EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02016L1919-20161104

Consolidated text: Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2016/1919/2016-11-04

02016L1919 — NL — 04.11.2016 — 000.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN (EU) 2016/1919 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 oktober 2016

betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel

(PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 091, 5.4.2017, blz.  40 (2016/1919)




▼B

RICHTLIJN (EU) 2016/1919 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 oktober 2016

betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel



Artikel 1

Onderwerp

1.  Deze richtlijn voorziet in gemeenschappelijke minimumvoorschriften met betrekking tot het recht op rechtsbijstand voor:

a) verdachten en beklaagden in strafprocedures, en

b) personen tegen wie een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel uit hoofde van Kaderbesluit 2002/584/JBZ loopt (gezochte personen).

2.  Deze richtlijn vormt een aanvulling op de Richtlijnen 2013/48/EU en (EU) 2016/800. Niets in de onderhavige richtlijn mag worden uitgelegd als een beperking van de in die richtlijnen neergelegde rechten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze richtlijn is van toepassing op verdachten en beklaagden in strafprocedures die recht op toegang tot een advocaat hebben uit hoofde van Richtlijn 2013/48/EU, en:

a) van wie de vrijheid is ontnomen;

b) die dienen te worden bijgestaan door een advocaat overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht, of

c) van wie wordt verlangd of aan wie wordt toegestaan aanwezig te zijn bij een onderzoekshandeling of een handeling voor het vergaren van bewijsmateriaal, die ten minste het volgende omvat:

i) meervoudige confrontaties;

ii) confrontaties;

iii) reconstructies van de plaats van een delict.

2.  Deze richtlijn is ook van toepassing, bij aanhouding in de uitvoerende lidstaat, op gezochte personen die recht hebben op toegang tot een advocaat uit hoofde van Richtlijn 2013/48/EU.

3.  Deze richtlijn is, onder dezelfde voorwaarden als genoemd in lid 1, ook van toepassing op personen die aanvankelijk geen verdachte of beklaagde waren, maar die in de loop van een verhoor door de politie of een andere rechtshandhavingsinstantie verdachte of beklaagde worden.

4.  Onverminderd het recht op een eerlijk proces is deze richtlijn, met betrekking tot lichte strafbare feiten:

a) waarvoor krachtens de wet van een lidstaat een sanctie door een andere instantie dan een in strafzaken bevoegde rechter wordt opgelegd waartegen een rechtsmiddel bij een in strafzaken bevoegde rechter kan worden ingesteld, of

b) waarvoor geen vrijheidsstraf kan worden opgelegd,

alleen van toepassing op de procedures voor een in strafzaken bevoegde rechtbank.

In ieder geval is deze richtlijn van toepassing wanneer een beslissing inzake detentie wordt genomen en tijdens detentie, in elk stadium van de procedure tot de beëindiging van de procedure.

Artikel 3

Definitie

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder „rechtsbijstand” de financiering door een lidstaat van de bijstand van een advocaat, waardoor de uitoefening van het recht op toegang tot een advocaat mogelijk wordt gemaakt.

Artikel 4

Rechtsbijstand in strafprocedures

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat verdachten en beklaagden die onvoldoende middelen hebben om voor de bijstand van een advocaat te betalen, het recht op rechtsbijstand kunnen uitoefenen wanneer de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen.

2.  De lidstaten kunnen een draagkrachttoets, een gegrondheidstoets of beide toepassen om te bepalen of rechtsbijstand moet worden verleend overeenkomstig lid 1.

3.  Wanneer een lidstaat een draagkrachttoets toepast, houdt hij rekening met alle relevante en objectieve factoren, waaronder inkomen, vermogen en gezinssituatie van de betrokkene, alsook de kosten van de bijstand van een advocaat en de levensstandaard in die lidstaat, om overeenkomstig de in die lidstaat toepasselijke criteria te bepalen of een verdachte of een beklaagde onvoldoende middelen heeft om voor de bijstand van een advocaat te betalen.

4.  Wanneer een lidstaat een gegrondheidstoets toepast, houdt hij rekening met de ernst van het strafbaar feit, de complexiteit van de zaak en de ernst van de sanctie die op het spel staat, om te bepalen of de belangen van een behoorlijke rechtspleging eisen dat rechtsbijstand wordt verleend. In elk geval wordt er in de volgende situaties van uitgegaan dat is voldaan aan de gegrondheidstoets:

a) wanneer een verdachte of een beklaagde voor een bevoegde rechtbank of rechter verschijnt met het oog op een beslissing over detentie in elk stadium van de procedures die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, en

b) tijdens detentie.

5.  De lidstaten zorgen ervoor dat rechtsbijstand wordt verleend zonder onnodig uitstel, en uiterlijk voordat de betrokkene wordt verhoord door de politie, een andere rechtshandhavingsinstantie of een gerechtelijke instantie, of vóór het verrichten van de in artikel 2, lid 1, onder c), genoemde onderzoekshandelingen of handelingen voor het vergaren van bewijsmateriaal.

6.  Rechtsbijstand wordt alleen verleend in het kader van de strafrechtelijke procedure waarin de betrokkene ervan wordt verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben gepleegd.

Artikel 5

Rechtsbijstand in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel

1.  De uitvoerende lidstaat zorgt ervoor dat gezochte personen recht op rechtsbijstand hebben vanaf de aanhouding uit hoofde van een Europees aanhoudingsbevel tot hun overlevering, of tot de beslissing inzake niet-overlevering definitief geworden is.

2.  De uitvaardigende lidstaat zorgt ervoor dat gezochte personen tegen wie een procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel loopt met het oog op strafvervolging, en die hun recht uitoefenen om in de uitvaardigende lidstaat een advocaat aan te wijzen om de advocaat in de uitvoerende lidstaat bij te staan, overeenkomstig artikel 10, leden 4 en 5, van Richtlijn 2013/48/EU, recht op rechtsbijstand in de uitvaardigende lidstaat hebben met het oog op een dergelijke procedure in de uitvoerende lidstaat, voor zover rechtsbijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen.

3.  Het in de leden 1 en 2 genoemde recht op rechtsbijstand kan afhankelijk zijn van een draagkrachttoets overeenkomstig artikel 4, lid 3, dat van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 6

Beslissingen inzake het verlenen van rechtsbijstand

1.  Beslissingen inzake het al dan niet verlenen van rechtsbijstand en inzake de aanstelling van advocaten worden zonder onnodig uitstel door een bevoegde autoriteit genomen. De lidstaten nemen de passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteit haar beslissingen zorgvuldig en met eerbiediging van de rechten van de verdediging neemt.

2.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan verdachten, beklaagden en gezochte personen schriftelijk wordt meegedeeld of hun verzoek om rechtsbijstand geheel of gedeeltelijk is afgewezen.

Artikel 7

Kwaliteit van rechtsbijstandsdiensten en opleiding

1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen, ook wat betreft de financiering, om ervoor te zorgen dat:

a) er een doeltreffend en voldoende kwaliteitsvol rechtsbijstandssysteem is, en

b) de rechtsbijstandsdiensten van een zodanige kwaliteit zijn om het eerlijke verloop van de procedure op passende wijze te waarborgen, met behoorlijke inachtneming van de onafhankelijkheid van de advocatuur.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat wordt voorzien in een passende opleiding voor de medewerkers die betrokken zijn bij de besluitvorming ten aanzien van rechtsbijstand in strafprocedures en procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel.

3.  Met behoorlijke inachtneming van de onafhankelijkheid van de advocatuur en van de rol van diegenen die voor de opleiding van advocaten verantwoordelijk zijn, nemen de lidstaten passende maatregelen om het verstrekken van een passende opleiding aan advocaten die rechtsbijstandsdiensten verlenen, te bevorderen.

4.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat verdachten, beklaagden en gezochte personen het recht hebben om op hun verzoek de aan hen toegewezen rechtsbijstandsadvocaat te laten vervangen, wanneer dit door de specifieke omstandigheden gerechtvaardigd is.

Artikel 8

Rechtsmiddelen

De lidstaten zorgen ervoor dat verdachten, beklaagden en gezochte personen op grond van het nationale recht over een doeltreffende voorziening in rechte beschikken in gevallen waarin hun uit deze richtlijn voortvloeiende rechten zijn geschonden.

Artikel 9

Kwetsbare personen

De lidstaten zorgen ervoor dat bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van kwetsbare verdachten, beklaagden en gezochte personen.

Artikel 10

Verstrekking van gegevens en verslaglegging

▼C1

1.  De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk 5 mei 2021 en vervolgens om de drie jaar, beschikbare gegevens toe over de wijze waarop de in deze richtlijn vastgestelde rechten ten uitvoer zijn gelegd.

2.  De Commissie brengt uiterlijk 5 mei 2022 en vervolgens om de drie jaar, aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn. In dit verslag beoordeelt de Commissie de toepassing van deze richtlijn op het gebied van het recht op rechtsbijstand in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel.

▼B

Artikel 11

Non-regressie

Geen enkele bepaling van deze richtlijn mag worden opgevat als een beperking of afwijking van de rechten en procedurele waarborgen die zijn vastgelegd in het Handvest, het EVRM, of andere relevante bepalingen van het internationaal recht of van het recht van een lidstaat die een hoger beschermingsniveau biedt.

Artikel 12

Omzetting

▼C1

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 5 mei 2019 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

▼B

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt daarin of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De methoden voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de tekst van de nationaalrechtelijke bepalingen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Top