This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02014R1163-20200101
Regulation (EU) No 1163/2014 of the European Central Bank of 22 October 2014 on supervisory fees (ECB/2014/41)
Consolidated text: Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41)
Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41)
02014R1163 — NL — 01.01.2020 — 001.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) Nr. 1163/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (PB L 311 van 31.10.2014, blz. 23) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU) 2019/2155 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 5 december 2019 |
L 327 |
70 |
17.12.2019 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) Nr. 1163/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 22 oktober 2014
betreffende een vergoeding voor toezicht
(ECB/2014/41)
DEEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en werkingssfeer
1. Deze verordening bepaalt:
de berekeningsregeling inzake het totale aan onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen aan te rekenen bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht;
de berekeningsmethodologie en -criteria van het door iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep te dragen bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht;
de procedure voor inning door de ECB van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht;
2. Het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht omvat de jaarlijkse vergoeding voor toezicht ten aanzien van iedere belangrijke en minder belangrijke onder toezicht staande entiteit of groep, welk bedrag de ECB berekent op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten.
Artikel 2
Definities
In deze verordening gelden, tenzij anders bepaald, de definities die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1024/2013 en Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), en tevens de volgende definities:
1. |
„jaarlijkse vergoeding voor toezicht” : de door iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep verschuldigde vergoeding, berekend overeenkomstig de regeling zoals bedoeld in artikel 10, lid 6; |
2. |
„jaarlijkse kosten” : het bedrag zoals bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, dat de ECB moet verhalen middels de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht voor een specifieke vergoedingsperiode; |
3. |
„schuldenaar van de vergoeding” : de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde een vergoeding betalende kredietinstelling of het een vergoeding betalende bijkantoor, waaraan de vergoedingskennisgeving is geadresseerd; |
4. |
„vergoedingsfactoren” : gegevens ten aanzien van een zoals in artikel 10, lid 3, onder a), bedoelde onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep die gebruikt worden voor de berekening van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht; |
5. |
„vergoedingskennisgeving” : een kennisgeving die de jaarlijkse vergoeding voor toezicht vastlegt die verschuldigd is door en wordt uitgereikt aan de betrokken schuldenaar van de vergoeding, zulks overeenkomstig deze verordening; |
6. |
„een vergoeding betalende kredietinstelling” : een in een deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling; |
7. |
„een vergoeding betalend bijkantoor” : een bijkantoor dat door een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling in de deelnemende lidstaten is gevestigd; |
8. |
„vergoedingsperiode” : een kalenderjaar; |
▼M1 —————
10. |
„groep van een vergoeding betalende entiteiten” : i) een onder toezicht staande groep en ii) een aantal een vergoeding betalende bijkantoren die geacht worden één bijkantoor te zijn op grond van artikel 3, lid 3; |
11. |
„lidstaat” : een Unie-lidstaat; |
12. |
„totale activa” :
a)
voor een onder toezicht staande groep, het totale bedrag van activa zoals bepaald overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), exclusief de activa van in niet-deelnemende lidstaten en in derde landen gevestigde dochterondernemingen, tenzij een onder toezicht staande groep anders beslist op grond van artikel 10, lid 3, onder c);
b)
voor een vergoeding betalend bijkantoor, de totale waarde van activa zoals gerapporteerd voor prudentiële doeleinden. Waar de totale waarde van activa niet moet worden gerapporteerd voor prudentiële doeleinden, verwijst de totale activa naar de totale waarde van de activa zoals vastgesteld op basis van de gecontroleerde jaarrekening die is opgesteld in overeenstemming met internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS), zoals van toepassing krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) en, indien die jaarrekeningen niet beschikbaar zijn, op basis van de jaarrekeningen die zijn opgesteld in overeenstemming met het toepasselijke nationale jaarrekeningenrecht. Voor een vergoeding betalende bijkantoren die geen jaarrekeningen opstellen, verwijst de totale activa naar de totale waarde van activa zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 51, lid 5, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17);
c)
voor twee of meer een vergoeding betalende bijkantoren die overeenkomstig artikel 3, lid 3, als één bijkantoor worden beschouwd, de som van de totale waarde van activa zoals bepaald voor elk desbetreffend een vergoeding betalend bijkantoor;
d)
in alle andere gevallen, de totale waarde van activa zoals bepaald in overeenstemming met artikel 51 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17); |
13. |
„het totaal van de risicoposten” :
a)
voor een onder toezicht staande groep, het bedrag als berekend op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ), met uitzondering van het bedrag van de risicoposten van in niet-deelnemende lidstaten en in derde landen gevestigde dochterondernemingen, tenzij een onder toezicht staande groep anders beslist op grond van artikel 10, lid 3, onder c);
b)
voor een vergoeding betalend bijkantoor en twee of meer een vergoeding betalende bijkantoren die overeenkomstig artikel 3, lid 3, als één bijkantoor worden beschouwd, nul;
c)
in alle andere gevallen, het bedrag als berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013. |
Artikel 3
Algemene verplichting tot het betalen van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht
1. De ECB rekent aan iedere onder toezicht staande entiteit en aan iedere onder toezicht staande groep met betrekking tot iedere vergoedingsperiode een jaarlijkse vergoeding voor toezicht aan.
2. De jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor iedere onder toezicht staande entiteit en iedere onder toezicht staande groep wordt gespecificeerd in een vergoedingskennisgeving die wordt uitgereikt aan en betaald door de schuldenaar van de vergoeding. De schuldenaar van de vergoeding is de geadresseerde van de vergoedingskennisgeving en van iedere kennisgeving of mededeling van de ECB met betrekking tot vergoedingen voor toezicht. De schuldenaar van de vergoeding is verantwoordelijk voor betaling van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht.
3. Twee of meer een vergoeding betalende bijkantoren die door dezelfde kredietinstelling in dezelfde deelnemende lidstaat zijn opgericht, worden als één bijkantoor beschouwd. Een vergoeding betalende bijkantoren van dezelfde kredietinstelling die zijn gevestigd in verschillende deelnemende lidstaten worden niet als één bijkantoor beschouwd.
4. Een vergoeding betalende bijkantoren worden voor de doeleinden van deze verordening geacht los te staan van dochterondernemingen van dezelfde kredietinstelling die zijn gevestigd in dezelfde deelnemende lidstaat.
Artikel 4
Schuldenaar van de vergoeding
1. De schuldenaar van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht:
is de, een vergoeding betalende kredietinstelling, in geval van een vergoeding betalende kredietinstelling die geen deel uitmaakt van een onder toezicht staande groep;
is het een vergoeding betalend bijkantoor, in geval van een vergoeding betalend bijkantoor dat niet gecombineerd wordt met een ander een vergoeding betalend bijkantoor;
wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van lid 2, in geval van een groep van een vergoeding betalende entiteiten.
2. Onverminderd de regelingen met betrekking tot de toerekening van kosten binnen een groep van een vergoeding betalende entiteiten wordt een groep van een vergoeding betalende entiteiten behandeld als één eenheid. Iedere groep van een vergoeding betalende entiteiten wijst voor de hele groep een schuldenaar van de vergoeding aan en stelt de ECB in kennis van de identiteit van deze schuldenaar van de vergoeding. De schuldenaar van de vergoeding is gevestigd in een deelnemende lidstaat. Die kennisgeving wordt slechts als geldig beschouwd indien:
deze de namen vermeldt van de groep die de kennisgeving bestrijkt;
deze is ondertekend door de schuldenaar van de vergoeding namens alle onder toezicht staande entiteiten van de groep;
deze de ECB uiterlijk 30 september van ieder jaar bereikt, opdat daarmee rekening kan worden gehouden voor de uitreiking van de vergoedingskennisgeving voor de volgende vergoedingsperiode.
Indien meer dan één kennisgeving per groep van een vergoeding betalende entiteiten de ECB tijdig bereikt, telt de laatste kennisgeving die de ECB uiterlijk op 30 september heeft ontvangen. Als de onder toezicht staande entiteit een onderdeel wordt van de onder toezicht staande groep nadat de ECB een geldige kennisgeving van de schuldenaar van de vergoeding heeft ontvangen, zal de kennisgeving worden beschouwd ook namens de onder toezicht staande entiteit te zijn ondertekend, tenzij de ECB anderszins schriftelijk wordt ingelicht.
3. Ongeacht lid 2 behoudt de ECB zich het recht voor de schuldenaar van de vergoeding vast te stellen.
DEEL II
UITGAVEN EN KOSTEN
Artikel 5
Jaarlijkse kosten
1. De jaarlijkse kosten vormen de grondslag voor de vaststelling van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht en worden verhaald middels de betaling van die jaarlijkse vergoedingen voor toezicht.
2. Het bedrag van de jaarlijkse kosten wordt vastgesteld op basis van het bedrag van de jaarlijkse uitgaven waartoe behoren uitgaven die de ECB in de betrokken vergoedingsperiode heeft gedaan, die direct of indirect verband houden met haar toezichttaken.
▼M1 —————
3. Bij de vaststelling van de jaarlijkse kosten houdt de ECB rekening met:
met vorige vergoedingsperiodes verband houdende niet-inbare vergoedingsbedragen;
overeenkomstig artikel 14 ontvangen rentebetalingen;
overeenkomstig artikel 7, lid 3, ontvangen of terugbetaalde bedragen;
4. Binnen vier maanden na afloop van iedere vergoedingsperiode wordt het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor elke categorie van onder toezicht staande entiteiten of onder toezicht staande groepen voor die vergoedingsperiode op de website van de ECB bekendgemaakt.
▼M1 —————
DEEL III
VASTSTELLING VAN DE JAARLIJKSE VERGOEDING VOOR TOEZICHT
Artikel 7
Nieuwe onder toezicht staande entiteiten, entiteiten die niet langer onder toezicht staan of statuswijziging
1. Indien een onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep slechts voor een deel van de vergoedingsperiode onder toezicht staat, wordt de jaarlijkse vergoeding voor toezicht berekend op basis van het aantal volledige maanden van de vergoedingsperiode gedurende welke de onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep onder toezicht staat.
2. Indien, gevolg gevend aan een daartoe strekkend ECB-besluit, de ECB rechtstreeks toezicht op een onder toezicht staande entiteit of een onder toezicht staande groep op zich neemt overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), of rechtstreeks toezicht door de ECB op een onder toezicht staande groep eindigt overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), wordt de jaarlijkse vergoeding voor toezicht berekend op basis van het aantal maanden gedurende welke de onder toezicht staande entiteit of de onder toezicht staande groep onder rechtstreeks of zijdelings toezicht van de ECB stond op de laatste dag van de maand.
3. Indien het aangerekende bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht afwijkt van het overeenkomstig lid 1 of 2 berekende bedrag van de vergoeding, effectueert de ECB een terugbetaling aan de schuldenaar van de vergoeding, of reikt een door de schuldenaar van de vergoeding te betalen aanvullende rekening uit.
Artikel 8
Opsplitsing van jaarlijkse kosten tussen belangrijke en minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten
1. Ter berekening van de door iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep verschuldigde jaarlijkse vergoeding voor toezicht worden de jaarlijkse kosten in twee delen opgesplitst, één voor iedere categorie van onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen, en wel als volgt:
de op belangrijke onder toezicht staande entiteiten te verhalen kosten;
de op minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten te verhalen kosten;
2. De opsplitsing van de jaarlijkse kosten overeenkomstig lid 1 wordt uitgevoerd op basis van de kosten die zijn toegerekend aan de betreffende functies die het directe toezicht uitoefenen op belangrijke onder toezicht staande entiteiten en het indirecte toezicht op minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten.
▼M1 —————
Artikel 10
Door onder toezicht staande entiteiten of onder toezicht staande groepen verschuldigde jaarlijkse vergoeding voor toezicht
1. De jaarlijkse vergoeding voor toezicht, die verschuldigd is door van iedere belangrijke onder toezicht staande entiteit of belangrijke onder toezicht staande groep, wordt vastgesteld door het bedrag dat wordt aangerekend aan de categorie belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen toe te rekenen aan de individuele belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen, zulks op basis van hun vergoedingsfactoren.
2. De jaarlijkse vergoeding voor toezicht, die verschuldigd is door iedere minder belangrijke onder toezicht staande entiteit of minder belangrijke onder toezicht staande groep, wordt vastgesteld door het bedrag dat wordt aangerekend aan de categorie minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen toe te rekenen aan de individuele minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen, zulks op basis van hun vergoedingsfactoren.
3. De vergoedingsfactoren op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten wordt op de volgende grondslag berekend.
De vergoedingsfactoren voor de vaststelling van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht met betrekking tot iedere onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep worden gevormd door het bedrag op de referentiedatum van:
totale activa, en
het totaal van de risicoposten.
▼M1 —————
De vergoedingsfactoren worden vastgesteld voor elke vergoedingsperiode op basis van gegevens die onder toezicht staande entiteiten hebben gerapporteerd met als referentiedatum 31 december van de voorgaande vergoedingsperiode.
Indien een onder toezicht staande entiteit haar jaarrekening, met inbegrip van de geconsolideerde jaarrekening, opstelt op basis van een boekjaar dat afwijkt van het kalenderjaar, wordt de referentiedatum voor de totale activa vastgesteld op het boekhoudkundige jaarultimo dat overeenkomt met de voorgaande vergoedingsperiode.
Indien een onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep is opgericht na de relevante referentiedatum vermeld in punten b bis) of b ter), maar voor 1 oktober van de vergoedingsperiode waarvoor de vergoeding is vastgesteld en bijgevolg geen vergoedingsfactoren met die referentiedatum bestaan, wordt de referentiedatum voor de vergoedingsfactoren vastgesteld op het einde van het kwartaal dat het dichtst bij de relevante referentiedatum vermeld in punten b bis) of b ter) ligt.
Voor de onder toezicht staande entiteiten of onder toezicht staande groepen die niet onderworpen zijn aan de verplichte rapportage voor prudentiële doeleinden of onder toezicht staande groepen die activa en/of het bedrag van de risicoposten van in niet-deelnemende lidstaten en in derde landen gevestigde dochterondernemingen uitsluiten overeenkomstig punt c), worden de vergoedingsfactoren vastgesteld op basis van de informatie die door hen apart wordt gerapporteerd ten behoeve van de berekening van de vergoeding voor toezicht. De vergoedingsfactoren worden bij de betrokken NBA ingediend met de relevante referentiedatum zoals vastgelegd in punten b bis), b ter) of b quater), zulks overeenkomstig een ECB-besluit
Ten behoeve van de berekening van vergoedingsfactoren dienen onder toezicht staande groepen doorgaans activa en/of het bedrag van de risicoposten van in niet-deelnemende lidstaten en in derde landen gevestigde dochterondernemingen uit te sluiten. Onder toezicht staande groepen kunnen beslissen dergelijke activa en/of het bedrag van de risicoposten niet uit te sluiten ten behoeve van de berekening van vergoedingsfactoren.
Voor onder toezicht staande entiteiten of onder toezicht staande groepen die op grond van artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 als minder belangrijk geclassificeerd worden, bedraagt de vergoedingsfactor voor de totale activa niet meer dan 30 miljard EUR.
De voor de vergoedingsfactoren toegepaste relatieve weging is:
totale activa: 50 %;
het totaal van de risicoposten: 50 %.
4. De som van de totale activa van alle schuldenaren van de vergoeding en de som van het totaal van de risicoposten van alle schuldenaren van de vergoeding worden op de ECB-website bekendgemaakt.
5. Indien een schuldenaar van een vergoeding de vergoedingsfactoren niet aanlevert, bepaalt de ECB de vergoedingsfactoren overeenkomstig een ECB-besluit.
6. De berekening van de door iedere schuldenaar van de vergoeding te betalen jaarlijkse vergoeding voor toezicht wordt als volgt uitgevoerd.
De jaarlijkse vergoeding voor toezicht is de som van de minimumvergoedingscomponent en de variabele vergoedingscomponent.
De minimumvergoedingscomponent wordt berekend als een vast percentage van het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor iedere categorie onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen, zoals bepaald overeenkomstig artikel 8.
Voor de categorie belangrijke onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen is het vaste percentage 10 %. Dit bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over alle schuldenaren van de vergoeding. Voor belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen met totale activa ten belope van 10 miljard EUR of lager wordt de minimumvergoedingscomponent gehalveerd.
Voor de categorie minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen is het vaste percentage 10 %. Dit bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over alle schuldenaren van de vergoeding. Voor minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen met totale activa ten belope van 1 miljard EUR of lager wordt de minimumvergoedingscomponent gehalveerd.
De variabele vergoedingscomponent is het verschil tussen het totale bedrag van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht voor iedere categorie onder toezicht staande entiteiten, zoals bepaald overeenkomstig ►M1 artikel 8 ◄ de minimumvergoedingscomponent voor dezelfde categorie. De variabele vergoedingscomponent wordt toegerekend aan individuele schuldenaren van de vergoeding in iedere categorie, zulks overeenkomstig het aandeel van iedere schuldenaar van de vergoeding in de som van de gewogen vergoedingsfactoren van alle schuldenaren van de vergoeding, zoals vastgesteld overeenkomstig lid 3.
De ECB bepaalt de door iedere schuldenaar van de vergoeding te betalen jaarlijkse vergoeding voor toezicht op basis van de conform dit lid uitgevoerde berekening en de op basis van dit artikel vastgestelde vergoedingsfactoren. De jaarlijkse te betalen vergoeding voor toezicht wordt aan de schuldenaar van de vergoeding bekendgemaakt middels de vergoedingskennisgeving.
DEEL IV
SAMENWERKING MET NBA'S
Artikel 11
Samenwerking met NBA's
1. De ECB pleegt overleg met de NBA's alvorens een besluit te nemen over het definitieve niveau van de vergoeding, teneinde ervoor te zorgen dat het toezicht voor alle betrokken kredietinstellingen en bijkantoren kostenefficiënt en redelijk blijft. Daartoe ontwikkelt de ECB in samenwerking met de NBA's een geschikt communicatiekanaal, en past dat toe.
2. NBA's staan de ECB bij in de aanrekening van vergoeding, indien de ECB zulks verzoekt.
3. In geval van kredietinstellingen in een deelnemende niet-eurogebiedlidstaat, wiens nauwe samenwerking met de ECB noch opgeschort of beëindigd werd, vaardigt de ECB voor de NBA van die lidstaat instructies uit aangaande de verzameling van vergoedingsfactoren en de facturatie van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht.
DEEL V
FACTURATIE
Artikel 12
Vergoedingskennisgeving
1. De ECB reikt jaarlijks ten aanzien van iedere schuldenaar van de vergoeding een vergoedingskennisgeving uit binnen zes maanden na de aanvang van de volgende vergoedingsperiode.
2. De vergoedingskennisgeving bepaalt de middelen van betaling voor de jaarlijkse vergoeding voor toezicht. De schuldenaar van de vergoeding voldoet aan de in de vergoedingskennisgeving vastgelegde vereisten voor de betaling van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht.
3. Het uit hoofde van de vergoedingskennisgeving verschuldigde bedrag dient door de schuldenaar van de vergoeding betaald te worden binnen 35 dagen na de uitreikingsdatum van de vergoedingskennisgeving.
Artikel 13
Notificatie van de vergoedingskennisgeving
1. De schuldenaar van de vergoeding is verantwoordelijk voor het actualiseren van de contactgegevens voor de overlegging van de vergoedingskennisgeving en stelt de ECB in kennis van iedere wijziging van de contactgegevens (d.w.z. naam, functie, organisatorische eenheid, adres, emailadres, telefoonnummer, fax). ►M1 ————— ◄
2. De ECB verstuurt de vergoedingskennisgeving op één van de volgende wijzen: a) elektronisch of met een vergelijkbaar communicatiemiddel, b) per fax, c) per expreskoeriersdienst, d) per aangetekende post met een formulier voor ontvangstbevestiging, e) door betekening of aflevering door overhandiging. De vergoedingskennisgeving is zonder handtekening geldig.
Artikel 14
Rente in geval van niet-betaling
Onverminderd andere de ECB ter beschikking staande verhaalsmogelijkheden, in geval van gedeeltelijke betaling, niet-betaling of niet-naleving van de in de vergoedingskennisgeving vastgestelde betalingsvoorwaarden, is rente verschuldigd op dagelijkse basis op het uitstaande bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht tegen het rentetarief voor basis-herfinancieringstransacties van de ECB plus 8 procentpunten met ingang van de datum waarop de betaling verschuldigd was.
DEEL VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 15
Sancties
In geval van inbreuk op deze verordening kan de ECB sancties opleggen aan de onder toezicht staande entiteiten, zulks overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad ( 3 ), aangevuld door Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).
▼M1 —————
Artikel 17
Verslaglegging
1. Overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, dient de ECB ieder jaar bij het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie en de Eurogroep een rapport in betreffende de beoogde ontwikkeling van de structuur en het bedrag van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht.
2. Binnen vier maanden na het begin van de vergoedingsperiode wordt het geschatte bedrag van de jaarlijkse kosten voor die vergoedingsperiode op de ECB-website bekendgemaakt.
Artikel 17 bis
Overgangsregelingen voor de vergoedingsperiode 2020
1. De door iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep verschuldigde jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor de vergoedingsperiode 2020 wordt gespecificeerd in de vergoedingskennisgeving die in 2021 wordt uitgereikt aan de betrokken schuldenaar van de vergoeding.
2. Overschotten of tekorten van de vergoedingsperiode 2019 die die zijn vastgesteld door de werkelijke jaarlijkse kosten die gemaakt zijn ten aanzien van de deze vergoedingsperiode af te trekken van de geraamde jaarlijkse kosten voor deze periode, worden in aanmerking genomen om de jaarlijkse kosten voor de vergoedingsperiode 2020 vast te stellen.
Artikel 18
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
( 1 ) Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
( 3 ) Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB om sancties op te leggen (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4).