This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02011R0404-20200714
Commission Implementing Regulation (EU) No 404/2011 of 8 April 2011 laying down detailed rules for the implementation of Council Regulation (EC) No 1224/2009 establishing a Community control system for ensuring compliance with the rules of the Common Fisheries Policy
Consolidated text: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen
02011R0404 — NL — 14.07.2020 — 005.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 404/2011 VAN DE COMMISSIE van 8 april 2011 (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1962 VAN DE COMMISSIE van 28 oktober 2015 |
L 287 |
6 |
31.10.2015 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/30 VAN DE COMMISSIE van 14 januari 2020 |
L 9 |
3 |
15.1.2020 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/863 VAN DE COMMISSIE van 22 juni 2020 |
L 200 |
1 |
24.6.2020 |
Gerectificeerd bij:
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 404/2011 VAN DE COMMISSIE
van 8 april 2011
houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening bevat bepalingen voor de tenuitvoerlegging van de bij de controleverordening vastgestelde controleregeling van de Europese Unie.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
„Unievissersvaartuig”: vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;
„Uniewateren”: wateren als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );
„houder van een visvergunning”: elke natuurlijke of rechtspersoon aan wie een in artikel 6 van de controleverordening bedoelde visvergunning is afgegeven;
„EU-inspecteurs”: in artikel 4, punt 7, van de controleverordening gedefinieerde inspecteurs;
„visaantrekkende voorzieningen”: op zee drijvende uitrustingen of verankerde uitrustingen waarmee wordt beoogd vis aan te trekken;
„passief vistuig”: alle soorten vistuig die tijdens het vissen niet actief hoeven te worden voortbewogen, met inbegrip van:
kieuwnetten, warnetten, schakelnetten en kommen,
drijvende kieuwnetten en drijvende schakelnetten, al of niet voorzien van verankerings-, drijf- en positiesignaleringsvoorzieningen,
beuglijnen, kubben en korven en vallen;
„boomkor”: een trawl die wordt opengehouden door een boom of een soortgelijke voorziening, en al dan niet ondersteund over de zeebodem wordt gesleept;
„volgsysteem voor vaartuigen” (VMS), als bedoeld in artikel 9, lid 1, van de controleverordening: een systeem voor het volgen van vissersvaartuigen via satelliet, dat de visserijautoriteiten regelmatig voorziet van gegevens over de locatie, de koers en de snelheid van vaartuigen;
„satellietvolgapparatuur”, als bedoeld in artikel 4, lid 12, van de controleverordening: een aan boord van een vissersvaartuig geïnstalleerd apparaat dat de positie- en aanverwante gegevens automatisch overeenkomstig de rechtsvoorschriften naar het visserijcontrolecentrum verstuurt en dat het mogelijk maakt het vissersvaartuig te allen tijde te detecteren en te identificeren;
„visreis”: elke verplaatsing die een vissersvaartuig met het oog op het verrichten van visserijactiviteiten maakt en die begint wanneer het vissersvaartuig een haven verlaat en eindigt wanneer het in een haven aankomt;
„visserijactiviteit”: elke activiteit in verband met het zoeken naar vis, het te water laten, slepen en binnenhalen van actief vistuig, het te water laten, uitzetten, verwijderen of verplaatsen van passief vistuig, en het verwijderen van de vangst uit het vistuig, het bewaarnet of uit een transportkooi naar een mest- of een kweekkooi;
„elektronisch visserijlogboek”: het geautomatiseerde register van gegevens over de visserijactiviteit dat door de kapitein van het vissersvaartuig aan de autoriteiten van de lidstaat wordt verzonden;
„aanbiedingsvorm van het product”: de staat van verwerking van het visserijproduct of delen daarvan overeenkomstig de codes en omschrijvingen in bijlage I;
„Europees Bureau voor visserijcontrole”: het bureau dat is gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad ( 2 );
„waarneming”: de waarneming van een vissersvaartuig door een bevoegde autoriteit van een lidstaat;
„commercieel gevoelige informatie”: gegevens die bij vrijgave de commerciële belangen van een marktdeelnemer kunnen schaden;
„geautomatiseerd valideringssysteem”: een systeem dat kan verifiëren of alle in de gegevensbestanden van de lidstaten geregistreerde gegevens correct en volledig zijn en tijdig zijn overgelegd;
„webdienst”: een softwaresysteem dat is ontworpen voor de ondersteuning van interoperabele machine-tot-machine netwerkinteractie.
TITEL II
ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR TOEGANG TOT DE WATEREN EN DE HULPBRONNEN
HOOFDSTUK I
Visvergunningen
Artikel 3
Afgifte en beheer van visvergunningen
1. De in artikel 6 van de controleverordening bedoelde visvergunningen zijn elk slechts geldig voor één ►M1 Unievissersvaartuig ◄ .
2. De in artikel 6 van de controleverordening bedoelde visvergunningen worden door de lidstaten met betrekking tot hun vissersvaartuigen afgegeven, beheerd en ingetrokken overeenkomstig de in de onderhavige verordening vastgestelde bepalingen.
3. De in artikel 6 van de controleverordening bedoelde visvergunningen bevatten op zijn minst de in bijlage II vermelde gegevens.
4. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1281/2005 afgegeven visvergunningen die op zijn minst de krachtens lid 3 van dit artikel vereiste gegevens bevatten, worden beschouwd als overeenkomstig de onderhavige verordening afgegeven visvergunningen.
5. Een visvergunning is slechts geldig zolang aan de voorwaarden die aan de basis van de afgifte ervan lagen, wordt voldaan.
6. Indien een visvergunning tijdelijk wordt geschorst of definitief wordt ingetrokken, stellen de autoriteiten van de vlaggenlidstaat de houder van die visvergunning onmiddellijk daarvan in kennis.
7. De in brutotonnage (BT) of kilowatt (kW) uitgedrukte totale capaciteit waarvoor een lidstaat visvergunningen heeft afgegeven, mag op geen enkel moment groter zijn dan het maximale capaciteitsniveau dat voor die lidstaat is vastgesteld overeenkomstig artikel 22, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
HOOFDSTUK II
Vismachtigingen
Artikel 4
Vismachtigingen
1. De in artikel 7 van de controleverordening bedoelde vismachtigingen zijn elk slechts geldig voor één ►M1 Unievissersvaartuig ◄ .
2. De in artikel 7 van de controleverordening bedoelde vismachtigingen bevatten op zijn minst de in bijlage III vermelde gegevens. De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat de in de vismachtiging opgenomen gegevens correct zijn en in overeenstemming zijn met de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
3. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad ( 3 ) afgegeven speciale visdocumenten die op zijn minst de krachtens lid 2 van dit artikel vereiste gegevens bevatten, worden beschouwd als overeenkomstig de onderhavige verordening afgegeven vismachtigingen.
4. Een in lid 2 bedoelde vismachtiging en een in artikel 3, lid 2, bedoelde visvergunning mogen in één document worden opgenomen.
5. Onverminderd bijzondere voorschriften hoeven ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ met een lengte over alles van minder dan 10 m die uitsluitend in de territoriale wateren van hun vlaggenlidstaat vissen, geen vismachtiging te bezitten.
6. De leden 2 en 5 van artikel 3 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5
Lijst van vismachtigingen
1. Wanneer de in artikel 114 van de controleverordening bedoelde websites operationeel zijn geworden, maar niet later dan op 1 januari 2012, stellen de lidstaten onverminderd bijzondere voorschriften de lijst van onder hun vlag varende vissersvaartuigen die een in artikel 7 van de controleverordening bedoelde vismachtiging hebben ontvangen, ter beschikking op het beveiligde deel van hun officiële website voordat deze vismachtigingen geldig worden. Zij brengen eventuele veranderingen in deze lijst aan voordat deze veranderingen van kracht worden.
2. Met betrekking tot de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 stellen de lidstaten de Commissie, op haar verzoek, een lijst ter beschikking van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die voor 2011 een vismachtiging hebben ontvangen. Zij stellen de Commissie in kennis van eventuele veranderingen in deze lijst voordat deze veranderingen van kracht worden.
HOOFDSTUK III
Markering en identificatie van ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ en het aan boord aanwezige vistuig
Artikel 6
Markering van vissersvaartuigen
De ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ worden als volgt gemarkeerd:
de letter(s) van de haven of het district waarin het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ is geregistreerd, en het nummer (of de nummers) waaronder het vaartuig is geregistreerd, moeten in een kleur die contrasteert met de ondergrond, aan weerszijden van de boeg zo hoog mogelijk boven de waterlijn zijn geschilderd of aangebracht, zodat zij van op zee en vanuit de lucht duidelijk zichtbaar zijn;
voor ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ met een lengte over alles van meer dan 10 m en minder dan 17 m bedraagt de hoogte van de cijfers en letters ten minste 25 cm en de lijndikte ten minste 4 cm. Voor ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ met een lengte over alles van meer dan 17 m bedraagt de hoogte van de cijfers en letters ten minste 45 cm en de lijndikte ten minste 6 cm;
de vlaggenlidstaat mag voorschrijven dat de internationale radioroepnaam (IRCS) of de externe registratiecijfers en -letters zodanig op het dak van het stuurhuis worden geschilderd dat zij, in een kleur die contrasteert met de ondergrond, vanuit de lucht duidelijk zichtbaar zijn;
de contrasterende kleuren zijn wit en zwart;
de externe registratiecijfers en -letters die op de romp van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ zijn geschilderd of aangebracht, mogen niet verwijderbaar zijn en mogen niet worden uitgewist, worden gewijzigd, onleesbaar worden gelaten, worden bedekt of aan het gezicht worden onttrokken.
Met ingang van 1 januari 2016 is de regeling inzake scheepsidentificatienummers van de Internationale Maritieme Organisatie, als aangenomen op 4 december 2013 bij resolutie A.1078 (28) en als bedoeld in hoofdstuk XI-1, voorschrift 3, van het SOLAS-Verdrag van 1974, van toepassing op:
Unievissersvaartuigen of vissersvaartuigen die door exploitanten van de Unie worden beheerd in het kader van een charterovereenkomst, met een brutotonnage van 100 ton of een brutoregistertonnage van 100 ton of meer en een lengte over alles van 24 m of meer, die uitsluitend actief zijn in de Uniewateren,
alle Unievissersvaartuigen of vissersvaartuigen die door exploitanten van de Unie worden beheerd in het kader van een charterovereenkomst, met een lengte over alles van 15 m of meer, die buiten de Uniewateren actief zijn,
alle vissersvaartuigen van derde landen die visserijactiviteiten in de Uniewateren mogen uitvoeren.
Artikel 7
Aan boord van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ aanwezige documenten
1. De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ met een lengte over alles van 10 m of meer dient documenten aan boord te hebben die door een bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het is geregistreerd, zijn afgegeven en waarin ten minste de volgende gegevens over het vaartuig worden vermeld:
de naam, als het vaartuig een naam heeft;
de letters van de haven of van het district waarin het vaartuig is geregistreerd en het nummer (of de nummers) waaronder het vaartuig is geregistreerd;
de internationale radioroepnaam, als het vaartuig een radioroepnaam heeft;
de naam en het adres van de eigenaar(s) en, indien van toepassing, de charteraar(s);
de lengte over alles, het vermogen van de voortstuwingsmotor, de brutotonnage en, voor ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ die met ingang van 1 januari 1987 in bedrijf zijn genomen, de datum van inbedrijfname.
2. De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ met een lengte over alles van 17 m of meer dat met visruimen is uitgerust, dient accurate tekeningen met een beschrijving van deze visruimen aan boord te hebben waarin onder meer alle toegangspunten en de in kubieke meter uitgedrukte opslagcapaciteit van deze visruimen zijn aangegeven.
3. De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ met tanks voor gekoeld zeewater dient een bijgewerkt document aan boord te hebben waarin de in kubieke meter uitgedrukte capaciteit van de tanks voor iedere 10 cm hoogte van die tanks wordt aangegeven.
4. De in de leden 2 en 3 bedoelde documenten worden gecertificeerd door de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat. Wijzigingen van de kenmerken die in de documenten als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 zijn vermeld, worden gecertificeerd door een bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.
5. De in dit artikel bedoelde documenten worden voor controle- of inspectiedoeleinden voorgelegd op verzoek van de ter zake bevoegde functionarissen.
Artikel 8
Markering van sloepen en visaantrekkende voorzieningen
Aan boord van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ gehouden sloepen en visaantrekkende voorzieningen worden gemarkeerd met de externe registratiecijfers en -letters van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ dat deze in gebruik heeft.
Artikel 9
Algemene voorschriften voor passief vistuig en boomkorren
1. De artikelen 9 tot en met 12 zijn van toepassing op ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ die in ►M1 Uniewateren ◄ vissen en de artikelen 13 tot en met 17 zijn van toepassing op ►M1 Uniewateren ◄ buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de kustlidstaten.
2. Het is verboden om in ►M1 Uniewateren ◄ als bedoeld in lid 1, visserijactiviteiten te verrichten met passief vistuig, boeien en boomkorren die niet overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 17 gemarkeerd en identificeerbaar zijn.
3. Het is verboden om in ►M1 Uniewateren ◄ als bedoeld in lid 1, het volgende aan boord te hebben:
bomen of boomkorren waarop de externe registratiecijfers en -letters niet overeenkomstig artikel 10 zijn aangebracht;
passief vistuig zonder het in artikel 11, lid 2, bedoelde plaatje;
boeien die niet zijn gemarkeerd overeenkomstig artikel 13, lid 2.
Artikel 10
Voorschriften voor boomkorren
De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ of diens vertegenwoordiger zorgt ervoor dat de boom van elke aan boord gehouden of voor de visserij gebruikte gemonteerde boomkor duidelijk is voorzien van de externe registratiecijfers en -letters van het betrokken vissersvaartuig.
Artikel 11
Voorschriften voor passief vistuig
1. De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ of diens vertegenwoordiger zorgt ervoor dat elk passief vistuig dat aan boord wordt gehouden of voor de visserij wordt gebruikt, duidelijk gemarkeerd en identificeerbaar is overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
2. Op elk passief vistuig dat voor de visserij wordt gebruikt, moeten te allen tijde de externe registratiecijfers en -letters zichtbaar zijn die ook zijn aangebracht op de romp van het vaartuig waartoe het tuig behoort:
voor netten: op een plaatje dat is bevestigd aan de bovenste eerste rij;
voor beuglijnen: op een plaatje dat is bevestigd ter hoogte van de aansluiting met de meerboei;
voor korven en vallen: op een plaatje dat is bevestigd aan de grondlijn;
voor passief vistuig dat zich uitstrekt over meer dan één zeemijl: op plaatjes die overeenkomstig het bepaalde onder a), b) of c), op regelmatige afstand van niet meer dan één zeemijl zijn bevestigd, zodat geen enkel deel van het passieve vistuig over een lengte van meer dan één zeemijl ongemarkeerd is.
Artikel 12
Voorschriften voor plaatjes
1. Elk plaatje is:
gemaakt van duurzaam materiaal;
stevig vastgemaakt aan het vistuig;
ten minste 65 mm breed;
ten minste 75 mm lang.
2. De plaatjes mogen niet verwijderbaar zijn en mogen niet worden uitgewist, worden gewijzigd, onleesbaar worden gelaten, worden bedekt of aan het gezicht worden onttrokken.
Artikel 13
Voorschriften voor boeien
1. De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ of diens vertegenwoordiger zorgt ervoor dat twee eindmarkeringsboeien en tussenboeien, gemonteerd overeenkomstig bijlage IV, worden bevestigd aan elk passief vistuig dat voor de visserij wordt gebruikt, en dat deze boeien worden ingezet overeenkomstig de bepalingen in deze afdeling.
2. Op elke eindmarkeringsboei en tussenboei worden de externe registratiecijfers en -letters die zichtbaar zijn op de romp van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ waartoe zij behoren, als volgt aangebracht:
de cijfers en letters worden zo hoog mogelijk boven de waterspiegel aangebracht, zodat zij duidelijk zichtbaar zijn;
de kleuren van deze cijfers en letters contrasteren met het oppervlak waarop zij zijn aangebracht.
3. De op de markeringsboei aangebrachte cijfers en letters mogen niet worden uitgewist of veranderd, noch onleesbaar worden gelaten.
Artikel 14
Voorschriften voor touwen
1. De touwen waarmee de boeien aan het passief vistuig zijn bevestigd, zijn vervaardigd van zinkend materiaal of worden met gewichten onder water gehouden.
2. De touwen waarmee de eindmarkeringsboeien aan elk vistuig zijn bevestigd, worden vastgemaakt aan de uiteinden van dat vistuig.
Artikel 15
Voorschriften voor eindmarkeringsboeien
1. De eindmarkeringsboeien worden op een zodanige manier geplaatst dat te allen tijde kan worden vastgesteld waar de uiteinden van het vistuig zich bevinden.
2. De mast van elke eindmarkeringsboei steekt ten minste 1 m boven het zeeniveau uit, gemeten vanaf de bovenkant van de drijver tot de onderkant van de onderste vlag.
3. De eindmarkeringsboeien zijn gekleurd, maar niet rood of groen.
4. Elke eindmarkeringsboei moet voorzien zijn van:
één of twee rechthoekige vlaggen; wanneer op één boei twee vlaggen moeten zijn bevestigd, moeten deze op ten minste 20 cm van elkaar staan; vlaggen op boeien waarmee de uiteinden van één vistuig worden aangegeven, moeten dezelfde kleur (die niet wit mag zijn) en dezelfde afmetingen hebben;
één of twee gele lichten die elke vijf seconden oplichten (F1 Y 5s) en zichtbaar zijn vanaf twee zeemijl.
5. Elke eindmarkeringsboei mag voorzien zijn van een topteken met één of twee gestreepte lichtgevende banden die noch rood, noch groen mogen zijn en ten minste 6 cm breed moeten zijn.
Artikel 16
Voorschriften voor het vastmaken van eindmarkeringsboeien
1. De eindmarkeringsboeien worden als volgt aan het passief vistuig vastgemaakt:
de boei in de westelijke sector (de halve kompascirkel van zuid over west tot en met het noorden) moet zijn voorzien van twee vlaggen, twee gestreepte lichtgevende banden, twee lichten en een plaatje als bedoeld in artikel 12;
de boei in de oostelijke sector (de halve kompascirkel van noord over oost tot en met het zuiden) moet zijn voorzien van één vlag, één gestreepte lichtgevende band, één licht en een plaatje als bedoeld in artikel 12.
2. Het plaatje moet voorzien zijn van de in artikel 13, lid 2, bedoelde gegevens.
Artikel 17
Tussenboeien
1. Passief vistuig dat langer is dan 5 zeemijl, moet als volgt worden voorzien van tussenboeien:
de tussenboeien worden op maximaal 5 zeemijl van elkaar geplaatst, zodat geen enkel deel van het vistuig over een lengte van 5 zeemijl of meer ongemarkeerd is;
de tussenboeien worden voorzien van een geel licht dat elke vijf seconden oplicht (F1 Y 5s) en zichtbaar is vanaf twee zeemijl. De tussenboeien hebben dezelfde kenmerken als de eindmarkeringsboeien in de oostelijke sector, behalve dat de vlaggen wit zijn.
2. In afwijking van lid 1 moet in de Oostzee gebruikt passief vistuig dat langer is dan 1 zeemijl, worden voorzien van tussenboeien. De tussenboeien worden op maximaal één zeemijl van elkaar geplaatst, zodat geen enkel deel van het vistuig over een lengte van één zeemijl of meer ongemarkeerd is.
De tussenboeien hebben dezelfde kenmerken als de eindmarkeringsboeien in de oostelijke sector, met uitzondering van het volgende:
de kleur van de vlaggen is wit;
elke vijfde tussenboei wordt voorzien van een radarreflector met een echo die ten minste twee zeemijl ver draagt.
HOOFDSTUK IV
Volgsysteem voor vaartuigen
Artikel 18
Verplichte satellietvolgapparatuur op ►M1 Unievissersvaartuigen ◄
1. Onverminderd artikel 25, lid 3, mag een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ dat onder de VMS-verplichting valt, de haven slechts verlaten indien er volledig bedrijfsklare satellietvolgapparatuur aan boord is geïnstalleerd.
2. De satellietvolgapparatuur van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ dat zich in een haven bevindt, mag slechts worden uitgeschakeld indien:
daarvan vooraf melding is gedaan aan het visserijcontrolecentrum (VCC) van de vlaggenlidstaat en het VCC van de kustlidstaat, en
uit het eerstvolgende bericht blijkt dat de positie van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ dezelfde is gebleven als in het voorgaande bericht.
De bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mogen toestaan dat een onder a) bedoelde voorafgaande melding wordt vervangen door een automatische VMS-boodschap of een door het VMS gegenereerde alarmeringsboodschap die aangeeft dat het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ zich in een vooraf vastgesteld geografisch gebied van een haven bevindt.
3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ die uitsluitend voor de aquacultuur worden gebruikt.
Artikel 19
Kenmerken van de satellietvolgapparatuur
1. De satellietvolgapparatuur die is geïnstalleerd aan boord van ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ , moet ervoor zorgen dat geregeld en automatisch de volgende gegevens aan het VCC van de vlaggenlidstaat worden doorgegeven:
de identificatiegegevens van het vissersvaartuig;
de meest recente geografische positie van het vissersvaartuig, met een foutenmarge van minder dan 500 m en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %;
de datum en het tijdstip (uitgedrukt in gecoördineerde universele tijd „UTC”) waarop de positie van het vissersvaartuig is bepaald, en
de actuele snelheid en de koers van het vissersvaartuig.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de satellietvolgapparatuur wordt voorzien van een bescherming tegen de registratie en doorgifte van foute posities, en dat de gegevens niet manueel kunnen worden veranderd.
Artikel 20
Verplichtingen van de kapitein met betrekking tot de satellietvolgapparatuur
1. De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ zorgt ervoor dat de satellietvolgapparatuur te allen tijde volledig bedrijfsklaar is en dat de in artikel 19, lid 1, bedoelde gegevens worden doorgegeven.
2. Onverminderd artikel 26, lid 1, ziet de kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ er met name op toe dat:
de gegevens op geen enkele wijze worden veranderd;
de bij de satellietvolgapparatuur horende antenne of antennes op geen enkele wijze wordt/worden gehinderd, losgekoppeld of geblokkeerd;
de stroomtoevoer van de satellietvolgapparatuur op geen enkele wijze wordt onderbroken, en
de satellietvolgapparatuur niet uit het vissersvaartuig wordt verwijderd.
3. Het is verboden het satellietvolgsysteem te vernielen, te beschadigen, buiten werking te stellen of op enige andere wijze te beïnvloeden tenzij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat toestemming hebben gegeven voor de reparatie of de vervanging van het satellietvolgsysteem.
Artikel 21
Door de vlaggenlidstaten vast te stellen controlemaatregelen
Elke vlaggenlidstaat zorgt ervoor dat de juistheid van de in artikel 19 bedoelde gegevens continu en systematisch wordt gecontroleerd en neemt onmiddellijk maatregelen wanneer blijkt dat gegevens onjuist of onvolledig zijn.
Artikel 22
Frequentie van de doorgifte van gegevens
1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn VCC ten minste om de twee uur via VMS de in artikel 19 bedoelde gegevens betreffende zijn vissersvaartuigen ontvangt. Het VCC mag eisen dat de betrokken gegevens met kortere tussenpozen worden doorgegeven.
2. Het VCC dient in staat te zijn de werkelijke positie van elk onder zijn bevoegdheid vallend vissersvaartuig te bepalen.
Artikel 23
Toezicht op het binnenvaren en verlaten van bepaalde gebieden
Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn VCC aan de hand van de VMS-gegevens toezicht houdt op de datum en het tijdstip waarop zijn vissersvaartuigen een van de volgende gebieden binnenvaren of verlaten:
maritieme gebieden waarvoor specifieke regels inzake toegang tot de wateren en de hulpbronnen gelden;
voor de visserij beperkte gebieden, als bedoeld in artikel 50 van de controleverordening;
het gereglementeerde gebied van regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Europese Unie of bepaalde lidstaten als partij is/zijn aangesloten;
wateren die onder de soevereiniteit en de jurisdictie van een derde land vallen.
Artikel 24
Doorgifte van gegevens aan de kustlidstaat
1. Het VCC van elke vlaggenlidstaat zorgt ervoor dat de gegevens die overeenkomstig artikel 19 van deze verordening over de vissersvaartuigen van die vlaggenlidstaat worden verstrekt gedurende de tijd dat die zich in de wateren van een kustlidstaat bevinden, automatisch aan het VCC van die kustlidstaat worden doorgegeven. Die gegevens worden onmiddellijk nadat het VCC van de vlaggenlidstaat die heeft ontvangen, aan het VCC van de kuststaat meegedeeld.
2. Kustlidstaten die gezamenlijk toezicht houden op een gebied, kunnen een gemeenschappelijke bestemming vaststellen voor de overeenkomstig artikel 19 door te geven gegevens. Zij stellen de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis.
3. Elke lidstaat deelt aan de andere lidstaten en de Commissie een volledige lijst met de lengte- en breedtecoördinaten die zijn exclusieve economische zone of exclusieve visserijzone afbakenen, zo mogelijk elektronisch mee in een formaat dat compatibel is met het World Geodetic System 1984 (WGS 84). Hij brengt de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele veranderingen van deze coördinaten. Als alternatief hiervoor mogen de lidstaten deze lijst bekendmaken op de in artikel 115 van de controleverordening bedoelde website.
4. De lidstaten zorgen er onder meer via het vaststellen van duidelijke en gedocumenteerde procedures voor dat hun bevoegde autoriteiten de doorgifte van VMS-gegevens overeenkomstig artikel 9, lid 3, van de controleverordening onderling efficiënt coördineren.
Artikel 25
Defecte of anderszins niet-functionerende satellietvolgapparatuur
1. Wanneer de aan boord van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ geïnstalleerde satellietvolgapparatuur defect is of anderszins niet functioneert, deelt de kapitein of diens vertegenwoordiger via adequate telecommunicatiemiddelen om de vier uur vanaf het tijdstip waarop dit feit is ontdekt of vanaf het tijdstip waarop hij overeenkomstig lid 4 of artikel 26, lid 1, van dit feit in kennis is gesteld, de meest actuele geografische coördinaten van het vissersvaartuig mee aan het VCC van de vlaggenlidstaat. De lidstaten bepalen welke telecommunicatiemiddelen mogen worden gebruikt en vermelden deze op de in artikel 115 van de controleverordening bedoelde website.
2. Het VCC van de vlaggenlidstaat voert de in lid 1 bedoelde geografische posities onmiddellijk bij ontvangst in in het VMS-gegevensbestand. In het gegevensbestand moeten de manuele VMS-gegevens duidelijk kunnen worden onderscheiden van de automatische boodschappen. In voorkomend geval worden deze manuele VMS-gegevens onmiddellijk aan de kustlidstaten doorgegeven.
3. Een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ waarvan de satellietvolgapparatuur defect is geweest of anderszins niet heeft gefunctioneerd, mag de haven pas verlaten wanneer naar tevredenheid van de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat is geconstateerd dat de aan boord van dat vissersvaartuig geïnstalleerde satellietvolgapparatuur weer volledig bedrijfsklaar is. Bij wijze van afwijking mag het VCC van de vlaggenlidstaat aan onder zijn bevoegdheid vallende vissersvaartuigen toestemming verlenen om met een niet-functionerend sattelietvolgsysteem de haven te verlaten teneinde het systeem te laten repareren of vervangen.
4. De bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat of, in voorkomend geval, van de kustlidstaat moeten proberen de kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ of de voor dat vaartuig verantwoordelijke persoon, of hun vertegenwoordiger, te verwittigen wanneer de aan boord van dat vaartuig geïnstalleerde satellietvolgapparatuur defect lijkt te zijn of niet naar behoren lijkt te functioneren.
5. Satellietvolgsystemen mogen slechts voor reparatie of vervanging worden verwijderd wanneer de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat daarvoor toestemming geven.
Artikel 26
Geen ontvangst van gegevens
1. Wanneer het VCC van een vlaggenlidstaat gedurende twaalf opeenvolgende uren geen gegevens als bedoeld in artikel 22 of artikel 25, lid 1, heeft ontvangen, stelt het de kapitein of de exploitant van het betrokken ►M1 Unievissersvaartuig ◄ , of hun vertegenwoordiger, zo snel mogelijk daarvan in kennis. Indien deze situatie zich bij een bepaald ►M1 Unievissersvaartuig ◄ meer dan driemaal in een kalenderjaar voordoet, zorgt de vlaggenlidstaat ervoor dat de satellietvolgapparatuur van het betrokken vaartuig grondig wordt gecontroleerd. De betrokken lidstaat voert een controle uit om na te gaan of met de apparatuur is geknoeid. In afwijking van artikel 20, lid 2, onder d), kan deze controle inhouden dat de apparatuur voor onderzoek wordt meegenomen.
2. Wanneer het VCC van een vlaggenlidstaat gedurende twaalf uur geen gegevens als bedoeld in artikel 22 of artikel 25, lid 1, heeft ontvangen en de laatst ontvangen positie in de wateren van een andere lidstaat was gelegen, stelt dit het VCC van die kustlidstaat zo snel mogelijk daarvan in kennis.
3. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een kustlidstaat de aanwezigheid van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ in hun wateren waarnemen en geen gegevens als bedoeld in artikel 24, lid 1, of artikel 25, lid 2, hebben ontvangen, stellen zij de kapitein van het vissersvaartuig en het VCC van de betrokken vlaggenlidstaat daarvan in kennis.
Artikel 27
Toezicht op de visserijactiviteiten en registratie van gegevens in verband met visserijactiviteiten
1. De lidstaten gebruiken de op grond van artikel 22, artikel 24, lid 1, en artikel 25 ontvangen gegevens om doeltreffend toezicht uit te oefenen op de activiteiten van de vissersvaartuigen.
2. De vlaggenlidstaten:
zorgen ervoor dat de gegevens die zij op grond van dit hoofdstuk hebben ontvangen, in een computerleesbare vorm worden geregistreerd en gedurende ten minste drie jaar veilig in een elektronisch gegevensbestand worden opgeslagen;
nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat dergelijke gegevens uitsluitend voor officiële doeleinden worden gebruikt, en
treffen de nodige technische voorzieningen om dergelijke gegevens te beschermen tegen onopzettelijk of niet-geautoriseerd wissen, toevallig verlies, beschadiging, verspreiding of onbevoegde raadpleging.
Artikel 28
Toegang van de Commissie tot de gegevens
De Commissie kan de lidstaten overeenkomstig artikel 111, lid 1, onder a), van de controleverordening vragen ervoor te zorgen dat de krachtens artikel 19 van de onderhavige verordening verstrekte gegevens over een specifieke groep vissersvaartuigen en een specifieke periode automatisch worden doorgegeven aan de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie. Die gegevens worden onmiddellijk nadat het VCC van de vlaggenlidstaat die heeft ontvangen, meegedeeld aan de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie.
TITEL III
VISSERIJCONTROLE
HOOFDSTUK I
Papieren visserijlogboeken en papieren aangiften van overlading/aanlanding
Artikel 29
►M1 Unievissersvaartuigen ◄ die papieren visserijlogboeken en papieren aangiften van overlading/aanlanding moeten invullen en overleggen
1. Onverminderd specifieke bepalingen in meerjarenplannen moet de kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ met een lengte over alles van 10 m of meer dat de visserijlogboekgegevens en de aangiften van overlading/aanlanding niet elektronisch hoeft over te leggen, de in de artikelen 14, 21 en 23 van de controleverordening bedoelde visserijlogboekgegevens en aangiften van overlading/aanlanding op papier invullen en overleggen. Deze aangiften van overlading/aanlanding mogen ook worden ingevuld en overgelegd door de vertegenwoordiger van de kapitein, die dan namens de kapitein handelt.
2. De vereiste om visserijlogboekgegevens en aangiften van overlading/aanlanding op papier in te vullen en over te leggen, geldt tevens voor ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ met een lengte over alles van minder dan 10 m die van hun vlaggenlidstaat overeenkomstig artikel 16, lid 3, en artikel 25, lid 3, van de controleverordening een visserijlogboek moeten bijhouden en/of aangiften van overlading/aanlanding moeten overleggen.
Artikel 30
Modellen voor papieren visserijlogboeken en papieren aangiften van overlading en aanlanding
1. In de Uniewateren maakt de kapitein van een Unievissersvaartuig gebruik van het model in bijlage VI om het papieren visserijlogboek en de papieren aangiften van overlading en aanlanding in te vullen en over te leggen.
2. In afwijking van lid 1 geldt voor Unievissersvaartuigen die dagelijkse visreizen in de Middellandse Zee maken, dat de kapitein van een Unievissersvaartuig het papieren visserijlogboek en de papieren aangiften van overlading en aanlanding mag invullen en overleggen volgens het model in bijlage VII.
3. Wanneer Unievissersvaartuigen visserijactiviteiten verrichten in de wateren van een derde land, in wateren die onder een regionale organisatie voor visserijbeheer vallen, of in wateren buiten de Uniewateren die niet onder een regionale organisatie voor visserijbeheer vallen, worden het papieren visserijlogboek en de papieren aangiften van overlading en aanlanding door de kapitein van een Unievissersvaartuig ingevuld en overgelegd overeenkomstig artikel 31 van deze verordening en de modellen in de bijlagen VI en VII, tenzij het betrokken derde land of de betrokken regionale organisatie voor visserijbeheer specifiek voorschrijft dat een ander type visserijlogboek of aangifte van overlading of aanlanding moet worden ingevuld en overgelegd. Als het betrokken derde land geen specifiek visserijlogboek en geen specifieke aangifte van overlading of aanlanding voorschrijft, maar wel andere dan door de Unie opgelegde gegevenselementen vereist, worden deze gegevenselementen geregistreerd.
4. Kapiteins van Unievissersvaartuigen die niet onder artikel 15 van de controleverordening vallen, mogen tot en met 31 december 2017 blijven gebruikmaken van de papieren visserijlogboeken en papieren aangiften van overlading en aanlanding die vóór 1 januari 2016 zijn gedrukt.
Artikel 31
Instructies voor het invullen en overleggen van papieren visserijlogboeken en papieren aangiften van overlading/aanlanding
1. De papieren visserijlogboeken en de papieren aangiften van overlading/aanlanding moeten worden ingevuld en overgelegd overeenkomstig de instructies in bijlage X.
2. Indien in de instructies in bijlage X wordt aangegeven dat de toepassing van een regel optioneel is, kan de vlaggenlidstaat deze regel verplicht maken.
3. Alle vermeldingen in het visserijlogboek en in de aangifte van overlading/aanlanding moeten leesbaar en onuitwisbaar zijn. De vermeldingen mogen in geen geval worden geschrapt of gewijzigd. Indien een vergissing is begaan, moet de betrokken onjuiste vermelding met een enkele streep worden doorgehaald en moet de juiste vermelding door de kapitein worden opgeschreven en geparafeerd. De kapitein moet bij elke regel zijn paraaf plaatsen.
4. De kapitein van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ , of, met betrekking tot aangiften voor overlading/aanlanding, diens vertegenwoordiger, moet aan de hand van zijn initialen of zijn handtekening certificeren dat de vermeldingen in het visserijlogboek en in de aangifte van overlading/aanlanding juist zijn.
Artikel 32
Termijnen voor het overleggen van papieren visserijlogboeken en papieren aangiften van overlading/aanlanding
1. Indien een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ in een haven van zijn vlaggenlidstaat een aanlanding heeft verricht of hetzij in een haven, hetzij op een plaats dicht bij de kust van zijn vlaggenlidstaat een overlading heeft verricht, moet de kapitein van dat vissersvaartuig het origineel van het visserijlogboek en van de aangifte van overlading/aanlanding zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan 48 uur na de overlading/aanlanding, overleggen aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Het origineel van dergelijke aangiften van overlading/aanlanding mag ook worden overgelegd door de vertegenwoordiger van de kapitein, die dan namens de kapitein handelt.
2. Wanneer na een visreis geen vangst wordt aangeland, moet de kapitein het origineel van het visserijlogboek en van de aangifte van overlading zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan 48 uur na de aankomst in de haven, overleggen. Het origineel van dergelijke aangiften van overlading mag ook worden overgelegd door de vertegenwoordiger van de kapitein, die dan namens de kapitein handelt.
3. ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ die in een andere lidstaat dan hun vlaggenlidstaat hetzij in een haven, hetzij op een plaats dicht bij de kust een overlading hebben verricht of in een haven een aanlanding hebben verricht, leggen de eerste kopie van het visserijlogboek en van de aangifte van overlading/aanlanding zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan 48 uur na de overlading/aanlanding, over aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de overlading/aanlanding plaatsvindt. Het origineel van het visserijlogboek en van de aangifte van overlading/aanlanding wordt zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan 48 uur na de overlading/aanlanding, verstuurd naar de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.
4. ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ die in een haven of in de wateren van een derde land of op volle zee een overlading hebben verricht of in een haven van een derde land een aanlanding hebben verricht, versturen het origineel van het visserijlogboek en van de aangifte van overlading/aanlanding zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan 48 uur na de overlading/aanlanding, naar de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.
5. Wanneer een derde land of een regionale organisatie voor visserijbeheer een ander type visserijlogboek of aangifte van overlading/aanlanding voorschrijft dan is opgenomen in bijlage VI, moet de kapitein van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ zo snel mogelijk, en in elk geval niet later dan 48 uur na de overlading/aanlanding, een kopie van het betrokken document overleggen aan zijn bevoegde autoriteiten.
Artikel 33
Invullen van het papieren visserijlogboek
1. In het papieren visserijlogboek worden, zelfs wanneer geen vangsten zijn gedaan, alle verplichte gegevens ingevuld:
dagelijks uiterlijk om 24.00 uur en vóór het binnenvaren van de haven;
bij elke inspectie op zee;
bij in de EU-wetgeving of door de vlaggenlidstaat omschreven gebeurtenissen.
2. In het visserijlogboek wordt een nieuwe regel ingevuld:
voor elke zeedag;
wanneer op dezelfde dag in een nieuwe ICES-sector of een andere visserijzone wordt gevist;
wanneer de visserijinspanningsgegevens worden ingevoerd.
3. In het visserijlogboek wordt een nieuwe bladzijde ingevuld:
wanneer van vistuig wordt veranderd of wanneer netten met een andere maaswijdte worden ingezet;
voor elke visserijactiviteit na een overlading of een tussentijdse aanlanding;
wanneer het aantal kolommen niet volstaat;
bij vertrek uit een haven zonder dat een aanlanding is verricht.
4. Bij vertrek uit een haven of na een overlading worden, wanneer nog vangsten aan boord blijven, de hoeveelheden per soort aangegeven op een nieuwe bladzijde in het visserijlogboek.
5. Voor de vermelding van het gebruikte vistuig onder de desbetreffende kopjes van het papieren visserijlogboek, wordt gebruik gemaakt van de in bijlage XI opgenomen codes.
Artikel 34
Overhandiging van een papieren aangifte van overlading
1. Na overlading tussen twee ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ overhandigt de kapitein van het overladende vissersvaartuig, of diens vertegenwoordiger, een kopie van de aangifte van overlading van zijn vaartuig aan de kapitein van het ontvangende vaartuig, of aan diens vertegenwoordiger. De kapitein van het ontvangende vaartuig, of diens vertegenwoordiger, overhandigt na de overlading een kopie van de papieren aangifte van overlading naar zijn vaartuig aan de kapitein van het overladende vaartuig, of aan diens vertegenwoordiger.
2. De in lid 1 bedoelde kopieën worden voor controle- of inspectiedoeleinden voorgelegd op verzoek van een functionaris.
Artikel 35
Ondertekening van de aangifte van aanlanding
Elke bladzijde van de aangifte van aanlanding wordt vóór de overlegging ondertekend door de kapitein of door diens vertegenwoordiger.
HOOFDSTUK II
Elektronische visserijlogboeken en elektronische aangiften van overlading/aanlanding
Artikel 36
Verplicht elektronisch registratie- en meldsysteem op ►M1 Unievissersvaartuigen ◄
1. Onverminderd artikel 39, lid 4, mag een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ dat een elektronisch visserijlogboek en elektronische aangiften van overlading/aanlanding moet invullen en overleggen overeenkomstig de artikelen 15, 21 en 24 van de controleverordening, de haven pas verlaten indien aan boord een volledig bedrijfsklaar elektronisch registratie- en meldsysteem is geïnstalleerd.
2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ die uitsluitend voor de aquacultuur worden gebruikt.
Artikel 37
Formaat voor de doorgifte van gegevens door een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ aan de bevoegde autoriteit van zijn vlaggenlidstaat
De lidstaten bepalen in welk formaat hun bevoegde autoriteiten en de onder hun vlag varende ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ de visserijlogboekgegevens en de gegevens van de aangiften van overlading/aanlanding als bedoeld in de artikelen 15, 21 en 24 van de controleverordening, invullen en doorgeven.
De elektronische visserijlogboeken en aangiften van overlading en aanlanding worden ingevuld overeenkomstig de instructies van bijlage X.
Artikel 38
Retourberichten
1. Voor elke doorgifte van visserijlogboek-, overladings- en aanlandingsgegevens en gegevens betreffende voorafgaande kennisgevingen wordt een retourbericht naar de betrokken ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ verstuurd. Het retourbericht bevat een ontvangstbevestiging.
2. De kapiteins van ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ bewaren de retourberichten tot het einde van de visreis.
Artikel 39
Bepalingen inzake defecte of anderszins niet-functionerende elektronische registratie- en meldsystemen
1. Wanneer het aan boord van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ geïnstalleerde elektronische registratie- en meldsysteem defect is of anderszins niet functioneert, deelt de kapitein van het vissersvaartuig, of diens vertegenwoordiger, vanaf het tijdstip waarop dit feit is ontdekt of vanaf het tijdstip waarop hij overeenkomstig lid 40, lid 1, van dit feit in kennis is gesteld, de visserijlogboekgegevens en de gegevens van de aangiften van overlading/aanlanding dagelijks uiterlijk om 24.00 uur via adequate telecommunicatiemiddelen mee aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat, zelfs wanneer niets is gevangen. De lidstaten bepalen welke telecommunicatiemiddelen mogen worden gebruikt en vermelden deze op de in artikel 115 van de controleverordening bedoelde website.
2. In het geval van een defect of anderszins niet-functionerend elektronische registratie- en meldsysteem dienen de visserijlogboekgegevens en de gegevens van de aangiften van overlading tevens te worden verzonden:
op verzoek van de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat;
onmiddellijk na de laatste visserijactiviteit of na de overlading;
vóór het binnenvaren van een haven;
bij elke inspectie op zee;
bij in de EU-wetgeving of door de vlaggenstaat omschreven gebeurtenissen.
Voorafgaande kennisgevingen en gegevens van de aangiften van aanlanding moeten in de onder a) en e), bedoelde gevallen eveneens worden verstuurd.
3. De bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat voert de in lid 1 bedoelde gegevens onmiddellijk bij ontvangst in in het elektronische gegevensbestand.
4. Een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ met een defect of anderszins niet-functionerend elektronisch registratie- en meldsysteem mag de haven pas weer verlaten wanneer het aan boord geïnstalleerde registratie- en meldsysteem weer naar tevredenheid van de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat functioneert of wanneer de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat het vaartuig om andere redenen toestemming geven om te vertrekken. De vlaggenlidstaat meldt onmiddellijk aan de kustlidstaat dat hij één van de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen toestemming heeft gegeven om een in de kustlidstaat gelegen haven te verlaten met een defect of anderszins niet-functionerend elektronisch registratie- en meldsysteem aan boord.
5. Elektronische registratie- en meldsystemen mogen slechts voor reparatie of vervanging worden verwijderd wanneer de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat daarvoor toestemming geven.
Artikel 40
Geen ontvangst van gegevens
1. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een vlaggenlidstaat de door te geven gegevens niet overeenkomstig de artikelen 15, 22 en 24 van de controleverordening hebben ontvangen, stellen zij de kapitein of de exploitant van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ , of hun vertegenwoordiger, zo snel mogelijk daarvan in kennis. Indien deze situatie zich bij een bepaald ►M1 Unievissersvaartuig ◄ meer dan driemaal in een kalenderjaar voordoet, zorgt de vlaggenlidstaat ervoor dat het elektronische registratie- en meldsysteem van het betrokken vissersvaartuig grondig wordt gecontroleerd. De vlaggenlidstaat onderzoekt waarom geen gegevens zijn ontvangen en neemt adequate maatregelen.
2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een vlaggenlidstaat de door te geven gegevens niet overeenkomstig de artikelen 15, 22 en 24 van de controleverordening hebben ontvangen en de laatste via het satellietvolgsysteem voor vaartuigen ontvangen positie binnen de wateren van een kustlidstaat gelegen was, stellen zij de bevoegde autoriteiten van die kustlidstaat zo snel mogelijk daarvan in kennis.
3. De kapitein of de exploitant van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ , of hun vertegenwoordiger, zendt alle nog niet doorgestuurde gegevens waarvoor hij een in lid 1 bedoelde kennisgeving heeft ontvangen, onmiddellijk na ontvangst van die kennisgeving naar de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.
Artikel 41
Geen toegang tot gegevens
1. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een kustlidstaat in hun wateren een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ van een andere lidstaat waarnemen en zij geen toegang tot de visserijlogboek- of overladingsgegevens krijgen in de zin van artikel 44, verzoeken zij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat voor toegang te zorgen.
2. Indien niet binnen vier uur na het verzoek voor de in lid 1 bedoelde toegang is gezorgd, stelt de kustlidstaat de vlaggenlidstaat daarvan in kennis. Na ontvangst van de kennisgeving verstuurt de vlaggenlidstaat de gegevens onmiddellijk op enigerlei elektronische wijze naar de kustlidstaat.
3. Indien de kustlidstaat de in lid 2 bedoelde gegevens niet ontvangt, verstuurt de kapitein of de exploitant van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ , of hun vertegenwoordiger, de gegevens en een kopie van het in artikel 38 bedoelde retourbericht op enigerlei wijze, zo mogelijk elektronisch, naar de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat indien deze daarom verzoeken. De lidstaten bepalen welke middelen hiervoor mogen worden gebruikt en vermelden deze op de in artikel 115 van de controleverordening bedoelde website.
4. Indien de kapitein of de exploitant van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ , of hun vertegenwoordiger, aan de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat geen kopie van het in artikel 38 van de onderhavige verordening bedoelde retourbericht kan overleggen, worden de visserijactiviteiten van het betrokken vissersvaartuig in de wateren van de kustlidstaat verboden totdat de kapitein of de exploitant van het vissersvaartuig, of hun vertegenwoordiger, een kopie van het retourbericht of de in artikel 14, lid 1, van de controleverordening bedoelde informatie kan overleggen aan de reeds genoemde autoriteiten.
Artikel 42
Gegevens over de werking van het elektronische registratie- en meldsysteem
1. De lidstaten houden een gegevensbestand bij over de werking van hun elektronische registratie- en meldsysteem. Deze gegevensbestanden moeten ten minste de volgende informatie bevatten en kunnen genereren:
de lijst van de onder de vlag van de lidstaat varende vissersvaartuigen die met defecte of anderszins niet-functionerende elektronische registratie- en meldsystemen te kampen hebben gehad;
het aantal vaartuigen dat niet op dagelijkse basis zijn visserijlogboekgegevens elektronisch heeft doorgegeven, en het gemiddelde aantal elektronische doorgiften van visserijlogboekgegevens dat per vissersvaartuig is ontvangen, opgesplitst naar vlaggenlidstaat;
het aantal ontvangen aangiften van overlading, aangiften van aanlanding, aangiften van overname en verkoopdocumenten, opgesplitst naar vlaggenlidstaat.
2. Samenvattingen van de krachtens lid 1 gegenereerde informatie moeten aan de Commissie worden toegestuurd, wanneer deze daarom verzoekt. Bij wijze van alternatief mag deze informatie op de beveiligde website beschikbaar worden gesteld in een formaat en met een regelmaat die door de Commissie, na overleg met de lidstaten, worden bepaald.
Artikel 43
Gegevens die in het kader van de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten moeten worden verstrekt
De gegevenselementen die de kapiteins van Unievissersvaartuigen op grond van voorschriften van de Unie in de visserijlogboeken, de aangiften van overlading, de voorafgaande kennisgevingen en de aangiften van aanlanding moeten registreren, worden ook tussen de lidstaten uitgewisseld.
Artikel 44
Toegang tot gegevens
1. Wanneer een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert, visserijactiviteiten in de Uniewateren van een kustlidstaat verricht, stuurt de vlaggenstaat de verplichte elektronische visserijlogboekgegevens van de lopende visreis onmiddellijk na ontvangst naar die kustlidstaat door, te beginnen bij het laatste vertrek uit de haven.
2. Zolang een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert, in de Uniewateren van een andere kustlidstaat vist, stuurt de vlaggenlidstaat alle verplichte elektronische visserijlogboekgegevens onmiddellijk na ontvangst naar die kustlidstaat door. De vlaggenlidstaat stuurt ook de in artikel 47, lid 2, van deze verordening bedoelde correcties betreffende de lopende visreis door.
3. Wanneer in een haven van een andere kustlidstaat dan de vlaggenlidstaat wordt aangeland of overgeladen, stuurt de vlaggenlidstaat alle verplichte elektronische gegevens van de aangifte van aanlanding of overlading onmiddellijk na ontvangst door naar die kustlidstaat.
4. Wanneer een vlaggenlidstaat ervan in kennis wordt gesteld dat een vissersvaartuig dat zijn vlag voert, een haven van een andere kustlidstaat wil binnenvaren, stuurt de vlaggenlidstaat de elektronische voorafgaande kennisgeving onmiddellijk na ontvangst door naar die kustlidstaat.
5. Wanneer tijdens een visreis een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert, de Uniewateren van een andere kustlidstaat binnenvaart of wanneer in de leden 3 of 4 bedoelde gegevens over een bepaalde visreis aan een kustlidstaat zijn toegestuurd, biedt de vlaggenlidstaat toegang tot alle in artikel 111, lid 1, van de controleverordening bedoelde elektronische gegevens over visserijactiviteiten met betrekking tot die visreis, vanaf het vertrek tot het tijdstip waarop de aanlanding is voltooid, en stuurt hij op verzoek van die kustlidstaat gegevens door. De gegevens blijven toegankelijk gedurende ten minste 36 maanden na het begin van de visreis.
6. De vlaggenlidstaat van een vissersvaartuig dat overeenkomstig artikel 80 van de controleverordening door een andere lidstaat wordt geïnspecteerd, stuurt op verzoek van de lidstaat die de inspectie uitvoert, de in artikel 111, lid 1, van de controleverordening bedoelde elektronische gegevens over de visserijactiviteiten door met betrekking tot de lopende visreis van het vaartuig, vanaf het vertrek tot het tijdstip van het verzoek.
7. De in de leden 5 en 6 bedoelde verzoeken zijn elektronisch en geven aan of het antwoord de oorspronkelijke gegevens met correcties moet bevatten of alleen de geconsolideerde gegevens. Het antwoord op het verzoek wordt automatisch aangemaakt en wordt onmiddellijk doorgestuurd door de lidstaat waaraan het verzoek is gericht.
8. De lidstaten bieden toegang tot de gegevens van het satellietvolgsysteem voor vaartuigen, de visserijlogboeken, de aangiften van overlading, de voorafgaande kennisgevingen en de aangiften van aanlanding wanneer andere lidstaten die inspectieactiviteiten op zee verrichten in het kader van gezamenlijke inzetplannen of andere overeengekomen gezamenlijke inspectieactiviteiten, daarom verzoeken.
9. De kapiteins van de Unievissersvaartuigen hebben te allen tijde beveiligde toegang tot hun eigen elektronische visserijlogboekgegevens, gegevens van de aangiften van overlading, gegevens van de voorafgaande kennisgevingen en gegevens van de aangiften van aanlanding die in het gegevensbestand van de vlaggenlidstaat zijn opgeslagen.
Artikel 45
Gegevensuitwisseling tussen de lidstaten
De lidstaten:
zorgen ervoor dat de gegevens die zij op grond van dit hoofdstuk hebben ontvangen, in een computerleesbare vorm worden geregistreerd en gedurende ten minste drie jaar veilig in elektronische gegevensbestanden worden opgeslagen;
nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens uitsluitend worden gebruikt voor de in deze verordening vastgestelde doeleinden, en
nemen de nodige technische maatregelen om die gegevens te beschermen tegen onopzettelijk of niet-geautoriseerd wissen, toevallig verlies, beschadiging, verspreiding of onbevoegde raadpleging.
Artikel 46
Eén enkele autoriteit
1. In elke lidstaat is de in artikel 5, lid 5, van de controleverordening bedoelde ene enkele autoriteit verantwoordelijk voor de doorgifte, de ontvangst, het beheer en de verwerking van alle gegevens waarop dit hoofdstuk van toepassing is.
2. De lidstaten wisselen onderling de contactgegevens van hun in lid 1 bedoelde autoriteit uit en stellen de Commissie en de door de Commissie aangewezen instantie daarvan uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening in kennis.
3. Wijzigingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens worden voordat zij van kracht worden, meegedeeld aan de Commissie, de door de Commissie aangewezen instantie en de andere lidstaten.
Artikel 47
Frequentie van de doorgifte
1. Op zee geeft de kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ de elektronische visserijlogboekgegevens ten minste eenmaal daags, maar niet later dan om 24.00 uur, door aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat, ook al is er niets gevangen. Hij verstuurt deze gegevens ook:
op verzoek van de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat;
onmiddellijk na de laatste visserijactiviteit;
vóór het binnenvaren van een haven;
bij elke inspectie op zee;
bij in de EU-wetgeving of door de vlaggenstaat omschreven gebeurtenissen.
Wanneer de laatste visserijactiviteit binnen één uur vóór het binnenvaren van een haven heeft plaatsgevonden, mogen de onder b) en c) bedoelde doorgiften in één boodschap worden verstuurd.
1 bis. De kapitein van een Unievissersvaartuig stuurt de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat een elektronisch bericht van vertrek vóór het vertrek uit de haven en vóór het begin van elke andere elektronische transmissie die op de visreis betrekking heeft.
2. De kapitein kan correcties die aan de gegevens van het elektronische visserijlogboek en de aangiften van overlading zijn aangebracht, doorgeven tot de in lid 1, onder c), bedoelde laatste doorgifte. De correcties moeten duidelijk als zodanig herkenbaar zijn. Alle originele elektronische visserijlogboekgegevens en aan die gegevens aangebrachte correcties worden door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat opgeslagen.
3. De kapitein bewaart gedurende elke buitengaats doorgebrachte periode een kopie van de in lid 1 bedoelde gegevens aan boord van het vissersvaartuig totdat de aangifte van aanlanding is overgelegd.
4. Indien een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ zich zonder visserijproducten aan boord in de haven bevindt en de kapitein de aangifte van aanlanding voor alle visserijactiviteiten van de laatste visreis heeft overgelegd, kan de doorgifte overeenkomstig lid 1 worden opgeschort, mits het VCC van de vlaggenlidstaat daarvan vooraf in kennis wordt gesteld. De doorgifte wordt hervat zodra het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ de haven verlaat. Voorafgaande kennisgeving is niet vereist voor ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ die zijn uitgerust met het VMS en de gegevens via dit systeem doorgeven.
HOOFDSTUK III
Gemeenschappelijke voorschriften voor papieren en elektronische visserijlogboeken en aangiften van overlading/aanlanding
Artikel 48
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
„aanbiedingsvorm”: de vorm van de vis na verwerking aan boord van het vissersvaartuig en vóór aanlanding, als beschreven in bijlage I;
„collectieve aanbiedingsvorm”: een aanbiedingsvorm waarbij twee of meer van dezelfde vis afkomstige delen samen worden aangeboden.
Artikel 49
Omrekeningsfactoren
1. Met het oog op het indienen en overleggen van de visserijlogboeken overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van de controleverordening worden de in de bijlagen XIII, XIV en XV opgenomen EU-factoren gebruikt voor de omrekening van opgeslagen of verwerkt visgewicht in levend visgewicht. Deze omrekeningsfactoren zijn van toepassing op visserijproducten die door ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ aan boord worden gehouden, worden overgeladen of worden aangeland.
2. In afwijking van lid 1 geldt dat, wanneer omrekeningsfactoren zijn vastgesteld hetzij door regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Europese Unie met betrekking tot het door die organisatie bestreken gereglementeerde gebied als overeenkomstsluitende partij of meewerkende niet-overeenkomstsluitende partij is aangesloten, hetzij door derde landen waarmee de Europese Unie met betrekking tot de wateren die onder de bevoegdheid of de jurisdictie van dat land vallen een visserijovereenkomst heeft gesloten, die factoren van toepassing zijn.
3. Als voor een bepaalde soort of aanbiedingsvorm geen in de leden 1 en 2 bedoelde omrekeningsfactoren bestaan, is de door de vlaggenlidstaat vastgestelde omrekeningsfactor van toepassing.
4. Onverminderd lid 2 passen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de in lid 1 bedoelde EU-omrekeningsfactoren toe wanneer zij het levend gewicht van de overladingen en de aanlandingen berekenen met het oog op de controle van het quotumgebruik.
Artikel 50
Berekeningsmethode
1. Het levend gewicht aan vis wordt verkregen door het verwerkt gewicht aan vis te vermenigvuldigen met de omrekeningsfactor voor elke soort en aanbiedingsvorm, als bedoeld in artikel 49.
2. Bij collectieve aanbiedingsvormen wordt slechts gebruik gemaakt van één omrekeningsfactor die met één van de delen van de collectieve aanbiedingsvorm overeenkomt.
Artikel 51
Algemene voorschriften voor visserijlogboeken
1. De in artikel 14, lid 3, van de controleverordening bedoelde tolerantiemarge voor de raming van de in kg levend gewicht uitgedrukte hoeveelheden van elke aan boord gehouden soort wordt uitgedrukt als een percentage van de in het visserijlogboek opgenomen cijfers.
2. Voor ongesorteerd aan te landen vangsten mag de tolerantiemarge worden berekend op basis van één of meer monsters die representatief zijn voor de totale aan boord gehouden hoeveelheden.
3. Voor de toepassing van artikel 14 van de controleverordening wordt een soort die is gevangen om als levend aas te worden gebruikt, beschouwd als een gevangen en aan boord gehouden soort.
4. De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ dat een inspanningsgebied doorvaart waar het gemachtigd is om te vissen, registreert en meldt de in artikel 14, lid 5, van de controleverordening bedoelde gegevens zelfs indien hij in dat gebied geen visserijactiviteiten verricht.
Artikel 52
Tolerantiemarge voor de aangiften van overlading
De in artikel 21, lid 3, van de controleverordening bedoelde tolerantiemarge voor de raming van de in kg levend gewicht uitgedrukte hoeveelheden van elke overgeladen of ontvangen soort wordt uitgedrukt als een percentage van de in de aangifte van overlading opgenomen cijfers.
Artikel 53
Verschil in overgeladen vangsten
Wanneer de uit het overladende vaartuig overgeladen hoeveelheden verschillen van de door het ontvangende vaartuig aan boord genomen hoeveelheden, wordt de grootste hoeveelheid beschouwd als de overgeladen hoeveelheid. De lidstaten zien erop toe dat follow-upmaatregelen worden genomen om het daadwerkelijke gewicht van de hoeveelheid die van het overladende naar het ontvangende vaartuig is overgeladen, te bepalen.
Artikel 54
Voltooiing van een aanlanding
Indien de visserijproducten overeenkomstig artikel 61 van de controleverordening van de plaats van aanlanding worden vervoerd alvorens te zijn gewogen, wordt de aanlanding met het oog op de toepassing van artikel 23, lid 3, en artikel 24, lid 1, van de controleverordening als voltooid beschouwd zodra de visserijproducten zijn gewogen.
Artikel 55
Visserijactiviteiten waarbij twee of meer ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ zijn betrokken
Onverminderd specifieke voorschriften wordt, met betrekking tot visserijactiviteiten die worden verricht door twee of meer ►M1 Unievissersvaartuigen ◄
de aangelande vangst toegeschreven aan het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ dat de visserijproducten aanlandt.
HOOFDSTUK IV
Steekproefplannen en verzameling van gegevens inzake ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ waarop de vereisten met betrekking tot visserijlogboeken en aangiften van aanlanding niet van toepassing zijn
Artikel 56
Vaststelling van steekproefplannen
Met het oog op het toezicht op ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ waarop de vereisten inzake visserijlogboeken en aangiften van aanlanding niet van toepassing zijn, stellen de lidstaten overeenkomstig dit hoofdstuk de in artikel 16, lid 2, en artikel 25, lid 2, van de controleverordening bedoelde steekproefplannen op om te bepalen welke hoeveelheid van een bestand of groep bestanden door dergelijke vissersvaartuigen is aangeland en, in voorkomend geval, wat hun visserijinspanning is. Deze gegevens worden gebruikt voor de registratie van de vangsten en, in voorkomend geval, van de visserijinspanning, als bedoeld in artikel 33 van de controleverordening.
Artikel 57
Steekproefmethode
1. De in artikel 56 bedoelde steekproefplannen worden overeenkomstig bijlage XVI opgesteld.
2. De omvang van de te inspecteren steekproef wordt als volgt op basis van het risiconiveau bepaald:
„zeer klein” risico: 3 % van de steekproef;
„klein” risico: 5 % van de steekproef;
„middelmatig” risico: 10 % van de steekproef;
„groot” risico: 15 % van de steekproef;
zeer groot risico: 20 % van de steekproef.
3. De dagelijkse vangst van een bepaald bestand door een vlootsegment wordt geraamd door het totale aantal actieve ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ van het betrokken vlootsegment te vermenigvuldigen met de gemiddelde vangst van dat bestand die dagelijks per ►M1 Unievissersvaartuig ◄ wordt bovengehaald en die wordt berekend aan de hand van de vangsten van de in het kader van de de steekproef geïnspecteerde ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ .
4. Lidstaten worden beschouwd als hebbende voldaan aan de verplichting een in artikel 56 bedoeld steekproefplan op te stellen indien zij ten minste eens per maand systematisch voor elk van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen waarop geen vereisten inzake het visserijlogboek en de aangiften van aanlanding van toepassing zijn, gegevens verzamelen over
alle aanlandingen van vangsten van alle soorten, uitgedrukt in kg, ook indien de vangst nul bedraagt;
de statistische vakken waarin deze vangsten zijn gedaan.
◄
HOOFDSTUK V
Controle van de visserijinspanning
Artikel 58
Visserijinspanningsverslag
1. Het in artikel 28 van de controleverordening bedoelde visserijinspanningsverslag wordt verzonden overeenkomstig bijlage XVII.
2. Indien kapiteins van ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ via de radio een boodschap aan de bevoegde autoriteiten doorgeven overeenkomstig artikel 28, lid 1, van de controleverordening, beslissen de lidstaten welke radiostations daarvoor moeten worden gebruikt en vermelden zij deze op de in artikel 115 van de controleverordening bedoelde website.
HOOFDSTUK VI
Corrigerende maatregelen
Artikel 59
Algemene beginselen
Om in aanmerking te komen voor de in artikel 37 van de controleverordening bedoelde corrigerende maatregelen, moeten de lidstaten de Commissie zo snel mogelijk, en in elk geval binnen één maand nadat de sluiting van een visserijtak overeenkomstig artikel 36 van de controleverordening in het Publicatieblad is bekendgemaakt, in kennis stellen van de geleden schade.
Artikel 60
Toewijzing van beschikbare vangstmogelijkheden
1. Wanneer de schade ondanks maatregelen in het kader van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 niet geheel of gedeeltelijk ongedaan is gemaakt, neemt de Commissie zo snel mogelijk na ontvangst van de in artikel 59 van de onderhavige verordening bedoelde gegevens de nodige maatregelen om de geleden schade te compenseren.
2. In de in lid 1 bedoelde maatregelen worden de volgende gegevens vermeld:
de lidstaten die de schade hebben geleden („de benadeelde lidstaten”) en de omvang van de schade (verminderd met eventueel uitgewisselde quota);
in voorkomend geval, de lidstaten die hun vangstmogelijkheden hebben overschreden („de overschrijdende lidstaten”) en de hoeveelheden waarmee de vangstmogelijkheden zijn overschreden (verminderd met eventueel overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uitgewisselde quota);
in voorkomend geval, de kortingen die moeten worden toegepast op de vangstmogelijkheden van de overschrijdende lidstaten, in verhouding tot de hoeveelheden waarmee de vangstmogelijkheden zijn overschreden;
in voorkomend geval, de verhogingen die moeten worden toegepast op de vangstmogelijkheden van de benadeelde lidstaten, in verhouding tot de geleden schade;
in voorkomend geval, de datum of de data waarop de verhogingen en kortingen van kracht worden;
in voorkomend geval, andere maatregelen die nodig zijn om de geleden schade te compenseren.
HOOFDSTUK VII
Motorvermogen
Artikel 61
Certificering van het vermogen van de voortstuwingsmotor
1. De in artikel 40, leden 1 en 2, van de controleverordening bedoelde certificering van het maximale continu motorvermogen van een nieuwe voortstuwingsmotor, een ruilvoortstuwingsmotor of een technisch gewijzigde voortstuwingsmotor dient plaats te vinden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad ( 4 ).
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt een voortstuwingsmotor als technisch gewijzigd beschouwd wanneer één of meer hoofdcomponenten (onderdelen), zoals, onder meer, injectieapparatuur, kleppen, turbocompressoren, zuigers, cilinderwanden, drijfstangen en cilinderkoppen zijn gewijzigd of zijn vervangen door nieuwe onderdelen met andere technische specificaties die tot een wijziging van het motorvermogen leiden, of wanneer aanpassingen aan de motor zijn verricht, onder meer op het gebied van de brandstofinspuitingsinstellingen of de configuratie van de turbocompressoren, of wanneer de klepafstellingen zijn gewijzigd. De aard van de technische wijziging dient in het kader van de in lid 1 bedoelde certificering duidelijk te worden toegelicht.
3. De houder van een visvergunning stelt de bevoegde autoriteiten ervan in kennis dat een nieuwe voortstuwingsmotor zal worden geïnstalleerd of dat een bestaande voortstuwingsmotor zal worden vervangen of technisch gewijzigd.
4. Dit artikel is met ingang van 1 januari 2012 van toepassing op vissersvaartuigen waarvoor een visserijinspanningsregeling geldt. Voor andere vissersvaartuigen is het van toepassing vanaf 1 januari 2013. Het is uitsluitend van toepassing op vissersvaartuigen waarin na de inwerkingtreding van deze verordening een nieuwe voortstuwingsmotor is geïnstalleerd of de bestaande voortstuwingsmotor is vervangen of technisch gewijzigd.
Artikel 62
Verificatie- en steekproefplan
1. Om het motorvermogen overeenkomstig artikel 41 van de controleverordening te verifiëren, stellen de lidstaten een verificatieplan op aan de hand waarvan zij kunnen bepalen voor welke vissersvaartuigen of groepen van vissersvaartuigen uit een vloot het risico bestaat dat zij voor de voortstuwingsmotor een te klein vermogen hebben opgegeven. Het steekproefplan moet op zijn minst gebaseerd zijn op de volgende hogerisicocriteria:
vissersvaartuigen die actief zijn in onder visserijinspanningsregelingen vallende visserijtakken, en met name vissersvaartuigen met een in kW*dagen uitgedrukte individuele toegewezen visserijinspanning;
vissersvaartuigen waarop uit hoofde van de nationale of de EU-wetgeving een beperking van het motorvermogen van toepassing is;
vissersvaartuigen met een verhouding tussen vaartuigvermogen (kW) en vaartuigtonnage (BT) die 50% lager ligt dan de gemiddelde verhouding voor hetzelfde type vissersvaartuig, hetzelfde type vistuig en dezelfde doelsoorten. Voor het uitvoeren van deze analyse mogen de lidstaten de vloot volgens één of meer van de volgende criteria opsplitsen:
in de nationale wetgeving gedefinieerde vlootsegmenten of beheerseenheden;
lengtecategorieën;
tonnagecategorieën;
gebruikt vistuig;
doelsoorten.
2. De lidstaten mogen naar eigen goeddunken aanvullende risicocriteria in overweging nemen.
3. De lidstaten stellen een lijst van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen op die voldoen aan één of meer van de in lid 1 vermelde risicocriteria en, in voorkomend geval, aan de in lid 2 bedoelde risicocriteria.
4. De lidstaten nemen een aselecte steekproef van elke groep van vissersvaartuigen die aan één van de in de leden 1 en 2 vermelde risicocriteria voldoen. De omvang van de steekproef is gelijk aan de vierkantswortel, afgerond op het dichtstbijgelegen gehele getal, van het aantal vissersvaartuigen in de betrokken groep.
5. Met betrekking tot elk vissersvaartuig in de aselecte steekproef verifiëren de lidstaten alle in artikel 41, lid 1, van de controleverordening bedoelde technische documenten die zij in hun bezit hebben. Wat de in artikel 41, lid 1, onder g), van de controleverordening bedoelde andere documenten betreft, letten de lidstaten met name op de catalogusspecificaties van de motorproducent, voor zover deze beschikbaar zijn.
6. Dit artikel is vanaf 1 januari 2012 van toepassing. De in artikel 41, lid 2, van de controleverordening bedoelde fysieke controles worden in de eerste plaats toegepast op trawlers die actief zijn in een visserijtak waarvoor een visserijinspanningsregeling geldt.
Artikel 63
Fysieke verificatie
1. Wanneer aan boord van een vissersvaartuig metingen van het voortstuwingsvermogen worden uitgevoerd in het kader van een fysieke verificatie van het vermogen van de voortstuwingsmotor overeenkomstig artikel 41, lid 2, van de controleverordening, mag het vermogen van de voortstuwingsmotor worden gemeten op het toegankelijkste punt tussen de schroef en de motor.
2. Indien het vermogen van de voortstuwingsmotor wordt gemeten achter het reductietandwiel moet de meting adequaat worden gecorrigeerd teneinde het vermogen van de voortstuwingsmotor te berekenen aan de uitgaande as van de tandwielkast overeenkomstig de definitie in artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2930/86. Het met de tandwielkast samenhangende vermogensverlies dient in deze correctie te worden verrekend op basis van de officiële technische gegevens van de tandwielkastproducent.
HOOFDSTUK VIII
Controle van de recreatievisserij
Artikel 64
Vaststelling van steekproefplannen
1. Onverminderd het gebruik van gegevens conform lid 5 moeten de steekproefplannen die de lidstaten op grond van artikel 55, lid 3, van de controleverordening moeten vaststellen om toezicht te houden op de vangsten van onder herstelplannen vallende bestanden door recreatievisserijvaartuigen, voorzien in de verzameling van tweejaarlijkse gegevens.
2. De in de steekproefplannen gebruikte methoden dienen duidelijk te worden vastgesteld en moeten, voor zover mogelijk:
op de lange termijn stabiel zijn;
binnen regio's gestandaardiseerd zijn;
overeenstemmen met de kwaliteitsnormen van ter zake relevante internationale wetenschappelijke instanties en, in voorkomend geval, van ter zake relevante regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Europese Unie als overeenkomstsluitende partij of als waarnemer is aangesloten.
3. Het steekproefplan moet een steekproefopzet voor de raming van de vangsten van onder herstelplannen vallende bestanden bevatten, alsmede verwijzingen naar het gebruikte tuig en het onder het herstelplan vallende geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan.
4. De lidstaten stellen systematisch een raming op van de accuraatheid en de precisie van de verzamelde gegevens.
5. De lidstaten mogen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde steekproefplannen gebruik maken van de gegevens die zijn verzameld in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad ( 5 ) vastgestelde communautaire meerjarenprogramma, voor zover dergelijke gegevens beschikbaar zijn.
6. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer een lidstaat de recreatievisserij van onder een herstelplan vallende bestanden heeft verboden.
Artikel 65
Melding en evaluatie van steekproefplannen
1. De lidstaten melden hun steekproefplannen twaalf maanden na de inwerkingtreding van een herstelplan aan bij de Commissie. Voor herstelplannen die bij de inwerkingtreding van de onderhavige verordening reeds van kracht zijn, wordt het steekproefplan uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening aangemeld. Wijzigingen van een steekproefplan worden aangemeld voordat zij van kracht worden.
2. Naast de in artikel 55, lid 4, van de controleverordening opgenomen elementen evalueert het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij tevens:
na de in lid 1 bedoelde melding en daarna om de vijf jaar: of de aangemelde steekproefplannen in overeenstemming zijn met de in artikel 64, leden 2 en 3, van de onderhavige verordening opgenomen criteria en vereisten;
of de in lid 1 bedoelde wijzigingen van een steekproefplan in overeenstemming zijn met de in artikel 64, leden 2 en 3, van de onderhavige verordening opgenomen criteria en vereisten.
3. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij doet, in voorkomend geval, aanbevelingen ter verbetering van het steekproefplan.
TITEL IV
CONTROLE OP DE AFZET
HOOFDSTUK I
Traceerbaarheid
Artikel 66
Definitie
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
„visserij- en aquacultuurproducten” : alle producten die vallen onder hoofdstuk 3, onder onderverdeling 1212 21 00 van hoofdstuk 12 en onder de posten 1604 en 1605 van hoofdstuk 16 van de gecombineerde nomenclatuur die is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad ( 6 ).
Artikel 67
Informatie over partijen
1. De marktdeelnemers verstrekken de in artikel 58, lid 5, van de controleverordening bedoelde informatie over visserij- en aquacultuurproducten bij de indeling van de visserij- en aquacultuurproducten in partijen en uiterlijk bij de eerste verkoop.
2. In aanvulling op lid 1 werken de marktdeelnemers de in artikel 58, lid 5, van de controleverordening bedoelde ter zake relevante informatie die voortvloeit uit het samenvoegen of splitsen van partijen visserij- en aquacultuurproducten, bij zodra deze informatie beschikbaar is.
3. Wanneer visserij- en aquacultuurproducten die afkomstig zijn van verschillende vissersvaartuigen of aquacultuurproductie-eenheden, na samenvoeging of splitsing van partijen na de eerste verkoop, met elkaar worden vermengd, moeten de marktdeelnemers in staat zijn elke partij van oorsprong op zijn minst aan de hand van het in artikel 58, lid 5, onder a), van de controleverordening bedoelde identificatienummer te identificeren en op grond van artikel 58, lid 3, van de controleverordening te traceren naar het stadium van de vangst of de oogst.
4. Middels de in artikel 58, lid 4, van de controleverordening bedoelde systemen en procedures moeten de marktdeelnemers de rechtstreekse leverancier(s) en koper(s) – behalve wanneer dit de eindconsument is – van de visserij- en aquacultuurproducten kunnen identificeren.
5. De in artikel 58, lid 5, van de controleverordening bedoelde informatie over visserij- en aquacultuurproducten wordt verstrekt op het etiket of de verpakking van de partij, of aan de hand van een handelsdocument dat de partij fysiek vergezelt. Deze informatie mag op de partij worden aangebracht aan de hand van een identificatiedrager zoals een code, een streepjescode, een elektronische chip of een soortgelijk instrument of markeersysteem. De informatie over de partij blijft in alle fasen van de productie, verwerking en afzet beschikbaar zodat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten er op elk moment toegang toe hebben.
6. De in artikel 58, lid 5, van de controleverordening bedoelde informatie over visserij- en aquacultuurproducten wordt door de marktdeelnemers aangebracht aan de hand van een identificatiedrager zoals een code, streepjescode, een elektronische chip of een soortgelijk instrument of markeersysteem:
met ingang van 1 januari 2013, voor visserijtakken waarop een meerjarenplan van toepassing is;
met ingang van 1 januari 2015, voor andere visserij- en aquacultuurproducten.
7. Indien de in artikel 58, lid 5, van de controleverordening bedoelde informatie wordt verstrekt in een handelsdocument dat de partij fysiek vergezelt, wordt ten minste het identificatienummer op de overeenkomstige partij aangebracht.
8. De lidstaten werken met elkaar samen om ervoor te zorgen dat de informatie die op de partij is aangebracht en/of de partij fysiek vergezelt, toegankelijk is voor de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat dan die waar de visserij- of de aquacultuurproducten in de partij zijn ingedeeld, met name wanneer deze informatie op de partij is aangebracht met identificatiedragers zoals codes, streepjescodes, elektronische chips of soortgelijke systemen. Marktdeelnemers die dergelijke systemen gebruiken, moeten garanderen dat deze systemen zijn ontwikkeld op basis van internationaal erkende normen en specificaties.
9. De in artikel 58, lid 5, onder d), van de controleverordening bedoelde datum van de vangsten kan meerdere kalenderdagen omvatten of één periode die overeenstemt met meerdere vangstdagen.
10. De in artikel 58, lid 5, onder f), van de controleverordening bedoelde informatie over leveranciers, heeft betrekking op de in lid 4 van het onderhavige artikel bedoelde rechtstreekse leverancier(s). De informatie mag, in voorkomend geval, worden verstrekt aan de hand van het identificatiemerk als bedoeld in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong ( 7 ).
11. De in artikel 58, lid 5, onder a) tot en met f), van de controleverordening bedoelde informatie hoeft niet te worden verstrekt voor:
geïmporteerde visserij- en aquacultuurproducten die zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van het vangstcertificaat overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad ( 8 );
in zoet water gevangen of gekweekte visserij- en aquacultuurproducten, en
siervis, schaal- en schelpdieren en weekdieren.
12. De in artikel 58, lid 5, van de controleverordening bedoelde informatie hoeft niet te worden verstrekt voor visserij- en aquacultuurproducten van de posten 1604 en 1605 van hoofdstuk 16 van de gecombineerde nomenclatuur.
13. Voor de toepassing van artikel 58, lid 5, van de controleverordening heeft de informatie over het gebied waar het product is gevangen of gekweekt, betrekking op het volgende:
voor vangsten van bestanden of groepen bestanden waarvoor in de wetgeving van de Unie quota en/of minimummaten zijn vastgesteld: het betrokken geografische gebied, als omschreven in artikel 4, punt 30, van de controleverordening;
voor vangsten van andere bestanden of groepen bestanden, in zoet water gevangen visserijproducten en aquacultuurproducten: de naam van het vangst- of productiegebied overeenkomstig artikel 38, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ).
14. Onder de in artikel 58, lid 8, van de controleverordening bedoelde waarde van kleine hoeveelheden visserij- en aquacultuurproducten wordt verstaan de waarde bij rechtstreekse verkoop per vissersvaartuig, per kalenderdag en per eindconsument.
▼M1 —————
HOOFDSTUK II
Weging van visserijproducten
Artikel 69
Toepassingsgebied
Onverminderd de artikelen 78 tot en met 89 zijn de in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen van toepassing op aanlandingen door ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ in een lidstaat en op overladingen waarbij ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ betrokken zijn, in havens of plaatsen dichtbij de kust van een lidstaat, alsmede op de weging van visserijproducten aan boord van ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ in Uniewateren.
Artikel 70
Weegregisters
1. Geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen of andere instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste afzet of de aan de eerste afzet voorafgaande opslag van visserijproducten, of in voorkomend geval de kapiteins van de ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ , registreren de overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van de controleverordening uitgevoerde weging aan de hand van de vermelding van de volgende gegevens:
de FAO-drielettercode van de gewogen soort;
de in kg productgewicht uitgedrukte weegresultaten voor elke hoeveelheid van elke soort;
het externe identificatienummer en de naam van het vissersvaartuig waarvan de gewogen hoeveelheid afkomstig is;
de aanbiedingsvorm van de gewogen visserijproducten;
de datum van de weging (JJJJ-MM-DD).
2. Geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen of andere instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste afzet of de aan de eerste afzet voorafgaande opslag van visserijproducten, of in voorkomend geval de kapiteins van de ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ , bewaren de in lid 1 bedoelde registers gedurende drie jaar.
Artikel 71
Tijdstip van de weging
1. Visserijproducten die van het ene op het andere ►M1 Unievissersvaartuig ◄ worden overgeladen en bestemd zijn om in een haven buiten de Europese Unie voor het eerst te worden aangeland, worden gewogen voordat zij vanuit de haven van overlading of vanaf de plaats van overlading worden vervoerd.
2. Wanneer de visserijproducten overeenkomstig artikel 60, lid 3, van de controleverordening aan boord van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ worden gewogen en na aanlanding aan land nogmaals worden gewogen, wordt voor de toepassing van artikel 60, lid 5, van de controleverordening het bij de weging aan land geconstateerde cijfer gebruikt.
3. Onverminderd specifieke bepalingen voor ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ waarop de vereisten inzake het elektronisch invullen en indienen van visserijlogboekgegevens overeenkomstig artikel 15 van de controleverordening niet van toepassing zijn, kan de lidstaat de kapitein vragen om vóór de weging een kopie van de betrokken visserijlogboekbladzijde te overhandigen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van aanlanding.
Artikel 72
Weegsystemen
1. Alle weegsystemen moeten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden gekalibreerd en verzegeld overeenkomstig de nationale systemen.
2. De voor het weegsysteem bevoegde natuurlijke of rechtspersoon houdt een kalibratieregister bij.
3. Indien de weging wordt uitgevoerd op een transportband, dient een zichtbare teller te zijn aangebracht waarop het cumulatieve gewicht wordt geregistreerd. Zowel het cijfer dat bij het begin van de weging op de teller is aangegeven, als het cumulatieve totaal wordt geregistreerd. De voor de weging bevoegde natuurlijke of rechtspersoon registreert elk gebruik van het systeem in het wegingslogboek.
Artikel 73
Weging van bevroren visserijproducten
1. Onverminderd specifieke bepalingen en met name de artikelen 70 en 74 mag bij de weging van aangelande hoeveelheden bevroren visserijproducten het gewicht van bevroren visserijproducten die in dozen of blokken worden aangeland, per soort en, in voorkomend geval, per aanbiedingsvorm worden bepaald door het totale aantal dozen of blokken te vermenigvuldigen met een gemiddeld nettogewicht per doos of blok, dat wordt berekend aan de hand van de in bijlage XVIII vastgestelde methode.
2. De natuurlijke of de rechtspersonen die de visserijproducten wegen, houden per aanlanding een register bij waarin het volgende wordt vermeld:
de naam en de externe registratiecijfers en -letters van het vaartuig dat de vis heeft aangeland;
de soort en, in voorkomend geval, de aanbiedingsvorm van de aangelande vis;
de omvang van de partij en van de steekproef van de pallets per soort en, in voorkomend geval, per aanbiedingsvorm overeenkomstig punt 1 van bijlage XVIII;
het gewicht van elk pallet in de steekproef en het gemiddelde gewicht van de pallets;
het aantal dozen of blokken per pallet in de steekproef;
het tarragewicht per doos, indien dit verschillend is van het in punt 4 van bijlage XVIII bedoelde tarragewicht;
het gemiddelde gewicht van een leeg pallet overeenkomstig punt 3, onder b), van bijlage XVIII;
het gemiddelde gewicht per doos of blok visserijproducten per soort en, in voorkomend geval, per aanbiedingsvorm.
Artikel 74
IJs en water
1. Vóór de weging zorgen de geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen of andere instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste afzet van de visserijproducten, ervoor dat het ijs van de visserijproducten wordt verwijderd voor zover dit geen visbederf en kwaliteitsvermindering veroorzaakt.
2. Onverminderd de in de artikelen 78 tot en met 89 bedoelde speciale voorschriften voor pelagische soorten die in bulk worden aangeland voor overbrenging naar de plaats van eerste afzet, opslag of verwerking, mag niet meer dan 2 % water en ijs in mindering worden gebracht op het totale gewicht. Het in mindering gebrachte percentage water en ijs moet in elk geval op de weegbrief worden geregistreerd bij de vermelding van het gewicht. Voor aanlandingen voor industriële doeleinden of voor andere dan pelagische soorten mag geen vermindering voor water of ijs worden toegepast.
Artikel 75
Toegang door de bevoegde autoriteiten
De bevoegde autoriteiten hebben te allen tijde volledige toegang tot de weegsystemen, de weegregisters, de schriftelijke verklaringen en alle ruimten waar de visserijproducten worden opgeslagen of verwerkt.
Artikel 76
Steekproefplannen
1. De in artikel 60, lid 1, van de controleverordening bedoelde steekproefplannen en de eventuele substantiële wijzigingen daarvan worden door de lidstaten vastgesteld overeenkomstig de in bijlage XIX bij de onderhavige verordening beschreven risicogebaseerde methode.
2. De in artikel 60, lid 3, van de controleverordening bedoelde steekproefplannen en de eventuele substantiële wijzigingen daarvan worden door de lidstaten vastgesteld overeenkomstig de in bijlage XX bij de onderhavige verordening beschreven risicogebaseerde methode. De in artikel 14, lid 3, en artikel 21, lid 3, van de controleverordening vastgestelde tolerantiemarge geldt niet voor aan boord gewogen vangsten wanneer het aan land gewogen gewicht groter is dan het overeenkomstige aan boord gewogen gewicht.
3. Lidstaten die van plan zijn in artikel 60, leden 1 en 3, van de controleverordening bedoelde steekproefplannen vast te stellen, moeten uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening bij voorkeur één enkel steekproefplan indienen dat betrekking heeft op alle betrokken weegprocedures voor een periode van drie jaar. Dat steekproefplan mag op basis van de visserijtakken worden opgesplitst in verschillende delen.
4. Nieuwe steekproefplannen die na de in lid 3 bedoelde termijn moeten worden vastgesteld, alsmede wijzigingen van die plannen, moeten uiterlijk drie maanden vóór het einde van het betrokken jaar worden ingediend.
Artikel 77
Controleplannen en -programma's voor de weging van visserijproducten na vervoer vanaf de plaats van aanlanding
1. De in artikel 61, lid 1, van de controleverordening bedoelde controleplannen en de eventuele substantiële wijzigingen daarvan worden door de lidstaten vastgesteld overeenkomstig de in bijlage XXI bij de onderhavige verordening beschreven risicogebaseerde methode.
2. Lidstaten die van plan zijn in artikel 61, lid 1, van de controleverordening bedoelde controleplannen vast te stellen, moeten één enkel controleplan indienen dat betrekking heeft op elk vervoer van visserijproducten die na het vervoer moeten worden gewogen. Deze controleplannen moeten uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening worden ingediend. Het enige steekproefplan mag op basis van de visserijtakken worden opgesplitst in verschillende delen.
3. De in artikel 61, lid 2, van de controleverordening bedoelde gemeenschappelijke controleprogramma's en de eventuele substantiële wijzigingen daarvan worden door de lidstaten vastgesteld overeenkomstig de in bijlage XXII bij de onderhavige verordening beschreven risicogebaseerde methode.
4. Lidstaten die van plan zijn in artikel 61, lid 2, van de controleverordening bedoelde gemeenschappelijke controleprogramma's vast te stellen, moeten deze uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening indienen.
5. Nieuwe, in lid 2 bedoelde controleplannen of nieuwe, in lid 4 bedoelde gemeenschappelijke controleprogramma's die na de in de leden 2 en 4 bedoelde termijn moeten worden vastgesteld, alsmede wijzigingen van die plannen of programma's moeten uiterlijk drie maanden vóór het einde van het jaar dat voorafgaat aan de inwerkingtreding van dat plan of programma, worden ingediend.
Artikel 78
Werkingssfeer van de weegprocedures voor vangsten van haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting
De in deze afdeling vastgestelde voorschriften gelden voor het wegen van hoeveelheden haring (Clupea harengus), makreel (Scomber scombrus), horsmakreel (Trachurus spp.) en blauwe wijting (Micromesistius poutassou) die zijn aangeland in de Unie of door Unievissersvaartuigen in derde landen, én zijn gevangen in:
voor haring: de ICES-gebieden I, II, IIIa, IV, Vb, VI en VII;
voor makreel: de ICES-gebieden IIa, IIIa, IV, Vb, VI, VII, VIII, IX, XII en XIV en de Uniewateren van het CECAF-gebied;
voor horsmakreel: de ICES-gebieden IIa, IV, Vb, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV en de Uniewateren van het CECAF-gebied;
voor blauwe wijting: de ICES-gebieden IIa, IIIa, IV, Vb, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV en de Uniewateren van het CECAF-gebied,
én per aanlanding meer dan 10 ton bedragen.
Artikel 79
Havens voor het wegen van vangsten van haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting
1. Vangsten van de in artikel 78 vermelde soorten worden onmiddellijk na aanlanding gewogen. Vangsten van deze soorten mogen evenwel na het vervoer worden gewogen wanneer:
en wanneer de betrokken controleplannen of gemeenschappelijke controleprogramma's door de Commissie zijn goedgekeurd.
2. De betrokken lidstaten stellen vast in welke havens de in artikel 78 vermelde soorten moeten worden gewogen en zorgen ervoor dat deze soorten steeds in die havens worden aangeland. Deze havens moeten beschikken over:
vaststaande tijdstippen van aanlanding en van overlading;
vaststaande plaatsen van aanlanding en van overlading;
vaststaande inspectie- en controleprocedures.
3. Voorts delen de betrokken lidstaten de Commissie de lijst van deze havens en de aldaar geldende inspectie- en controleprocedures mee, alsook de voorwaarden voor de registratie en de doorgifte van de bij elke aanlanding aangevoerde hoeveelheden van elk van deze soorten.
4. Wijzigingen van de in lid 3 bedoelde lijsten van havens en inspectie- en controleprocedures worden uiterlijk 15 dagen voordat zij van kracht worden, aan de Commissie meegedeeld.
5. De lidstaten zorgen ervoor dan alle aanlandingen van de in artikel 78 vermelde soorten die door hun vissersvaartuigen buiten de Europese Unie worden gedaan, plaatsvinden in havens die uitdrukkelijk voor weging zijn geselecteerd door derde landen die voor deze soorten overeenkomsten met de Europese Unie hebben gesloten.
6. De Commissie verstrekt de in de leden 3 en 4 bedoelde gegevens, alsook de lijst van de door derde landen geselecteerde havens aan alle betrokken lidstaten.
7. De Commissie en de betrokken lidstaten publiceren de lijsten van havens en de wijzigingen daarvan op hun officiële websites.
Artikel 80
Binnenkomst in een haven van een lidstaat
1. Met het oog op de weging, stelt de kapitein van een vissersvaartuig, of diens vertegenwoordiger, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aanlanding zal plaatsvinden, ten minste vier uur vóór de binnenkomst in de betrokken haven van aanlanding in kennis van:
de haven die hij wil aandoen, alsmede de naam en de externe registratiecijfers en -letters van het vaartuig;
het verwachte tijdstip van aankomst in die haven;
de in kg levend gewicht uitgedrukte hoeveelheden haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting die aan boord worden gehouden;
het/de betrokken geografische gebied(en) waar de vangst heeft plaatsgehad; het gebied verwijst naar het deelgebied en de sector of deelsector waar krachtens het EU-recht vangstbeperkingen gelden.
2. De kapiteins van ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ waarop de voorschriften inzake de elektronische registratie van visserijlogboekgegevens van toepassing zijn, geven de in lid 1 bedoelde gegevens elektronisch door aan hun vlaggenlidstaat. De lidstaten geven deze informatie onmiddellijk door aan de lidstaat waar de aanlanding zal plaatsvinden. De in artikel 15 van de controleverordening bedoelde elektronische visserijlogboekgegevens en de in lid 1 van de onderhavige verordening bedoelde gegevens mogen in één keer elektronisch worden doorgestuurd.
3. De lidstaten kunnen een kortere dan de in lid 1 genoemde kennisgevingsperiode vaststellen. In dat geval stelt de betrokken lidstaat de Commissie 15 dagen vóór de inwerkingtreding van de kortere kennisgevingsperiode daarvan in kennis. De Commissie en de betrokken lidstaten publiceren deze informatie op hun website.
Artikel 81
Lossen
De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten eisen dat pas met het lossen van de in artikel 78 bedoelde vangsten wordt begonnen wanneer uitdrukkelijk toestemming voor het lossen is verleend. Onderbroken lossingen kunnen pas worden hervat nadat hiervoor toestemming is verleend.
Artikel 82
Visserijlogboek
1. Onmiddellijk bij aankomst in de haven en vóór het begin van het lossen legt de kapitein van een vissersvaartuig dat zijn visserijlogboekgegevens niet elektronisch hoeft te registreren, de betrokken ingevulde visserijlogboekbladzijde(n) over met het oog op inspectie door de bevoegde autoriteit van de lidstaat in de haven van aanlanding.
2. De aan boord gehouden hoeveelheden haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting waarvan overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder c), vóór de aanlanding kennisgeving is gedaan, stemmen overeen met de definitief geregistreerde vermelding van de hoeveelheden in het visserijlogboek.
Artikel 83
Openbare weeginstallaties voor verse haring, verse makreel, verse horsmakreel en verse blauwe wijting
Onverminderd artikel 72 moeten de natuurlijke of de rechtspersonen die in artikel 78 bedoelde vangsten wegen in openbare weeginstallaties, de koper een weegbrief overhandigen met daarin de datum en het tijdstip van de weging en het identificatienummer van de container. Een kopie van de weegbrief wordt aan het verkoopdocument of de aangifte van overname gehecht.
Artikel 84
Particuliere weeginstallaties voor verse vis
1. Naast artikel 72 is het onderhavige artikel van toepassing op het gebruik van particuliere weeginstallaties.
2. De natuurlijke of de rechtspersonen die in artikel 78 bedoelde vangsten wegen, moeten voor elk weegsysteem een ingebonden, gepagineerd register bijhouden. Dit register wordt onmiddellijk na de weging van elke aanlanding ingevuld, maar niet later dan om 23.59 uur plaatselijke tijd op de dag waarop de weging heeft plaatsgevonden. Het register dient de volgende gegevens te bevatten:
de naam en de externe registratiecijfers en -letters van het vaartuig dat in artikel 78 bedoelde vangsten heeft aangeland;
het unieke identificatienummer van de containers en de lading ervan, wanneer in artikel 78 bedoelde vangsten zijn vervoerd vanuit de haven van aanlanding voordat zij overeenkomstig artikel 79 zijn gewogen. Elke containerlading wordt afzonderlijk gewogen en geregistreerd. Het is evenwel toegestaan het totale gewicht van alle van één vaartuig afkomstige containerladingen in zijn geheel te registreren, op voorwaarde dat deze containerladingen zonder onderbreking na elkaar worden gewogen;
de vissoort;
het gewicht van elke aanlanding;
de datum en het tijdstip van begin en einde van de weging.
3. Onverminderd artikel 72, lid 3, dient, bij wegingen op een transportband, elk gebruik van het systeem te worden geregistreerd in het ingebonden, gepagineerde weegregister.
Artikel 85
Wegen van bevroren vis
Bij de weging van aangelande hoeveelheden bevroren haring, makreel, horsmakreel of blauwe wijting wordt het gewicht van de in dozen aangelande bevroren vis overeenkomstig artikel 73 bepaald per soort.
Artikel 86
Bewaren van de weegregisters
Alle in artikel 84, lid 3, en artikel 85 bedoelde weegregisters en de kopieën van vervoersdocumenten in het kader van een in artikel 79, lid 1, bedoeld controleplan of gemeenschappelijk controleprogramma worden gedurende ten minste drie jaar bewaard.
Artikel 87
Verkoopdocument en aangifte van overname
De natuurlijke of de rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor de indiening van verkoopdocumenten en aangiften van overname, leggen stukken van deze aard die betrekking hebben op de in artikel 78 vermelde soorten, op verzoek over aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat.
Artikel 88
Kruiscontroles
In afwachting van het opzetten van een geautomatiseerd gegevensbestand overeenkomstig artikel 109 van de controleverordening voeren de bevoegde autoriteiten administratieve kruiscontroles uit op alle aanlandingen, en vergelijken zij daarbij de volgende gegevens:
de naar soort uitgesplitste hoeveelheden haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting die in de in artikel 80, lid 1, onder c), bedoelde voorafgaande kennisgeving van de aanlanding zijn opgegeven, en de respectieve hoeveelheden die in het visserijlogboek zijn geregistreerd;
de naar soort uitgesplitste hoeveelheden haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting die in het visserijlogboek zijn geregistreerd, en de respectieve hoeveelheden die in de aangifte van aanlanding zijn geregistreerd;
de naar soort uitgesplitste hoeveelheden haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting die in de aangifte van aanlanding zijn geregistreerd, en de respectieve hoeveelheden die in de aangifte van overname of het verkoopdocument zijn geregistreerd;
het in het visserijlogboek van het vaartuig geregistreerde vangstgebied en de VMS-gegevens voor het betrokken vaartuig.
Artikel 89
Controle van de weging
1. De controle van de weging van de vangsten aan haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting van een vaartuig vindt plaats per soort. Indien een vaartuig zijn vangst aan wal pompt, wordt de weging van de volledige lossing gecontroleerd. Bij aanlanding van bevroren haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting worden alle dozen geteld en wordt de toepassing van de in bijlage XVIII vastgestelde methode voor de berekening van het gemiddelde nettogewicht van de dozen gecontroleerd.
2. Naast de in artikel 88 bedoelde kruiscontroles vindt een vergelijking plaats van:
de naar soort uitgesplitste hoeveelheden haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting die in de weegregisters van openbare of particuliere weeginstallaties zijn geregistreerd, en de respectieve hoeveelheden die zijn geregistreerd in de aangifte van overname of het verkoopdocument;
de naar soort uitgesplitste hoeveelheden haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting die in de vervoersdocumenten zijn geregistreerd in het kader van een in artikel 79, lid 1, bedoeld controleplan of gemeenschappelijk controleprogramma;
de unieke identificatienummers van de containers die in het register zijn vermeld overeenkomstig artikel 84, lid 2, onder b).
3. Zodra het lossen is voltooid, wordt gecontroleerd of alle vis waarop de bijzondere voorschriften van deze afdeling van toepassing zijn, uit het vaartuig is verwijderd.
4. Alle in het onderhavige artikel en in artikel 107 bedoelde controles worden gedocumenteerd. Deze documenten worden gedurende ten minste drie jaar bewaard.
HOOFDSTUK III
Verkoopdocumenten en aangiften van overname
Artikel 90
Algemene voorschriften
1. Het in artikel 64, lid 1, onder f), en artikel 66, lid 3, onder e), van de controleverordening bedoelde aantal vissen wordt in het verkoopdocument en de aangifte van overname aangegeven indien het betrokken quotum op basis van het aantal vissen wordt beheerd.
2. Onder de in artikel 64, lid 1, onder g), van de controleverordening bedoelde aanbiedingsvorm wordt tevens de in bijlage I bij de onderhavige verordening omschreven staat van verwerking begrepen.
3. De in artikel 64, lid 1, onder l), van de controleverordening bedoelde prijs wordt opgegeven in de munteenheid van de lidstaat waar de verkoop plaatsvindt.
Artikel 91
Formaat voor de verkoopdocumenten en de aangiften van overname
1. De lidstaten bepalen welk formaat moet worden gebruikt voor het invullen en verzenden van verkoopdocumenten en aangiften van overname tussen geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen of andere door de lidstaten gemachtigde instanties of personen en de bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 63 en 67 van de controleverordening.
2. De gegevenselementen die geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen of andere door de lidstaten gemachtigde instanties of personen op grond van voorschriften van de Unie in hun verkoopdocumenten of aangiften van overname moeten registreren, worden ook tussen de lidstaten uitgewisseld.
3. De in artikel 111, lid 2, van de controleverordening bedoelde gegevens die door de lidstaat op het grondgebied waarvan de eerste verkoop of de overname hebben plaatsgevonden, zijn verstrekt voor activiteiten die in de voorafgaande 36 maanden plaatsvonden, worden door die lidstaat ter beschikking gesteld op verzoek van de vlaggenlidstaat of de lidstaat op het grondgebied waarvan de visserijproducten zijn aangeland. Het antwoord op het verzoek wordt automatisch aangemaakt en onmiddellijk doorgestuurd.
4. De lidstaten:
zorgen ervoor dat de gegevens die zij op grond van dit hoofdstuk hebben ontvangen, in een computerleesbare vorm worden geregistreerd en gedurende ten minste drie jaar veilig in elektronische gegevensbestanden worden opgeslagen;
nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens uitsluitend worden gebruikt voor de in deze verordening vastgestelde doeleinden, en
nemen de nodige technische maatregelen om die gegevens te beschermen tegen onopzettelijk of niet-geautoriseerd wissen, toevallig verlies, beschadiging, verspreiding of onbevoegde raadpleging.
5. In elke lidstaat is de in artikel 5, lid 5, van de controleverordening bedoelde ene enkele autoriteit verantwoordelijk voor de transmissie, de ontvangst, het beheer en de verwerking van alle gegevens waarop dit hoofdstuk van toepassing is.
6. De lidstaten wisselen onderling de contactgegevens van hun in lid 5 bedoelde autoriteit uit en stellen de Commissie en de door de Commissie aangewezen instantie daarvan uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening in kennis.
7. Wijzigingen van de in de leden 5 en 6 bedoelde gegevens worden voordat zij van kracht worden, meegedeeld aan de Commissie, de door de Commissie aangewezen instantie en de andere lidstaten.
TITEL V
BEWAKING
HOOFDSTUK I
Bewakingsverslagen
Artikel 92
In het bewakingsverslag te registeren gegevens
1. Het in artikel 71, leden 3 en 4, van de controleverordening bedoelde bewakingsverslag wordt opgesteld overeenkomstig bijlage XXIII bij de onderhavige verordening.
2. De lidstaten voeren de in hun bewakingsverslagen opgenomen gegevens in in het in artikel 78 van de controleverordening bedoelde elektronische gegevensbestand en zorgen voor de in bijlage XXIV, punt 2, van de onderhavige verordening bedoelde functies. In dit gegevensbestand moeten ten minste de in bijlage XXIII bedoelde gegevens worden geregistreerd. Papieren bewakingsverslagen mogen bij wijze van aanvulling in het gegevensbestand worden ingescand.
3. De in de verslagen opgenomen gegevens dienen ten minste drie jaar beschikbaar te blijven in het gegevensbestand.
4. Na ontvangst van een in lid 1 bedoeld bewakingsverslag stelt de vlaggenlidstaat zo snel mogelijk een onderzoek in naar de activiteiten van de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen waarop het bewakingsverslag betrekking heeft.
5. Lid 1 is van toepassing onverminderd de voorschriften van regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de Europese Unie als overeenkomstsluitende partij is aangesloten.
HOOFDSTUK II
Met controle belaste waarnemers
Artikel 93
Algemene voorschriften inzake met controle belaste waarnemers
1. Onverminderd speciale voorschriften die door een regionale organisatie voor visserijbeheer zijn vastgesteld of met een derde land zijn overeengekomen, hebben ►M1 Unievissersvaartuigen ◄ die met het oog op de tenuitvoerlegging van een regeling inzake met controle belaste waarnemers zijn aangewezen, gedurende de in de regeling vastgestelde periode ten minste één met controle belaste waarnemer aan boord.
2. De lidstaten wijzen de met controle belaste waarnemers aan en zorgen ervoor dat deze in staat zijn hun taken te vervullen. De lidstaten zorgen met name voor het goede verloop van de heen- en terugreis van de met controle belaste waarnemers naar en van het betrokken ►M1 Unievissersvaartuig ◄ .
3. De met controle belaste waarnemers voeren uitsluitend de in artikel 73 van de controleverordening en in artikel 95 van de onderhavige verordening vastgestelde taken uit, tenzij andere taken moeten worden vervuld in het kader van de EU-regeling inzake met controle belaste waarnemers of in het kader van een waarnemersprogramma dat onder de bevoegdheid van een regionale organisatie voor visserijbeheer valt of is vastgesteld in het kader van een bilaterale overeenkomst met een derde land.
4. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de met controle belaste waarnemers voor het vervullen van hun taak over communicatiemiddelen beschikken die onafhankelijk van het communicatiesysteem van het betrokken vissersvaartuig werken.
5. Deze voorschriften doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de kapitein van het vissersvaartuig, die als enige verantwoordelijk is voor de activiteiten van het vaartuig.
Artikel 94
Onafhankelijkheid van de met controle belaste waarnemers
Om de in artikel 73, lid 2, van de controleverordening bedoelde onafhankelijkheid van de met controle belaste waarnemers ten opzichte van de eigenaar, de exploitant, de kapitein en de bemanningsleden van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ te verzekeren, mogen de met controle belaste waarnemers:
Artikel 95
Taken van de met controle belaste waarnemers
1. De met controle belaste waarnemers verifiëren de relevante documenten en registreren de visserijactiviteiten van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ dat hen aan boord heeft genomen, overeenkomstig bijlage XXV.
2. De met controle belaste waarnemers die zich aan boord van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ bevinden, brengen verslag uit aan de functionarissen die het betrokken vissersvaartuig gaan inspecteren zodra deze aan boord komen. Indien de voorzieningen aan boord van het ►M1 Unievissersvaartuig ◄ daarvoor geschikt zijn, vindt deze verslaglegging, in voorkomend geval, plaats tijdens een besloten bijeenkomst.
3. De met controle belaste waarnemers stellen het in artikel 73, lid 5, van de controleverordening bedoelde verslag op volgens het formaat in bijlage XXVI bij de onderhavige verordening. Zij verzenden dit verslag onmiddellijk, en in elk geval binnen 30 dagen na het voltooien van de opdracht, naar hun autoriteiten en naar de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat. De voor de met controle belaste waarnemers bevoegde autoriteiten stellen het verslag op verzoek ter beschikking van de kustlidstaat, de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie. Exemplaren van het verslag die aan andere lidstaten ter beschikking worden gesteld, hoeven geen melding te maken van de locaties van de vangsten, wat de begin- en eindposities van elke visserijactiviteit betreft, maar mogen wel de in kg levend gewicht uitgedrukte dagelijkse totale vangsten per soort en per ICES-sector of eventueel andere zone bevatten.
▼M1 —————
TITEL VI
INSPECTIES
HOOFDSTUK I
Uitvoering van inspecties
Artikel 97
Tot de uitvoering van inspecties op zee of aan land gemachtigde functionarissen
1. In artikel 74 van de controleverordening bedoelde functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van inspecties, moeten daartoe gemachtigd zijn door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Met het oog daarop geven de lidstaten hun functionarissen een dienstkaart waarin hun identiteit en functie worden vermeld. De diensthebbende functionarissen dragen deze dienstkaart bij zich en tonen haar bij de eerste mogelijkheid die zich daartoe bij de inspectie voordoet.
2. De lidstaten geven hun functionarissen de bevoegdheden die nodig zijn voor de uitvoering van controle-, inspectie- en handhavingstaken overeenkomstig deze verordening en voor de handhaving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
Artikel 98
Algemene beginselen
1. Onverminderd bepalingen in meerjarenplannen stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de hand van alle beschikbare informatie een risicogebaseerde benadering voor de selectie van inspectiedoelen vast. De functionarissen voeren de inspecties volgens deze benadering uit overeenkomstig de voorschriften van dit hoofdstuk.
2. Onverminderd bepalingen in meerjarenplannen coördineren de lidstaten hun controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten. Met het oog daarop en met het oog op de handhaving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid zorgen zij voor de vaststelling en uitvoering van de in respectievelijk artikel 46 en artikel 94 van de controleverordening bedoelde nationale controleactieprogramma's en gemeenschappelijke controleprogramma's die betrekking hebben op activiteiten op zee en aan land.
3. De lidstaten voeren aan de hand van een risicogebaseerde controle- en handhavingsstrategie en op objectieve wijze de inspectieactiviteiten uit die nodig zijn om te voorkomen dat visserijproducten die afkomstig zijn van tegen de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid indruisende activiteiten, aan boord worden gehouden of worden overgeladen, aangeland, overgebracht naar kooien en kwekerijen, verwerkt, vervoerd, opgeslagen, afgezet of in voorraad gehouden.
4. Bij de inspecties wordt al het mogelijke gedaan om een achteruitgang van de hygiënische toestand en de kwaliteit van de geïnspecteerde visserijproducten te voorkomen.
5. De lidstaten zorgen voor nationale visserijgerelateerde informatiesystemen die uitgerust zijn om overeenkomstig artikel 111 van de controleverordening rechtstreeks elektronisch informatie over havenstaatinspecties uit te wisselen met, naargelang van het geval, andere lidstaten, de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie.
Artikel 99
Taken van de functionarissen in de pre-inspectiefase
Tijdens de pre-inspectiefase verzamelen de functionarissen, waar dat mogelijk is, alle relevante gegevens, met inbegrip van:
visvergunningen en -machtigingen;
VMS-gegevens over de lopende visreis;
gegevens over inspecties vanuit de lucht en andere waarnemingen;
reeds bestaande inspectiedocumenten en gegevens over het betrokken ►M1 Unievissersvaartuig ◄ die te vinden zijn op het beveiligde deel van de website van de vlaggenlidstaat.
Artikel 100
Taken van de tot de uitvoering van inspecties gemachtigde functionarissen
1. Tot de uitvoering van inspecties gemachtigde functionarissen verifiëren en noteren de ter zake relevante elementen die zijn omschreven in de betrokken inspectiemodule van het in bijlage XXVII opgenomen inspectieverslag. Hiertoe kunnen zij foto's nemen en beeld- en geluidsmateriaal maken — beide in overeenstemming met de nationale wetgeving — en kunnen zij, in voorkomend geval, steekproeven nemen.
2. De functionarissen doen geen afbreuk aan het recht van een marktdeelnemer om tijdens de inspectieverrichtingen te communiceren met de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat.
3. De functionarissen houden rekening met informatie die overeenkomstig artikel 95, lid 2, ter beschikking wordt gesteld door een met controle belaste waarnemer die zich aan boord van het te inspecteren vissersvaartuig bevindt.
4. Na een inspectie ondervragen de inspectiefunctionarissen de marktdeelnemers in voorkomend geval over de visserijregelgeving die op de betrokken omstandigheden van toepassing is.
5. De functionarissen verlaten het geïnspecteerde vissersvaartuig of de geïnspecteerde ruimte zo snel mogelijk na de inspectie indien geen bewijs van een kennelijke inbreuk wordt gevonden.
Artikel 101
Verplichtingen van de lidstaten, de Commissie en het Europees Bureau voor visserijcontrole
1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en, in voorkomend geval, de Commissie en het Europees Bureau voor visserijcontrole zorgen ervoor dat hun functionarissen zich op een beleefde, begrijpende, professionele en degelijke manier van hun inspectietaken kwijten.
2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten stellen procedures vast die ervoor moeten zorgen dat klachten van marktdeelnemers over de uitvoering van inspecties door functionarissen van de lidstaten billijk en grondig worden onderzocht overeenkomstig de nationale wetgeving.
3. Een kustlidstaat kan, wanneer daartoe regelingen worden getroffen met de vlaggenlidstaat van een vissersvaartuig, functionarissen van de bevoegde autoriteiten van die vlaggenlidstaat uitnodigen om deel te nemen aan inspecties van vissersvaartuigen van die vlaggenlidstaat die actief zijn in wateren van de kustlidstaat of vangsten aanlanden in de havens van de kustlidstaat.
Artikel 102
Algemene bepalingen over inspecties op zee
1. Alle vaartuigen die met het oog op controle, inclusief bewaking, worden gebruikt, moeten duidelijk zichtbaar zijn dankzij de aanwezigheid van een in bijlage XXVIII beschreven wimpel of symbool.
2. Sloepen voor het aan boord brengen en van boord halen van de inspectiefunctionarissen moeten een soortgelijke, aan de omvang van de sloep aangepaste vlag of wimpel voeren om duidelijk te maken dat de sloep betrokken is bij de uitvoering van visserijinspectietaken.
3. De voor de inspectievaartuigen verantwoordelijke personen dienen de regels van goed zeemanschap in acht te nemen en op een veilige afstand van het vissersvaartuig te manoeuvreren overeenkomstig de internationale voorschriften voor de preventie van aanvaringen op zee.
Artikel 103
Aan boord van visserstuigen gaan
1. De voor de uitvoering van de inspectie bevoegde functionarissen zorgen ervoor dat geen maatregelen worden genomen die de veiligheid van het vissersvaartuig of van de bemanning ervan in gevaar kunnen brengen.
2. De functionarissen mogen de kapitein van een vissersvaartuig tijdens het aan of van boord gaan niet de opdracht geven om tijdens het vissen te stoppen of te manoeuvreren of om het uitzetten dan wel het binnenhalen van vistuig te beëindigen. De functionarissen mogen echter wel eisen dat het uitzetten van vistuig wordt onderbroken of uitgesteld totdat zij veilig van of aan boord van het vissersvaartuig zijn. Dit uitstel mag niet meer tijd in beslag nemen dan 30 minuten nadat de functionarissen aan boord van het vissersvaartuig zijn gekomen, tenzij een inbreuk is geconstateerd. Onverminderd deze bepaling kunnen de functionarissen eisen dat het vistuig voor inspectiedoeleinden wordt binnengehaald.
Artikel 104
Activiteiten aan boord
1. Tijdens de inspectie verifiëren en noteren de functionarissen alle relevante elementen die zijn omschreven in de betrokken inspectiemodule van het in bijlage XXVII opgenomen inspectieverslag.
2. De functionarissen mogen de kapitein vragen het vistuig voor inspectiedoeleinden binnen te halen.
3. De inspectieteams bestaan doorgaans uit twee functionarissen. Zo nodig kunnen de inspectieteams met extra functionarissen worden uitgebreid.
4. Een inspectie mag niet langer duren dan vier uur of dan de tijd die nodig is om de netten binnen te halen en de netten en de vangst te inspecteren, naargelang van wat het langste duurt. Dit voorschrift is niet van toepassing wanneer een kennelijke inbreuk wordt geconstateerd of wanneer de functionarissen aanvullende informatie nodig hebben.
5. Wanneer een kennelijke inbreuk wordt geconstateerd, is het toegestaan om ongeacht welk deel van het vistuig of het vissersvaartuig, inclusief containers visserijproducten en het/de compartiment(en) waarin deze kunnen worden gestouwd, van stevig vastgemaakte identificatiemerktekens en -zegels te voorzien en is het de functionaris(sen) toegestaan aan boord te blijven totdat de nodige maatregelen zijn genomen om alle bewijzen van de kennelijke inbreuk te beveiligen en het behoud ervan te waarborgen.
Artikel 105
Voorbereiding van de inspectie
1. Ongeacht de benchmarks die zijn vastgesteld in specifieke controle- en inspectieprogramma's en in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1005/2008, wordt een vissersvaartuig in een haven of bij aanlanding in de volgende omstandigheden geïnspecteerd:
routinematig, volgens een steekproefmethode die is gestoeld op risicogebaseerd beheer, of
bij een vermoeden dat het vissersvaartuig niet voldoet aan de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
2. In de in lid 1, onder b), bedoelde gevallen en onverminderd artikel 106, lid 2, laatste zin, zorgen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ervoor dat hun functionarissen aanwezig zijn bij de aankomst van vissersvaartuigen die in een haven moeten worden geïnspecteerd.
3. Lid 1 belet de lidstaten niet aselecte inspecties uit te voeren.
Artikel 106
Inspecties in de haven
1. Tijdens de inspectie verifiëren en noteren de functionarissen alle relevante elementen die zijn omschreven in de betrokken inspectiemodule van het in bijlage XXVII opgenomen inspectieverslag. De functionarissen besteden de nodige aandacht aan eventuele specifieke voorschriften die van toepassing zijn op het te inspecteren vissersvaartuig, met name ter zake relevante bepalingen in de meerjarenplannen.
2. Functionarissen die een aanlanding inspecteren, houden toezicht op het hele aanlandingsproces. De naar soort opgesplitste hoeveelheden die zijn geregistreerd in de voorafgaande kennisgeving van aankomst met het oog op aanlanding van visserijproducten, de naar soort opgesplitste hoeveelheden die in het visserijlogboek zijn geregistreerd en de naar soort opgesplitste hoeveelheden die worden aangeland of overgeladen, afhankelijk van het geval, worden met elkaar vergeleken in het kader van een kruiscontrole. Deze bepaling belet niet dat ná het begin van de aanlanding inspecties kunnen worden uitgevoerd.
3. De lidstaten zorgen voor een doeltreffende inspectie en controle van de ruimten die voor de visserijactiviteiten en voor de latere verwerking van de visserijproducten worden gebruikt.
Artikel 107
Inspectie bij aanlanding van bepaalde pelagische soorten
Met betrekking tot haring, makreel, horsmakreel en blauwe wijting als bedoeld in artikel 78 zorgen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ervoor dat ten minste 7,5 % van de voor elke soort aangelande hoeveelheden en ten minste 5 % van de aanlandingen volledig worden geïnspecteerd.
Artikel 108
Algemene beginselen
1. Onverminderd bepalingen in meerjarenplannen kan het vervoer overal en altijd worden geïnspecteerd vanaf de plaats van aanlanding tot de aankomst van de visserijproducten op de plaats van verkoop of verwerking. Bij de uitvoering van de inspecties wordt ervoor gezorgd dat de koudeketen van de geïnspecteerde visserijproducten intact blijft.
2. Onverminderd bepalingen in meerjarenplannen, nationale controleprogramma's of specifieke controle- en inspectieprogramma's omvatten de vervoersinspecties waar mogelijk een fysiek onderzoek van de vervoerde producten.
3. In het kader van het fysieke onderzoek van de vervoerde visserijproducten wordt een steekproef genomen die representatief is voor de verschillende onderdelen van de vervoerde partij of partijen.
4. Bij de uitvoering van een vervoersinspectie verifiëren en noteren de functionarissen alle elementen als bedoeld in artikel 68, lid 5, van de controleverordening en alle relevante elementen in de betrokken inspectiemodule van het in bijlage XXVII bij de onderhavige verordening opgenomen inspectieverslag. In dit kader wordt onder meer geverifieerd of de hoeveelheden vervoerde visserijproducten overeenstemmen met de gegevens in het vervoersdocument.
Artikel 109
Verzegelde vervoermiddelen
1. Wanneer een voertuig of een container is verzegeld om manipulatie van de lading te voorkomen, zorgen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten ervoor dat de serienummers van de zegels worden genoteerd op het vervoersdocument. De functionarissen controleren of de zegels intact zijn en of de serienummers overeenstemmen met de gegevens in het vervoersdocument.
2. Wanneer de zegels verwijderd worden met het oog op inspectie van de lading vóór aankomst op de eindbestemming, vervangen de functionarissen het oorspronkelijke zegel door een nieuw zegel en noteren zij daarbij de gegevens van het zegel en de redenen voor het verwijderen van het oorspronkelijke zegel in het vervoersdocument.
Artikel 110
Algemene beginselen
Functionarissen die koelhuizen, groot- en kleinhandelsmarkten, restaurants of andere ruimten bezoeken waar vis na aanlanding wordt opgeslagen en/of verkocht, verifiëren en noteren de ter zake relevante elementen die worden opgesomd in de betrokken inspectiemodule van het in bijlage XXVII opgenomen inspectieverslag.
Artikel 111
Aanvullende methoden en technologieën
De lidstaten mogen, naast de in bijlage XXVII opgesomde elementen, andere beschikbare methoden en technologieën gebruiken om de visserijproducten, de plaats van oorsprong van de visserijproducten, de leveranciers en de visserijvaartuigen of productie-eenheden te identificeren en te valideren.
Artikel 112
Controle van visserijproducten waarop het opslagmechanisme van toepassing is
De functionarissen verifiëren of de visserijproducten waarop het in artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 bedoelde opslagmechanisme van toepassing is, voldoen aan de voorwaarden van dat artikel 30 en van artikel 67 van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ).
HOOFDSTUK II
Taken van de marktdeelnemers
Artikel 113
Algemene verplichtingen van de marktdeelnemers
1. Alle onder de jurisdictie van een lidstaat optredende marktdeelnemers kunnen worden geïnspecteerd op de naleving van hun verplichtingen uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
2. Marktdeelnemers die worden geïnspecteerd, moeten:
functionarissen op verzoek voorzien van de nodige gegevens en documenten over visserijactiviteiten, inclusief zo mogelijk kopieën daarvan, die in elektronische of papieren versie naar behoren zijn ingevuld en bewaard overeenkomstig de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, alsmede functionarissen toegang verschaffen tot gegevensbestanden over visserijactiviteiten;
toegang verschaffen tot alle delen van vaartuigen, ruimten en vervoermiddelen, met inbegrip van luchtvaartuigen en luchtkussenvaartuigen, die in het kader van de visserij- en verwerkingsactiviteiten worden gebruikt;
te allen tijde zorgen voor de veiligheid van de functionarissen en hun actief hulp en medewerking verlenen bij de uitvoering van hun inspectietaken;
zichzelf onthouden van gedragingen die de functionarissen tegenwerken, intimideren of verhinderen hun werkzaamheden uit te voeren, alsmede andere personen verhinderen dit te doen;
waar mogelijk zorgen voor een besloten ontmoetingsruimte waarin de met controle belaste waarnemers verslag aan de functionarissen kunnen uitbrengen als bedoeld in artikel 95, lid 2, van deze verordening.
Artikel 114
Verplichtingen van de kapitein tijdens de inspectie
1. De kapitein van een vissersvaartuig dat wordt geïnspecteerd, of diens vertegenwoordiger, moet:
het veilig en efficiënt aan boord gaan van de functionarissen overeenkomstig de voorschriften van goed zeemanschap mogelijk maken wanneer het desbetreffende sein uit het internationale seinboek wordt gegeven of wanneer een vaartuig of een helikopter met een functionaris aan boord via radiocommunicatie te kennen geeft dat deze functionaris aan boord van het vissersvaartuig wil komen;
zorgen voor een met de eisen van bijlage XXIX overeenstemmende loodsladder wanneer het vissersvaartuig slechts na een klim van 1,5 m of meer veilig en gemakkelijk te betreden is;
het inspectiewerk van de functionarissen faciliteren door, binnen de grenzen van de redelijkheid, de gevraagde bijstand te verlenen;
de functionarissen toestaan met de autoriteiten van de vlaggenstaat, van de kuststaat en van de inspecterende staat te communiceren;
de functionarissen wijzen op specifieke veiligheidsrisico's aan boord van het vissersvaartuig;
de functionarissen toegang verschaffen tot alle delen van het vaartuig, alle al dan niet verwerkte vangsten, al het vistuig en alle relevante informatie en documenten;
het veilig van boord gaan van de functionarissen na de inspectie faciliteren.
2. De kapitein is er niet toe verplicht via open radiokanalen commercieel gevoelige informatie bekend te maken.
HOOFDSTUK III
Inspectieverslag
Artikel 115
Algemene voorschriften inzake inspectieverslagen
1. Onverminderd specifieke voorschriften van regionale organisaties voor visserijbeheer dienen de in artikel 76 van de controleverordening bedoelde inspectieverslagen de relevante gegevens te bevatten die zijn opgenomen in de betrokken module van bijlage XXVII bij de onderhavige verordening. De functionaris vult het verslag tijdens of zo snel mogelijk na de inspectie in.
2. Wanneer tijdens de inspectie een kennelijke inbreuk wordt geconstateerd, worden de juridische en materiële elementen, samen met andere voor de inbreuk relevante gegevens, in het inspectieverslag opgenomen. Wanneer tijdens de inspectie meerdere kennelijke inbreuken worden geconstateerd, worden voor elke inbreuk de ter zake relevante gegevens in het inspectieverslag opgenomen.
3. De functionarissen delen aan het einde van de inspectie hun bevindingen mee aan de natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor de geïnspecteerde vissersvaartuigen, luchtvaartuigen, voertuigen, luchtkussenvaartuigen of ruimten (marktdeelnemers). De marktdeelnemers hebben de mogelijkheid opmerkingen te maken over de inspectie en de bevindingen ervan. Opmerkingen van de marktdeelnemers worden genoteerd in het inspectieverslag. Functionarissen die niet dezelfde taal spreken als de geïnspecteerde marktdeelnemer, doen het nodige om hun bevindingen aan de marktdeelnemer duidelijk te maken.
4. De marktdeelnemer heeft het recht om zo nodig contact op te nemen met zijn vertegenwoordiger of met de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat indien zich ernstige problemen voordoen op het gebied van de begrijpelijkheid van de bevindingen van de inspectie en het betrokken verslag.
5. Het formaat voor het elektronisch verzenden als bedoeld in artikel 76, lid 1, van de controleverordening wordt na onderling overleg tussen de lidstaten en de Commissie vastgesteld.
Artikel 116
Invullen van de inspectieverslagen
1. De gegevens in manueel opgestelde papieren inspectieverslagen moeten leesbaar, onuitwisbaar en duidelijk opgetekend zijn. De gegevens mogen in geen geval geschrapt of gewijzigd worden. Fouten in een manueel opgesteld verslag moeten netjes worden doorgehaald en door de betrokken functionaris van zijn paraaf worden voorzien.
2. De voor de inspectie bevoegde functionaris ondertekent het verslag. De marktdeelnemer wordt verzocht het inspectieverslag te ondertekenen. Onverminderd de nationale wetgeving houdt de handtekening van de marktdeelnemer in dat hij nota neemt van het feit dat een verslag is opgesteld, maar niet dat hij zich akkoord verklaart met de inhoud ervan.
3. De functionarissen mogen de in artikel 115 bedoelde inspectieverslagen in elektronische vorm opstellen.
Artikel 117
Kopie van het inspectieverslag
De marktdeelnemer krijgt uiterlijk 15 werkdagen na de inspectie een kopie van het in artikel 116 bedoelde inspectieverslag toegestuurd overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat die de soevereiniteit of de jurisdictie over de plaats van inspectie bezit. Indien een inbreuk wordt geconstateerd, valt de bekendmaking van het verslag onder de informatiebekendmakingswetgeving van de betrokken lidstaat.
HOOFDSTUK IV
Elektronisch gegevensbestand
Artikel 118
Elektronisch gegevensbestand
1. De lidstaten nemen in hun nationale controleprogramma's procedures op over de registratie van papieren en elektronische inspectieverslagen door hun functionarissen. Deze verslagen worden ingevoerd in het in artikel 78 van de controleverordening bedoelde elektronische gegevensbestand en bevatten de in bijlage XXIV, punt 2, van de onderhavige verordening bedoelde functies. In het elektronische gegevensbestand worden ten minste de elementen opgenomen die op grond van artikel 115, lid 1, van de onderhavige verordening zijn genoteerd en in bijlage XXVII als verplicht zijn aangegeven. De papieren inspectieverslagen dienen eveneens in het gegevensbestand te worden ingescand.
2. De Commissie en de door de Commissie aangewezen instantie hebben toegang tot het gegevensbestand overeenkomstig de in de artikelen 114, 115 en 116 van de controleverordening bedoelde procedures. In het kader van een gezamenlijk inzetplan dienen ter zake relevante gegevens tevens toegankelijk te zijn voor de andere betrokken lidstaten.
3. De gegevens van de inspectieverslagen dienen ten minste drie jaar beschikbaar te zijn in het gegevensbestand.
HOOFDSTUK V
EU-inspecteurs
Artikel 119
Aanmelding van de EU-inspecteurs
1. De lidstaten en het Europees Bureau voor visserijcontrole melden de namen van hun functionarissen die moeten worden opgenomen in de in artikel 79 van de controleverordening bedoelde lijst van EU-inspecteurs, uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening elektronisch aan bij de Commissie.
2. Om in de lijst te worden opgenomen, moeten de functionarissen:
beschikken over uitgebreide ervaring op het gebied van visserijcontrole en -inspectie;
een grondige kennis van de visserijwetgeving van de Europese Unie hebben:
een grondige kennis van een van de officiële talen van de Europese Unie en een voldoende kennis van een tweede van deze talen hebben;
fysiek fit genoeg zijn om hun taken te vervullen;
in voorkomend geval de nodige opleiding op het gebied van veiligheid op zee hebben gehad.
Artikel 120
Lijst van EU-inspecteurs
1. De Commissie stelt zes maanden na de inwerkintreding van deze verordening een lijst van EU-inspecteurs op aan de hand van de aanmeldingen door de lidstaten en door het Europees Bureau voor visserijcontrole.
2. Na het opstellen van de initiële lijst stellen de lidstaten en het Europees Bureau voor visserijcontrole de Commissie jaarlijks tegen oktober in kennis van wijzigingen in deze lijst die zij het volgende kalenderjaar willen invoeren. De Commissie past de lijst uiterlijk op 31 december van elk jaar dienovereenkomstig aan.
3. De lijst en de wijzigingen ervan worden bekendgemaakt op de officiële website van het Europees Bureau voor visserijcontrole.
Artikel 121
Melding van EU-inspecteurs aan regionale organisaties voor visserijbeheer
De door de Commissie aangewezen instantie meldt aan het secretariaat van een regionale organisatie van visserijbeheer welke EU-inspecteurs de inspecties in het kader van die organisatie dienen uit te voeren.
Artikel 122
Bevoegdheden en taken van de EU-inspecteurs
1. De EU-inspecteurs dienen hun taken te vervullen overeenkomstig de wetgeving van de Europese Unie en, voor zover van toepassing, de wetgeving van de lidstaat waar de inspectie plaatsvindt, of, wanneer de inspectie plaatsvindt buiten de ►M1 Uniewateren ◄ , overeenkomstig de wetgeving van de vlaggenlidstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig en de desbetreffende internationale voorschriften.
2. De EU-inspecteurs moeten een dienstkaart kunnen tonen waarin hun identiteit en functie worden vermeld. Hiertoe krijgen zij een door de Commissie of het Europees Bureau voor visserijcontrole afgegeven identificatiedocument waarin hun identiteit en hun functie worden vermeld.
3. De lidstaten faciliteren het werk van de EU-inspecteurs en verlenen hun de hulp die zij voor de uitvoering van hun taken nodig hebben.
4. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen aan EU-inspecteurs toestemming geven om nationale inspecteurs bij de uitvoering van hun taken te helpen.
5. De artikelen 113 en 114 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 123
Verslagen
1. Dagelijks wordt door de EU-inspecteurs een samenvattend verslag van hun inspectieactiviteiten, met vermelding van onder meer de naam en het identificatienummer van alle geïnspecteerde vissers- en andere vaartuigen en het type inspectie dat is uitgevoerd, ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in de wateren waarvan de inspectie heeft plaatsgevonden, of, wanneer de inspectie buiten de ►M1 Uniewateren ◄ heeft plaatsgevonden, bij de vlaggenlidstaat van het geïnspecteerde ►M1 Unievissersvaartuig ◄ en bij het Europees Bureau voor visserijcontrole.
2. EU-inspecteurs die tijdens de inspectie een inbreuk constateren, dienen onmiddellijk een samenvattend inspectieverslag hierover in bij de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat, of, wanneer de inspectie buiten de ►M1 Uniewateren ◄ heeft plaatsgevonden, bij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig en bij het Europees Bureau voor visserijcontrole. In het samenvattende inspectieverslag moeten ten minste de datum en de plaats van de inspectie, de identificatie van het inspectieplatform, de identificatie van het geïnspecteerde doel en het type geconstateerde inbreuk worden vermeld.
3. De EU-inspecteurs moeten uiterlijk zeven dagen na de inspectie een kopie van het volledige inspectieverslag met de ter zake relevante elementen die zijn omschreven in de betrokken inspectiemodule van het in bijlage XXVII opgenomen inspectieverslag, indienen bij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig of ander vaartuig en bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat in de wateren waarvan de inspectie heeft plaatsgevonden. Indien de EU-inspecteurs een inbreuk hebben geconstateerd, wordt bovendien een kopie van het volledige inspectieverslag toegezonden aan het Europees Bureau voor visserijcontrole.
4. De in dit artikel bedoelde dagelijkse verslagen en inspectieverslagen worden op verzoek aan de Commissie doorgegeven.
Artikel 124
Follow-up van verslagen
1. De lidstaten nemen naar aanleiding van verslagen die de EU-inspecteurs overeenkomstig artikel 123 indienen, dezelfde maatregelen als naar aanleiding van door hun eigen functionarissen ingediende verslagen.
2. Indien een lidstaat maatregelen neemt naar aanleiding van een door een EU-inspecteur ingediend verslag, werkt de lidstaat die deze EU-inspecteur heeft benoemd, dan wel, in voorkomend geval, de Commissie of het Europees Bureau voor visserijcontrole met het oog op het vlotte verloop van de juridische en administratieve procedures samen met de eerstgenoemde lidstaat.
3. Wanneer zij daarom worden verzocht, verschaffen de EU-inspecteurs hulp en bewijsmateriaal in het kader van door lidstaten ingeleide inbreukprocedures.
TITEL VII
HANDHAVING
PUNTENSYSTEEM VOOR ERNSTIGE INBREUKEN
Artikel 125
Invoering en werking van een puntensysteem voor ernstige inbreuken
De lidstaten wijzen de bevoegde nationale autoriteiten aan die bevoegd zijn voor:
het opzetten van het in artikel 92, lid 1, van de controleverordening bedoelde puntensysteem voor ernstige inbreuken;
het toewijzen van het juiste aantal punten aan de houder van een visvergunning;
het overdragen van de punten van een vissersvaartuig dat wordt verkocht of overgedragen of anderszins van eigenaar verandert, naar de volgende houder van de visvergunning voor dat vissersvaartuig, en
het registreren van het aantal punten die voor elke visvergunning aan de houder ervan zijn toegewezen.
Artikel 126
Het toewijzen van punten
1. Het aantal punten voor ernstige inbreuken wordt door de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat overeenkomstig bijlage XXX toegewezen aan de houder van de visvergunning voor het betrokken vissersvaartuig.
2. Indien tijdens een inspectie wordt geconstateerd dat een natuurlijke of een rechtspersoon die de houder van de visvergunning is, twee of meer ernstige inbreuken heeft begaan, worden overeenkomstig lid 1 voor elke ernstige inbreuk punten aan de houder van de visvergunning toegewezen, tot maximaal 12 punten voor al die inbreuken samen.
3. De houder van de visvergunning wordt ervan in kennis gesteld dat hem punten zijn toegewezen.
4. De punten worden aan de houder van de vergunning toegewezen op de datum van het besluit tot toewijzing van de punten. De lidstaten waken ervoor dat het puntensysteem ondoeltreffend wordt als gevolg van de toepassing van nationale voorschriften betreffende de opschortende werking van beroepsprocedures.
5. Indien de ernstige inbreuk wordt geconstateerd in een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat, worden de punten na kennisgeving op grond van artikel 89, lid 4, van de controleverordening toegewezen door de in artikel 125 van de onderhavige verordening bedoelde bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.
Artikel 127
Kennisgeving van besluiten
Indien de op grond van artikel 125 van de onderhavige verordening aangewezen autoriteit niet dezelfde is als de in artikel 5, lid 5, van de controleverordening bedoelde ene enkele autoriteit, wordt de laatstbedoelde autoriteit in kennis gesteld van alle op grond van deze titel vastgestelde besluiten.
Artikel 128
Eigendomsoverdracht
Wanneer een vissersvaartuig voor verkoop of voor een andere soort eigendomsoverdracht wordt aangeboden, stelt de houder van de visvergunning potentiële toekomstige vergunninghouders aan de hand van een door de bevoegde autoriteiten afgegeven voor echt verklaarde kopie in kennis van het aantal punten dat nog steeds aan hem is toegewezen.
Artikel 129
Schorsing en definitieve intrekking van een visvergunning
1. Indien de houder van een visvergunning 18, 36, 54 en 72 punten heeft geaccumuleerd, gaat, respectievelijk, de eerste, tweede, derde en vierde schorsing van de visvergunning automatisch in voor de betrokken in artikel 92, lid 3, van de controleverordening bedoelde perioden.
2. Wanneer een houder van een visvergunning 90 punten heeft geaccumuleerd, wordt zijn visvergunning automatisch definitief ingetrokken.
Artikel 130
Follow-up van de schorsing en de definitieve intrekking van visvergunningen
1. Indien een visvergunning overeenkomstig artikel 129 is geschorst of definitief is ingetrokken, stelt de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat de houder van de visvergunning onmiddellijk hiervan in kennis.
2. Bij ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie zorgt de houder van de visvergunning ervoor dat de visserijactiviteiten van het betrokken vissersvaartuig meteen worden stopgezet. Hij zorgt er tevens voor dat het betrokken vissersvaartuig zich onmiddellijk naar zijn thuishaven of een door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat aangewezen haven begeeft. Tijdens deze reis wordt het vistuig vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van de controleverordening. De houder van de visvergunning zorgt ervoor dat alle aan boord van het vissersvaartuig gehouden vangsten worden behandeld overeenkomstig de instructies van de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.
Artikel 131
Schrapping van visvergunningen in de betrokken lijst
1. Indien de visvergunning wordt geschrapt of definitief wordt ingetrokken overeenkomstig artikel 129, lid 1 of lid 2, van de onderhavige verordening, wordt het vissersvaartuig waarop de geschorste of definitief ingetrokken visvergunning betrekking heeft, in het in artikel 24, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde nationale register aangemerkt als een vissersvaartuig zonder visvergunning. Het vissersvaartuig wordt tevens op die wijze aangemerkt in het in artikel 24, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vissersvlootregister van de Unie.
2. De definitieve intrekking van visvergunningen overeenkomstig artikel 129, lid 2, van de onderhavige verordening heeft geen gevolgen voor de in artikel 22, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vangstcapaciteitsmaxima van de lidstaten die de vergunningen afgeven.
3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken de in artikel 116, lid 1, onder d), van de controleverordening bedoelde lijst onmiddellijk bij door daarin alle toegewezen punten op te nemen, alsmede de daaruit voortvloeiende schorsingen en definitieve intrekkingen van visvergunningen met de datum van inwerkingtreding en de looptijd ervan.
Artikel 132
Illegale visserij tijdens de periode waarin een visvergunning is geschorst of definitief is ingetrokken
1. Indien een vissersvaartuig waarvan de visvergunning overeenkomstig artikel 129 van de onderhavige verordening is geschorst of definitief is ingetrokken, visserijactiviteiten verricht tijdens de schorsingsperiode of na de definitieve intrekking van zijn visvergunning, nemen de bevoegde autoriteiten onmiddellijk handhavingsmaatregelen overeenkomstig artikel 91 van de controleverordening.
2. Een in lid 1 bedoeld vissersvaartuig kan in voorkomend geval overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 worden opgenomen in de EU-lijst van IOO-vaartuigen.
Artikel 133
Schrapping van punten
1. Indien een visvergunning overeenkomstig artikel 129 is geschorst, worden de punten op basis waarvan deze visvergunning is geschorst, niet geschrapt. Nieuwe aan de houder van de visvergunning toegewezen punten worden met het oog op de toepassing van artikel 129 opgeteld bij de bestaande punten.
2. Met het oog op de toepassing van artikel 92, lid 3, van de controleverordening geldt dat bij schrapping van punten overeenkomstig artikel 92, lid 4, van de controleverordening de houder van de betrokken visvergunning wordt beschouwd als een houder van een visvergunning die niet overeenkomstig artikel 129 van de onderhavige verordening is geschorst.
3. Mits aan de houder van een visvergunning voor een vissersvaartuig in totaal meer dan twee punten zijn toegekend, worden twee punten geschrapt indien:
het vissersvaartuig waarmee de met punten bestrafte inbreuk is gepleegd, nadien werkt met VMS of meedoet aan de elektronische registratie en melding van gegevens uit het visserijlogboek en uit de aangiften van overlading/aanlanding, zonder van rechtswege verplicht te zijn tot het gebruik van deze technologieën, of
de houder van de visvergunning na de toewijzing van de punten vrijwillig deelneemt aan een wetenschappelijke campagne ter verbetering van de selectiviteit van vistuig, of
de houder van de visvergunning lid is van een producentenorganisatie en zich akkoord verklaart met een visserijplan dat de producentenorganisatie tijdens het jaar na de toekenning van de punten heeft vastgesteld en in het kader waarvan de vangstmogelijkheden van de houder van de visvergunning met 10 % worden gereduceerd, of
de houder van de visvergunning zich aansluit bij een visserijtak waarop een milieukeurregeling van toepassing is die tot doel heeft keurmerken voor producten die afkomstig zijn uit een goed beheerde zeevisserij, te certificeren en te bevorderen, en die gericht is op het duurzame gebruik van visserijhulpbronnen.
Voor elke periode van drie jaar na de datum van de laatste ernstige inbreuk kan de houder van een visvergunning één keer gebruik maken van elk van de onder a), b), c) en d), opgenomen opties om het aantal toegewezen punten te reduceren, op voorwaarde dat dit niet leidt tot schrapping van alle punten op de visvergunning.
4. De houder van de visvergunning wordt ervan in kennis gesteld wanneer punten overeenkomstig lid 3 zijn geschrapt. De houder van de visvergunning wordt tevens in kennis gesteld van het aantal resterende punten.
Artikel 134
Puntensysteem voor kapiteins van vissersvaartuigen
De lidstaten stellen de Commissie zes maanden na de datum waarop deze titel van toepassing is geworden, in kennis van hun nationale puntensysteem voor kapiteins, als bedoeld in artikel 92, lid 6, van de controleverordening.
TITEL VIII
MAATREGELEN OM DE NALEVING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID DOOR DE LIDSTATEN TE GARANDEREN
▼M1 —————
HOOFDSTUK II
Verlaging van vangstmogelijkheden
Artikel 139
Algemene voorschriften voor de verlaging van vangstmogelijkheden vanwege overbenutting
1. De omvang van de overbenutting van vangstmogelijkheden ten opzichte van de in artikel 105, lid 1, en artikel 106, lid 1, van de controleverordening bedoelde, voor een bepaalde periode beschikbare quota en visserijinspanningen, wordt vastgesteld op basis van de cijfers die beschikbaar zijn op de vijftiende dag van de tweede maand na het verstrijken van de gereglementeerde periode.
2. De omvang van de overbenutting van vangstmogelijkheden wordt vastgesteld ten opzichte van de vangstmogelijkheden waarover de betrokken lidstaat aan het einde van elke periode beschikt, rekening houdend met het uitwisselen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, het overdragen van quota overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad ( 11 ), het toewijzen van beschikbare vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 37 van de controleverordening en het verlagen van de vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 105, 106 en 107 van de controleverordening.
3. Het uitwisselen van vangstmogelijkheden voor een bepaalde periode overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is niet toegestaan na de laatste dag van de eerste maand na het verstrijken van die periode.
Artikel 140
Overleg over de verlaging van vangstmogelijkheden
Met betrekking tot verlagingen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 105, leden 4 en 5, en artikel 106, lid 3, van de controleverordening pleegt de Commissie met de betrokken lidstaat overleg over de voorgestelde maatregelen. De betrokken lidstaat dient binnen 10 werkdagen te reageren op deze raadpleging door de Commissie.
HOOFDSTUK III
Verlaging van quota wegens niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid
Artikel 141
Voorschriften inzake de verlaging van quota wegens niet-naleving van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid
1. De in artikel 107, lid 2, van de controleverordening vastgestelde termijn waarbinnen de lidstaten moeten aantonen dat de visbestanden veilig kunnen worden geëxploiteerd, gaat in op de dag waarop de brief van de Commissie aan de betrokken lidstaat wordt verzonden.
2. De lidstaten nemen in hun antwoord op grond van artikel 107, lid 2, van de controleverordening materiële bewijsstukken op waaruit de Commissie kan opmaken dat de visbestanden veilig kunnen worden geëxploiteerd.
Artikel 142
Vaststelling van de hoeveelheden waarmee de quota moeten worden verlaagd
1. Verlagingen van quota overeenkomstig artikel 107 van de controleverordening moeten evenredig zijn aan de omvang en de aard van de niet-naleving van de voorschriften inzake onder meerjarenplannen vallende bestanden, en aan de ernst van de bedreiging voor de instandhouding van deze bestanden. Bij het vaststellen van de verlagingen dient rekening te worden gehouden met de schade die bestanden lijden als gevolg van de niet-naleving van de voorschriften inzake onder meerjarenplannen vallende bestanden.
2. Indien een in lid 1 bedoelde verlaging niet kan worden toegepast op het quotum, de toewijzing of het gedeelte van een bestand of groep bestanden waarop de niet-naleving betrekking heeft, omdat dat quotum, die toewijzing of dat gedeelte van een bestand of groep bestanden niet of niet voldoende beschikbaar is voor de lidstaat in kwestie, kan de Commissie, na raadpleging van de betrokken lidstaat, het daaropvolgende jaar of de daaropvolgende jaren overeenkomstig lid 1 een verlaging toepassen op de quota voor andere bestanden of groepen bestanden van die lidstaat in hetzelfde geografische gebied of met dezelfde handelswaarde.
TITEL IX
GEGEVENS EN INFORMATIE
HOOFDSTUK I
Analyse en audit van gegevens
Artikel 143
Onderwerp
Het in artikel 109, lid 1, van de controleverordening bedoelde geautomatiseerde gegevensbestand voor validering bevat met name:
een gegevensbestand of meerdere gegevensbestanden voor de opslag van alle gegevens die door dit systeem moeten worden gevalideerd, als bedoeld in artikel 144 van de onderhavige verordening;
valideringsprocedures, met inbegrip van gegevenskwaliteitscontroles en analyses en kruiscontroles van al deze gegevens, als bedoeld in artikel 145 van de onderhavige verordening;
procedures voor het verschaffen van toegang tot al deze gegevens aan de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie, als bedoeld in artikel 146 van de onderhavige verordening.
Artikel 144
Te valideren gegevens
1. Met het oog op de toepassing van een geautomatiseerd valideringssysteem zorgen de lidstaten ervoor dat alle in artikel 109, lid 2, van de controleverordening bedoelde gegevens worden opgeslagen in één of meer geautomatiseerde gegevensbestanden. Als minimum moeten hierin worden opgenomen de gegevens in bijlage XXIII, de als verplicht aangemerkte gegevens in bijlage XXVII, de gegevens in bijlage XII en de gegevens in bijlage XXXII. In het kader van het valideringssysteem mag tevens rekening worden gehouden met andere gegevens die voor de valideringsprocedures noodzakelijk worden geacht.
2. Met het oog op de werking van het valideringssysteem zijn de in lid 1 bedoelde in de gegevensbestanden op te nemen gegevens continu en in realtime toegankelijk. Het valideringssysteem heeft rechtstreeks, zonder menselijk ingrijpen, toegang tot al deze gegevensbestanden. Hiertoe dienen alle gegevensbestanden of systemen die in de lidstaten aanwezig zijn en de in lid 1 bedoelde gegevens bevatten, met elkaar verbonden te zijn.
3. Indien de in lid 1 bedoelde gegevens niet automatisch in een gegevensbestand worden opgeslagen, zorgen de lidstaten er onmiddellijk en met inachtneming van de in de betrokken wetgeving vastgestelde termijnen voor dat de gegevensbestanden handmatig worden aangevuld of gedigitaliseerd. De datum van ontvangst en van invoering van de gegevens wordt correct in het gegevensbestand geregistreerd.
Artikel 145
Valideringsprocedures
1. Het geautomatiseerde valideringssysteem zorgt op basis van geautomatiseerde algoritmen en procedures voor een onafgebroken, systematische en grondige validering van elke in artikel 144, lid 1, bedoelde gegevensreeks. De validering behelst procedures om de kwaliteit van de basisgegevens, het formaat van de gegevens en de minimale gegevensvoorschriften te controleren, alsmede een geavanceerdere verificatie die erin bestaat verschillende records van een gegevensreeks aan de hand van statistische methoden gedetailleerd te analyseren of kruiscontroles toe te passen op gegevens uit verschillende bronnen.
2. Elke valideringsprocedure gaat vergezeld van een bedrijfsregel of een reeks bedrijfsregels waarin wordt gedefinieerd welke valideringen door de procedure worden uitgevoerd en waar de resultaten van deze valideringen worden opgeslagen. In voorkomend geval wordt de verwijzing naar de op toepassing geverifieerde wetgeving aangegeven. De Commissie kan na overleg met de lidstaten een standaardreeks bedrijfregels vaststellen.
3. Alle, zowel positieve als negatieve, bevindingen van het geautomatiseerde valideringssysteem worden in een gegevensbestand opgeslagen. Gevallen van incoherentie en niet-naleving die in het kader van de valideringsprocedures worden gedetecteerd, alsmede de follow-up van deze incoherenties, moeten onmiddellijk als zodanig kunnen worden geïdentificeerd. Bovendien moet het mogelijk zijn de identificatie van vissersvaartuigen, kapiteins van vaartuigen en marktdeelnemers terug te vinden met betrekking waartoe/tot wie de vorige drie jaar herhaaldelijk incoherenties en eventuele gevallen van niet-naleving zijn gedetecteerd.
4. De follow-up van door het valideringssysteem gedetecteerde incoherenties moet aan de valideringsbevindingen worden gekoppeld, met vermelding van zowel de datum als de follow-up van de validering.
Indien de gedetecteerde incoherentie het resultaat van een verkeerde invoering van gegevens blijkt te zijn, worden die ingevoerde gegevens in het gegevensbestand gecorrigeerd, waarbij de gegevens duidelijk als gecorrigeerd worden aangemerkt, de oorspronkelijke waarde of vermelding wordt aangegeven en wordt uitgelegd waarom de gegevens zijn gecorrigeerd.
Indien de gedetecteerde incoherentie aanleiding geeft tot een follow-up, wordt in de valideringsbevinding een link naar het inspectieverslag en, in voorkomend geval, naar de follow-up daarvan opgenomen.
Artikel 146
Toegang door de Commissie
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie te allen tijde in realtime toegang heeft tot:
alle in artikel 144, lid 1, bedoelde gegevens;
alle voor het valideringssysteem vastgestelde bedrijfsregels, met de definitie, de betrokken wetgeving en de plaats waar de valideringsbevindingen worden opgeslagen;
alle valideringsbevindingen en follow-upmaatregelen, voorzien van een marker indien het gegevenselement gecorrigeerd is, en, in voorkomend geval, van een link naar inbreukprocedures.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde gegevens toegankelijk zijn via de geautomatiseerde gegevensuitwisseling op in artikel 147 bedoelde beveiligde websites.
3. De gegevens worden voor downloaddoeleinden in XML-formaat beschikbaar gesteld volgens het gegevensuitwisselingsformaat in bijlage XII. Andere gegevenselementen die toegankelijk moeten zijn en niet zijn omschreven in bijlage XII, moeten beschikbaar worden gesteld volgens het formaat in bijlage XXXII.
4. De Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie krijgt de mogelijkheid om met betrekking tot om het even welke periode en om het even welk geografisch gebied de in lid 1 bedoelde gegevens van een individueel vissersvaartuig of een lijst van vissersvaartuigen te downloaden.
5. Op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie corrigeert de betrokken lidstaat onmiddellijk de gegevens die de Commissie als incoherent heeft aangemerkt. De betrokken lidstaat stelt de andere betrokken lidstaten onmiddellijk in kennis van deze correctie.
HOOFDSTUK I bis
Voorschriften voor de uitwisseling van gegevens
Artikel 146 bis
Dit hoofdstuk bevat uitvoeringsbepalingen voor de uitwisseling van gegevens als bedoeld in de artikelen 111 en 116 van de controleverordening, voor de uitwisseling van gegevens van inspectie- en bewakingsverslagen als bedoeld in de artikelen 71, 76 en 83 van de controleverordening en voor de mededeling van de vangstgegevens als bedoeld in artikel 33, leden 2 en 4, van de controleverordening.
Artikel 146 ter
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a) |
„transportlaag” : het elektronische netwerk voor de uitwisseling van visserijgegevens dat de Commissie aan alle lidstaten en de door haar aangewezen instantie ter beschikking stelt voor een gestandaardiseerde uitwisseling van gegevens; |
b) |
„rapport” : de elektronisch geregistreerde gegevens; |
c) |
„bericht” : het rapport in zijn transmissieformaat; |
d) |
„verzoek” : een elektronisch bericht waarin om een reeks rapporten wordt gevraagd. |
Artikel 146 quater
Algemene beginselen
1. Alle berichten worden uitgewisseld volgens norm P1000 van het „United Nations Centre for Trade Facilitation and Electronic Business” (Centrum van de Verenigde Naties voor de bevordering van handel en elektronisch zakendoen — UN/CEFACT). Er wordt alleen gebruikgemaakt van gegevensvelden, kernbestanddelen, objecten en correct geformatteerde berichten in XML (Extensible Markup language) die beantwoorden aan de XML-schemadefinitie (XSD) op basis van de normalisatiebibliotheken van het UN/CEFACT.
2. De formaten van de rapporten zijn gebaseerd op de in bijlage XII vermelde UN/CEFACT-normen en worden ter beschikking gesteld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie.
3. Voor alle berichten wordt gebruikgemaakt van de XSD en de codes die vermeld zijn op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie.
4. Datum en tijdstip worden toegezonden in gecoördineerde universele tijd (UTC).
5. Alle rapporten krijgen een unieke rapportidentificatiecode.
6. Er wordt een voor mensen leesbare unieke identificatiecode voor visreizen gebruikt om de gegevens van het visserijlogboek te koppelen aan die van de aangiften van aanlanding, de aangiften van overlading, de verkoopdocumenten, de aangiften van overname en de vervoerdocumenten.
7. In de rapporten over Unievissersvaartuigen wordt het identificatienummer van het vaartuig vermeld als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie ( 12 ).
8. De lidstaten gebruiken de uitvoeringsdocumenten die voor de uitwisseling van berichten op de visserijwebsite van de Europese Commissie beschikbaar zijn.
Artikel 146 quinquies
Transmissie van berichten
1. Alle transmissies verlopen volledig automatisch en vinden onmiddellijk plaats, met gebruikmaking van de transportlaag.
2. Voordat de afzender een bericht verstuurt, verricht hij een automatische controle om na te gaan of het bericht beantwoordt aan de minimale reeks validerings- en verificatieregels die beschikbaar is in het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie.
3. De ontvanger stelt de verzender in kennis van de ontvangst van het bericht middels een retourbericht volgens „P1000 — 1: Algemene beginselen” van het UN/CEFACT. Voor VMS-berichten en antwoorden op een verzoek wordt geen retourbericht verstuurd.
4. Wanneer zich bij de afzender een technisch mankement voordoet en de afzender geen berichten meer kan uitwisselen, brengt hij alle ontvangers op de hoogte van het probleem. De afzender neemt onmiddellijk passende maatregelen om het probleem op te lossen. Alle berichten die aan een ontvanger moeten worden gestuurd, worden opgeslagen totdat het probleem is opgelost.
5. Wanneer zich bij de ontvanger een technisch mankement voordoet en de ontvanger geen berichten meer kan ontvangen, brengt hij alle afzenders op de hoogte van het probleem. De ontvanger neemt onmiddellijk passende maatregelen om het probleem op te lossen.
6. Nadat de systeemstoring bij een afzender is verholpen, stuurt de afzender de niet-verzonden berichten zo spoedig mogelijk door. Daarvoor kan een handmatige follow-up-procedure worden toegepast.
7. Nadat de systeemstoring bij de ontvanger is verholpen, worden ontbrekende berichten op verzoek toegankelijk gemaakt. Daarvoor kan een handmatige follow-up-procedure worden toegepast.
8. Alle afzenders en ontvangers van berichten en de Commissie stellen failover-procedures in met het oog op bedrijfscontinuïteit.
Artikel 146 sexies
Correcties
Correcties op een rapport worden in hetzelfde formaat als het oorspronkelijke rapport geregistreerd, met de vermelding dat het rapport een correctie is op basis van „P1000 — 1: Algemene beginselen” van het UN/CEFACT.
Artikel 146 septies
Uitwisseling van VMS-gegevens
1. Voor de melding van VMS-gegevens tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie of de door haar aangewezen instantie wordt het volgende formaat gebruikt: de XML-schemadefinitie voor het domein vaartuigpositie, gebaseerd op P1000 — 7 van het UN/CEFACT.
2. De systemen van de vlaggenlidstaten zijn van dien aard dat daarmee VMS-berichten kunnen worden verstuurd.
3. De systemen van de vlaggenlidstaten zijn van dien aard dat daarmee ook kan worden geantwoord op verzoeken om VMS-gegevens over visreizen die in de voorafgaande 36 maanden zijn begonnen.
Artikel 146 octies
Uitwisseling van gegevens over visserijactiviteiten
1. Voor de uitwisseling van visserijlogboekgegevens, gegevens van voorafgaande kennisgevingen, gegevens van de aangiften van overlading en gegevens van de aangiften van aanlanding, als bedoeld in de artikelen 15, 17, 22 en 24 van de controleverordening, tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie of de door haar aangewezen instantie, wordt het volgende formaat gebruikt: de XML-schemadefinitie voor het domein visserijactiviteiten, gebaseerd op P1000 — 3 van het UN/CEFACT.
2. De systemen van de vlaggenlidstaten zijn van dien aard dat daarmee berichten over visserijactiviteiten kunnen worden verstuurd en kan worden geantwoord op verzoeken om gegevens over visserijactiviteiten met betrekking tot visreizen die in de voorafgaande 36 maanden zijn begonnen.
Artikel 146 nonies
Uitwisseling van gegevens in verband met de verkoop
1. Voor de uitwisseling van gegevens van verkoopdocumenten en overnamegegevens, als bedoeld in de artikelen 63 en 67 van de controleverordening, tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie of de door haar aangewezen instantie, wordt het volgende formaat gebruikt: de XML-schemadefinitie voor het domein verkoop, gebaseerd op P1000 — 5 van het UN/CEFACT.
2. Wanneer tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie of de door haar aangewezen instantie gegevens van vervoersdocumenten als bedoeld in artikel 68 van de controleverordening worden uitgewisseld, is het daarvoor gebruikte formaat eveneens gebaseerd op P1000 — 5 van het UN/CEFACT.
3. De systemen van de lidstaten zijn van dien aard dat daarmee berichten met gegevens van verkoopdocumenten en overnamegegevens kunnen worden verstuurd en kan worden geantwoord op verzoeken om gegevens van verkoopdocumenten en overnamegegevens met betrekking tot transacties die in de voorafgaande 36 maanden hebben plaatsgevonden.
Artikel 146 decies
Transmissie van geaggregeerde vangstgegevens
1. De vlaggenlidstaten gebruiken de XML-schemadefinitie op basis van P1000 — 12 van het UN/Cefact als formaat om de Commissie de geaggregeerde vangstgegevens door te sturen als bedoeld in artikel 33, leden 2 en 4, van de controleverordening.
2. De gegevens van het vangstrapport worden samengevoegd per maand waarin de soorten zijn gevangen.
3. De hoeveelheden in het vangstrapport zijn gebaseerd op de aangelande hoeveelheden. Indien de vangsten nog niet zijn aangeland, wordt een vangstramingsrapport verstrekt, met de vermelding „aan boord gehouden”. Een correctie met het exacte gewicht en de plaats van aanlanding wordt toegezonden vóór de 15e van de maand na de aanlanding.
4. Wanneer op grond van de wetgeving van de Unie bestanden of soorten moeten worden gerapporteerd in meervoudige vangstrapporten op verschillende aggregatieniveaus, worden deze bestanden of soorten uitsluitend gerapporteerd in het vereiste rapport dat het meest gedetailleerd is.
Artikel 146 undecies
Wijzigingen in XML-formaten en uitvoeringsdocumenten
1. De Commissie neemt, in samenspraak met de lidstaten, besluiten over wijzigingen in de XML-formaten en de uitvoeringsdocumenten die moeten worden gebruikt voor de elektronische gegevensuitwisseling tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie of de door haar aangewezen instantie, met inbegrip van de wijzigingen die voortvloeien uit de artikelen 146 septies, 146 octies, 146 nonies en 146 duodecies.
2. De in lid 1 bedoelde wijzigingen worden duidelijk aangegeven in het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie, met vermelding van de datum waarop de wijziging van kracht wordt. Die wijzigingen worden op zijn vroegst zes maanden en uiterlijk 18 maanden nadat het besluit tot wijziging is genomen, van kracht. Het tijdschema wordt vastgesteld door de Commissie, in samenspraak met de lidstaten.
Artikel 146 duodecies
Uitwisseling van inspectie- en bewakingsgerelateerde gegevens
1. Voor de uitwisseling van gegevens van inspectie- en bewakingsverslagen, als bedoeld in de artikelen 71, 76 en 83 van de controleverordening, tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie, wordt het volgende formaat gebruikt: de XML-schemadefinitie voor het domein inspectie en bewaking, gebaseerd op P1000 — 8 van het UN/Cefact.
2. Vanaf een overeenkomstig artikel 146 undecies, lid 2, in samenspraak met de lidstaten vastgestelde datum zijn de systemen van de lidstaten van zodanige aard dat daarmee berichten over inspecties en bewaking kunnen worden verstuurd en kan worden geantwoord op verzoeken om inspectie- en bewakingsgegevens conform de XML-schemadefinitie voor het domein inspectie en bewaking, gebaseerd op P1000 — 8 van het UN/Cefact.
HOOFDSTUK II
Websites van de lidstaten
Artikel 147
Werking van websites en webdiensten
1. Met het oog op de werking van de in de artikelen 115 en 116 van de controleverordening bedoelde officiële websites zetten de lidstaten webdiensten op. Deze webdiensten genereren realtime dynamische inhoud voor de officiële websites en verschaffen geautomatiseerde toegang tot de gegevens. Zo nodig passen de lidstaten hun bestaande gegevensbestanden aan of creëren zij nieuwe gegevensbestanden om de bij de webdiensten opgevraagde inhoud aan te bieden.
2. Deze webdiensten moeten de Commissie en de door de Commissie aangewezen instantie in staat stellen te allen tijde alle beschikbare, in de artikelen 148 en 149 bedoelde gegevens op te vragen. Dit geautomatiseerde opvraagsysteem moet zijn gebaseerd op het elektronische gegevensuitwisselingsformaat en -protocol in bijlage XII. De webdiensten dienen overeenkomstig de internationale normen te worden opgezet.
3. Elke subpagina van een in lid 1 bedoelde officiële website bevat aan de linkerkant een menu met hyperlinks naar alle andere subpagina's. Op elke subpagina worden de gerelateerde webdiensten onderaan gedefinieerd.
4. De webdiensten en de websites worden gecentraliseerd ingezet, met één enkel toegangspunt per lidstaat.
5. De Commissie kan gemeenschappelijke normen, technische specificaties en procedures vaststellen betreffende de interface van de website en de technische compatibiliteit van de geautomatiseerde systemen en webdiensten tussen de lidstaten, de Commissie en de door de Commissie aangewezen instantie. De Commissie coördineert het proces tot vaststelling van deze specificaties en procedures na overleg met de lidstaten.
Artikel 148
Publiek toegankelijke websites en webdiensten
1. Het publiek toegankelijke deel van de website bevat een overzichtspagina en meerdere subpagina's. De publieke overzichtspagina bevat een lijst met hyperlinks naar de in artikel 115, onder a) tot en met g), van de controleverordening bedoelde informatie en naar de subpagina's met de in dat artikel bedoelde gegevens.
2. Elke publieke subpagina bevat ten minste één van de in artikel 115, onder a) tot en met g), van de controleverordening bedoelde gegevenselementen. De subpagina's en de desbetreffende webdiensten verschaffen ten minste de in bijlage XXXIII bedoelde informatie.
Artikel 149
Beveiligde websites en webdiensten
1. Het beveiligde deel van de website bevat een overzichtspagina en meerdere subpagina's. De beveiligde overzichtspagina bevat een lijst met hyperlinks naar de in artikel 116, lid 1, onder a) tot en met h), van de controleverordening bedoelde informatie en naar de subpagina's met de in dat artikel bedoelde informatie.
2. Elke beveiligde subpagina bevat ten minste één van de in artikel 116, lid 1, onder a) tot en met h), van de controleverordening bedoelde gegevenselementen. De subpagina's en de desbetreffende webdiensten verschaffen ten minste de in bijlage XXIV bedoelde informatie.
3. Zowel op de beveiligde websites als in het kader van de beveiligde webdiensten dient gebruik te worden gemaakt van de in artikel 166, lid 3, van de controleverordening bedoelde elektronische certificaten.
TITEL X
TENUITVOERLEGGING
HOOFDSTUK I
Wederzijdse bijstand
Artikel 150
Toepassingsgebied
1. In dit hoofdstuk wordt vastgesteld onder welke voorwaarden de lidstaten administratief moeten samenwerken met elkaar, met derde landen, met de Commissie en met de door de Commissie tot handhaving van de controleverordening en van de onderhavige verordening aangewezen instantie. De in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen staan andere vormen van administratieve samenwerking tussen de lidstaten niet in de weg.
2. De in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen verplichten de lidstaten niet tot wederzijdse bijstand wanneer de kans reëel is dat hun nationale rechtsbestel, openbaar beleid, veiligheid of andere fundamentele belangen daardoor in gevaar worden gebracht. Alvorens een verzoek om wederzijdse bijstand af te wijzen, pleegt de aangezochte lidstaat overleg met de verzoekende lidstaat om vast te stellen of onder specifieke voorwaarden gedeeltelijk op het bijstandsverzoek kan worden ingegaan. Indien niet op een bijstandsverzoek kan worden ingegaan, worden de verzoekende lidstaat en de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie daarvan onmiddellijk in kennis gesteld, onder vermelding van de redenen waarom het verzoek niet kan worden ingewilligd.
3. De in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen laten de toepassing in de lidstaten van de regels inzake de strafrechtelijke vervolging en de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, met inbegrip van de regels betreffende het geheim van het onderzoek, onverlet.
Artikel 151
Kosten
De lidstaten nemen hun eigen kosten voor de uitvoering van een bijstandsverzoek op zich en zien af van het recht aanvragen in te dienen voor de vergoeding van in het kader van deze titel gedane uitgaven.
Artikel 152
Eén enkele autoriteit
De in artikel 5, lid 5, van de controleverordening bedoelde ene enkele autoriteit treedt op als een enig verbindingsbureau, dat bevoegd is voor de toepassing van de in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen
Artikel 153
Follow-upmaatregelen
1. Nationale autoriteiten die naar aanleiding van een op dit hoofdstuk gebaseerd bijstandsverzoek of naar aanleiding van een spontane informatie-uitwisseling, besluiten maatregelen te nemen die slechts met de toestemming of op verzoek van een rechterlijke instantie ten uitvoer kunnen worden gelegd, delen de betrokken lidstaat en de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie alle informatie inzake die maatregelen mee die betrekking heeft op de niet-naleving van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
2. Voor dergelijke mededelingen moet de voorafgaande toestemming van de rechterlijke instantie worden verkregen indien die toestemming krachtens de nationale wetgeving vereist is.
Artikel 154
Informatieverstrekking zonder voorafgaand verzoek
1. Lidstaten die vernemen dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid mogelijk niet worden nageleefd en dat met name een in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuk plaatsvindt, of die gegronde vermoedens hebben dat een dergelijke inbreuk kan plaatsvinden, stellen de andere betrokken lidstaten en de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie daarvan onmiddellijk in kennis. Deze kennisgeving gaat vergezeld van alle nodige informatie en wordt gedaan via de in artikel 152 bedoelde ene enkele autoriteit.
2. Lidstaten die handhavingsmaatregelen nemen in verband met een in lid 1 bedoelde niet-naleving of inbreuk, stellen de andere betrokken lidstaten en de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie daarvan in kennis via de in artikel 152 bedoelde ene enkele autoriteit.
3. Alle in dit artikel bedoelde kennisgevingen worden schriftelijk gedaan.
Artikel 155
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder „bijstandsverzoek” verstaan een door een lidstaat aan een andere lidstaat gedaan verzoek of een door de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie aan een lidstaat gedaan verzoek om:
gegevens, inclusief de in artikel 93, leden 2 en 3, van de controleverordening bedoelde gegevens;
handhavingsmaatregelen, of
administratieve kennisgevingen.
Artikel 156
Algemene voorschriften
1. De verzoekende lidstaat zorgt ervoor dat alle bijstandsverzoeken voldoende informatie bevatten om de aangezochte lidstaat in staat te stellen aan het verzoek te voldoen, inclusief noodzakelijk bewijsmateriaal dat op het grondgebied van de verzoekende lidstaat kan worden verkregen.
2. Bijstandsverzoeken mogen slechts betrekking hebben op onderbouwde gevallen waarin om gegronde redenen wordt aangenomen dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet zijn nageleefd, en met name dat een in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuk heeft plaatsgevonden, en waarin de verzoekende lidstaat zonder hulp van buitenaf de gevraagde informatie niet kan verkrijgen of de gevraagde maatregelen niet kan nemen.
Artikel 157
Toezending van verzoeken en antwoorden
1. Verzoeken mogen alleen door de ene enkele autoriteit van de verzoekende lidstaat, dan wel door de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie worden gericht aan de ene enkele autoriteit van de aangezochte lidstaat. Voor de antwoorden wordt hetzelfde communicatiekanaal gebruikt.
2. Verzoeken om wederzijdse bijstand en antwoorden daarop worden schriftelijk overgelegd.
3. Alvorens verzoeken worden gedaan, komen de betrokken ene enkele autoriteiten overeen welke talen voor de verzoeken en de antwoorden worden gebruikt. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, worden de verzoeken toegezonden in de officiële taal of talen van de verzoekende lidstaat, en de antwoorden in de officiële taal of talen van de aangezochte lidstaat.
Artikel 158
Verzoeken om informatie
1. Op verzoek van hetzij een verzoekende lidstaat hetzij de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie verstrekt de betrokken lidstaat alle relevante informatie die nodig is om vast te stellen of gevallen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en met name in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuken, hebben plaatsgevonden of, naar redelijkerwijs kan worden vermoed, kunnen plaatsvinden. Deze informatie wordt verstrekt via de in artikel 152 bedoelde ene enkele autoriteit.
2. De aangezochte lidstaat voert op verzoek van hetzij de verzoekende lidstaat hetzij de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie de nodige administratieve onderzoeken uit met betrekking tot handelingen die overeenkomen met gevallen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met name met in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuken, of die daarmee volgens de verzoekende lidstaat lijken overeen te komen. De aangezochte lidstaat deelt de resultaten van dergelijke administratieve onderzoeken mee aan de verzoekende lidstaat en aan de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie.
3. Op verzoek van hetzij de verzoekende lidstaat hetzij de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie kan de aangezochte lidstaat een bevoegd functionaris van de verzoekende lidstaat toestemming verlenen om de functionarissen van hetzij de aangezochte lidstaat hetzij de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie tijdens de in lid 2 bedoelde administratieve onderzoeken te vergezellen. Voor zover op grond van de nationale bepalingen inzake strafrechtelijke procedures bepaalde handelingen slechts mogen worden verricht door daartoe specifiek bij de nationale wet aangewezen functionarissen, nemen de functionarissen van de verzoekende lidstaat niet deel aan deze handelingen. Zij nemen in geen geval deel aan huiszoekingen of formele verhoren van personen krachtens het nationale strafrecht. De functionarissen van de verzoekende lidstaat die aanwezig zijn in de aangezochte lidstaat, moeten hun identiteit en officiële functie te allen tijde aan de hand van een schriftelijke machtiging kunnen aantonen.
4. De aangezochte lidstaat stelt de verzoekende lidstaat, op diens verzoek, alle in zijn bezit zijnde documenten of gewaarmerkte kopieën ter beschikking die betrekking hebben op een geval van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid of een in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuk.
5. Het standaardformaat voor informatieverstrekking op verzoek is vastgesteld in bijlage XXXIV.
Artikel 159
Verzoek om handhavingsmaatregelen
1. De aangezochte lidstaat neemt op basis van het in artikel 156 van de onderhavige verordening bedoelde bewijsmateriaal en op verzoek van hetzij de verzoekende lidstaat, hetzij de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie alle handhavingsmaatregelen die nodig zijn voor de onmiddellijke stopzetting van gevallen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid of van in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuken op zijn grondgebied of in onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallende maritieme wateren.
2. De aangezochte lidstaat kan met hetzij de verzoekende lidstaat hetzij de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie overleg plegen bij het nemen van de in lid 1 bedoelde handhavingsmaatregelen.
3. De aangezochte lidstaat rapporteert, via de in artikel 152 bedoelde ene enkele autoriteit, aan de verzoekende lidstaat, de andere betrokken lidstaten en de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie welke maatregelen zijn genomen en met welke resultaten.
Artikel 160
Termijn voor antwoorden op verzoeken om informatie en om handhavingsmaatregelen
1. De aangezochte lidstaat verstrekt de in artikel 158, lid 1, en in artikel 159, lid 3, bedoelde informatie zo snel mogelijk, maar niet later dan 4 weken na de datum van ontvangst van het verzoek. De aangezochte lidstaat, de verzoekende lidstaat, de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie kunnen andere termijnen afspreken.
2. Wanneer de aangezochte lidstaat niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt hij hetzij de verzoekende lidstaat, hetzij de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie schriftelijk mee waarom hij de termijn niet kan nakomen, en wanneer hij denkt aan het verzoek te kunnen voldoen.
Artikel 161
Verzoek om administratieve kennisgeving
1. De aangezochte lidstaat meldt de geadresseerde op verzoek van de verzoekende lidstaat en overeenkomstig zijn nationale voorschriften inzake kennisgeving van soortgelijke instrumenten en besluiten, welke instrumenten en besluiten in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met name inzake onderwerpen die bij de controleverordening en de onderhavige verordening worden gereglementeerd, zijn vastgesteld door de administratieve autoriteiten van de verzoekende lidstaat en op het grondgebied van de aangezochte lidstaat ten uitvoer moeten worden gelegd.
2. Verzoeken om kennisgeving worden ingediend volgens het standaardformaat in bijlage XXXV.
3. De aangezochte lidstaat zendt zijn antwoord onmiddellijk na de kennisgeving via de in artikel 152 bedoelde ene enkele autoriteit toe aan de verzoekende lidstaat. Het antwoord wordt verstrekt volgens het standaardformaat in bijlage XXXVI.
Artikel 162
Communicatie tussen de lidstaten en de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie
1. Elke lidstaat meldt alle door hem als relevant beschouwde informatie over methoden, praktijken of geconstateerde tendensen waarvan in gevallen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met name bij in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuken gebruik is gemaakt of vermoedelijk gebruik is gemaakt, aan de Commissie of aan de door de Commissie aangewezen instantie zodra hij over deze informatie beschikt.
2. De Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie stelt de lidstaten in kennis van alle informatie die voor hen van nut kan zijn bij de handhaving van de controleverordening of de onderhavige verordening, zodra zij over deze informatie beschikt.
Artikel 163
Coördinatie door de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie
1. Lidstaten die vernemen dat specifiek voor de Unie relevante handelingen plaatsvinden die overeenkomen met gevallen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met name met in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuken, of daarmee lijken overeen te komen, delen aan de Commissie of aan de door de Commissie aangewezen instantie zo snel mogelijk alle relevante informatie mee die nodig is voor de vaststelling van de feiten. De Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie zendt deze informatie door aan de andere betrokken lidstaten.
2. Voor de toepassing van lid 1 worden handelingen die overeenkomen met gevallen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met name met in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuken vooral in de volgende omstandigheden beschouwd als specifiek voor de Unie relevante handelingen:
deze handelingen hebben vertakkingen in één of meer andere lidstaten, of zouden deze kunnen hebben, of
het lijkt de lidstaat waarschijnlijk dat soortgelijke handelingen ook in andere lidstaten zijn verricht.
3. Wanneer de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie van mening is dat handelingen die overeenkomen met gevallen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met name met in artikel 90, lid 1, van de controleverordening bedoelde ernstige inbreuken, in één of meer lidstaten hebben plaatsgevonden, meldt zij dit aan de betrokken lidstaten, die zo snel mogelijk onderzoeken verrichten. De betrokken lidstaten stellen de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie zo snel mogelijk in kennis van de bevindingen van deze onderzoeken.
Artikel 164
Informatie-uitwisseling met derde landen
1. Lidstaten die van een derde land of een regionale organisatie voor visserijbeheer informatie ontvangen die relevant is voor de doeltreffende toepassing van de controleverordening en de onderhavige verordening, delen deze informatie via de ene enkele autoriteit mee aan de andere betrokken lidstaten, de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie, voor zover zij dit mogen doen krachtens bilaterale overeenkomsten met het betrokken derde land of krachtens de voorschriften van de betrokken regionale organisatie voor visserijbeheer.
2. Een lidstaat mag de informatie die hij op grond van dit hoofdstuk ontvangt, via zijn ene enkele autoriteit meedelen aan een derde land of aan een regionale organisatie voor visserijbeheer in het kader van een bilaterale overeenkomst met dat derde land of overeenkomstig de voorschriften van de betrokken regionale organisatie voor visserijbeheer. Dergelijke mededelingen vinden plaats na raadpleging van de lidstaat die de informatie oorspronkelijk heeft meegedeeld en overeenkomstig de nationale en de EU-wetgeving inzake de bescherming van personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
3. In het kader van tussen de Unie en derde landen gesloten partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij of visserijpartnerschapsovereenkomsten of in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer of soortgelijke regelingen waarbij de Unie overeenkomstsluitende partij of niet-overeenkomstsluitende samenwerkende partij is, kan de Commissie of de door de Commissie aangewezen instantie relevante informatie over gevallen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid of ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en in artikel 90, lid 1, van de controleverordening, meedelen aan andere bij die overeenkomsten, organisaties of regelingen aangesloten partijen, mits de lidstaat die deze informatie heeft verstrekt, daarmee instemt, en artikel 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001 ( 13 ) daarbij in acht wordt genomen.
HOOFDSTUK II
Rapportageverplichtingen
Artikel 165
Rapportageformaat en -termijnen
1. Voor het in artikel 118, lid 1, van de controleverordening bedoelde vijfjaarlijkse verslag maken de lidstaten gebruik van de in bijlage XXXVII bij de onderhavige verordening bedoelde gegevens.
2. Het in artikel 118, lid 4, van de controleverordening bedoelde verslag waarin wordt toegelicht volgens welke regels de verslagen over de basisgegevens worden opgesteld, wordt zes maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening verzonden. Telkens wanneer deze regels worden gewijzigd, sturen de lidstaten een nieuw verslag.
TITEL XI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 166
Intrekkingen
1. Verordening (EEG) nr. 2807/83, Verordening (EEG) nr. 3561/85, Verordening (EEG) nr. 493/87, Verordening (EEG) nr. 1381/87, Verordening (EEG) nr. 1382/87, Verordening (EEG) nr. 2943/95, Verordening (EG) nr. 1449/98, Verordening (EG) nr. 2244/2003, Verordening (EG) nr. 1281/2005, Verordening (EG) nr. 1042/2006, Verordening (EG) nr. 1542/2007, Verordening (EG) nr. 1077/2008 en Verordening (EG) nr. 409/2009 worden ingetrokken.
2. Verordening (EG) nr. 356/2005 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2012.
3. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.
Artikel 167
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, met uitzondering van titel VII, die op 1 juli 2011 in werking treedt.
Titel II, hoofdstuk III, en titel IV, hoofdstuk I, zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2012. Overeenkomstig artikel 124, onder c), van de controleverordening en de vorige alinea van het onderhavige artikel is titel VII van toepassing met ingang van 1 januari 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Tabel 1
Drielettercodes van de aanbiedingsvorm van de producten
Drielettercode van de aanbiedingsvorm |
Aanbiedingsvorm |
Beschrijving |
CBF |
Dubbele kabeljauwfilet (escalado) |
HEA met vel, ruggengraat en staart |
CLA |
Scharen |
Alleen scharen |
DWT |
ICCAT-code |
Ontdaan van kieuwen, ingewanden, vinnen en een deel van de kop |
FIL |
Filet |
HEA+GUT+TLD+ zonder graten; elke vis levert twee filets op die op geen enkele plaats aan elkaar zijn vastgehecht |
FIS |
Filet ontdaan van vel |
FIL + SKI; elke vis levert twee filets op, die op geen enkele plaats aan elkaar zijn vastgehecht |
FSB |
Gefileerd met vel en graten |
Gefileerd, met vel en graten |
FSP |
Filet ontdaan van vel, met graten |
Gefileerd, ontdaan van het vel, maar met graten |
GHT |
Ontdaan van ingewanden, kop en staart |
GUH+TLD |
GUG |
Ontdaan van ingewanden en kieuwen |
Zonder ingewanden en kieuwen |
GUH |
Ontdaan van ingewanden en kop |
Zonder ingewanden en kop |
GUL |
Zonder ingewanden, maar met lever |
GUT zonder de lever te verwijderen |
GUS |
Ontdaan van ingewanden, kop en vel |
GUH+SKI |
GUT |
Ontdaan van ingewanden |
Zonder ingewanden |
HEA |
Ontdaan van kop |
Zonder kop |
JAP |
Japanse versnijding |
Dwarse doorsnede waarbij alle delen van kop tot buik zijn verwijderd |
JAT |
Japanse versnijding zonder staart |
JAP + zonder staart |
LAP |
Lappen |
Dubbele filet; HEA, met vel, staart en vinnen |
LVR |
Lever |
Uitsluitend de lever; bij een collectieve aanbiedingsvorm moet de code LVR-C worden gebruikt. |
OTH |
Overige |
Alle andere aanbiedingsvormen (1) |
KUIT |
Kuit |
Uitsluitend kuit; bij een collectieve aanbiedingsvorm moet de code ROE-C worden gebruikt. |
SAD |
Gezouten en gedroogd |
Zonder kop, maar met vel, graat en staart, en onmiddellijk gezouten |
SAL |
Gezouten en nat |
CBF+gezouten |
SGH |
Gezouten, ontdaan van ingewanden en kop |
GUH+gezouten |
SGT |
Gezouten, ontdaan van ingewanden |
GUT+gezouten |
SKI |
Ontdaan van vel |
Zonder vel |
SUR |
Surimi |
Surimi |
TAL |
Staart |
Alleen staarten |
TLD |
Ontdaan van de staart |
Zonder staart |
TNG |
Tong |
Alleen de tong; bij een collectieve aanbiedingsvorm moet de code TNG-C worden gebruikt. |
TUB |
Mantel |
Alleen de mantel (inktvis) |
WHL |
In gehele staat |
Geen enkele vorm van verwerking |
WNG |
Vleugels |
Alleen de vleugels |
(1) Kapiteins van vissersvaartuigen die in de aangiften van overlading/aanlanding de code van de aanbiedingsvorm „OTH” (overige) gebruiken, dienen precies te omschrijven wat met de aanbiedingsvorm „OTH” wordt bedoeld. |
Tabel 2
Staat van verwerking
CODE |
STAAT |
ALI |
Levend |
BOI |
Gekookt |
DRI |
Gedroogd |
FRE |
Vers |
FRO |
Bevroren |
SAL |
Gezouten |
BIJLAGE II
IN DE VISVERGUNNING TE VERMELDEN MINIMUMGEGEVENS
1. GEGEVENS BETREFFENDE HET VISSERSVAARTUIG ( 14 )
Nummer in het ►M1 vlootregister van de Unie ◄ ( 15 )
Naam vissersvaartuig ( 16 )
Vlaggenstaat/Land van registratie (16)
Haven van registratie (naam en nationale code (16) )
Externe kentekens (16)
Internationale radioroepnaam (IRCS ( 17 ))
2. HOUDER VAN DE VERGUNNING/EIGENAAR VAN HET VISSERSVAARTUIG (15) /GEMACHTIGDE VOOR HET VISSERSVAARTUIG (15)
Naam natuurlijke of rechtspersoon
3. KENMERKEN VISSERIJCAPACITEIT
Motorvermogen (kW) ( 18 )
Tonnage (BT) ( 19 )
Lengte over alles (19)
Voornaamste vistuig ( 20 )
Bijkomend vistuig (20)
EVENTUEEL: ANDERE NATIONALE MAATREGELEN
BIJLAGE III
IN DE VISMACHTIGING TE VERMELDEN MINIMUMGEGEVENS
A. IDENTIFICATIE
2. Naam van het vissersvaartuig ( 22 )
3. Externe kentekens (21)
B. VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ
1. Datum van afgifte:
2. Geldigheidsduur:
3. Aan de machtiging verbonden voorwaarden betreffende, in voorkomend geval, soort, gebied en vistuig:
…
…
…
|
Van ../../.. tot ../../.. |
Van ../../.. tot ../../.. |
Van ../../.. tot ../../.. |
Van ../../.. tot ../../.. |
Van ../../.. tot ../../.. |
Van ../../.. tot ../../.. |
Gebied |
|
|
|
|
|
|
Soort |
|
|
|
|
|
|
Vistuig |
|
|
|
|
|
|
Andere voorwaarden |
|
|
|
|
|
|
Eventuele andere vereisten die voortvloeien uit een vismachtigingsaanvraag.
BIJLAGE IV
KENMERKEN VAN DE MARKERINGSBOEIEN
EINDMARKERINGSBOEIEN IN DE WESTELIJKE SECTOR
EINDMARKERINGSBOEIEN IN DE OOSTELIJKE SECTOR
TUSSENMARKERINGSBOEIEN
▼M1 —————
BIJLAGE VI
MODEL VOOR HET GEÏNTEGREERDE UNIEDOCUMENT (VISSERIJLOGBOEK EN AANGIFTEN VAN AANLANDING EN OVERLADING)
BIJLAGE VII
MODEL VOOR HET GEÏNTEGREERDE UNIEDOCUMENT (VISSERIJLOGBOEK EN AANGIFTEN VAN AANLANDING EN OVERLADING)
(MIDDELLANDSE ZEE — DAGELIJKSE VISREIZEN)
▼M1 —————
BIJLAGE X
INSTRUCTIES VOOR KAPITEINS VAN VISSERSVAARTUIGEN DIE EEN VISSERIJLOGBOEK, EEN AANGIFTE VAN AANLANDING OF EEN AANGIFTE VAN OVERLADING MOETEN INVULLEN EN OVERLEGGEN
De volgende algemene, minimale informatie over de visserijactiviteiten van het/de vaartuig(en) worden in het visserijlogboek geregistreerd overeenkomstig de artikelen 14, 15, 21, 22, 23 en 24 van de controleverordening en titel III, de hoofdstukken I, II en III, van de onderhavige verordening, onverminderd andere specifieke elementen of voorschriften die zijn vereist door de Uniewetgeving, de nationale autoriteiten van een lidstaat of van een derde land of door een regionale organisatie voor visserijbeheer.
1. INSTRUCTIES VOOR HET VISSERIJLOGBOEK
De kapitein(s) van alle vissersvaartuig(en) die aan spanvisserij doen, houden een visserijlogboek bij waarin de gevangen en aan boord gehouden hoeveelheden op zodanige wijze worden geregistreerd dat dubbele telling van de vangsten wordt voorkomen.
In het papieren logboek worden tijdens dezelfde visreis de verplichte gegevenselementen op elke bladzijde geregistreerd.
Vaartuig- en visreisgegevens |
||
Referentienummer in het papieren visserij-logboek |
Gegevenselement (M = verplicht) (O = optioneel) (CIF = verplicht indien van toepassing) |
Omschrijving en/of registratietijdstip |
(1) |
Naam van het/de vissersvaartuig(en) (M) Internationale radioroepnaam/radioroepnamen (M) CFR-nummer(s) (M) GFCM- of ICCAT-nummer(s) (CIF) |
Bij spanvisserij wordt die informatie ook voor het tweede vissersvaartuig geregistreerd. Die informatie wordt in het papieren logboek ingeschreven onder de gegevens van het vaartuig waarvoor het visserijlogboek wordt bijgehouden. Het identificatienummer van het vaartuig in het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (CFR-nummer) is het unieke nummer dat door een lidstaat aan een Unievissersvaartuig wordt toegekend wanneer dat voor het eerst in de vloot van de Unie aantreedt (1). Voor vissersvaartuigen die gereglementeerde visserijactiviteiten buiten de Uniewateren verrichten, wordt het GFCM- of ICCAT-registernummer ingevuld (CIF). |
(2) |
Externe identificatie (M) |
Op de zijromp aangebrachte externe registratieletters en -nummers. Bij spanvisserij wordt die informatie ook voor het tweede vissersvaartuig geregistreerd. |
(3) |
Naam en adres van de kapitein (M) |
Naam, voornaam en volledig adres van de kapitein (straat, huisnummer, plaats, postcode, lidstaat of derde land). Bij spanvisserij wordt die informatie ook voor het tweede vissersvaartuig geregistreerd. |
(4) |
Datum, tijdstip en haven van vertrek (M) |
Wordt in het papieren logboek ingevuld voordat het vissersvaartuig de haven verlaat. De datum wordt geregistreerd in DD-MM-JJJJ en het tijdstip in UU-MM (plaatselijke tijd). Het elektronische bericht van vertrek wordt verstuurd voordat het vissersvaartuig de haven verlaat. De datum en het tijdstip worden geregistreerd in gecoördineerde universele tijd (UTC). Voor het registreren van de haven in het elektronische logboek worden de codes gebruikt die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. |
(5) |
Datum, tijdstip en haven van terugkeer (M) |
Wordt in het papieren logboek ingevuld voordat het vissersvaartuig de haven binnenvaart. De datum wordt geregistreerd in DD-MM-JJJJ en het geraamde tijdstip in UU-MM (plaatselijke tijd). Het elektronische bericht van terugkeer naar de haven wordt verstuurd voordat het vissersvaartuig de haven binnenvaart. De datum en het geraamde tijdstip worden geregistreerd in gecoördineerde universele tijd (UTC). Voor het registreren van de haven in het elektronische logboek worden de codes gebruikt die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. |
(6) |
Datum, tijdstip en haven van aanlanding, indien verschillend van (5) (M) |
Wordt in het logboek ingevuld voordat het vissersvaartuig de haven van aanlanding binnenvaart. De datum wordt geregistreerd in DD-MM-JJJJ en het geraamde tijdstip wordt in UU-MM opgetekend, in plaatselijke tijd (voor het papieren logboek) of in gecoördineerde universele tijd (UTC) (voor het elektronische logboek). Voor het registreren van de haven in het elektronische logboek worden de codes gebruikt die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. |
(7) |
Datum, tijdstip en plaats van overlading, naam, externe identificatie en internationale radioroepnaam, vlag, CFR- of IMO-nummer en haven en land van bestemming van het ontvangende vissersvaartuig (M) |
Wordt in het papieren logboek ingevuld wanneer vóór de start van de visserijactiviteit wordt overgeladen. De datum wordt geregistreerd in DD-MM-JJJJ en het tijdstip wordt in UU-MM opgetekend, in plaatselijke tijd (voor het papieren logboek) of in gecoördineerde universele tijd (UTC) (voor het elektronische logboek). Voor het registreren van de haven in het elektronische logboek worden de codes gebruikt die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. Voor de registratie van een derde land worden de drieletterige landcodes ISO-3166 gebruikt. Voor Unievissersvaartuigen wordt het CFR-nummer geregistreerd. Voor vaartuigen van derde landen wordt het IMO-nummer (nummer van de Internationale Maritieme Organisatie) geregistreerd. Wanneer een geografische positie moet worden meegedeeld, worden de lengte- en de breedtegraad genoteerd in graden en minuten als geen GPS wordt gebruikt, en in decimale graden en minuten (formaat WGS 84) als een GPS wordt gebruikt. |
Gegevens over het vistuig |
||
(8) |
Type vistuig (M) |
Het type vistuig wordt aangegeven aan de hand van de code in kolom 1 van bijlage XI. |
(9) |
Maaswijdte (M) |
Wordt aangegeven in millimeter (gestrekte mazen). |
(10) |
Afmetingen van het vistuig (M) |
De afmetingen van het vistuig, zoals grootte en aantal, worden aangegeven volgens de specificaties in kolom 2 van bijlage XI. |
(11) |
Datum (M) |
De datum van elke zeedag wordt ingevuld op een nieuwe regel (papieren logboek) of in een nieuw rapport (elektronisch logboek) en komt telkens overeen met de betrokken zeedag. Indien van toepassing wordt de datum van elke visserijactiviteit op een nieuwe regel ingevuld. |
(12) |
Aantal visserijactiviteiten (M) |
Het aantal visserijactiviteiten wordt aangegeven volgens de specificaties in kolom 3 van bijlage XI. |
(13) |
Vistijd (O) Tijdstip van het uitzetten en het ophalen van vistuig (CIF) Diepte waarop wordt gevist (CIF) Totale tijd (O) |
De totale tijd die in beslag wordt genomen door visserijactiviteiten (het zoeken naar vis, het te water laten, slepen en binnenhalen van actief vistuig, het te water laten, uitzetten, verwijderen of verplaatsen van passief vistuig, en het verwijderen van de vangst uit het vistuig, het bewaarnet of uit een transportkooi naar een mest- of een kweekkooi) wordt aangegeven in minuten en komt overeen met het aantal op zee doorgebrachte uren min de tijd die nodig is voor de vaart naar, tussen en van de visgronden, voor het reven, voor inactiviteit of voor het wachten op reparatie. Het tijdstip van het uitzetten en het ophalen van vistuig wordt in UU-MM opgetekend, in plaatselijke tijd (voor het papieren logboek) of in gecoördineerde universele tijd (UTC) (voor het elektronische logboek). De diepte waarop wordt gevist, wordt geregistreerd als gemiddelde diepte en in meter. |
(14) |
Positie en het geografische visserijgebied (M) |
Het betrokken geografische vangstgebied is het gebied waar het grootste deel van de vangst is bovengehaald, omschreven tot op het meest gedetailleerde niveau dat beschikbaar is. Voorbeelden: In de wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 27), tot op het niveau van de ICES-sector en het statistische vak, bijv. IVa 41E7, VIIIb 20E8). De statistische vakken van ICES vormen een raster voor het gebied tussen 36° NB en 85° 30′ NB en 44° WL en 68° 30′ OL. De rijen voor de breedtegraden, met intervallen van telkens 30′, zijn genummerd van 01 tot 99 (twee cijfers). De kolommen voor de lengtegraden, met intervallen van telkens 1°, zijn gecodeerd volgens een alfanumeriek systeem, dat met A0 begint en, met gebruikmaking van telkens een andere letter (uitgezonderd I) voor elk blok van 10°, tot M8 gaat. In de wateren van de Middellandse Zee en de Zwarte zee (FAO-gebied 37), tot op het niveau van het geografische GFCM-deelgebied en het statistische vak (bijv. 7 M27B9). De nummers van een rechthoek in het statistische raster van GFCM is een code van vijf tekens: 1) de breedtegraad wordt aangegeven met een code van drie tekens (één letter en twee cijfers) en gaat van M00 (30° NB) tot M34 (47°30′ NB); (ii) de lengtegraad wordt aangegeven met een code die uit een letter en een cijfer bestaat en waarbij de letters van A tot en met J gaan en de cijfers per letter van 0 tot en met 9. De code gaat van A0 (6° WL) tot J5 (42° OL). In de wateren van het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van het NAFO-gebied (FAO-gebied 21) en in de wateren van het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van het CECAF-gebied (FAO-gebied 34), tot op het niveau van de FAO-sector of -deelsector (bijv. 21.3.M of 34.3.5). Voor de andere FAO-gebieden, tot het niveau van het FAO-deelgebied, voor zover beschikbaar (bijv. FAO 31 voor het centraalwestelijke deel van de Atlantische Oceaan en FAO 51.6 voor het westelijke deel van de Indische Oceaan). De kapitein mag echter alle statistische vakken vermelden waarin het vissersvaartuig op een bepaalde dag heeft gevist (O). In de GFCM- en ICCAT-gebieden wordt de geografische positie (breedtegraad/lengtegraad) voor elke visserijactiviteit geregistreerd of wordt, wanneer op die dag niet wordt gevist, de geografische positie op het middaguur geregistreerd. Wanneer een geografische positie moet worden meegedeeld, worden de lengte- en de breedtegraad genoteerd in graden en minuten als geen GPS wordt gebruikt, en in decimale graden en minuten (formaat WGS 84) als een GPS wordt gebruikt. Visserijzone van een derde land, gebied van een regionale organisatie voor visserijbeheer en de volle zee: vermeld de visserijzone(s) van niet-lidstaten of het/de gebied(en) van regionale organisaties voor visserijbeheer of de wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van een staat vallen of die niet door een regionale organisatie voor visserijbeheer worden geregeld, aan de hand van de drieletterige landcodes ISO-3166 en andere codes die zijn bekendgemaakt op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie, bijv. NOR = Noorwegen, NAFO = XNW, NEAFC = XNE en XIN = de volle zee. |
(15)(16) |
Gevangen en aan boord gehouden vangsten (M) |
Hiervoor worden de drieletterige FAO-soortencodes gebruikt. De vangst per soort wordt in kg levendgewichtequivalent geregistreerd. Alle hoeveelheden van elke gevangen en aan boord gehouden soort van meer dan 50 kg levendgewichtequivalent worden geregistreerd. Die 50 kg-drempel geldt zodra de vangsten van een soort 50 kg overschrijden. In deze hoeveelheden zijn de voor consumptie door de bemanning van het vaartuig apart gehouden hoeveelheden begrepen. Vangsten van de wettelijk vereiste maat worden geregistreerd met de algemene code LSC (legally size catches). Vangsten onder de minimale instandhoudingsreferentiegrootte moeten apart van de vangsten van de wettelijk vereiste maat worden geregistreerd, en wel met de algemene code BMS (below minimum size). Als de vangsten in manden, kisten, bakken, dozen, zakken of andere containers, of in blokken worden bewaard, wordt het nettogewicht van de eenheid in kg levendgewichtequivalent geregistreerd, alsmede het precieze aantal eenheden. Als alternatief mag de vangst die in dergelijke eenheden aan boord wordt gehouden, in kg levendgewichtequivalent worden geregistreerd (O). In de Oostzee (alleen voor zalm) en in het GFCM-gebied (alleen voor tonijn, zwaardvis en over grote afstanden trekkende haaien) en, indien van toepassing, in andere gebieden wordt ook het aantal vissen per dag geregistreerd. Wanneer niet voldoende kolommen beschikbaar zijn, wordt een nieuwe bladzijde begonnen. |
(15)(16) |
Geraamde teruggooi (M) |
Hiervoor worden de drieletterige FAO-soortencodes gebruikt. De teruggooi per soort wordt in kg levendgewichtequivalent geregistreerd. Soorten die niet onder de aanlandingsverplichting vallen: Elke teruggooi van meer dan 50 kg levendgewichtequivalent per soort wordt met de algemene code DIS genoteerd volgens de regels voor de registratie van vangsten. Teruggooi van soorten die worden gevangen om als levend aas te worden gebruikt en in het visserijlogboek zijn vermeld, wordt ook op dezelfde wijze geregistreerd. Soorten die in aanmerking komen voor vrijstellingen van de aanlandingsverplichting (2): Teruggegooide hoeveelheden van elke soort worden met gebruikmaking van de algemene code DIS volledig geregistreerd volgens de regels voor de registratie van vangsten. Teruggegooide hoeveelheden van elke soort waarvoor specifiek de-minimisvrijstellingen gelden, worden apart van de andere teruggooi, met gebruikmaking van de algemene code DIM, volledig geregistreerd volgens de regels voor de registratie van de vangsten. |
(15)(16) |
Vangsten, incidentele bijvangsten en vrijlating van andere mariene organismen of zeedieren (M) |
In het GFCM-gebied wordt ook, afzonderlijk voor elke vangst of incidentele bijvangst, de volgende informatie geregistreerd: — de dagelijkse vangsten van rood koraal, met vermelding van de visserijactiviteiten per gebied en diepte, — de incidentele bijvangst en vrijlating van zeevogels, — de incidentele bijvangst en vrijlating van monniksrobben, — de incidentele bijvangst en vrijlating van zeeschildpadden, — de incidentele bijvangst en vrijlating van walvisachtigen. In voorkomend geval worden in zee vrijgelaten zeedieren geregistreerd met de algemene code RET. Hiervoor worden de drieletterige FAO-codes gebruikt, of, als die niet voorhanden zijn, de codes die zijn vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. |
(1) Als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25). (2)Als bedoeld in artikel 15, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, als gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/812 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015, en met name: — soorten waarop niet mag worden gevist en die in een op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde rechtshandeling van de Unie als dusdanig worden omschreven; — soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, rekening houdend met de kenmerken van het vistuig, de visserijpraktijk en het ecosysteem; — vangsten die onder de de-minimisvrijstelling vallen; — vis die door predatoren toegebrachte schade vertoont. |
2. INSTRUCTIES VOOR DE AANGIFTE VAN AANLANDING OF OVERLADING
Voor visserijproducten die zijn aangeland of overgeladen en aan de hand van door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten goedgekeurde weegsystemen zijn gewogen op het vaartuig dat de vangst heeft verricht, het overladende of het ontvangende vissersvaartuig, wordt het daadwerkelijke, in kg productgewicht uitgedrukte gewicht van de aangelande of overgeladen hoeveelheden per soort genoteerd op de aangifte van aanlanding of overlading, met vermelding van:
de aanbiedingsvorm van de vis (referentienummer 17 in het papieren visserijlogboek) aan de hand van de codes van tabel 1 van bijlage I (M);
de maateenheid voor de aangelande of overgeladen hoeveelheden (referentienummer 18 in het papieren visserijlogboek); vermeld het gewicht van de eenheid in kg productgewicht. Deze eenheid mag een andere zijn dan die welke eerder in het visserijlogboek werd gebruikt (M);
het totaalgewicht van elke aangelande of overgeladen soort (referentienummer 19 in het papieren visserijlogboek); vermeld voor alle soorten het daadwerkelijk aangelande of overgeladen gewicht (M).
Vangsten van de wettelijk vereiste maat worden geregistreerd met de algemene code LSC (legally size catches). Vangsten onder de minimale instandhoudingsreferentiegrootte moeten apart van de vangsten van de wettelijk vereiste maat worden geregistreerd, en wel met de algemene code BMS. Hiervoor worden de drieletterige FAO-soortencodes gebruikt;
het gewicht is het gewicht van het product bij aanlanding, dat wil zeggen na eventuele verwerking aan boord. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat berekenen dan het levendgewichtequivalent aan de hand van de toepasselijke omrekeningsfactoren overeenkomstig artikel 49 van deze verordening;
handtekening van de kapitein (referentienummer 20 in het papieren visserijlogboek) (M);
handtekening en naam en adres van de gemachtigde en de waarnemer (in voorkomend geval) (referentienummer 21 in het papieren visserijlogboek);
betrokken geografisch vangstgebied: FAO-gebied, FAO-deelgebied en FAO-deelsector, ICES-sector, NAFO, NEAFC-deelgebied, CECAF-gebied, GFCM-deelgebied of de visserijzone van een derde land (referentienummer 22 in het papieren visserijlogboek). Dit moet worden toegepast op dezelfde wijze als voor de bovenbedoelde informatie over de positie en het geografische gebied (M).
3. AANVULLENDE INSTRUCTIES VOOR DE REGISTRATIE VAN DE VISSERIJINSPANNING IN HET VISSERIJLOGBOEK
Voor de tijd dat zij actief zijn in visserijtakken die onder visserijinspanningsregelingen vallen, registreren de kapiteins van Unievissersvaartuigen in het visserijlogboek de volgende aanvullende informatie:
alle krachtens dit deel vereiste gegevens worden in het papieren visserijlogboek geregistreerd tussen de referentienummers 15 en 16;
de tijdstippen wordt uitgedrukt in gecoördineerde universele tijd (UTC);
de lengte- en breedtegraden worden genoteerd in graden en minuten als geen GPS wordt gebruikt, en in decimale graden en minuten (formaat WGS 84) als een GPS wordt gebruikt;
de soorten worden geregistreerd aan de hand van de drieletterige vissoortcodes van de FAO.
3.1. Gegevens over de visserijinspanning
a) Doorvaren van een inspanningsgebied
Wanneer een gemachtigd vissersvaartuig een inspanningsgebied doorvaart zonder visserijactiviteiten in dat gebied uit te voeren, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
b) Binnenvaren van een inspanningsgebied
Wanneer het vissersvaartuig een inspanningsgebied binnenvaart waar het een visserijactiviteit zou kunnen uitoefenen, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
c) Buitenvaren van een inspanningsgebied
Wanneer het vaartuig een inspanningsgebied verlaat waar het een visserijactiviteit heeft uitgeoefend en het een ander inspanningsgebied binnenvaart waarin het van plan is te vissen, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
Wanneer een vissersvaartuig een inspanningsgebied verlaat waar het een visserijactiviteit heeft uitgeoefend en waar het voorts geen visserijactiviteit meer zal uitoefenen, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
d) transzonale visserijactiviteiten ( 23 ).
Wanneer het vaartuig transzonaal vist, wordt een extra regel in het papieren visserijlogboek ingevuld of wordt een elektronische aangifte ingevuld. De volgende informatie wordt verstrekt:
e) aanvullende informatie voor vissersvaartuigen die staand vistuig gebruiken:
3.2. Gegevens betreffende de melding van de verplaatsingen van het vaartuig
Wanneer een vissersvaartuig dat visserijactiviteiten verricht, overeenkomstig artikel 28 van de controleverordening een visserijinspanningsverslag aan de bevoegde autoriteiten moet doen toekomen, moeten de in punt 3.1 bedoelde gegevens worden aangevuld met:
de datum en het tijdstip van de melding;
de geografische positie van het vissersvaartuig in lengte en breedtegraad;
het gebruikte communicatiemiddel en, eventueel, het gebruikte radiostation, en
de bestemming(en) van de melding.
BIJLAGE XI
CODES VOOR VISTUIG EN VISSERIJACTIVITEITEN
Type vistuig |
Kolom 1 Code |
Kolom 2 Afmetingen/aantal (meter) (optioneel) |
Kolom 3 Aantal uitzettingen per dag (verplicht) |
Bodemottertrawl |
OTB |
Model van de trawl (specificeer het model of de omtrek ter hoogte van de opening) |
Aantal uitzettingen |
Kreeftentrawls |
TBN |
||
Garnalentrawls |
TBS |
||
Bodemtrawls (niet gespecificeerd) |
TB |
||
Boomkor |
TBB |
Boomlengte × aantal bomen |
Aantal uitzettingen |
Dubbele-bordentrawls |
OTT |
Model van de trawl (specificeer het model of de omtrek ter hoogte van de opening) x het aantal trawls |
Aantal uitzettingen |
Bodemspantrawl |
PTB |
Model van de trawl (specificeer het model of de omtrek ter hoogte van de opening) |
|
Pelagische ottertrawl |
OTM |
Model van de trawl |
|
Pelagische spantrawl |
PTM |
Model van de trawl |
|
ZEGENNETTEN |
|||
Deense zegen |
SDN |
Totale lengte van de zegenlijnen |
Aantal uitzettingen |
Schotse zegen |
SSC |
||
Schotse spanzegen |
SPR |
||
Zegennetten (niet gespecificeerd) |
SX |
||
Bootzegen |
SV |
||
OMSLUITINGSNETTEN |
|||
Ringzegen |
PS |
Lengte, hoogte |
Aantal uitzettingen |
Door één vaartuig bediende ringzegen |
PS1 |
Lengte, hoogte |
|
Door twee vaartuigen bediende ringzegen |
PS2 |
|
|
Ringzegens zonder sluitlijn (lampara) |
LA |
|
|
KORREN |
|||
Kor |
DRB |
Breedte × aantal korren |
Aantal uitzettingen |
KIEUWNETTEN EN WARNETTEN |
|||
Kieuwnetten (niet gespecificeerd) |
GN |
Lengte, hoogte |
Aantal netten dat per dag is uitgezet |
Geankerd kieuwnet (staand net) |
GNS |
||
Kieuwnet (drijfnet) |
GND |
||
Kieuwnet (omringend) |
GNC |
||
Combinatie kieuw- en schakelnetten |
GTN |
||
Schakelnetten |
GTR |
||
VALLEN |
|||
Korven |
FPO |
Aantal korven dat per dag is uitgezet |
|
Vallen (niet gespecificeerd.) |
FIX |
Niet gespecificeerd |
|
HAKEN EN LIJNEN |
|||
Handlijnen en hengelsnoeren (met de hand bediend) |
LHP |
Totaal aantal haken/lijnen dat per dag is uitgezet |
|
Handlijnen en hengelsnoeren (machinaal) |
LHM |
||
Grondbeugen |
LLS |
Aantal haken en lijnen dat per dag is uitgezet |
|
Drijvende beugen |
LLD |
||
Beuglijnen, niet nader gespecificeerd |
LL |
||
Sleeplijnen |
LTL |
|
|
Haken en lijnen (niet gespecificeerd.) |
LX |
|
|
VERZAMELMACHINES |
|||
Motordreggen |
HMD |
|
|
|
|
|
|
Diverse soorten vistuig |
MIS |
|
|
Recreatievistuig |
RG |
|
|
Onbekend of niet nader gespecificeerd vistuig |
NK |
|
|
BIJLAGE XII
NORMEN VOOR ELEKTRONISCHE GEGEVENSUITWISSELING
Het formaat voor de elektronische gegevensuitwisseling is gebaseerd op norm P1000 van het UN/CEFACT. De gegevensuitwisselingen die op soortgelijke bedrijfsactiviteiten betrekking hebben, worden gegroepeerd in domeinen en nader omschreven in de documenten met de specificaties van de bedrijfsmatige vereisten (BRS — Business Requirements Specifications).
De volgende normen zijn beschikbaar:
De BRS-documenten en de omzetting in computerleesbare vorm (de XML-schemadefinitie) zijn beschikbaar op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. Op die website staan ook de uitvoeringsdocumenten die voor de gegevensuitwisseling moeten worden gebruikt.
BIJLAGE XIII
EU-OMREKENINGSFACTOREN VOOR VERSE VIS
Soort: Witte tonijn Thunnus alalunga |
ALB |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
Soort: Alfonsinos Beryx spp. |
ALF |
WHL |
1,00 |
Soort: Ansjovis Engraulis encrasicholus |
ANE |
WHL |
1,00 |
Soort: IJsvis Champsocephalus gunnari |
ANI |
WHL |
1,00 |
Soort: Grote zilvervis Argentina silus |
ARU |
WHL |
1,00 |
Soort: Grootoogtonijn Thunnus obesus |
BET |
WHL |
1,00 |
GUH |
1,10 |
GUH |
1,29 |
Soort: Blauwe leng Molva dypterygia |
BLI |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,17 |
Soort: Griet Scophthalmus rhombus |
BLL |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,09 |
Soort: Zwarte haarstaartvis Aphanopus carbo |
BSF |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,24 |
HEA |
1,40 |
Soort: Blauwe marlijn Makaira nigricans |
BUM |
WHL |
1,00 |
Soort: Lodde Mallotus villosus |
CAP |
WHL |
1,00 |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
COD |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,17 |
GUH |
1,70 |
HEA |
1,38 |
FIL |
2,60 |
FIS |
2,60 |
Soort: Schar Limanda limanda |
DAB |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
GUH |
1,39 |
Soort: Doornhaai Squalus acanthias |
DGS |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,35 |
GUS |
2,52 |
Soort: Bot Platichthys flesus |
FLE |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,08 |
GUS |
1,39 |
Soort: Gaffelkabeljauw Phycis blennoides |
GFB |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
GUH |
1,40 |
Soort: Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
GHL |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,08 |
Soort: Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
HAD |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,17 |
GUH |
1,46 |
Soort: Heilbot Hippoglossus hippoglossus |
HAL |
WHL |
1,00 |
Soort: Haring Clupea harengus |
HER |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,12 |
GUH |
1,19 |
Soort: Heek Merluccius merluccius |
HKE |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
GUH |
1,40 |
Soort: Witte heek Urophycis tenuis |
HKW |
WHL |
1,00 |
Soort: Horsmakrelen Trachurus spp. |
JAX |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,08 |
Soort: Antarctische krillgarnaal Euphausia superba |
KRI |
WHL |
1,00 |
Soort: Tongschar Microstomus kitt |
LEM |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,05 |
Soort: Schartongen Lepidorhombus spp. |
LEZ |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,06 |
FIL |
2,50 |
Soort: Langsnuitijsvis Channichthys rhinoceratus |
LIC |
WHL |
1,00 |
Soort: Leng Molva molva |
LIN |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,14 |
GUH |
1,32 |
FIL |
2,64 |
Soort: Makreel Scomber scombrus |
MAC |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,09 |
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
NEP |
WHL |
1,00 |
TAL |
3,00 |
Soort: Groene zuidpoolkabeljauw Notothenia gibberifrons |
NOG |
WHL |
1,00 |
Soort: Kever Trisopterus esmarkii |
NOP |
WHL |
1,00 |
Soort: Gemarmerde ijsvis Notothenia rossii |
NOR |
WHL |
1,00 |
Soort: Atlantische slijmkop Hoplostethus atlanticus |
ORY |
WHL |
1,00 |
Soort: Pacifische sneeuwkrabben Chionoecetes spp. |
PCR |
WHL |
1,00 |
Soort: Penaeusgarnalen Penaeus spp. |
PEN |
WHL |
1,00 |
Soort: Koolvis Pollachius virens |
POK |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,19 |
Soort: Pollak Pollachius pollachius |
POL |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,17 |
Soort: Noordse garnaal Pandalus borealis |
PRA |
WHL |
1,00 |
Soort: Roodbaarzen Sebastes spp. |
RED |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,19 |
Soort: Noordelijke grenadier Macrourus berglax |
RHG |
WHL |
1,00 |
Soort: Grenadiervis Coryphaenoides rupestris |
RNG |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
GUH |
1,92 |
GHT |
3,20 |
Soort: Zandspieringen Ammodytes spp. |
SAN |
WHL |
1,00 |
Soort: Zeebrasem Pagellus bogaraveo |
SBR |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
Soort: Ruwe langsnuitsnavelhaai Deania histricosa |
SDH |
WHL |
1,00 |
Soort: Pijlhoofdhondshaai Deania profundorum |
SDU |
WHL |
1,00 |
Soort: Georgia-ijsvis Pseudochaenichthys georgianus |
SGI |
WHL |
1,00 |
Soort: Tong Solea solea |
SOL |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,04 |
Soort: Sprot Sprattus sprattus |
SPR |
WHL |
1,00 |
Soort: Noordse rode inktvis Illex illecebrosus |
SQI |
WHL |
1,00 |
Soort: Pijlinktvis Martialia hyadesi |
SQS |
WHL |
1,00 |
Soort: Roggen Rajidae |
SRX |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,13 |
WNG |
2,09 |
Soort: Zwaardvis Xiphias gladius |
SWO |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
GUH |
1,31 |
Soort: Zwarte Patagonische ijsheek Dissostichus eleginoides |
TOP |
WHL |
1,00 |
Soort: Tarbot Psetta maxima |
TUR |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,09 |
Soort: Torsk Brosme brosme |
USK |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,14 |
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
WHB |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,15 |
Soort: Wijting Merlangius merlangus |
WHG |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,18 |
Soort: Witte marlijn Tetrapturus albidus |
WHM |
WHL |
1,00 |
Soort: Witje Glyptocephalus cynoglossus |
WIT |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,06 |
Soort: Geelstaartschar Limanda ferruginea |
YEL |
WHL |
1,00 |
BIJLAGE XIV
EU-OMREKENINGSFACTOREN VOOR VERSE GEZOUTEN VIS
Soort: Leng Molva molva |
LIN |
WHL |
2,80 |
BIJLAGE XV
EU-OMREKENINGSFACTOREN VOOR BEVROREN VIS
Soort: Witte tonijn Thunnus alalunga |
ALB |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,23 |
Soort: Alfonsinos Beryx spp. |
ALF |
WHL |
1,00 |
Soort: Ansjovis Engraulis encrasicholus |
ANE |
WHL |
1,00 |
Soort: Zeeduivel Lophiidae |
ANF |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,22 |
GUH |
3,04 |
TAL |
3,00 |
FIS |
5,60 |
Soort: IJsvis Champsocephalus gunnari |
ANI |
WHL |
1,00 |
Soort: Grote zilvervis Argentina silus |
ARU |
WHL |
1,00 |
Soort: Grootoogtonijn Thunnus obesus |
BET |
WHL |
1,00 |
GUH |
1,29 |
HEA |
1,25 |
Soort: Blauwe leng Molva dypterygia |
BLI |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,17 |
GUH |
1,40 |
Soort: Griet Scophthalmus rhombus |
BLL |
WHL |
1,00 |
Soort: Zwarte haarstaartvis Aphanopus carbo |
BSF |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,48 |
Soort: Blauwe marlijn Makaira nigricans |
BUM |
WHL |
1,00 |
Soort: Lodde Mallotus villosus |
CAP |
WHL |
1,00 |
Soort: Kabeljauw Gadus morhua |
COD |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,17 |
GUH |
1,70 |
FIL |
2,60 |
FIS |
2,60 |
FSP |
2,95 |
►C1 CBF ◄ |
1,63 |
Soort: Schar Limanda limanda |
DAB |
WHL |
1,00 |
Soort: Doornhaai Squalus acanthias |
DGS |
WHL |
1,00 |
GUS |
2,52 |
Soort: Bot Platichthys flesus |
FLE |
WHL |
1,00 |
Soort: Gaffelkabeljauw Phycis blennoides |
GFB |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,12 |
GUH |
1,40 |
Soort: Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot Reinhardtius hippoglossoides |
GHL |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,08 |
GUH |
1,39 |
Soort: Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
HAD |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,17 |
GUH |
1,46 |
FIL |
2,60 |
FIS |
2,60 |
FSB |
2,70 |
FSP |
3,00 |
Soort: Heilbot Hippoglossus hippoglossus |
HAL |
WHL |
1,00 |
Soort: Haring Clupea harengus |
HER |
WHL |
1,00 |
Soort: Heek Merluccius merluccius |
HKE |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,34 |
GUH |
1,67 |
Soort: Witte heek Urophycis tenuis |
HKW |
WHL |
1,00 |
Soort: Horsmakrelen Trachurus spp. |
JAX |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,08 |
Soort: Antarctische krillgarnaal Euphausia superba |
KRI |
WHL |
1,00 |
Soort: Tongschar Microstomus kitt |
LEM |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,05 |
Soort: Schartongen Lepidorhombus spp. |
LEZ |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,06 |
Soort: Langsnuitijsvis Channichthys rhinoceratus |
LIC |
WHL |
1,00 |
Soort: Leng Molva molva |
LIN |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,14 |
GUH |
1,33 |
FIL |
2,80 |
FSP |
2,30 |
Soort: Makreel Scomber scombrus |
MAC |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
Soort: Langoustine Nephrops norvegicus |
NEP |
WHL |
1,00 |
TAL |
3,00 |
Soort: Groene zuidpoolkabeljauw Notothenia gibberifrons |
NOG |
WHL |
1,00 |
Soort: Kever Trisopterus esmarkii |
NOP |
WHL |
1,00 |
Soort: Gemarmerde ijsvis Notothenia rossii |
NOR |
WHL |
1,00 |
Soort: Atlantische slijmkop (orange roughy) Hoplostethus atlanticus |
ORY |
WHL |
1,00 |
Soort: Pacifische sneeuwkrabben Chionoecetes spp. |
PCR |
WHL |
1,00 |
Soort: Penaeusgarnalen Penaeus spp. |
PEN |
WHL |
1,00 |
Soort: Schol Pleuronectes platessa |
PLE |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,07 |
Soort: Koolvis Pollachius virens |
POK |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,19 |
GUH |
1,44 |
FIS |
2,78 |
FSB |
2,12 |
FSP |
2,43 |
Soort: Pollak Pollachius pollachius |
POL |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,17 |
Soort: Noordse garnaal Pandalus borealis |
PRA |
WHL |
1,00 |
Soort: Noordelijke grenadier Macrourus berglax |
RHG |
WHL |
1,00 |
Soort: Grenadiervis Coryphaenoides rupestris |
RNG |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
GUH |
1,92 |
Soort: Zandspieringen Ammodytes spp. |
SAN |
WHL |
1,00 |
Soort: Zeebrasem Pagellus bogaraveo |
SBR |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,11 |
Soort: Ruwe langsnuitsnavelhaai Deania histricosa |
SDH |
WHL |
1,00 |
Soort: Pijlhoofdhondshaai Deania profundorum |
SDU |
WHL |
1,00 |
Soort: Georgia-ijsvis Pseudochaenichthys georgianus |
SGI |
WHL |
1,00 |
Soort: Tong Solea solea |
SOL |
WHL |
1,00 |
Soort: Sprot Sprattus sprattus |
SPR |
WHL |
1,00 |
Soort: Noordse rode inktvis Illex illecebrosus |
SQI |
WHL |
1,00 |
Soort: Pijlinktvis Martialia hyadesi |
SQS |
WHL |
1,00 |
Soort: Roggen Rajidae |
SRX |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,13 |
WNG |
2,09 |
Soort: Zwaardvis Xiphias gladius |
SWO |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,12 |
GUH |
1,31 |
HEA |
1,33 |
GHT |
1,33 |
Soort: Zwarte Patagonische ijsheek Dissostichus eleginoides |
TOP |
WHL |
1,00 |
Soort: Tarbot Psetta maxima |
TUR |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,09 |
Soort: Torsk Brosme brosme |
USK |
WHL |
1,00 |
Soort: Blauwe wijting Micromesistius poutassou |
WHB |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,15 |
FIS |
2,65 |
SUR |
2,97 |
Soort: Wijting Merlangius merlangus |
WHG |
WHL |
1,00 |
GUT |
1,18 |
Soort: Witte marlijn Tetrapturus albidus |
WHM |
WHL |
1,00 |
Soort: Witje Glyptocephalus cynoglossus |
WIT |
WHL |
1,00 |
Soort: Geelstaartschar Limanda ferruginea |
YEL |
WHL |
1,00 |
BIJLAGE XVI
METHODE VOOR DE VASTSTELLING VAN DE IN ARTIKEL 16, LID 1, EN ARTIKEL 25, LID 1, VAN DE CONTROLEVERORDENING BEDOELDE STEEKPROEFPLANNEN
De in artikel 16, lid 1, en artikel 25, lid 1, van de controleverordening bedoelde steekproefplannen voor vissersvaartuigen waarop de vereisten met betrekking tot logboeken en aangiften van aanlanding niet van toepassing zijn, worden door de lidstaten opgesteld overeenkomstig deze bijlage.
1. In deze bijlage wordt verstaan onder:
a) |
actieve vaartuigen : in de artikelen 16 en 25 van de controleverordening bedoelde vaartuigen die in een kalenderjaar (gedurende meer dan 0 dagen) om het even welke visserijactiviteit hebben verricht. Een vaartuig dat in een jaar geen visserijactiviteiten heeft verricht, wordt als „inactief” aangemerkt; |
b) |
metier : een geheel van visserijactiviteiten die gericht zijn op vergelijkbare (verzamelingen van) soorten en met behulp van vergelijkbaar vistuig, in dezelfde periode van het jaar en/of in hetzelfde gebied worden verricht conform een vergelijkbaar exploitatiepatroon. De toewijzing aan een metier wordt bepaald op basis van de visserijactiviteit in het vorige jaar. Vaartuigen die meer dan 50 % van het jaar in een bepaald metier actief zijn geweest, worden aan dat metier toegewezen. Bereikt de visserijactiviteit in geen enkel metier 50 %, dan moet het betrokken vaartuig aan een zogenaamd polyvalent metier worden toegewezen; |
c) |
doelpopulatie : aanlandingen van visserijproducten door actieve vaartuigen die verschillende metiers verrichten. |
2. Het steekproefplan heeft tot doel toezicht uit te oefenen op de activiteiten van de in de artikelen 16 en 25 bedoelde vaartuigen en een raming te maken van de totale hoeveelheden die deze vaartuigen tijdens de steekproefperiode vangen, opgesplitst naar bestand en naar metier.
3. De steekproefeenheid is in beginsel het metier. Elk betrokken vaartuig mag aan niet meer dan één metier zijn toegewezen.
4. De doelpopulatie omvat de aanlandingen die per metier worden gedaan door actieve vaartuigen met een lengte van minder dan 10 m.
5. De omvang van de steekproef wordt bepaald op basis van het risico dat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de lidstaat waar de aanlanding(en) plaatsvindt/plaatsvinden niet in acht worden genomen in het kader van het metier. De omvang van de steekproef dient representatief te zijn voor het betrokken metier.
6. De lidstaten delen het risiconiveau in in de volgende categorieën: „zeer laag”, „laag”, „gemiddeld”, „hoog” en „zeer hoog”.
7. Met het oog op de vaststelling van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid nemen de lidstaten alle ter zake relevante criteria in aanmerking. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
indien passend:
8. Bij de opstelling van de steekproefplannen houden de lidstaten rekening met het niveau van activiteit in het kader van het metier gedurende de periode waarin de steekproef wordt genomen.
9. Bij het bepalen van de steekproefintensiteit wordt rekening gehouden met de variabiliteit in de aanlandingen in het kader van het betrokken metier.
10. Indien de visserijproducten in gestandaardiseerde dozen worden aangeland, moet het minimale aantal dozen in de steekproef evenredig zijn aan het door de lidstaten vastgestelde risiconiveau en overeenstemmen met het hieronder opgenomen voorbeeld.
Aantal aangelande dozen per soort |
Aantal dozen dat afhankelijk van het risiconiveau moet worden gewogen |
||||
Zeer laag |
Laag |
Gemiddeld |
Hoog |
Zeer hoog |
|
0-25 |
1 |
1 |
1 |
1 |
2 |
25-50 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
50-100 |
1 |
3 |
4 |
5 |
6 |
Elke extra 100 |
1 |
1 |
2 |
3 |
4 |
11. De toe te passen nauwkeurigheids- en betrouwbaarheidsniveaus zijn de niveaus 2 en 3 als omschreven in hoofdstuk II, deel B, punt 4, van de bijlage bij Besluit 2010/93/EU van de Commissie ( 24 ).
12. Het steekproefplan dient tevens informatie te bevatten over de manier waarop de totale vangst per bestand en per metier tijdens de steefproefperiode zal worden geraamd.
BIJLAGE XVII
FORMATEN VOOR DE RAPPORTAGE VAN DE VISSERIJINSPANNING
1. In het kader van deze verordening moeten voor de rapportage van de visserijinspanning de volgende regels in acht worden genomen:
de geografische positie van het vissersvaartuig moet worden uitgedrukt in breedte- en lengtegraden en -minuten;
in het gebied moet een EU-regeling betreffende de visserijinspanning van kracht zijn;
de tijd moet worden geregistreerd als UTC;
bij vermelding van de aan boord gehouden vangst moeten alle soorten die overeenkomstig artikel 14 van de controleverordening in het visserijlogboek zijn geregistreerd, per soort in kilogram levendgewichtequivalent worden meegedeeld; de hoeveelheden die moeten worden meegedeeld, zijn de totale hoeveelheden van elke soort die aan boord zijn op het tijdstip dat het inspanningsrapport wordt meegedeeld.
De soorten die worden meegedeeld, dienen te worden geïdentificeerd aan de hand van hun drieletterige FAO-code.
2. De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ deelt de volgende gegevens op zijn vroegst 12 uur en uiterlijk 1 uur vóór het binnenvaren van een gebied mee in de vorm van een „inspanningsrapport”:
de titel „VISSERIJINSPANNINGSRAPPORT — BINNENVAREN”,
de naam, de externe identificatiekentekens en de internationale radioroepnaam van het vissersvaartuig;
de naam van de kapitein van het vissersvaartuig;
de geografische positie van het vissersvaartuig waarop de communicatie betrekking heeft;
het gebied dat het vissersvaartuig zal binnenvaren;
de datum en het tijdstip van elke gelegenheid waarbij het vissersvaartuig dat gebied vermoedelijk zal binnenvaren;
de aan boord gehouden vangst per soort in kg levend gewicht.
3. De kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ deelt de volgende gegevens op zijn vroegst 12 uur en uiterlijk 1 uur vóór het buitenvaren van een gebied mee in de vorm van een „inspanningsrapport”:
de titel „VISSERIJINSPANNINGSRAPPORT — BUITENVAREN”,
de naam, de externe identificatiekentekens en de internationale radioroepnaam van het vissersvaartuig;
de naam van de kapitein van het vissersvaartuig;
de in lengte- en breedtegraad uitgedrukte geografische positie van het vissersvaartuig waarop de melding betrekking heeft;
het gebied dat het vissersvaartuig zal verlaten;
de datum en het tijdstip waarop het vissersvaartuig dat gebied vermoedelijk zal verlaten;
de aan boord gehouden vangst per soort in kg levend gewicht.
4. Onverminderd lid 3 dient de kapitein van een ►M1 Unievissersvaartuig ◄ dat transzonale visserijactiviteiten uitoefent en de scheidingslijn tussen gebieden in een tijdvak van 24 uur meer dan eens overschrijdt, doch binnen een zone van 5 mijl aan weerszijden van de scheidingslijn blijft, binnen dat tijdvak van 24 uur mededeling te doen van de eerste maal dat het gebied werd binnengevaren en de laatste maal dat het werd buitengevaren.
5. De lidstaat zorgt ervoor dat een kapitein van een onder de vlag van die lidstaat varend vissersvaartuig aan de rapportagevereisten voldoet.
BIJLAGE XVIII
METHODE VOOR DE BEREKENING VAN HET GEMIDDELDE NETTOGEWICHT VAN DOZEN OF BLOKKEN BEVROREN VISSERIJPRODUCTEN
Steekproefplan
Omvang van de partij (aantal dozen) |
Omvang van de steekproef (aantal pallets × 52 dozen) |
5 000 of minder |
3 |
5 001 -10 000 |
4 |
10 001 -15 000 |
5 |
15 001 -20 000 |
6 |
20 001 -30 000 |
7 |
30 001 -50 000 |
8 |
Meer dan 50 000 |
9 |
1. Het gemiddelde gewicht per doos of per blok wordt aan de hand van het steekproefplan in bovenstaande tabel bepaald per soort en, in voorkomend geval, per aanbiedingsvorm. De steekproef wordt aselect gekozen.
2. Elk pallet dozen of blokken wordt gewogen. Voor de berekening van het gemiddelde brutogewicht per pallet en per soort en, in voorkomend geval, per aanbiedingsvorm wordt het totale brutogewicht van alle pallets in de steekproef gedeeld door het totale aantal pallets in de steekproef.
3. Voor de berekening van het nettogewicht per doos of blok en per soort en, in voorkomend geval, per aanbiedingsvorm wordt van het in punt 2 bedoelde gemiddelde brutogewicht van het pallet het volgende afgetrokken:
het gemiddelde tarragewicht per doos of blok (gelijk aan het gewicht van ijs en karton, plastic of ander verpakkingsmateriaal), vermenigvuldigd met het aantal dozen of blokken op het pallet,
het gemiddelde gewicht van bij de aanlanding gebruikte lege pallets die deel uitmaken van de steekproef.
Het resulterende nettogewicht per pallet en per soort en, in voorkomend geval, per aanbiedingsvorm wordt dan gedeeld door het aantal dozen op het pallet.
4. Het in punt 3, onder a), bedoelde tarragewicht per doos of blok bedraagt 1,5 kg. De lidstaten kunnen een ander tarragewicht per doos of blok hanteren, mits zij hun steekproefmethode en eventuele wijzigingen daarvan ter goedkeuring aan de Commissie voorleggen.
BIJLAGE XIX
METHODE VOOR DE VASTSTELLING VAN DE IN ARTIKEL 60, LID 1, VAN DE CONTROLEVERORDENING BEDOELDE STEEKPROEFPLANNEN VOOR HET WEGEN VAN AANGELANDE VISSERIJPRODUCTEN IN DE LIDSTATEN
In deze bijlage wordt vastgesteld volgens welke methode de lidstaten de in artikel 60, lid 1, van de controleverordening bedoelde steekproefplannen moeten vaststellen.
1. Het steekproefplan heeft tot doel te garanderen dat de visserijproducten bij aanlanding nauwkeurig worden gewogen.
2. De omvang van de te wegen steekproef wordt bepaald op basis van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de haven/locatie/regio in de lidstaat waar de aanlanding(en) plaatsvindt/plaatsvinden.
3. De lidstaten delen het risiconiveau in in de volgende categorieën: „zeer laag”, „laag”, „gemiddeld”, „hoog” en „zeer hoog”.
4. Met het oog op de vaststelling van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid nemen de lidstaten alle ter zake relevante criteria in aanmerking. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
In voorkomend geval:
5. De steekproefmethode moet representatief zijn en ten minste zo doeltreffend als een eenvoudige aselecte steekproefmethode.
6. Indien de visserijproducten in gestandaardiseerde dozen worden aangeland, moet het minimale aantal dozen dat in het kader van de steekproef moet worden gewogen, evenredig zijn aan het door de lidstaten vastgestelde risiconiveau. Bij voorkeur geven de lidstaten aan de hand van naar risiconiveau uitgesplitste tabellen (zie hieronder) aan hoeveel dozen moeten worden gewogen.
Aantal aangelande dozen per soort |
Aantal dozen dat afhankelijk van het risiconiveau moet worden gewogen |
||||
Zeer laag |
Laag |
Gemiddeld |
Hoog |
Zeer hoog |
|
0-25 |
1 |
1 |
1 |
1 |
2 |
25-50 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
50-100 |
1 |
3 |
4 |
5 |
6 |
100-200 |
2 |
4 |
5 |
6 |
7 |
Elke extra 100 |
1 |
1 |
2 |
3 |
4 |
7. Het steekproefplan dient tevens informatie te bevatten over maatregelen die ervoor moeten zorgen dat:
8. Elke risicoanalyse, gegevensbeoordeling, valideringsprocedure, auditprocedure of andere documentatie ter ondersteuning van de vaststelling en wijziging van het steekproefplan moet worden gedocumenteerd en voor audit- en inspectiedoeleinden ter beschikking worden gesteld.
BIJLAGE XX
METHODE VOOR DE VASTSTELLING VAN DE IN ARTIKEL 60, LID 3, VAN DE CONTROLEVERORDENING BEDOELDE STEEKPROEFPLANNEN
In deze bijlage wordt vastgesteld volgens welke methode de lidstaten de in artikel 60, lid 3, van de controleverordening bedoelde steekproefplannen voor visserijproducten die worden aangeland door vissersvaartuigen die aan boord mogen wegen, moeten vaststellen.
1. Het steekproefplan heeft tot doel te verifiëren of de weging van visserijproducten die aan boord mag plaatsvinden, nauwkeurig verloopt.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de steekproef wordt genomen wanneer de visserijproducten worden aangeland door de vissersvaartuigen die aan boord mogen wegen.
3. De omvang van de steekproef wordt bepaald op basis van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid door vissersvaartuigen die visserijproducten aan boord mogen wegen.
4. De lidstaten delen het risiconiveau in in de volgende categorieën: „zeer laag”, „laag”, „gemiddeld”, „hoog” en „zeer hoog”.
5. Met het oog op de vaststelling van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid nemen de lidstaten alle ter zake relevante criteria in aanmerking. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
In voorkomend geval:
6. De methode voor het nemen van steekproeven voor aanlandingen van visserijproducten moet ten minste zo doeltreffend als een eenvoudige aselecte steekproefmethode en moet evenredig zijn aan het risiconiveau.
7. Het steekproefplan moet maatregelen bevatten die garanderen dat de steekproef daadwerkelijk wordt gewogen.
8. Het aantal steekproefsgewijs gewogen dozen moet evenredig zijn aan het geschatte risiconiveau. Bij voorkeur geven de lidstaten aan de hand van naar risiconiveau uitgesplitste tabellen (zie hieronder) aan hoeveel dozen moeten worden gewogen.
Aantal aangelande dozen per soort |
Aantal dozen dat afhankelijk van het risiconiveau moet worden gewogen |
||||
Zeer laag |
Laag |
Gemiddeld |
Hoog |
Zeer hoog |
|
0-25 |
1 |
1 |
1 |
1 |
2 |
25-50 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
50-100 |
1 |
3 |
4 |
5 |
6 |
100-200 |
2 |
4 |
5 |
6 |
7 |
Elke extra 100 |
1 |
1 |
2 |
3 |
4 |
9. Wanneer van dergelijke vaartuigen afkomstige visserijproducten vóór de eerste afzet worden gewogen en de weging onmiddellijk na de aanlanding van de partijen visserijproducten plaatsvindt, mogen de weegresultaten worden gebruikt in het kader van het steekproefplan.
10. Het steekproefplan dient tevens maatregelen te bevatten die ervoor zorgen dat:
11. Elke risicoanalyse, gegevensbeoordeling, valideringsprocedure, auditprocedure of andere stukken ter ondersteuning van de vaststelling en wijziging van het steekproefplan moet worden gedocumenteerd en voor audit- en inspectiedoeleinden ter beschikking worden gesteld.
BIJLAGE XXI
METHODE VOOR DE VASTSTELLING VAN DE IN ARTIKEL 61, LID 1, VAN DE CONTROLEVERORDENING BEDOELDE CONTROLEPLANNEN
In deze bijlage wordt vastgesteld volgens welke methode de lidstaten de in artikel 61, lid 1, van de controleverordening bedoelde controleplannen moeten vaststellen die dienen te worden toegepast wanneer deze lidstaten toestemming verlenen voor weging van visserijproducten nadat deze zijn vervoerd van de plaats van aanlanding naar een plaats van bestemming op het grondgebied van de betrokken lidstaat.
1. Doel van het controleplan is het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid tot een minimum te beperken wanneer een lidstaat weging van visserijproducten toestaat nadat deze zijn vervoerd van de plaats van aanlanding naar een plaats van bestemming op het grondgebied van die lidstaat.
2. De omvang van de steekproef wordt bepaald op basis van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid dat gepaard gaat met de toestemming voor weging van visserijproducten na vervoer.
3. De lidstaten delen het risiconiveau in in de volgende categorieën: „zeer laag”, „laag”, „gemiddeld”, „hoog” en „zeer hoog”.
4. Met het oog op de vaststelling van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid nemen de lidstaten alle ter zake relevante criteria in aanmerking. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
In voorkomend geval:
5. De controleplannen omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
6. Indien de visserijproducten in gestandaardiseerde dozen worden bewaard, moet aantal dozen bij wijze van steekproef worden gewogen in aanwezigheid van functionarissen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Het aantal gewogen dozen moet evenredig zijn aan het geschatte risiconiveau. Bij voorkeur geven de lidstaten aan de hand van naar risiconiveau uitgesplitste tabellen (zie hieronder) aan hoeveel dozen moeten worden gewogen.
Aantal aangelande dozen per soort |
Aantal dozen dat afhankelijk van het risiconiveau moet worden gewogen |
||||
Zeer laag |
Laag |
Gemiddeld |
Hoog |
Zeer hoog |
|
0-25 |
1 |
1 |
1 |
1 |
2 |
25-50 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
50-100 |
1 |
3 |
4 |
5 |
6 |
100-200 |
2 |
4 |
5 |
6 |
7 |
Elke extra 100 |
1 |
1 |
2 |
3 |
4 |
7. Het controleplan moet maatregelen bevatten die garanderen dat de steekproef daadwerkelijk wordt gewogen.
8. Elke risicoanalyse, gegevensbeoordeling, valideringsprocedure, auditprocedure of andere stukken ter ondersteuning van de vaststelling en wijziging van het controleplan moet worden gedocumenteerd en voor audit- en inspectiedoeleinden ter beschikking worden gesteld.
BIJLAGE XXII
METHODE VOOR DE VASTSTELLING VAN DE IN ARTIKEL 61, LID 2, VAN DE CONTROLEVERORDENING BEDOELDE GEMEENSCHAPPELIJKE CONTROLEPROGRAMMA'S
In deze bijlage wordt vastgesteld volgens welke methode de lidstaten de in artikel 61, lid 2, van de controleverordening bedoelde gemeenschappelijke controleprogramma's moeten vaststellen die moeten worden toegepast wanneer de lidstaat waar de visserijproducten worden aangeland, toestemming geeft om deze producten vóór weging te vervoeren naar geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen of andere instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste afzet van visserijproducten in een andere lidstaat.
1. Doel van het gemeenschappelijke controleprogramma is het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid tot een minimum te beperken wanneer de lidstaat waar de visserijproducten worden aangeland, toestemming geeft om deze vóór weging te vervoeren naar geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen of andere instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste afzet van visserijproducten in een andere lidstaat.
2. De omvang van de steekproef wordt bepaald op basis van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid dat gepaard gaat met het vervoer van visserijproducten vóór weging in een andere lidstaat.
3. De lidstaten delen het risiconiveau in in de volgende categorieën: „zeer laag”, „laag”, „gemiddeld”, „hoog” en „zeer hoog”.
4. Met het oog op de vaststelling van het risico van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid nemen de lidstaten alle ter zake relevante criteria in aanmerking. Deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
In voorkomend geval:
5. De controleprogramma's omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
6. Indien de visserijproducten in gestandaardiseerde dozen worden bewaard, moet een aantal dozen bij wijze van steekproef worden gewogen in aanwezigheid van functionarissen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Het aantal steekproefsgewijs gewogen dozen moet evenredig zijn aan het geschatte risiconiveau. Bij voorkeur geven de lidstaten aan de hand van naar risiconiveau uitgesplitste tabellen (zie hieronder) aan hoeveel dozen moeten worden gewogen.
Aantal aangelande dozen per soort |
Aantal dozen dat afhankelijk van het risiconiveau moet worden gewogen |
||||
Zeer laag |
Laag |
Gemiddeld |
Hoog |
Zeer hoog |
|
0-25 |
1 |
1 |
1 |
1 |
2 |
25-50 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
50-100 |
1 |
3 |
4 |
5 |
6 |
100-200 |
2 |
4 |
5 |
6 |
7 |
Elke extra 100 |
1 |
1 |
2 |
3 |
4 |
7. Het gemeenschappelijk controleprogramma moet maatregelen bevatten die garanderen dat de steekproef daadwerkelijk wordt gewogen.
8. Elke risicoanalyse, gegevensbeoordeling, valideringsprocedure, auditprocedure of andere stukken ter ondersteuning van de vaststelling en wijziging van het gemeenschappelijk controleprogramma moet worden gedocumenteerd en voor audit- en inspectiedoeleinden ter beschikking worden gesteld.
BIJLAGE XXIII
LIJST VAN GEGEVENS DIE VEREIST ZIJN VOOR HET INVULLEN VAN BEWAKINGSVERSLAGEN INZAKE WAARNEMINGEN EN CONSTATERINGEN VAN VISSERSVAARTUIGEN
Algemene informatie
1. Referentie van het bewakingsverslag
2. Datum en tijdstip van de waarneming of constatering (UTC)
3. Lidstaat van herkomst en naam van de ene enkele autoriteit
4. Type bewakingsvaartuig of -vliegtuig en identificatie
5. Positie en locatie van het bewakingsvaartuig of -vliegtuig op het tijdstip van de waarneming of constatering
Gegevens over het vissersvaartuig
6. Vlaggenstaat
7. Naam
8. Haven van registratie en extern registratienummer
9. Internationale radioroepnaam
10. IMO-nummer (nummer van de Internationale Maritieme Organisatie)
11. CFR-nummer
12. Beschrijving
13. Type
14. Initiële positie en locatie op het tijdstip van de waarneming of constatering
15. Aanvankelijke koers en snelheid op het tijdstip van de waarneming of constatering
16. Activiteit
Overige informatie
17. Middel waarmee de waarneming of constatering is verricht
18. Contact met het vaartuig
19. Details van de communicatie met het vaartuig
20. Registratie van de waarneming of constatering
21. Opmerkingen
22. Bijlagen
23. Rapporterende functionaris en handtekening
Instructies voor het invullen van de bewakingsverslagen
1. Wees zo volledig mogelijk.
2. Positie in lengte- en breedtegraad en gedetailleerde locatie (ICES-sector, geografisch deelgebied van GFCM, NAFO-, NEAFC- of CECAF-deelgebied, FAO-gebied, FAO-deelgebied en FAO-sector en aan wal, de haven).
3. Vlaggenstaat, naam van het vaartuig, haven van registratie, extern registratienummer, internationale radioroepnaam en IMO-nummer: worden verkregen aan de hand van hetzij visuele waarnemingen hetzij constateringen van of betreffende het vaartuig, of worden via radiocontact met het vaartuig vastgesteld (de bron van de informatie moet worden vermeld).
4. Beschrijving van het vaartuig (indien dit visueel is waargenomen): onderscheidende merktekens (indien van toepassing): vermeld of de naam en de haven van registratie van het vaartuig al dan niet zichtbaar zijn. Noteer de kleuren van de romp en de bovenbouw, het aantal masten, de positie van de brug, de lengte van de schoorsteen enz.
5. Type vaartuig en vistuig, zoals waargenomen: bijv. beugvisserijvaartuig, trawler, sleepvaartuig, fabrieksschip, transportvaartuig (Internationale statistische standaardindeling van vissersvaartuigen van de FAO).
6. Eventueel activiteit van het waargenomen of geconstateerde vaartuig: geef voor elke activiteit aan of het vaartuig bezig was met: vissen, uitzetten/inhalen van vistuig, overladen, overbrengen, slepen, doorvaren, verankeren of het verrichten van enige andere activiteit (te specificeren), met vermelding, voor elke activiteit, van datum, tijdstip, positie, koers en snelheid van het vaartuig.
7. Indien van toepassing, het middel waarmee de waarneming of constatering is verricht: nadere gegevens over de wijze waarop de waarneming of constatering heeft plaatsgevonden, bijv. visueel, VMS, radar, radiocontact of andere (te specificeren).
8. Contact met het vaartuig: vermeld of er contact heeft plaatsgehad (JA/NEEN) en welke communicatiemiddelen zijn gebruikt (radio of andere, te specificeren).
9. Details van de communicatie: vat elke eventuele communicatie met het vaartuig beknopt samen, met vermelding van de naam, de nationaliteit en de positie die zijn opgegeven door de perso(o)n(en) aan boord van het waargenomen of geconstateerde vaartuig met wie contact is genomen.
10. Registratie van de waarneming of constatering: vermeld of de waarneming of constatering heeft plaatsgevonden aan de hand van een foto, een video- of audio-opname of een schriftelijk verslag.
11. Opmerkingen: maak hier eventuele andere opmerkingen.
12. Bijlagen: voeg, indien beschikbaar; een foto of schets van het vaartuig toe (teken het profiel van het vaartuig, met opgave van onderscheidende structuren, profiel, masten en merktekens die voor de identificatie kunnen worden gebruikt).
Nadere instructies voor het invullen van de verslagen zijn beschikbaar op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie.
Regels voor de elektronische uitwisseling van bewakingsverslagen
De XML-schemadefinitie voor de elektronische uitwisseling van bewakingsverslagen is beschikbaar op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. Op die website staan ook de uitvoeringsdocumenten die voor de uitwisseling moeten worden gebruikt.
BIJLAGE XXIV
INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERMELD OP DE BEVEILIGDE SUBPAGINA'S VAN DE BEVEILIGDE WEBSITES
1. De lijst van de voor de uitvoering van inspecties verantwoordelijke functionarissen (artikel 116, lid 1, onder a), van de controleverordening):
voornaam;
achternaam;
rang;
afgekorte naam van de dienst waartoe zij behoren;
een lijst van de diensten die belast zijn met of betrokken zijn bij visserijinspecties, met vermelding, voor elke dienst, van:
2. De gegevens uit het in artikel 78 van de controleverordening bedoelde elektronische gegevensbestand (artikel 116, lid 1, onder b), van de controleverordening):
alle in de artikelen 92 en 118 van de onderhavige verordening bedoelde gegevenselementen moeten toegankelijk zijn;
de interface van de website moet uitgerust zijn met functies voor het oplijsten, sorteren, filteren, doorbladeren en afleiden van statistieken uit de inspectie- en bewakingsverslagen.
3. De in artikel 19 van de onderhavige verordening bedoelde VMS-gegevens (artikel 116, lid 1, onder c), van de controleverordening). Voor elke VMS-positie moeten ten minste de volgende gegevenselementen toegankelijk zijn:
vlaggenstaat;
nummer in het ►M1 vlootregister van de Unie ◄ ;
internationale radioroepnaam (optioneel);
externe registratiekentekens (optioneel);
naam van het vissersvaartuig (optioneel);
datum;
tijdstip;
breedtegraad;
lengtegraad;
koers;
snelheid;
nummer van de visreis (indien beschikbaar);
relevante alarmsystemen;
vermelding of de positie automatisch is doorgezonden of manueel in het systeem is ingevoerd.
De interface van de website moet uitgerust zijn met functies voor het opvragen van naar vissersvaartuig, lijst van vissersvaartuigen, vissersvaartuigtype, periode of geografisch gebied uitgesplitste gegevens, of met functies voor het visualiseren ervan op een kaart.
4. De gegevens over de overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 5 van de onderhavige verordening afgegeven en beheerde visvergunningen en vismachtigingen, met duidelijke vermelding van de geldende voorwaarden en de gegevens inzake alle schorsingen en intrekkingen (artikel 116, lid 1, onder d), van de controleverordening).
5. Alle in de bijlagen II en III bij de onderhavige verordening omschreven gegevenselementen over de visvergunningen en vismachtigingen moeten toegankelijk zijn.
Deze gegevens worden uit het ►M1 vlootregister van de Unie ◄ gehaald. De interface moet uitgerust zijn met functies voor het oplijsten, sorteren, filteren en doorbladeren van de visvergunningen en vismachtigingen.
6. De wijze waarop de ononderbroken periode van 24 uur met het oog op de controle van de visserijinspanning wordt gemeten (artikel 116, lid 1, onder e), van de controleverordening).
Het tijdstip vanaf wanneer de ononderbroken dagperiode dat een vissersvaartuig in het gebied aanwezig is, wordt gemeten (uu:mm in UTC).
7. De in artikel 33 van de controleverordening bedoelde gegevens over de vangstmogelijkheden (artikel 116, lid 1, onder f), van de controleverordening).
Alle gegevenselementen inzake de registratie van de vangst en de visserijinspanning moeten toegankelijk zijn.
8. De nationale controleactieprogramma’s (artikel 116, lid 1, onder g), van de controleverordening). Een hyperlink naar elk nationaal controleactieprogramma, met verwijzing naar de wettelijke bepalingen inzake het geldende meerjarenplan.
De omschrijving van de webdiensten (parameters en URL) aan de hand waarvan alle gegevens uit het in artikel 109 van de controleverordening bedoelde elektronische gegevensbestand voor de verificatie van de volledigheid en de kwaliteit van de verzamelde gegevens kunnen worden gehaald (artikel 116, lid 1, onder h), van de controleverordening).
BIJLAGE XXV
TAKEN VAN DE MET CONTROLE BELASTE WAARNEMERS
1. De met controle belaste waarnemers registreren tijdens hun aanwezigheid aan boord van een vissersvaartuig alle visserijactiviteiten, en met name de volgende gegevens:
datum en tijdstip van het begin en het einde van elke visserijactiviteit, alsmede de geografische positie van het betrokken vaartuig op dat moment;
waarnemingen van de diepte bij het begin en het einde van de visserijactiviteit;
type en afmetingen van het bij elke activiteit gebruikte vistuig, in voorkomend geval met vermelding van de maaswijdte en de gebruikte voorzieningen;
opmerkingen betreffende de vangstramingen, teneinde de doelsoorten, de bijvangsten en de teruggooi te identificeren met het oog op de naleving van de voorschriften inzake vangstsamenstelling en teruggooi;
opmerkingen inzake het aandeel van elke soort in de vangst, met specifieke vermelding van ondermaatse exemplaren.
2. De met controle belaste waarnemers vermelden tevens elke interferentie met het satellietvolgsysteem.
BIJLAGE XXVI
FORMAAT VAN HET VERSLAG VAN DE MET CONTROLE BELASTE WAARNEMER
GEGEVENS OVER DE WAARNEMER |
|
Naam |
|
Aangewezen door (bevoegde autoriteit) |
|
Ingezet door (opdrachtgevende autoriteit) |
|
Begindatum |
|
Einddatum |
|
GEGEVENS OVER HET VISSERSVAARTUIG |
|
Type |
|
Vlaggenstaat |
|
Naam |
|
CFR-nummer |
|
Externe identificatiekentekens |
|
IRCS |
|
IMO-nummer |
|
Voortstuwingsvermogen motor |
|
Lengte over alles |
|
AAN BOORD AANWEZIGE TYPES VISTUIG |
|
1. |
|
2. |
|
3. |
|
VISTUIG DAT VOLGENS DE WAARNEMINGEN TIJDENS DE VISREIS IS GEBRUIKT |
|
1. |
|
2. |
|
3. |
|
GEGEVENS OVER DE VISSERIJACTIVITEITEN |
|
Referentienummer visserijactiviteit (indien van toepassing) |
|
Datum |
|
Gebruikt vistuigtype |
|
Afmetingen |
|
Maaswijdte |
|
Aangebrachte voorzieningen |
|
Tijdstip van het begin van de activiteit Tijdstip van het einde van de activiteit |
|
Positie bij het begin van de activiteit |
|
Diepte bij het begin van de activiteit |
|
Diepte bij het einde van de activiteit |
|
Positie bij het einde van de activiteit |
|
VANGSTEN |
Soort |
Aan boord gehouden |
Teruggegooid |
|
Geraamde hoeveelheid per soort in kg levendgewichtequivalent |
Minimuminstandhoudings-referentiegrootte |
|
|
|
Onder de minimuminstandhoudings-referentiegrootte |
|
|
|
|
Geraamde hoeveelheid per doelsoort in kg levendgewichtequivalent |
Minimuminstandhoudings-referentiegrootte |
|
|
|
Onder de minimum-instandhoudingsreferentiegrootte |
|
|
|
|
Geraamde hoeveelheid per doelsoort in kg levendgewichtequivalent |
Minimuminstandhoudings-referentiegrootte |
|
|
|
Onder de minimum-instandhoudingsreferentiegrootte |
|
|
|
|
Geraamde totale hoeveelheid van de vangst in kg levendgewichtequivalent |
Minimuminstandhoudings-referentiegrootte |
|
|
|
Onder de minimum-instandhoudingsreferentiegrootte |
|
|
|
HANDTEKENING VAN DE WAARNEMER
DATUM
BIJLAGE XXVII
INSPECTIEVERSLAG
VOOR HET INVULLEN VAN HET INSPECTIEVERSLAG VEREISTE MINIMUMGEGEVENS
Instructies voor het invullen van de inspectieverslagen:
Wees zo volledig mogelijk. Verstrek de informatie voor zover die van toepassing en beschikbaar is. Nadere instructies voor het invullen van de verslagen zijn beschikbaar op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie.
Regels voor de elektronische uitwisseling van inspectieverslagen:
Voor de elektronische uitwisseling van de inspectieverslagen wordt gebruikgemaakt van de XML-schemadefinitie „inspectie”, die beschikbaar is op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie. Op die website staan ook de uitvoeringsdocumenten die voor de uitwisseling moeten worden gebruikt.
MODULE 1: INSPECTIE VAN EEN VISSERSVAARTUIG OP ZEE
1. Referentie van het inspectieverslag ( *1 )
2. Lidstaat en inspecterende autoriteit (*1)
3. Inspectievaartuig (vlag, naam en extern registratienummer) (*1)
4. Internationale radioroepnaam (*1)
5. Datum van de inspectie (start) (*1)
6. Tijdstip van de inspectie (start) (*1)
7. Datum van de inspectie (einde) (*1)
8. Tijdstip van de inspectie (einde) (*1)
9. Positie van het inspectievaartuig (breedte- en lengtegraad) (*1)
10. Locatie van het inspectievaartuig (gedetailleerd vangstgebied) (*1)
11. Hoofdinspecteur (*1)
12. Nationaliteit
13. Inspecteur 2 (*1)
14. Nationaliteit
15. Gegevens over het beoogde vissersvaartuig (naam, extern registratienummer, vlag) (*1)
16. Positie en locatie van het vaartuig, indien verschillend van het inspectievaartuig (breedte- en lengtegraad, gedetailleerd vangstgebied) (*1)
17. Type vaartuig (*1)
18. ID-nummer registratiecertificaat (*1)
19. Internationale radioroepnaam (*1)
20. IMO-nummer (nummer van de Internationale Maritieme Organisatie) (*1)
21. CFR-nummer (*1)
22. Gegevens van de eigenaar (naam, nationaliteit en adres) (*1)
23. Gegevens van de charteraar (naam, nationaliteit en adres) (*1)
24. Gegevens van de gemachtigde (naam, nationaliteit en adres) (*1)
25. Gegevens van de kapitein (naam, nationaliteit en adres) (*1)
26. Radio-oproep vóór het aan boord gaan
27. Visserijlogboek ingevuld vóór de inspectie
28. Loodsladder (*1)
29. Identificatie voor de inspecteurs
30. Inbreuken of waarnemingen (*1)
31. Inspectie van documenten en machtigingen (*1)
32. ID-nummer registratiecertificaat (*1)
33. Controle van het voortstuwingsvermogen van de motor
34. Gegevens van de visvergunning (*1)
35. Gegevens van de vismachtiging (*1)
36. VMS operationeel (*1)
37. Operationaliteit van de elektronische monitoring op afstand (*1)
38. Aantal bladzijden in het papieren visserijlogboek (*1)
39. Referentie elektronisch visserijlogboek (*1)
40. Referentie voorafgaande kennisgeving (*1)
41. Doel van de kennisgeving (*1)
42. Visruimcertificaat
43. Opslagschema
44. Ullagetabellen voor tanks met gekoeld zeewater
45. Certificaat voor systemen voor weging aan boord
46. Lidmaatschap van een producentenorganisatie
47. Gegevens over de laatste aanloophaven (haven, land en datum) (*1)
48. Inbreuken of waarnemingen (*1)
49. Vangstinspectie (*1)
50. Gegevens over de vangst aan boord (soorten, hoeveelheden in levendgewichtequivalent, ook voor ondermaatse vis, vangstgebied) (*1)
51. Tolerantiemarge per soort (*1)
52. Afzonderlijke registratie van ondermaatse vis (*1)
53. Gescheiden opslag van demersale bestanden waarvoor meerjarenplannen gelden (*1)
54. Gescheiden opslag van ondermaatse vis (*1)
55. Controle op het wegen, telling van de dozen/containers, ullagetabellen of bemonstering
56. Registratie van gegevens over de teruggooi (soort, hoeveelheid) (*1)
57. Inbreuken of waarnemingen (*1)
58. Inspectie van het vistuig (*1)
59. Gegevens over het vistuig (type) (*1)
60. Gegevens over aan het net aangebrachte voorzieningen of toestellen (type) (*1)
61. Gegevens over de maaswijdte of de afmetingen (*1)
62. Twijndikte (type, dikte) (*1)
63. Vistuigmarkering
64. Inbreuken of waarnemingen (*1)
65. Opmerkingen van de inspecteurs (*1)
66. Opmerkingen van de kapitein (*1)
67. Genomen maatregel(en) (*1)
68. Handtekening van de inspecteurs (*1)
69. Handtekening van de kapitein (*1)
MODULE 2: INSPECTIE VAN (EEN) VISSERSVAARTUIG(EN) BIJ OVERLADING
1. Referentie van het inspectieverslag ( *2 )
2. Lidstaat en inspecterende autoriteit (*2)
3. Inspectievaartuig (vlag, naam en extern registratienummer) (*2)
4. Internationale radioroepnaam (*2)
5. Datum van de inspectie (start) (*2)
6. Tijdstip van de inspectie (start) (*2)
7. Datum van de inspectie (einde) (*2)
8. Tijdstip van de inspectie (einde) (*2)
9. Positie van het inspectievaartuig (breedte- en lengtegraad) (*2)
10. Locatie van het inspectievaartuig (gedetailleerd vangstgebied) (*2)
11. Locatie van de haven ( *3 )
12. Aangewezen haven (*2)
13. Hoofdinspecteur (*2)
14. Nationaliteit
15. Inspecteur 2 (*2)
16. Nationaliteit
17. Gegevens over het overladende vissersvaartuig (naam, extern registratienummer, vlag) (*2)
18. Positie en locatie van het vaartuig (breedte- en lengtegraad, gedetailleerd vangstgebied) (*2)
19. Type vaartuig (*2)
20. ID-nummer registratiecertificaat (*2)
21. Internationale radioroepnaam (*2)
22. IMO-nummer (nummer van de Internationale Maritieme Organisatie) (*2)
23. CFR-nummer (*2)
24. Gegevens van de eigenaar (naam, nationaliteit en adres) (*2)
25. Gegevens van de charteraar (naam, nationaliteit en adres) (*2)
26. Gegevens van de gemachtigde (naam, nationaliteit en adres) (*2)
27. Gegevens van de kapitein (naam, nationaliteit en adres) (*2)
28. VMS-controle vóór het aan boord gaan
29. Visserijlogboek ingevuld vóór de overlading (*2)
30. Inbreuken of waarnemingen (*2)
31. Inspectie van documenten en machtigingen (*2)
32. ID-nummer registratiecertificaat (*2)
33. Gegevens van de visvergunning (*2)
34. Gegevens van de vismachtiging (*2)
35. Gegevens van de overladingsmachtiging (*2)
36. VMS operationeel
37. Aantal bladzijden in het papieren visserijlogboek (*2)
38. Referentie elektronisch visserijlogboek (*2)
39. Referentie voorafgaande kennisgeving (*2)
40. Doel van de voorafgaande kennisgeving (met inbegrip van de IOO-regeling) (*2)
41. Gegevens over de laatste aanloophaven (haven, land en datum) (*3)
42. Inbreuken of waarnemingen (*2)
43. Vangstinspectie (*2)
44. Gegevens over de vangst aan boord (vóór overlading) (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm en vangstgebied) (*2)
45. Tolerantiemarge per soort (*2)
46. Gegevens over de overgeladen vangst (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm en vangstgebied) (*2)
47. Inbreuken of waarnemingen (*2)
48. Gegevens over het ontvangende vissersvaartuig (naam, extern registratienummer, vlag) (*2)
49. Positie en locatie van het vaartuig (breedte- en lengtegraad, gedetailleerd vangstgebied) (*2)
50. Type vaartuig (*2)
51. ID-nummer registratiecertificaat (*2)
52. Internationale radioroepnaam (*2)
53. IMO-nummer (nummer van de Internationale Maritieme Organisatie) (*2)
54. CFR-nummer (*2)
55. Gegevens van de eigenaar (naam, nationaliteit en adres) (*2)
56. Gegevens van de charteraar (naam, nationaliteit en adres) (*2)
57. Gegevens van de gemachtigde (naam, nationaliteit en adres) (*2)
58. Gegevens van de kapitein (naam, nationaliteit en adres) (*2)
59. VMS-controle vóór het aan boord gaan
60. Visserijlogboek ingevuld vóór de overlading (*2)
61. Inbreuken of waarnemingen (*2)
62. Inspectie van documenten en machtigingen (*2)
63. ID-nummer registratiecertificaat (*2)
64. Gegevens van de visvergunning (*2)
65. VMS operationeel
66. Aantal bladzijden in het papieren visserijlogboek (*2)
67. Referentie elektronisch visserijlogboek (*2)
68. Referentie voorafgaande kennisgeving (*2)
69. Doel van de voorafgaande kennisgeving (*2)
70. Gegevens over de laatste aanloophaven (haven, land en datum) (*3)
71. Inbreuken of waarnemingen (*2)
72. Vangstinspectie (*2)
73. Gegevens over de vangst aan boord (vóór overlading) (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm en vangstgebied) (*2)
74. Gegevens over de ontvangen vangst (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm en vangstgebied) (*2)
75. Inbreuken of waarnemingen (*2)
76. Opmerkingen van de inspecteurs (*2)
77. Opmerkingen van de kapitein(s) (*2)
78. Genomen maatregel(en) (*2)
79. Handtekening van de inspecteurs (*2)
80. Handtekening van de kapitein(s) (*2)
MODULE 3: INSPECTIE VAN EEN VISSERSVAARTUIG IN DE HAVEN OF BIJ AANLANDING EN VÓÓR DE EERSTE VERKOOP
1. Referentie van het inspectieverslag ( *4 )
9. Hoofdinspecteur (*4)
10. Nationaliteit
11. Inspecteur 2 (*4)
12. Nationaliteit
18. CFR-nummer (*4)
21. Gegevens van de charteraar (naam, nationaliteit en adres) (*4)
22. Gegevens van de gemachtigde (naam, nationaliteit en adres) (*4)
23. Gegevens van de kapitein (naam, nationaliteit en adres) (*4)
25. Visserijlogboek ingevuld vóór aankomst
26. Identificatie voor de inspecteurs
29. ID-nummer registratiecertificaat (*4)
33. Aantal bladzijden in het papieren visserijlogboek (*4)
34. Referentie elektronisch visserijlogboek (*4)
37. Visruimcertificaat
38. Opslagschema
39. Ullagetabellen voor tanks met gekoeld zeewater
40. Certificaat voor systemen voor weging aan boord
41. Lidmaatschap van een producentenorganisatie
45. Gegevens over de vangst aan boord (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm en vangstgebied) (*4) (*5)
46. Tolerantiemarge per soort (*4)
47. Afzonderlijke registratie van ondermaatse vis (*4)
48. Gegevens over de geloste vangst (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm en vangstgebied) (*4) (*5)
49. Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte gecontroleerd (*4)
50. Etikettering
51. Controle van de weging, telling van de dozen/containers of steekproefsgewijze controle bij lossing
52. Controle van het ruim na de lossing
53. Weging van de vangst bij aanlanding
55. Gegevens over overlading met betrekking tot van (een) ander(e) vissersvaartuig(en) ontvangen vangsten (*4) (*5)
56. Gegevens over het/de overladende vissersvaartuig(en) (naam, extern registratienummer, internationale radioroepnaam, IMO-nummer, CFR-nummer, vlag) (*4) (*5)
58. Gegevens over de overgeladen vangst (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm en vangstgebied) (*4) (*5)
66. Vistuigmarkering
68. Status van het vissersvaartuig in het/de ROVB-gebied(en) waar de visserij of aan de visserij gerelateerde activiteiten zijn verricht (onder meer in een lijst van IOO-vissersvaartuigen) (*4) (*5)
69. Opmerkingen van de inspecteurs (*4)
71. Genomen maatregel(en) (*4)
MODULE 4: INSPECTIE MARKT/RUIMTEN
1. Referentie van het inspectieverslag ( *6 )
2. Lidstaat en inspecterende autoriteit (*6)
3. Datum van de inspectie (start van de inspectie) (*6)
4. Tijdstip van de inspectie (start van de inspectie) (*6)
5. Datum van de inspectie (einde van de inspectie) (*6)
6. Tijdstip van de inspectie (einde van de inspectie) (*6)
7. Locatie van de haven (*6)
8. Hoofdinspecteur (*6)
9. Nationaliteit
10. Inspecteur 2 (*6)
11. Nationaliteit
12. Identificatie voor de inspecteurs
13. Gegevens over de inspectie van de markt of de ruimten (naam en adres) (*6)
14. Gegevens van de eigenaar (naam, nationaliteit en adres) (*6)
15. Gegevens van de vertegenwoordiger van de eigenaar (naam, nationaliteit en adres) (*6)
16. Gegevens over de geïnspecteerde visserijproducten (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm, vangstgebied en identificatie van het/de vaartuig(en) van herkomst) (*6)
17. Gegevens over geregistreerde kopers, visafslagen of andere instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste afzet van de visserijproducten (naam, nationaliteit en adres) (*6)
18. Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte gecontroleerd (*6)
19. Etikettering met het oog op de traceerbaarheid (*6)
20. Gemeenschappelijke handelsnormen (*6)
21. Grootteklassen
22. Versheidsklassen
23. Onder het opslagmechanisme vallende visserijproducten geïnspecteerd
24. Visserijproducten gewogen vóór verkoop
25. Weegsystemen gekalibreerd en verzegeld
26. Inbreuken of waarnemingen (*6)
27. Inspectie van documenten betreffende geïnspecteerde visserijproducten (*6)
28. Gegevens van de aangifte van aanlanding
29. Gegevens van de aangifte van overname
30. Gegevens van het vervoersdocument
31. Facturen van leveranciers en verkoopdocumenten
32. Gegevens van het IOO-vangstcertificaat
33. Gegevens van de invoerder (naam, nationaliteit en adres)
34. Inbreuken of waarnemingen (*6)
35. Opmerkingen van de inspecteurs (*6)
36. Opmerkingen van de marktdeelnemer (*6)
37. Genomen maatregel(en) (*6)
38. Handtekening van de inspecteurs (*6)
39. Handtekening van de marktdeelnemer (*6)
MODULE 5: INSPECTIE VAN HET VERVOERMIDDEL
1. Referentie van het inspectieverslag ( *7 )
2. Lidstaat en inspecterende autoriteit (*)
3. Datum van de inspectie (start) (*)
4. Tijdstip van de inspectie (start) (*)
5. Datum van de inspectie (einde) (*)
6. Tijdstip van de inspectie (einde) (*)
7. Plaats van inspectie (adres) (*)
8. Hoofdinspecteur (*)
9. Nationaliteit
10. Inspecteur 2 (*)
11. Nationaliteit
12. Identificatie voor de inspecteurs
13. Gegevens over het beoogde vervoermiddel (type en nationaliteit) (*)
14. Identificatie van de trekker (kentekennummer) (*)
15. Identificatie van de oplegger (kentekennummer) (*)
16. Gegevens van de eigenaar (naam, nationaliteit en adres) (*)
17. Gegevens van de bestuurder (naam, nationaliteit en adres) (*)
18. Inspectie van documenten betreffende visserijproducten (*)
19. Vóór het vervoer gewogen visserijproducten (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm, vangstgebied en identificatie van het/de vaartuig(en) van herkomst) (*)
20. Bestemming van het vervoermiddel (*)
21. Gegevens van het vervoersdocument
22. Elektronische toezending van het vervoersdocument aan de vlaggenlidstaat
23. Visserijlogboek van het vaartuig van herkomst gehecht aan het vervoersdocument
24. Elektronische toezending van het visserijlogboek van het vaartuig van herkomst aan de vlaggenlidstaat
25. Ander vangstdocument gehecht aan vervoersdocument (vangstcertificaat)
26. Vervoersdocument vóór aankomst ontvangen door de lidstaat van aanlanding of afzet
27. Gegevens van de aangifte van aanlanding
28. Gegevens van de aangifte van overname
29. Kruiscontrole van de aangifte van overname met de aangifte van aanlanding
30. Gegevens van de verkoopdocumenten of de facturen
31. Etikettering met het oog op de traceerbaarheid
32. Steekproefweging van de dozen/containers
33. Weegsystemen gekalibreerd en verzegeld
34. Weegregisters
35. Vervoermiddel of container verzegeld
36. Gegevens van de zegels genoteerd op het vervoersdocument
37. Inspecterende autoriteit die de zegels heeft aangebracht (*)
38. Toestand van de zegels (*)
39. Inbreuken of waarnemingen (*)
40. Vóór het wegen vervoerde visserijproducten (soorten, hoeveelheden in productgewicht, ook voor ondermaatse vis, aanbiedingsvorm, vangstgebied en identificatie van het/de vaartuig(en) van herkomst) (*)
41. Bestemming van het vervoermiddel (*)
42. Gegevens van het vervoersdocument
43. Elektronische toezending van het vervoersdocument aan de vlaggenlidstaat
44. Visserijlogboek van het vaartuig van herkomst gehecht aan het vervoersdocument
45. Elektronische toezending van het visserijlogboek van het vaartuig van herkomst aan de vlaggenlidstaat
46. Vervoersdocument vóór aankomst ontvangen door de lidstaat van aanlanding of afzet
47. Gegevens van de aangifte van aanlanding
48. Weging van de visserijproducten bij aankomst op de plaats van bestemming geconstateerd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat
49. Gegevens over geregistreerde kopers, visafslagen of andere instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste afzet van de visserijproducten (naam, nationaliteit en adres) (*)
50. Vervoermiddel/container verzegeld
51. Gegevens van de zegels genoteerd op het vervoersdocument
52. Inspecterende autoriteit die de zegels heeft aangebracht (*)
53. Toestand van de zegels (*)
54. Inbreuken of waarnemingen (*)
55. Opmerkingen van de inspecteurs (*)
56. Opmerkingen van de vervoerder (*)
57. Genomen maatregel(en) (*)
58. Handtekening van de inspecteurs (*)
59. Handtekening van de vervoerder (*)
BIJLAGE XXVIII
KENTEKEN VAN VOOR VISSERIJINSPECTIEDOELEINDEN GEBRUIKTE MIDDELEN
INSPECTIEWIMPEL OF -SYMBOOL
De inspectiewimpel of het inspectiesymbool wordt duidelijk zichtbaar aangebracht aan de zijkanten van vaartuigen die in het kader van de visserijcontrole voor inspectie- en handhavingsdoeleinden worden gebruikt. Vaartuigen die dergelijke taken aan het uitvoeren zijn, voeren de wimpel zodat zij te allen tijde zichtbaar zijn.
Het is tevens toegestaan de woorden „FISHERY INSPECTION” op de zijkanten van de inspectie eenheden aan te brengen.
BIJLAGE XXIX
CONSTRUCTIE EN GEBRUIK VAN LOODSLADDERS
1. Bij vaartuigen die slechts na een klim van 1,5 meter of meer veilig en gemakkelijk te betreden zijn, moet aan het bepaalde in deze bijlage worden voldaan.
2. Het vaartuig dient een loodsladder aan boord te hebben van een zodanige constructie dat inspecteurs op zee veilig aan boord en van boord kunnen gaan. De ladder moet schoon en in goede staat worden gehouden.
3. De ladder moet zo worden aangebracht en bevestigd dat
zij vrij blijft van eventuele lozingen;
zij niet wordt opgehangen bij de terugwijkende gedeelten van de scheepshuid en voor zover mogelijk midscheeps;
elke trede stevig tegen de scheepshuid rust.
4. De treden van de ladder moeten aan de volgende eisen voldoen:
zij moeten zijn vervaardigd uit één enkel stuk kwastvrij hardhout of ander materiaal met gelijkwaardige eigenschappen; de onderste vier treden mogen vervaardigd zijn uit rubber van voldoende sterkte en stijfheid of van ander geschikt materiaal met gelijkwaardige eigenschappen;
zij moeten een doelmatige stroeve bovenzijde hebben;
zij moeten ten minste 480 mm lang, 115 mm breed en 23 mm dik zijn, eventueel gebruikt antislipmateriaal of groeven niet meegerekend;
zij moeten op gelijke afstanden van niet minder dan 300 mm en niet meer dan 380 mm van elkaar zijn geplaatst;
zij moeten op zodanige wijze zijn bevestigd dat zij in horizontale stand blijven.
5. In een loodsladder mogen niet meer dan twee vervangende treden voorkomen die op hun plaats worden gehouden op een wijze die afwijkt van die waarop de oorspronkelijke treden zijn bevestigd. Elke trede die anders is bevestigd, moet zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk is, worden vervangen door treden die zijn bevestigd op de wijze die is toegepast bij de vervaardiging van de ladder.
Als vervangende treden aan de zijtouwen van de ladder zijn bevestigd door middel van uitsparingen in de zijde van de treden, dienen deze uitsparingen zich te bevinden in de lange zijden van de treden.
6. De zijtouwen van de ladder moeten twee onbeklede manillatouwen of gelijkwaardige touwen zijn met een omtrek van ten minste 60 mm; de touwen moeten onbekleed blijven, uit één stuk bestaan, zonder verbindingen beneden de bovenste trede; twee stevig aan het vissersvaartuig bevestigde handleiders met een omtrek van ten minste 65 mm en een lijflijn moeten voor gebruik gereed worden gehouden.
7. Spreilatten vervaardigd uit één enkel stuk kwastvrij hardhout of een ander materiaal met gelijkwaardige eigenschappen en met een lengte tussen 1,8 en 2 m moeten met zodanige tussenruimten worden aangebracht dat er geen slag in de ladder kan komen. De laagste spreilat moet komen ter hoogte van de vijfde trede vanaf de onderkant van de ladder, en tussen een spreilat en de volgende spreilat mogen niet meer dan 9 treden liggen.
8. Gezorgd moet worden voor voorzieningen die het mogelijk maken voor de inspecteurs om vanaf het boveneinde van de ladder, een valreepsladder of een ander beschikbaar gesteld toestel tot op het dek van het vaartuig veilig en gemakkelijk aan boord en van boord te gaan. Wanneer daartoe een doorgang in de reling of de verschansing is voorzien, moet worden gezorgd voor adequate handgrepen.
9. Wanneer aan boord of van boord wordt gegaan via een verschansingsladder, moet deze ladder stevig zijn bevestigd aan de verschansingsrail of verschansingsvloer en moeten op de plaats waar aan of van boord worden gegaan twee handgrepen zijn aangebracht die niet minder dan 0,70 en niet meer dan 0,80 m van elkaar verwijderd mogen zijn. Elke handgreep moet aan de onderkant of dicht bij de onderkant en eveneens op een hoger punt stevig bevestigd zijn aan het vaartuig, moet een diameter hebben van ten minste 40 mm en mag, vanaf de verschansingsvloer, niet lager dan op een hoogte van 1,20 m zijn aangebracht.
10. 's Nachts moet voor een zodanige verlichting worden gezorgd dat zowel de ladder buitenboord als de plaats waar de inspecteur aan boord gaat, voldoende verlicht zijn. Een reddingsboei voorzien van een zelfontbrandend licht moet voor gebruik gereed worden gehouden. Een hieuwlijn moet voor gebruik gereed worden gehouden.
11. De nodige voorzieningen moeten worden aangebracht om het mogelijk te maken de ladder aan beide zijden van het vaartuig te gebruiken. De dienstdoend inspecteur mag aangeven aan welke zijde hij de loodsladder opgehangen wil hebben.
12. Het optuigen van de ladder en het aan boord en van boord gaan van de inspecteur gebeuren onder toezicht van een verantwoordelijke officier van het vissersvaartuig.
13. Wanneer voorzieningen aan het vissersvaartuig, zoals berghouten, het onmogelijk maken aan één van de bestaande voorschriften te voldoen, moeten speciale maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de inspecteurs veilig aan boord en van boord kunnen gaan.
BIJLAGE XXX
VOOR ERNSTIGE INBREUKEN TOE TE WIJZEN PUNTEN
Nr. |
Ernstige inbreuk |
Punten |
1. |
Niet-naleving van de verplichte registratie en rapportage van vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens, waaronder gegevens die via het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen moeten worden doorgegeven (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
3 |
2. |
Gebruik van uit hoofde van de Uniewetgeving als verboden of niet-conform beschouwd vistuig (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
4 |
3. |
Vervalsen of verborgen houden van kentekens, van de identiteit of van de registratie (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
5 |
4. |
Het verborgen houden van, knoeien met of doen verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is in het kader van een onderzoek (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
5 |
5. |
Het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis in strijd met de geldende wetgeving of het niet naleven van de verplichting om ondermaatse vis aan te landen (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
5 |
6. |
Het uitvoeren van visserijactiviteiten in een onder een regionale organisatie voor visserijbeheer ressorterend gebied op een manier die onverenigbaar is met of indruist tegen de instandhoudings- en beheersmaatregelen van die organisatie (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder k), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
5 |
7. |
Vissen zonder een geldige visvergunning of vismachtiging of een geldig visdocument die of dat is afgegeven door de vlaggenstaat of de betrokken kuststaat (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
7 |
8. |
Vissen in een gesloten gebied, tijdens een gesloten seizoen, zonder quotum, na volledige benutting van het quotum en/of onder een gestelde dieptegrens (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
6 |
9. |
Gericht vissen op een bestand waarvoor een moratorium of een visverbod geldt (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
7 |
10. |
Het bemoeilijken van de werkzaamheden van functionarissen bij het uitvoeren van hun taak inzake het inspecteren van de naleving van de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen of van de werkzaamheden van waarnemers bij het uitvoeren van hun taak, namelijk het nagaan of de geldende voorschriften van de Unie worden nageleefd (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder h), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
7 |
11. |
Overladen van vangsten op, deelname aan gezamenlijke visserijactiviteiten met, of zorgen voor ondersteuning of bevoorrading van vissersvaartuigen waarvan is geconstateerd dat zij IOO-visserij als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1005/2008 hebben bedreven, in het bijzonder vaartuigen die zijn opgenomen in de Unielijst van IOO-vaartuigen of in de lijst van IOO-vaartuigen van een regionale organisatie voor visserijbeheer (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder j), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
7 |
12. |
Gebruik van een vissersvaartuig dat geen nationaliteit heeft en derhalve een staatloos vaartuig is overeenkomstig de internationale wetgeving (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder l), van Verordening (EG) nr. 1005/2008) |
7 |
▼M1 —————
BIJLAGE XXXII
AANVULLENDE GEGEVENS IN HET KADER VAN HET VALIDERINGSSYSTEEM
|
Gegevenselement |
Code |
Inhoud |
Verplicht (C)/Optioneel (O) |
1. |
Bedrijfsregel |
BUS |
Bedrijfsregels aan de hand waarvan wordt bepaald welke valideringen in het kader van het valideringssysteem worden uitgevoerd |
|
2. |
Bedrijfsregel ID |
BR |
Unieke code voor elk type controle, validering, enz. |
C |
3. |
Primaire gegevensreeks |
D1 |
Geeft aan welke gegevensreeks wordt gevalideerd |
C |
4. |
Secundaire gegevensreeks |
D2 |
Geeft aan in het kader van welke gegevensreeks(en) de primaire gegevensreeks wordt gevalideerd |
C |
5. |
Referentie EU-wetgeving |
LE |
Verwijzing naar de van toepassing zijnde verordening en artikelen |
C |
6. |
Wettelijke vereiste |
RQ |
Beknopte samenvatting van de wettelijke vereiste |
C |
7. |
Specificatie van de validering |
VS |
Gedetailleerde specificatie van wat gevalideerd wordt |
C |
8. |
Naar aanleiding van de validering geconstateerde incoherenties |
INC |
Incoherenties die naar aanleiding van de valideringsprocedure worden geconstateerd |
|