EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02015R1189-20170109

Consolidated text: Verordening (EU) 2015/1189 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen betreft (Voor de EER relevante tekst)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/1189/2017-01-09

02015R1189 — NL — 09.01.2017 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2015/1189 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2015

tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 193 van 21.7.2015, blz. 100)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2016/2282 VAN DE COMMISSIE van 30 november 2016

  L 346

51

20.12.2016




▼B

VERORDENING (EU) 2015/1189 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2015

tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen betreft

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  Onverminderd Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) worden in deze verordening eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen en in werking stellen van verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met een nominale warmteafgifte van maximaal 500 kilowatt (kW), met inbegrip van verwarmingstoestellen die zijn geïntegreerd in pakketten van verwarmingsketels voor vaste brandstoffen, aanvullende verwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties zoals gedefinieerd in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1187.

2.  Deze verordening is niet van toepassing op:

a) verwarmingsketels die uitsluitend warmte opwekken voor het verstrekken van warm drinkwater of warm water voor sanitaire toepassingen;

b) verwarmingsketels voor het opwarmen en distribueren van gasvormige media voor warmteoverdracht, zoals damp of lucht;

c) verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling met een maximaal elektrisch vermogen van 50 kW of meer;

d) verwarmingsketels die gebruikmaken van niet-houtachtige biomassa.

Artikel 2

Definities

In aanvulling op de in artikel 2 van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde definities wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan onder:

1.

„verwarmingsketel voor vaste brandstoffen” : een installatie uitgerust met een of meer met vaste brandstoffen gestookte verwarmingstoestellen die warmte levert aan een centraal verwarmingssysteem dat is gevuld met water, om de binnentemperatuur in een of meer gesloten ruimten op een gewenst niveau te brengen en te handhaven, met een warmteverlies aan de omringende lucht van niet meer dan 6 % van de nominale warmteafgifte;

2.

„centraal verwarmingssysteem op basis van water” : een systeem dat water als middel voor de warmteoverdracht gebruikt om centraal opgewekte warmte te distribueren over warmtelichamen voor ruimteverwarming in gebouwen, of delen daarvan, met inbegrip van blok- of stadsverwarmingsnetwerken;

3.

„warmtegenerator voor vaste brandstoffen” : het onderdeel van een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen dat warmte opwekt door verbranding van vaste brandstoffen;

4.

„nominale warmteafgifte” of „Pr” : de aangegeven warmteafgifte van een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen bij het voorzien van verwarming voor gesloten ruimten met de desbetreffende voorkeurbrandstof, uitgedrukt in kW;

5.

„vaste brandstof” : een brandstof die in normale temperaturen binnenshuis een vaste vorm heeft, met inbegrip van vaste biomassa en vaste fossiele brandstoffen;

6.

„biomassa” : de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische herkomst uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van visserij en aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;

7.

„houtachtige biomassa” : biomassa afkomstig van bomen, heesters en struiken, met inbegrip van stamhout, verspaand hout, hout samengeperst tot pellets, hout samengeperst tot briketten, en zaagsel;

8.

„niet-houtachtige biomassa” : andere biomassa dan houtachtige biomassa met inbegrip van stro, miscanthus, riet, korrels, granen, olijfpitten, perskoeken van olijven en notendoppen;

9.

„fossiele brandstoffen” : andere brandstoffen dan biomassa, met inbegrip van antraciet, bruinkool, cokes en bitumineuze steenkool; voor de toepassing van deze verordening omvat dit ook turf;

10.

„ketel op biomassa” : verwarmingsketel voor vaste brandstoffen met biomassa als voorkeurbrandstof;

11.

„verwarmingsketel voor niet-houtachtige biomassa” : verwarmingsketel met niet-houtachtige biomassa als voorkeurbrandstof en waarbij houtachtige biomassa, fossiele brandstoffen of een mengsel van biomassa en fossiele brandstoffen niet als andere geschikte brandstoffen zijn genoemd;

12.

„voorkeurbrandstof” : de enige vaste brandstof die overeenkomstig de instructies van de fabrikant bij voorkeur in de verwarmingsketel wordt gebruikt;

13.

„andere geschikte brandstof” : een andere vaste brandstof dan de voorkeurbrandstof die overeenkomstig de instructies van de fabrikant in de verwarmingsketel kan worden gebruikt, met inbegrip van elke brandstof die in de gebruiksaanwijzing voor installateurs en eindgebruikers, op vrij toegankelijke websites van de fabrikant, in technisch promotiemateriaal en in advertenties wordt vermeld;

14.

„verwarmingsketel voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling” : verwarmingsketel voor vaste brandstoffen die gelijktijdig zowel warmte als elektriciteit opwekt;

15.

„seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming” (of „ηs ”) : de verhouding tussen de ruimteverwarmingsvraag voor een bepaald verwarmingsseizoen, waaraan moet worden voldaan door een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen, en het jaarlijkse energieverbruik dat nodig is om aan deze vraag te voldoen, uitgedrukt in %;

16

„zwevende deeltjes” : deeltjes van diverse vorm, structuur en dichtheid, verspreid in de gasvormige fase van het rookgas.

Aanvullende definities voor bijlagen II tot en met V zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 3

Eisen inzake ecologisch ontwerp en tijdschema

1.  De eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen zijn opgenomen in bijlage II.

2.  Verwarmingsketels voor vaste brandstoffen moeten met ingang van 1 januari 2020 voldoen aan de eisen van punt 1 en punt 2 van bijlage II.

3.  De naleving van de eisen inzake ecologisch ontwerp wordt gemeten en berekend aan de hand van de in bijlage III uiteengezette methoden.

Artikel 4

Overeenstemmingsbeoordeling

1.  De in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure bestaat uit de in bijlage IV bij die richtlijn beschreven interne ontwerpcontrole of het in bijlage V bij die richtlijn beschreven beheersysteem.

2.  Voor de toepassing van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG moet het technische documentatiedossier de in punt 2, onder c), van bijlage II bij deze verordening uiteengezette informatie bevatten.

Artikel 5

Controleprocedure met het oog op markttoezicht

Bij het uitvoeren van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG bedoelde markttoezichtscontroles met betrekking tot de naleving van de in bijlage II bij de onderhavige verordening beschreven eisen, gebruiken de lidstaten de in bijlage IV bij de onderhavige verordening beschreven controleprocedure.

Artikel 6

Indicatieve benchmarks

De indicatieve benchmarks voor best presterende verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die op de markt beschikbaar zijn op het ogenblik dat deze verordening van kracht wordt, zijn vastgelegd in bijlage V.

Artikel 7

Evaluatie

1.  Uiterlijk op 1 januari 2022 evalueert de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang en legt zij het resultaat van deze evaluatie voor aan het Overlegforum inzake ecologisch ontwerp. Bij de evaluatie wordt met name onderzocht of het passend is:

a) de verordening ook toepasselijk te maken op verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met een nominale warmteafgifte van maximaal 1 000  kilowatt;

b) de verordening ook toepasselijk te maken op verwarmingsketels die niet-houtachtige biomassa gebruiken, met eisen inzake ecologisch ontwerp die toegesneden zijn op hun specifieke types verontreinigende emissies;

c) strengere eisen inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor de energie-efficiëntie en voor de uitstoot van zwevende deeltjes, gasvormige organische verbindingen en koolmonoxide voor de periode na 2020, en

d) de controletoleranties te variëren.

2.  De Commissie evalueert of het noodzakelijk is om certificatie door derden van verwarmingsketels voor vaste brandstoffen te introduceren en zal de resultaten van die evaluatie uiterlijk op 22 augustus 2018 presenteren op het Overlegforum.

Artikel 8

Overgangsbepaling

Tot 1 januari 2020 kunnen de lidstaten het in de handel brengen en in gebruik nemen van verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die in overeenstemming zijn met de nationale bepalingen welke van toepassing zijn op de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming en de uitstoot van zwevende deeltjes, gasvormige organische verbindingen, koolmonoxide en stikstofoxiden, toestaan.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

Definities voor de bijlagen II tot en met V

Voor de toepassing van de bijlagen II tot en met V gelden de volgende definities:

1.

„seizoensgebonden emissies bij ruimteverwarming” :

a)

voor automatisch gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen : een gewogen gemiddelde van de emissies bij de nominale warmteafgifte en de emissies bij 30 % van de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in mg/m3;

b)

voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die in continumodus kunnen functioneren bij 50 % van de nominale warmteafgifte : een gewogen gemiddelde van de emissies bij de nominale warmteafgifte en de emissies bij 50 % van de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in mg/m3;

c)

voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die niet in continumodus kunnen functioneren bij 50 % of minder van de nominale warmteafgifte : de emissies bij de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in mg/m3;

d)

voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling : de emissies bij de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in mg/m3;

2.

„verwarmingsketel voor fossiele brandstoffen” : een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen die fossiele brandstoffen of een mengsel van biomassa en fossiele brandstoffen als voorkeurbrandstof heeft;

3.

„behuizing van verwarmingsketels voor vaste brandstoffen” : een deel van een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen, dat ontworpen is voor de behuizing van een warmtegenerator voor vaste brandstoffen;

4.

„typeaanduiding van het model” : de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde fabrikantsnaam;

5.

„ketel met rookgascondensor” : een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen waarin, onder normale bedrijfsomstandigheden en bij bepaalde watertemperaturen, de waterdamp in de verbrandingsproducten gedeeltelijk wordt gecondenseerd om de latente warmte van deze waterdamp te gebruiken voor verwarmingsdoeleinden;

6.

„combinatieverwarmingsketel” : een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen die ontworpen is om ook warmte op te wekken voor het afleveren van warm drinkwater of warm water voor sanitaire doeleinden op bepaalde temperaturen, in bepaalde hoeveelheden en aan bepaalde debieten met bepaalde tussenpozen, en die is gekoppeld aan een externe voorziening van drinkwater of water voor sanitaire doeleinden;

7.

„andere houtachtige biomassa” : houtachtige biomassa andere dan: stamhout met een vochtgehalte van maximaal 25 %, verspaand hout met een vochtgehalte van minimaal 15 %, samengeperst hout in de vorm van pellets of briketten, of zaagsel met een vochtgehalte van maximaal 50 %;

8.

„vochtgehalte” : de massa van het water in de brandstof in verhouding tot de totale massa van de brandstof als gebruikt in verwarmingsketels voor vaste brandstoffen;

9.

„andere fossiele brandstoffen” : andere fossiele brandstoffen dan bitumineuze steenkool, bruinkool (inclusief briketten), cokes, antraciet of briketten van gemengde fossiele brandstoffen;

10.

„elektrisch rendement” of „ηel ” : de verhouding tussen de elektriciteitsafgifte en de totale energie-input van een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling, uitgedrukt in %, waarbij de totale energie-input uitgedrukt wordt in termen van GCV of in termen van eindverbruik van energie vermenigvuldigd met CC;

11.

„brutoverbrandingswaarde” of „GCV” : de totale hoeveelheid warmte die wordt afgegeven door een eenheidshoeveelheid brandstof met een geschikt vochtgehalte wanneer deze brandstof volledig met zuurstof wordt verbrand en de verbrandingsproducten tot omgevingstemperatuur zijn afgekoeld; deze hoeveelheid omvat de condensatiewarmte van de waterdamp die ontstaat bij de verbranding van het waterstof in de brandstof;

12.

„omrekeningscoëfficiënt” of „CC” : een coëfficiënt die de geraamde gemiddelde EU-opwekkingsefficiëntie van 40 % weerspiegelt als bedoeld in Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ); de waarde van de omrekeningscoëfficiënt is CC = 2,5;

13.

„gevraagd elektrisch vermogen bij maximale warmteafgifte” of „elmax ” : het elektriciteitsverbruik van de verwarmingsketel voor vaste brandstoffen bij de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in kW, exclusief het elektriciteitsverbruik van een back-upverwarmingselement en van ingebouwde secundaire emissiereductieapparatuur;

14.

„gevraagd elektrisch vermogen bij minimale warmteafgifte” of „elmin ” : het elektriciteitsverbruik van de verwarmingsketel voor vaste brandstoffen bij de toepasselijke deellast, uitgedrukt in kW, exclusief het elektriciteitsverbruik van een back-upverwarmingselement en van ingebouwde secundaire emissiereductieapparatuur;

15.

„back-upverwarmingselement” : een van het joule-effect gebruikmakende elektrische weerstand die uitsluitend warmte opwekt om te voorkomen dat de verwarmingsketel voor vaste brandstoffen of het op water gebaseerde centraleverwarmingssysteem bevriest of wanneer de externe voorziening voor de warmtebron onderbroken (zoals bij onderhoudswerkzaamheden) of defect is;

16.

„toepasselijke deellast” : voor automatisch gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen: werking bij 30 % van de nominale warmteafgifte, en voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die kunnen functioneren bij 50 % van de nominale warmteafgifte: werking bij 50 % van de nominale warmteafgifte;

17.

„elektriciteitsverbruik in stand-bymodus” of „PSB ” : het elektriciteitsverbruik van een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen terwijl die zich in de stand-bymodus bevindt, exclusief het verbruik van ingebouwde secundaire emissiereductieapparatuur, uitgedrukt in kW;

18.

„stand-bymodus” : stand waarin de verwarmingsketel voor vaste brandstoffen aan het elektriciteitsnet is gekoppeld, afhankelijk is van de energietoevoer van het elektriciteitsnet om naar behoren te kunnen functioneren en gedurende onbepaalde tijd uitsluitend de volgende functies uitvoert: de reactiveringsfunctie, of de reactiveringsfunctie in combinatie met, uitsluitend, de indicatie van de werking van de reactiveringsfunctie, of de informatie- of toestandsweergave;

19.

„seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming in actieve modus” of „

ηson

” :

a)

voor automatisch gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen : een gewogen gemiddelde van het nuttig rendement bij nominale warmteafgifte en het nuttig rendement bij 30 % van de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in %;

b)

voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die in continumodus kunnen functioneren bij 50 % van de nominale warmteafgifte : een gewogen gemiddelde van het nuttig rendement bij nominale warmteafgifte en het nuttig rendement bij 50 % van de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in %;

c)

voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die niet in continumodus kunnen functioneren bij 50 % of minder van de nominale warmteafgifte : het nuttig rendement bij de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in %;

d)

voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling : het nuttig rendement bij de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in %;

20.

„nuttig rendement” of „η” : de verhouding tussen de nuttige warmteafgifte en de totale energie-input van een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen, uitgedrukt in %, waarbij de totale energie-input uitgedrukt wordt in termen van GCV of in termen van eindverbruik van energie vermenigvuldigd met CC;

21.

„nuttige warmteafgifte” of „P” : de warmteafgifte van een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen, doorgegeven aan het warmteoverdrachtsmedium, uitgedrukt in kW;

22.

„temperatuurregelaar” : de apparatuur die de eindgebruiker kan gebruiken om de waarden en tijdstippen van de gewenste binnentemperatuur in te stellen, en die relevante informatie doorgeeft aan een interface van de verwarmingsketel voor vaste brandstoffen, zoals een centrale verwerkingseenheid, en die aldus bijdraagt tot het regelen van de binnentemperatuur;

23.

„brutoverbrandingswaarde vrij van vocht” of „GCVmf” : de totale hoeveelheid warmte die wordt geproduceerd door een eenheidshoeveelheid brandstof waaruit het vocht is verwijderd, wanneer die volledig met zuurstof wordt verbrand en de verbrandingsproducten tot omgevingstemperatuur zijn afgekoeld; deze hoeveelheid omvat de condensatiewarmte van de waterdamp die ontstaat bij de verbranding van het waterstof in de brandstof;

24.

„gelijkwaardig model” : een model dat in de handel wordt gebracht met dezelfde in tabel 1 van punt 2 van bijlage II opgenomen technische parameters als een ander model dat door dezelfde fabrikant in de handel wordt gebracht.




BIJLAGE II

Eisen inzake ecologisch ontwerp

1.    Specifieke eisen inzake ecologisch ontwerp

Vanaf 1 januari 2020 moeten verwarmingsketels voor vaste brandstoffen aan de volgende eisen voldoen:

a) de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ligt voor verwarmingsketels met een nominale warmteafgifte van maximaal 20 kW niet lager dan 75 %;

b) de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ligt voor verwarmingsketels met een nominale warmteafgifte van meer dan 20 kW niet lager dan 77 %;

c) de seizoensgebonden emissie van zwevende deeltjes bedraagt bij ruimteverwarming niet meer dan 40 mg/m3 voor automatisch gestookte verwarmingsketels en niet meer dan 60 mg/m3 voor handmatig gestookte verwarmingsketels;

d) de seizoensgebonden emissie van gasvormige organische verbindingen bedraagt bij ruimteverwarming niet meer dan 20 mg/m3 voor automatisch gestookte verwarmingsketels en niet meer dan 30 mg/m3 voor handmatig gestookte verwarmingsketels;

e) de seizoensgebonden emissie van koolmonoxide bedraagt bij ruimteverwarming niet meer dan 500 mg/m3 voor automatisch gestookte verwarmingsketels en niet meer dan 700 mg/m3 voor handmatig gestookte verwarmingsketels;

f) de seizoensgebonden emissie van stikstofoxiden, uitgedrukt als stikstofdioxide, bedraagt bij ruimteverwarming niet meer dan 200 mg/m3 voor verwarmingsketels die biomassa gebruiken, en niet meer dan 350 mg/m3 voor verwarmingsketels die fossiele brandstoffen gebruiken.

Aan deze eisen wordt voldaan bij gebruikmaking van de voorkeurbrandstof en elke andere geschikte brandstof voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen.

2.    Eisen inzake productinformatie

Vanaf 1 januari 2020 moet de volgende productinformatie inzake verwarmingsketels voor vaste brandstoffen worden verstrekt:

a) in de handleidingen voor installateurs en eindgebruikers en op de vrij toegankelijke websites van fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers en hun importeurs:

1. de in tabel 1 opgenomen informatie, met de desbetreffende technische parameters, gemeten en berekend overeenkomstig bijlage III en weergegeven met het in de tabel aangegeven aantal significante cijfers;

2. alle specifieke voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen wanneer de verwarmingsketel voor vaste brandstoffen wordt geassembleerd, geïnstalleerd of onderhouden;

3. instructies inzake de geëigende wijze om de verwarmingsketel voor vaste brandstoffen te gebruiken en inzake de kwaliteitseisen voor de voorkeurbrandstof en de andere geschikte brandstoffen;

4. voor warmtegeneratoren voor vaste brandstoffen, ontworpen voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen, en behuizingen voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die met dergelijke warmtegeneratoren zijn uitgerust: hun kenmerken, de assemblage-eisen (om overeenstemming met de eisen inzake het ecologisch ontwerp van verwarmingsketels voor vaste brandstoffen te waarborgen) en, in voorkomend geval, de lijst van de door de fabrikant aanbevolen combinaties;

b) op de voor professionele gebruikers bestemde pagina's van de vrij toegankelijke websites van fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers en hun importeurs: informatie die relevant is voor de demontage, recycling en verwijdering op het einde van de levensduur.

c) in de technische documentatie voor de doeleinden van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 4:

1. de onder a) en b) bedoelde informatie;

2. in voorkomend geval, een lijst van alle gelijkwaardige modellen;

3. wanneer de voorkeurbrandstof of een andere geschikte brandstof bestaat uit andere houtachtige biomassa, niet-houtachtige biomassa, andere fossiele brandstoffen of een ander mengsel van biomassa en fossiele brandstoffen als bedoeld in tabel 1: een beschrijving van de brandstof die voldoende is voor de ondubbelzinnige identificatie ervan en de technische norm of specificatie van de brandstof, inclusief het gemeten vochtgehalte en het gemeten asgehalte, en, voor andere fossiele brandstoffen, ook het gemeten vluchtigheidsgehalte van de brandstof;

d) het elektrisch vermogen dat op een onuitwisbare wijze is aangegeven op de verwarmingsketel voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling.

De onder c) bedoelde informatie mag worden samengevoegd met de technische documentatie die wordt verstrekt overeenkomstig Richtlijn 2010/30/EU.



Tabel 1

Informatie-eisen voor brandstofketels voor vaste brandstoffen

Typeaanduiding van het model/de modellen:

Stookmodus: [Handmatig: de verwarmingsketel moet zijn uitgerust met een opslagtank voor warm water met een volume van minimaal x (*1) liter/Automatisch: aanbevolen wordt dat de verwarmingsketel is uitgerust met een opslagtank voor warm water met een volume van minimaal x (*2) liter]

Verwarmingsketel met rookgascondensor: [ja/neenn]

 

Verwarmingsketel voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling: [ja/neenn]

Combinatieverwarmingsketel: [ja/neenn]

Brandstof

Voorkeurbrandstof (slechts één):

Andere geschikte brandstof(fen):

ηs [x %]:

Seizoensgebonden emissies bij ruimteverwarming (*4)

PM

OGC

CO

NOx

[x] mg/m3

Stamhout, vochtgehalte ≤ 25 %

[ja/neenn]

[ja/neenn]

 

 

 

 

 

Verspaand hout, vochtgehalte 15-35 %

[ja/neenn]

[ja/neenn]

 

 

 

 

 

Verspaand hout, vochtgehalte > 35 %

[ja/neenn]

[ja/neenn]

 

 

 

 

 

Samengeperst hout in de vorm van pellets of briketten

[ja/neenn]

[ja/neenn]

 

 

 

 

 

Zaagsel, vochtgehalte ≤ 50 %

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Andere houtachtige biomassa

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Niet-houtachtige biomassa

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Bitumineuze steenkool

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Bruinkool (inclusief briketten)

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Cokes

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Antraciet

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Briketten van gemengde fossiele brandstoffen

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Andere fossiele brandstoffen

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Briketten van gemengde biomassa (30-70 %) en fossiele brandstoffen

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Andere mengsels van biomassa en fossiele brandstoffen

[ja/neen]

[ja/neen]

 

 

 

 

 

Kenmerken wanneer uitsluitend de voorkeurbrandstof wordt gebruikt:

Item

Symbool

Waarde

Eenheid

 

Item

Symbool

Waarde

Eenheid

Nuttige warmteafgifte

 

Nuttig rendement

Bij nominale warmteafgifte

Pn  (*3)

x,x

kW

 

Bij nominale warmteafgifte

ηn

x,x

%

Bij [30 %/50 %] van de nominale warmteafgifte, indien van toepassing

Pp

[x,x/n.v.t.]

kW

 

Bij [30 %/50 %] van de nominale warmteafgifte, indien van toepassing

ηp

[x,x/n.v.t.]

%

Voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling: elektrische efficiëntie

 

Aanvullend elektriciteitsverbruik

 

Bij nominale warmteafgifte

elmax

x,xxx

kW

Bij nominale warmteafgifte

ηel,n

x,x

%

 

Bij [30 %/50 %] van de nominale warmteafgifte, indien van toepassing

elmin

[x,xxx/n.v.t.]

kW

 

Van ingebouwde secundaire emissiereductieapparatuur, indien van toepassing

[x,xxx/n.v.t.]

kW

 

In stand-bymodus

PSB

x,xxx

kW

 

Contactgegevens

Naam en adres van de fabrikant of van zijn gemachtigde.

 

(*1)   Tankvolume = 45 × Pr  × (1 – 2,7/Pr ) of 300 liter, wat het hoogste getal is, met Pr uitgedrukt in kW

(*2)   Tankvolume = 20 × Pr met Pr uitgedrukt in kW

(*3)   Voor de voorkeurbrandstof is Pn gelijk aan Pr

(*4)   PM = zwevende deeltjes, OGC = gasvormige organische verbindingen, CO = koolmonoxide, NOx = stikstofoxiden




BIJLAGE III

Metingen en berekeningen

1.

Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening dienen metingen en berekeningen te worden verricht met gebruikmaking van de geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dat doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, of met gebruikmaking van andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden die rekening houden met de algemeen erkende stand van de techniek op dit gebied. Deze methoden moeten aan de in de punten 2 tot en met 6 van deze bijlage vermelde voorwaarden en technische parameters beantwoorden.

2.

Algemene voorwaarden voor metingen en berekeningen

a) Verwarmingsketels voor vaste brandstoffen worden getest voor de voorkeurbrandstof en andere in tabel 1 van bijlage II vermelde geschikte brandstoffen, met als uitzondering dat ketels die worden getest voor verspaand hout met een vochtgehalte van meer dan 35 % en die voldoen aan de geldende eisen, worden geacht ook aan die eisen te voldoen wanneer zij worden getest voor verspaand hout met een vochtgehalte van 15-35 % en dus voor dat vochtgehalte van 15-35 % niet hoeven te worden getest.

b) De opgegeven waarden voor seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming en seizoensgebonden emissies bij ruimteverwarming worden afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal.

c) warmtegeneratoren voor vaste brandstoffen, ontworpen voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen, en behuizingen voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die met dergelijke warmtegeneratoren worden uitgerust, worden getest met een geschikte behuizing en een geschikte warmtegenerator voor dergelijke ketels.

3.

Algemene voorwaarden voor seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming

a) De waarden voor het nuttig rendement ηn , ηp en de waarden voor de nuttige warmteafgifte Pn , Pp worden gemeten indien van toepassing. Voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling wordt tevens het elektrisch rendement ηel,n gemeten.

b) De seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ηs wordt berekend als de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming in actieve modus ηson , gecorrigeerd door bijdragen voor temperatuurregelaars, aanvullend elektriciteitsverbruik en, voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling, door toevoeging van het elektrisch rendement vermenigvuldigd met een omrekeningscoëfficiënt CC van 2,5.

c) Het elektriciteitsverbruik wordt vermenigvuldigd met een omrekeningscoëfficiënt CC van 2,5.

4.

Specifieke voorwaarden voor seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming

a) De seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ηs is als volgt gedefinieerd:

ηs  = ηson F(1)F(2) + F(3)

waarin:

1.  ηson  = de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming in actieve modus, uitgedrukt als een percentage, berekend overeenkomstig punt 4, onder b);

2.  F(1) staat voor het verlies aan seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ten gevolge van aangepaste bijdragen van temperatuurregelaars; F(1) = 3 %;

3.  F(2) staat voor de negatieve bijdrage aan de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming door aanvullend elektriciteitsverbruik, uitgedrukt als een percentage, berekend overeenkomstig punt 4, onder c);

4.  F(3) staat voor de positieve bijdrage aan de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming door het elektrisch rendement van verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling, uitgedrukt als een percentage, en wordt als volgt berekend:

F(3) = 2,5 × ηel,n

b) De seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming in actieve modus, ηson , wordt als volgt berekend:

1. voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die in continumodus kunnen functioneren bij 50 % van de nominale warmteafgifte, en voor automatisch gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen:

ηson  = 0,85 × ηp  + 0,15 × ηn

2. voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die niet in continumodus kunnen functioneren bij 50 %, of minder, van de nominale warmteafgifte, en voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling:

ηson  = ηn

c)  F(2) wordt als volgt berekend:

1. voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die in continumodus kunnen functioneren bij 50 % van de nominale warmteafgifte, en voor automatisch gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen:

F(2) = 2,5 × (0,15 × elmax  + 0,85 × elmin  + 1,3 × PSB )/(0,15 × Pn  + 0,85 × Pp )

2. voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die niet in continumodus kunnen functioneren bij 50 %, of minder, van de nominale warmteafgifte, en voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling:

F(2) = 2,5 × (elmax  + 1,3 × PSB)/Pn

5.

Berekening van de brutoverbrandingswaarde

De brutoverbrandingswaarde (GCV) wordt uit de brutoverbrandingswaarde vrij van vocht (GCVmf ) verkregen door toepassing van de volgende conversie:

GCV = GCVmf × (1 – M)

waarin:

a)  GCV en GCVmf worden uitgedrukt in megajoule per kilogram;

b)  M = het vochtgehalte van de brandstof, uitgedrukt als een verhouding.

6.

Seizoensgebonden emissies bij ruimteverwarming

a) De emissies van zwevende deeltjes, gasvormige organische verbindingen, koolmonoxide en stikstofoxiden worden uitgedrukt als genormaliseerd aan een droog rookgas met 10 % zuurstof en standaardomstandigheden bij 0 °C en 1 013  millibar.

b) De seizoensgebonden emissies bij ruimteverwarming Es van respectievelijk zwevende deeltjes, gasvormige organische verbindingen, koolmonoxide en stikstofoxiden worden als volgt berekend:

1. voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die in continumodus kunnen functioneren bij 50 % van de nominale warmteafgifte, en voor automatisch gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen:

Es  = 0,85 × Es,p  + 0,15 × Es,n

2. voor handmatig gestookte verwarmingsketels voor vaste brandstoffen die niet in continumodus kunnen functioneren bij 50 %, of minder, van de nominale warmteafgifte, en voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling:

Es = Es,n

waarin:

a)

Es,p = de emissies van respectievelijk zwevende deeltjes, gasvormige organische verbindingen, koolmonoxide en stikstofoxiden, gemeten bij 30 % of 50 % van de nominale warmteafgifte, zoals van toepassing;

b)

Es,n = de emissies van respectievelijk zwevende deeltjes, gasvormige organische verbindingen, koolmonoxide en stikstofoxiden, gemeten bij de nominale warmteafgifte.

c) De emissies van zwevende deeltjes worden gemeten met behulp van een gravimetrische methode, met uitsluiting van alle zwevende deeltjes die door gasvormige organische verbindingen worden gevormd wanneer rookgassen in aanraking komen met de omgevingslucht.

d) De emissies van stikstofoxiden worden berekend als de som van stikstofmonoxide en stikstofdioxide, en worden uitgedrukt in termen van stikstofdioxide.

▼M1




BIJLAGE IV

Controle op de naleving van productvoorschriften door de markttoezichtautoriteiten

De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe:

(1) De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

(2) Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

(a) de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

(b) de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

(c) de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 2 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen. De eenheid wordt getest met één of meer brandstoffen met kenmerken die binnen het bereik liggen van de brandstof(fen) die door de fabrikant werd(en) gebruikt om de in bijlage III beschreven metingen uit te voeren.

(3) Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

(4) Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant of de importeur op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst.

(5) Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 2 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

(6) Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, worden het model en alle modellen die in de door de fabrikant of de importeur toegepaste technische documentatie op een lijst van equivalente modellen zijn geplaatst, geacht niet aan deze verordening te voldoen.

(7) Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage III vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 2 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.



Tabel 2

Controletoleranties

Parameters

Controletolerantie

Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming η s

De vastgestelde waarde mag niet meer dan 4 % lager zijn dan de opgegeven waarde.

Emissies van zwevende deeltjes

De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 9 mg/m3 overschrijden.

Emissies van gasvormige organische verbindingen

De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 7 mg/m3 overschrijden.

Emissies van koolmonoxide

De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 30 mg/m3 overschrijden.

Emissies van stikstofoxiden

De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 30 mg/m3 overschrijden.

▼B




BIJLAGE V

Indicatieve benchmarks als bedoeld in artikel 6

Op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening beantwoorden de beste in de handel beschikbare technologieën voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen aan de onderstaande indicatieve benchmarks. Op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening was er geen enkele verwarmingsketel voor vaste brandstoffen geïdentificeerd die voldeed aan alle in de punten 1 en 2 gespecificeerde waarden. Verscheidene verwarmingsketels voor vaste brandstoffen voldeden aan één of meer van deze waarden:

1. wat de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming betreft: 96 % voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen met warmtekrachtkoppeling, 90 % voor verwarmingsketels met rookgascondensor en 84 % voor andere verwarmingsketels voor vaste brandstoffen;

2. wat seizoensgebonden emissies bij ruimteverwarming betreft:

a) 2 mg/m3 voor zwevende deeltjes voor verwarmingsketels die biomassa gebruiken; 10 mg/m3 voor verwarmingsketels die fossiele brandstoffen gebruiken;

b) 1 mg/m3 voor gasvormige organische verbindingen;

c) 6 mg/m3 voor koolmonoxide;

d) 97 mg/m3 voor stikstofoxiden voor verwarmingsketels die biomassa gebruiken; 170 mg/m3 voor verwarmingsketels die fossiele brandstoffen gebruiken.

De in punt 1 en punt 2, onder a) tot en met d), gespecificeerde benchmarks houden niet noodzakelijk in dat een combinatie van deze waarden in één verwarmingsketel voor vaste brandstoffen haalbaar is. Een voorbeeld van een goede combinatie is een bestaand model met een seizoensgebonden energie-efficiëntie bij ruimteverwarming van 81 % en seizoensgebonden emissies bij ruimteverwarming van zwevende deeltjes van 7 mg/m3, van gasvormige organische verbindingen van 2 mg/m3, van koolmonoxide van 6 mg/m3 en van stikstofoxiden van 120 mg/m3.



( 1 ) Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

( 2 ) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

Top