EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02015L2366-20151223

Consolidated text: Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (Voor de EER relevante tekst)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2015/2366/2015-12-23

02015L2366 — NL — 23.12.2015 — 000.005


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN (EU) 2015/2366 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 november 2015

betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 102, 23.4.2018, blz.  97 (2015/2366)




▼B

RICHTLIJN (EU) 2015/2366 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 november 2015

betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG

(Voor de EER relevante tekst)



TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

1.  Bij deze richtlijn worden de voorschriften vastgesteld op grond waarvan de lidstaten onderscheid maken tussen de volgende categorieën van betalingsdienstaanbieders:

a) kredietinstellingen als gedefinieerd in punt 1 van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ), met inbegrip van bijkantoren ervan zoals gedefinieerd in punt 17 daarvan, indien die bijkantoren zich in de Unie bevinden, ongeacht of de hoofdkantoren van die bijkantoren zich in de Unie of, in overeenstemming met artikel 47 van Richtlijn 2013/36/EU en met het nationale recht, buiten de Unie bevinden;

b) instellingen voor elektronisch geld als gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2009/110/EG, met inbegrip van, overeenkomstig artikel 8 van die richtlijn en het nationale recht, bijkantoren ervan, ingeval die bijkantoren zich binnen de Unie bevinden en de hoofdkantoren van die bijkantoren buiten de Unie, voor zover de door die bijkantoren aangeboden betalingsdiensten verband houden met de uitgifte van elektronisch geld;

c) postcheque-en-girodiensten die krachtens nationale wetgeving gemachtigd zijn om betalingsdiensten aan te bieden;

d) betalingsinstellingen;

e) de ECB en nationale centrale banken wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit of andere publieke autoriteit;

f) de lidstaten en hun regionale en lokale overheden wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van overheidsinstantie.

2.  Bij deze richtlijn worden tevens regels vastgesteld betreffende:

a) de transparantie van de voorwaarden en de informatievoorschriften met betrekking tot betalingsdiensten, en

b) de respectieve rechten en verplichtingen van betalingsdienstgebruikers en van betalingsdienstaanbieders met betrekking tot het als gewoon beroep of bedrijf aanbieden van betalingsdiensten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze richtlijn is van toepassing op betalingsdiensten aangeboden in de Unie.

2.  Titel III en titel IV zijn van toepassing op betalingstransacties in de valuta van een lidstaat waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich in de Unie bevindt.

3.  Titel III, met uitzondering van artikel 45, lid 1, onder b), artikel 52, lid 2, onder e), en artikel 56, onder a), alsmede titel IV, met uitzondering van de artikelen 81 tot en met 86 zijn, met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen de Unie worden uitgevoerd, tevens van toepassing op betalingstransacties in valuta’s van niet-lidstaten waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich in de Unie bevindt.

4.  Titel III, met uitzondering van artikel 45, lid 1, onder b), artikel 52, lid 2, onder e), artikel 52, lid 5, onder g), en artikel 56, onder a), alsmede titel IV, met uitzondering van artikel 62, leden 2 en 4, de artikelen 76, 77 en 81, artikel 83, lid 1, en de artikelen 89 en 92, zijn tevens van toepassing op betalingstransacties in alle valuta waarbij slechts een van de betalingsdienstaanbieders zich in de Unie bevindt, met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen de Unie worden uitgevoerd.

5.  De lidstaten kunnen de instellingen bedoeld in artikel 2, lid 5, punten 4 tot en met 23, van Richtlijn 2013/36/EU vrijstelling verlenen van de toepassing van het geheel of een deel van de bepalingen van deze richtlijn.

Artikel 3

Uitsluitingen

Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a) betalingstransacties die uitsluitend in contanten, rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden verricht, zonder enige tussenkomst;

b) betalingstransacties tussen de betaler en de begunstigde die worden uitgevoerd via een handelsagent die middels een overeenkomst gemachtigd is om voor rekening van alleen de betaler of alleen de begunstigde de verkoop of aankoop van goederen of diensten via onderhandelingen tot stand te brengen of te sluiten;

c) beroepsmatig fysiek transport van bankbiljetten en muntstukken, inclusief het ophalen, verwerken en afleveren ervan;

d) betalingstransacties die bestaan in het niet-beroepsmatig ophalen en afleveren van contanten in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden;

e) diensten waarbij de begunstigde aan de betaler contanten verstrekt in het kader van een betalingstransactie, nadat de betalingsdienstgebruiker hierom uitdrukkelijk heeft verzocht net voordat de betalingstransactie wordt uitgevoerd door middel van een betaling voor de aankoop van goederen of diensten;

f) contante valutawisseltransacties waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden;

g) betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde:

i) papieren cheques die vallen onder het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

ii) papieren cheques die vergelijkbaar zijn met die bedoeld onder i) en die vallen onder het recht van lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

iii) papieren wissels in de zin van het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;

iv) papieren wissels die vergelijkbaar zijn met de onder iii) bedoelde en vallen onder het recht van de lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;

v) papieren tegoedbonnen;

vi) papieren reischeques;

vii) papieren postwissels als omschreven door de Wereldpostunie;

h) betalingstransacties die binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem worden uitgevoerd tussen afwikkelingsinstellingen, centrale tegenpartijen, clearinginstellingen en/of centrale banken en andere deelnemers van het systeem, en betalingsdienstaanbieders, onverminderd artikel 35;

i) betalingstransacties in verband met dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividend, inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld in punt h) of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die beleggingsdiensten verrichten, alsmede andere instellingen waaraan bewaarneming van financiële instrumenten is toegestaan;

j) door technischedienstaanbieders verrichte diensten ter ondersteuning van het aanbieden van betalingsdiensten, waarbij de betrokken aanbieders op geen enkel moment in het bezit komen van de over te maken geldmiddelen, met inbegrip van verwerking en opslag van gegevens, diensten ter bescherming van het vertrouwen en het privéleven, authenticatie van gegevens en entiteiten, levering van informatietechnologie (IT)- en communicatienetwerken, alsmede levering en onderhoud van voor betalingsdiensten gebruikte automaten en instrumenten, met uitzondering van betalingsinitiatiediensten en rekeninginformatiediensten;

k) op specifieke betaalinstrumenten gebaseerde diensten met beperkte gebruiksmogelijkheden, die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

i) instrumenten waarmee de houder uitsluitend in de bedrijfsgebouwen van de uitgever ervan of binnen een beperkt netwerk van dienstaanbieders die een directe handelsovereenkomst met een professionele uitgever hebben, goederen of diensten kan aanschaffen;

ii) instrumenten waarmee uitsluitend goederen of diensten uit een zeer beperkt gamma kunnen worden aangeschaft;

iii) uitsluitend in één lidstaat geldende instrumenten aangeboden op verzoek van een onderneming of een publiekrechtelijke entiteit, waarvoor een nationale of regionale overheidsinstantie specifieke sociale of belastinggerelateerde regels heeft vastgesteld, en waarmee specifieke goederen of diensten kunnen worden aangeschaft bij leveranciers die een handelsovereenkomst met de uitgever hebben;

l) betalingstransacties door een aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten die voor een abonnee van dat netwerk of die dienst ter aanvulling op elektronischecommunicatiediensten worden verricht:

i) voor de aankoop van digitale inhoud en spraakgestuurde diensten, ongeacht het voor de aankoop of consumptie van de digitale inhoud gebruikte apparaat, en die in rekening worden gebracht via de betrokken factuur, of

ii) met of via een elektronisch apparaat en die in rekening worden gebracht via de betrokken factuur in het kader van een liefdadigheidsactiviteit of voor de aankoop van tickets,

mits de waarde van de in de punten i) en ii) bedoelde afzonderlijke betalingstransacties niet meer dan 50 EUR bedraagt en:

 de totale waarde van de betalingstransacties voor één enkele abonnee per maand niet meer dan 300 EUR bedraagt, of

 ingeval een abonnee zijn rekening bij de aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten voorfinancieren, de totale waarde van de betalingstransacties niet meer dan 300 EUR per maand bedraagt;

m) betalingstransacties die worden uitgevoerd tussen betalingsdienstaanbieders, hun agenten of bijkantoren, voor eigen rekening;

n) betalingstransacties en aanverwante diensten tussen een moederonderneming en haar dochteronderneming of tussen dochterondernemingen van dezelfde moederonderneming, zonder tussenkomst van een andere betalingsdienstaanbieder dan een tot dezelfde groep behorende onderneming;

o) geldopnamediensten die via geldautomaten worden aangeboden door namens een of meer kaartuitgevers handelende dienstaanbieders die geen partij zijn bij de raamovereenkomst met de cliënt die geld van een betaalrekening opneemt, mits die dienstaanbieders geen andere betalingsdiensten als bedoeld in bijlage I verrichten. Niettemin wordt aan de cliënt de in de artikelen 45, 48, 49 en 59 bedoelde informatie over eventuele kosten voor geldopname verstrekt, zowel vóór de geldopname als na ontvangst van de contanten aan het einde van de transactie na de geldopname.

Artikel 4

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. „lidstaat van herkomst”:

a) de lidstaat waar de statutaire zetel van de betalingsdienstaanbieder zich bevindt, of

b) indien de betalingsdienstaanbieder overeenkomstig zijn nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor zich bevindt;

2. „lidstaat van ontvangst”: de lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de betalingsdienstaanbieder een agent of bijkantoor heeft, dan wel betalingsdiensten aanbiedt;

3. „betalingsdienst”: een of meer in bijlage I vermelde bedrijfswerkzaamheden;

4. „betalingsinstelling”: een rechtspersoon aan wie overeenkomstig artikel 11 vergunning is verleend om overal in de Unie betalingsdiensten aan te bieden en uit te voeren;

5. „betalingstransactie”: een door of voor rekening van de betaler of door de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn;

6. „betalingstransactie op afstand”: betalingstransactie die via internet of met een voor communicatie op afstand bruikbaar apparaat wordt geïnitieerd;

7. „betalingssysteem”: systeem voor de overmaking van geldmiddelen met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke regels voor de verwerking, clearing en/of afwikkeling van betalingstransacties;

8. „betaler”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, bij ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een betalingsopdracht geeft;

9. „begunstigde”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beoogde ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

10. „betalingsdienstgebruiker”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruikmaakt;

11. „betalingsdienstaanbieder”: een orgaan bedoeld in artikel 1, lid 1, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vrijstelling op grond van artikel 32 of 33 is verleend;

12. „betaalrekening”: een op naam van een of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;

13. „betalingsopdracht”: door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;

14. „betaalinstrument”: gepersonaliseerd(e) instrument(en) en/of geheel van procedures, overeengekomen door de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder, waarvan gebruik wordt gemaakt voor het initiëren van een betalingsopdracht;

15. „betalingsinitiatiedienst”: een dienst voor het initiëren van een betalingsopdracht, op verzoek van de betalingsdienstgebruiker, met betrekking tot een betaalrekening die bij een andere betalingsdienstaanbieder wordt aangehouden;

16. „rekeninginformatiedienst”: een onlinedienst voor het verstrekken van geconsolideerde informatie over een of meer betaalrekeningen die de betalingsdienstgebruiker bij een andere betalingsdienstaanbieder of bij meer dan één betalingsdienstaanbieder aanhoudt;

17. „rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die ten behoeve van een betaler een betaalrekening aanbiedt en beheert;

18. „betalingsinitiatiedienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die de in bijlage I, punt 7, bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;

19. „rekeninginformatiedienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die de in bijlage I, punt 8, bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;

20. „consument”: een natuurlijke persoon die, in betalingsdienstovereenkomsten die onder deze richtlijn vallen, voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepswerkzaamheden handelt;

21. „raamovereenkomst”: een betalingsdienstovereenkomst die de toekomstige uitvoering van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties beheerst en die de verplichtingen en voorwaarden voor het openen van een betaalrekening kan omvatten;

22. „geldtransfer”: een betalingsdienst waarbij, zonder dat een betaalrekening op naam van de betaler of de begunstigde wordt geopend, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met als enig doel het daarmee corresponderende bedrag over te maken aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder en/of waarbij de geldmiddelen voor rekening van de begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld;

23. „automatische afschrijving”: betalingsdienst voor debiteringen van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de begunstigde, of aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde dan wel aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler verleende instemming;

24. „overmaking”: een betalingsdienst voor het crediteren van de betaalrekening van een begunstigde met een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties van een betaalrekening van een betaler door de betalingsdienstaanbieder die de betaalrekening van de betaler beheert, op basis van een door de betaler gegeven instructie;

25. „geldmiddelen”: bankbiljetten en muntstukken, giraal geld of elektronisch geld als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG;

26. „valutadatum”: referentietijdstip dat door een betalingsdienstaanbieder wordt gebruikt voor de berekening van de interesten op de geldmiddelen waarmee een betaalrekening wordt gedebiteerd of gecrediteerd;

27. „referentiewisselkoers”: de wisselkoers die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd bij een valutawissel en die door de betalingsdienstaanbieder beschikbaar wordt gesteld of afkomstig is van een bron die door het publiek kan worden geraadpleegd;

28. „referentierentevoet”: de rentevoet die als berekeningsgrondslag voor in rekening te brengen interesten wordt gehanteerd, en die afkomstig is van een bron die door het publiek kan worden geraadpleegd en door beide partijen bij een betalingsdienstovereenkomst kan worden geverifieerd;

29. „authenticatie”: een procedure waarmee een betalingsdienstaanbieder de identiteit van een betalingsdienstgebruiker dan wel de validiteit van het gebruik van een specifiek betaalinstrument kan verifiëren, het gebruik van de persoonlijke beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker inbegrepen;

30. „sterke cliëntauthenticatie”: authenticatie met gebruikmaking van twee of meer factoren die worden aangemerkt als kennis (iets wat alleen de gebruiker weet), bezit (iets wat alleen de gebruiker heeft) en inherente eigenschap (iets wat de gebruiker is) en die onderling onafhankelijk zijn, in die zin dat compromittering van één ervan geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de andere en di zodanig is opgezet dat de vertrouwelijkheid van de authenticatiegegevens wordt beschermd;

31. „persoonlijke beveiligingsgegevens”: voor doeleinden van authenticatie door de betalingsdienstaanbieder aan een betalingsdienstgebruiker verstrekte gepersonaliseerde kenmerken;

32. „gevoelige betalingsgegevens”: gegevens waarmee fraude kan worden gepleegd, waaronder persoonlijke beveiligingsgegevens. Voor de activiteiten van betalingsinitiatiedienstaanbieders en rekeninginformatiedienstaanbieders vormen de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer geen gevoelige betalingsgegevens;

33. „unieke identificator”: de door de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker medegedeelde combinatie van letters, nummers en symbolen, die laatstgenoemde dient te verstrekken om een andere bij een betalingstransactie betrokken betalingsdienstgebruiker en/of diens betaalrekening ondubbelzinnig te identificeren;

34. „techniek voor communicatie op afstand”: een middel dat, zonder dat de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gelijktijdig fysiek aanwezig zijn, kan worden gebruikt voor de sluiting van een betalingsdienstovereenkomst;

35. „duurzame drager”: een hulpmiddel waarmee de betalingsdienstgebruiker de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze kan opslaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende tijd kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;

36. „micro-onderneming”: een onderneming die op het tijdstip van sluiting van de betalingsdienstovereenkomst een onderneming is als gedefinieerd in artikel 1 en artikel 2, leden 1 en 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG;

37. „werkdag”: een dag waarop de betalingsdienstaanbieder van de betaler of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde die betrokken is bij de uitvoering van een betalingstransactie, geopend is voor de bij de uitvoering van een betalingstransactie vereiste werkzaamheden;

38. „agent”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij het aanbieden van betalingsdiensten voor rekening van een betalingsinstelling optreedt;

39. „bijkantoor”: een bedrijfsvestiging die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een betalingsinstelling en rechtstreeks alle of bepaalde handelingen verricht die eigen zijn aan de bedrijfswerkzaamheden van een betalingsinstelling; alle in eenzelfde lidstaat gelegen bedrijfsvestigingen van een betalingsinstelling met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden alle tezamen als één bijkantoor beschouwd;

40. „groep”: een groep van ondernemingen die onderling verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 22, leden 1, 2 of 7 van Richtlijn 2013/34/EU, of ondernemingen zoals gedefinieerd in de artikelen 4, 5, 6 en 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014 van de Commissie ( 2 ), die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 10, lid 1, of in artikel 113, lid 6 of lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

41. „elektronischecommunicatienetwerk”: een netwerk als gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 3 );

42. „elektronischecommunicatiedienst”: een dienst als gedefinieerd in artikel 2, onder c), van Richtlijn 2002/21/EG;

43. „digitale inhoud”: in digitale vorm geproduceerde of geleverde goederen of in digitale vorm geproduceerde en verleende diensten die uitsluitend binnen een technisch apparaat kunnen worden gebruikt of verbruikt, en waarbij op geen enkele wijze fysieke goederen of diensten worden gebruikt of verbruikt;

44. „acceptatie van betalingstransacties”: een door een betalingsdienstaanbieder verleende betalingsdienst waarbij met een begunstigde een overeenkomst wordt gesloten voor de acceptatie en de verwerking van betalingstransacties, waardoor een geldovermaking naar de begunstigde ontstaat;

45. „uitgifte van betaalinstrumenten”: een door een betalingsdienstaanbieder aangeboden betalingsdienst waarbij een overeenkomst wordt gesloten om aan een betaler een betaalinstrument voor het initiëren en het verwerken van de betalingstransacties van de betaler te verstrekken;

46. „eigen vermogen”: vermogen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 118, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met dien verstande dat ten minste 75 % van het tier 1-kapitaal bestaat uit tier 1-kernkapitaal als bedoeld in artikel 50 van die verordening en het tier 2-kapitaal ten hoogste een derde van het tier 1-kapitaal uitmaakt;

47. „betalingsmerk”: elk(e) materie(ë)l(e) of digita(a)l(e) naam, term, teken, symbool of een combinatie daarvan, waaruit blijkt via welk betaalkaartschema op kaarten gebaseerde betalingstransacties worden verricht;

48. „co-badging”: het incorporeren van twee of meer betalingsmerken of betalingsapplicaties van hetzelfde betalingsmerk op hetzelfde betaalinstrument.



TITEL II

BETALINGSDIENSTAANBIEDERS



HOOFDSTUK 1

Betalingsinstellingen



Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 5

Vergunningsaanvragen

1.  Voor het verkrijgen van een vergunning als betalingsinstelling wordt bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een aanvraag ingediend, samen met het volgende:

a) een programma van werkzaamheden waarin met name de categorie van voorgenomen betalingsdiensten wordt vermeld;

b) een bedrijfsplan met een budgetprognose voor de eerste drie boekjaren waarmee wordt aangetoond dat de aanvrager in staat is gebruik te maken van passende en evenredige systemen, middelen en procedures om op een gezonde basis te opereren;

c) bewijs dat de betalingsinstelling over het in artikel 7 genoemde aanvangskapitaal beschikt;

d) voor de betalingsinstellingen bedoeld in artikel 10, lid 1, een omschrijving van de maatregelen die zijn genomen ter bescherming van de geldmiddelen van de betalingsdienstgebruikers overeenkomstig artikel 10;

e) een beschrijving van de regelingen op het gebied van bestuur (governance) en de mechanismen voor interne controle die de aanvrager heeft ingesteld, waaronder de administratieve en boekhoudkundige procedures en de procedures voor risicobeheersing, waaruit blijkt dat die bestuursregelingen, controlemechanismen en procedures evenredig, passend, degelijk en adequaat zijn;

f) een beschrijving van de procedures voor het monitoren en afhandelen van veiligheidsincidenten en veiligheidsgerelateerde klachten van cliënten en de follow-up ervan, met inbegrip van een mechanisme voor het melden van incidenten met inachtneming van de in artikel 96 vastgelegde meldingsplicht voor betalingsinstellingen;

g) een beschrijving van de procedures voor het opslaan, monitoren, traceren en beperken van de toegang tot gevoelige betalingsgegevens;

h) een beschrijving van de bedrijfscontinuïteitsregelingen, met daarin een duidelijke uiteenzetting van de kritieke bedrijfsactiviteiten, alsmede doeltreffende noodplannen en een procedure om de toereikendheid en efficiëntie van deze plannen regelmatig te beproeven en te herzien;

i) een beschrijving van de beginselen en definities voor het verzamelen van statistische gegevens over prestaties, transacties en fraude;

j) een beschrijving van het beveiligingsbeleid, met inbegrip van een gedetailleerde risicoanalyse met betrekking tot de betalingsdiensten en een beschrijving van de maatregelen op het gebied van beveiliging en risicobeperking die worden genomen om de gebruikers van de betalingsdiensten afdoende tegen de vastgestelde beveiligingsrisico’s, waaronder fraude en illegaal gebruik van gevoelige gegevens en persoonsgegevens, te beschermen;

k) voor betalingsinstellingen die zijn onderworpen aan de in Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) en Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) neergelegde verplichtingen in verband met het witwassen van geld en terrorismefinanciering, een beschrijving van de interne controlemechanismen die de aanvrager heeft opgezet om die verplichtingen na te komen;

l) een beschrijving van de organisatiestructuur van de aanvrager, met inbegrip van, voor zover van toepassing, een beschrijving van het voorgenomen gebruik van agenten en bijkantoren, van de minimaal jaarlijkse controles, ter plaatse en elders, van deze agenten en bijkantoren waartoe de aanvrager zich verbindt, van de uitbestedingsregelingen, alsmede van de deelname van de aanvrager aan een nationaal of internationaal betalingssysteem;

m) de identiteit van personen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, gekwalificeerde deelnemingen in de aanvrager bezitten in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36, van Verordening (EU) nr. 575/2013, alsmede de omvang van hun deelneming en het bewijs van hun geschiktheid, gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de betalingsinstelling te garanderen;

n) de identiteit van de bestuurders en managers van de betalingsinstelling en, waar dienstig, de personen die belast zijn met het beheer van de betalingsdienstactiviteiten van de betalingsinstelling, alsmede het bewijs dat zij als betrouwbaar bekend staan en over de nodige kennis en ervaring beschikken om betalingsdiensten uit te voeren als bepaald door de lidstaat van herkomst van de betalingsinstelling;

o) indien van toepassing, de identiteit van wettelijke auditors en auditkantoren als omschreven in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 6 );

p) de rechtsvorm en de statuten van de aanvrager;

q) het adres van het hoofdkantoor van de aanvrager.

Voor de toepassing van de punten d), e), f) en l) van de eerste alinea geeft de aanvrager een beschrijving van de regelingen voor accountantscontrole en de organisatorische regelingen die hij heeft getroffen voor het nemen van alle redelijke maatregelen om de belangen van zijn gebruikers te beschermen en om de continuïteit en betrouwbaarheid bij het uitvoeren van betalingsdiensten te garanderen.

Bij de onder j) van de eerste alinea bedoelde maatregelen op het gebied van beveiliging en risicobeperking wordt aangegeven op welke wijze een hoog niveau van technische beveiliging en gegevensbescherming wordt gewaarborgd, ook wat betreft de software en IT-systemen die worden gebruikt door de aanvrager of door ondernemingen waaraan de aanvrager zijn activiteiten geheel of gedeeltelijk uitbesteedt. Deze maatregelen omvatten tevens de bij artikel 95, lid 1, vastgestelde beveiligingsmaatregelen. Bij het opstellen van deze maatregelen wordt tevens rekening gehouden met de in artikel 95, lid 3, bedoelde EBA-richtsnoeren inzake beveiligingsmaatregelen, zodra die zijn vastgesteld.

2.  De lidstaten schrijven ondernemingen die een vergunningsaanvraag indienen voor het aanbieden van de in bijlage I, punt 7, bedoelde betalingsdiensten voor dat zij over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering beschikken voor de gebieden waarin zij diensten aanbieden, of over een andere vergelijkbare waarborg tegen aansprakelijkheid, waarmee zij gedekt zijn voor hun ►C1  aansprakelijkheid die is bepaald in de artikelen 73, 90 en 92. ◄

3.  De lidstaten schrijven ondernemingen die een registeraanvraag indienen voor het aanbieden van de in bijlage I, punt 8, bedoelde betalingsdiensten voor dat zij over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering beschikken voor de gebieden waarin zij diensten aanbieden, of over een andere vergelijkbare waarborg tegen hun aansprakelijkheid ten aanzien van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder of de betalingsdienstgebruiker als gevolg van niet-toegestane of frauduleuze toegang tot of niet-toegestaan of frauduleus gebruik van betaalrekeninginformatie.

4.  Na raadpleging van alle relevante belanghebbenden, onder andere deze op de markt voor betalingsdiensten, waarbij alle betrokken belangen tot uiting komen, vaardigt EBA uiterlijk op 13 januari 2017 in overeenstemming met artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, ten behoeve van de bevoegde autoriteiten, richtsnoeren uit inzake de criteria voor de vaststelling van het minimumgeldbedrag van de in de leden 2 en 3 bedoelde beroepsaansprakelijkheidsverzekering of andere vergelijkbare waarborg.

EBA stelt de in de eerste alinea bedoelde richtsnoeren op rekening houdend met het volgende:

a) het risicoprofiel van de onderneming;

b) of de onderneming andere in bijlage I vermelde betalingsdiensten aanbiedt, of andere bedrijfswerkzaamheden heeft;

c) de omvang van de activiteit:

i) voor ondernemingen die een vergunning aanvragen om de in bijlage I, punt 7, bedoelde betalingsdiensten aan te bieden, de waarde van de geïnitieerde transacties;

ii) voor ondernemingen die een registratie aanvragen om de in bijlage I, punt 8, bedoelde betalingsdiensten aan te bieden, het aantal cliënten dat gebruik maakt van de rekeninginformatiediensten;

d) de specifieke kenmerken van vergelijkbare waarborgen en de criteria voor de implementatie ervan.

EBA onderwerpt die richtsnoeren regelmatig aan een evaluatie.

5.  Na raadpleging van alle relevante belanghebbenden, onder andere deze op de markt voor betalingsdiensten, waarbij alle betrokken belangen tot uiting komen, vaardigt EBA uiterlijk op 13 juli 2017 in overeenstemming met artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren uit over de gegevens, met inbegrip van de voorschriften in de punten a), b), c), e), g), h), i) en j), van lid 1, die in een vergunningsaanvraag voor betalingsinstellingen aan de bevoegde autoriteiten moeten worden verstrekt.

EBA evalueert die richtsnoeren regelmatig, doch ten minste om de drie jaar.

6.  In voorkomend geval rekening houdend met de ervaring die bij het toepassen van de in lid 5 bedoelde richtsnoeren is opgedaan, kan EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen waarin nader wordt bepaald welke gegevens, met inbegrip van het bepaalde in de punten a), b), c), e), g), h), i) en j), van lid 1, in een vergunningsaanvraag voor betalingsinstellingen aan de bevoegde autoriteiten moeten worden verstrekt.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

7.  De in lid 4 bedoelde gegevens worden overeenkomstig lid 1 aan de bevoegde autoriteiten medegedeeld.

Artikel 6

Controle van het deelnemerschap

1.  Indien een natuurlijke persoon of rechtspersoon die heeft besloten hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36, van Verordening (EU) nr. 575/2013, in een betalingsinstelling te verwerven of deze te vergroten, waardoor het percentage van de gehouden aandelen in het kapitaal of de stemrechten gelijk aan of hoger wordt dan 20 %, 30 % of 50 % of de betalingsinstelling zijn dochteronderneming zou worden, stelt hij de bevoegde autoriteiten van die betalingsinstelling vooraf schriftelijk in kennis van zijn voornemen. Dit geldt tevens voor iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die besluit hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming af te stoten of deze te verminderen, waardoor het percentage van de gehouden aandelen in het kapitaal of de stemrechten minder dan 20 %, 30 % of 50 % zou bedragen of de betalingsinstelling niet langer zijn dochteronderneming zou zijn.

2.  De kandidaat-verwerver van een gekwalificeerde deelneming verstrekt de bevoegde autoriteiten informatie over de grootte van de voorgenomen deelneming alsmede de relevante informatie bedoeld in artikel 23, lid 4, van Richtlijn 2013/36/EU.

3.  De lidstaten schrijven voor dat indien de invloed die door een kandidaat-verwerver, als bedoeld in lid 2, wordt uitgeoefend, een prudente en gezonde bedrijfsvoering van de betalingsinstelling dreigt te belemmeren, de bevoegde autoriteiten hun bezwaren hiertegen kenbaar maken of andere passende maatregelen treffen om aan deze toestand een einde te maken. Die maatregelen kunnen aanmaningen, sancties tegen bestuurders of de personen die verantwoordelijk zijn voor het management, of de schorsing van de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen welke door de betrokken aandeelhouders of vennoten van de betalingsinstelling worden gehouden, omvatten.

Overeenkomstige maatregelen zijn van toepassing op natuurlijke personen of rechtspersonen die de in dit artikel bedoelde verplichting inzake voorafgaande kennisgeving niet naleven.

4.  Wanneer een deelneming wordt verworven ondanks bezwaar van de bevoegde autoriteiten, bepalen de lidstaten, onverminderd andere te treffen sancties, dat de uitoefening van de bijbehorende stemrechten wordt geschorst of dat de uitgebrachte stemmen nietig zijn of nietig verklaard kunnen worden.

Artikel 7

Aanvangskapitaal

De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen, op het tijdstip waarop hun vergunning wordt verleend, over een aanvangskapitaal beschikken dat bestaat uit een of meer van de in artikel 26, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde elementen, en wel als volgt:

a) wanneer de betalingsinstelling alleen de in bijlage I, punt 6, bedoelde betalingsdienst verricht, bedraagt haar kapitaal te allen tijde ten minste 20 000 EUR;

b) wanneer de betalingsinstelling de in bijlage I, punt 7, bedoelde betalingsdienst verricht, bedraagt haar kapitaal te allen tijde ten minste 50 000 EUR;

c) wanneer de betalingsinstelling een in bijlage I, punten 1 tot en met 5, bedoelde betalingsdienst verricht, bedraagt haar kapitaal te allen tijde ten minste 125 000 EUR.

Artikel 8

Eigen vermogen

1.  Het eigen vermogen van de betalingsinstelling mag niet kleiner worden dan het bedrag van het in artikel 7 bedoelde aanvangskapitaal of het bedrag van het eigen vermogen als berekend in overeenstemming met artikel 9 van deze richtlijn, naargelang welke drempel de hoogste is.

2.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen ter voorkoming van het meervoudige gebruik van elementen die voor de berekening van het eigen vermogen in aanmerking komen wanneer de betalingsinstelling tot eenzelfde groep behoort als een andere betalingsinstelling, kredietinstelling, beleggingsonderneming, vermogensbeheerder of verzekeringsonderneming. Dit lid is van overeenkomstige toepassing wanneer een betalingsinstelling een hybride karakter heeft en ook andere activiteiten dan het aanbieden van betalingsdiensten uitvoert.

3.  Indien de voorwaarden van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 575/2013 vervuld zijn, kunnen de lidstaten of hun bevoegde autoriteiten besluiten artikel 9 van deze richtlijn niet toe te passen op betalingsinstellingen die onder het geconsolideerde toezicht op de moederkredietinstelling uit hoofde van Richtlijn 2013/36/EU vallen.

Artikel 9

Berekening van het eigen vermogen

1.  Onverminderd de in artikel 7 neergelegde voorschriften voor het aanvangskapitaal, schrijven de lidstaten voor dat betalingsinstellingen, met uitzondering van de instellingen die alleen de diensten aanbieden als bedoeld in bijlage I, punt 7 of punt 8, of beide, te allen tijde een eigen vermogen aanhouden dat wordt berekend volgens een van de volgende drie methoden, als bepaald door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de nationale wetgeving:

Methode A

Het eigen vermogen van de betalingsinstelling is een bedrag van ten minste 10 % van de vaste kosten van het voorgaande jaar. De bevoegde autoriteiten mogen dit vereiste aanpassen in geval van een materiële wijziging in de werkzaamheden van de betalingsinstelling sinds het voorgaande jaar. Wanneer de betalingsinstelling op de dag van de berekening haar werkzaamheden niet gedurende een volledig jaar heeft uitgeoefend bedraagt het benodigde eigen vermogen ten minste 10 % van de in haar bedrijfsplan geraamde vaste kosten, tenzij de bevoegde autoriteiten een aanpassing van dit plan verlangen.

Methode B

Het eigen vermogen van de betalingsinstelling is een bedrag dat ten minste gelijk is aan de som van de volgende elementen, vermenigvuldigd met de in lid 2 omschreven schaalfactor k, waarbij het betalingsvolume een twaalfde is van het totale bedrag van de betalingstransacties die de betalingsinstelling het voorgaande jaar heeft verricht:

a) 4,0 % van het deel van het betalingsvolume tot 5 miljoen EUR,

plus

b) 2,5 % van het deel van het betalingsvolume boven 5 miljoen EUR tot 10 miljoen EUR,

plus

c) 1 % van het deel van het betalingsvolume boven 10 miljoen EUR tot 100 miljoen EUR,

plus

d) 0,5 % van het deel van het betalingsvolume boven 100 miljoen EUR tot 250 miljoen EUR,

plus

e) 0,25 % van het deel van het betalingsvolume boven 250 miljoen EUR.

Methode C

Het eigen vermogen van de betalingsinstelling is een bedrag dat ten minste gelijk is aan de onder a) omschreven relevante indicator, vermenigvuldigd met de onder b) omschreven multiplicator, nogmaals vermenigvuldigd met de in lid 2 omschreven schaalfactor k.

a) De relevante indicator is de som van het volgende:

i) rente-inkomsten;

ii) rente-uitgaven;

iii) ontvangen provisies en vergoedingen, en

iv) overige bedrijfsopbrengsten.

Elk bestanddeel wordt meegeteld met het bijbehorende positieve of negatieve teken. Inkomsten uit buitengewone of ongewone posten mogen niet worden meegeteld bij de berekening van de relevante indicator. De uitgaven voor de uitbesteding van diensten die door een derde worden verricht, kunnen de relevante indicator verlagen indien de uitgaven voor rekening komen van een onderneming die onder het toezicht krachtens deze richtlijn valt. De relevante indicator wordt berekend op basis van de laatste twaalfmaandelijkse waarneming van het voorgaande boekjaar. De relevante indicator wordt berekend over het voorgaande boekjaar. Desalniettemin mag het overeenkomstig methode C berekend eigen vermogen niet onder 80 % van het gemiddelde van de laatste drie boekjaren voor de relevante indicator dalen. Wanneer er geen gecontroleerde cijfers beschikbaar zijn, mogen er bedrijfsramingen worden gebruikt.

b) De multiplicator is:

i) 10 % van het deel van de relevante indicator tot 2,5 miljoen EUR;

ii) 8 % van het deel van de relevante indicator boven 2,5 miljoen EUR tot 5 miljoen EUR;

iii) 6 % van het deel van de relevante indicator boven 5 miljoen EUR tot 25 miljoen EUR;

iv) 3 % van het deel van de relevante indicator boven 25 miljoen EUR tot 50 miljoen EUR;

v) 1,5 % boven 50 miljoen EUR.

2.  De schaalfactor k die bij methode B en methode C wordt gebruikt, is:

a) 0,5 wanneer de betalingsinstelling alleen de in bijlage I, punt 6, vermelde betalingsdienst aanbiedt;

b) 1,0 wanneer de betalingsinstelling een in bijlage I, punten 1 tot en met 5, vermelde betalingsdienst aanbiedt.

3.  De bevoegde autoriteiten kunnen, op basis van een beoordeling van de risicobeheersingsprocessen, de database van risicoverliezengegevens en het internecontrolesysteem van de betalingsinstelling, voorschrijven dat de betalingsinstelling een eigen vermogen aanhoudt dat tot 20 % hoger is dan het bedrag dat het resultaat is van de toepassing van de overeenkomstig lid 1 gekozen methode, of de betalingsinstelling toestaan een eigen vermogen aan te houden dat tot 20 % lager is dan het bedrag dat het resultaat is van de overeenkomstig lid 1 gekozen methode.

Artikel 10

Beschermingsvoorschriften

1.  De lidstaten of de bevoegde autoriteiten schrijven voor dat een betalingsinstelling die betalingsdiensten als bedoeld in bijlage I, punten 1 tot en met 6, aanbiedt, de geldmiddelen die zij ter uitvoering van betalingstransacties van de betalingsdienstgebruikers of via een andere betalingsdienstaanbieder heeft ontvangen, op een van de volgende wijzen veilig stelt:

a) de geldmiddelen worden op geen enkel tijdstip vermengd met de geldmiddelen van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon dan de betalingsdienstgebruikers voor wier rekening de geldmiddelen worden aangehouden; wanneer zij aan het einde van de werkdag volgend op de dag waarop de middelen zijn ontvangen, nog door de betalingsinstelling worden aangehouden en nog niet aan de begunstigde of aan een andere betalingsdienstaanbieder zijn overgemaakt, worden zij op een afzonderlijke rekening gestort bij een kredietinstelling of belegd in veilige, liquide activa met een lage risicograad als omschreven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst; zij worden overeenkomstig het nationale recht in het belang van de betalingsdienstgebruikers gevrijwaard tegen vorderingen van andere schuldeisers van de betalingsinstelling, in het bijzonder in het geval van insolventie;

b) de geldmiddelen worden gedekt door een verzekeringspolis of een vergelijkbare waarborg van een verzekeringsmaatschappij of kredietinstelling die niet tot dezelfde groep behoort als de betalingsinstelling, voor een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat afgescheiden zou zijn bij het ontbreken van de verzekeringspolis of vergelijkbare waarborg, en dat betaalbaar is ingeval de betalingsinstelling niet in staat is haar financiële verplichtingen na te komen.

2.  Wanneer een betalingsinstelling uit hoofde van lid 1 geldmiddelen veilig moet stellen en een gedeelte van dat bedrag aan geldmiddelen voor toekomstige betalingstransacties moet worden gebruikt, terwijl het resterende bedrag voor andere diensten dan betalingsdiensten moet worden gebruikt, zijn de voorschriften van lid 1 ook van toepassing op het voor toekomstige betalingstransacties te gebruiken gedeelte van de geldmiddelen. Wanneer dat gedeelte variabel of niet van tevoren bekend is, staan de lidstaten de betalingsinstellingen toe dit lid toe te passen op basis van een representatief gedeelte dat geacht wordt voor betalingsdiensten te worden gebruikt, mits een dergelijk representatief gedeelte ten genoegen van de bevoegde autoriteiten redelijkerwijs op basis van historische gegevens kan worden geraamd.

Artikel 11

Vergunningverlening

1.  De lidstaten schrijven voor dat andere ondernemingen dan die bedoeld in artikel 1, lid 1, punten a), b), c), e) en f), en andere dan natuurlijke of rechtspersonen aan wie een vrijstelling uit hoofde van artikel 32 of 33 is verleend, wanneer zij voornemens zijn betalingsdiensten te aan te bieden, een vergunning als betalingsinstelling moeten hebben verkregen alvorens met het aanbieden van betalingsdiensten te beginnen. Vergunningen worden uitsluitend verleend aan rechtspersonen met een vestiging in een lidstaat.

2.  De bevoegde autoriteiten verlenen een vergunning indien de gegevens en bewijsstukken die bij de aanvraag gevoegd zijn, in overeenstemming zijn met alle voorschriften vastgelegd in artikel 5 en indien de bevoegde autoriteiten die de aanvraag onderzocht hebben, over de gehele lijn tot een positief oordeel komen. Voordat zij een vergunning verlenen, kunnen de bevoegde autoriteiten zo nodig de nationale centrale bank of andere relevante overheidsinstanties raadplegen.

3.  Een betalingsinstelling die overeenkomstig de nationale wetgeving van haar lidstaat van herkomst een statutaire zetel dient te hebben, heeft haar hoofdkantoor in dezelfde lidstaat als die waar zij haar statutaire zetel heeft, en voert daar ten minste een deel van haar betalingsdienstactiviteiten uit.

4.  De bevoegde autoriteiten verlenen slechts een vergunning indien de betalingsinstelling, gelet op de noodzaak van een gezonde en prudente bedrijfsvoering, over solide bestuursregelingen voor het betalingsdienstenbedrijf beschikt, waaronder een duidelijke organisatorische structuur met duidelijk omschreven, transparante en samenhangende verantwoordelijkheden, doeltreffende procedures voor de detectie, het beheer, de bewaking en verslaglegging van de risico’s waaraan zij blootstaat of bloot kan komen te staan, en adequate internecontroleprocedures, met inbegrip van een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie; die maatregelen, procedures en mechanismen zijn breed opgevat en staan in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de betalingsdiensten die de betalingsinstelling aanbiedt.

5.  Wanneer een betalingsinstelling een van de in bijlage I, punten 1 tot en met 7, genoemde betalingsdiensten aanbiedt en tegelijk andere werkzaamheden verricht, mogen de bevoegde autoriteiten het opzetten van een aparte entiteit voor de betalingsdienstverlening verlangen, wanneer de niet met betalingsdiensten verband houdende activiteiten van de betalingsinstelling afbreuk doen of dreigen te doen aan de financiële soliditeit van de betalingsinstelling of aan het vermogen van de bevoegde autoriteiten om te controleren of de betalingsinstelling alle verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn nakomt.

6.  De bevoegde autoriteiten weigeren een vergunning te verlenen indien zij, gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van een betalingsinstelling te garanderen, niet overtuigd zijn van de geschiktheid van de aandeelhouders of vennoten die een gekwalificeerde deelneming bezitten.

7.  Wanneer er tussen de betalingsinstelling en andere natuurlijke personen of rechtspersonen nauwe banden bestaan als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 38, van Verordening (EU) nr. 575/2013, verlenen de bevoegde autoriteiten de vergunning slechts indien deze banden de effectieve uitoefening van hun toezichtstaken niet belemmeren.

8.  De bevoegde autoriteiten verlenen de vergunning uitsluitend indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke personen met wie of rechtspersonen waarmee de betalingsinstelling nauwe banden heeft, of moeilijkheden bij de handhaving van die wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, geen belemmering vormen voor de effectieve uitoefening van hun toezichtstaken.

9.  De vergunning is geldig in alle lidstaten en stelt de betrokken betalingsinstelling in staat overal in de Unie de door de vergunning bestreken betalingsdiensten aan te bieden, uit hoofde van de vrijheid van dienstverrichting of de vrijheid van vestiging.

Artikel 12

Mededeling van de beslissing

Binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag of, indien de aanvraag onvolledig is, binnen drie maanden na ontvangst van alle voor het nemen van de beslissing benodigde gegevens, deelt de bevoegde autoriteit de aanvrager mee of de vergunning verleend dan wel geweigerd is. Wanneer de bevoegde autoriteit een vergunning weigert omkleedt zij dit met redenen.

Artikel 13

Intrekking van een vergunning

1.  De bevoegde autoriteiten kunnen een vergunning die aan een betalingsinstelling is verleend, alleen intrekken indien de betalingsinstelling:

a) binnen een termijn van twaalf maanden geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de werkzaamheden gedurende een periode van meer dan zes maanden heeft gestaakt, indien de betrokken lidstaat niet heeft bepaald dat in die gevallen de vergunning vervalt;

b) de vergunning verkregen heeft door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

c) niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning, of heeft de bevoegde autoriteit niet in kennis gesteld van belangrijke ontwikkelingen in dit verband;

d) door de voortzetting van haar betalingsdienstenbedrijf een bedreiging voor de stabiliteit van of het vertrouwen in het betalingssysteem zou vormen, of

e) zich in een van de andere gevallen bevindt waar het nationale recht voorziet in een intrekking van de vergunning.

2.  De bevoegde autoriteit omkleedt de intrekking van een vergunning met redenen en deelt deze mee aan de betrokkenen.

3.  De bevoegde autoriteit maakt de intrekking van een vergunning openbaar, onder meer door vermelding in de registers bedoeld in de artikelen 14 en 15.

Artikel 14

Registratie in de lidstaat van herkomst

1.  De lidstaten leggen een openbaar register aan van:

a) vergunninghoudende betalingsinstellingen en hun agenten;

b) natuurlijke personen aan wie en rechtspersonen waaraan op grond van artikel 32 of artikel 33 een vrijstelling is verleend, en hun agenten, en

c) de in artikel 2, lid 5, bedoelde instellingen die krachtens de nationale wetgeving gemachtigd zijn betalingsdiensten aan te bieden.

Bijkantoren van betalingsinstellingen worden in het register van de lidstaat van herkomst ingeschreven indien deze bijkantorendiensten aanbieden in een andere lidstaat dan hun lidstaat van herkomst.

2.  In het openbaar register worden de betalingsdiensten vermeld waarvoor de betalingsinstelling een vergunning heeft, of waarvoor de natuurlijke persoon of rechtspersoon is geregistreerd. Vergunninghoudende betalingsinstellingen, enerzijds, en natuurlijke personen en rechtspersonen waaraan op grond van artikel 32 of artikel 33 een vrijstelling is verleend, anderzijds, worden in het register afzonderlijk vermeld. Het register kan door het publiek worden geraadpleegd, is online toegankelijk en wordt onverwijld bijgewerkt.

3.  De bevoegde autoriteiten voeren elke intrekking van een vergunning en elke intrekking van een vrijstelling op grond van artikel 32 of artikel 33 in het openbaar register in.

4.  De bevoegde autoriteiten stellen EBA bij de intrekking van elke vergunning en bij de intrekking van elke vrijstelling op grond artikel 32 of artikel 33 in kennis van de redenen daarvoor.

Artikel 15

EBA-register

1.  EBA ontwikkelt, exploiteert en voert een elektronisch centraal register dat de overeenkomstig lid 2 door de bevoegde autoriteiten gemelde gegevens bevat. EBA is verantwoordelijk voor de accurate weergave van die gegevens.

EBA maakt het register gratis voor het publiek toegankelijk op haar website, en maakt de geregistreerde gegevens eenvoudig toegankelijk en opzoekbaar.

2.  De bevoegde autoriteiten stellen EBA onverwijld in kennis van de gegevens die zijn opgenomen in hun openbare registers, als bedoeld in artikel 14 in een taal die met betrekking tot financiële aangelegenheden gangbaar is.

3.  De bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de in lid 2 omschreven gegevens en voor het actualiseren ervan.

4.  EBA stelt een ontwerp van technische reguleringsnormen op met technische voorschriften inzake de ontwikkeling, de exploitatie, en het voeren van het elektronische centraal register en inzake de toegang tot de gegevens daarin. De technische voorschriften strekken ertoe dat de gegevens uitsluitend door de bevoegde autoriteit en door EBA kunnen worden gewijzigd.

EBA legt dit ontwerp van technische reguleringsnormen uiterlijk op 13 januari 2018 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

5.  EBA stelt een ontwerp van technische uitvoeringsnormen op inzake de bijzonderheden en de structuur van de gegevens die krachtens lid 1 moeten worden gemeld, met inbegrip van het gemeenschappelijk formaat en model waarin deze gegevens moeten worden verstrekt.

EBA legt dit ontwerp van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 13 juli 2017 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen volgens artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 16

Handhaving van de vergunning

Wanneer de correctheid van overeenkomstig artikel 5 verstrekte gegevens of geleverd bewijsmateriaal door enigerlei wijziging wordt beïnvloed, stelt de betalingsinstelling de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 17

Boekhouding en wettelijke controle

1.  Richtlijnen 86/635/EEG en 2013/34/EU en Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ) zijn van overeenkomstige toepassing op betalingsinstellingen.

2.  Tenzij zij krachtens Richtlijn 2013/34/EU, en, in voorkomend geval, Richtlijn 86/635/EEG, van die verplichting ontheven zijn, worden de jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen van betalingsinstellingen gecontroleerd door wettelijke auditors of auditkantoren in de zin van Richtlijn 2006/43/EG.

3.  Met het oog op het toezicht schrijven de lidstaten voor dat betalingsinstellingen afzonderlijke boekhoudkundige gegevens verstrekken voor betalingsdiensten en voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 18, lid 1, waarvoor een auditverslag moet worden opgesteld. Dat verslag wordt in voorkomend geval door de wettelijke auditors of door een auditkantoor opgesteld.

4.  De in artikel 63 van Richtlijn 2013/36/EU neergelegde verplichtingen zijn, met betrekking tot betalingsdienstwerkzaamheden, van overeenkomstige toepassing op de wettelijke auditor of de auditkantoren van betalingsinstellingen.

Artikel 18

Werkzaamheden

1.  Naast het verrichten van betalingsdiensten mogen betalingsinstellingen de volgende werkzaamheden uitoefenen:

a) het verrichten van operationele en daarmee nauw samenhangende nevendiensten, zoals het zorgen voor de uitvoering van betalingstransacties, valutawisseldiensten, bewaringsactiviteiten en de opslag en verwerking van gegevens;

b) de exploitatie van betalingssystemen, onverminderd artikel 35;

c) andere bedrijfswerkzaamheden dan het aanbieden van betalingsdiensten, met inachtneming van de toepasselijke Uniewetgeving en nationale wetgeving.

2.  Wanneer betalingsinstellingen een of meer betalingsdiensten aanbieden, mogen zij alleen betaalrekeningen aanhouden die uitsluitend voor betalingstransacties worden gebruikt.

3.  Geldmiddelen die betalingsinstellingen met het oog op het aanbieden van betalingsdiensten van betalingsdienstgebruikers ontvangen, zijn geen deposito’s of andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2013/36/EU, noch elektronisch geld als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG.

4.  Betalingsinstellingen kunnen de in bijlage I, punten 4 of 5, bedoelde kredieten in verband met betalingsdiensten slechts verlenen indien aan alle navolgende voorwaarden is voldaan:

a) het krediet is een aanvullend krediet en wordt uitsluitend verleend in verband met de uitvoering van een betalingstransactie;

b) niettegenstaande de nationale voorschriften inzake kredietverlening via kredietkaarten, wordt het in verband met een betaling verleende krediet dat wordt uitbetaald overeenkomstig artikel 11, lid 9, en artikel 28, terugbetaald binnen een korte termijn die in geen geval meer dan twaalf maanden mag bedragen;

c) het krediet wordt niet verleend uit geldmiddelen die zijn ontvangen of die worden aangehouden voor het uitvoeren van betalingstransacties;

d) het eigen vermogen van de betalingsinstelling is te allen tijde en ten genoegen van de toezichthoudende autoriteiten in redelijke verhouding tot het totaalbedrag van de verleende kredieten.

5.  Tot de bedrijfswerkzaamheid van betalingsinstellingen behoort niet het aantrekken van deposito’s of van andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2013/36/EU.

6.  Deze richtlijn geldt onverminderd Richtlijn 2008/48/EG, ander toepasselijk Unierecht of nationale maatregelen betreffende niet bij deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten die in overeenstemming zijn met het Unierecht.



Afdeling 2

Overige voorschriften

Artikel 19

Dienstverlening via agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan werkzaamheden worden uitbesteed

1.  Een betalingsinstelling die voornemens is via een agent betalingsdiensten aan te bieden, verstrekt de bevoegde autoriteiten in haar lidstaat van herkomst de volgende gegevens:

a) naam en adres van de agent;

b) een beschrijving van de internecontrolemechanismen die de agent zal toepassen met het oog op de naleving van de in Richtlijn (EU) 2015/849 betreffende het witwassen van geld en de financiering van terrorisme neergelegde verplichtingen; die beschrijving wordt bij elke materiële wijziging van de bij de eerste kennisgeving meegedeelde gegevens onverwijld bijgewerkt;

c) de identiteit van de bestuurders en de managers van de voor het aanbieden van betalingsdiensten ingeschakelde agent, en, voor agenten die geen betalingsdienstaanbieder zijn, het bewijs dat de betrokkenen betrouwbaar en deskundig zijn;

d) de betalingsdiensten waartoe de agent door de betalingsinstelling wordt gemachtigd, en

e) indien van toepassing, de unieke identificatiecode of het unieke identificatienummer van de agent.

2.  Binnen twee maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde gegevens, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de betalingsinstelling mee of de agent is ingeschreven in het bij artikel 14 ingestelde register. Zodra de inschrijving in het register is voltooid, kan de agent betalingsdiensten beginnen aan te bieden.

3.  Indien de bevoegde autoriteiten, voordat zij de agent in het register inschrijven, van oordeel zijn dat de hun verstrekte gegevens onjuist zijn, nemen zij verdere maatregelen om de gegevens te verifiëren.

4.  Indien de bevoegde autoriteiten na het verifiëren van de gegevens niet overtuigd zijn van de juistheid van de uit hoofde van lid 1 verstrekte gegevens, schrijven zij de agent niet in het bij artikel 14 voorgeschreven register in en brengen zij de betalingsinstelling daarvan onverwijld op de hoogte.

5.  Een betalingsinstelling die in een andere lidstaat betalingsdiensten wenst aan te bieden door een agent in te schakelen of een bijkantoor op te zetten, volgt de procedures van artikel 28.

6.  Wanneer een betalingsinstelling voornemens is operationele taken in het kader van de betalingsdienstverlening uit te besteden, stelt zij de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan in kennis.

Bij het uitbesteden van belangrijke operationele taken, waaronder IT-systemen, mag niet wezenlijk afbreuk worden gedaan aan de kwaliteit van de interne controle van de betalingsinstelling, noch aan het vermogen van de bevoegde autoriteiten om te controleren en na te gaan of de betalingsinstelling alle in deze richtlijn neergelegde verplichtingen nakomt.

Voor de toepassing van de tweede alinea wordt een operationele taak als belangrijk aangemerkt indien het gebrekkig of niet uitvoeren ervan de betalingsinstelling wezenlijk zou hinderen bij de continue naleving van de voorschriften die aan de door haar uit hoofde van deze titel aangevraagde vergunning verbonden zijn, of van de andere verplichtingen waaraan zij uit hoofde van deze richtlijn is onderworpen, of indien hierdoor wezenlijk afbreuk zou worden gedaan aan haar financiële resultaten of aan de soliditeit of continuïteit van de betalingsdienstverlening. De lidstaten zorgen ervoor dat de betalingsinstellingen bij het uitbesteden van belangrijke operationele taken voldoen aan de volgende voorwaarden:

a) de uitbesteding leidt er niet toe dat de directie haar verantwoordelijkheid delegeert;

b) de relatie van de betalingsinstelling met haar cliënten en de verplichtingen die zij uit hoofde van deze richtlijn jegens hen heeft, blijven onveranderd;

c) er wordt geen afbreuk gedaan aan de voorwaarden waaraan de betalingsinstelling moet voldoen om overeenkomstig deze titel een vergunning te verkrijgen en deze te behouden;

d) geen van de andere voorwaarden waaronder de vergunning aan de betalingsinstelling is verleend, wordt tenietgedaan of gewijzigd.

7.  Betalingsinstellingen zorgen ervoor dat agenten of bijkantoren die voor hun rekening handelen, de betalingsdienstgebruikers daarvan in kennis stellen.

8.  De betalingsinstellingen delen de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst onverwijld elke wijziging mee met betrekking tot het inschakelen van entiteiten waaraan werkzaamheden worden uitbesteed en, in overeenstemming met de procedure van de leden 2, 3 en 4, van agenten, waaronder extra agenten.

Artikel 20

Aansprakelijkheid

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de betalingsinstellingen die een beroep doen op derden voor het uitvoeren van operationele taken, redelijke maatregelen nemen opdat aan de voorschriften van deze richtlijn wordt voldaan.

2.  De lidstaten schrijven voor dat de betalingsinstellingen volledig aansprakelijk blijven voor alle handelingen van hun werknemers of van de agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan werkzaamheden worden uitbesteed.

Artikel 21

Bijhouden van gegevens

De lidstaten schrijven voor dat de betalingsinstellingen alle voor de toepassing van deze titel adequate gegevens gedurende ten minste vijf jaar bijhouden, onverminderd Richtlijn (EU) 2015/849 of andere toepasselijk Unierecht.



Afdeling 3

Bevoegde autoriteiten en toezicht

Artikel 22

Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten

1.  De lidstaten wijzen ofwel overheidsinstanties, ofwel lichamen die erkend zijn bij de nationale wetgeving of door overheidsinstanties die daartoe bij de nationale wetgeving uitdrukkelijk zijn gemachtigd, inclusief nationale centrale banken, aan als de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van een vergunning aan en het uitoefenen van prudentieel toezicht op betalingsinstellingen die de taken waarin deze titel voorziet moeten uitoefenen.

De bevoegde autoriteiten waarborgen hun onafhankelijkheid van economische organisaties en vermijden belangenconflicten. Onverminderd de eerste alinea worden betalingsinstellingen, kredietinstellingen, instellingen voor elektronisch geld of postcheque-en-girodiensten niet als bevoegde autoriteiten aangewezen.

De lidstaten stellen de Commissie van deze aanwijzing in kennis.

2.  De lidstaten zien erop toe dat de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten alle bevoegdheden bezitten die nodig zijn voor de vervulling van hun taken.

3.  Lidstaten op wier grondgebied meer dan één autoriteit bevoegd is voor de onder deze titel vallende aangelegenheden, zorgen ervoor dat die autoriteiten nauw samenwerken, zodat zij hun respectieve taken op effectieve wijze kunnen uitvoeren. Hetzelfde geldt wanneer de voor de onder deze titel vallende aangelegenheden bevoegde autoriteiten niet de voor het toezicht op kredietinstellingen bevoegde autoriteiten zijn.

4.  De taken van de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten vallen onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

5.  Lid 1 strekt er niet toe dat de bevoegde autoriteiten gehouden zijn tot toezicht op andere bedrijfswerkzaamheden van de betalingsinstellingen dan het aanbieden van betalingsdiensten en de in artikel 18, lid 1, onder a), bedoelde werkzaamheden.

Artikel 23

Toezicht

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de controles waarbij de bevoegde autoriteiten nagaan of het bepaalde in deze titel voortdurend wordt nageleefd, proportioneel en passend zijn en aansluiten bij de risico’s waaraan de betalingsinstellingen blootstaan.

Teneinde na te gaan of het bepaalde in deze titel wordt nageleefd, zijn de bevoegde autoriteiten gerechtigd, met name, de volgende maatregelen te nemen:

a) van de betalingsinstelling verlangen dat zij alle gegevens verstrekt die zij nodig hebben om de naleving te controleren; daarbij wordt de doelstelling van het verzoek, voor zover van toepassing, nader omschreven, alsmede de termijn waarbinnen de gegevens moeten worden verstrekt;

b) inspecties ter plaatse verrichten bij de betalingsinstelling, bij agenten en bijkantoren die onder de verantwoordelijkheid van de betalingsinstelling betalingsdiensten aanbieden, of bij entiteiten waaraan taken worden uitbesteed;

c) aanbevelingen, richtsnoeren en, voor zover van toepassing, bindende administratieve maatregelen uitvaardigen;

d) een vergunning op grond van artikel 13 schorsen of intrekken.

2.  De lidstaten bepalen, onverminderd de procedures voor het intrekken van vergunningen en de bepalingen van het strafrecht, dat hun bevoegde autoriteiten jegens betalingsinstellingen of personen met feitelijke zeggenschap over de bedrijfswerkzaamheden van betalingsinstellingen, wanneer die de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen inzake het toezicht op of de uitoefening van het bedrijf van betalingsdienstaanbieder overtreden, sancties kunnen opleggen of maatregelen kunnen nemen waarmee wordt beoogd een einde te maken aan de geconstateerde overtredingen of de oorzaken daarvan weg te nemen.

3.  Onverminderd de voorschriften van artikel 7, artikel 8, leden 1 en 2, en artikel 9, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten gerechtigd zijn de in lid 1 omschreven maatregelen te nemen om voldoende kapitaal voor de betalingsdienstverlening te garanderen, met name wanneer de niet met betalingsdiensten verband houdende werkzaamheden van de betalingsinstelling afbreuk doen of dreigen te doen aan de financiële soliditeit van de betalingsinstelling.

Artikel 24

Beroepsgeheim

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat alle personen die voor de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn of zijn geweest, alsmede de deskundigen die namens de bevoegde autoriteiten handelen, gebonden zijn aan het beroepsgeheim, onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen.

2.  Met het oog op het beschermen van individuele en zakelijke rechten wordt het beroepsgeheim bij het uitwisselen van gegevens overeenkomstig artikel 26 strikt toegepast.

3.  Bij de toepassing van dit artikel kunnen de lidstaten mutatis mutandis rekening houden met de artikelen 53 tot en met 61 van Richtlijn 2013/36/EU.

Artikel 25

Beroep op de rechter

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat beroep op de rechter mogelijk is tegen de beslissingen die de bevoegde autoriteiten uit hoofde van overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen jegens een betalingsinstelling nemen.

2.  Lid 1 is ook van toepassing in geval van nalatigheid.

Artikel 26

Uitwisseling van informatie

1.  De bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten werken onderling samen en werken in voorkomend geval samen met de ECB en de nationale centrale banken van de lidstaten, EBA en andere relevante bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen krachtens de op betalingsdienstaanbieders toepasselijke Unierecht of nationale recht.

2.  De lidstaten staan tevens toe dat informatie wordt uitgewisseld tussen hun bevoegde autoriteiten en de volgende instanties:

a) de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van vergunningen aan en het uitoefenen van toezicht op betalingsinstellingen;

b) de ECB en de nationale centrale banken van de lidstaten, in hun hoedanigheid van monetaire en voor oversight bevoegde autoriteit, alsmede, in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die met het oversight op betalings- en afwikkelingssystemen belast zijn;

c) andere relevante autoriteiten die zijn aangewezen krachtens deze richtlijn, Richtlijn (EU) 2015/849 of andere op betalingsdienstaanbieders toepasselijk Unierecht, zoals regelgeving ter bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme;

d) EBA, bij de uitoefening van haar taak om bij te dragen tot de consistente en samenhangende werking van de toezichtmechanismen, bedoeld in artikel 1, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 27

Schikking van meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten

1.  Een bevoegde autoriteit van een lidstaat die van oordeel is dat in een specifiek geval de grensoverschrijdende samenwerking met de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat als bedoeld in artikel 26, 28, 29, 30 of 31 van deze richtlijn, niet in overeenstemming is met die bepalingen, kan het geval verwijzen naar EBA en EBA om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

2.  Wanneer EBA om bijstand krachtens lid 1 is verzocht, neemt zij zo spoedig mogelijk een besluit uit hoofde van artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1093/2010. EBA mag de bevoegde autoriteiten ook op eigen initiatief bijstaan bij het bereiken van overeenstemming overeenkomstig artikel 19, lid 1, tweede alinea, van die verordening. In ieder geval schorten de betrokken bevoegde autoriteiten hun beslissingen op in afwachting dat uit hoofde van artikel 19 van die verordening een schikking wordt getroffen.

Artikel 28

Aanvraag om het recht van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting uit te oefenen

1.  Elke vergunninghoudende betalingsinstelling die voor het eerst betalingsdiensten in een andere lidstaat dan haar lidstaat van herkomst wil verrichten op grond van het recht van vestiging of de vrijheid van dienstverrichting, deelt de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de volgende gegevens mee:

a) de naam, het adres en, waar van toepassing, het vergunningsnummer van de betalingsinstelling;

b) de lidstaat of lidstaten waarin zij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;

c) de betalingsdienst of betalingsdiensten die zullen worden aangeboden;

d) wanneer de betalingsinstelling voornemens is een agent in te schakelen, de in artikel 19, lid 1, bedoelde gegevens;

e) wanneer de betalingsinstelling voornemens is een bijkantoor in te schakelen, de in artikel 5, lid 1, punten b) en e), bedoelde gegevens met betrekking tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder in de lidstaat van ontvangst, een beschrijving van de organisatiestructuur van het bijkantoor en de identiteit van de managers van het bijkantoor.

Wanneer de betalingsinstelling voornemens is operationele taken in het kader van de betalingsdienstverlening uit te besteden aan andere entiteiten in de lidstaat van ontvangst, stelt zij de bevoegde autoriteiten in haar lidstaat van herkomst daarvan in kennis.

2.  Binnen een maand na ontvangst van alle in lid 1 bedoelde gegevens zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst deze aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

Binnen een maand na ontvangst van de gegevens van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, beoordelen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst deze gegevens, waarna zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de relevante gegevens bezorgen in verband met het voornemen van de betrokken betalingsinstelling om in het kader van de uitoefening van het recht van vestiging of de vrijheid van dienstverrichting betalingsdiensten aan te bieden. Indien de instelling voornemens is een agent in te schakelen of een bijkantoor op te zetten delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst met name alle redelijke gronden tot ongerustheid mee wat betreft het witwassen van geld of de financiering van terrorisme in de zin van Richtlijn (EU) 2015/849.

Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst het niet eens zijn met de beoordeling van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, stellen zij deze in kennis van de redenen van hun besluit.

Indien de beoordeling door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, met name in het licht van de gegevens die zij van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst hebben gekregen, niet gunstig is, weigert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de agent of het bijkantoor in te schrijven in het register, of trekken zij de inschrijving in, voor zover die al was verricht.

3.  Binnen drie maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde gegevens, delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hun besluit mee aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en aan de betalingsinstelling.

Vanaf de inschrijving in het in artikel 14 bedoelde register kan de agent of het bijkantoor zijn werkzaamheden in de betrokken lidstaat van ontvangst aanvatten.

De betalingsinstelling stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst in kennis van de datum waarop zij haar werkzaamheden via de agent of het bijkantoor in de betrokken lidstaat van ontvangst aanvat. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst hiervan in kennis.

4.  De betalingsinstelling stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst onverwijld in kennis van elke wijziging van de overeenkomstig lid 1 meegedeelde gegevens, waaronder een verhoging van het aantal agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan werkzaamheden worden uitbesteed, in de lidstaten waarin deze actief zijn. De in de leden 2 en 3 bepaalde procedure is van toepassing.

5.  EBA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarmee overeenkomstig dit artikel het kader voor de samenwerking, en de uitwisseling van de gegevens, tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst wordt gedefinieerd. In deze ontwerpen van technische reguleringsnormen worden de methoden, middelen en wijzen van samenwerking vastgesteld voor het aanmelden van grensoverschrijdend werkzame betalingsinstellingen, en met name wat betreft de omvang en de verwerking van de te verstrekken gegevens, met inbegrip van gemeenschappelijke terminologie en standaardmeldingsformulieren, teneinde een consistent en efficiënt meldingsproces te waarborgen.

EBA legt dit ontwerp van technische reguleringsnormen uiterlijk op 13 januari 2018 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 29

Toezicht op de uitoefening, door betalingsinstellingen, van het recht tot vestiging en het recht tot het vrij verrichten van diensten

1.  Teneinde ten aanzien van een agent of een bijkantoor van een betalingsinstelling die/dat zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevindt, de controles te kunnen verrichten en de nodige stappen te kunnen nemen als bepaald in deze titel en in nationaalrechtelijke bepalingen ter omzetting van de titels III en IV, in overeenstemming met artikel 100, lid 4, werken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

In het kader van de samenwerking overeenkomstig de eerste alinea, delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst mee wanneer zij voornemens zijn op het grondgebied van deze laatste een inspectie ter plaatse te verrichten.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst kunnen het uitvoeren van inspecties ter plaatse bij de betrokken instelling evenwel delegeren aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

2.  De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst kunnen voorschrijven dat betalingsinstellingen die agenten of bijkantoren op hun grondgebied hebben, hun een periodiek verslag over de op het grondgebied van die lidstaten verrichte werkzaamheden zenden.

Die verslagen worden verlangd voor informatieve en statistische doeleinden en, voor zover de agenten en bijkantoren het bedrijf van betalingsdienstaanbieder uitoefenen uit hoofde van het recht tot vestiging, teneinde te controleren of de nationaalrechtelijke bepalingen ter omzetting van de titels III en IV worden nageleefd. Deze agenten en bijkantoren zijn onderworpen aan voorschriften met betrekking tot het beroepsgeheim die minstens gelijkwaardig zijn aan de in artikel 24 bedoelde voorschriften.

3.  De bevoegde autoriteiten verstrekken elkaar alle essentiële en/of relevante informatie, in het bijzonder wanneer er sprake is van inbreuken of vermoedelijke inbreuken door een agent of een bijkantoor, en wanneer deze inbreuken gebeurden bij het uitoefenen van het recht tot het vrij verrichten van diensten. In dit verband delen de bevoegde autoriteiten desgevraagd alle relevante gegevens mee en op eigen initiatief alle essentiële gegevens, onder meer over het naleven van de voorwaarden van artikel 11, lid 3, door de betalingsinstelling.

4.  De lidstaten kunnen voorschrijven dat betalingsinstellingen die uit hoofde van het recht tot vestiging via agenten op hun grondgebied werkzaam zijn, en waarvan het hoofdkantoor zich in een andere lidstaat bevindt, op hun grondgebied een centraal contactpunt aanwijzen met het oog op adequate communicatie en verslaglegging over het naleven van de titels III en IV, onverminderd de bepalingen betreffende de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en met het oog op het faciliteren van het toezicht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en lidstaten van ontvangst, onder meer door het desgevraagd aan de bevoegde autoriteiten verstrekken van documenten en gegevens.

5.  EBA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op met de toe te passen criteria bij het bepalen, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, van de omstandigheden waarin het aanwijzen van een centraal contactpunt passend is, en van de taken van die contactpunten, overeenkomstig lid 4.

In deze ontwerpen van technische reguleringsnormen wordt met name rekening gehouden met:

a) de totale omvang en waarde van de door de betalingsinstelling in lidstaten van ontvangst verrichte transacties;

b) de categorie van betalingsdiensten die wordt aangeboden, en

c) het totaal aantal in de lidstaat van ontvangst gevestigde agenten.

EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 13 januari 2017 voor aan de Commissie.

6.  EBA stelt een ontwerp van technische reguleringsnormen op waarmee het kader voor de samenwerking, en de uitwisseling van gegevens, tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst overeenkomstig deze titel, en de controle op het naleven van de nationaalrechtelijke bepalingen ter omzetting van de titels III en IV wordt vastgesteld. In het ontwerp voor technische reguleringsnormen worden de methoden, middelen en wijzen van samenwerking vastgesteld voor het toezicht op grensoverschrijdend werkzame betalingsinstellingen, en met name wat betreft de omvang en de verwerking van de uit te wisselen gegevens, teneinde consistent en efficiënt toezicht op betalingsinstellingen die grensoverschrijdend betalingsdiensten aanbieden, te waarborgen.

In dat ontwerp van technische reguleringsnormen worden eveneens de middelen en de wijzen, waaronder de frequentie, vastgesteld voor de verslaglegging die de lidstaten van ontvangst overeenkomstig lid 2 van betalingsinstellingen kunnen verlangen met betrekking tot de werkzaamheden ter zake van betalingsdienstverlening die zij op hun grondgebied verrichten.

EBA legt dit ontwerp van technische reguleringsnormen uiterlijk op 13 januari 2018 voor aan de Commissie.

7.  Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de leden 5 en 6 bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 30

Maatregelen bij niet-naleving, waaronder voorzorgsmaatregelen

1.  Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, onverminderd de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, constateren dat een betalingsinstelling die agenten of bijkantoren op haar grondgebied heeft, niet aan deze titel, noch aan de nationaalrechtelijke bepalingen ter omzetting van de titel III of IV voldoet, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan onverwijld in kennis.

Na de krachtens de eerste alinea ontvangen informatie te hebben beoordeeld, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst onverwijld alle passende maatregelen teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken betalingsinstelling een einde maakt aan de onrechtmatige situatie. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deelt die maatregelen onverwijld mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en aan de bevoegde autoriteiten van alle andere betrokken lidstaten.

2.  In noodsituaties, wanneer onmiddellijk moet worden opgetreden tegen een ernstige dreiging voor de collectieve belangen van de betalingsdienstgebruikers in de lidstaat van ontvangst, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, parallel met de grensoverschrijdende samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en in afwachting dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst maatregelen nemen als omschreven in artikel 29, voorzorgsmaatregelen nemen.

3.  Alle uit hoofde van lid 2 genomen voorzorgsmaatregelen zijn passend en in verhouding tot de beoogde bescherming tegen een ernstige dreiging voor de collectieve belangen van de betalingsdienstgebruikers in de lidstaat van ontvangst. Zij resulteren niet in een bevoordeling van betalingsdienstgebruikers van de betalingsinstelling in de lidstaat van ontvangst ten opzichte van betalingsdienstgebruikers van de betalingsinstelling in andere lidstaten.

Voorzorgsmaatregelen zijn tijdelijk en worden beëindigd wanneer de onderkende ernstige dreigingen zijn weggenomen, onder meer met de bijstand van of in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst of met EBA, als bepaald in artikel 27, lid 1.

4.  Wanneer dat verenigbaar is met de noodsituatie, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en van alle andere betrokken lidstaten, de Commissie en EBA vooraf en in ieder geval zo spoedig mogelijk in kennis van de voorzorgsmaatregelen die uit hoofde van lid 2 zijn genomen en van de motivering daarvoor.

Artikel 31

Redenen en communicatie

1.  Elke overeenkomstig artikel 23, artikel 28, artikel 29 of artikel 30 door de bevoegde autoriteiten genomen maatregel die sancties of een beperking van de uitoefening van het recht tot het vrij verrichten van diensten of de vrijheid van vestiging inhoudt, wordt naar behoren verantwoord en aan de betrokken betalingsinstelling meegedeeld.

2.  De artikelen 28 tot en met 30 gelden onverminderd de verplichting die de bevoegde autoriteiten uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849 en Verordening (EU) 2015/847, met name artikel 48, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/849 en artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) 2015/847, hebben om erop toe te zien dat of na te gaan of de voorschriften van die rechtshandelingen worden nageleefd.



Afdeling 4

Vrijstelling

Artikel 32

Voorwaarden

1.  De lidstaten kunnen vrijstelling verlenen of toestaan dat hun bevoegde autoriteiten vrijstelling verlenen aan natuurlijke of rechtspersonen die de in punten 1 tot en met 6 van bijlage I bedoelde betalingsdiensten aanbieden, van de toepassing van een deel of het geheel van de procedure en de voorwaarden die zijn vastgelegd in de afdelingen 1 tot en met 3, met uitzondering van de artikelen 14, 15, 22, 24, 25 en 26, indien:

a) het maandelijkse gemiddelde van de totale waarde van de betalingstransacties die de voorgaande twaalf maanden door de betrokken persoon zijn verricht, met inbegrip van die van agenten waarvoor hij volledig aansprakelijk is, niet hoger is dan een door de lidstaat vastgesteld maximumbedrag dat in ieder geval niet meer dan 3 miljoen EUR bedraagt. Of aan deze voorwaarde is voldaan, wordt beoordeeld op basis van het in het bedrijfsplan begrote totaalbedrag aan betalingstransacties, tenzij de bevoegde autoriteiten een aanpassing van dat plan verlangen, en

b) geen van de met de leiding of de exploitatie van het betalingsdienstenbedrijf belaste natuurlijke personen veroordeeld is wegens strafbare feiten in verband met het witwassen van geld, het financieren van terrorisme of andere financiële misdrijven.

2.  Van een natuurlijke persoon of rechtspersoon met een registerinschrijving overeenkomstig lid 1 wordt verlangd dat hij zijn hoofdkantoor of vestigingsplaats heeft in de lidstaat waar hij zijn werkzaamheden daadwerkelijk ontplooit.

3.  De in lid 1 bedoelde personen worden behandeld als betalingsinstellingen, met dien verstande dat artikel 11, lid 9, en de artikelen 28, 29 en 30 niet op hen van toepassing zijn.

4.  De lidstaten kunnen ook bepalen dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon met een registerinschrijving overeenkomstig lid 1 slechts een aantal van de in artikel 18 opgesomde werkzaamheden mag verrichten.

5.  De in lid 1 bedoelde personen stellen de bevoegde autoriteiten in kennis van elke verandering in hun situatie die relevant is voor de in het genoemde lid gespecificeerde voorwaarden. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de personen in kwestie, wanneer aan de in de leden 1, 2 en 4 van dit artikel gestelde voorwaarden niet langer voldaan is, binnen 30 kalenderdagen een vergunning aanvragen volgens artikel 11.

6.  De leden 1 tot en met 5 van dit artikel zijn niet van toepassing ten aanzien van Richtlijn (EU) 2015/849 of van het nationale recht inzake de bestrijding van het witwassen van geld.

Artikel 33

Aanbieders van rekeninginformatiediensten

1.  De natuurlijke personen of rechtspersonen die uitsluitend de in bijlage I, punt 8, vermelde betalingsdienst aanbieden, worden vrijgesteld van de toepassing van de in de afdelingen 1 en 2 neergelegde procedure en voorwaarden, met uitzondering van artikel 5, lid 1, punten a), b), e) tot en met h), j), l), n), p) en q), artikel 5, lid 3, artikel 14 en artikel 15. Afdeling 3 is van toepassing, met uitzondering van artikel 23, lid 3.

2.  De in lid 1 bedoelde personen worden behandeld als betalingsinstellingen, met dien verstande dat de titels III en IV niet op hen van toepassing zijn, met uitzondering van de artikelen 41, 45 en 52 waar van toepassing, en van de artikelen 67, 69 en 95 tot en met 98.

Artikel 34

Kennisgeving en informatieverstrekking

Indien een lidstaat een vrijstelling op grond van artikel 32 toepast, stelt hij de Commissie uiterlijk op 13 januari 2018 van zijn besluit in kennis en deelt hij de Commissie onverwijld elke latere wijziging mee. Daarnaast stelt de lidstaat de Commissie in kennis van het aantal betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen en doet hij haar jaarlijks mededeling van het totale waarde van de betalingsdiensten die tot en met 31 december van elk kalenderjaar zijn verricht, als bedoeld in artikel 32, lid 1, onder a).



HOOFDSTUK 2

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 35

Toegang tot betalingssystemen

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de regels inzake de toegang tot betalingssystemen voor vergunninghoudende of in het register ingeschreven betalingsdienstaanbieders die rechtspersonen zijn, objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn en de toegang niet sterker belemmeren dan nodig is voor het beschermen tegen specifieke risico’s zoals het afwikkelingsrisico, het exploitatierisico en het bedrijfsrisico, en voor het beschermen van de financiële en operationele stabiliteit van het betalingssysteem.

Betalingssystemen mogen niet aan betalingsdienstaanbieders, betalingsdienstgebruikers of andere betalingssystemen een van de volgende eisen opleggen:

a) regels die effectieve deelneming aan andere betalingssystemen belemmeren;

b) regels die bepaalde vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders of bepaalde betalingsdienstaanbieders met een registerinschrijving discrimineren wat de rechten, plichten en aanspraken van deelnemers betreft;

c) enigerlei beperking op grond van de institutionele status.

2.  Lid 1 is niet van toepassing op:

a) betalingssystemen die als zodanig zijn aangemerkt krachtens Richtlijn 98/26/EG;

b) betalingssystemen die uitsluitend uit betalingsdienstaanbieders die tot een groep behoren, zijn samengesteld.

Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea zorgen de lidstaten ervoor dat, wanneer een deelnemer aan een aangemerkt betalingssysteem een vergunninghoudende betalingsdienstaanbieder of een betalingsdienstaanbieder met een registerinschrijving die niet een deelnemer aan het systeem is, toestaat via het systeem overboekingsopdrachten door te geven, die deelnemer dezelfde mogelijkheid desgevraagd op objectieve, evenredige en niet-discriminerende wijze biedt aan andere vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders of betalingsdienstaanbieders met een registerinschrijving, zulks overeenkomstig lid 1.

De deelnemer verstrekt de verzoekende betalingsdienstaanbieder een volledig opgave van redenen voor een eventuele afwijzing.

Artikel 36

Toegang tot rekeningen bij een kredietinstelling

De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsinstellingen op objectieve, niet-discriminerende en evenredige basis toegang hebben tot betaalrekeningsdiensten van kredietinstellingen. Dergelijke toegang is uitgebreid genoeg om betalingsinstellingen in staat te stellen op onbelemmerde en efficiënte wijze betalingsdiensten aan te bieden.

Elke afwijzing wordt door de kredietinstelling tegenover de bevoegde autoriteit met redenen omkleed.

Artikel 37

Verbod betalingsdiensten aan te bieden voor andere personen dan betalingsdienstaanbieders, en meldingsplicht

1.  De lidstaten verbieden dat betalingsdiensten worden aangeboden door natuurlijke personen of rechtspersonen die noch betalingsdienstaanbieders zijn, noch uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van deze richtlijn zijn gelaten.

2.  De lidstaten schrijven voor dat dienstaanbieders die één of beide van de activiteiten als bedoeld in artikel 3, onder k), i) of ii), verrichten waarvoor de totale waarde aan tijdens de voorgaande twaalf maanden uitgevoerde betalingstransacties het bedrag van 1 miljoen EUR overschrijdt, de bevoegde autoriteiten een kennisgeving sturen met een beschrijving van de aangeboden diensten, waarbij wordt gespecificeerd uit hoofde van welke uitsluiting als bedoeld in artikel 3, onder k), i) en ii), de activiteit geacht wordt te zijn verricht.

Op grond van deze kennisgeving neemt de bevoegde autoriteit een naar behoren met redenen omkleed besluit op basis van de in artikel 3, onder k), bedoelde criteria, indien de activiteit niet als beperkt netwerk kan worden aangemerkt, en informeert zij de dienstaanbieder dienovereenkomstig.

3.  De lidstaten schrijven voor dat de dienstaanbieders die een activiteit als bedoeld in artikel 3, onder l), verrichten, de bevoegde autoriteiten een kennisgeving sturen en hun jaarlijks een auditadvies verstrekken waaruit blijkt dat de activiteit wordt verricht met inachtneming van de in artikel 3, onder l), vastgestelde maximumbedragen.

4.  Niettegenstaande lid 1 delen de bevoegde autoriteiten EBA mee van welke diensten hun overeenkomstig de leden 2 en 3 kennis is gegeven, met opgave van de uitsluiting uit hoofde waarvan de activiteit wordt verricht.

5.  De beschrijving van de activiteit waarvan uit hoofde van de leden 2 en 3 van dit artikel kennis is gegeven, wordt openbaar gemaakt in het bij de artikelen 14 en 15 voorgeschreven registers.



TITEL III

TRANSPARANTIE VAN VOORWAARDEN EN INFORMATIEVEREISTEN MET BETREKKING TOT BETALINGSDIENSTEN



HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 38

Toepassingsgebied

1.  Deze titel is van toepassing op eenmalige betalingstransacties, op raamovereenkomsten en op de daaronder vallende betalingstransacties. De partijen kunnen overeenkomen dat deze titel geheel of ten dele niet van toepassing is wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is.

2.  De lidstaten mogen de bepalingen van deze titel op micro-ondernemingen toepassen op dezelfde wijze als op consumenten.

3.  Deze richtlijn geldt onverminderd Richtlijn 2008/48/EG, ander toepasselijk Unierecht of nationale maatregelen betreffende niet bij deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten die in overeenstemming zijn met het Unierecht.

Artikel 39

Andere bepalingen in het Unierecht

Deze titel laat Unierecht waarbij nog andere eisen inzake voorafgaande informatieverstrekking worden opgelegd, onverlet.

Voor zover evenwel ook Richtlijn 2002/65/EG van toepassing is, worden de informatievereisten van artikel 3, lid 1, van die richtlijn, met uitzondering van punt 2, onder c) tot en met g), punt 3, onder a), d) en e), en punt 4, onder b), van dat lid vervangen door de artikelen 44, 45, 51 en 52 van de onderhavige richtlijn.

Artikel 40

Kosten voor informatie

1.  De betalingsdienstaanbieder mag de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor het verstrekken van informatie uit hoofde van deze titel.

2.  De betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker kunnen overeenkomen dat kosten worden aangerekend wanneer de betalingsdienstgebruiker verzoekt om aanvullende informatie of om een frequentere of met andere communicatiemiddelen dan in de raamovereenkomst bepaalde informatieverstrekking.

3.  Kosten die de betalingsdienstaanbieder krachtens lid 2 mag aanrekenen, zijn redelijk en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder daadwerkelijk heeft gemaakt.

Artikel 41

Bewijslast inzake informatievereisten

De lidstaten bepalen dat de bewijslast ten bewijze van de naleving van de informatievereisten uit hoofde van deze titel op de betalingsdienstaanbieder rust.

Artikel 42

Derogatie van informatievereisten voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch geld

1.  Met betrekking tot betaalinstrumenten die overeenkomstig de toepasselijke raamovereenkomst uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 EUR, met een uitgavenlimiet van 150 EUR of waarop maximaal een bedrag van 150 EUR tegelijk kan worden opgeslagen:

a) verstrekt de betalingsdienstaanbieder in afwijking van de artikelen 51, 52 en 56 de betaler uitsluitend informatie over de voornaamste kenmerken van de betalingsdienst, met inbegrip van de wijze waarop van het betaalinstrument gebruik kan worden gemaakt, de aansprakelijkheid, de in rekening gebrachte kosten en andere feitelijke informatie die nodig is om een weloverwogen besluit te nemen, en geeft hij tevens aan waar andere in artikel 52 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar zijn gesteld;

b) kan in afwijking van artikel 54 worden overeengekomen dat de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is wijzigingen in de voorwaarden van de raamovereenkomst voor te stellen op dezelfde wijze als bepaald in artikel 51, lid 1;

c) kan in afwijking van de artikelen 57 en 58 worden overeengekomen dat de betalingsdienstaanbieder na uitvoering van een betalingstransactie:

i) ten behoeve van de betalingsdienstgebruiker uitsluitend een referentie verstrekt of beschikbaar stelt waarmee de gebruiker kan uitmaken welke betalingstransactie is verricht, en wat het transactiebedrag en de kosten zijn, en/of in het geval van verschillende soortgelijke betalingstransacties met dezelfde begunstigde, uitsluitend informatie over het totale bedrag en de kosten van die betalingstransacties;

ii) niet verplicht is de onder i) bedoelde informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen ingeval het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt, of ingeval de verstrekking hiervan voor de betalingsdienstaanbieder uit technisch oogpunt onmogelijk is. De betalingsdienstaanbieder biedt de betaler echter een mogelijkheid de opgeslagen bedragen te verifiëren.

2.  Voor nationale betalingstransacties mogen de lidstaten of hun bevoegde autoriteiten de in lid 1 genoemde bedragen verlagen of verdubbelen. Voor voorafbetaalde betaalinstrumenten mogen de lidstaten die bedragen verhogen tot 500 EUR.



HOOFDSTUK 2

Eenmalige betalingstransacties

Artikel 43

Toepassingsgebied

1.  Dit hoofdstuk is van toepassing op eenmalige betalingstransacties die niet onder een raamovereenkomst vallen.

2.  Wanneer een betalingsopdracht voor een eenmalige betalingstransactie wordt doorgegeven via een onder een raamovereenkomst vallend betaalinstrument, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen die reeds uit hoofde van een raamovereenkomst met een andere betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, of volgens die raamovereenkomst aan hem zal worden verstrekt.

Artikel 44

Algemene voorafgaande informatie

1.  De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker, voordat deze door een overeenkomst of aanbod betreffende een eenmalige betalingsdienst gebonden is, op gemakkelijk toegankelijke wijze de in artikel 45 bedoelde informatie en voorwaarden met betrekking tot zijn eigen diensten ter beschikking stelt. Op verzoek van de betalingsdienstgebruiker verstrekt de betalingsdienstaanbieder hem de informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en begrijpelijke vorm meegedeeld in een officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden, of in een andere taal die door de partijen is overeengekomen.

2.  Indien de overeenkomst betreffende een eenmalige betalingsdienst op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder niet mogelijk maakt zich aan lid 1 te houden, vervult deze zijn verplichtingen uit hoofde van genoemd lid onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie.

3.  De verplichtingen uit hoofde van lid 1 kunnen ook worden vervuld door het verstrekken van een exemplaar van de ontwerpovereenkomst betreffende een eenmalige betalingsdienst of de ontwerpbetalingsopdracht waarin de in artikel 45 omschreven informatie en voorwaarden zijn opgenomen.

Artikel 45

Informatie en voorwaarden

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende informatie en voorwaarden door de betalingsdienstaanbieder ten behoeve van de betalingsdienstgebruiker worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld:

a) de informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt opdat een betalingsopdracht correct kan worden geïnitieerd of uitgevoerd;

b) de maximale uitvoeringstermijn voor de aan te bieden betalingsdienst;

c) alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan de betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en, voor zover van toepassing, een uitsplitsing van die kosten;

d) voor zover van toepassing, de bij de betalingstransactie toe te passen feitelijke of referentiewisselkoers.

2.  Daarnaast zorgen de lidstaten ervoor dat betalingsinitiatiedienstaanbieders voorafgaand aan de initiëring aan de betaler de volgende duidelijke en volledige informatie verstrekken of ter beschikking stellen:

a) de naam van de betalingsinitiatiedienstaanbieder, het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het geografische adres van zijn agent die of zijn bijkantoor dat is gevestigd in de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden, en alle andere contactgegevens, inclusief het adres voor elektronische post, die voor de communicatie met de betalingsinitiatiedienstaanbieder relevant zijn, en

b) de contactgegevens van de bevoegde autoriteit.

3.  Voor zover van toepassing worden de overige in artikel 52 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze ter beschikking van de betalingsdienstgebruiker gesteld.

Artikel 46

Informatie aan de betaler en de begunstigde na initiëring van een betalingsopdracht

Wanneer een betalingsopdracht via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geïnitieerd, worden door de betalingsinitiatiedienstaanbieder, naast de in artikel 45 vermelde informatie en voorwaarden, onmiddellijk na de initiëring ten behoeve van de betaler en, indien van toepassing, de begunstigde, alle volgende gegevens verstrekt of ter beschikking gesteld:

a) de bevestiging dat de betalingsopdracht met succes bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler is geïnitieerd;

b) een referentie aan de hand waarvan de betaler en de begunstigde kunnen uitmaken om welke betalingstransactie het gaat en, in voorkomend geval, de begunstigde kan uitmaken om welke betaler het gaat, alsmede alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;

c) het bedrag van de betalingstransactie;

d) in voorkomend geval het bedrag van de voor de transactie aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten.

Artikel 47

Informatie aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler bij betalingsinitiatiediensten

Wanneer een betalingsopdracht via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geïnitieerd, stelt hij de referentie van de betalingstransactie ter beschikking van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler.

Artikel 48

Informatie aan de betaler na ontvangst van de betalingsopdracht

Onmiddellijk na de ontvangst van de betalingsopdracht worden door de betalingsdienstaanbieder van de betaler alle hierna genoemde gegevens met betrekking tot zijn eigen diensten op dezelfde wijze als in artikel 44, lid 1, is bepaald, aan de betaler verstrekt of ter beschikking gesteld:

a) een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat, en, in voorkomend geval, informatie betreffende de begunstigde;

b) het bedrag van de betalingstransactie in de in de betalingsopdracht gebruikte valuta;

c) het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, een uitsplitsing van de bedragen van die kosten;

d) voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, of een desbetreffende referentie, indien deze verschilt van de overeenkomstig artikel 45, lid 1, onder d), verstrekte wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;

e) de datum van ontvangst van de betalingsopdracht.

Artikel 49

Informatie aan de begunstigde na uitvoering

Onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie worden door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde alle navolgende gegevens met betrekking tot zijn eigen diensten op dezelfde wijze als in artikel 44, lid 1, is bepaald, aan de begunstigde verstrekt of ter beschikking gesteld:

a) een referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, in voorkomend geval, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;

b) het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de geldmiddelen ter beschikking van de begunstigde worden gesteld;

c) het bedrag van de voor de betalingstransactie door de begunstigde verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, een uitsplitsing van de bedragen van die kosten;

d) voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;

e) de valutadatum van de creditering.



HOOFDSTUK 3

Raamovereenkomsten

Artikel 50

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op betalingstransacties die onder een raamovereenkomst vallen.

Artikel 51

Algemene voorafgaande informatie

1.  De lidstaten schrijven de betalingsdienstaanbieder voor dat hij aan de betalingsdienstgebruiker, ruimschoots voordat deze door een raamovereenkomst of een aanbod gebonden is, op papier of op een andere duurzame drager de in artikel 52 bedoelde informatie en voorwaarden verstrekt. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en begrijpelijke vorm verstrekt in een officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden, of in een andere taal die door de partijen is overeengekomen.

2.  Wanneer de raamovereenkomst op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder niet mogelijk maakt zich aan lid 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na de sluiting van de raamovereenkomst aan zijn verplichtingen uit hoofde van dat lid.

3.  De verplichtingen uit hoofde van lid 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van de ontwerpraamovereenkomst waarin de in artikel 52 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.

Artikel 52

Informatie en voorwaarden

De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende informatie en voorwaarden aan de betalingsdienstgebruiker worden verstrekt:

1. met betrekking tot de betalingsdienstaanbieder:

a) de naam van de betalingsdienstaanbieder, het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het geografische adres van zijn agent die of zijn bijkantoor dat is gevestigd in de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden, en alle andere adressen, inclusief e-mailadres, die voor de communicatie met de betalingsdienstaanbieder relevant zijn;

b) de gegevens van de relevante toezichthoudende autoriteiten en van het bij artikel 14 voorgeschreven register of van een ander relevant openbaar register waarin de betalingsdienstaanbieder met het oog op zijn vergunning is opgenomen en het registratienummer of gelijkwaardig middel waarmee de registerinschrijvingen kunnen worden gecontroleerd;

2. met betrekking tot het gebruik van een betalingsdienst:

a) een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de aangeboden betalingsdienst;

b) de gedetailleerde informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt opdat een betalingsopdracht correct kan worden geïnitieerd of uitgevoerd;

c) de vorm waarin en de procedure volgens welke de instemming met het initiëren van een betalingsopdracht of het uitvoeren van een betalingstransactie wordt verleend, respectievelijk wordt ingetrokken, overeenkomstig de artikelen 64 en 80;

d) een referentie aan het tijdstip van ontvangst van een betalingsopdracht overeenkomstig artikel 78 en aan het eventueel door de betalingsdienstaanbieder bepaalde uiterste tijdstip;

e) de maximale uitvoeringstermijn voor de te verstrekken betalingsdiensten;

f) de vermelding of de mogelijkheid bestaat uitgavenlimieten voor het gebruik van het betaalinstrument overeenkomstig artikel 68, lid 1, overeen te komen;

g) bij betaalinstrumenten op basis van een kaart met co-badging, de rechten van de betalingsdienstgebruiker uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EU) 2015/751;

3. met betrekking tot de kosten, de rentevoet en de wisselkoers:

a) alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan de betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn, waaronder de kosten die gerelateerd zijn aan de wijze waarop en de frequentie waarmee uit hoofde van deze richtlijn gegevens worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld, en, waar van toepassing, een uitsplitsing van de bedragen van die kosten;

b) voor zover van toepassing, de toe te passen rentevoet en wisselkoers, of, bij gebruik van de referentierentevoet en -wisselkoers, de wijze van berekening van de feitelijke interesten en de relevante datum en de index of basis voor de vaststelling van die referentierentevoet of -wisselkoers;

c) indien overeengekomen, de onmiddellijke toepassing van wijzigingen in de referentierentevoet of -wisselkoers en de informatievereisten met betrekking tot de wijzigingen overeenkomstig artikel 54, lid 2;

4. met betrekking tot de communicatie:

a) voor zover van toepassing, de communicatiemiddelen, met inbegrip van de technische eisen voor de apparatuur en software van de betalingsdienstgebruiker, zoals overeengekomen tussen de partijen voor de mededeling van informatie en kennisgevingen overeenkomstig deze richtlijn;

b) de wijze waarop en de frequentie waarmee informatie krachtens deze richtlijn moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld;

c) de taal of talen waarin de raamovereenkomst wordt gesloten en waarin de communicatie gedurende de looptijd van de contractuele betrekking plaatsvindt;

d) een vermelding dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft de contractuele voorwaarden van de raamovereenkomst en informatie en voorwaarden overeenkomstig artikel 53 te ontvangen;

5. met betrekking tot beschermende en corrigerende maatregelen:

a) voor zover van toepassing, een beschrijving van de maatregelen die de betalingsdienstgebruiker moet nemen om de veilige bewaring van een betaalinstrument te waarborgen, alsmede de wijze waarop de betalingsdienstaanbieder voor de toepassing van artikel 69, lid 1, onder b), in kennis moet worden gesteld;

b) de beveiligde procedure volgens welke de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker in kennis stelt van een vermoede of daadwerkelijke fraude en van beveiligingsdreigingen;

c) indien overeengekomen, de voorwaarden waaronder de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehoudt het gebruik van een betaalinstrument te blokkeren overeenkomstig artikel 68;

d) informatie over de aansprakelijkheid van de betaler overeenkomstig artikel 74, onder vermelding van het relevante bedrag;

e) op welke wijze en binnen welke termijn de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder in kennis moet stellen van een niet-toegestane of onjuist geïnitieerde of uitgevoerde betalingstransactie overeenkomstig artikel 71, alsmede de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties overeenkomstig artikel 73;

f) informatie over de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de initiëring of uitvoering van ►C1  betalingstransacties overeenkomstig de artikelen 89 en 90; ◄

g) de voorwaarden voor terugbetaling overeenkomstig de artikelen 76 en 77;

6. met betrekking tot wijzigingen in en de beëindiging van de raamovereenkomst:

a) indien overeengekomen, de informatie dat de betalingsdienstgebruiker geacht wordt overeenkomstig artikel 54 wijzigingen in de voorwaarden te hebben aanvaard tenzij de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat de wijzigingen niet worden aanvaard;

b) de looptijd van de raamovereenkomst;

c) een vermelding dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft een raamovereenkomst te beëindigen en alle afspraken met betrekking tot beëindiging overeenkomstig artikel 54, lid 1, en artikel 55;

7. met betrekking tot rechtsmiddelen:

a) de contractuele bepalingen inzake het op de raamovereenkomst toepasselijke recht en/of inzake de bevoegde rechter;

b) de ADR-procedures die voor de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig de artikelen 99 tot en met 102 openstaan.

Artikel 53

Toegang tot informatie en tot de voorwaarden van de raamovereenkomst

Gedurende de contractuele relatie heeft de betalingsdienstgebruiker te allen tijde het recht de contractuele voorwaarden van de raamovereenkomst, alsmede de in artikel 52 vermelde informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager te vragen.

Artikel 54

Wijzigingen in de voorwaarden van de raamovereenkomst

1.  Elke wijziging in de raamovereenkomst of in de in artikel 52 vermelde informatie en voorwaarden wordt uiterlijk twee maanden vóór de beoogde datum van toepassing ervan door de betalingsdienstaanbieder voorgesteld op dezelfde wijze als in artikel 51, lid 1, is bepaald. De betalingsdienstgebruiker kan de wijzigingen vóór de beoogde datum van inwerkingtreding aanvaarden of verwerpen.

Voor zover van toepassing overeenkomstig artikel 52, lid 6, onder a), deelt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker mee dat hij wordt geacht deze wijzigingen te hebben aanvaard indien hij de betalingsdienstaanbieder niet vóór de beoogde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat de wijzigingen niet worden aanvaard. De betalingsdienstaanbieder stelt de betalingsdienstgebruiker er ook van in kennis dat wanneer de betalingsdienstgebruiker deze wijzigingen verwerpt, de betalingsdienstgebruiker het recht heeft de raamovereenkomst kosteloos en met ingang van elk moment tot de datum waarop de wijziging van toepassing zou worden, te beëindigen.

2.  Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers kunnen met onmiddellijke ingang zonder kennisgeving worden toegepast, mits het recht daartoe in de raamovereenkomst is overeengekomen en de wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers gebaseerd zijn op de overeenkomstig artikel 52, lid 3, punten b) en c), overeengekomen referentierentevoet of -wisselkoers. De betalingsdienstgebruiker wordt zo spoedig mogelijk van elke wijziging in de rentevoet in kennis gesteld op dezelfde wijze als in artikel 51, lid 1, is bepaald, tenzij door de partijen is overeengekomen dat de informatie met een specifieke frequentie of op een specifieke wijze moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers die ten gunste van de betalingsdienstgebruiker uitvallen, kunnen echter zonder kennisgeving worden toegepast.

3.  Wijzigingen in de bij betalingstransacties gebruikte rentevoet of wisselkoers worden uitgevoerd en berekend op een neutrale wijze die betalingsdienstgebruikers niet discrimineert.

Artikel 55

Beëindiging

1.  De betalingsdienstgebruiker kan de raamovereenkomst te allen tijde beëindigen tenzij door de partijen een opzegtermijn is overeengekomen. Die termijn mag niet langer zijn dan een maand.

2.  De raamovereenkomst kan door de betalingsdienstgebruiker kosteloos worden beëindigd, behalve wanneer de overeenkomst gedurende minder dan zes maanden in werking is geweest. Eventuele voor beëindiging van de raamovereenkomst aan te rekenen kosten zijn passend en in overeenstemming met de feitelijke kosten.

3.  Indien zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder een voor onbepaalde duur gesloten raamovereenkomst beëindigen door op de wijze als bepaald in artikel 51, lid 1, een opzegtermijn van ten minste twee maanden in acht te nemen.

4.  Op gezette tijden aangerekende kosten voor betalingsdiensten zijn slechts naar evenredigheid verschuldigd door de betalingsdienstgebruiker tot de beëindiging van de overeenkomst. Indien die kosten vooraf zijn betaald, worden zij naar evenredigheid terugbetaald.

5.  Dit artikel doet geen afbreuk aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende het recht van de partijen om de raamovereenkomst onafdwingbaar of nietig te verklaren.

6.  De lidstaten kunnen in gunstiger bepalingen voor de betalingsdienstgebruikers voorzien.

Artikel 56

Informatie vóór de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie

In geval van een door de betaler uit hoofde van een raamovereenkomst geïnitieerde afzonderlijke betalingstransactie, verstrekt een betalingsdienstaanbieder op verzoek van de betaler voor deze specifieke betalingstransactie expliciete informatie over alle volgende elementen:

a) de maximale uitvoeringstermijn;

b) de door de betaler verschuldigde kosten;

c) voor zover van toepassing, een uitsplitsing van de bedragen van eventuele kosten.

Artikel 57

Informatie aan de betaler over afzonderlijke betalingstransacties

1.  Nadat het bedrag van een afzonderlijke betalingstransactie van de rekening van de betaler is gedebiteerd of, indien de betaler geen betaalrekening gebruikt, na de ontvangst van de betalingsopdracht, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler op de wijze als bepaald in artikel 51, lid 1, de betaler onverwijld alle volgende informatie:

a) een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat en, in voorkomend geval, de informatie betreffende de begunstigde;

b) het bedrag van de betalingstransactie in de valuta waarin de betaalrekening van de betaler wordt gedebiteerd of in de voor de betalingsopdracht gebruikte valuta;

c) het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten, ofwel de aan de betaler aan te rekenen interest;

d) voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;

e) de valutadatum van de debitering of de datum van ontvangst van de betalingsopdracht.

2.  Een raamovereenkomst omvat de voorwaarde dat de betaler kan verlangen dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand kosteloos moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld op de overeengekomen wijze die de begunstigde de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren.

3.  De lidstaten mogen echter voorschrijven dat de betalingsdienstaanbieder ten minste eenmaal per maand kosteloos informatie op papier of op een andere duurzame drager verstrekt.

Artikel 58

Informatie aan de begunstigde over afzonderlijke betalingstransacties

1.  Na de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde op de wijze als bepaald in artikel 51, lid 1, de begunstigde onverwijld alle volgende informatie:

a) een referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;

b) het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd;

c) het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten, en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten, of de aan de begunstigde aan te rekenen interesten;

d) voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;

e) de valutadatum van de creditering.

2.  Een raamovereenkomst kan de voorwaarde omvatten dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld op de overeengekomen wijze die de betaler de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren.

3.  De lidstaten mogen echter voorschrijven dat de betalingsdienstaanbieder ten minste eenmaal per maand kosteloos informatie op papier of op een andere duurzame drager verstrekt.



HOOFDSTUK 4

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 59

Valuta en valutawissel

1.  De betalingen vinden plaats in de valuta die tussen de partijen zijn overeengekomen.

2.  Wanneer vóór het initiëren van de betalingstransactie een valutawisseldienst wordt aangeboden en wanneer die valutawisseldienst bij een geldautomaat, op het verkooppunt of door de begunstigde wordt aangeboden, stelt de partij die de valutawisseldienst aan de betaler aanbiedt, de betaler in kennis van alle aan te rekenen kosten, alsmede van de wisselkoers die bij de omrekening van de betalingstransactie zal worden gehanteerd.

De betaler stemt in met de op deze basis aangeboden valutawisseldienst.

Artikel 60

Informatie over extra kosten of kortingen

1.  Wanneer de begunstigde een vergoeding verlangt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, wordt de betaler daarover door de begunstigde ingelicht voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

2.  Wanneer de betalingsdienstaanbieder of een derde die bij de transactie is betrokken, een vergoeding verlangt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, licht de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker daarover in voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

3.  De betaler is alleen verplicht de in de leden 1 en 2 bedoelde vergoedingen te betalen, indien het volledige bedrag ervan bekend is gemaakt voordat de betalingstransactie is geïnitieerd.



TITEL IV

RECHTEN EN PLICHTEN MET BETREKKING TOT HET AANBIEDEN EN HET GEBRUIK VAN BETALINGSDIENSTEN



HOOFDSTUK 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 61

Toepassingsgebied

1.  Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, kunnen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder ►C1  overeenkomen dat artikel 62, lid 1, artikel 64, lid 3, en de artikelen 72, 74, 76, 77, 80, 89 en 90 ◄ geheel of deels niet van toepassing zijn. De betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder kunnen ook andere termijnen overeenkomen dan die welke zijn gesteld bij artikel 71.

2.  De lidstaten kunnen bepalen dat artikel 102 niet van toepassing is wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is.

3.  De lidstaten kunnen bepalen dat de bepalingen van deze titel op dezelfde wijze op micro-ondernemingen worden toegepast als op consumenten.

4.  Deze richtlijn geldt onverminderd Richtlijn 2008/48/EG, ander toepasselijk Unierecht of nationale maatregelen met betrekking tot de niet bij deze richtlijn geharmoniseerde aspecten van de voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten die in overeenstemming zijn met het Unierecht.

Artikel 62

Toepasselijke kosten

1.  De betalingsdienstaanbieder rekent de betalingsdienstgebruiker geen kosten aan voor het vervullen van zijn informatieverplichtingen of de toepassing van corrigerende of preventieve maatregelen uit hoofde van deze titel, ►C1  tenzij in artikel 79, lid 1, artikel 80, lid 5, of artikel 88, lid 4, anders is bepaald. ◄ De aan te rekenen kosten worden overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder; zij zijn passend en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder daadwerkelijk heeft gemaakt.

2.  De lidstaten schrijven voor dat voor betalingstransacties die binnen de Unie worden verricht, waarbij de betalingsdienstaanbieders van zowel de betaler als de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich binnen de Unie bevinden, de begunstigde en de betaler elk voor zich de kosten betalen die hun respectieve betalingsdienstaanbieder in rekening brengt.

3.  De betalingsdienstaanbieder belet niet dat de begunstigde aan de betaler een vergoeding vraagt, een korting aanbiedt of er anderszins op aanstuurt dat de betaler een bepaald betaalinstrument gebruikt. De eventueel in rekening gebrachte kosten liggen niet hoger dan de directe kosten die de begunstigde zelf voor het gebruik van het specifieke betaalinstrument maakt.

4.  De lidstaten zorgen er in ieder geval voor dat de begunstigde geen vergoeding vraagt voor het gebruik van betaalinstrumenten waarvan de afwikkelingsvergoedingen onder hoofdstuk II van Verordening (EU) 2015/751 vallen, noch voor betalingsdiensten waarop Verordening (EU) nr. 260/2012 van toepassing is.

5.  De lidstaten mogen de begunstigde het recht om een vergoeding te vragen ontzeggen of dit recht beperken, rekening houdend met de noodzaak mededinging aan te moedigen en het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten te stimuleren.

Artikel 63

Derogatie voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch geld

1.  Met betrekking tot betaalinstrumenten die overeenkomstig de raamovereenkomst uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 EUR, met een uitgavenlimiet van 150 EUR of waarop maximaal een bedrag van 150 EUR tegelijk kan worden opgeslagen, kunnen betalingsdienstaanbieders met hun betalingsdienstgebruikers overeenkomen als volgt:

a) artikel 69, lid 1, onder b), artikel 70, lid 1, onder c) en d), en artikel 74, lid 3, zijn niet van toepassing indien het betaalinstrument niet kan worden geblokkeerd of verder gebruik ervan niet kan worden voorkomen;

b) de artikelen 72 en 73 en artikel 74, leden 1 en 3, zijn niet van toepassing indien het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of de betalingsdienstaanbieder om andere met het betaalinstrument verband houdende redenen niet het bewijs kan leveren dat de betalingstransactie was toegestaan;

c) in afwijking van artikel 79, lid 1, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht de betalingsdienstgebruiker in kennis te stellen van de weigering van een betalingsopdracht als uit de context duidelijk blijkt dat de opdracht niet is uitgevoerd;

d) in afwijking van artikel 80 kan de betaler de betalingsopdracht niet herroepen nadat hij de betalingsopdracht heeft doorgegeven of de begunstigde met de uitvoering van de betalingstransactie heeft ingestemd;

e) in afwijking van de artikelen 83 en 84 worden andere uitvoeringstermijnen toegepast.

2.  Voor nationale betalingstransacties mogen de lidstaten of hun bevoegde autoriteiten de in lid 1 genoemde bedragen verlagen of verdubbelen. Voor voorafbetaalde betaalinstrumenten mogen zij die bedragen verhogen tot 500 EUR.

3.  De artikelen 73 en 74 van deze richtlijn zijn ook van toepassing op elektronisch geld als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet de mogelijkheid heeft de rekening waarop het elektronisch geld is opgeslagen, te bevriezen of het betaalinstrument te blokkeren. De lidstaten kunnen deze afwijking beperken tot betaalrekeningen waarop het elektronisch geld is opgeslagen, of tot betaalinstrumenten met een bepaalde waarde.



HOOFDSTUK 2

Toestaan van betalingstransacties

Artikel 64

Instemming en het intrekken van instemming

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een betalingstransactie pas als toegestaan wordt aangemerkt indien de betaler heeft ingestemd met de uitvoering van de betalingsopdracht. Een betalingstransactie kan voorafgaand aan de uitvoering of, indien overeengekomen door de betaler en de betalingsdienstaanbieder, na de uitvoering door de betaler worden toegestaan.

2.  De instemming met de uitvoering van een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties wordt verleend in de tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen vorm. De instemming met de uitvoering van een betalingstransactie kan ook worden verleend via de begunstigde of de betalingsinitiatiedienstaanbieder.

Zonder instemming wordt een betalingstransactie als niet-toegestaan aangemerkt.

3.  De instemming kan te allen tijde, doch uiterlijk op het tijdstip van het onherroepelijk worden overeenkomstig artikel 80, door de betaler worden ingetrokken. Ook de instemming met de uitvoering van een reeks betalingstransacties kan worden ingetrokken, in welk geval iedere toekomstige betalingstransactie als niet-toegestaan wordt aangemerkt.

4.  De procedure voor het verlenen van de instemming wordt overeengekomen tussen de betaler en de relevante betalingsdienstaanbieder(s).

Artikel 65

Bevestiging betreffende de beschikbaarheid van geldmiddelen

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, op verzoek van een betalingsdienstaanbieder die op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten uitgeeft, onmiddellijk bevestigt of een bedrag dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een op kaarten gebaseerde betalingstransactie, beschikbaar is op de betaalrekening van de betaler, mits aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) de betaalrekening van de betaler is online toegankelijk op het moment van het verzoek;

b) de betaler heeft er uitdrukkelijk mee ingestemd dat de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder antwoordt op verzoeken van een specifieke betalingsdienstaanbieder om te bevestigen dat het bedrag dat overeenkomt met een bepaalde op kaarten gebaseerde betalingstransactie, op de betaalrekening van de betaler beschikbaar is;

c) de in punt b) genoemde instemming is verleend voordat het eerste verzoek om bevestiging is gedaan.

2.  De betalingsdienstaanbieder kan om de in lid 1 bedoelde bevestiging verzoeken indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) de betaler heeft er uitdrukkelijk mee ingestemd dat de betalingsdienstaanbieder om de in lid 1 bedoelde bevestiging verzoekt;

b) de betaler heeft de op kaarten gebaseerde betalingstransactie voor het betreffende bedrag geïnitieerd aan de hand van een op kaarten gebaseerd betaalinstrument dat door de betalingsdienstaanbieder is uitgegeven;

c) vóór elk verzoek om bevestiging authenticeert de betalingsdienstaanbieder zich bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder en communiceert hij op een veilige manier met de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, overeenkomstig artikel 98, lid 1, onder d).

3.  In overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG bestaat de in lid 1 bedoelde bevestiging uitsluitend uit een antwoord in de vorm van een eenvoudige „ja” of „nee”, en niet uit een rekeningafschrift van het saldo. Dit antwoord wordt niet opgeslagen of voor andere doeleinden gebruikt dan voor de uitvoering van de op kaarten gebaseerde betalingstransactie.

4.  De in lid 1 bedoelde bevestiging biedt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder niet de mogelijkheid de geldmiddelen op de betaalrekening van de betaler te blokkeren.

5.  De betaler kan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder verzoeken hem de identificatie van de betalingsdienstaanbieder en het verstrekte antwoord mee te delen.

6.  Dit artikel is niet van toepassing op betalingstransacties die zijn geïnitieerd met op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten waarop elektronisch geld, als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG, is opgeslagen.

Artikel 66

Regels voor de toegang tot betaalrekeningen in het geval van betalingsinitiatiediensten

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een betaler het recht heeft om voor betalingsdiensten als bedoeld in bijlage I, punt 7, gebruik te maken van een betalingsinitiatiedienstaanbieder. Wanneer de betaalrekening niet online raadpleegbaar is, is het recht om van een betalingsinitiatiedienstaanbieder gebruik te maken, niet van toepassing.

2.  Wanneer de betaler uitdrukkelijk instemming verleent voor een overeenkomstig artikel 64 uit te voeren betaling, voert de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de in lid 4 van dit artikel vermelde handelingen uit, teneinde het recht van de betaler om van de betalingsinitiatiedienst gebruik te maken, te waarborgen.

3.  De betalingsinitiatiedienstaanbieder:

a) is op geen enkel moment in het bezit van de met het aanbieden van de betalingsinitiatiedienst verband houdende geldmiddelen van de betaler;

b) zorgt ervoor dat de persoonlijke beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker niet toegankelijk zijn voor andere partijen, met uitzondering van de gebruiker en de uitgever van de persoonlijke beveiligingsgegevens, en dat zij via veilige en efficiënte kanalen door de betalingsinitiatiedienstaanbieder worden verzonden;

c) zorgt ervoor dat informatie over de betalingsdienstgebruiker die is verkregen bij het verstrekken van betalingsinitiatiediensten, alleen aan de begunstigde en alleen met de uitdrukkelijke instemming van de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt;

d) identificeert zich bij elke betalingsinitiatie ten overstaan van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler en communiceert met de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder, de betaler en de begunstigde op een veilige manier, overeenkomstig artikel 98, lid 1, onder d);

e) slaat geen gevoelige betalingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker op;

f) vraagt geen gegevens van de betalingsdienstgebruiker die niet nodig zijn voor het verstrekken van de betalingsinitiatiedienst;

g) gaat niet over tot het gebruiken, zich toegang verschaffen tot of opslaan van gegevens voor andere doelstellingen dan het verstrekken van de door de betaler uitdrukkelijk gevraagde betalingsinitiatiedienst;

h) brengt geen wijzigingen aan in het bedrag, de begunstigde of enig ander element van de transactie.

4.  De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder:

a) communiceert op een veilige manier met betalingsinitiatiedienstaanbieders, overeenkomstig artikel 98, lid 1, onder d);

b) verstrekt onmiddellijk na ontvangst van de betalingsopdracht van een betalingsinitiatiedienstaanbieder alle informatie over de initiëring van de betalingstransactie, alsmede alle informatie die toegankelijk is voor de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder met betrekking tot de uitvoering van de betalingstransactie, aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder, of stelt deze informatie ter beschikking;

c) behandelt door de diensten van een betalingsinitiatiedienstaanbieder verzonden betalingsopdrachten niet anders, met name wat betreft termijn, voorrang of kosten, dan door de betaler rechtstreeks verzonden betalingsopdrachten, tenzij om objectieve redenen.

5.  Het aanbieden van betalingsinitiatiediensten mag niet afhangen van het bestaan van een contractuele relatie tussen de betalingsinitiatiedienstaanbieders en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders voor dat doeleinde.

Artikel 67

Regels voor de toegang tot en het gebruik van informatie over betaalrekeningen in het geval van rekeninginformatiediensten

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een betalingsdienstgebruiker het recht heeft gebruik te maken van diensten die hem toegang bieden tot rekeninginformatie als bedoeld in bijlage I, punt 8. Dit recht is niet toepasselijk wanneer de betaalrekening niet online raadpleegbaar is.

2.  De rekeninginformatiedienstaanbieder:

a) verricht de diensten alleen met de uitdrukkelijke instemming van de betalingsdienstgebruiker;

b) zorgt ervoor dat de persoonlijke beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker niet toegankelijk zijn voor andere partijen, met uitzondering van de gebruiker en de uitgever van de persoonlijke beveiligingsgegevens, en dat, indien zij worden verzonden door de rekeninginformatiedienstaanbieder, dit via veilige en efficiënte kanalen geschiedt;

c) identificeert zich bij elke communicatiesessie bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder(s) van de betalingsdienstgebruiker en communiceert op een veilige manier met de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder(s) en de betalingsdienstgebruiker, overeenkomstig artikel 98, lid 1, onder d);

d) heeft alleen toegang tot de informatie van de aangewezen betaalrekeningen en de betrokken betalingstransacties;

e) vraagt geen gevoelige betalingsgegevens met betrekking tot de betaalrekeningen op;

f) gaat niet over tot het gebruiken, zich toegang verschaffen tot of opslaan van gegevens voor andere doelstellingen dan het uitvoeren van de door de betalingsdienstgebruiker uitdrukkelijk gevraagde rekeninginformatiedienst, overeenkomstig de voorschriften inzake gegevensbescherming.

3.  In verband met betaalrekeningen heeft de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de volgende verplichtingen:

a) hij communiceert op een veilige manier met rekeninginformatiedienstaanbieders overeenkomstig artikel 98, lid 1, onder d), en

b) hij behandelt door de diensten van een rekeninginformatiedienstaanbieder verzonden verzoeken om gegevens niet anders, tenzij om objectieve redenen.

4.  Het aanbieden van rekeninginformatiediensten mag niet afhangen van het bestaan van een contractuele relatie tussen de rekeninginformatiedienstaanbieders en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders voor dat doeleinde.

Artikel 68

Restricties op het gebruik van het betaalinstrument en op de toegang tot betaalrekeningen door betalingsdienstaanbieders

1.  Wanneer voor de mededeling van de instemming gebruik wordt gemaakt van een specifiek betaalinstrument, kunnen de betaler en diens betalingsdienstaanbieder uitgavenlimieten overeenkomen voor betalingstransacties die met dat betaalinstrument zijn uitgevoerd.

2.  Indien zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehouden een betaalinstrument te blokkeren om objectief gerechtvaardigde redenen die verband houden met de veiligheid van het betaalinstrument, een vermoeden van niet-toegestaan of frauduleus gebruik van het betaalinstrument of, in geval van een betaalinstrument met een kredietlijn, een aanzienlijk toegenomen risico dat de betaler niet in staat is zijn betalingsplicht na te komen.

3.  In dergelijke gevallen informeert de betalingsdienstaanbieder de betaler op de overeengekomen wijze over de blokkering van het betaalinstrument en over de redenen daarvoor, indien mogelijk voordat het betaalinstrument wordt geblokkeerd, en ten laatste onmiddellijk daarna, tenzij het verstrekken van die informatie objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of krachtens ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht verboden is.

4.  De betalingsdienstaanbieder deblokkeert het betaalinstrument of vervangt dit door een nieuw betaalinstrument zodra de redenen voor de blokkering niet langer bestaan.

5.  Een rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder kan een rekeninginformatiedienstaanbieder of een betalingsinitiatiedienstaanbieder de toegang tot een betaalrekening ontzeggen om objectieve en op voldoende aanwijzingen gebaseerde redenen in verband met niet-toegestane of frauduleuze toegang tot de betaalrekening door die rekeninginformatiedienstaanbieder of die betalingsinitiatiedienstaanbieder, waaronder de niet-toegestane of frauduleuze initiëring van een betalingstransactie. In dergelijke gevallen informeert de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de betaler in de overeengekomen vorm over de ontzegging van toegang tot de betaalrekening en over de redenen daarvoor. Indien mogelijk wordt deze informatie aan de betaler meegedeeld voordat de toegang wordt ontzegd, en ten laatste onmiddellijk daarna, tenzij het verstrekken van die informatie objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of krachtens ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht verboden is.

De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder verleent toegang tot de betaalrekening zodra de redenen voor het ontzeggen van de toegang niet langer bestaan.

6.  In de in lid 5 genoemde gevallen meldt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder het incident betreffende de rekeninginformatiedienstaanbieder of de betalingsinitiatiedienstaanbieder onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit. Daarbij moeten de relevante gegevens van de zaak worden vermeld, en de redenen voor het nemen van stappen. De bevoegde autoriteit beoordeelt de zaak en neemt, indien noodzakelijk, passende maatregelen.

Artikel 69

Plichten van de betalingsdienstgebruiker met betrekking tot betaalinstrumenten en persoonlijke beveiligingsgegevens

1.  De betalingsdienstgebruiker die gemachtigd is een betaalinstrument te gebruiken:

a) gebruikt het betaalinstrument overeenkomstig de voorwaarden die op de uitgifte en het gebruik van het betaalinstrument van toepassing zijn; deze voorwaarden moeten objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn;

b) stelt, wanneer hij zich rekenschap geeft van het verlies, de diefstal, het onrechtmatig gebruik of het niet-toegestane gebruik van het betaalinstrument, de betalingsdienstaanbieder of de door laatstgenoemde gespecificeerde entiteit daarvan onverwijld in kennis.

2.  Voor de toepassing van lid 1, onder a), neemt de betalingsdienstgebruiker, zodra hij een betaalinstrument ontvangt, in het bijzonder alle redelijke maatregelen om de veiligheid van de persoonlijke beveiligingsgegevens ervan te waarborgen.

Artikel 70

Plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot betaalinstrumenten

1.  De betalingsdienstaanbieder die het betaalinstrument uitgeeft:

a) zorgt ervoor dat de persoonlijke beveiligingsgegevens niet toegankelijk zijn voor andere partijen dan de betalingsdienstgebruiker die gerechtigd is het betaalinstrument te gebruiken, onverminderd de verplichtingen van de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig artikel 69;

b) zendt niet ongevraagd een betaalinstrument toe, tenzij een betaalinstrument dat reeds aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, moet worden vervangen;

c) zorgt ervoor dat te allen tijde passende middelen beschikbaar zijn om de betalingsdienstgebruiker in staat te stellen een kennisgeving krachtens artikel 69, lid 1, onder b), te doen of om deblokkering van het betaalinstrument te verzoeken op grond van artikel 68, lid 4; de betalingsdienstaanbieder verstrekt de betalingsdienstgebruiker desgevraagd de middelen waarmee laatstgenoemde kan bewijzen, tot achttien maanden na de kennisgeving, dat hij een dergelijke kennisgeving heeft gedaan;

d) biedt de betalingsdienstgebruiker de mogelijkheid de in artikel 69, lid 1, onder b), bedoelde kennisgeving kosteloos te doen en brengt, voor zover er al kosten zijn, alleen de rechtstreeks aan dat instrument gerelateerde vervangingskosten in rekening;

e) belet dat het betaalinstrument nog kan worden gebruikt nadat de kennisgeving krachtens artikel 69, lid 1, onder b), is gedaan.

2.  De betalingsdienstaanbieder draagt het risico van het zenden van een betaalinstrument of van eraan gerelateerde persoonlijke beveiligingsgegevens aan de betalingsdienstgebruiker.

Artikel 71

Kennisgeving en rectificatie van niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransacties

1.  De betalingsdienstgebruiker die zich rekenschap geeft van een niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransactie welke aanleiding geeft tot een vordering, met inbegrip van een vordering krachtens artikel 89, verkrijgt van de betalingsdienstaanbieder alleen rectificatie van zulke transactie indien de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder onverwijld en uiterlijk dertien maanden na de valutadatum van de debitering kennis geeft van de bewuste transactie.

De in de eerste alinea bepaalde termijnen voor kennisgeving zijn niet van toepassing wanneer de betalingsdienstaanbieder de informatie betreffende die betalingstransactie niet overeenkomstig titel III heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld.

2.  Wanneer een betalingsinitiatiedienstaanbieder bij de transactie betrokken is, verkrijgt de betalingsdienstgebruiker rectificatie van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder krachtens lid 1 van dit artikel, zulks onverminderd artikel 73, lid 2, en artikel 89, lid 1.

Artikel 72

Bewijs inzake authenticatie en uitvoering van betalingstransacties

1.  De lidstaten schrijven voor dat, wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan of aanvoert dat de betalingstransactie niet correct is uitgevoerd, de betalingsdienstaanbieder gehouden is het bewijs te leveren dat de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd, is geboekt en niet door een technische storing of enig ander falen van de door de betalingsdienstaanbieder aangeboden diensten is beïnvloed.

Indien de betalingstransactie geïnitieerd wordt via een betalingsinitiatiedienstaanbieder, levert de betalingsinitiatiedienstaanbieder het bewijs dat, binnen zijn bevoegdheid, de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de betalingsdienst waarmee hij is belast, is beïnvloed.

2.  Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan, vormt het feit dat het gebruik van een betaalinstrument door de betalingsdienstaanbieder, daaronder in voorkomend geval de betalingsinitiatiedienstaanbieder begrepen, is geregistreerd, op zichzelf niet noodzakelijkerwijze afdoende bewijs dat de betalingstransactie door de betaler is toegestaan of dat de betaler frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer van de verplichtingen uit hoofde van artikel 69 niet is nagekomen. De betalingsdienstaanbieder, daaronder in voorkomend geval de betalingsinitiatiedienstaanbieder begrepen, verstrekt ondersteunend bewijs om fraude of grove nalatigheid van de zijde van de betaler te bewijzen.

Artikel 73

Aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat, onverminderd artikel 71, de betalingsdienstaanbieder van de betaler, in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, de betaler onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terugbetaalt en in elk geval uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag, nadat hij zich rekenschap heeft gegeven van de transactie of daarvan in kennis is gesteld; uitgezonderd indien de betalingsdienstaanbieder van de betaler redelijke gronden heeft om fraude te vermoeden en deze gronden schriftelijk aan de relevante nationale autoriteit meedeelt. In voorkomend geval herstelt de betalingsdienstaanbieder van de betaler de betaalrekening die met dat bedrag is gedebiteerd in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. In dit verband wordt er ook voor gezorgd dat de valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler uiterlijk de datum is waarop het bedrag was gedebiteerd.

2.  Indien de betalingstransactie via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geïnitieerd, betaalt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag, het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

Ingeval de betalingsinitiatiedienstaanbieder aansprakelijk is voor de niet-toegestane betalingstransactie, vergoedt hij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder op diens verzoek onmiddellijk voor de geleden verliezen of voor naar aanleiding van het terugbetalen van de betaler betaalde bedragen, waaronder het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie. Overeenkomstig artikel 72, lid 1, is de betalingsinitiatiedienstaanbieder gehouden te bewijzen dat, binnen zijn bevoegdheid, de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de betalingsdienst waarmee hij is belast, is beïnvloed.

3.  Aanvullende financiële compensatie kan worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat van toepassing is op de tussen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder gesloten overeenkomst of de tussen de betaler en de betalingsinitiatiedienstaanbieder gesloten overeenkomst, indien van toepassing.

Artikel 74

Aansprakelijkheid van de betaler voor niet-toegestane betalingstransacties

1.  In afwijking van artikel 73 kan de betaler worden verplicht om tot een bedrag van 50 EUR het verlies in verband met een niet-toegestane betalingstransactie te dragen dat uit het gebruik van een verloren of gestolen betaalinstrument of uit het onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument voortvloeit.

De eerste alinea geldt niet indien:

a) het verlies, de diefstal of het onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument niet kon worden vastgesteld door de betaler voordat een betaling plaatsvond, tenzij de betaler zelf frauduleus heeft gehandeld, of

b) het verlies is veroorzaakt door het handelen of nalaten van een werknemer, agent of bijkantoor van een betalingsdienstaanbieder of van een entiteit waaraan diens activiteiten waren uitbesteed.

De betaler draagt alle verliezen in verband met niet-toegestane betalingstransacties indien de betaler deze heeft geleden doordat hij frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of door grove nalatigheid een of meer van de in artikel 69 genoemde verplichtingen niet is nagekomen. In die gevallen is het in de eerste alinea bedoelde maximumbedrag niet van toepassing.

Wanneer de betaler niet frauduleus heeft gehandeld, noch opzettelijk zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 69 heeft verzaakt, kunnen de lidstaten de in dit lid bedoelde aansprakelijkheid beperken, met name rekening houdend met de aard van de persoonlijke beveiligingsgegevens en met de specifieke omstandigheden waarin het betaalinstrument is verloren, gestolen of onrechtmatig is gebruikt.

2.  Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler geen sterke cliëntauthenticatie verlangt, draagt de betaler geen financiële verliezen tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld. Ingeval sterke cliëntauthenticatie door de begunstigde of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet wordt aanvaard, wordt de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler geleden financiële schade door hen vergoed.

3.  Na de kennisgeving overeenkomstig artikel 69, lid 1, onder b), heeft het gebruik van het verloren, gestolen of wederrechtelijk toegeëigende betaalinstrument geen financiële gevolgen voor de betaler, tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld.

Indien de betalingsdienstaanbieder nalaat om overeenkomstig artikel 70, lid 1, onder c), passende middelen beschikbaar te stellen waarmee te allen tijde kennisgeving kan worden gedaan van verlies, diefstal of wederrechtelijke toe-eigening van een betaalinstrument, is de betaler niet aansprakelijk voor de financiële gevolgen die uit het gebruik van dat betaalinstrument voortvloeien, tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld.

Artikel 75

Betalingstransacties waarbij het transactiebedrag niet vooraf bekend is

1.  Wanneer een betalingstransactie door of via de begunstigde in het kader van een op kaarten gebaseerde betalingstransactie wordt geïnitieerd, en het exacte bedrag niet bekend is op het moment dat de betaler instemming verleent om de betalingstransactie uit te voeren, kan de betalingsdienstaanbieder van de betaler slechts geldmiddelen op de betaalrekening van de betaler blokkeren indien de betaler instemming heeft verleend voor het exacte bedrag aan te blokkeren geldmiddelen.

2.  De betalingsdienstaanbieder van de betaler geeft de overeenkomstig lid 1 op de betaalrekening van de betaler geblokkeerde geldmiddelen na de ontvangst van de informatie over het exacte bedrag van de betalingstransactie onverwijld vrij en ten laatste onmiddellijk na de ontvangst van de betalingsopdracht.

Artikel 76

Terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat een betaler recht heeft op de terugbetaling door de betalingsdienstaanbieder van een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde, betalingstransactie die reeds is uitgevoerd, indien alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) bij het toestaan van de betalingstransactie, is niet het precieze bedrag van de betalingstransactie gespecificeerd;

b) het bedrag van de betalingstransactie ligt hoger dan het bedrag dat de betaler, op grond van het eerdere uitgavenpatroon, de voorwaarden van de raamovereenkomst en relevante aspecten van de zaak, redelijkerwijs had kunnen verwachten.

Op verzoek van de betalingsdienstaanbieder toont de betaler aan dat aan deze voorwaarden is voldaan.

De terugbetaling bestaat in het volledige bedrag van de uitgevoerde betalingstransactie. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler valt niet later dan de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

▼C1

Onverminderd lid 3 van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat, naast het in de eerste alinea van dit lid bedoelde recht voor automatische afschrijvingen als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 260/2012, de betaler een onvoorwaardelijk recht op terugbetaling binnen de in artikel 77 van deze richtlijn vastgestelde termijnen heeft.

▼B

2.  Voor de toepassing van lid 1, eerste alinea, onder b), voert de betaler evenwel geen met een valutawissel verband houdende redenen aan indien de referentiewisselkoers is toegepast die hij overeenkomstig artikel 45, lid 1, onder d), en artikel 52, lid 3, onder b), met zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen.

3.  In de raamovereenkomst tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder kan worden overeengekomen dat de betaler geen recht heeft op terugbetaling wanneer:

a) hij zijn instemming met de uitvoering van de betalingstransactie rechtstreeks aan de betalingsdienstaanbieder heeft gericht, en

b) er, in voorkomend geval, door de betalingsdienstaanbieder of door de begunstigde ten minste vier weken vóór de vervaldag op een overeengekomen wijze informatie betreffende de toekomstige betalingstransactie ten behoeve van de betaler was verstrekt of ter beschikking was gesteld.

4.  Voor automatische afschrijvingen in andere munteenheden dan de euro kunnen de lidstaten hun betalingsdienstaanbieders voorschrijven gunstiger terugbetalingsrechten aan te bieden overeenkomstig hun automatischeafschrijvingsregelingen, mits deze gunstiger zijn voor de betaler.

Artikel 77

Verzoeken om terugbetaling van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de betaler gedurende een periode van acht weken na de datum waarop de geldmiddelen zijn gedebiteerd, om de in artikel 76 bedoelde terugbetaling van een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransactie kan verzoeken.

2.  Binnen 10 werkdagen na ontvangst van een verzoek om terugbetaling betaalt de betalingsdienstaanbieder het volledige bedrag van de betalingstransactie terug, of deelt hij de betaler een motivering mee waarom hij weigert tot terugbetaling over te gaan met opgave van de instanties waarbij de betaler de zaak overeenkomstig de artikelen 99 tot en met 102 aanhangig kan maken indien deze de aangevoerde redenen niet aanvaardt.

Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde recht van de betalingsdienstaanbieder om de terugbetaling te weigeren, is niet van toepassing in het geval van artikel 76, lid 1, vierde alinea.



HOOFDSTUK 3

Uitvoering van betalingstransacties



Afdeling 1

Betalingsopdrachten en overgemaakte bedragen

Artikel 78

Ontvangst van betalingsopdrachten

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat het tijdstip van ontvangst het tijdstip is waarop de betalingsdienstaanbieder van de betaler de betalingsopdracht ontvangt.

De rekening van de betaler wordt slechts na ontvangst van de betalingsopdracht gedebiteerd. Indien het tijdstip van ontvangst voor de betalingsdienstaanbieder niet op een werkdag valt, wordt de betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen. De betalingsdienstaanbieder kan een uiterste tijdstip aan het einde van een werkdag vaststellen, na welk tijdstip een ontvangen betalingsopdracht geacht wordt op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.

2.  Indien de betalingsdienstgebruiker die een betalingsopdracht initieert, en de betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat de uitvoering van de betalingsopdracht aanvangt op een specifieke datum, aan het einde van een bepaalde termijn of op de dag waarop de betaler geldmiddelen ter beschikking van de betalingsdienstaanbieder heeft gesteld, wordt het tijdstip van ontvangst van de opdracht voor de toepassing van artikel 83 geacht op de overeengekomen dag te vallen. Indien de overeengekomen dag geen werkdag is voor de betalingsdienstaanbieder, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.

Artikel 79

Weigering van betalingsopdrachten

1.  Wanneer de betalingsdienstaanbieder weigert een betalingsopdracht uit te voeren of een betalingstransactie te initiëren, wordt de betalingsdienstgebruiker in kennis gesteld van deze weigering en, indien mogelijk, van de redenen daarvoor en van de procedure voor de correctie van eventuele feitelijke onjuistheden die tot de weigering hebben geleid, tenzij ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht dit verbiedt.

De kennisgeving wordt door de betalingsdienstaanbieder zo spoedig mogelijk op de overeengekomen wijze verstrekt of ter beschikking gesteld, en in elk geval binnen de overeenkomstig artikel 83 vermelde termijnen.

In de raamovereenkomst kan de voorwaarde worden gesteld dat de betalingsdienstaanbieder voor die weigering een redelijke vergoeding mag aanrekenen indien de weigering objectief gerechtvaardigd is.

2.  Indien alle in de raamovereenkomst van de betaler gestelde voorwaarden vervuld zijn, weigert de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler niet een toegestane betalingsopdracht uit te voeren, ongeacht of de betalingsopdracht door een betaler zelf, onder meer door een betalingsinitiatiedienstaanbieder, dan wel door of via een begunstigde is geïnitieerd, tenzij ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht dit verbiedt.

3.  Voor de toepassing van de artikelen 83 en 89 wordt een betalingsopdracht waarvan de uitvoering is geweigerd, geacht niet te zijn ontvangen.

Artikel 80

Onherroepelijkheid van een betalingsopdracht

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht niet kan herroepen zodra die door de betalingsdienstaanbieder van de betaler is ontvangen, tenzij in dit artikel anders is bepaald.

2.  Ingeval de betalingstransactie door een betalingsinitiatiedienstaanbieder dan wel door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, kan de betaler de betalingsopdracht niet meer herroepen nadat hij aan de betalingsinitiatiedienstaanbieder instemming heeft verleend om de betalingstransactie te initiëren, dan wel aan de begunstigde instemming heeft verleend om de betalingstransactie uit te voeren.

3.  In het geval van een automatische afschrijving en onverminderd de rechten inzake terugbetaling kan de betaler de betalingsopdracht evenwel herroepen, ten laatste aan het einde van de werkdag die voorafgaat aan de dag waarop de betaalrekening volgens afspraak wordt gedebiteerd.

4.  In het in artikel 78, lid 2, bedoelde geval kan de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht herroepen tot uiterlijk het einde van de werkdag die aan de overeengekomen dag voorafgaat.

5.  Na de in de leden 1 tot en met 4 bepaalde termijnen kan de betalingsopdracht alleen worden herroepen indien zulks tussen de betalingsdienstgebruiker en de relevante betalingsdienstaanbieders is overeengekomen. In het in leden 2 en 3 bedoelde geval is ook het akkoord van de begunstigde vereist. Indien zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, mag de relevante betalingsdienstaanbieder voor de herroeping kosten aanrekenen.

Artikel 81

Overgemaakte en ontvangen bedragen

1.  De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder(s) van de betaler, de betalingsdienstaanbieder(s) van de begunstigde en eventuele intermediairs van de betalingsdienstaanbieders het volledige bedrag van de betalingstransactie overmaken en op het overgemaakte bedrag geen kosten inhouden.

2.  De begunstigde en de betalingsdienstaanbieder kunnen evenwel overeenkomen dat de relevante betalingsdienstaanbieder zijn kosten op het overgemaakte bedrag inhoudt voordat de rekening van de begunstigde daarmee wordt gecrediteerd. In dat geval worden het volledige bedrag van de betalingstransactie en de kosten afzonderlijk vermeld in de informatie die aan de begunstigde wordt verstrekt.

3.  Indien andere kosten dan die bedoeld in lid 2 op het overgemaakte bedrag worden ingehouden, zorgt de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor dat de begunstigde het volledige bedrag van de door de betaler geïnitieerde betalingstransactie ontvangt. Wanneer de betalingstransactie door de begunstigde wordt geïnitieerd, zorgt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde ervoor dat het volledige bedrag van de betalingstransactie door de begunstigde wordt ontvangen.



Afdeling 2

Uitvoeringstermijn en valutadatum

Artikel 82

Toepassingsgebied

1.  Deze afdeling is van toepassing op:

a) betalingstransacties in euro;

b) binnenlandse betalingstransacties in de valuta van de lidstaat buiten de eurozone;

c) betalingstransacties met slechts één valutawissel tussen de euro en de valuta van een lidstaat die de euro niet als munt heeft, mits de vereiste valutawissel wordt uitgevoerd in de betrokken lidstaat waar de euro niet de munteenheid is en, bij grensoverschrijdende betalingstransacties, de overmaking in euro geschiedt.

2.  Deze afdeling is van toepassing op niet in lid 1vermelde betalingstransacties, tenzij tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder anders is overeengekomen, met uitzondering van artikel 87, ten aanzien waarvan de partijen niet over enige vrijheid beschikken. Indien de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder evenwel een periode overeenkomen die langer is dan in artikel 83 is bepaald, mag die periode voor intra-uniale betalingstransacties niet langer zijn dan 4 werkdagen na het tijdstip van ontvangst als bedoeld in artikel 78.

Artikel 83

Betalingstransacties op een betaalrekening

1.  De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor moet zorgen dat de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag na het tijdstip van ontvangst als bedoeld in artikel 78 voor het bedrag van de betalingstransactie zal worden gecrediteerd. Deze termijn kan voor betalingstransacties die op papier worden geïnitieerd, met nogmaals een werkdag worden verlengd.

2.  De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie valuteert en beschikbaar stelt op de betaalrekening van de begunstigde zodra de betalingsdienstaanbieder het geld ontvangen heeft overeenkomstig artikel 87.

3.  De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde een door of via de begunstigde geïnitieerde betalingsopdracht toezendt aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler binnen de tussen de begunstigde en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen termijnen, zodat automatische debiteringen op de afgesproken datum kunnen plaatsvinden.

Artikel 84

De begunstigde heeft geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder

Wanneer de begunstigde geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder heeft, worden de geldmiddelen door de betalingsdienstaanbieder die de geldmiddelen ten behoeve van de begunstigde ontvangt, aan de begunstigde ter beschikking gesteld binnen de in artikel 83 gespecificeerde termijn.

Artikel 85

Op een betaalrekening gedeponeerde contanten

Wanneer een consument contanten op een betaalrekening bij een betalingsdienstaanbieder deponeert in de valuta van die betaalrekening, zorgt die betalingsdienstaanbieder ervoor dat het bedrag onmiddellijk na de ontvangst van de geldmiddelen beschikbaar wordt gesteld en wordt gevaluteerd. Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, wordt het bedrag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst van de geldmiddelen op de betaalrekening van de begunstigde beschikbaar gesteld en gevaluteerd.

Artikel 86

Binnenlandse betalingstransacties

Voor binnenlandse betalingstransacties kunnen de lidstaten voorzien in kortere maximale uitvoeringstermijnen dan die welke in deze afdeling zijn bepaald.

Artikel 87

Valutadatum en beschikbaarheid van geldmiddelen

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de begunstigde uiterlijk valt op de werkdag waarop het bedrag van de betalingstransactie op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde wordt gecrediteerd.

2.  De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zorgt ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde komt zodra dat bedrag op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is gecrediteerd, wanneer er, van de zijde van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde:

a) geen valutawissel is, of

b) een valutawissel is tussen de euro en de valuta van een lidstaat, of tussen de valuta’s van twee lidstaten.

De in dit lid vervatte verplichting is ook van toepassing voor betalingen binnen één betalingsdienstaanbieder.

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat de valutadatum van de debitering van de betaalrekening van de betaler niet vroeger valt dan het tijdstip waarop het bedrag van de betalingstransactie van die rekening is gedebiteerd.



Afdeling 3

Aansprakelijkheid

Artikel 88

Onjuiste unieke identificatoren

1.  Indien een betalingsopdracht wordt uitgevoerd op basis van de unieke identificator, wordt de betalingsopdracht geacht correct te zijn uitgevoerd wat de in de unieke identificator gespecificeerde begunstigde betreft.

2.  Indien de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, onjuist is, is de betalingsdienstaanbieder uit hoofde van artikel 89 niet aansprakelijk voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie.

3.  De betalingsdienstaanbieder van de betaler levert evenwel redelijke inspanningen om de met de betalingstransactie verband houdende geldmiddelen terug te verkrijgen. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde werkt mee aan die inspanningen, mede door alle voor de te innen geldmiddelen relevante informatie aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler mee te delen.

Indien het innen van geldmiddelen uit hoofde van de eerste alinea niet mogelijk is, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler aan de betaler, op diens schriftelijk verzoek, alle voor de betalingsdienstaanbieder van de betaler beschikbare informatie die relevant is voor de betaler om een rechtsvordering in te stellen om de geldmiddelen terug te krijgen.

4.  Indien zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, mag de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker voor het terugverkrijgen kosten aanrekenen.

5.  Indien de betalingsdienstgebruiker aanvullende informatie verstrekt naast de informatie die krachtens artikel 45, lid 1, onder a), of artikel 52, lid 2, onder b), vereist is, is de betalingsdienstaanbieder alleen aansprakelijk voor de uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is gespecificeerd.

Artikel 89

Aansprakelijkheid van betalingsdienstaanbieders voor niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van betalingstransacties

1.  Wanneer een betalingsopdracht door de betaler rechtstreeks wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler, onverminderd artikel 71, artikel 88, leden 2 en 3, en artikel 93, jegens de betaler aansprakelijk voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie, tenzij hij tegenover de betaler en, voor zover relevant, tegenover de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde kan bewijzen dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen overeenkomstig artikel 83, lid 1. In dat geval is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde jegens de begunstigde aansprakelijk voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie.

Wanneer uit hoofde van de eerste alinea, de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is, betaalt hij de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en in voorkomend geval herstelt hij de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, onverwijld in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

Wanneer uit hoofde van de eerste alinea de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is, stelt hij onmiddellijk het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde en crediteert hij, voor zover van toepassing, de betaalrekening van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag.

De valutadatum voor de creditering van de betaalrekening van de begunstigde is uiterlijk de datum waarop het bedrag bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd overeenkomstig artikel 87.

Bij een niet-tijdige uitvoering van een betalingstransactie zorgt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde ervoor dat, op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de betaler die voor rekening van de betaler optreedt, de valutadatum voor de creditering van de betaalrekening van de begunstigde uiterlijk de datum is waarop het bedrag bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door de betaler was geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder van de betaler, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit lid, desgevraagd onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en brengt hij de betaler op de hoogte van de resultaten daarvan. De betaler worden daarvoor geen kosten aangerekend.

2.  Wanneer een betalingsopdracht door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, onverminderd artikel 71, artikel 88, leden 2 en 3, en artikel 93, jegens de begunstigde aansprakelijk voor de juiste verzending van de betalingsopdracht aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler, overeenkomstig artikel 83, lid 3. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van deze alinea, geeft hij de betrokken betalingsopdracht onmiddellijk door aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler.

Ingeval een betalingsopdracht niet tijdig wordt verzonden, wordt het bedrag op de betaalrekening van de begunstigde gevaluteerd uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

Voorts is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, onverminderd artikel 71, artikel 88, leden 2 en 3, en artikel 93, aansprakelijk jegens de begunstigde voor het behandelen van de geldtransactie overeenkomstig zijn verplichtingen krachtens artikel 87. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van de eerste alinea, zorgt deze ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie onmiddellijk ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld zodra de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag is gecrediteerd. Het bedrag wordt op de rekening van de begunstigde gevaluteerd uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

►C1  Bij een niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie waarvoor de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet aansprakelijk is uit hoofde van de eerste en de derde alinea, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk jegens de betaler. ◄ Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aldus aansprakelijk is, betaalt hij, in voorkomend geval, de betaler het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden, zulks telkens onverwijld. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

De verplichting uit hoofde van de vierde alinea geldt niet voor de betalingsdienstaanbieder van de betaler wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler bewijst dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen, zelfs indien de uitvoering van de betalingstransactie louter vertraagd wordt. In dat geval valuteert de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag op de rekening van de begunstigde uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering zou zijn gevaluteerd.

Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door of via de begunstigde was geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit lid, desgevraagd onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en brengt hij de begunstigde op de hoogte van de resultaten daarvan. De begunstigde worden daarvoor geen kosten aangerekend.

3.  Betalingsdienstaanbieders zijn daarenboven aansprakelijk jegens hun respectieve betalingsdienstgebruikers voor de kosten waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de interesten die de betalingsdienstgebruiker worden aangerekend wegens niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering, niet-tijdige uitvoering daaronder begrepen, van de betalingstransactie.

Artikel 90

Aansprakelijkheid in het geval van betalingsinitiatiediensten voor niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van betalingstransacties

1.  Wanneer een betalingsopdracht door een betaler via een betalingsinitiatiedienstaanbieder wordt geïnitieerd, betaalt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de betaler, onverminderd artikel 71 en artikel 88, leden 2 en 3, het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkige betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkige betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.

Het bewijs dat de betalingsopdracht door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler was ontvangen overeenkomstig artikel 78, en dat de betalingstransactie binnen de bevoegdheid van de betalingsinitiatiedienstaanbieder was geauthenticeerd, correct was geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de niet-uitvoering of de gebrekkige of niet-tijdige uitvoering van de transactie was beïnvloed wordt geleverd door de betalingsinitiatiedienstaanbieder.

2.  Indien de betalingsinitiatiedienstaanbieder aansprakelijk is voor de niet-uitvoering of de gebrekkige of niet-tijdige uitvoering van de betalingstransactie, vergoedt hij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder op diens verzoek onmiddellijk voor de geleden verliezen of naar aanleiding van het terugbetalen van de betaler betaalde bedragen.

Artikel 91

Aanvullende financiële compensatie

Elke aanvullende financiële compensatie naast die waarin deze afdeling voorziet, kan worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat van toepassing is op de tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder gesloten overeenkomst.

Artikel 92

Recht van regres

▼C1

1.  Wanneer de aansprakelijkheid van een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van de artikelen 73, 89 en 90 kan worden toegerekend aan een andere betalingsdienstaanbieder of een intermediair, vergoedt die betalingsdienstaanbieder of die intermediair eerstgenoemde betalingsdienstaanbieder voor alle geleden verliezen en/of de bedragen die zijn betaald uit hoofde van de artikelen 73, 89 en 90. Daartoe behoort een compensatie wanneer een van de betalingsdienstaanbieders geen sterke cliëntauthenticatie toepast.

▼B

2.  Aanvullende financiële compensatie kan worden vastgesteld conform tussen de betalingsdienstaanbieders en/of intermediairs gesloten overeenkomsten en het recht dat van toepassing is op de tussen hen gesloten overeenkomst.

Artikel 93

Abnormale en onvoorziene omstandigheden

Er ontstaat geen aansprakelijkheid krachtens hoofdstuk 2 of hoofdstuk 3 in abnormale en onvoorziene omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die zich erop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden voorkomen, noch wanneer een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van Unierecht of nationaal recht andere wettelijke verplichtingen heeft.



HOOFDSTUK 4

Gegevensbescherming

Artikel 94

Gegevensbescherming

1.  De lidstaten staan toe dat betalingssystemen en betalingsdienstaanbieders persoonsgegevens verwerken wanneer zulks noodzakelijk is voor de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van betalingsfraude. De verstrekking van informatie aan natuurlijke personen over de verwerking van persoonsgegevens en de verwerking van dergelijke gegevens en enige andere verwerking van persoonsgegevens voor de bij de onderhavige richtlijn beoogde doeleinden geschiedt overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG, de nationale regelgeving tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001.

2.  Betalingsdienstaanbieders mogen alleen met de uitdrukkelijke toestemming van de betalingsdienstgebruiker toegang krijgen tot persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het aanbieden van hun betalingsdiensten, deze verwerken en bewaren.



HOOFDSTUK 5

Operationele risico’s, beveiligingsrisico’s en authenticatie

Artikel 95

Beheersing van operationele risico’s en beveiligingsrisico’s

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsdienstaanbieders een regeling treffen die voorziet in passende risicobeperkende maatregelen en controlemechanismen ter beheersing van de operationele en beveiligingsrisico’s die verbonden zijn aan de door hen aangeboden betalingsdiensten. Betalingsdienstaanbieders zorgen in het kader van deze regeling voor de vaststelling en handhaving van doelmatige procedures voor het beheersen van incidenten, waaronder detectie en classificatie van grote operationele incidenten en veiligheidsincidenten.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsdienstaanbieders de bevoegde autoriteit jaarlijks, of met door die bevoegde autoriteit vastgestelde kortere intervallen, een geactualiseerde en uitgebreide beoordeling verstrekken van zowel de operationele en beveiligingsrisico’s die aan de door hen aangeboden betalingsdiensten verbonden zijn, als van de toereikendheid van de in reactie op deze risico’s getroffen risicobeperkende maatregelen en ingevoerde controlemechanismen.

3.  Uiterlijk op 13 juli 2017 vaardigt EBA, in nauwe samenwerking met de ECB en na raadpleging van alle belanghebbenden, onder meer deze op de markt voor betalingsdiensten, waarbij alle betrokken belangen tot uiting komen, richtsnoeren uit in overeenstemming met artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 voor de vaststelling, implementatie en monitoring van de beveiligingsmaatregelen, waaronder, waar van toepassing, certificeringsprocedures.

EBA onderwerpt de in de eerste alinea bedoelde richtsnoeren in nauwe samenwerking met de ECB regelmatig, en in elk geval ten minste om de twee jaar, aan een evaluatie.

4.  Rekening houdend met de ervaring die met betrekking tot de toepassing van de in lid 3 bedoelde richtsnoeren is opgedaan, stelt EBA, indien de Commissie daar in voorkomend geval om verzoekt, een ontwerp van technische reguleringsnormen op betreffende de criteria en de voorwaarden voor de vaststelling, en monitoring, van beveiligingsmaatregelen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

5.  EBA bevordert de samenwerking, met inbegrip van de gegevensuitwisseling, op het gebied van de aan betalingsdiensten verbonden operationele risico’s en beveiligingsrisico’s tussen de bevoegde autoriteiten onderling, en tussen de bevoegde autoriteiten en de ECB en, in voorkomend geval, het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging.

Artikel 96

Melding van incidenten

1.  Betalingsdienstaanbieders stellen in geval van een groot operationeel of beveiligingsincident de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst onverwijld van dat incident in kennis.

Indien het incident gevolgen heeft of kan hebben voor de financiële belangen van hun betalingsdienstgebruikers, stellen zij ook deze onverwijld van het incident in kennis en delen zij hun mee welke maatregelen zij kunnen treffen om de mogelijke schadelijke gevolgen van het incident te beperken.

2.  De in de lidstaat van herkomst bevoegde autoriteit verstrekt EBA en de ECB onverwijld na ontvangst van de incidentmelding als bedoeld in lid 1 de relevante incidentgegevens. Die bevoegde autoriteit stelt, na beoordeling van de relevantie van het incident voor de bevoegde autoriteiten van die lidstaat, deze hiervan dienovereenkomstig in kennis.

EBA en de ECB beoordelen, in samenwerking met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, de relevantie van het incident voor andere relevante uniale en nationale autoriteiten en stellen deze hiervan dienovereenkomstig in kennis. De ECB stelt de leden van het Europees Stelsel van centrale banken in kennis van kwesties die van belang zijn voor het betalingssysteem.

Op basis van die melding nemen de bevoegde autoriteiten, in voorkomend geval, alle nodige maatregelen om de onmiddellijke veiligheid van het financiële systeem te beschermen.

3.  Uiterlijk op 13 januari 2018 vaardigt EBA, in nauwe samenwerking met de ECB en na raadpleging van alle belanghebbenden, onder meer deze op de markt voor betalingsdiensten, waarbij alle betrokken belangen tot uiting komen, richtsnoeren uit overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 die gericht zijn aan elk van de volgende entiteiten:

a) betalingsdienstaanbieders, ten aanzien van de classificatie van de in lid 1 bedoelde grote incidenten, alsmede ten aanzien van de inhoud, de vorm, waaronder standaard meldingsformulieren, en de procedures voor de melding van dergelijke incidenten;

b) de bevoegde autoriteiten, ten aanzien van de criteria voor de vaststelling van de relevantie van incidenten, alsmede ten aanzien van de aan andere binnenlandse autoriteiten mede te delen bijzonderheden uit incidentmeldingen.

4.  EBA onderwerpt de in lid 3 bedoelde richtsnoeren in nauwe samenwerking met de ECB regelmatig, en in elk geval ten minste om de twee jaar, aan een evaluatie.

5.  EBA neemt bij de uitvaardiging en evaluatie van de in lid 3 bedoelde richtsnoeren de normen en/of specificaties in overweging die het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging voor andere sectoren dan de sector van de betalingsdienstverlening heeft ontwikkeld en gepubliceerd.

6.  De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsdienstaanbieders hun bevoegde autoriteiten, ten minste jaarlijks, statistische gegevens over fraude met betrekking tot verschillende betaalmiddelen verstrekken. Die bevoegde autoriteiten verstrekken EBA en de ECB dergelijke gegevens in geaggregeerde vorm.

Artikel 97

Authenticatie

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsdienstaanbieders voorzien in sterke cliëntauthenticatie indien een betaler:

a) zich online toegang tot zijn betaalrekening verschaft;

b) een elektronische betalingstransactie initieert;

c) via een communicatiemiddel op afstand een handeling van eender welke aard uitvoert die een risico op betalingsfraude of andere vormen van misbruik met zich mee kan brengen.

2.  Ten aanzien van het initiëren van in lid 1, onder b), bedoelde elektronische betalingstransacties zorgen de lidstaten ervoor dat voor elektronische betalingstransacties op afstand betalingsdienstaanbieders sterke cliëntauthenticatie gebruiken, met elementen die transacties op dynamische wijze aan een specifiek bedrag en een specifieke begunstigde verbinden.

3.  De lidstaten zorgen er ten aanzien van lid 1 voor dat betalingsdienstaanbieders toereikende beveiligingsmaatregelen ter bescherming van de vertrouwelijkheid en integriteit van de persoonlijke beveiligingsgegevens van betalingsdienstgebruikers hebben getroffen.

4.  De leden 2 en 3 zijn tevens van toepassing op betalingen die via betalingsinitiatiedienstaanbieders worden geïnitieerd. De leden 1 en 3 zijn ook van toepassing wanneer de informatie via een rekeninginformatiedienstaanbieder wordt aangevraagd.

5.  De lidstaten zorgen ervoor dat de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders de betalingsinitiatiedienstaanbieders en de rekeninginformatiedienstaanbieders toestaan dat zij zich op de door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder ten behoeve van de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig de leden 1 en 3 en, in geval van betrokkenheid van een betalingsinitiatiedienstaanbieder, overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 geboden authenticatieprocedures baseren.

Artikel 98

Technische reguleringsnormen inzake authenticatie en communicatie

1.  Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 stelt EBA, in nauwe samenwerking met de ECB en na raadpleging van alle relevante belanghebbenden, onder meer deze op de markt voor betalingsdiensten, waarbij alle betrokken belangen tot uiting komen, een ontwerp van technische reguleringsnormen voor betalingsdienstaanbieders zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, van deze richtlijn op met daarin:

a) de voorschriften voor de procedure voor sterke cliëntauthenticatie als bedoeld in artikel 97, leden 1 en 2;

b) de vrijstellingen, op basis van de in lid 3 van dit artikel vastgestelde criteria, van de toepassing van artikel 97, leden 1, 2 en 3;

c) de eisen waaraan beveiligingsmaatregelen overeenkomstig artikel 98, lid 3, moeten voldoen ter bescherming van de vertrouwelijkheid en de integriteit van de persoonlijke beveiligingsgegevens van betalingsdienstgebruikers, en

d) de voorschriften voor gemeenschappelijke en beveiligde open communicatienormen ten behoeve van identificatie, authenticatie, kennisgeving en informatieverstrekking, alsmede voor de uitvoering van beveiligingsmaatregelen, tussen rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders, betalingsinitiatiedienstaanbieders, rekeninginformatiedienstaanbieders, betalers, begunstigden en andere betalingsdienstaanbieders.

2.  De in lid 1 bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen worden door EBA opgesteld met het oog op:

a) passende beveiliging ten behoeve van betalingsdienstgebruikers en betalingsdienstaanbieders, middels de vaststelling van doeltreffende en risicogebaseerde eisen;

b) waarborging van de veiligheid van de geldmiddelen en persoonsgegevens van betalingsdienstgebruikers;

c) veiligstelling en handhaving van eerlijke mededinging tussen alle betalingsdienstaanbieders;

d) neutraliteit van technologie en bedrijfsmodellen;

e) ontwikkeling van gebruiksvriendelijke, toegankelijke en innovatieve betaalwijzen.

3.  De in lid 1, onder b), bedoelde vrijstellingen zijn gekoppeld aan de volgende criteria:

a) de omvang van het aan de aangeboden dienst verbonden risico;

b) het bedrag, de herhaaldelijkheid van een transactie, of beide;

c) het voor de uitvoering van een transactie gebruikte betalingskanaal.

4.  EBA legt de in lid 1 bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 13 januari 2017 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid overgedragen deze technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

5.  In overeenstemming met artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, evalueert en, in voorkomend geval, actualiseert EBA de technische reguleringsnormen regelmatig om onder meer rekening te houden met innovatie en technologische ontwikkelingen.



HOOFDSTUK 6

ADR-procedures voor de beslechting van geschillen



Afdeling 1

Klachtenprocedures

Artikel 99

Klachten

▼C1

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat er procedures voorhanden zijn die betalingsdienstgebruikers en andere belanghebbenden met inbegrip van consumentenverenigingen, de mogelijkheid bieden bij de bevoegde autoriteiten klachten in te dienen met betrekking tot beweerde inbreuken op de nationaalrechtelijke bepalingen die uitvoering geven aan de bepalingen van deze richtlijn.

▼B

2.  In voorkomend geval en onverminderd het recht om overeenkomstig het nationale procesrecht een klacht aan een rechterlijke instantie voor te leggen, wordt de klager in het antwoord van de bevoegde autoriteit geïnformeerd over de krachtens artikel 102 ingestelde ADR-procedures.

Artikel 100

Bevoegde autoriteiten

1.  De lidstaten wijzen bevoegde autoriteiten aan die een doeltreffende naleving van deze richtlijn waarborgen en monitoren. Die bevoegde autoriteiten nemen alle passende maatregelen om een dergelijke naleving te waarborgen.

Het betreft:

a) bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1093/2010, of

b) organen die bij nationaal recht of door bij nationaal recht uitdrukkelijk tot erkenning gemachtigde overheidsinstanties zijn erkend.

Met uitzondering van de nationale centrale banken zijn dit geen betalingsdienstaanbieders.

2.  De in lid 1 bedoelde autoriteiten beschikken over alle nodige bevoegdheden en toereikende middelen om hun taken te verrichten. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer meer dan een autoriteit bevoegd is om een doeltreffende naleving van deze richtlijn te waarborgen en te monitoren, deze autoriteiten nauw samenwerken zodat zij hun respectieve taken effectief kunnen uitvoeren.

3.  De bevoegde autoriteiten oefenen hun bevoegdheden uit in overeenstemming met het nationaal recht, hetzij:

a) rechtstreeks op eigen gezag of onder toezicht van de gerechtelijke autoriteiten, of

b) door een verzoek in te dienen bij de rechtbanken die bevoegd zijn de vereiste beslissing te geven, en, in voorkomend geval, door beroep aan te tekenen ingeval het verzoek om het geven van de vereiste beslissing wordt afgewezen.

4.  In geval van inbreuk of vermoedelijke inbreuk op bepalingen van nationaal recht ter omzetting van titel III en titel IV, fungeren de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de betalingsdienstaanbieder als de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit; in het geval van agenten en bijkantoren die uit hoofde van het recht van vestiging worden geleid, zijn dit evenwel de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

5.  De lidstaten delen de Commissie zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk op 13 januari 2018 mee welke de in lid 1 bedoelde aangewezen bevoegde autoriteiten zijn. Zij brengen de Commissie op de hoogte van de verdeling van de taken van die autoriteiten. Zij stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van alle latere wijzigingen met betrekking tot de aanwijzing en respectieve bevoegdheden van die autoriteiten.

6.  EBA vaardigt, na raadpleging van de ECB, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren uit ten behoeve van de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de klachtenprocedures die in overweging moeten worden genomen om de naleving van lid 1 van dit artikel te waarborgen. Deze richtsnoeren worden uiterlijk op 13 januari 2018 uitgevaardigd en regelmatig geactualiseerd voor zover van toepassing.



Afdeling 2

ADR-procedures en sancties

Artikel 101

Geschillenbeslechting

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsdienstaanbieders adequate en effectieve klachtenprocedures opzetten en toepassen voor de afhandeling van klachten van betalingsdienstgebruikers met betrekking tot de uit titel III en titel IV van deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten, en monitoren hun prestaties in dat verband.

Deze procedures gelden in alle lidstaten waar de betalingsdienstaanbieder de betalingsdiensten aanbiedt en zijn beschikbaar in een officiële taal van de betrokken lidstaat, of in een andere taal indien overeengekomen door de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker.

2.  De lidstaten schrijven voor dat betalingsdienstaanbieders alle mogelijke inspanningen leveren om schriftelijk of, indien overeengekomen tussen betalingsdienstaanbieder en betalingsdienstgebruiker, op een andere duurzame drager, te reageren op de klachten van de betalingsdienstgebruiker. In die reactie wordt op alle naar voren gebrachte punten ingegaan, binnen een passende termijn, doch uiterlijk binnen 15 werkdagen na ontvangst van de klacht. In uitzonderlijke situaties, waarin het om redenen die de betalingsdienstaanbieder niet verwijtbaar zijn, niet mogelijk is om binnen 15 werkdagen antwoord te geven, is de betalingsdienstaanbieder gehouden een bericht te sturen waarin om verlenging van de antwoordtermijn wordt verzocht, de redenen van de vertraging in de beantwoording van de klacht duidelijk worden vermeld en de termijn wordt genoemd waarbinnen de betalingsdienstgebruiker de definitieve reactie zal ontvangen. De termijn voor het ontvangen van de definitieve reactie mag in geen geval meer dan 35 werkdagen bedragen.

De lidstaten mogen voorschriften invoeren of handhaven inzake geschillenbeslechtingsprocedures die voordeliger zijn voor de betalingsdienstgebruiker dan die bedoeld in de eerste alinea. Indien zij zulks doen zijn die voorschriften van toepassing.

3.  De betalingsdienstaanbieder stelt de betalingsdienstgebruiker op de hoogte van ten minste één ADR-entiteit die bevoegd is voor de behandeling van geschillen met betrekking tot de uit titel III en titel IV voortvloeiende rechten en plichten.

4.  De betalingsdienstaanbieder die over een website beschikt, stelt de in lid 3 bedoelde informatie op duidelijke, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke wijze ter beschikking op zijn website, in het bijkantoor en in de algemene voorwaarden van de tussen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gesloten overeenkomst. Daarbij wordt aangegeven hoe er verdere informatie over de betrokken ADR-entiteit en over de voorwaarden voor de inschakeling ervan kan worden verkregen.

Artikel 102

ADR-procedures

1.  De lidstaten zorgen ervoor, in voorkomend geval onder gebruikmaking van bestaande bevoegde organen, dat er overeenkomstig het desbetreffend nationaal en uniaal recht in overeenstemming met Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ), adequate, onafhankelijke, onpartijdige, transparante en effectieve ADR-procedures worden ingesteld voor de beslechting van geschillen tussen betalingsdienstgebruikers en betalingsdienstaanbieders met betrekking tot de uit titel III en titel IV van deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten. ►C1  De lidstaten zorgen ervoor dat ADR-procedures van toepassing zijn op betalingsdienstaanbieders. ◄

2.  De lidstaten schrijven voor dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde organen doeltreffend samenwerken bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot de uit titel III en titel IV voortvloeiende rechten en plichten.

Artikel 103

Sancties

1.  De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op het nationaal recht dat ter omzetting van deze richtlijn is vastgesteld, en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

2.  De lidstaten bepalen dat hun bevoegde autoriteiten iedere administratieve sanctie wegens inbreuken op de ter omzetting van deze richtlijn vastgestelde bepalingen openbaar kunnen maken, tenzij dit ernstig gevaar zou opleveren voor de financiële markten of de betrokken partijen in onevenredige mate zou schaden.



TITEL V

GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN TECHNISCHE REGULERINGSNORMEN

Artikel 104

Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 105 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a) de aanpassing van de verwijzing naar Aanbeveling 2003/361/EG in artikel 4, punt 36, van deze richtlijn wanneer die aanbeveling wordt gewijzigd;

b) de actualisering van de in artikel 32, lid 1, en artikel 74, lid 1, gespecificeerde bedragen, teneinde rekening te houden met de inflatie.

Artikel 105

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 104 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt met ingang van 12 januari 2016 voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend.

3.  De in artikel 104 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.  Een overeenkomstig artikel 104 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. De termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

Artikel 106

Verplichting consumenten in kennis te stellen van hun rechten

1.  Uiterlijk op 13 januari 2018 brengt de Commissie een gebruikersvriendelijke elektronische brochure uit waarin de rechten van de consument uit hoofde van deze richtlijn en van aanverwante Uniewetgeving op duidelijke en gemakkelijk te bevatten wijze worden vermeld.

2.  De Commissie stelt de lidstaten, Europese verenigingen van betalingsdienstaanbieders en Europese consumentenverenigingen in kennis van de publicatie van de in lid 1 bedoelde brochure.

De Commissie, EBA en de bevoegde autoriteiten zorgen er elk wat hen betreft voor dat de brochure in een gemakkelijk toegankelijke vorm ter beschikking wordt gesteld op hun respectieve websites.

3.  Betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de brochure gemakkelijk geraadpleegd kan worden op hun websites, indien zij daarover beschikken, en op papier in hun bijkantoren, bij hun agenten en bij de entiteiten waaraan zij hun activiteiten uitbesteden.

4.  Betalingsdienstaanbieders brengen hun cliënten geen kosten in rekening voor het beschikbaar stellen van informatie uit hoofde van dit artikel.

5.  Ten aanzien van personen met een beperking worden de bepalingen van dit artikel aan de hand van gepaste alternatieve middelen toegepast, zodat de informatie in een toegankelijk formaat beschikbaar kan worden gesteld.



TITEL VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 107

Volledige harmonisatie

1.  Onverminderd artikel 2, artikel 8, lid 3, artikel 32, artikel 38, lid 2, artikel 42, lid 2, artikel 55, lid 6, artikel 57, lid 3, artikel 58, lid 3, artikel 61, leden 2 en 3, artikel 62, lid 5, artikel 63, leden 2 en 3, ►C1  artikel 74, lid 1, vierde alinea, ◄ en artikel 86 mogen de lidstaten, in zoverre deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, geen andere bepalingen handhaven of vaststellen dan die welke in deze richtlijn zijn vervat.

2.  Wanneer een lidstaat gebruik maakt van de in lid 1 bedoelde mogelijkheden, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, alsmede van eventuele latere wijzigingen. De Commissie stelt deze informatie beschikbaar voor het publiek via een website of op een andere gemakkelijk toegankelijke wijze.

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsdienstaanbieders niet ten nadele van betalingsdienstgebruikers afwijken van de bepalingen van nationaal recht ter omzetting van deze richtlijn, tenzij laatstgenoemde bepalingen daarin uitdrukkelijk voorzien.

Betalingsdienstaanbieders mogen evenwel besluiten betalingsdienstgebruikers gunstiger voorwaarden te bieden.

Artikel 108

Evaluatieclausule

Uiterlijk op 13 januari 2021 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, de ECB en het Europees Economisch en Sociaal Comité een rapport in over de toepassing en het effect van deze richtlijn, en met name over:

a) de toepasselijkheid en het effect van de in artikel 62, leden 3, 4 en 5, vervatte voorschriften voor de kosten en vergoedingen,

b) de toepassing van artikel 2, leden 3 en 4, met inbegrip van een beoordeling of titel III en titel IV, waar dat technisch mogelijk is, volledig kunnen worden toegepast op de in die leden bedoelde betalingstransacties;

c) de toegang tot betalingssystemen, met name rekening houdend met de mate van concurrentie;

d) de toepasselijkheid en het effect van de drempels voor de betalingstransacties bedoeld in artikel 3, onder l);

e) de toepasselijkheid en het effect van de drempels voor de vrijstelling bedoeld in artikel 32, lid 1, onder a);

f) de vraag of het, gezien de ontwikkelingen, wenselijk zou zijn om, in aanvulling op de bepalingen van artikel 75 betreffende betalingstransacties waarbij het bedrag niet vooraf bekend is en waarbij geldmiddelen worden geblokkeerd, maximumgrenzen te stellen aan de bedragen die in dergelijke situaties op de betaalrekening van de betaler moeten worden geblokkeerd.

De Commissie dient, in voorkomend geval, samen met haar verslag een wetgevingsvoorstel in.

Artikel 109

Overgangsbepaling

1.  De lidstaten bieden betalingsinstellingen die uiterlijk op 13 januari 2018 bedrijfsactiviteiten hebben aangevangen overeenkomstig het nationale recht tot omzetting van Richtlijn 2007/64/EG, de mogelijkheid die bedrijfsactiviteiten overeenkomstig de eisen van Richtlijn 2007/64/EG voort te zetten tot 13 juli 2018 zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 5 van deze richtlijn hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige bepalingen die in titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II van deze richtlijn wordt verwezen.

De lidstaten verplichten genoemde betalingsinstellingen ertoe de bevoegde autoriteiten alle dienstige informatie te verstrekken om hen uiterlijk op 13 juli 2018 in staat te stellen te beoordelen of die betalingsinstellingen aan de eisen van titel II voldoen en, zo niet, welke maatregelen moeten worden genomen om naleving te waarborgen, dan wel of het wenselijk is de vergunning in te trekken.

Betalingsinstellingen die na verificatie door de bevoegde autoriteiten aan de eisen van titel II blijken te voldoen, krijgen een vergunning en worden opgenomen in de registers als bedoeld in de artikelen 14 en 15. Wanneer die betalingsinstellingen uiterlijk op 13 juli 2018 niet aan de eisen van titel II voldoen, wordt het hun overeenkomstig artikel 37 van deze richtlijn verboden betalingsdiensten aan te bieden.

2.  De lidstaten kunnen bepalen dat de in lid 1, eerste alinea, van dit artikel bedoelde betalingsinstellingen automatisch een vergunning krijgen en worden opgenomen in de registers als bedoeld in de artikelen 14 en 15, indien de bevoegde autoriteiten reeds over het bewijs beschikken dat de in de artikelen 5 en 11 gestelde eisen worden nageleefd. De bevoegde autoriteiten informeren de betrokken betalingsinstellingen alvorens hun een vergunning wordt verleend.

3.  Dit lid is van toepassing op natuurlijke personen of rechtspersonen die reeds vóór 13 januari 2018 een vrijstelling hadden gekregen krachtens artikel 26 van Richtlijn 2007/64/EG en die betalingsactiviteiten uitoefenen in de zin van die richtlijn.

De lidstaten laten deze personen toe deze werkzaamheden in de betrokken lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2007/64/EG tot 13 januari 2019 voort te zetten zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 5 van deze richtlijn of een vrijstelling op grond van artikel 32 van deze richtlijn hoeven te verkrijgen, en zonder dat zij hoeven te voldoen aan de overige bepalingen die in titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II van deze richtlijn wordt verwezen.

Indien een in de eerste alinea bedoelde persoon niet uiterlijk op 13 januari 2019, een vergunning of vrijstelling uit hoofde van deze richtlijn heeft gekregen, is het hem overeenkomstig artikel 37 van deze richtlijn verboden betalingsdiensten aan te bieden.

4.  De lidstaten kunnen toestaan dat natuurlijke en rechtspersonen die een vrijstelling hebben gekregen als bedoeld in lid 3 van dit artikel geacht worden een vrijstelling te hebben verkregen en automatisch worden opgenomen in de registers bedoeld in de artikelen 14 en 15, indien de bevoegde autoriteiten over het bewijs beschikken dat de in artikel 32 gestelde eisen worden nageleefd. De bevoegde autoriteiten stellen de desbetreffende betalingsinstellingen daarvan in kennis.

5.  Indien de bevoegde autoriteiten uiterlijk op 13 januari 2020 over het bewijs beschikken dat aan de eisen van artikel 7, onder c), en van artikel 9 van de onderhavige richtlijn wordt voldaan, behouden betalingsinstellingen waaraan vergunning is verleend voor het aanbieden van betalingsdiensten als vermeld op de lijst in punt 7) van de bijlage bij Richtlijn 2007/64/EG, niettegenstaande lid 1 van dit artikel, de betreffende vergunning voor wat betreft het aanbieden van de betalingsdiensten die worden aangemerkt als betalingsdiensten als bedoeld in punt 3 van bijlage I van de onderhavige richtlijn.

Artikel 110

Wijziging van Richtlijn 2002/65/EG

In artikel 4 van Richtlijn 2002/65/EG wordt lid 5 vervangen door:

„5.  Voor zover Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad ( *1 ) ook van toepassing is, worden de informatievereisten van artikel 3, lid 1, van de onderhavige richtlijn, met uitzondering van punt 2, onder c) tot en met g), punt 3, onder a), d) en e), en punt 4, onder b), vervangen door de artikelen 44, 45, 51 en 52 van Richtlijn (EU) 2015/2366.

Artikel 111

Wijzigingen van Richtlijn 2009/110/EG

Richtlijn 2009/110/EG wordt gewijzigd als volgt:

1) Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

a) lid 1 wordt vervangen door:

„1.  Onverminderd deze richtlijn, zijn artikel 5, de artikelen 11 tot en met 17, artikel 19, leden 5 en 6, en de artikelen 20 tot en met 31 van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad ( *2 ), met inbegrip van de krachtens artikel 15, lid 4, artikel 28, lid 5, en artikel 29, lid 7, daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen, van overeenkomstige toepassing op instellingen voor elektronisch geld.

b) de leden 4 en 5 worden vervangen door:

„4.  De lidstaten staan toe dat instellingen voor elektronisch geld via natuurlijke personen of rechtspersonen die namens hen optreden elektronisch geld overmaken en terugbetalen. Indien de instelling voor elektronisch geld elektronisch geld overmaakt in een andere lidstaat door een beroep te doen op een dergelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, zijn de artikelen 27 tot en met 31, met uitzondering van artikel 29, leden 4 en 5, van Richtlijn (EU) 2015/2366, met inbegrip van de krachtens artikel 28, lid 5, en artikel 29, lid 7, daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen, van overeenkomstige toepassing op deze instelling voor elektronisch geld.

5.  Onverminderd lid 4 van dit artikel, geven de instellingen voor elektronisch geld geen elektronisch geld uit via agenten. instellingen voor elektronisch geld mogen via agenten betalingsdiensten aanbieden als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), van deze richtlijn onder de voorwaarden van artikel 19 van Richtlijn (EU) 2015/2366.”.

2) Aan artikel 18 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.  De lidstaten bieden instellingen voor elektronisch geld die vóór 13 januari 2018 hun activiteiten in overeenstemming met deze richtlijn en met Richtlijn 2007/64/EG hebben aangevangen in de lidstaat waar hun hoofdkantoor zich bevindt, de mogelijkheid deze werkzaamheden in de desbetreffende lidstaat of een andere lidstaat tot 13 juli 2018 voort te zetten, zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 3 van deze richtlijn hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige eisen die in titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II van deze richtlijn wordt verwezen.

De lidstaten verplichten de in de eerste alinea bedoelde instellingen voor elektronisch geld ertoe de bevoegde autoriteiten alle dienstige informatie te verstrekken om hen in staat te stellen uiterlijk op 13 juli 2018 te beoordelen of die stellingen voor elektronisch geld aan de eisen van titel II van deze richtlijn voldoen en, zo niet, welke maatregelen moeten worden genomen om naleving te waarborgen, dan wel of het aangewezen is de vergunning in te trekken.

De in de eerste alinea bedoelde instellingen voor elektronisch geld die na verificatie door de bevoegde autoriteiten aan de eisen van titel II blijken te voldoen, krijgen een vergunning en worden opgenomen in het register. Wanneer die instellingen voor elektronisch geld uiterlijk op 13 juli 2018 niet aan de eisen van titel II van deze richtlijn voldoen, wordt het hun verboden elektronisch geld uit te geven.”.

Artikel 112

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt gewijzigd als volgt:

1) In artikel 1 wordt lid 2 vervangen door:

„2.  De Autoriteit handelt overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/87/EG, Richtlijn 2009/110/EG, Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en van de Raad ( *3 ), Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad ( *4 ), Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad ( *5 ), Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad ( *6 ), Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad ( *7 ) en, voor zover deze handelingen van toepassing zijn op kredietinstellingen en financiële instellingen alsmede op de bevoegde autoriteiten die toezicht op deze instellingen houden, met inachtneming van de betreffende onderdelen van Richtlijn 2002/65/EG en Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( *8 ), met inbegrip van alle op deze handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten en alle andere juridisch bindende handelingen van de Unie waarmee taken aan de Autoriteit worden toegekend. De Autoriteit handelt tevens in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad ( *9 ).

2) In artikel 4 wordt punt 1 vervangen door:

„1.  „financiële instellingen”: kredietinstellingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 575/2013, beleggingsondernemingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt 2), van Verordening (EU) nr. 575/2013, financiële conglomeraten in de zin van artikel 2, punt 14), van Richtlijn 2002/87/EG, betalingsdienstaanbieders in de zin van artikel 4, punt 11), van Richtlijn (EU) 2015/2366 en instellingen voor elektronisch geld als omschreven in artikel 2, punt 1), van Richtlijn 2009/110/EG, met dien verstande dat, wat Richtlijn (EU) 2015/849 betreft, onder „financiële instellingen” wordt verstaan de kredietinstellingen en financiële instellingen als gedefinieerd in artikel 3, punten 1) en 2), van Richtlijn (EU) 2015/849;”.

Artikel 113

Wijziging van Richtlijn 2013/36/EU

In bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU wordt punt 4 vervangen door:

„4. betalingsdiensten als gedefinieerd in artikel 4, punt 3, van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad ( *10 ).

Artikel 114

Intrekking

Richtlijn 2007/64/EG wordt ingetrokken met ingang van 13 januari 2018.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II bij deze richtlijn.

Artikel 115

Omzetting

1.  De lidstaten dienen uiterlijk op 13 januari 2018 de nodige bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2.  Zij passen die bepalingen toe vanaf 13 januari 2018.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

4.  In afwijking van lid 2 zorgen de lidstaten ervoor dat de in artikelen 65, 66, 67 en 97 bedoelde beveiligingsmaatregelen binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van de in artikel 98 bedoelde technische reguleringsnormen worden toegepast.

5.  De lidstaten verbieden niet dat rechtspersonen die vóór 12 januari 2016 op hun grondgebied activiteiten van betalingsinitiatiedienstaanbieders en rekeninginformatiedienstaanbieders in de zin van deze richtlijn hebben verricht, dezelfde activiteiten op hun grondgebied blijven uitoefenen tijdens de overgangsperiode bedoeld in de leden 2 en 4 in overeenstemming met het vigerende regelgevingskader.

6.  De lidstaten zorgen ervoor dat individuele rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders in de periode dat zij nog niet aan de in lid 4 bedoelde technische reguleringsnormen hoeven te voldoen, dit niet-voldoen niet misbruiken om het gebruik van betalingsinitiatie- en rekeninginformatiediensten voor door hen gehouden rekeningen te blokkeren of te hinderen.

Artikel 116

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 117

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

BETALINGSDIENSTEN

(als bedoeld in artikel 4, punt 3)

1. Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te storten, alsmede alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn.

2. Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen, alsmede alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn.

3. Uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van geldovermakingen, op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder:

a) uitvoering van automatische afschrijvingen, met inbegrip van eenmalige automatische afschrijvingen;

b) uitvoering van betalingstransacties met behulp van een betaalkaart of een soortgelijk apparaat;

c) uitvoering van overmakingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten.

4. Uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een kredietlijn die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verleend:

a) uitvoering van automatische afschrijvingen, met inbegrip van eenmalige automatische afschrijvingen;

b) uitvoering van betalingstransacties met behulp van een betaalkaart of een soortgelijk apparaat;

c) uitvoering van overmakingen, met inbegrip van automatische betalingsopdrachten.

5. Uitgifte van betaalinstrumenten en/of acceptatie van betalingstransacties.

6. Geldtransfers.

7. Betalingsinitiatiediensten.

8. Rekeninginformatiediensten.




BIJLAGE II



CONCORDANTIETABEL

Deze richtlijn

Richtlijn 2007/64/EG

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2

 

Artikel 2, lid 3

 

Artikel 2, lid 4

 

Artikel 2, lid 5

Artikel 2, lid 3

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4:

Artikel 4:

punten 1, 2, 3, 4, 5 en 10

punten 1, 2, 3, 4, 5 en 10

punt 7

punt 6

punt 8

punt 7

punt 9

punt 8

punt 11

punt 9

punt 12

punt 14

punt 13

punt 16

punt 14

punt 23

punten 20, 21, 22

punten 11, 12, 13

punt 23

punt 28

punt 25

punt 15

punten 26, 27

punten 17, 18

punt 28

punt 20

punt 29

punt 19

punt 33

punt 21

punten 34, 35, 36, 37

punten 24, 25, 26, 27

punt 38

punt 22

punten 39, 40

punten 29, 30

punten 6, 15-19, 24, 30-32, 41-48

Artikel 5, lid 1

Artikel 5

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 4

Artikel 5, lid 5

Artikel 5, lid 6

Artikel 5, lid 7

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 8, lid 3

Artikel 7, lid 3

Artikel 9, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 9, lid 2

Artikel 8, lid 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 8, lid 3

Artikel 10, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 9, leden 3 en 4

Artikel 11, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 10, lid 2

Artikel 11, lid 3

Artikel 10, lid 3

Artikel 11, lid 4

Artikel 10, lid 4

Artikel 11, lid 5

Artikel 10, lid 5

Artikel 11, lid 6

Artikel 10, lid 6

Artikel 11, lid 7

Artikel 10, lid 7

Artikel 11, lid 8

Artikel 10, lid 8

Artikel 11, lid 9

Artikel 10, lid 9

Artikel 12

Artikel 11

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 13, lid 2

Artikel 12, lid 2

Artikel 13, lid 3

Artikel 12, lid 3

Artikel 14, lid 1

Artikel 13

Artikel 14, lid 2

Artikel 13

Artikel 14, lid 3

Artikel 14, lid 4

Artikel 15, lid 1

Artikel 15, lid 2

Artikel 15, lid 3

Artikel 15, lid 4

Artikel 15, lid 5

Artikel 16

Artikel 14

Artikel 17, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 17, lid 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 17, lid 3

Artikel 15, lid 3

Artikel 17, lid 4

Artikel 15, lid 4

Artikel 18, lid 1

Artikel 16, lid 1

Artikel 18, lid 2

Artikel 16, lid 2

Artikel 18, lid 3

Artikel 16, lid 2

Artikel 18, lid 4

Artikel 16, lid 3

Artikel 18, lid 5

Artikel 16, lid 4

Artikel 18, lid 6

Artikel 16, lid 5

Artikel 19, lid 1

Artikel 17, lid 1

Artikel 19, lid 2

Artikel 17, lid 2

Artikel 19, lid 3

Artikel 17, lid 3

Artikel 19, lid 4

Artikel 17, lid 4

Artikel 19, lid 5

Artikel 17, lid 5

Artikel 19, lid 6

Artikel 17, lid 7

Artikel 19, lid 7

Artikel 17, lid 8

Artikel 19, lid 8

Artikel 20, lid 1

Artikel 18, lid 1

Artikel 20, lid 2

Artikel 18, lid 2

Artikel 21

Artikel 19

Artikel 22, lid 1

Artikel 20, lid 1

Artikel 22, lid 2

Artikel 20, lid 2

Artikel 22, lid 3

Artikel 20, lid 3

Artikel 22, lid 4

Artikel 20, lid 4

Artikel 22, lid 5

Artikel 20, lid 5

Artikel 23, lid 1

Artikel 21, lid 1

Artikel 23, lid 2

Artikel 21, lid 2

Artikel 23, lid 3

Artikel 21, lid 3

Artikel 24, lid 1

Artikel 22, lid 1

Artikel 24, lid 2

Artikel 22, lid 2

Artikel 24, lid 3

Artikel 22, lid 3

Artikel 25, lid 1

Artikel 23, lid 1

Artikel 25, lid 2

Artikel 23, lid 2

Artikel 26, lid 1

Artikel 24, lid 1

Artikel 26, lid 2

Artikel 24, lid 2

Artikel 27, lid 1

Artikel 27, lid 2

Artikel 28, lid 1

Artikel 25, lid 1

Artikel 28, lid 2

Artikel 28, lid 3

Artikel 28, lid 4

Artikel 28, lid 5

Artikel 29, lid 1

Artikel 25, leden 2 en 3

Artikel 29, lid 2

Artikel 29, lid 3

Artikel 25, lid 4

Artikel 29, lid 4

Artikel 29, lid 5

Artikel 29, lid 6

Artikel 30, lid 1

Artikel 30, lid 2

Artikel 30, lid 3

Artikel 30, lid 4

Artikel 31, lid 1

Artikel 31, lid 2

Artikel 25, lid 4

Artikel 32, lid 1

Artikel 26, lid 1

Artikel 32, lid 2

Artikel 26, lid 2

Artikel 32, lid 3

Artikel 26, lid 3

Artikel 32, lid 4

Artikel 26, lid 4

Artikel 32, lid 5

Artikel 26, lid 5

Artikel 32, lid 6

Artikel 26, lid 6

Artikel 33, lid 1

Artikel 33, lid 2

Artikel 34

Artikel 27

Artikel 35, lid 1

Artikel 28, lid 1

Artikel 35, lid 2

Artikel 28, lid 2

Artikel 36

Artikel 37, lid 1

Artikel 29

Artikel 37, lid 2

Artikel 37, lid 3

Artikel 37, lid 4

Artikel 37, lid 5

Artikel 38, lid 1

Artikel 30, lid 1

Artikel 38, lid 2

Artikel 30, lid 2

Artikel 38, lid 3

Artikel 30, lid 3

Artikel 39

Artikel 31

Artikel 40, lid 1

Artikel 32, lid 1

Artikel 40, lid 2

Artikel 32, lid 2

Artikel 40, lid 3

Artikel 32, lid 3

Artikel 41

Artikel 33

Artikel 42, lid 1

Artikel 34, lid 1

Artikel 42, lid 2

Artikel 34, lid 2

Artikel 43, lid 1

Artikel 35, lid 1

Artikel 43, lid 2

Artikel 35, lid 2

Artikel 44, lid 1

Artikel 36, lid 1

Artikel 44, lid 2

Artikel 36, lid 2

Artikel 44, lid 3

Artikel 36, lid 3

Artikel 45, lid 1

Artikel 37, lid 1

Artikel 45, lid 2

Artikel 45, lid 3

Artikel 37, lid 2

Artikel 46

Artikel 47

Artikel 48

Artikel 38

Artikel 49

Artikel 39

Artikel 50

Artikel 40

Artikel 51, lid 1

Artikel 41, lid 1

Artikel 51, lid 2

Artikel 41, lid 2

Artikel 51, lid 3

Artikel 41, lid 3

Artikel 52, lid 1

Artikel 42, lid 1

Artikel 52, lid 2

Artikel 42, lid 2

Artikel 52, lid 3

Artikel 42, lid 3

Artikel 52, lid 4

Artikel 42, lid 4

Artikel 52, lid 5

Artikel 42, lid 5

Artikel 52, lid 6

Artikel 42, lid 6

Artikel 52, lid 7

Artikel 42, lid 7

Artikel 53

Artikel 43

Artikel 54, lid 1

Artikel 44, lid 1

Artikel 54, lid 2

Artikel 44, lid 2

Artikel 54, lid 3

Artikel 44, lid 3

Artikel 55, lid 1

Artikel 45, lid 1

Artikel 55, lid 2

Artikel 45, lid 2

Artikel 55, lid 3

Artikel 45, lid 3

Artikel 55, lid 4

Artikel 45, lid 4

Artikel 55, lid 5

Artikel 45, lid 5

Artikel 55, lid 6

Artikel 45, lid 6

Artikel 56

Artikel 46

Artikel 57, lid 1

Artikel 47, lid 1

Artikel 57, lid 2

Artikel 47, lid 2

Artikel 57, lid 3

Artikel 47, lid 3

Artikel 58, lid 1

Artikel 48, lid 1

Artikel 58, lid 2

Artikel 48, lid 2

Artikel 58, lid 3

Artikel 48, lid 3

Artikel 59, lid 1

Artikel 49, lid 1

Artikel 59, lid 2

Artikel 49, lid 2

Artikel 60, lid 1

Artikel 50, lid 1

Artikel 60, lid 2

Artikel 50, lid 2

Artikel 60, lid 3

Artikel 61, lid 1

Artikel 51, lid 1

Artikel 61, lid 2

Artikel 51, lid 2

Artikel 61, lid 3

Artikel 51, lid 3

Artikel 61, lid 4

Artikel 51, lid 4

Artikel 62, lid 1

Artikel 52, lid 1

Artikel 62, lid 2

Artikel 52, lid 2

Artikel 62, lid 3

Artikel 52, lid 3

Artikel 62, lid 4

Artikel 62, lid 5

Artikel 63, lid 1

Artikel 53, lid 1

Artikel 63, lid 2

Artikel 53, lid 2

Artikel 63, lid 3

Artikel 53, lid 3

Artikel 64, lid 1

Artikel 54, lid 1

Artikel 64, lid 2

Artikel 54, lid 2

Artikel 64, lid 3

Artikel 54, lid 3

Artikel 64, lid 4

Artikel 54, lid 4

Artikel 65, lid 1

Artikel 65, lid 2

Artikel 65, lid 3

Artikel 65, lid 4

Artikel 65, lid 5

Artikel 65, lid 6

Artikel 66, lid 1

Artikel 66, lid 2

Artikel 66, lid 3

Artikel 66, lid 4

Artikel 66, lid 5

Artikel 67, lid 1

Artikel 67, lid 2

Artikel 67, lid 3

Artikel 67, lid 4

Artikel 68, lid 1

Artikel 55, lid 1

Artikel 68, lid 2

Artikel 55, lid 2

Artikel 68, lid 3

Artikel 55, lid 3

Artikel 68, lid 4

Artikel 55, lid 4

Artikel 69, lid 1

Artikel 56, lid 1

Artikel 69, lid 2

Artikel 56, lid 2

Artikel 70, lid 1

Artikel 57, lid 1

Artikel 70, lid 2

Artikel 57, lid 2

Artikel 71, lid 1

Artikel 58

Artikel 71, lid 2

Artikel 72, lid 1

Artikel 59, lid 1

Artikel 72, lid 2

Artikel 59, lid 2

Artikel 73, lid 1

Artikel 60, lid 1

Artikel 73, lid 2

Artikel 73, lid 3

Artikel 60, lid 2

Artikel 74, lid 1

Artikel 61, leden 1, 2 en 3

Artikel 74, lid 2

Artikel 74, lid 3

Artikel 61, leden 4 en 5

Artikel 75, lid 1

Artikel 75, lid 2

Artikel 76, lid 1

Artikel 62, lid 1

Artikel 76, lid 2

Artikel 62, lid 2

Artikel 76, lid 3

Artikel 62, lid 3

Artikel 76, lid 4

Artikel 77, lid 1

Artikel 63, lid 1

Artikel 77, lid 2

Artikel 63, lid 2

Artikel 78, lid 1

Artikel 64, lid 1

Artikel 78, lid 2

Artikel 64, lid 2

Artikel 79, lid 1

Artikel 65, lid 1

Artikel 79, lid 2

Artikel 65, lid 2

Artikel 79, lid 3

Artikel 65, lid 3

Artikel 80, lid 1

Artikel 66, lid 1

Artikel 80, lid 2

Artikel 66, lid 2

Artikel 80, lid 3

Artikel 66, lid 3

Artikel 80, lid 4

Artikel 66, lid 4

Artikel 80, lid 5

Artikel 66, lid 5

Artikel 81, lid 1

Artikel 67, lid 1

Artikel 81, lid 2

Artikel 67, lid 2

Artikel 81, lid 3

Artikel 67, lid 3

Artikel 82, lid 1

Artikel 68, lid 1

Artikel 82, lid 2

Artikel 68, lid 2

Artikel 83, lid 1

Artikel 69, lid 1

Artikel 83, lid 2

Artikel 69, lid 2

Artikel 83, lid 3

Artikel 69, lid 3

Artikel 84

Artikel 70

Artikel 85

Artikel 71

Artikel 86

Artikel 72

Artikel 87, lid 1

Artikel 73, lid 1

Artikel 87, lid 2

Artikel 73, lid 1

Artikel 87, lid 3

Artikel 73, lid 2

Artikel 88, lid 1

Artikel 74, lid 1

Artikel 88, lid 2

Artikel 74, lid 2

Artikel 88, lid 3

Artikel 74, lid 2

Artikel 88, lid 4

Artikel 74, lid 2

Artikel 88, lid 5

Artikel 74, lid 3

Artikel 89, lid 1

Artikel 75, lid 1

Artikel 89, lid 2

Artikel 75, lid 2

Artikel 89, lid 3

Artikel 75, lid 3

Artikel 90, lid 1

Artikel 90, lid 2

Artikel 91

Artikel 76

Artikel 92, lid 1

Artikel 77, lid 1

Artikel 92, lid 2

Artikel 77, lid 2

Artikel 93

Artikel 78

Artikel 94, lid 1

Artikel 79, lid 1

Artikel 94, lid 2

Artikel 95, lid 1

Artikel 95, lid 2

Artikel 95, lid 3

Artikel 95, lid 4

Artikel 95, lid 5

Artikel 96, lid 1

Artikel 96, lid 2

Artikel 96, lid 3

Artikel 96, lid 4

Artikel 96, lid 5

Artikel 96, lid 6

Artikel 97, lid 1

Artikel 97, lid 2

Artikel 97, lid 3

Artikel 97, lid 4

Artikel 97, lid 5

Artikel 98, lid 1

Artikel 98, lid 2

Artikel 98, lid 3

Artikel 98, lid 4

Artikel 98, lid 5

Artikel 99, lid 1

Artikel 80, lid 1

Artikel 99, lid 2

Artikel 80, lid 2

Artikel 100, lid 1

Artikel 100, lid 2

Artikel 100, lid 3

Artikel 100, lid 4

Artikel 82, lid 2

Artikel 100, lid 5

Artikel 100, lid 6

Artikel 101, lid 1

Artikel 101, lid 2

Artikel 101, lid 3

Artikel 101, lid 4

Artikel 102, lid 1

Artikel 83, lid 1

Artikel 102, lid 2

Artikel 83, lid 2

Artikel 103, lid 1

Artikel 81, lid 1

Artikel 103, lid 2

Artikel 104

Artikel 105, lid 1

Artikel 105, lid 2

Artikel 105, lid 3

Artikel 105, lid 4

Artikel 105, lid 5

Artikel 106, lid 1

Artikel 106, lid 2

Artikel 106, lid 3

Artikel 106, lid 4

Artikel 106, lid 5

Artikel 107, lid 1

Artikel 86, lid 1

Artikel 107, lid 2

Artikel 86, lid 2

Artikel 107, lid 3

Artikel 86, lid 3

Artikel 108

Artikel 87

Artikel 109, lid 1

Artikel 88, lid 1

Artikel 109, lid 2

Artikel 88, lid 3

Artikel 109, lid 3

Artikel 88, leden 2 en 4

Artikel 109, lid 4

Artikel 109, lid 5

Artikel 110

Artikel 90

Artikel 111, lid 1

Artikel 111, lid 2

Artikel 112, lid 1

Artikel 112, lid 2

Artikel 113

Artikel 92

Artikel 114

Artikel 93

Artikel 115, lid 1

Artikel 94, lid 1

Artikel 115, lid 2

Artikel 94, lid 2

Artikel 115, lid 3

Artikel 115, lid 4

Artikel 115, lid 5

Artikel 116

Artikel 95

Artikel 117

Artikel 96

Bijlage I

Bijlage



( 1 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

( 2 ) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen betreffende eigenvermogensvereisten voor instellingen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 8).

( 3 ) Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).

( 4 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Raad (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

( 5 ) Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).

( 6 ) Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen en tot wijziging van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).

( 7 ) Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).

( 8 ) Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).

( *1 ) Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG, 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en tot intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).”.

( *2 ) Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG, 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en tot intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).”;

( *3 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

( *4 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

( *5 ) Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).

( *6 ) Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).

( *7 ) Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG, 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en tot intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

( *8 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

( *9 ) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).”.

( *10 ) Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG, 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en tot intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).”.

Top