de volgende taken uit, die worden gespecificeerd in een schriftelijk mandaat dat zij van de fabrikant ontvangen:
ervoor zorgen dat het in artikel 23, lid 1, bedoelde EU-typegoedkeuringscertificaat met de bijlagen en, waar van toepassing, een kopie van de in artikel 31 bedoelde overeenstemmingsverklaring, gedurende tien jaar na het in de handel brengen van een motor ter beschikking wordt gehouden van de goedkeuringsinstanties;
de goedkeuringsinstantie op gemotiveerd verzoek alle benodigde informatie en documentatie verstrekken om de overeenstemming van de productie van een motor aan te tonen;
op verzoek van de goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten deze medewerking verlenen met betrekking tot eventueel uit hoofde van het mandaat getroffen maatregelen.
Artikel 11
Algemene verplichtingen van importeurs
Voordat een motor waarvoor een EU-typegoedkeuring is verleend, in de handel wordt gebracht, zorgt de importeur ervoor dat:
het in artikel 23, lid 1, bedoelde EU-typegoedkeuringscertificaat met de bijlagen beschikbaar is;
de motor voorzien is van het voorgeschreven opschrift, bedoeld in artikel 32;
de motor voldoet aan artikel 8, lid 5.
Artikel 12
Verplichtingen van importeurs betreffende motoren die niet conform zijn
De importeurs stelt de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten, alsook de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, daar zonder onnodige vertraging van in kennis.
Op basis van het resultaat van het onderzoek neemt de importeur corrigerende maatregelen om ervoor te zorgen dat de in productie zijnde motoren tijdig conform worden gemaakt met het goedgekeurde motortype of de goedgekeurde motorfamilie, en stelt hij de fabrikant daarvan in kennis.
Artikel 13
Algemene verplichtingen van distributeurs
Alvorens een motor op de markt aan te bieden, verifiëren de distributeurs:
of de fabrikant heeft voldaan aan artikel 8, lid 5;
indien van toepassing, of de importeur heeft voldaan aan artikel 11, leden 2 en 4;
of de motor voorzien is van het voorgeschreven opschrift, bedoeld in artikel 32;
of de informatie en instructies bedoeld in artikel 43 beschikbaar zijn in een taal die de OEM gemakkelijk kan begrijpen.
Artikel 14
Verplichtingen van distributeurs betreffende motoren die niet conform zijn
Artikel 15
Verplichtingen van OEM's betreffende de montage van motoren
Artikel 16
Toepassing van de verplichtingen van fabrikanten op importeurs en distributeurs
Een importeur of distributeur die een motor onder zijn eigen naam of merk op de markt aanbiedt, of zo'n motor zodanig wijzigt dat de conformiteit ervan met de van toepassing zijnde voorschriften in het gedrang kan komen, worden voor de toepassing van deze verordening beschouwd als fabrikant en voor hen gelden met name de verplichtingen van de artikelen 8 en 9.
Artikel 17
Kennisgevingsverplichting voor marktdeelnemers en OEM's
Marktdeelnemers en OEM's delen de goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten, op verzoek en gedurende vijf jaar na het in de handel brengen, onderstaande gegevens mee:
welke marktdeelnemer een motor aan hen heeft geleverd;
aan welke marktdeelnemer of, indien mogelijk, aan welke OEM zij een motor hebben geleverd.
HOOFDSTUK III
MATERIËLE VOORSCHRIFTEN
Artikel 18
Voorschriften betreffende uitlaatemissies voor EU-typegoedkeuring
Wanneer een motorfamilie, overeenkomstig de in de betrokken uitvoeringshandeling opgenomen parameters die de motorfamilie definiëren, meer dan één vermogensgroep beslaat, dient de basismotor (voor EU-typegoedkeuringsdoeleinden) en alle motortypen binnen dezelfde familie (voor overeenstemming van de productie) met betrekking tot de toepasselijke vermogensgroepen:
aan de meest strenge emissiegrenswaarden te voldoen;
te worden getest met testcycli die overeenkomen met de meest strenge emissiegrenswaarden;
te voldoen aan de vroegst toepasbare in bijlage III opgenomen data voor EU-typegoedkeuring en het in de handel brengen.
Artikel 19
Monitoring van emissies van in gebruik zijnde motoren
De Commissie voert proefprogramma's uit teneinde passende testprocedures te ontwikkelen voor de motorcategorieën en subcategorieën waarvoor nog geen testprocedures bestaan.
De Commissie voert voor iedere motorcategorie monitoringsprogramma's uit teneinde te bepalen in welke mate de gemeten emissies uit de testcyclus overeenkomen met de in de praktijk gemeten emissies. Deze programma's en de resultaten ervan worden jaarlijks aan de lidstaten gepresenteerd en vervolgens openbaar gemaakt.
HOOFDSTUK IV
EU-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES
Artikel 20
Aanvraag voor EU-typegoedkeuring
Artikel 21
Informatiedossier
De aanvrager legt aan de goedkeuringsinstantie een informatiedossier over dat de volgende elementen omvat:
een informatiedocument, met een lijst van referentiebrandstoffen en, wanneer de fabrikant zulks verlangt, andere gespecificeerde brandstoffen, brandstofmengsels of brandstofemulsies als bedoeld in artikel 25, lid 2, en beschreven overeenkomstig de in artikel 25, lid 4, bedoelde gedelegeerde handelingen („het informatiedocument”);
alle relevante gegevens, tekeningen, foto's en andere informatie met betrekking tot het motortype of, waar van toepassing, de basismotor;
alle aanvullende informatie waar door de goedkeuringsinstantie in het kader van de aanvraagprocedure voor de EU-typegoedkeuring om wordt gevraagd.
HOOFDSTUK V
VERLOOP VAN DE EU-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES
Artikel 22
Algemene bepalingen
De goedkeuringsinstantie die de aanvraag ontvangt, verleent EU-typegoedkeuring voor alle motortypen of motorfamilies die aan alle volgende voorwaarden voldoen:
de gegevens in het informatiedossier;
de voorschriften van deze verordening, met name de in artikel 26 vermelde regelingen inzake de overeenstemming van de productie.
Via het IMI verricht de goedkeuringsinstantie het volgende:
zij stelt de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten een lijst ter beschikking met de door haar verleende EU-typegoedkeuringen, of, waar van toepassing, uitgebreide EU-typegoedkeuringen, binnen een maand na de afgifte van het overeenkomstig EU-typegoedkeuringscertificaat;
zij stelt de goedkeuringsinstanties zonder vertraging van de andere lidstaten een lijst ter beschikking met de door haar geweigerde of ingetrokken EU-typegoedkeuringen, vergezeld van een motivering voor de beslissingen;
zij verstuurt, binnen een maand na ontvangst van een verzoek van de goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat, een exemplaar van het EU-typegoedkeuringscertificaat van het motortype of de motorfamilie, indien bestaand, aan die goedkeuringsinstantie samen met het in lid 6 bedoelde informatiepakket, voor ieder motortype of iedere motorfamilie waarvoor zij de typegoedkeuring heeft verleend, geweigerd of de EU-typegoedkeuring die zij heeft ingetrokken.
Het informatiepakket bevat een inhoudsopgave, genummerd of voorzien van andere tekens zodat alle pagina's en de opzet van ieder document duidelijk worden aangegeven en alle opeenvolgende stappen in het beheer van de EU-typegoedkeuringsprocedure, met name de data van herzieningen en actualiseringen, zijn geregistreerd.
De goedkeuringsinstantie zorgt ervoor dat de informatie in het informatiepakket ter beschikking is gedurende een periode van minstens 25 jaar na afloop van de geldigheid van de desbetreffende EU-typegoedkeuring.
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om het volgende vast te stellen:
de methode voor het vaststellen van het in lid 4 vermelde geharmoniseerde nummeringssysteem;
de modellen en gegevensstructuur voor de in lid 5 bedoelde uitwisseling van informatie.
Die uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op 31 december 2016 volgens de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 23
Specifieke bepalingen voor het EU-typegoedkeuringscertificaat
De volgende stukken worden als bijlage bij het EU-typegoedkeuringscertificaat gevoegd:
het informatiepakket;
waar van toepassing, naam en een voorbeeld van de handtekening van de personen die gemachtigd zijn overeenstemmingsverklaringen als bedoeld in artikel 31, te ondertekenen met vermelding van hun positie in het bedrijf.
Voor elk motortype dat of elke motorfamilie dat werd goedgekeurd doet de goedkeuringsinstantie het volgende:
alle relevante rubrieken van het EU-typegoedkeuringscertificaat invullen en het testrapport er bijvoegen;
de inhoudsopgave bij het informatiepakket samenstellen;
het ingevulde certificaat en de bijlagen onverwijld aan de aanvrager verstrekken.
Artikel 24
Voor EU-typegoedkeuring vereiste tests
Niettegenstaande de eerste alinea kan de fabrikant, in overeenstemming met de goedkeuringsinstantie, een motor selecteren die weliswaar niet representatief is voor het goed te keuren motortype of, indien van toepassing, niet representatief is voor de goed te keuren basismotor van de motorfamilie, maar die een aantal van de meest ongunstige kenmerken ten aanzien van het vereiste prestatieniveau bezit. Tijdens de selectieprocedure mogen ter ondersteuning van de besluitvorming virtuele testmethoden worden gebruikt.
Artikel 25
Verrichten van metingen en tests voor EU-typegoedkeuring
De eindresultaten van de tests van uitlaatemissies voor motoren die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, worden berekend door op de resultaten van de laboratoriumtests al het volgende toe te passen:
de emissies van cartergassen, indien vereist op grond van lid 3 en indien niet reeds opgenomen in de laboratoriummetingen;
de nodige aanpassingsfactoren, indien vereist op grond van lid 3 en wanneer de motor met een regeneratief uitlaatgasnabehandelingssysteem is uitgerust;
met betrekking tot alle motoren, de verslechteringsfactoren die betrekking hebben op de in bijlage V opgenomen emissieduurzaamheidsperioden.
Het testen van een motortype of motorfamilie om na te gaan of het voldoet aan de emissiegrenswaarden die bij deze verordening zijn vastgesteld wordt uitgevoerd door gebruik te maken van de volgende referentiebrandstoffen of brandstofcombinaties, naar gelang het geval:
diesel;
benzine;
benzine/oliemengsel voor tweetakt-SI-motoren;
aardgas/biomethaan;
vloeibaar petroleumgas (LPG);
ethanol.
Het motortype of de motorfamilie voldoet voorts ook aan de in deze verordening neergelegde emissiegrenswaarden met betrekking tot andere specifieke brandstoffen, brandstofmengsels of brandstofemulsies die door de fabrikant worden opgenomen in de aanvraag voor een EU-typegoedkeuring, en voor zover zulks is vermeld in het informatiedossier.
Bij het verrichten van metingen en tests wordt voldaan aan de technische voorschriften met betrekking tot:
apparatuur en procedures voor het uitvoeren van tests;
apparatuur en procedures voor emissiemeting en monsterneming;
methoden voor de evaluatie van gegevens en voor berekeningen;
methoden voor het bepalen van verslechteringsfactoren;
waar het motoren van de categorieën NRE, NRG, IWP, IWA, RLR, NRS, NRSh, SMB en ATS betreft die voldoen aan de fase V-emissiegrenswaarden zoals opgenomen in bijlage II:
methoden om emissies van cartergassen in rekening te brengen;
methoden om continue of niet-frequente regeneratie bij uitlaatgasnabehandelingssystemen te bepalen en in rekening te brengen;
ten aanzien van elektronisch gestuurde motoren uit de categorieën NRE, NRG, IWP, IWA, RLL en RLR die voldoen aan de fase V-emissiegrenswaarden zoals vermeld in bijlage II en waarbij zowel de dosering als de timing van de brandstofinspuiting elektronisch wordt geregeld of waarbij het emissiebeheersingssysteem voor de vermindering van NOx elektronisch wordt geactiveerd, gedeactiveerd of gemoduleerd:
emissiebeheersingsstrategieën, en zijn met inbegrip van de benodigde documenten om die strategieën aan te tonen;
NOx-beheersingsmaatregelen, en zijn met inbegrip van de methode om die beheersingsmaatregelen aan te tonen;
het gebied van de testcyclus in statische toestand (niet voor wegverkeer) waarin de toegestane overschrijding van de emissiegrenswaarden van bijlage II, beheerst wordt;
de selectie door de technische dienst van aanvullende meetpunten binnen het beheersgebied tijdens de emissiebanktest.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen door het vastleggen van:
de methode voor het aanpassen van de resultaten van emissielaboratoriumtests om rekening te houden met de in lid 1, onder c), vermelde verslechteringsfactoren;
de technische eigenschappen van de in lid 2 vermelde referentiebrandstoffen en, in voorkomend geval, de voorschriften voor de beschrijving van andere in het informatiedossier beschreven specifieke brandstoffen, brandstofmengsels of brandstofemulsies;
de gedetailleerde technische voorschriften en kenmerken voor het verrichten van de in lid 3 bedoelde metingen en tests;
de methode die gebruikt wordt voor het meten van deeltjesaantallen, waarbij rekening wordt gehouden met de in wijzigingsreeks 06 van VN/ECE-reglement nr. 49 vermelde specificaties;
de gedetailleerde technische voorschriften die toegepast worden bij het testen van dual-fuelmotoren of van monofuelmotoren op basis van gasvormige brandstof zoals bedoeld in bijlage II.
Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op 31 december 2016 vastgesteld.
Artikel 26
Regelingen inzake de overeenstemming van de productie
HOOFDSTUK VI
WIJZIGINGEN EN GELDIGHEIDSDUUR VAN EU-TYPEGOEDKEURINGEN
Artikel 27
Algemene bepalingen
In geval van dergelijke wijziging, besluit die goedkeuringsinstantie welke van de procedures van artikel 28 moet worden gevolgd.
Zo nodig kan de goedkeuringsinstantie na overleg met de fabrikant besluiten dat een nieuwe EU-typegoedkeuring moet worden verleend.
De in artikel 28 vastgelegde procedures zijn alleen van toepassing als de goedkeuringsinstantie op grond van die inspecties of tests tot de conclusie komt dat nog steeds aan de voorwaarden voor EU-typegoedkeuring wordt voldaan.
Artikel 28
Herzieningen en uitbreidingen van EU-typegoedkeuringen
In geval van dergelijke herziening, herziet de goedkeuringsinstantie zonder onnodige vertraging de relevante bladzijden van het informatiepakket vast, waarbij op iedere herziene bladzijde duidelijk de aard van de wijziging wordt vermeld, en zij vermeldt tevens de herzieningsdatum en voegt hierbij een herziene inhoudsopgave van het informatiepakket. Met een geconsolideerde, geactualiseerde versie van het informatiepakket, vergezeld van een gedetailleerde beschrijving van de wijzigingen, wordt geacht aan het in dit lid bedoelde voorschrift te zijn voldaan.
Wijzigingen als bedoeld in lid 1 worden „uitbreiding” genoemd, wanneer de gegevens die in het informatiepakket zijn opgenomen zijn gewijzigd en een of meer van de volgende situaties optreden:
er zijn aanvullende inspecties of nieuwe tests nodig;
enige informatie die is opgenomen in het EU-typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen uitgezonderd, is gewijzigd;
een nieuw voorschrift dat in deze verordening of een krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandeling wordt vastgesteld, is van toepassing voor het goedgekeurde motortype of de goedgekeurde motorfamilie.
In het geval van een uitbreiding stelt de goedkeuringsinstantie een bijgewerkt EU-typegoedkeuringscertificaat vast, voorzien van een uitbreidingsnummer dat één nummer hoger is dan het laatst toegekende uitbreidingsnummer. Op dat EU-typegoedkeuringscertificaat worden duidelijk de reden voor de uitbreiding en de uitbreidingsdatum vermeld.
Artikel 29
Afgifte en kennisgeving van wijzigingen
Artikel 30
Geldigheid van EU-typegoedkeuring
In elk van de volgende gevallen wordt een EU-typegoedkeuring van een motor ongeldig:
wanneer met betrekking tot het in de handel brengen van motoren nieuwe voorschriften in werking treden die op het goedgekeurde motortype of in voorkomend geval motorfamilie van toepassing zijn, en de EU-typegoedkeuring niet dienovereenkomstig kan worden uitgebreid of herzien;
wanneer de productie van het goedgekeurde motortype of de goedgekeurde motorfamilie vrijwillig definitief wordt stopgezet;
wanneer de geldigheid van de EU-typegoedkeuring afloopt ten gevolge van een beperking, overeenkomstig artikel 35, lid 3;
wanneer de EU-typegoedkeuring is ingetrokken overeenkomstig artikel 26, lid 5, artikel 39, lid 1, of artikel 40, lid 3.
Uiterlijk een maand na ontvangst van die kennisgeving stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor dat motortype of die motorfamilie heeft verleend de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten hiervan in kennis.
In die gevallen deelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring verleend, de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten onverwijld alle ter zake dienende informatie mee.
Die mededeling omvat met name de productiedatum en het motoridentificatienummer van de laatste geproduceerde motor.
HOOFDSTUK VII
OVEREENSTEMMINGSVERKLARING EN OPSCHRIFTEN
Artikel 31
Overeenstemmingsverklaring
Als houder van EU-typegoedkeuring voor een motortype of een motorfamilie levert de fabrikant een overeenstemmingsverklaring („overeenstemmingsverklaring”) af bij motoren die in de handel worden gebracht, op basis van:
een vrijstelling bedoeld in artikel 34, leden 2, 4, 5, 6, 7 of 8, en artikel 35, lid 4, of
een overgangsbepaling als bedoeld in artikel 58, leden 9, 10 of 11.
Deze verklaring bevat de specifieke kenmerken en beperkingen die gelden voor de motor, wordt kosteloos bij de motor geleverd en vergezelt, waar passend, de niet voor de weg bestemde mobiele machine waarin de motor wordt gemonteerd. De levering ervan wordt niet afhankelijk gesteld van een uitdrukkelijk verzoek daartoe of het verstrekken van aanvullende gegevens aan de fabrikant. De overeenstemmingsverklaring mag ook in de vorm van een beveiligd elektronisch bestand worden geleverd.
Op verzoek van de eindgebruiker verstrekt de fabrikant, gedurende een periode van tien jaar na de productiedatum van de motor, een duplicaat van de overeenstemmingsverklaring, tegen betaling van een bedrag dat niet hoger is dan de hieraan verbonden kosten. Op dergelijk duplicaat van de overeenstemmingsverklaring is het woord „duplicaat” duidelijk zichtbaar.
Een lidstaat mag de fabrikant voorschrijven dat de overeenstemmingsverklaring naar de officiële taal of talen van de lidstaat wordt vertaald.
Artikel 32
Voorgeschreven opschriften op de motor
Voor de volgende motoren, bevat het voorgeschreven opschrift aanvullende informatie waaruit blijkt dat voor de motor de toepasselijke vrijstelling of overgangsbepaling geldt:
motoren voor uitvoer naar derde landen conform artikel 34, lid 1, die vervaardigd zijn in de Unie, of buiten de Unie en vervolgens gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines in de Unie;
motoren die in de handel zijn gebracht overeenkomstig artikel 34, leden 2, 5, 6 of 8;
motoren die tijdelijk in de handel zijn gebracht overeenkomstig artikel 34, lid 4;
overgangsmotoren die in de handel zijn gebracht overeenkomstig artikel 58, lid 5;
ruilmotoren die in de handel zijn gebracht overeenkomstig artikel 34, lid 7, of artikel 58, leden 10 of 11.
Artikel 33
Tijdelijke opschriften op de motor
HOOFDSTUK VIII
VRIJSTELLINGEN
Artikel 34
Algemene vrijstellingen
Voor de toepassing van dit lid worden de burgerbescherming, de brandweer, de ordediensten en de medische nooddiensten, niet beschouwd als onderdeel van de strijdkrachten.
Met betrekking tot motoren van de categorieën RLL en RLR die na 31 december 2011 in de Unie in de handel zijn gebracht, kunnen de lidstaten het in de handel brengen toestaan van ruilmotoren die voldoen aan de grenswaarden waaraan de te vervangen motoren moesten voldoen toen deze oorspronkelijk in de Unie in de handel werden gebracht.
Met betrekking tot motoren van de categorieën RLL of RLR, kunnen de lidstaten het in de handel brengen toestaan van motoren die voldoen aan de meest recente toepasselijke emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende wetgeving die van toepassing is op 5 oktober 2016, op voorwaarde dat:
deze motoren deel uitmaken van een project dat zich op 6 oktober 2016 in een vergevorderd ontwikkelingsstadium bevindt, als gedefinieerd in Richtlijn 2008/57/EG, en
het gebruik van motoren die voldoen aan de toepasselijke emissiegrenswaarden bepaald in tabellen II-7 of II-8 van bijlage II tot buitensporige kosten zou leiden.
Uiterlijk op 17 september 2017 stelt iedere lidstaat de Commissie in kennis van de lijst van dergelijke projecten.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 58 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op het aanvullen van deze verordening met gedetailleerde technische specificaties en voorwaarden voor:
het afzonderlijk leveren van een motor en het uitlaatgasnabehandelingssysteem aan een OEM door een fabrikant zoals bedoeld in lid 3;
het tijdelijk in de handel brengen voor praktijktests van motoren waarvoor geen EU-typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening is verleend, zoals bedoeld in lid 4;
het verlenen van de EU-typegoedkeuring voor en het toestaan van het in de handel brengen van motoren die voldoen aan de in bijlage VI opgenomen emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes voor motoren voor speciale doeleinden, zoals bedoeld in leden 5 en 6.
Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op 31 december 2016 vastgesteld.
Artikel 35
Vrijstellingen voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten
De goedkeuringsinstantie verleent de in lid 1 bedoelde EU-typegoedkeuring indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
in de aanvraag zijn de redenen vermeld waarom de desbetreffende nieuwe technologieën of nieuwe concepten tot gevolg hebben dat het motortype of de motorfamilie onverenigbaar is met een of meer van de voorschriften van deze verordening;
in de aanvraag zijn de milieuaspecten van de nieuwe technologieën of nieuwe concepten beschreven, alsmede de maatregelen die zijn getroffen om ervoor te zorgen dat een milieubeschermingsniveau wordt gewaarborgd dat ten minste gelijkwaardig is aan het door de voorschriften van deze verordening geboden niveau waarvan vrijstelling wordt aangevraagd;
er worden testbeschrijvingen en -resultaten aangevoerd die aantonen dat aan de voorwaarde in punt b) is voldaan.
Indien van toepassing wordt in de goedkeuring door de Commissie aangegeven of er op de geldigheid beperkingen van toepassing zijn.
De goedkeuring wordt gegeven door middel van een uitvoeringshandeling.
In afwachting van het goedkeuringsbesluit van de Commissie conform lid 3, mag de goedkeuringsinstantie een voorlopige EU-typegoedkeuring verlenen die alleen geldig is:
op het grondgebied van die lidstaat;
voor een motortype of een motorfamilie waarop de aangevraagde vrijstelling betrekking heeft, en
voor een periode van ten minste 36 maanden.
Wanneer een voorlopige EU-typegoedkeuring is verleend, stelt de goedkeuringsinstantie de Commissie en de overige lidstaten daarvan onverwijld in kennis, door middel van een dossier dat de in lid 2 bedoelde gegevens bevat.
In het opschrift van het EU-typegoedkeuringscertificaat en het opschrift van de overeenkomstige overeenstemmingsverklaring wordt aangegeven dat het hierbij om een voorlopige goedkeuring met een beperkt geldigheidsgebied van zo'n voorlopige EU-typegoedkeuring gaat.
Niettegenstaande de beslissing van de Commissie om de in lid 3 bedoelde goedkeuring niet te geven, kunnen motoren die conform de voorlopige EU-typegoedkeuring zijn vervaardigd voordat deze ongeldig is geworden, in de handel worden gebracht in elke lidstaat waarvan de goedkeuringsautoriteiten de voorlopige EU-typegoedkeuring hadden aanvaard.
Artikel 36
Latere aanpassing van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
Wanneer de krachtens artikel 35 goedgekeurde vrijstelling betrekking heeft op een bij een VN/ECE-reglement gereguleerde kwestie, stelt de Commissie een wijziging van dat reglement voor volgens de toepasselijke procedure van de Herziene Overeenkomst van 1958.
Indien de nodige stappen voor de aanpassing van de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen niet zijn ondernomen, kan de Commissie, op verzoek van de lidstaat die de voorlopige EU-typegoedkeuring heeft verleend, door middel van een besluit in de vorm van een uitvoeringshandeling vastgesteld volgens de in artikel 56, lid 2, bedoelde onderzoekprocedure, die lidstaat toestaan de EU-typegoedkeuring uit te breiden.
HOOFDSTUK IX
PRODUCTIEGEGEVENS EN VERIFICATIE
Artikel 37
Verplichtingen van fabrikanten met betrekking tot productiegegevens
Die lijst zal worden ingediend:
binnen 45 dagen na het einde van ieder kalenderjaar;
onmiddellijk na elk van de in bijlage III vermelde data voor het in de handel brengen van motoren, en
uiterlijk op iedere andere datum die de bevoegde instantie kan vaststellen.
Artikel 38
Verificatiemaatregelen
HOOFDSTUK X
VRIJWARINGSCLAUSULES
Artikel 39
Motoren die niet in overeenstemming met het goedgekeurde type zijn
De bevoegde goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten in kennis van de genomen maatregelen.
De goedkeuringsinstantie houdt de Commissie daarvan op de hoogte en de Commissie pleegt zo nodig passend overleg om tot een vergelijk te komen.
Artikel 40
Terugroepen van motoren
Wanneer een fabrikant aan wie een EU-typegoedkeuring is verleend, ingevolge artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008 wordt gedwongen in de handel gebrachte motoren terug te roepen, ongeacht of die in niet voor de weg bestemde mobiele machines zijn gemonteerd, omdat de motoren een ernstig risico voor de bescherming van het milieu of de volksgezondheid vormen:
stelt de fabrikant de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend daarvan onmiddellijk in kennis, en
stelt de fabrikant die goedkeuringsinstantie een reeks passende maatregelen voor om het bedoelde ernstig risico aan te pakken.
De goedkeuringsinstanties zorgen ervoor dat deze maatregelen in hun lidstaten daadwerkelijk worden uitgevoerd.
Indien de fabrikant vervolgens geen doeltreffende corrigerende maatregelen voorstelt en uitvoert, neemt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend alle vereiste beschermingsmaatregelen, met inbegrip van de intrekking van de EU-typegoedkeuring.
Bij intrekking van de EU-typegoedkeuring stelt de goedkeuringsinstantie binnen een maand na deze intrekking de fabrikant, de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en de Commissie hiervan per aangetekend schrijven of gelijkwaardige elektronische middelen in kennis.
Artikel 41
Kennisgeving van besluiten en beschikbare rechtsmiddelen
Besluiten van de volgende soort of voor het volgend doel worden met redenen omkleed:
besluiten die uit hoofde van deze verordening worden genomen;
besluiten waarbij een EU-typegoedkeuring wordt geweigerd of ingetrokken;
besluiten waarbij een in de handel gebrachte motor moet worden teruggeroepen;
besluiten waarbij het in de handel brengen van een motor wordt verboden, beperkt of verhinderd, of
besluiten waarbij het in de handel brengen van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende motor is gemonteerd, wordt verboden, beperkt of verhinderd.
De goedkeuringsinstanties stellen de betrokken partij in kennis van:
elk in lid 1 bedoeld besluit;
de rechtsmiddelen waarover zij krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de betrokken lidstaat beschikt, alsmede van de voor deze rechtsmiddelen geldende termijnen.
HOOFDSTUK XI
INTERNATIONALE REGLEMENTEN EN VERSTREKKING VAN TECHNISCHE INFORMATIE
Artikel 42
Erkenning van gelijkwaardige typegoedkeuringen voor motoren
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen door het vastleggen van:
de lijst met VN/ECE-reglementen of wijzigingen daarop, inclusief eventueel daarin geformuleerde voorschriften in verband met de toepassing ervan, waar de Unie voor heeft gestemd of waartoe de Unie is toegetreden, en die moeten worden toegepast op EU-typegoedkeuring van motortypes en motorfamilies die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines;
de lijst met handelingen van de Unie op grond waarvan EU-typegoedkeuringen worden verleend, inclusief eventueel daarin geformuleerde toepassingsvoorschriften.
Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op 31 december 2016 vastgesteld.
Artikel 43
Informatie en instructies bedoeld voor OEM's en eindgebruikers
Artikel 44
Uitwisseling van gegevens en informatie via IMI
De Commissie zorgt ervoor dat het IMI ook:
voorziet in de uitwisseling van gegevens en informatie tussen fabrikanten of technische diensten, enerzijds, en nationale autoriteiten of de Commissie, anderzijds;
toegang verschaft aan het publiek tot bepaalde gegevens en informatie met betrekking tot de resultaten van typegoedkeuringen en de resultaten van de monitoring van in gebruik zijnde motoren;
wanneer dat passend en technisch en economisch haalbaar is, en met instemming van de betrokken lidstaten, faciliteiten verstrekt voor de automatische overdracht van gegevens tussen bestaande nationale databanken en het IMI.
HOOFDSTUK XII
AANWIJZING EN AANMELDING VAN TECHNISCHE DIENSTEN
Artikel 45
Voorschriften met betrekking tot technische diensten
Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de beschikbaarstelling, de assemblage, de montage, het gebruik of het onderhoud van de door haar beoordeelde, geteste of geïnspecteerde motoren, kan worden geacht aan de eerste alinea te voldoen, op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten worden aangetoond.
De technische dienst zorgt ervoor dat de activiteiten van zijn dochterondernemingen of onderaannemers niet van invloed zijn op zijn vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid ten aanzien van de categorieën activiteiten waarvoor de dienst is aangewezen.
De technische dienst toont zijn aanwijzende goedkeuringsinstantie aan dat hij in staat is alle categorieën activiteiten uit te voeren waarvoor hij in overeenstemming met artikel 47, lid 1, wil worden aangewezen, door ervoor te zorgen dat hij beschikt over:
personeel met passende vaardigheden, specifieke technische kennis en beroepsopleiding, alsmede voldoende en passende ervaring om de taken uit te voeren;
beschrijvingen van de relevante procedures voor de categorieën activiteiten waarvoor hij aangewezen wenst te worden, om aldus de transparantie en de reproduceerbaarheid van die procedures te waarborgen;
procedures voor het uitvoeren van de categorieën activiteiten waarvoor hij aangewezen wenst te worden, terdege rekening houdend met de mate van complexiteit van de technologie van de motor in kwestie en met het feit of de motor in massa- of serieproductie is geproduceerd, en
de benodigde middelen om zich op passende wijze te kunnen kwijten van de taken die verband houden met de categorieën activiteiten waarvoor hij aangewezen wenst te worden, alsmede over toegang tot alle noodzakelijke apparatuur of faciliteiten.
Het personeel van een technische dienst is niet gebonden aan de in de eerste alinea genoemde verplichting waar het uitwisselen van informatie met de aanwijzende goedkeuringsinstantie betreft, of indien het Unierecht of het nationale recht dergelijke uitwisseling voorschrijft.
De eigendomsrechten worden beschermd.
Artikel 46
Dochterondernemingen van en uitbesteding door technische diensten
In die gevallen zorgt de technische dienst ervoor dat de onderaannemer of dochteronderneming voldoet aan de voorschriften van artikel 45, en stelt hij de aanwijzende goedkeuringsinstantie hiervan op de hoogte.
Artikel 47
Aanwijzing van technische diensten
De goedkeuringsinstanties wijzen technische diensten aan voor een of meer van de volgende categorieën van activiteiten, afhankelijk van hun competentiegebieden:
a) |
categorie A : uitvoeren van de in deze verordening bedoelde tests in de faciliteiten van de technische dienst in kwestie; |
b) |
categorie B : toezien op de in deze verordening bedoelde tests, indien de uitvoering plaatsvindt in de faciliteiten van een fabrikant of van een derde; |
c) |
categorie C : op een geregelde basis evalueren en controleren van de door de fabrikant toegepaste procedures voor het zekerstellen van de overeenstemming van de productie; |
d) |
categorie D : uitvoeren van of toezien op tests of inspecties voor het zekerstellen van de overeenstemming van de productie. |
Een technische dienst die overeenkomstig artikel 45, lid 2, is opgericht, kan evenwel in derde landen dochterondernemingen oprichten, mits de dochterondernemingen rechtstreeks worden geleid en gecontroleerd door die technische dienst.
Artikel 48
Procedures voor prestatienormen en de beoordeling van technische diensten
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen door het vastleggen van:
de normen waaraan de technische diensten moeten voldoen;
de procedure voor de beoordeling van de technische diensten, met inbegrip van het dienovereenkomstige rapport, overeenkomstig artikel 49.
Artikel 49
Beoordeling van de vaardigheden van technische diensten
De beoordeling waarop het beoordelingsverslag wordt gebaseerd, wordt uitgevoerd volgens een in artikel 48 bedoelde gedelegeerde handeling.
De aanwijzende goedkeuringsinstantie deelt het beoordelingsverslag op verzoek van de Commissie aan deze mee. In dergelijke gevallen en als de beoordeling niet is gebaseerd op een door een nationale accreditatie-instantie afgegeven accreditatiecertificaat, stelt de aanwijzende goedkeuringsinstantie aan de Commissie schriftelijke bewijsstukken ter beschikking waaruit het volgende blijkt:
de bekwaamheid van de technische dienst;
de regeling die is getroffen om te waarborgen dat de technische dienst regelmatig door de aanwijzende goedkeuringsinstantie wordt gecontroleerd, en
de technische dienst voldoet aan de voorschriften van deze verordening en van de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen.
Artikel 50
Aanmeldingsprocedures
Met betrekking tot elke technische dienst die zij hebben aangewezen, melden de lidstaten aan de Commissie de volgende gegevens:
de naam van de technische dienst;
het adres, inclusief het elektronische adres;
de verantwoordelijke personen;
de activiteitencategorie, en
eventuele wijzigingen in verband met de in artikel 47 bedoelde aanwijzing.
Artikel 51
Wijzigingen van de aanwijzing
De lidstaat die deze technische dienst bij de Commissie heeft aangemeld overeenkomstig artikel 50, lid 1, stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van deze eventuele beperking, opschorting of herroeping.
De Commissie wijzigt de in artikel 50, lid 5, bedoelde bekendgemaakte informatie dienovereenkomstig.
Artikel 52
Betwisting van de bekwaamheid van technische diensten
Artikel 53
Operationele verplichtingen van technische diensten
Technische diensten houden toezicht op de tests die nodig zijn voor EU-typegoedkeuring of voeren deze zelf uit, alsook op de inspecties in dat verband, overeenkomstig deze verordening of in een op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen, tenzij alternatieve procedures zijn toegestaan.
Technische diensten voeren geen tests, beoordelingen of inspecties uit waarvoor zij niet zijn aangewezen.
Technische diensten:
stellen de aanwijzende goedkeuringsinstantie te allen tijde in staat om hen bij het uitvoeren van hun beoordelingen te observeren, indien die autoriteit zulks aangewezen acht, en
verstrekken op verzoek, onverminderd het bepaalde in artikel 45, lid 9, en artikel 54, de aanwijzende goedkeuringsinstantie te allen tijde de desgevraagde informatie over de categorieën activiteiten die zij uitvoeren en die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
De aanwijzende goedkeuringsinstantie geeft geen EU-typegoedkeuringscertificaat af totdat de fabrikant de passende corrigerende maatregelen ten genoegen van die goedkeuringsinstantie heeft genomen.
De goedkeuringsinstantie neemt de in artikel 26 bepaalde passende maatregelen.
Artikel 54
Informatieverplichtingen van technische diensten
Technische diensten stellen hun aanwijzende goedkeuringsinstantie op de hoogte van:
elke non-conformiteit die een weigering, beperking, opschorting of intrekking van een EU-typegoedkeuring nodig kan maken;
alle omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor hun aanwijzing;
alle informatieverzoeken van markttoezichtautoriteiten over hun activiteiten.
HOOFDSTUK XIII
GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSHANDELINGEN
Artikel 55
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 56
Comitéprocedure
HOOFDSTUK XIV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 57
Sancties
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 7 oktober 2018 van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.
De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden uitgevoerd.
Inbreuken die aanleiding geven tot een sanctie zijn:
het afleggen van valse verklaringen, met name tijdens de EU-typegoedkeuringsprocedures, de procedures die tot terugroeping leiden of de procedures met betrekking tot vrijstellingen;
het vervalsen van testresultaten met betrekking tot een EU-typegoedkeuring of tot de monitoring op in gebruik zijnde motoren;
het achterhouden van gegevens of technische specificaties die tot de terugroeping van motoren, of tot de weigering of de intrekking van een EU-typegoedkeuring zouden kunnen leiden;
het gebruiken van manipulatiestrategieën;
het weigeren van toegang tot informatie;
het zonder EU-typegoedkeuring in de handel brengen van motoren waarvoor een EU-typegoedkeuring vereist is, of het met die intentie vervalsen van documenten of voorgeschreven opschriften;
het in de handel brengen van overgangsmotoren en niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin dergelijke motoren zijn gemonteerd in strijd met de vrijstellingsbepalingen;
het schenden van de in artikel 35, leden 3 en 4, opgenomen beperkingen;
het in de handel brengen van een motor die zodanig is gewijzigd dat hij niet langer conform de specificaties van de EU-typegoedkeuring is;
het monteren van een motor in niet voor de weg bestemde mobiele machines voor ander gebruik dan het exclusieve gebruik waarin is voorzien in artikel 4;
het in de handel brengen van een motor voor speciale doeleinden in het kader van artikel 34, leden 5 of 6, voor gebruik in andere niet voor de weg bestemde machines dan die waarin in die leden is voorzien;
het in de handel brengen van een motor in het kader van artikel 34, leden 7 of 8 en artikel 58, leden 9, 10 of 11, voor gebruik in een andere machine dan die waarin in die leden is voorzien;
het in de handel brengen van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin motoren zijn gemonteerd die onder de EU-typegoedkeuring uit hoofde van deze verordening vallen, zonder die goedkeuring;
het in de handel brengen van niet voor de weg bestemde mobiele machines die in strijd zijn met een in artikel 34, lid 8, genoemde beperking voor niet voor de weg bestemde mobiele machines.
Artikel 58
Overgangsbepalingen
De lidstaten mogen overeenkomstig de relevante wetgeving die geldt op 5 oktober 2016 het in de handel brengen van motoren blijven toestaan tot de in bijlage III genoemde verplichte data voor het in de handel brengen van motoren.
Nationale autoriteiten verbieden, beperken of verhinderen in die gevallen niet het in de handel brengen van motoren die in overeenstemming met het goedgekeurde type zijn.
Voor motoren van subcategorieën van categorie NRE waarvoor de in bijlage III genoemde datum voor het in de handel brengen van fase V-motoren 1 januari 2020 is, staan de lidstaten de verlenging toe van de overgangsperiode en van de in de eerste alinea vermelde periode van 18 maanden met een extra periode van 12 maanden voor OEM’s met een totale jaarlijkse productie van minder dan 100 eenheden van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin interne verbrandingsmotoren zijn gemonteerd. Voor de berekening van die jaarlijkse totale productie worden alle door dezelfde natuurlijke of rechtspersoon beheerde OEM’s als één enkele OEM beschouwd.
Voor motoren van subcategorieën van categorie NRE waarvoor de in bijlage III genoemde datum voor het in de handel brengen van fase V-motoren 1 januari 2020 is, die in mobiele kranen worden gebruikt, worden de overgangsperiode en de in de eerste alinea bedoelde periode van 18 maanden verlengd met 12 maanden.
Voor motoren van de categorie NRS met een vermogen van minder dan 19 kW in sneeuwblazers worden de overgangsperiode en de in de eerste alinea bedoelde periode van 18 maanden verlengd met 24 maanden.
Voor motoren van alle subcategorieën waarvoor de in bijlage III genoemde datum voor het in de handel brengen van fase V-motoren op 1 januari 2019 is, met uitzondering van de in de vierde alinea bedoelde motoren, worden de overgangsperiode en de in de eerste alinea bedoelde periode van 18 maanden verlengd met 12 maanden.
Voor motoren van alle subcategorieën waarvoor de in bijlage III genoemde datum voor het in de handel brengen van fase V-motoren 1 januari 2020 is, met uitzondering van de in de tweede en derde alinea bedoelde motoren, wordt de overgangsperiode verlengd met negen maanden en wordt de in de eerste alinea bedoelde periode van 18 maanden verlengd met zes maanden.
Behoudens lid 5 van dit artikel voldoen overgangsmotoren ten minste aan een van de volgende voorschriften:
zij zijn in overeenstemming met motortypen of motorfamilies waarvoor de EU-typegoedkeuring krachtens artikel 30, lid 2, onder a), niet langer geldig is, en vallen op de productiedata van de motoren onder een geldige EU-typegoedkeuring die voldoet aan de meest recente toepasselijke emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende wetgeving die van toepassing is op 5 oktober 2016;
zij behoren tot een vermogensgroep die op 5 oktober 2016 niet onderworpen was aan typegoedkeuring die verband houdt met grenswaarden inzake verontreinigende emissies op het niveau van de Unie, of
zij worden gebruikt of zijn bestemd voor gebruik in een toepassing die op 5 oktober 2016 niet onderworpen was aan typegoedkeuring die verband houdt met grenswaarden inzake verontreinigende emissies op het niveau van de Unie.
De periode voor het in de handel brengen van overgangsmotoren wordt beperkt tot:
24 maanden na de in bijlage III genoemde toepasselijke datum voor het in de handel brengen van motoren, in het in lid 5, eerste alinea, genoemde geval;
36 maanden na de in bijlage III genoemde toepasselijke datum voor het in de handel brengen van motoren, in het in lid 5, tweede en derde alinea, genoemde geval;
48 maanden na de in bijlage III genoemde toepasselijke datum voor het in de handel brengen van motoren, in het in lid 5, vierde alinea, genoemde geval;
36 maanden na de in bijlage III genoemde toepasselijke datum voor het in de handel brengen van motoren, in het in lid 5, vijfde alinea, genoemde geval;
33 maanden na de in bijlage III genoemde toepasselijke datum voor het in de handel brengen van motoren, in het in lid 5, zesde alinea, genoemde geval.
Niettegenstaande artikel 5, lid 3, en artikel 18, lid 2, staan de lidstaten het in de handel brengen van ruilmotoren toe voor een termijn van ten hoogste 20 jaar vanaf de toepasselijke data voor het in de handel brengen van fase V-motoren als bedoeld in bijlage III, op voorwaarde dat de motoren:
behoren tot de categorie NRE met een referentievermogen van ten minste 19 kW en ten hoogste 560 kW en voldoen aan een emissiefase die niet meer dan 20 jaar voor het in de handel brengen van deze motoren is verstreken en die minstens even streng is als de emissiegrenswaarden waaraan de te vervangen motor moest voldoen toen die oorspronkelijk in de handel werd gebracht;
behoren tot een categorie gelijkwaardig aan NRE en met een referentievermogen van meer dan 560 kW, indien de ruilmotor en de basismotor tot een motorcategorie of een vermogensgroep behoren waarvoor op 31 december 2016 geen typegoedkeuringsverplichting op het niveau van de Unie gold.
Artikel 59
Verslag
Artikel 60
Evaluatie
Uiterlijk op 31 december 2020 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over:
de beoordeling van mogelijkheden voor het verder verlagen van verontreinigende emissies, op basis van de beschikbare technologieën en een kosten-batenanalyse.
Met name voor motoren van de categorieën IWP en IWA, de beoordeling van de technologische en economische haalbaarheid van:
een verdere verlaging van de emissiegrenswaarde voor emissies van PN en NOx;
een verdere verlaging van de A-factor voor motoren op basis van volledig en gedeeltelijk gasvormige brandstof in het kader van een klimaatneutraal bedrijf in vergelijking met motoren op basis van dieselbrandstof, en
de toevoeging van grenswaarden voor PN aan de motorcategorieën waarvoor in bijlage II bij deze verordening geen dergelijke waarde zijn opgenomen;
het vaststellen van potentieel relevante typen verontreinigende stoffen die niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
Daarnaast omvat het verslag een beoordeling van de voor EU-typegoedkeuring vereiste tests, bedoeld in de artikelen 24 en 25, met bijzondere aandacht voor de mate waarin die tests stroken met reële bedrijfsomstandigheden voor motoren, en een beoordeling van de vraag of het haalbaar is om tests voor emissies van verontreinigende deeltjes in te voeren als onderdeel van de in artikel 19 bedoelde tests van in gebruik zijnde motoren.
De in de leden 2 en 3 bedoelde verslagen:
zijn gebaseerd op een raadpleging van de betrokken belanghebbenden;
houden rekening met bestaande aanverwante Unie- en internationale normen, en
gaan in voorkomend geval vergezeld van wetgevingsvoorstellen.
Artikel 61
Wijzigingen van Richtlijn 97/68/EG
Richtlijn 97/68/EG wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 9 worden aan lid 4 bis de volgende alinea's toegevoegd:
„In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten op verzoek van een OEM motoren in de handel brengen die voldoen aan de emissiegrenswaarden van fase III A, op voorwaarde dat die motoren zijn bestemd om te worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines die gebruikt zullen worden op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, zoals omschreven in artikel 2, punt 5), van Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( *1 ).
Fabrikanten verstrekken de goedkeuringsinstantie het bewijs dat de motoren uitsluitend worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines die zijn gecertificeerd als zijnde conform deze voorschriften. Op deze motoren wordt naast het in bijlage I, afdeling 3, vermelde voorgeschreven „merkteken” op de machine een etiket aangebracht met de tekst „Motor voor beperkt gebruik in machines geproduceerd door”, gevolgd door de naam van de OEM en de unieke referentie van de afwijking in kwestie.
In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten EU-typegoedkeuring verlenen voor en het in de handel brengen toestaan van motoren van de categorie RLL met een maximaal nettovermogen van meer dan 2 000 kW die niet aan de in bijlage II genoemde emissiegrenswaarden voldoen en moeten worden gemonteerd in locomotieven die uitsluitend op een technisch geïsoleerd 1 520 mm-spoorwegnet rijden. Die motoren voldoen ten minste aan de grenswaarden waaraan zij moesten voldoen om op 31 december 2011 in de handel te worden gebracht.
Aan artikel 10 wordt het volgende lid toegevoegd:
Artikel 62
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012
In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 wordt het volgende punt toegevoegd:
„10. Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van de Verordening (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG ( *2 ): Artikel 44.
Artikel 63
Wijziging van Verordening (EU) nr. 167/2013
Artikel 19 van Verordening (EU) nr. 167/2013 wordt als volgt gewijzigd:
Lid 3 wordt vervangen door:
Voor het in de handel brengen, registreren of in het verkeer brengen van trekkers van de categorieën T2, T4.1 en C2 worden motoren uit de vermogensgroep 56-130 kW die aan de voorschriften van fase III B voldoen, beschouwd als overgangsmotoren zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 32, van Verordening (EU) 2016/1628.
Aan lid 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:
„In afwijking van het beginsel in de tweede alinea is de Commissie bevoegd om uiterlijk op 31 december 2016 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 ( *4 ) van de Commissie, in die zin te wijzigen dat:
voor EU-typegoedkeuringsdoeleinden voor trekkers van de categorieën T2, T4.1 en C2, de in artikel 11, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 genoemde uitsteltermijn vier jaar bedraagt, en
binnen de flexibele regeling als bedoeld in artikel 14 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96, de toegestane flexibiliteit uit hoofde van punt 1.1.1 van bijlage V bij die gedelegeerde verordening wordt verhoogd tot 150 % voor trekkers van de categorieën T2, T4.1 en C2.
Artikel 64
Intrekking
Artikel 65
Inwerkingtreding en toepassing
Vanaf 6 oktober 2016 weigeren de goedkeuringsinstanties niet om EU-typegoedkeuring te verlenen voor een nieuw motortype of een nieuwe motorfamilie of verbieden zij niet het in de handel brengen indien dat motortype of die motorfamilie voldoet aan de hoofdstukken II, III, IV en VIII en aan de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Definitie van de in artikel 4 bedoelde subcategorieën motoren
Tabel I-1:Subcategorieën van motorcategorie NRE zoals gedefinieerd in artikel 4, 1, punt 1
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
NRE |
CI |
variabel |
0 < P < 8 |
NRE-v-1 |
Maximaal nettovermogen |
CI |
8 ≤ P < 19 |
NRE-v-2 |
|||
CI |
19 ≤ P < 37 |
NRE-v-3 |
|||
CI |
37 ≤ P < 56 |
NRE-v-4 |
|||
alle |
56 ≤ P < 130 |
NRE-v-5 |
|||
130 ≤ P ≤ 560 |
NRE-v-6 |
||||
P > 560 |
NRE-v-7 |
||||
CI |
constant |
0 < P < 8 |
NRE-c-1 |
Nominaal nettovermogen |
|
CI |
8 ≤ P < 19 |
NRE-c-2 |
|||
CI |
19 ≤ P < 37 |
NRE-c-3 |
|||
CI |
37 ≤ P < 56 |
NRE-c-4 |
|||
alle |
56 ≤ P < 130 |
NRE-c-5 |
|||
130 ≤ P ≤ 560 |
NRE-c-6 |
||||
P > 560 |
NRE-c-7 |
Tabel I-2: Subcategorieën van motorcategorie NRG zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 2
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
NRG |
alle |
variabel |
P > 560 |
NRG-v-1 |
Maximaal nettovermogen |
constant |
P > 560 |
NRG-c-1 |
Nominaal nettovermogen |
Tabel I-3: Subcategorieën van motorcategorie NRSh zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 3
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Cilinderinhoud (cm3) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
NRSh |
SI |
variabel of constant |
0 < P < 19 |
SV < 50 |
NRSh-v-1a |
Maximaal nettovermogen |
SV ≥ 50 |
NRSh-v-1b |
Tabel I-4: Subcategorieën van motorcategorie NRS zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 4
Categorie |
Ontstekings type |
Toerental |
Vermogens-groep (kW) |
Cilinderinhoud (cm3) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
NRS |
SI |
variabel ≥ 3 600 tpm, of constant |
0 < P < 19 |
80 ≤ SV < 225 |
NRS-vr-1a |
Maximaal nettovermogen |
SV ≥ 225 |
NRS-vr-1b |
|||||
variabel < 3 600 tpm |
80 ≤ SV < 225 |
NRS-vi-1a |
||||
SV ≥ 225 |
NRS-vi-1b |
|||||
variabel of constant |
19 ≤ P < 30 |
SV ≤ 1 000 |
NRS-v-2a |
Maximaal nettovermogen |
||
SV > 1 000 |
NRS-v-2b |
|||||
30 ≤ P < 56 |
alle |
NRS-v-3 |
Maximaal nettovermogen |
Voor motoren < 19 kW met SV < 80 cm3 in niet met de hand vastgehouden machines worden motoren van de categorie NRSh gebruikt.
Tabel I-5: Subcategorieën van motorcategorie IWP zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 5
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogens groep (kW) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
IWP |
alle |
variabel |
19 ≤ P < 75 |
IWP-v-1 |
Maximaal nettovermogen |
75 ≤ P < 130 |
IWP-v-2 |
||||
130 ≤ P < 300 |
IWP-v-3 |
||||
P ≥ 300 |
IWP-v-4 |
||||
constant |
19 ≤ P < 75 |
IWP-c-1 |
Nominaal nettovermogen |
||
75 ≤ P < 130 |
IWP-c-2 |
||||
130 ≤ P < 300 |
IWP-c-3 |
||||
P ≥ 300 |
IWP-c-4 |
Tabel I-6: Subcategorieën van motorcategorie IWA zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 6
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
IWA |
alle |
variabel |
19 ≤ P < 75 |
IWA-v-1 |
Maximaal nettovermogen |
75 ≤ P < 130 |
IWA-v-2 |
||||
130 ≤ P < 300 |
IWA-v-3 |
||||
P ≥ 300 |
IWA-v-4 |
||||
constant |
19 ≤ P < 75 |
IWA-c-1 |
Nominaal nettovermogen |
||
75 ≤ P < 130 |
IWA-c-2 |
||||
130 ≤ P < 300 |
IWA-c-3 |
||||
P ≥ 300 |
IWA-c-4 |
Tabel I-7:Subcategorieën van motorcategorie RLL zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 7
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
RLL |
alle |
variabel |
P > 0 |
RLL-v-1 |
Maximaal nettovermogen |
constant |
P > 0 |
RLL-c-1 |
Nominaal nettovermogen |
Tabel I-8:Subcategorieën van motorcategorie RLR zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 8
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
RLR |
alle |
variabel |
P > 0 |
RLR-v-1 |
Maximaal nettovermogen |
constant |
P > 0 |
RLR-c-1 |
Nominaal nettovermogen |
Tabel I-9:Subcategorieën van motorcategorie SMB zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 9
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
SMB |
SI |
variabel of constant |
P > 0 |
SMB-v-1 |
Maximaal nettovermogen |
Tabel I-10:Subcategorieën van motorcategorie ATS zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 10
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Referentievermogen |
ATS |
SI |
variabel of constant |
P > 0 |
ATS-v-1 |
Maximaal nettovermogen |
BIJLAGE II
Uitlaatemissiegrenswaarden als bedoeld in artikel 18, lid 2
Tabel II-1:Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie NRE als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1)
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekingstype |
CO |
HC |
NOx |
Deeltjesmassa |
PN |
A |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
#/kWh |
|
Fase V |
NRE-v-1 NRE-c-1 |
0 < P < 8 |
CI |
8,00 |
(HC + NOx ≤ 7,50) |
0,40 (1) |
— |
1,10 |
|
Fase V |
NRE-v-2 NRE-c-2 |
8 ≤ P < 19 |
CI |
6,60 |
(HC + NOx ≤ 7,50) |
0,40 |
— |
1,10 |
|
Fase V |
NRE-v-3 NRE-c-3 |
19 ≤ P < 37 |
CI |
5,00 |
(HC + NOx ≤ 4,70) |
0,015 |
1 × 1012 |
1,10 |
|
Fase V |
NRE-v-4 NRE-c-4 |
37 ≤ P < 56 |
CI |
5,00 |
(HC + NOx ≤ 4,70) |
0,015 |
1 × 1012 |
1,10 |
|
Fase V |
NRE-v-5 NRE-c-5 |
56 ≤ P < 130 |
alle |
5,00 |
0,19 |
0,40 |
0.015 |
1 × 1012 |
1,10 |
Fase V |
NRE-v-6 NRE-c-6 |
130 ≤ P ≤ 560 |
alle |
3,50 |
0,19 |
0,40 |
0,015 |
1 × 1012 |
1,10 |
Fase V |
NRE-v-7 NRE-c-7 |
P > 560 |
alle |
3,50 |
0,19 |
3,50 |
0,045 |
— |
6,00 |
(1)
0,60 voor met de hand te starten en met lucht gekoelde motoren met directe inspuiting |
Tabel II-2:Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie NRG zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 2)
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekingstype |
CO |
HC |
NOx |
Deeltjesmassa |
PN |
A |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
#/kWh |
|
Fase V |
NRG-v-1 NRG-c-1 |
P > 560 |
alle |
3,50 |
0,19 |
0,67 |
0,035 |
— |
6,00 |
Tabel II-3: Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie NRSh zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 3)
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekingstype |
CO |
HC + NOx |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
Fase V |
NRSh-v-1a |
0 < P < 19 |
SI |
805 |
50 |
Fase V |
NRSh-v-1b |
603 |
72 |
Tabel II-4: Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie NRS zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 4)
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekingstype |
CO |
HC + NOx |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
Fase V |
NRS-vr-1a NRS-vi-1a |
0 < P < 19 |
SI |
610 |
10 |
Fase V |
NRS-vr-1b NRS-vi-1b |
610 |
8 |
||
Fase V |
NRS-v-2a |
19 ≤ P ≤ 30 |
610 |
8 |
|
Fase V |
NRS-v-2b NRS-v-3 |
19 ≤ P < 56 |
4,40 (*1) |
2,70 (*1) |
|
(*1)
Optioneel, als alternatief, een combinatie van waarden die voldoet aan de vergelijking (HC + NOx) × CO0,784 ≤ 8,57 en de volgende voorwaarden: CO ≤ 20,6 g/kWh en (HC + NOx) ≤ 2,7 g/kWh |
Tabel II-5: Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie IWP zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 5)
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekingstype |
CO |
HC |
NOx |
Deeltjesmassa |
PN |
A |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
#/kWh |
|
Fase V |
IWP-v-1 IWP-c-1 |
19 ≤ P < 75 |
alle |
5,00 |
(HC + NOx ≤ 4,70) |
0,30 |
— |
6,00 |
|
Fase V |
IWP-v-2 IWP-c-2 |
75 ≤ P < 130 |
alle |
5,00 |
(HC + NOx ≤ 5,40) |
0,14 |
— |
6,00 |
|
Fase V |
IWP-v-3 IWP-c-3 |
130 ≤ P < 300 |
alle |
3,50 |
1,00 |
2,10 |
0,10 |
— |
6,00 |
Fase V |
IWP-v-4 IWP-c-4 |
P ≥ 300 |
alle |
3,50 |
0,19 |
1,80 |
0,015 |
1 × 1012 |
6,00 |
Tabel II-6:Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie IWA zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 6)
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekingstype |
CO |
HC |
NOx |
Deeltjesmassa |
PN |
A |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
#/kWh |
|
Fase V |
IWA-v-1 IWA-c-1 |
19 ≤ P < 75 |
alle |
5,00 |
(HC + NOx ≤ 4,70) |
0,30 |
— |
6,00 |
|
Fase V |
IWA-v-2 IWA-c-2 |
75 ≤ P < 130 |
alle |
5,00 |
(HC + NOx ≤ 5,40) |
0,14 |
— |
6,00 |
|
Fase V |
IWA-v-3 IWA-c-3 |
130 ≤ P < 300 |
alle |
3,50 |
1,00 |
2,10 |
0,10 |
— |
6,00 |
Fase V |
IWA-v-4 IWA-c-4 |
P ≥ 300 |
alle |
3,50 |
0,19 |
1,80 |
0,015 |
1 × 1012 |
6,00 |
Tabel II-7: Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie RLL zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 7
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekings-type |
CO |
HC |
NOx |
Deeltjesmassa |
PN |
A |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
#/kWh |
|
Fase V |
RLL-c-1 RLL-v-1 |
P > 0 |
alle |
3,50 |
(HC + NOx ≤ 4,00) |
0,025 |
— |
6,00 |
Tabel II-8: Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie RLR zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 8
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekingstype |
CO |
HC |
NOx |
Deeltjesmassa |
PN |
A |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
#/kWh |
|
Fase V |
RLR-c-1 RLR-v-1 |
P > 0 |
alle |
3,50 |
0,19 |
2,00 |
0.015 |
1 × 1012 |
6,00 |
Tabel II-9: Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie SMB zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 9
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekingstype |
CO |
NOx |
HC |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
Fase V |
SMB-v-1 |
P > 0 |
SI |
275 |
— |
75 |
Tabel II-10: Fase V emissiegrenswaarden voor motorcategorie ATS zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 10
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekingstype |
CO |
HC + NOx |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
Fase V |
ATS-v-1 |
P > 0 |
SI |
400 |
8 |
Specifieke bepalingen voor totale grenswaarden voor koolwaterstof (HC) voor motoren op basis van volledig en gedeeltelijk gasvormige brandstof
1. Voor de subcategorieën waarvoor een A-factor is vastgesteld worden de in tabellen II-1 tot en met II-10 aangegeven grenswaarden voor koolwaterstof voor motoren op basis van volledig en gedeeltelijk gasvormige brandstof vervangen door een grenswaarde berekend met de volgende formule:
HC = 0,19 + (1,5 × A × GER)
waarbij GER staat voor de gemiddelde gasenergieverhouding voor de betrokken testcyclus. Wanneer zowel testcycli in statische toestand als transiënte testcycli van toepassing zijn, wordt de GER vanuit de transiënte testcyclus met warme start vastgesteld. Waar meer dan één testcyclus in statische toestand van toepassing is, wordt de gemiddelde GER voor elke cyclus afzonderlijk vastgesteld.
Indien de berekende grenswaarde voor HC de waarde van 0,19 + A overschrijdt, worden de grenswaard voor HC vastgesteld op 0,19 + A.
Figuur 1. Diagram waarbij HC-emissiegrenswaarden als functie van de gemiddelde GER worden voorgesteld
2. Voor subcategorieën met een gezamenlijke HC- en NOx-grenswaarde wordt de gezamenlijke grenswaarde voor HC en NOx verlaagd tot 0,19 g/kWh en geldt ze alleen voor NOx.
3. Voor motoren op basis van niet-gasvormige brandstof geldt de formule niet.
BIJLAGE III
Tijdschema voor de toepassing van deze verordening met betrekking tot EU-typegoedkeuring en het in de handel brengen
Tabel III-1: Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie NRE
Categorie |
Ontstekingstype |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
||||
NRE |
CI |
0 < P < 8 |
NRE-v-1 NRE-c-1 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
CI |
8 ≤ P < 19 |
NRE-v-2 NRE-c-2 |
|||
CI |
19 ≤ P < 37 |
NRE-v-3 NRE-c-3 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
|
37 ≤ P < 56 |
NRE-v-4 NRE-c-4 |
||||
alle |
56 ≤ P < 130 |
NRE-v-5 NRE-c-5 |
1 januari 2019 |
1 januari 2020 |
|
130 ≤ P ≤ 560 |
NRE-v-6 NRE-c-6 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
||
P > 560 |
NRE-v-7 NRE-c-7 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
Tabel III-2:Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie NRG
Categorie |
Ontstekingstype |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
|
|
|
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
NRG |
alle |
P > 560 |
NRG-v-1 NRG-c-1 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
Tabel III-3: Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie NRSh
Categorie |
Ontstekingstype |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
|
|
|
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
NRSh |
SI |
0 < P < 19 |
NRSh-v-1a NRSh-v-1b |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
Tabel III-4: Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie NRS
Categorie |
Ontstekingstype |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
|
|
|
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
NRS |
SI |
0 < P < 56 |
NRS-vr-1a NRS-vi-1a NRS-vr-1b NRS-vi-1b NRS-v-2a NRS-v-2b NRS-v-3 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
Tabel III-5: Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie IWP
Categorie |
Ontstekings-type |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
|
|
|
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
IWP |
alle |
19 ≤ P < 300 |
IWP-v-1 IWP-c-1 IWP-v-2 IWP-c-2 IWP-v-3 IWP-c-3 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
P ≥ 300 |
IWP-v-4 IWP-c-4 |
1 januari 2019 |
1 januari 2020 |
Tabel III-6: Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie IWA
Categorie |
Ontstekingstype |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
|
|
|
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
IWA |
alle |
19 ≤ P < 300 |
IWA-v-1 IWA-c-1 IWA-v-2 IWA-c-2 IWA-v-3 IWA-c-3 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
P ≥ 300 |
IWA-v-4 IWA-c-4 |
1 januari 2019 |
1 januari 2020 |
Tabel III-7:Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie RLL
Categorie |
Ontstekings-type |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
|
|
|
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
RLL |
alle |
P > 0 |
RLL-v-1 RLL-c-1 |
1 januari 2020 |
1 januari 2021 |
Tabel III-8:Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie RLR
Categorie |
Ontstekings-type |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
|
|
|
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
RLR |
alle |
P > 0 |
RLR-v-1 RLR-c-1 |
1 januari 2020 |
1 januari 2021 |
Tabel III-9: Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie SMB
Categorie |
Ontstekings-type |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
|
|
|
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
SMB |
SI |
P > 0 |
SMB-v-1 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
Tabel III-10:Toepassingsdata van deze verordening voor motorcategorie ATS
Categorie |
Ontstekingstype |
Vermogens-groep (kW) |
Subcategorie |
Verplichte toepassingsdatum van deze verordening voor |
|
|
|
|
|
EU-typegoedkeuring van motoren |
in de handel brengen van motoren |
ATS |
SI |
P > 0 |
ATS-v-1 |
1 januari 2018 |
1 januari 2019 |
BIJLAGE IV
Testcycli in statische toestand, niet voor wegverkeer (NRSC)
Tabel IV-1: NRSC-testcycli voor motoren uit categorie NRE
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
NRE |
variabel |
Motor met variabel toerental met een referentievermogen van minder dan 19 kW |
NRE-v-1 NRE-v-2 |
G2 of C1 |
Motor met variabel toerental met een referentievermogen van 19 kW of meer maar niet meer dan 560 kW |
NRE-v-3 NRE-v-4 NRE-v-5 NRE-v-6 |
C1 |
||
Motor met variabel toerental met een referentievermogen van meer dan 560 kW |
NRE-v-7 |
C1 |
||
constant |
Motor met constant toerental |
NRE-c-1 NRE-c-2 NRE-c-3 NRE-c-4 NRE-c-5 NRE-c-6 NRE-c-7 |
D2 |
Tabel IV-2: NRSC-testcycli voor motoren uit categorie NRG
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
NRG |
variabel |
Motor met variabel toerental voor generatoraggregaat |
NRG-v-1 |
C1 |
constant |
Motor met constant toerental voor generatoraggregaat |
NRG-c-1 |
D2 |
Tabel IV-3:NRSC-testcycli voor motoren uit categorie NRSh
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
NRSh |
variabel of constant |
Motor met een referentievermogen van 19 kW of minder, voor gebruik in handapparatuur |
NRSh-v-1a NRSh-v-1b |
G3 |
Tabel IV-4:NRSC-testcycli voor motoren uit categorie NRS
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
NRS |
variabel < 3 600 rpm |
Motor met variabel toerental met een referentievermogen van 19 kW of minder, bedoeld voor toerental < 3 600 rpm |
NRS-vi-1a NRS-vi-1b |
G1 |
variabel ≥ 3 600 rpm, of constant |
Motor met variabel toerental met een referenievermogen van 19 kW of minder, bedoeld voor toerental < 3 600 rpm; motor met constant toerental met een referentievermogen van 19 kW of minder |
NRS-vr-1a NRS-vr1b |
G2 |
|
variabel of constant |
Motor met zowel een referentievermogen tussen 19 kW en 30 kW als een totale cilinderinhoud van minder dan 1 liter |
NRS-v-2a |
G2 |
|
Motor met een referentievermogen van meer dan 19 kW, behalve een motor met zowel een referentievermogen tussen 19 kW en 30 kW als een totale cilinderinhoud van minder dan 1 liter |
NRS-v-2b NRS-v-3 |
C2 |
Tabel IV-5: NRSC-testcycli voor motoren uit categorie IWP
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
IWP |
variabel |
Motor met variabel toerental bestemd voor voortbeweging die volgens een vaste-spoedschroefcurve werkt |
IWP-v-1 IWP-v-2 IWP-v-3 IWP-v-4 |
E3 |
constant |
Motor met constant toerental bestemd voor voortbeweging die met schroef met regelbare spoed of elektrisch gekoppelde schroef werkt |
IWP-c-1 IWP-c-2 IWP-c-3 IWP-c-4 |
E2 |
Tabel IV-6: NRSC-testcycli voor motoren uit categorie IWA
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
IWA |
variabel |
Motor met variabel toerental bedoeld voor hulpgebruik voor binnenschepen |
IWA-v-1 IWA-v-2 IWA-v-3 IWA-v-4 |
C1 |
constant |
Motor met constant toerental bedoeld voor hulpgebruik voor binnenschepen |
IWA-c-1 IWA-c-2 IWA-c-3 IWA-c-4 |
D2 |
Tabel IV-7:NRSC-testcycli voor motoren uit categorie RLL
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
RLL |
variabel |
Motor met variabel toerental voor de voortbeweging van locomotieven |
RLL-v-1 |
F |
constant |
Motor met constant toerental voor de voortbeweging van locomotieven |
RLL-c-1 |
D2 |
Tabel IV-8: NRSC-testcycli voor motoren uit categorie RLR
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
RLR |
variabel |
Motor met variabel toerental voor de voortbeweging van treinstellen |
RLR-v-1 |
C1 |
constant |
Motor met constant toerental voor de voortbeweging van treinstellen |
RLR-c-1 |
D2 |
Tabel IV-9: NRSC-testcycli voor motoren uit categorie SMB
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
SMB |
variabel of constant |
Motoren voor de voortbeweging van sneeuwscooters |
SMB-v-1 |
H |
Tabel IV-10:NRSC-testcycli voor motoren uit categorie ATS
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
NRSC |
ATS |
variabel of constant |
Motoren voor de voortbeweging van ATV's of SbS-voertuigen |
ATS-v-1 |
G1 |
Transiënte testcycli, niet voor wegverkeer
Tabel IV-11:Transiënte testcycli, niet voor wegverkeer, voor motoren uit categorie NRE
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
|
NRE |
variabel |
Motor met variabel toerental met een referentievermogen van 19 kW of meer maar niet meer dan 560 kW |
NRE-v-3 NRE-v-4 NRE-v-5 NRE-v-6 |
NRTC |
Tabel IV-12:Transiënte testcycli, niet voor wegverkeer, voor motoren uit categorie NRS (1)
Categorie |
Toerental |
Doel |
Subcategorie |
|
NRS |
variabel of constant |
Motor met een referentievermogen van meer dan 19 kW, behalve een motor met zowel een referentievermogen tussen 19 kW en 30 kW als een totale cilinderinhoud van minder dan 1 liter |
NRS-v-2b NRS-v-3 |
LSI-NRTC |
(1)
Alleen van toepassing voor motoren met een maximaal testtoerental ≤ 3 400 tpm. |
BIJLAGE V
Emissieduurzaamheidsperioden (EDP) als bedoeld in artikel 25, lid 1
Tabel V-1: EDP voor motorcategorie NRE
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
NRE |
CI |
variabel |
0 < P < 8 |
NRE-v-1 |
3 000 |
CI |
8 ≤ P < 19 |
NRE-v-2 |
|||
CI |
19 ≤ P < 37 |
NRE-v-3 |
5 000 |
||
CI |
37 ≤ P < 56 |
NRE-v-4 |
8 000 |
||
alle |
56 ≤ P < 130 |
NRE-v-5 |
|||
130 ≤ P ≤ 560 |
NRE-v-6 |
||||
P > 560 |
NRE-v-7 |
||||
CI |
constant |
0 < P < 8 |
NRE-c-1 |
3 000 |
|
CI |
8 ≤ P < 19 |
NRE-c-2 |
|||
CI |
19 ≤ P < 37 |
NRE-c-3 |
|||
CI |
37 ≤ P < 56 |
NRE-c-4 |
8 000 |
||
alle |
56 ≤ P < 130 |
NRE-c-5 |
|||
130 ≤ P ≤ 560 |
NRE-c-6 |
||||
P > 560 |
NRE-c-7 |
Tabel V-2: EDP voor motorcategorie NRE
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
NRG |
alle |
constant |
P > 560 |
NRG-v-1 |
8 000 |
variabel |
NRG-c-1 |
Tabel V-3: EDP voor motorcategorie NRSh
Categorie |
Ontstekings-type |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Cilinder inhoud (cm3) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
NRSh |
SI |
variabel of constant |
0 < P < 19 |
SV < 50 |
NRSh-v-1a |
50/125/300 (1) |
SV ≥ 50 |
NRSh-v-1b |
|||||
(1)
EDP-uren komen overeen met de EDP-categorieën cat. 1/cat. 2/cat. 3 als gedefinieerd in de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen. |
Tabel V-4: EDP voor motorcategorie NRS
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Cilinder inhoud (cm3) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
NRS |
SI |
variabel ≥ 3 600 rpm, of constant |
0 < P < 19 |
80 ≤ SV < 225 |
NRS-vr-1a |
125/250/500 (1) |
variabel < 3 600 rpm |
NRS-vi-1a |
|||||
variabel ≥ 3 600 rpm, of constant |
SV ≥ 225 |
NRS-vr-1b |
250/500/1 000 (1) |
|||
variabel < 3 600 rpm |
NRS-vi-1b |
|||||
variabel of constant |
19 ≤ P < 30 |
SV≤ 1 000 |
NRS-v-2a |
1 000 |
||
SV > 1 000 |
NRS-v-2b |
5 000 |
||||
30 ≤ P < 56 |
alle |
NRS-v-3 |
5 000 |
|||
(1)
EDP-uren komen overeen met de EDP-categorieën cat. 1/cat. 2/cat. 3 als gedefinieerd in de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen. |
Tabel V-5: EDP voor motorcategorie IWP
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
IWP |
alle |
variabel |
19 ≤ P < 75 |
IWP-v-1 |
10 000 |
75 ≤ P < 130 |
IWP-v-2 |
||||
130 ≤ P < 300 |
IWP-v-3 |
||||
P ≥ 300 |
IWP-v-4 |
||||
constant |
19 ≤ P < 75 |
IWP-c-1 |
10 000 |
||
75 ≤ P < 130 |
IWP-c-2 |
||||
130 ≤ P < 300 |
IWP-c-3 |
||||
P ≥ 300 |
IWP-c-4 |
Tabel V-6: EDP voor motorcategorie IWA
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
IWA |
alle |
variabel |
19 ≤ P < 75 |
IWPIWA-v-1 |
10 000 |
75 ≤ P < 130 |
IWPIWA-v-2 |
||||
130 ≤ P < 300 |
IWPIWA-v-3 |
||||
P ≥ 300 |
IWPIWA-v-4 |
||||
constant |
19 ≤ P < 75 |
IWPIWA-c-1 |
10 000 |
||
75 ≤ P < 130 |
IWPIWA-c-2 |
||||
130 ≤ P < 300 |
IWPIWA-c-3 |
||||
P ≥ 300 |
IWPIWA-c-4 |
Tabel V-7: EDP voor motorcategorie RLL
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
RLL |
alle |
variabel |
P > 0 |
RLL-v-1 |
10 000 |
constant |
P>0 |
RLL-c-1 |
Tabel V-8:EDP voor motorcategorie RLR
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
RLR |
alle |
variabel |
P > 0 |
RLR-v-1 |
10 000 |
constant |
P > 0 |
RLR-c-1 |
Tabel V-9:EDP voor motorcategorie SMB
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
SMB |
SI |
variabel of constant |
P > 0 |
SMB-v-1 |
400 (1) |
(1)
Bij wijze van alternatief, is een emissieduurzaamheidsperiode van 8 000 km toegestaan |
Tabel V-10:EDP voor motorcategorie ATS
Categorie |
Ontstekingstype |
Toerental |
Vermogensgroep (kW) |
Subcategorie |
EDP (uren) |
ATS |
SI |
variabel of constant |
P > 0 |
ATS-v-1 |
500/1 000 (1) |
(1)
EDP-uren komen overeen met de volgende totale cilinderinhouden: < 100 cm3 / ≥ 100 cm3. |
BIJLAGE VI
Emissiegrenswaarden voor motoren voor speciale doeleinden (SPE) als bedoeld in artikel 34, lid 5
Tabel VI-1:SPE-emissiegrenswaarden voor motorcategorie NRE
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekings-type |
CO |
HC |
NOx |
Deeltjesmassa |
A |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
|
SPE |
NRE-v-1 NRE-c-1 |
0 < P < 8 |
CI |
8 |
7,5 |
0,4 |
6,0 |
|
SPE |
NRE-v-2 NRE-c-2 |
8 ≤ P < 19 |
CI |
6,6 |
7,5 |
0,4 |
6,0 |
|
SPE |
NRE-v-3 NRE-c-3 |
19 ≤ P < 37 |
CI |
5,5 |
7,5 |
0,6 |
6,0 |
|
SPE |
NRE-v-4 NRE-c-4 |
37 ≤ P < 56 |
CI |
5,0 |
4,7 |
0,4 |
6,0 |
|
SPE |
NRE-v-5 NRE-c-5 |
56 ≤ P < 130 |
alle |
5,0 |
4,0 |
0,3 |
6,0 |
|
SPE |
NRE-v-6 NRE-c-6 |
130 ≤ P ≤ 560 |
alle |
3,5 |
4,0 |
0,2 |
6,0 |
|
SPE |
NRE-v-7 NRE-c-7 |
P > 560 |
alle |
3,5 |
6,4 |
0,2 |
6,0 |
Tabel VI-2: SPE-emissiegrenswaarden voor motorcategorie NRG
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekings-type |
CO |
HC |
NOx |
Deeltjesmassa |
A |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
|
SPE |
NRG-c-1 |
P > 560 |
alle |
3,5 |
6,4 |
0,2 |
6,0 |
|
NRG-v-1 |
Tabel VI-3: SPE-emissiegrenswaarden voor motorcategorie RLL
Emissiefase |
Subcategorie motor |
Vermogensgroep |
Ontstekings-type |
CO |
HC |
NOx |
Deeltjesmassa |
A |
|
|
kW |
|
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
g/kWh |
|
SPE |
RLL-v-1 RLL-c-1 |
P ≤ 560 |
alle |
3,5 |
(HC + NOx ≤ 4,0) |
0,2 |
6,0 |
|
SPE |
RLL-v-1 RLL-c-1 |
P > 560 kW |
alle |
3,5 |
0,5 |
6,0 |
0,2 |
6,0 |
SPE |
RLL-v-1 RLL-c-1 |
P > 2 000 kW en SVc (1) > 5 liter |
alle |
3,5 |
0,4 |
7,4 |
0,2 |
6,0 |
(1)
Cilinderinhoud per cilinder |
( 1 ) Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 52).
( 3 ) Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EEG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG (zie bladzijde 118 van dit Publicatieblad).
( 4 ) Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 90).
( 5 ) Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).
( 6 ) Europese norm EN 14466+A1:2009 (Brandweerpompen 06, blz. 1/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffend).
( 7 ) Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 309).
( 8 ) Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 228).
( *1 ) Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 309).”.
( *2 ) PB L 252 van 16.9.2016, blz. 53”.
( *3 ) Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van de Verordening (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 53).”;
( *4 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/96 van de Commissie van 1 oktober 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor milieuprestaties en prestaties van de aandrijfeenheid voor landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 16 van 23.1.2015, blz. 1).”.