EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02013R1075-20131127

Consolidated text: Verordening (EU) n r. 1075/2013 van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (herschikking) (ECB/2013/40)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1075/2013-11-27

2013R1075 — NL — 27.11.2013 — 000.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EU) Nr. 1075/2013 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 oktober 2013

houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten

(herschikking)

(ECB/2013/40)

(PB L 297, 7.11.2013, p.107)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 319, 29.11.2013, blz. 46  (1075/2013)




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 1075/2013 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 oktober 2013

houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten

(herschikking)

(ECB/2013/40)



DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank ( 1 ), inzonderheid artikel 5, lid 1, artikel 6, lid 4,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Overwegende:

(1)

Aangezien Verordening (EG) nr. 24/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (ECB/2008/30) ( 2 ) substantieel gewijzigd dient te worden, dient de verordening ter wille van de duidelijkheid herschikt te worden, in het bijzonder in het licht van Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie ( 3 ).

(2)

Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt in artikel 2, lid 1 dat de Europese Centrale Bank (ECB), ter vervulling van haar statistische rapportageverplichtingen, bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB’s), bevoegd is tot het verzamelen van statistische gegevens binnen de perken van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en van hetgeen nodig is om de taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) uit te voeren. Uit artikel 2, lid 2, onder a) van Verordening (EG) nr. 2533/98 blijkt dat lege financiële instellingen (LFI’s) die securitisatietransacties verrichten, deel uitmaken van de refererentiepopulatie van informatieplichtigen voor de vervulling van de statistische rapportageverplichtingen van de ECB, onder meer inzake monetaire en financiële statistieken. Verder is de ECB ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2533/98 gehouden om de werkelijke populatie van informatieplichtigen te bepalen binnen de grenzen van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en is zij gerechtigd om bepaalde categorieën informatieplichtigen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van hun statistische rapportageverplichtingen.

(3)

Deze LFI-gegevens beogen de ECB te voorzien van adequate statistieken betreffende de financiële werkzaamheden van de LFI-subsector in de als één economisch gebied beschouwde lidstaten die de euro als munt hebben.

(4)

Gezien de nauwe banden tussen de securitisatiewerkzaamheden van LFI’s en monetaire financiële instellingen (MFI’s) is een consistente, aanvullende en geïntegreerde verslaglegging door LFI’s en MFI’s vereist. Daarom dient de overeenkomstig deze verordening geleverde statistische informatie samen met de gegevensvereisten voor MFI’s betreffende gesecuritiseerde leningen te worden beoordeeld, zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 1071/2013 van de Europese Centrale Bank van 24 september 2013 betreffende de balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2013/33) ( 4 ).

(5)

Deze geïntegreerde rapportagemethode door LFI’s en MFI’s en de vrijstellingen van deze Verordening dienen de rapportagelast voor informatieplichtigen te minimaliseren en overlappingen te vermijden bij de rapportage van statistische informatie door LFI’s en MFI’s.

(6)

NCB’s dienen LFI’s vrij te kunnen stellen van gezien het statistische nut onredelijk hoge kosten veroorzakende statistische rapportageverplichtingen.

(7)

Alhoewel door de ECB uit hoofde van artikel 34.1 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken van van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”) vastgestelde verordeningen kennen rechten toe noch leggen zij verplichtingen op aan lidstaten die de euro niet als munt hebben (hierna: „niet-eurogebied lidstaten”), is artikel 5 van de ESCB-statuten op eurogebied-lidstaten en niet-eurogebied lidstaten van toepassing. Overweging 17 van Verordening (EG) nr. 2533/98 wijst erop dat artikel 5 van de ESCB-statuten, samen met artikel 4, lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de verplichting inhoudt om op nationaal niveau alle maatregelen te nemen en uit te voeren die de niet-eurogebied lidstaten dienstig achten voor de verzameling van de statistische gegevens om te voldoen aan de statistische rapportageverplichtingen van de ECB, en tijdig op statistisch vlak voorbereidingen te treffen, opdat zij eurogebied-lidstaten kunnen worden.

(8)

De normen voor de bescherming en het gebruik van vertrouwelijke statistische informatie van artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad, dienen van toepassing te zijn.

(9)

Artikel 7, lid 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt dat de ECB bevoegd is sancties op te leggen aan informatieplichtigen die niet voldoen aan de in ECB-verordeningen of -besluiten vastgelegde statistische rapportageverplichtingen.

HEEFT DEZE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

Definities

In deze verordening wordt bedoeld met:

1.

„LFI” :

een onderneming die overeenkomstig nationaal recht of Unierecht is opgericht krachtens één van de volgende mogelijkheden:

i) overeenkomstenrecht, als een gewoon fonds bestuurd door beheerders;

ii) trustrecht;

iii) vennootschapsrecht als een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap;

iv) een ander soortgelijk mechanisme,

en waarvan de hoofdactiviteit aan de volgende twee criteria voldoet:

a) beoogt één of meerdere securitisatietransacties uit te voeren, dan wel voert die uit, en is gevrijwaard van het risico van faillissement of anderszins in gebreke zijn van de initiator, of de verzekeringsinstelling of de herverzekeringsinstelling, en

b) geeft uit, of is voornemens uit te geven: schuldbewijzen, overige schuldinstrumenten, rechten van deelneming in securitisatiefondsen en/of financiële derivaten (hierna de „financiële instrumenten”) en/of zij is (of kan dit zijn) juridisch of economisch eigenaar van aan de uitgifte van financieringsinstrumenten ten grondslag liggende activa, welke financieringsinstrumenten aan het publiek aangeboden worden of onderhands geplaatst worden.

Onder deze definitie vallen niet:

a) monetaire financiële instellingen (MFI’s), zoals vastgesteld in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33);

b) beleggingsfondsen (IF’s) zoals vastgesteld in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1073/2013 van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsinstellingen (ECB/2013/38) ( 5 );

c) verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen zoals vastgesteld in artikel 13 van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) ( 6 );

d) beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerders) die alternatieve beleggingsinstellingen beheren en/of verhandelen zoals omschreven in artikel 4, lid 1 van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en De Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen ( 7 ) die vallen onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2011/61/EU krachtens artikel 2 ervan;

2.

„securitisatie” :

een transactie of een regeling waarbij een van de initiator of de verzekerings- en de herverzekeringsinstelling afgescheiden entiteit financieringsinstrumenten uitgeeft aan beleggers, welke entiteit is opgezet voor de transactie of de regeling, dan wel daartoe dient, en een of meer van het volgende plaatsvindt:

a) de juridische eigendom van, dan wel het economische belang in een activum of een activapool, dan wel een deel daarvan, wordt overgedragen aan een van de originator afgescheiden voor de transactie of de regeling opgezette, dan wel daartoe dienende, entiteit, zulks middels de activa-overdracht van de originator, dan wel middels subdeelneming;

b) het kredietrisico van een activum of een pool van activa, dan wel een deel ervan, wordt middels kredietderivaten, garanties, dan wel enige gelijkaardige regeling, overgedragen aan de beleggers in de financieringsinstrumenten die zijn uitgegeven door een van de originator afgescheiden voor de transactie of de regeling opgezette, dan wel daartoe dienende, entiteit;

c) verzekeringsrisico’s worden overgedragen van een verzekerings-, dan wel herverzekeringsonderneming aan een voor de transactie of regeling, dan wel daartoe dienende, opgezette entiteit die dergelijke risico’s volledig financiert middels uitgegeven financieringsinstrumenten, waarbij de aflossingsverplichtingen van de beleggers in die financieringsinstrumenten achtergesteld worden bij de herverzekeringsverplichtingen van die entiteit.

Indien dergelijke financieringsinstrumenten uitgegeven worden, vormen zij geen betalingsverplichtingen van de initiator, verzekerings-, dan wel herverzekeringsonderneming;

3.

„initiator” : overdracht door de overdrager aan de securitisatiestructuur van een activum, dan wel een pool van activa, en/of het kredietrisico van het activum of de pool van activa;

4.

„informatieplichtige” : heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98;

5.

„ingezetene” : heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98. Binnen de context van deze verordening, bij gebreke van een significante fysische dimensie van een juridische entiteit, bepaalt het recht van het economische gebied de rechtspersoonlijkheid en daardoor het ingezetenschap van de entiteit. Als de entiteit geen rechtspersoonlijkheid heeft, wordt de statutaire vestigingsplaats als criterium gebruikt, namelijk het land wiens rechtssysteem de oprichting en het verdere bestaan van de entiteit beheerst;

6.

„desbetreffende NCB” : de NCB van de eurogebied-lidstaat waarin de LFI ingezeten is;

7.

„starten met de werkzaamheden” : alle met securitisatie verband houdende werkzaamheden, waaronder voorbereidingsmaatregelen, met uitzondering van de oprichting van een entiteit, die naar verwachting de securitisatiewerkzaamheden binnen de volgende zes maanden niet zal starten. Verricht een LFI werkzaamheden nadat de securitisatie-werkzaamheden voorzienbaar worden, dan betekent zulks dat met de werkzaamheden werd gestart.

Artikel 2

Populatie van informatieplichtigen

1.  In het grondgebied van een eurogebied-lidstaat ingezeten LFI’s vormen de referentiepopulatie van informatieplichtigen. De referentiepopulatie van informatieplichtigen is onderworpen aan de verplichting van artikel 3, lid 2.

2.  De werkelijke populatie van informatieplichtigen bestaat uit de referentiepopulatie van informatieplichtigen, met uitzondering van de LFI’s die krachtens artikel 5, lid 1, onder c) volledig vrijgesteld werden van statistische rapportageverplichtingen. De werkelijke populatie van statistische informatieplichtigen is onderworpen aan de rapportageverplichtingen van artikel 4, behoudens de in artikel 5 vastgelegde vrijstellingen. De LFI’s die krachtens artikel 5, lid 3 hun jaarrekening rapporteren of die krachtens artikel 5, lid 5 onderworpen zijn aan ad-hocrapportageverplichtingen, maken eveneens deel uit van de werkelijke populatie van informatieplichtigen.

3.  Indien een LFI krachtens haar nationale wetgeving geen rechtspersoonlijkheid heeft, zijn uit hoofde van deze verordening informatieplichtigen de personen die gerechtigd zijn om de LFI te vertegenwoordigen, dan wel bij gebreke van een geformaliseerde vertegenwoordiging, de personen die krachtens de toepasselijke nationale wetgeving aansprakelijk zijn voor de handelingen van de LFI.

Artikel 3

Lijst van LFI’s voor statistische doeleinden

1.  De ECB-directie maakt voor statistische doeleinden een lijst van LFI’s op die de referentiepopulatie van informatieplichtigen vormen en houdt deze bij. De LFI’s geven overeenkomstig Richtsnoer ECB/2007/9 van 1 augustus 2007 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten ( 8 ) aan de NCB’s de door deze gevraagde gegevens door. De NCB’s en de ECB stellen deze lijst, en de herzieningen ervan, op passende wijze ter beschikking, o.a. elektronisch, via het internet of, op verzoek van de betrokken informatieplichtigen, in gedrukte vorm.

2.  Een LFI stelt de desbetreffende NCB binnen een week vanaf de datum waarop zij haar werkzaamheden heeft gestart in kennis van haar bestaan, ongeacht mogelijke statistische rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening.

3.  Indien de meest recent beschikbare elektronische versie van de in lid 1 genoemde lijst onjuist is, legt de ECB geen sancties op aan informatieplichtigen die niet naar behoren aan hun statistische rapportageverplichtingen hebben voldaan voor zover aan het vereiste van lid 2 werd voldaan en de informatieplichtige te goeder trouw afging op de onjuiste lijst.

Artikel 4

Statistische rapportageverplichtingen en rapportageregels op kwartaalbasis

1.  De werkelijke populatie van informatieplichtigen levert op kwartaalbasis aan de desbetreffende NCB gegevens betreffende de aan het kwartaaleinde uitstaande bedragen, financiële transacties en afschrijvingen/afwaarderingen van de activa en passiva van de LFI’s, zulks overeenkomstig de bijlagen I en II.

2.  Voor zover de in lid 1 genoemde gegevens afgeleid kunnen worden overeenkomstig de statistische nimumkwaliteitsnormen van bijlage III, kunnen de NCB’s de ter voldoening aan de statistische rapportageverplichtigen van lid 1 statistische gegevens betreffende door LFI’s uitgegeven en aangehouden effecten effectsgewijs verzamelen. Behoudens de uiterste rapportagedata van artikel 6, kunnen NCB’s de verstrekking verlangen van effectsgewijze financiële transactiedata inzake schuldbewijzen die LFI’s aanhouden overeenkomstig één van de methoden van sectie 2 van deel I van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1011/2012 van de Europese Centrale Bank (ECB/2012/24) ( 9 ).

3.  Onverminderd de rapportageregels van bijlage II worden alle activa en passiva van LFI’s krachtens deze verordening gerapporteerd overeenkomstig de rapportageregels zoals bepaald in de desbetreffende nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen ( 10 ). De regels inzake financiële administratie in de desbetreffende nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g) van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen ( 11 ) zijn van toepassing op LFI’s die niet binnen het toepassingsgebied vallen van de nationale wet tot tenuitvoerlegging van Richtlijn 86/635/EEG. Andere relevante nationale of internationale standaarden of praktijken voor jaarrekeningen zijn van toepassing op LFI’s die niet vallen onder de nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van deze richtlijnen.

4.  Indien lid 3 de rapportage van instrumenten op basis van de actuele marktwaarde vereist, kunnen NCB’s de LFI’s vrijstellen van de rapportage van deze instrumenten op basis van actuele marktwaarde idein de kosten voor de LFI daarvoor onredelijk hoog zouden zijn. In dat geval passen LFI’s de waardering toe die gebruikt wordt voor beleggersrapporten.

5.  Als de beschikbare gegevens overeenkomstig de nationale marktpraktijken verwijzen naar om het even welke datum binnen een kwartaal kunnen de NCB’s de informatieplichtigen toestaan deze kwartaalgegevens in plaats daarvan te rapporteren, mits deze gegevens vergelijkbaar zijn en rekening wordt gehouden met significante transacties tussen deze datum en het einde van het kwartaal.

6.  Informatieplichtigen kunnen in overeenstemming met de desbetreffende NCB in plaats van de in lid 1 genoemde gegevens inzake financiële transacties, herwaarderingsaanpassingen en overige volumemutaties verstrekken waaruit de NCB financiële transacties kan afleiden.

7.  In overeenstemming met de desbetreffende NCB kan een informatieplichtige in plaats van de inzake in lid 1 genoemde afschrijvingen/afwaarderingen andere informatie leveren waaruit de NCB de vereiste gegevens betreffende afschrijvingen/afwaarderingen kan afleiden.

Artikel 5

Vrijstellingen

1.  De NCB’s kunnen de volgende vrijstellingen van de statistische rapportageverplichtingen van artikel 4 verlenen:

a) voor door MFI’s van het eurogebied geïnitieerde leningen die uitgesplitst zijn naar looptijd, sector en ingezetenschap van de debiteuren, en indien de MFI’s de gesecuritiseerde leningen in de zin van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33) blijven aflossen, kunnen de NCB’s vrijstellingen verlenen van de rapportageplicht betreffende deze leningen. Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33) stipuleert de rapportage van deze gegevens;

b) de NCB’s kunnen LFI’s vrijstellen van alle in bijlage I vastgelegde rapportageverplichtingen, afgezien van de verplichting om in elke deelnemende lidstaat op kwartaalbasis gegevens betreffende het uitstaande kwartaalultimobedrag van de totale activa te rapporteren, op voorwaarde dat LFI’s die bijdragen tot de geaggregeerde kwartaalrekening van activa/passiva minstens 95 % van alle activa van de LFI’s vertegenwoordigen in termen van uitstaande bedragen. De NCB’s controleren tijdig of aan deze voorwaarde wordt voldaan, teneinde met ingang van het begin van elk kalenderjaar een vrijstelling te verlenen of, zo nodig, in te trekken;

c) voor zover de gegevens van artikel 4 overeenkomstig de statistische minimumkwaliteitsnormen, zoals vastgelegd in bijlage III, kunnen worden afgeleid uit andere statistische, openbare of gegevensbronnen van toezichthouders, en onverminderd de bepalingen onder a) en b), kunnen de NCB’s, na overleg met de ECB, de informatieplichtigen volledig of gedeeltelijk vrijstellen van de statistische rapportageverplichtingen van bijlage I.

2.  Mits de desbetreffende NCB voorafgaand toestemming verleent, kunnen de LFI’s afzien van de vrijstellingen van lid 1 en de volledige statistische rapportageverplichtingen van artikel 4 nakomen.

3.  Vrijgestelde LFI’s in de zin van lid 1, onder c) verstrekken de jaarrekening aan de desbetreffende NCB indien deze niet openbaar toegankelijk is, zulks binnen zes maanden na het einde van de referentieperiode of zo snel mogelijk daarna, zulks overeenkomstig de toepasselijke nationale wettelijke praktijken in de lidstaat van ingezetenschap van de LFI. De desbetreffende NCB stelt de LFI’s in kennis van deze op hen toepasselijke rapportageverplichting.

4.  De desbetreffende NCB trekt de vrijstelling van lid 1, onder c) in als de gegevens inzake statistische normen, die vergelijkbaar zijn met de in deze verordening vastgelegde normen, gedurende drie opeenvolgende rapportageperiodes niet tijdig ter beschikking werden gesteld aan de desbetreffende NCB, ongeacht of dit al dan niet toe te rekenen is aan de betrokken LFI. Zoals uiteengezet in artikel 4, beginnen de LFI’s met de gegevensrapportage, zulks ten laatste drie maanden na de datum waarop de desbetreffende NCB de informatieplichtigen in kennis heeft gesteld van de ingetrokken vrijstelling.

5.  Onverminderd lid 3, kunnen de NCB’s ad-hocrapportageverplichtingen opleggen aan vrijgestelde LFI’s in de zin van lid 1, onder c), zulks om te voldoen aan de vereisten van deze verordening. LFI’s rapporteren de op ad-hocbasis verlangde informatie binnen 15 werkdagen na het verzoek van de desbetreffende NCB.

Artikel 6

Uiterste data

De NCB’s geven de ECB gegevens door inzake geaggregeerde kwartaalactiva en -passiva betreffende de balansposities van ingezeten LFI’s lidstaat, en wel uiterlijk aan het einde van de 28e werkdag volgend op het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben. De NCB’s leggen uiterste data vast voor de ontvangst van gegevens van de informatieplichtigen.

Artikel 7

Minimumnormen en nationale rapportageprocedures

1.  Informatieplichtigen voldoen aan de statistische rapportageverplichtingen waaraan zij onderworpen zijn in overeenstemming met de minimumnormen voor de transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, als vastgelegd in bijlage III.

2.  De NCB’s bepalen en passen de door de werkelijke populatie van informatieplichtigen te volgen rapportageprocedures toe overeenkomstig nationale vereisten. De NCB’s verzekeren dat deze rapportageprocedures de vereiste statistische gegevens opleveren en een nauwkeurige controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen zoals vastgelegd in bijlage III.

Artikel 8

Verificatie en gedwongen verzameling

Het recht tot verificatie of verzameling van de verplichte gegevens die door informatieplichtigen overeenkomstig deze verordening moeten worden verstrekt, wordt uitgeoefend door de NCB’s, onverminderd de bevoegdheid van de ECB om dit recht zelf uit te oefenen. De NCB’s oefenen deze rechten met name uit wanneer een instelling die onderdeel uitmaakt van de werkelijke populatie van informatieplichtigen, niet voldoet aan de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals gespecificeerd in bijlage III.

Artikel 9

Eerste rapportage

1.  De eerste rapportage begint met de kwartaalgegevens van het vierde kwartaal van 2014.

2.  LFI’s die de werkzaamheden na 31 december 2014 starten, rapporteren bij de eerste rapportage gegevens op kwartaalbasis, teruggaand tot het begin van de securitisatiewerkzaamheden.

3.  LFI’s die de werkzaamheden starten voordat hun lidstaat de euro na 31 december 2014 heeft aangenomen, rapporteren bijde eerste rapportage gegevens op kwartaalbasis vanaf de referentieperiode waarin de lidstaat de euro heeft aangenomen. Voor de referentieperiode waarin de lidstaat de euro heeft aangenomen, rapporteert de LFI slechts uitstaande bedragen.

Artikel 10

Intrekking

1.  Verordening (EG) nr. 24/2009 (ECB/2008/30) wordt met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken.

2.  Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden geïnterpreteerd als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 11

Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het richtsnoer is met ingang van 1 januari 2015 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.




BIJLAGE I

STATISTISCHE RAPPORTAGEVEREISTEN

▼C1



Tabel 1:  Uitstaande bedragen en nieuwe transacties

 

A.  Binnenland

B.  Eurogebied met uitzondering van binnenlands

C.  Buitenland

D.  Totaal

Totaal

MFI's

Niet-MFI's — Totaal

Totaal

MFI's

Niet-MFI's — Totaal

 

Banken

Niet-banken

 

Overheid (S.13)

Overige ingezeten sectoren

 

Overheid (S.13)

Overige ingezeten sectoren

Totaal

Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen (S.124)

Overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.125+S.126+S.127)

Verzekeringsinstellingen + pensioenfondsen (S.128+S.129)

Niet-financiële vennootschappen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.14+S.15)

Totaal

Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen (S.124)

Overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.125+S.126+S.127)

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.128+S.129)

Niet-financiële vennootschappen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.14+S.15)

 

waarvan LFI's

 

waarvan LFI's

ACTIVA

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

1  Vordering inzake deposito’s en leningen

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

tot één jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

langer dan één jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2  Gesecuritiseerde leningen

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2a  MFI van het eurogebied als initiator

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

tot één jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

langer dan één jaar en tot vijf jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

langer dan vijf jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2b  overheid van het eurogebied als initiator

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2c  OFI van het eurogebied (1) beleggingsfondsen, m.u.v. geldmarktfondsen, en verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (2) als originator

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2d  Niet-financiële vennootschap van het eurogebied (3) als originator

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

2e  niet-eurogebied originator

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

3  Schuldbewijzen (4)

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

tot één jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

langer dan één en tot twee jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

langer dan twee jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

4  Overige gesecuritiseerde activa

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

4a  waarvan overheid van het eurogebied als initiator

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

4b  waarvan niet-financiële vennootschap van het eurogebied als initiator

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

5  Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

6  Financiële derivaten

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

7  Niet-financiële activa (waaronder vaste activa

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

8  Overige activa

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

PASSIVA

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

9  Ontvangen leningen en deposito’s

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

tot één jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

langer dan één jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

10  Uitgegeven schuldbewijzen (4)

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

tot één jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

langer dan één en tot twee jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

langer dan twee jaar

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

11  Kapitaal en reserves

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

12  Financiële derivaten

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

13  Overige activa

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

13a  opgebouwde rente op uitgegeven schuldbewijzen (5)

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

(1)   Overige financiële intermediairs, m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

(2)   Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

(3)   Niet-financiële vennootschappen

(4)   Overeenkomstig artikel 4, lid 2 van deze verordening, kunnen NCB's opteren voor een effectsgewijze verzameling van deze posten.

(5)   NCB's kunnen een vrijstelling verlenen voor opgebouwde rente op uitgegeven schuldbewijzen, indien die gegevens afgeleid of geschat kunnen worden uit alternatieve bronnen.



Tabel 2:  afboeking/afwaardering van leningen

 

D.  Totaal

ACTIVA

2  Gesecuritiseerde leningen

 

▼B




BIJLAGE II

DEFINITIES

DEEL I

Definities van instrumentcategorieën

1. Deze tabel omvat een gedetailleerde standaardbeschrijving van de instrumentcategorieën die de nationale centrale banken (NCB’s), conform deze verordening, omzetten in nationale categorieën. De tabel is geen lijst van afzonderlijke financiële instrumenten en de beschrijvingen zijn niet uitputtend. De definities verwijzen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (hierna het „ESR 2010”) vastgelegd door Verordening (EU) nr. 549/2013.

2. Voor sommige instrumentcategorieën zijn uitsplitsingen naar looptijd vereist. Deze verwijzen naar de oorspronkelijke looptijd, d.w.z. looptijd bij uitgifte, zijnde de vaste looptijd van een financieel instrument, vóór afloop waarvan het niet kan worden afgelost, bijv. schuldbewijzen, of vóór afloop waarvan het slechts met een soort boete kan worden afgelost, bijv. bij sommige soorten deposito’s.

3. Financiële aanspraken kunnen worden onderscheiden naar al dan niet-verhandelbaarheid. Een aanspraak is verhandelbaar indien de eigendom ervan gemakkelijk kan worden overgedragen van de ene eenheid naar de andere door levering of endossement, of, in geval van financiële derivaten, kan worden gecompenseerd. Hoewel elk financieel instrument kan worden verhandeld, zijn verhandelbare instrumenten bedoeld om op een georganiseerde beurs of onderhands („over-the-counter”) te worden verhandeld, al is daadwerkelijke handel geen noodzakelijke voorwaarde voor verhandelbaarheid.

4. Alle financiële activa en passiva dienen op brutobasis te worden gerapporteerd, d.w.z. financiële activa worden gerapporteerd met inbegrip van financiële verplichtingen.

Tabel A

Definities van instrumentcategorieën van de activa en passiva van LFI’s



ACTIVACATEGORIEËN

Categorie

Belangrijkste kenmerken

1.  Vordering inzake deposito’s en leningen

Ten behoeve van het rapportagekader omvat deze post door de LFI’s bij geldnemers uitgezette gelden, die niet of in een niet-verhandelbaar document zijn beschreven.

Het betreft onder meer de volgende posten:

— door het LFI geplaatste deposito’s, zoals onmiddellijk opvraagbare deposito’s, deposito’s met vaste looptijd en deposito’s met opzegtermijn,

— door de LFI verstrekte leningen,

— vorderingen uit hoofde van repotransacties met wederverkoopverplichting tegen geldelijke zekerheid: tegenpost van gelden betaald in ruil voor door LFI’s tegen een bepaalde koers gekochte effecten onder beding van wederverkoop van dezelfde (of soortgelijke) effecten tegen een vaste koers op een afgesproken datum in de toekomst,

— vorderingen uit hoofde van effectenleningen tegen geldelijke zekerheid: tegenpost van gelden ontvangen in ruil voor door LFI’s geleende effecten.

Ter fine van deze verordening omvat deze post ook aangehouden in omloop zijnde euro- en buitenlandse bankbiljetten en munten die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen

2.  Gesecuritiseerde leningen

Ten behoeve van het rapportagekader bestaat deze post uit leningen die door de LFI van de initiator werden verworven. Leningen zijn financiële activa ontstaan doordat crediteuren gelden aan debiteuren lenen die niet zijn beschreven of die zijn beschreven in niet-verhandelbare documenten.

Dit omvat eveneens:

— financiële leases ten behoeve van derden: financiële leases zijn contracten waarbij de juridische eigenaar van een duurzaam goed (hierna de „lessor”) de risico’s en voordelen van eigendom van het activum overdraagt aan een derde (hierna de „lessee”) Voor statistische doeleinden worden financiële leases behandeld als leningen van de lessor aan de lessee waarmee de lessee het duurzame goed kan aankopen. Door een initiator verstrekte financiële leases, welke handelt als lessor, dienen te worden opgenomen onder de actiefpost „gesecuritiseerde leningen”. Het geleasde activum wordt geregistreerd op de balans van de lessee en niet in die van de lessor,

— dubieuze vorderingen die nog niet zijn afgelost of afgeschreven: dubieuze vorderingen worden beschouwd als leningen met achterstallige terugbetaling of die anderszins onvolwaardig zijn bevonden,

— aangehouden niet-verhandelbare effecten: aangehouden niet-verhandelbare schuldbewijzen, die niet op secundaire markten verhandeld mogen worden,

— verhandelde leningen: leningen die de facto verhandelbaar zijn geworden, dienen geregistreerd te worden onder de actiefpost „gesecuritiseerde leningen”, mits er geen bewijs is van handel op de secundaire markt. Anders worden ze ingedeeld als „schuldbewijzen”,

— achtergestelde schuld in de vorm van deposito’s of leningen: achtergestelde schuldpapieren geven een ondergeschikte vordering op de uitgevende instelling die alleen kan worden uitgeoefend nadat alle vorderingen met een hogere status zijn voldaan, waardoor ze enigszins lijken op deelnemingen. Voor statistische doeleinden worden achtergestelde schulden ingedeeld als „gesecuritiseerde leningen” of als „schuldbewijzen” overeenkomstig de aard van het instrument. Indien het gangbaar is alle vormen van de door LFI’s aangehouden achtergestelde schulden voor statistische doeleinden als één enkel cijfer aan te geven, wordt dit cijfer onder de post „schuldbewijzen” opgenomen, omdat achtergestelde schulden hoofdzakelijk bestaan uit schuldbewijzen en niet uit leningen,

— gesecuritiseerde leningen dienen tegen nominale waarde gerapporteerd te worden, zelfs indien ze door de initiator voor een andere prijs werden gekocht. De tegenpost voor het verschil tussen de nominale waarde en de aankoopprijs dient te worden opgenomen onder „overige passiva”,

Deze post omvat gesecuritiseerde leningen ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethode eist dat de leningen op de balans van de LFI geregistreerd worden.

3.  Schuldbewijzen

Aangehouden schuldbewijzen, die verhandelbare als schuldbewijs dienende financiële instrumenten zijn, gewoonlijk op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling.

Hiertoe behoren:

— aangehouden effecten die de houder een onvoorwaardelijk recht geven op een vast of contractueel bepaald inkomen in de vorm van couponbetalingen en/of een vast bedrag op een bepaalde datum of op bepaalde data, dan wel vanaf een bij de emissie vastgestelde datum,

— leningen die op een georganiseerde markt verhandelbaar zijn geworden, d.w.z. verhandelde leningen mits er bewijs is van handel op secundaire markten, onder meer door het bestaan van marktmakers en van een regelmatige notering van het financiële activum, bijv. door het bestaan van spreads tussen bied- en laatkoers. Is dit niet het geval dan worden ze ingedeeld als „gesecuritiseerde leningen”,

— achtergestelde schuld in de vorm van schuldbewijzen.

Effecten die middels effectenuitleentransacties uitgeleend worden of verkocht worden middels een repo-overeenkomst, blijven op de balans van de oorspronkelijke eigenaar staan (en worden niet geregistreerd op de balans van de tijdelijke verkrijger) indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren en niet alleen een optie om dat te doen. Indien de tijdelijke verkrijger de ontvangen effecten verkoopt, dient deze verkoop als een rechtstreekse aan- of verkoop van waardepapieren geregistreerd te worden en op de balans van de tijdelijke verkrijger opgenomen te worden als een negatieve positie in de effectenportefeuille.

Deze post omvat gesecuritiseerde schuldbewijzen, ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethode eist dat de effecten op de balans van de LFI geregistreerd worden.

4.  Overige gesecuritiseerde activa

Deze post omvat gesecuritiseerde activa met uitzondering van die van de categorieën 2 en 3, zoals belastingvorderingen en commerciële kredieten, ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- of verslagleggingsmethode eist dat de activa op de balans van de LFI geregistreerd worden.

5.  Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen

Financiële activa die eigendomsrechten vertegenwoordigen in vennootschappen of quasi-vennootschappen. Deze financiële activa geven de houder ervan in het algemeen recht op een aandeel in de winst van de vennootschappen of quasi-vennootschappen, alsook in hun nettovermogen in geval van liquidatie.

Deze post omvat beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen, overige deelnemingen, aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen en aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen.

Gewone aandelen die zijn uitgeleend op grond van effectenuitleentransacties, of die zijn verkocht uit hoofde van een repo-overeenkomst worden behandeld volgens de regels in categorie 3 „schuldbewijzen”.

6.  Financiële derivaten

Financiële derivaten zijn financiële instrumenten die aan een specifiek financieel instrument, een specifieke indicator of een specifiek goed zijn gekoppeld, aan de hand waarvan specifieke financiële risico’s zelfstandig op financiële markten verhandeld kunnen worden

Hiertoe behoren:

— opties,

— warrants,

— futures,

— termijncontracten,

— swaps,

— kredietderivaten.

Financiële derivaten worden op de balans op brutobasis tegen marktwaarde geregistreerd. Individuele derivatencontracten met een positieve marktwaarde worden aan de actiefzijde van de balans geregistreerd en contracten met een negatieve marktwaarde aan de passiefzijde van de balans.

Bruto toekomstige verplichtingen uit derivatencontracten dienen niet als balansposten opgenomen te worden.

Deze post omvat geen financiële derivaten die overeenkomstig de nationale regels niet op de balans dienen opgenomen te worden.

7.  Niet-financiële activa (waaronder vaste activa)

Materiële en immateriële activa, m.u.v. financiële activa. Vaste activa zijn niet-financiële activa die herhaaldelijk of continu langer dan een jaar door de LFI gebruikt worden.

Deze post omvat woningen, overige bouwwerken, vervoermiddelen, machines en apparatuur, kostbaarheden, intellectuele eigendommen zoals computer software en databases.

8.  Overige activa

Dit is een restpost aan de actiefzijde van de balans, gedefinieerd als „niet elders opgenomen activa”. Deze post kan omvatten:

— te ontvangen opgebouwde rente op deposito’s en leningen,

— opgebouwde rente op aangehouden schuldbewijzen,

— te ontvangen bedragen uit anderen hoofde dan het kernbedrijf van de LFI.



PASSIVACATEGORIEËN

Categorie

Belangrijkste kenmerken

9.  Ontvangen leningen en deposito’s

Door LFI’s aan crediteuren verschuldigde bedragen, niet zijnde gelden verkregen door de uitgifte van verhandelbare effecten. Deze post bestaat uit:

— leningen: aan de LFI’s verstrekte leningen die niet of in een niet-verhandelbaar document zijn beschreven,

— niet-verhandelbare schuldbewijzen, uitgegeven door LFI’s: uitgegeven niet-verhandelbare schuldinstrumenten worden in het algemeen geclassificeerd als „depositoverplichtingen”. Niet-verhandelbare door LFI’s uitgegeven instrumenten die nadien verhandelbaar worden en die op secundaire markten kunnen worden verhandeld, dienen als „schuldbewijzen” heringedeeld te worden,

— repo’s en repo-type transacties tegen geldelijke zekerheid: tegenpost van gelden ontvangen in ruil voor door de LFI’s tegen een bepaalde koers verkochte effecten onder beding van wederinkoop van dezelfde (of soortgelijke) effecten tegen een vaste koers op een afgesproken datum in de toekomst. Door de LFI ontvangen bedragen in ruil voor effecten die aan een derde zijn overgedragen („tijdelijke verkrijger”) dienen hier te worden ingedeeld, indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren en niet louter een optie daartoe. Dit houdt in dat de LFI tijdens de transactie alle risico’s en beloningen van de onderliggende effecten behoudt,

— geldelijke zekerheid ontvangen in ruil voor effectenleningen: bedragen ontvangen in ruil voor effecten die tijdelijk aan een derde zijn overgedragen middels effectenuitleentransacties tegen geldelijke zekerheid,

— geldelijke zekerheid ontvangen in transacties die de tijdelijke overdracht van goud tegen geldelijke zekerheid inhouden.

10.  Uitgegeven schuldbewijzen

Effecten uitgegeven door de LFI, met uitzondering van deelnemingen, die gewoonlijk verhandelbare instrumenten zijn en op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de uitgevende instelling Het omvat o.a. effectenuitgiften in de vorm van:

— effecten op onderpand van activa,

— credit-linked notes,

— aan verzekeringen gekoppelde effecten.

11.  Kapitaal en reserves

Ten behoeve van het rapportagekader omvat deze post de bedragen voortvloeiend uit de uitgifte door LFI’s van aandelenkapitaal en toekomend aan aandeelhouders en anderen met eigendomsrechten, die voor de houder eigendomsrechten in de LFI vertegenwoordigen en in het algemeen recht geven op een aandeel in de winst en een aandeel in het eigen vermogen bij liquidatie. Hiertoe behoren eveneens gelden uit hoofde van niet-uitgekeerde winst of door de LFI gereserveerde gelden voor betalingen en verplichtingen in de toekomst Hiertoe behoren:

— eigen vermogen,

— niet-uitgekeerde winsten of gelden,

— specifieke en algemene voorzieningen met betrekking tot leningen, effecten en andere activa,

— rechten van deelneming in securitisatiefondsen.

12.  Financiële derivaten

Zie categorie 6.

13.  Overige passiva

Dit is een restpost aan de passiefzijde van de balans, gedefinieerd als „niet-elders-opgenomen passiva”.

Deze post kan omvatten:

— te betalen opgebouwde rente op deposito’s en leningen,

— te betalen opgebouwde rente op uitgegeven schuldbewijzen,

— te betalen bedragen uit anderen hoofde dan het kernbedrijf van de LFI, d.w.z. bedragen verschuldigd aan leveranciers, belastingen, lonen, sociale premies enz.,

— voorzieningen die verplichtingen ten opzichte van derden vertegenwoordigen, d.w.z. pensioenen, dividenden enz.,

— nettoposities uit hoofde van effectenuitleen zonder geldelijke zekerheid,

— netto te betalen bedragen uit hoofde van toekomstige afrekeningen van effectentransacties,

— tegenposten voor de waarderingsaanpassing, d.w.z. de nominale waarde minus aankoopprijs van leningen.

Te betalen opgebouwde rente op uitgegeven schuldbewijzen is vereist als een afzonderlijke „waarvan”-post, tenzij de desbetreffende NCB een vrijstelling verleent, indien de gegevens afgeleid of geraamd kunnen worden uit alternatieve bronnen.

DEEL 2

Definities van sectoren

Het ESR 2010 stelt de norm voor de sectorindeling. Deze tabel geeft een gedetailleerde standaardbeschrijving van sectoren die NCB’s overeenkomstig deze verordening in nationale categorieën omzetten. Tegenpartijen gevestigd in de lidstaten die de euro als munt hebben, worden bepaald aan de hand van hun sector conform de door de Europese Centrale Bank (ECB) voor statistische doeleinden bijgehouden lijsten en de leidraad voor de statistische classificatie van tegenpartijen die wordt verschaft door het „Sectorhandboek voor statistieken inzake monetaire financiële instellingen en markten: leidraad voor de statistische classificatie van klanten” van de ECB. Kredietinstellingen die buiten de lidstaten zijn gevestigd die de euro als munt hebben, worden aangeduid als „banken” en niet als MFI’s. Evenzo verwijst de term „niet-MFI” slechts naar het eurogebied. Voor lidstaten die de euro niet als munt hebben, wordt de term „niet-banken” gebruikt.



Tabel B

Definities van sectoren

Sector

Definitie

1.  MFI’s

MFI’s zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33). Deze sector bestaat uit NCB’s, kredietinstellingen zoals gedefinieerd in Unierecht, geldmarktfondsen, overige financiële instellingen die er hun bedrijf van maken deposito’s en/of daarmee vergelijkbare financiële titels aan te trekken van andere entiteiten dan MFI’s, en voor eigen rekening, tenminste in economische zin, leningen te verstrekken en/of te beleggen in effecten, en instellingen voor elektronisch geld met als hoofdactiviteit financiële intermediatie in de vorm van het uitgeven van elektronisch geld

2.  Overheid

De sector overheid (S.13) bestaat uit institutionele eenheden die niet-marktproducenten zijn waarvan de output voor individueel of collectief verbruik is bestemd, en die worden gefinancierd uit verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, en institutionele eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen (ESR 2010, paragraaf 2.111 tot en met 2.113)

3.  Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen

Beleggingsfondsen zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33). De subsector bestaat uit alle collectieve beleggingsinstellingen m.u.v. geldmarktfondsen die beleggen in financiële en/of niet-financiële activa voor zover deze belegging beogen van bij het publiek aangetrokken beleggingskapitaal

4.  Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen + financiële hulpbedrijven + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband

De subsector overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, andere dan in chartaal geld, deposito’s (of daarmee vergelijkbare financiële titels), aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen of in verband met verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen, bij institutionele eenheden. LFI’s zoals gedefinieerd in deze verordening behoren tot deze subsector (ESR 2010, paragrafen 2.86 tot en met 2.94)

De subsector financiële hulpbedrijven (S.126) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich hoofdzakelijk bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar zelf geen financiële intermediairs zijn. Deze subsector omvat eveneens hoofdkantoren waarvan de dochterondernemingen alle of voor het merendeel financiele vennootschappen zijn (ESR 2010, paragraaf 2.95 tot en met 2.97)

De subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.127) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich noch met financiële intermediatie, noch met het verlenen van financiële hulpdiensten bezighouden, en waarvan het merendeel van de activa of passiva niet op open markten wordt verhandeld. Deze subsector omvat ook holdings die een zeggenschapsbelang bezitten in een groep dochterondernemingen en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het bezitten van de groep zonder dat andere diensten worden verleend aan de ondernemingen waarin zij dat belang bezitten, m.a.w. zij besturen of beheren geen andere eenheden (ESR 2010, paragraaf 2.98 en 2.99)

5.  Verzekeringsinstellingen + pensioenfondsen

De subsector verzekeringsinstellingen (S.128) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van risico’s, hoofdzakelijk in de vorm van directe verzekering of herverzekering (ESR 2010, paragraaf 2.100 tot en met 2.104).

De subsector pensioenfondsen (S.129) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van sociale risico’s en behoeften van de verzekerden (sociale verzekering). Pensioenfondsen als socialeverzekeringsregelingen verschaffen een inkomen aan gepensioneerden en vaak uitkeringen bij overlijden en invaliditeit (ESR 2010, paragraaf 2.105 tot en met 2.110).

6.  Niet-financiële vennootschappen

De sector niet-financiële vennootschappen (S.11) bestaat uit institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in de productie van goederen en niet-financiële diensten. Deze sector omvat tevens niet-financiële quasivennootschappen (ESR 2010, paragraaf 2.45 tot en met 2.50)

7.  Huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

De sector huishoudens (S.14) bestaat uit personen of groepen van personen in hun hoedanigheid van consument en personen of groepen van personen die als ondernemer goederen en al dan niet financiële diensten voor de markt produceren (marktproducenten), voor zover de goederen en diensten niet worden geproduceerd door afzonderlijke entiteiten die als quasivennootschap worden aangemerkt. Deze sector omvat ook personen of groepen van personen die als producent uitsluitend voor eigen finaal gebruik goederen en niet-financiële diensten voortbrengen. De sector huishoudens omvat tevens eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid voor zover zij niet als quasivennootschappen worden behandeld, die marktproducent zijn (ESR 2010, paragraaf 2.118 tot en met 2.128)

De sector instellingen zonder winstoogmerk (izw’s) ten behoeve van huishoudens(S.15) bestaat uit izw’s met rechtspersoonlijkheid die werken ten behoeve van huishoudens en die particuliere niet-marktproducent zijn. De voornaamste middelen van deze instellingen zijn vrijwillige bijdragen, in geld of in natura, van huishoudens in hun hoedanigheid van consument, betalingen door de overheid en inkomen uit vermogen (ESR 2010, paragraaf 2.129 en 2.130)

DEEL 3

Definitie van financiële transacties

Financiële transacties overeenkomstig ESR 2010 worden gedefinieerd als de mutaties in financiële activa en passiva voor elk type financieel instrument, d.w.z. de som van alle financiële transacties die in de betreffende verslagperiode plaatsvinden. Een financiële transactie tussen institutionele eenheden is een gelijktijdige vorming of afwikkeling van een financieel actief en het overeenkomstige financiële passief, dan wel de overdracht van een financieel actief of passief aan een andere partij. Financiële transacties worden geregistreerd tegen transactiewaarde, d.w.z. de op basis van commerciële motieven bepaalde waarde in nationale valuta waartegen de betrokken financiële activa en/of passiva tot stand komen of afgewikkeld, geruild of overgenomen worden tussen ingezeten institutionele eenheden. Afschrijvingen/afwaarderingen en waarderingsmutaties zijn geen financiële transacties.

DEEL 4

Definitie van afschrijvingen/afwaarderingen

Afschrijvingen/afwaarderingen worden gedefinieerd als het effect van veranderingen in de waarde van op de balans geregistreerde leningen, die worden veroorzaakt door de afschrijvingen/afwaarderingen van leningen. Afschrijvingen/afwaarderingen die worden erkend bij verkoop of overdracht van de leningen aan derden, worden ook opgenomen, indien identificeerbaar. In geval van afschrijvingen wordt de lening als een waardeloze actiefpost beschouwd en van de balans verwijderd. In geval van afwaarderingen wordt ervan uitgegaan dat de lening niet volledig geïnd zal worden en wordt op de balans de waarde van de lening verminderd.




BIJLAGE III

DOOR DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN TOE TE PASSEN MINIMUMNORMEN

Informatieplichtigen moeten de volgende minimumnormen in acht nemen, om aan de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank (ECB) te voldoen.

1. Minimumnormen voor transmissie:

a) de rapportage moet tijdig plaatsvinden en binnen de termijn die door de desbetreffende NCB is vastgesteld;

b) vorm en formaat van de statistische rapporten moeten voldoen aan de technische rapportagevereisten die hiervoor door de desbetreffende NCB’s zijn vastgesteld;

c) een of meer contactpersonen binnen de informatieplichtige moeten worden aangewezen;

d) de datatransmissie aan de desbetreffende NCB moet gebeuren met inachtneming van de daarvoor vastgestelde technische specificaties.

2. Minimumnormen voor nauwkeurigheid:

a) de statistische informatie moet juist zijn: aan alle lineaire beperkingen moet worden voldaan (bv. dienen activa en passiva gelijk te zijn, en moeten opgetelde subtotalen gelijk zijn aan de totalen), en

b) informatieplichtigen zijn in staat informatie te verschaffen over de ontwikkelingen waarop de verstrekte gegevens duiden;

c) de statistische gegevens zijn volledig en bevatten geen continue of structurele leemtes; er dient gewezen te worden op eventuele bestaande leemtes, waarvoor aan de desbetreffende NCB een verklaring dient te worden gegeven en die, waar van toepassing, zo snel mogelijk dienen te worden verholpen;

d) de informatieplichtigen houden zich aan de afmetingen, het afrondingsbeleid en decimalen die door de desbetreffende NCB’s voor de technische transmissie van de gegevens zijn vastgesteld.

3. Minimumnormen voor de conceptuele naleving:

a) de statistische gegevens moet worden gepresenteerd met inachtneming van de definities en classificaties zoals vervat in deze verordening;

b) in geval van afwijkingen van deze definities en classificaties, moeten de informatieplichtigen op gezette tijden het verschil controleren en kwantificeren tussen de gebruikte maatstaf en de maatstaf in deze verordening;

c) informatieplichtigen moeten een verklaring kunnen geven voor een eventuele breuk in de verstrekte gegevens ten opzichte van de cijfers van voorgaande perioden.

4. Minimumnormen voor herzieningen:

De informatieplichtigen moeten het door de ECB en de desbetreffende NCB vastgestelde herzieningenbeleid en -procedures volgen. Herzieningen die afwijken van regelmatige herzieningen worden van een toelichting voorzien.



( 1 ) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

( 2 ) PB L 15 van 20.1.2009, blz. 1.

( 3 ) PB L 174, van 26.6.2013, blz. 1.

( 4 ) Bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

( 5 ) Bladzijde 73 van dit Publicatieblad.

( 6 ) PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1.

( 7 ) PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1.

( 8 ) PB L 341 van 27.12.2007, blz. 1.

( 9 ) PB L 305 van 1.11.2012, blz. 6.

( 10 ) PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

( 11 ) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

Top