EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02009L0126-20190726

Consolidated text: Richtlijn 2009/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/126/2019-07-26

02009L0126 — NL — 26.07.2019 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2009/126/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 oktober 2009

inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations

(PB L 285 van 31.10.2009, blz. 36)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTLIJN 2014/99/EU VAN DE COMMISSIE van 21 oktober 2014

  L 304

89

23.10.2014

►M2

VERORDENING (EU) 2019/1243 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2019

  L 198

241

25.7.2019




▼B

RICHTLIJN 2009/126/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 oktober 2009

inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations



Artikel 1

Onderwerp

In deze richtlijn worden maatregelen vastgesteld die erop gericht zijn de tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations in de atmosfeer uitgestoten hoeveelheid benzinedamp te verminderen.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.

„benzine” : benzine als omschreven in artikel 2, onder a), van Richtlijn 94/63/EG;

2.

„benzinedamp” : alle gasvormige, uit benzine vervluchtigende verbindingen;

3.

„benzinestation” : benzinestation zoals gedefinieerd in artikel 2, onder f), van Richtlijn 94/63/EG;

4.

„bestaand benzinestation” : een benzinestation dat is gebouwd of waarvoor een afzonderlijke bouw- of exploitatievergunning is afgegeven vóór 1 januari 2012;

5.

„nieuw benzinestation” : een benzinestation dat is gebouwd of waarvoor een afzonderlijke bouw- of exploitatievergunning is afgegeven na 1 januari 2012;

6.

„fase II-benzinedampterugwinningssysteem” : apparatuur die bedoeld is om benzinedamp die uit de brandstoftank van een motorvoertuig ontsnapt tijdens het tanken in een benzinestation, terug te winnen en waarmee die benzinedamp naar een opslagtank bij het benzinestation wordt gevoerd of terug naar de benzinepomp om te worden verkocht;

7.

„benzinedampafvangrendement” : de hoeveelheid benzinedamp die door het fase II-benzinedampterugwinningssysteem is afgevangen, vergeleken met de hoeveelheid benzinedamp die in de atmosfeer zou zijn uitgestoten zonder een dergelijk systeem, uitgedrukt als percentage;

8.

„damp/benzineverhouding” : de verhouding tussen het volume bij atmosferische druk van benzinedamp die door een fase II-benzinedampterugwinningssysteem loopt en het volume van de geleverde benzine;

9.

„debiet” : de totale jaarlijkse hoeveelheid benzine die uit mobiele tanks aan een benzinestation wordt geleverd.

Artikel 3

Benzinestations

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat alle nieuwe benzinestations worden voorzien van een fase II-benzinedampterugwinningssysteem wanneer:

a) het feitelijke of het voorziene debiet daarvan meer dan 500 m3/jaar bedraagt; of

b) het feitelijke of het voorziene debiet daarvan meer dan 100 m3/jaar bedraagt en het gelegen is onder permanente woon- of werkruimten.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat alle bestaande benzinestations die uitgebreid worden gerenoveerd, bij die renovatie worden voorzien van een fase II-benzinedampterugwinningssysteem wanneer:

a) het feitelijke of het voorziene debiet daarvan meer dan 500 m3/jaar bedraagt; of

b) het feitelijke of het voorziene debiet daarvan meer dan 100 m3/jaar bedraagt en het gelegen is onder permanente woon- of werkruimten.

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat alle bestaande benzinestations met een debiet van meer dan 3 000  m3/jaar uiterlijk op 31 december 2018 zijn voorzien van een fase II-benzinedampterugwinningssysteem.

4.  Bij wijze van uitzondering zijn de leden 1, 2 en 3 niet van toepassing op benzinestations die uitsluitend in verband met de vervaardiging en aflevering van nieuwe motorvoertuigen worden gebruikt.

Artikel 4

Minimumniveau van benzinedampterugwinning

▼M1

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat, vanaf de datum waarop fase II-benzinedampterugwinningssystemen krachtens artikel 3 verplicht worden, het benzinedampafvangrendement van dergelijke systemen ten minste 85 % bedraagt zoals door de producent is gecertificeerd in overeenstemming met norm EN 16321-1:2013.

▼B

2.  Met ingang van de datum waarop fase II-benzinedampterugwinningssystemen overeenkomstig artikel 3 verplicht worden, bedraagt de damp/benzineverhouding voor dergelijke systemen waarbij de teruggewonnen benzinedamp naar een opslagtank bij het benzinestation wordt teruggevoerd, ten minste 0,95 en niet meer dan 1,05.

Artikel 5

Periodieke controles en informatie voor consumenten

▼M1

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat het benzinedampafvangrendement tijdens het gebruik van fase II-benzinedampterugwinningssystemen ten minste eenmaal per jaar wordt getest in overeenstemming met norm EN 16321-2:2013.

▼B

2.  Wanneer een automatisch bewakingssysteem is geïnstalleerd, zorgen de lidstaten ervoor dat het benzinedampafvangrendement ten minste eens in de drie jaar wordt getest. Dergelijke automatische bewakingssystemen moeten storingen van het juiste functioneren van het fase II-benzinedampterugwinningssysteem en van het automatische bewakingssysteem zelf automatisch kunnen opsporen, deze fouten aan de benzinestationhouder melden en de benzinetoevoer naar de defecte pomp automatisch stoppen als de storing niet binnen zeven dagen is verholpen.

3.  Wanneer een benzinestation een fase II-benzinedampterugwinningssysteem heeft geïnstalleerd, zorgen de lidstaten ervoor dat bij dit station op of in de buurt van de benzinepomp een uithangbord, zelfklever of een andere melding wordt aangebracht waarmee de consumenten hiervan op de hoogte worden gebracht.

Artikel 6

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 januari 2012 van deze bepalingen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarvan onverwijld mee.

Artikel 7

Evaluatie

De Commissie evalueert uiterlijk op 31 december 2014 de uitvoering van deze richtlijn, en met name:

a) de drempel van 100 m3/jaar bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b) en lid 2, onder b), van deze richtlijn en artikel 6, lid 3, van Richtlijn 94/63/EG;

b) de staat van dienst op het vlak van de naleving van verplichtingen voor in gebruik zijnde fase II-benzinedampterugwinningssystemen; en tevens

c) de nood aan automatische bewakingsapparatuur.

De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad in over de resultaten van deze evaluatie en dient, indien nodig, een wetgevingsvoorstel in.

▼M2

Artikel 8

Technische aanpassingen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 8 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de artikelen 4 en 5 teneinde deze waar nodig aan de technische vooruitgang aan te passen met het oog op overeenstemming met relevante, door het Europees Comité voor normalisatie (CEN) vastgelegde normen.

De in lid 1 bedoelde bevoegdheidsdelegatie geldt niet voor het benzinedampafvangrendement en de damp/benzineverhouding die zijn vastgelegd in artikel 4, noch voor de in artikel 5 vastgestelde termijnen.

▼M2

Artikel 8 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 8 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 26 juli 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven ( 1 ).

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  Een overeenkomstig artikel 8 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼M2 —————

▼B

Artikel 10

Omzetting

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om voor 1 januari 2012 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van deze maatregelen mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.



( 1 ) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

Top