EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02007R0718-20151121

Consolidated text: Verordening (EG) Nr. 718/2007 van de Commissie van 12 juni 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2007/718/2015-11-21

2007R0718 — NL — 21.11.2015 — 005.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 718/2007 VAN DE COMMISSIE

van 12 juni 2007

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA)

(PB L 170 van 29.6.2007, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 80/2010 VAN DE COMMISSIE van 28 januari 2010

  L 25

1

29.1.2010

►M2

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1292/2011 VAN DE COMMISSIE van 9 december 2011

  L 329

1

13.12.2011

►M3

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 813/2012 VAN DE COMMISSIE van 12 september 2012

  L 247

12

13.9.2012

►M4

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 484/2013 VAN DE COMMISSIE van 24 mei 2013

  L 139

11

25.5.2013

►M5

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2093 VAN DE COMMISSIE van 18 november 2015

  L 303

3

20.11.2015




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 718/2007 VAN DE COMMISSIE

van 12 juni 2007

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA)

INHOUD

Deel I

Gemeenschappelijke bepalingen

Titel I

Beginselen en algemeen steunkader

Hoofdstuk I

Onderwerp en beginselen

Hoofdstuk II

Algemeen uitvoeringskader

Titel II

Gemeenschappelijke uitvoeringsvoorschriften

Hoofdstuk I

Beginselen

Hoofdstuk II

Beheer- en controlesystemen

Sectie 1

Gedecentraliseerd beheer

Sectie 2

Andere vormen van beheer

Hoofdstuk III

Financiële bijdrage van de Europese Gemeenschap

Hoofdstuk IV

Financieel beheer

Sectie 1

Begrotingsvastleggingen

Sectie 2

Regels voor gedecentraliseerd beheer

Sectie 3

Regels voor gecentraliseerd en gezamenlijk beheer

Hoofdstuk V

Evaluatie en toezicht

Hoofdstuk VI

Publiciteit en zichtbaarheid

Deel II

Bijzondere bepalingen

Titel I

Afdeling omschakeling en institutionele opbouw

Hoofdstuk I

Voorwerp van de steun en subsidiabiliteit

Hoofdstuk II

Programmering

Hoofdstuk III

Uitvoering

Sectie 1

Uitvoeringskader en beginselen

Sectie 2

Financieel beheer

Sectie 3

Evaluatie en toezicht

Titel II

Afdeling grensoverschrijdende samenwerking

Hoofdstuk I

Voorwerp van de steun en subsidiabiliteit

Hoofdstuk II

Programmering

Sectie 1

Programma's

Sectie 2

Activiteiten

Hoofdstuk III

Uitvoering

Sectie 1

Algemene bepalingen

Sectie 2

Grensoverschrijdende programma's tussen begunstigde landen en lidstaten

Sectie 3

Grensoverschrijdende programma’s tussen begunstigde landen

Titel III

Regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel

Hoofdstuk I

Voorwerp van de steun en subsidiabiliteit

Sectie 1

Afdeling regionale ontwikkeling

Sectie 2

Afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel

Hoofdstuk II

Programmering

Hoofdstuk III

Uitvoering

Sectie 1

Algemene beginselen

Sectie 2

Financieel beheer

Sectie 3

Evaluatie en toezicht

Titel IV

Plattelandsontwikkeling

Hoofdstuk I

Voorwerp van de steun en subsidiabiliteit

Sectie 1

Voorwerp van de steun

Sectie 2

Algemene bepalingen inzake de subsidiabiliteit en de omvang van de steun

Sectie 3

Subsidiabiliteit en specifieke criteria met betrekking tot steun voor zwaartepunt 1

Sectie 4

Subsidiabiliteit en specifieke criteria met betrekking tot steun voor zwaartepunt 2

Sectie 5

Subsidiabiliteit en specifieke criteria met betrekking tot steun voor zwaartepunt 3

Sectie 6

Technische bijstand

Hoofdstuk II

Programmering

Hoofdstuk III

Uitvoering

Sectie 1

Beginselen en financieel beheer

Sectie 2

Evaluatie en toezicht

Deel III

Slotbepalingen

Bijlage

Erkenningscriteria



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) ( 1 ), en met name op artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het doel van Verordening (EG) nr. 1085/2006 (hierna „IPA-verordening” genoemd) is het verstrekken van pretoetredingssteun aan begunstigde landen en het steunen van deze landen bij de omschakeling van bijlage II naar bijlage I bij die verordening, tot aan de toetreding tot de Europese Unie.

(2)

Aangezien de IPA-verordening voor de periode 2007-2013 het enige pretoetredingsinstrument is, moeten de voorschriften voor de programmering en uitvoering van de steun in het kader van die verordening worden gestroomlijnd en bijeen worden gebracht in één uitvoeringsverordening die betrekking heeft op alle vijf in de IPA-verordening ingestelde afdelingen (hierna „IPA-afdelingen” of „afdelingen van het IPA” genoemd).

(3)

Met het oog op coherentie, coördinatie en efficiëntie, met name in de context van het actieplan van de Commissie voor een geïntegreerd internecontrolekader dienen voor de vijf afdelingen gemeenschappelijke voorschriften voor de uitvoering van de steun uit hoofde van de IPA-verordening te worden vastgesteld. Daarbij moet echter wel rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van elke afzonderlijke afdeling.

(4)

Ook moet rekening worden gehouden met verschillen in de sociaaleconomische, culturele en politieke context binnen een begunstigd land, omdat dergelijke verschillen een specifieke aanpak en gedifferentieerde steun noodzakelijk maken, afhankelijk van de status van het land (kandidaat-lidstaat of potentiële kandidaat-lidstaat), de politieke en economische context, de behoeften en de absorptie- en beheerscapaciteit.

(5)

De uit hoofde van de IPA-verordening verleende steun moet in overeenstemming zijn met het beleid en het optreden van de Gemeenschap op het gebied van externe steun.

(6)

De steun dient te vallen binnen het toepassingsgebied dat in artikel 2 van de IPA-verordening is vastgesteld. De steun moet gericht zijn op ondersteuning van een breed spectrum aan maatregelen voor institutionele opbouw in alle begunstigde landen. De steun moet bijdragen aan de versterking van de democratische instellingen en de rechtsstaat, de hervorming van overheidsdiensten, de uitvoering van economische hervormingen, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechten van minderheden, de bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen en het bestrijden van discriminatie, de bevordering van de burgerrechten en de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld, de ondersteuning van vergaande regionale samenwerking, verzoening en wederopbouw, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding en een hoge mate van milieubescherming in de betrokken landen.

(7)

De steun aan kandidaat-lidstaten moet daarnaast gericht zijn op overname en tenuitvoerlegging van het volledige acquis communautaire en naleving van de toetredingscriteria; de steun moet tevens de kandidaat-lidstaten helpen zich voor te bereiden op de programmering, het beheer en de tenuitvoerlegging van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds en de steun voor plattelandsontwikkeling waartoe zij vanaf de toetreding toegang hebben.

(8)

De steun aan potentiële kandidaat-lidstaten moet een zekere mate van aanpassing aan het acquis communautaire en de toetredingscriteria bevorderen en maatregelen stimuleren die vergelijkbaar zijn met de maatregelen die voor kandidaat-lidstaten beschikbaar zijn in het kader van de IPA-afdelingen voor regionale ontwikkeling, ontwikkeling van het menselijk potentieel en plattelandsontwikkeling.

(9)

Om consistentie, complementariteit en concentratie van de steun te waarborgen, moet bij de meerjarenprogrammering als bedoeld in artikel 6 van de IPA-verordening worden gezorgd voor coherentie en coördinatie van de maatregelen die in het kader van de verschillende afdelingen van het IPA in een gegeven land worden uitgevoerd.

(10)

De Commissie en de begunstigde landen dienen de beginselen van hun samenwerking uit hoofde van deze verordening vast te leggen in een kaderovereenkomst.

(11)

Duidelijk moet worden gemaakt welke van de beheersmethoden van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen ( 2 ), van toepassing is op elk van de afdelingen van het IPA die bij de IPA-verordening zijn ingesteld.

(12)

Aangezien de IPA-verordening voorziet in steun in het kader van het pretoetredingsproces, moet met name bij de tenuitvoerlegging daarvan waar mogelijk gedecentraliseerd beheer van middelen worden toegepast, teneinde de participatie van de begunstigde landen in het beheer van de steun te bevorderen. Gecentraliseerd beheer, gezamenlijk beheer en gedeeld beheer dienen echter, waar nodig, mogelijk te zijn.

(13)

Indien gedecentraliseerd beheer wordt toegepast, dient duidelijk te worden gemaakt wat de respectieve taken van de Commissie en de begunstigde landen zijn en aan welke eisen de Commissie en de begunstigde landen moeten voldoen. De bepalingen inzake de begunstigde landen moeten in de kaderovereenkomsten, sectorale overeenkomsten en financieringsovereenkomsten worden opgenomen.

(14)

Voor het financieel beheer van de middelen in het kader van de IPA-verordening moeten nadere bepalingen worden vastgesteld, afhankelijk van de beheersmethode die voor de uitvoering van de steun wordt toegepast. De verplichtingen van de begunstigde landen in dit verband moeten in de kaderovereenkomsten, sectorale overeenkomsten en financieringsovereenkomsten worden opgenomen.

(15)

Naast de algemene evaluatie van de IPA-verordening, zoals voorgeschreven in artikel 22 van die verordening, moet worden voorzien in regelmatig toezicht en regelmatige evaluatie van de steun die uit hoofde van die verordening wordt verleend. Met name moeten de programma’s worden geëvalueerd door specifieke toezichtcomités en moet op de algemene uitvoering van de uit hoofde van de IPA-verordening verleende steun regelmatig worden toegezien.

(16)

Zichtbaarheid van de IPA-steunprogramma’s en van hun gevolgen voor de burgers van de begunstigde landen is van wezenlijk belang voor de bekendheid van de EU-maatregelen bij het publiek en voor een consequent imago van de betrokken maatregelen in alle begunstigde landen, zulks overeenkomstig het actieplan „Europa overbrengen” van de Commissie, het witboek van de Commissie over een Europees communicatiebeleid en de communicatiestrategie van de Commissie voor de uitbreiding voor de periode 2005-2009.

(17)

Aangezien de IPA-verordening van toepassing is met ingang van 1 januari 2007, dienen de uitvoeringsbepalingen van de Commissie eveneens met ingang van 1 januari 2007 van toepassing te zijn.

(18)

De in deze verordening vastgestelde bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het IPA-comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



DEEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN



TITEL I

BEGINSELEN EN ALGEMEEN STEUNKADER



HOOFDSTUK I

Onderwerp en beginselen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de verlening van pretoetredingssteun door de Gemeenschap zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (hierna de „IPA-verordening” genoemd).

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. „begunstigd land”: elk van de in bijlage I of bijlage II bij de IPA-verordening genoemde landen;

2. „uitbreidingspakket”: een verzameling documenten die elk jaar door de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement wordt voorgelegd en waarvan het strategische en politieke deel bestaat uit de eventueel noodzakelijke herzieningen van de toetredingspartnerschappen en Europese partnerschappen, de periodieke verslagen die voor elk land worden vastgesteld en het strategiedocument van de Commissie. Het pakket omvat voorts een indicatief financieel meerjarenkader;

3. „kaderovereenkomst”: een overeenkomst tussen de Commissie en een begunstigd land die betrekking heeft op alle afdelingen van het IPA en waarin de beginselen voor de samenwerking tussen het begunstigd land en de Commissie uit hoofde van deze verordening worden vastgelegd;

4. „sectorale overeenkomst”: een overeenkomst betreffende een specifieke afdeling van het IPA, die in voorkomend geval door de Commissie en een begunstigd land wordt opgesteld en waarin relevante bepalingen zijn opgenomen die niet voorkomen in de kaderovereenkomst of financieringsovereenkomsten met dat land;

5. „financieringsovereenkomst”: een overeenkomst tussen de Commissie en een begunstigd land met een looptijd van één of meer jaren die is gesloten naar aanleiding van een financieringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van de bijdrage van de Gemeenschap aan een programma of activiteit die onder deze verordening valt;

6. „onregelmatigheid”: elke inbreuk op een bepaling van de toepasselijke voorschriften en contracten als gevolg van een handeling of nalatigheid van een marktdeelnemer waarbij de algemene begroting van de Europese Unie door een onverschuldigde uitgave wordt of zou kunnen worden benadeeld;

7. „begrotingsjaar”: de periode van 1 januari tot en met 31 december;

8. „eindbegunstigde”: een instantie of onderneming uit de overheidssector of de particuliere sector die belast is met het initiatief nemen tot een activiteit, of met het initiatief nemen tot en het ten uitvoer leggen van een activiteit; In het kader van steunmaatregelen zijn eindbegunstigden overheidsbedrijven of particuliere bedrijven die een afzonderlijk project uitvoeren en staatssteun ontvangen;

9. „bijdrage van de Gemeenschap”: het gedeelte van de subsidiabele uitgaven dat door de Gemeenschap wordt gefinancierd;

10. „eurorekening”: een rentedragende bankrekening die door het nationaal fonds wordt geopend bij een financiële instelling of een instelling van het ministerie van Financiën, namens en onder verantwoordelijkheid van het begunstigde land, die bedoeld is voor de ontvangst van de betalingen van de Commissie;

11. „overheidsuitgave”: elke overheidsbijdrage aan de financiering van activiteiten die afkomstig is van de Europese Gemeenschap of uit de begroting van de overheid van het begunstigde land en elke bijdrage aan de financiering van activiteiten die afkomstig is uit de begroting van publiekrechtelijke instellingen of verenigingen van een of meer regionale of plaatselijke overheden of publiekrechtelijke instellingen;

12. „totale uitgaven”: overheidsuitgaven en particuliere bijdragen aan de financiering van activiteiten.

Artikel 3

Beginselen van de steunverlening

De Commissie ziet erop toe dat bij de steunverlening uit hoofde van de IPA-verordening de volgende beginselen worden nageleefd:

 bij de steunverlening worden de beginselen van coherentie, complementariteit, coördinatie, partnerschap en concentratie in acht genomen;

 de steun is in overeenstemming met het EU-beleid en bevordert de aanpassing aan het acquis communautaire;

 de steun voldoet aan de begrotingsbeginselen zoals vastgelegd in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002;

 de steun is in overeenstemming met de behoeften die in het kader van het uitbreidingsproces zijn vastgesteld en de absorptiecapaciteit van het begunstigde land. De steun houdt tevens rekening met de ervaringen die zijn opgedaan;

 de eigen inbreng van het begunstigde land bij de programmering en uitvoering van de steun wordt sterk aangemoedigd en er wordt toegezien op voldoende zichtbaarheid van het optreden van de EU;

 de activiteiten worden goed voorbereid en hebben duidelijke en verifieerbare doelstellingen, die vóór een bepaalde termijn moeten zijn bereikt;

 in alle fasen van de uitvoering van de steun mag niet worden gediscrimineerd op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid;

 de doelstellingen van de pretoetredingssteun worden nagestreefd in het kader van duurzame ontwikkeling en van de bevordering door de Gemeenschap van de doelstelling tot bescherming en verbetering van het milieu.

Artikel 4

Prioriteiten voor de steun

De steun aan een bepaald begunstigd land wordt gebaseerd op de prioriteiten die zijn vastgelegd in de volgende documenten, voor zover die bestaan:

 het Europees partnerschap;

 het partnerschap voor de toetreding;

 het nationale programma voor de overname van het acquis;

 de verslagen en het strategiedocument die deel uitmaken van het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Commissie;

 de stabilisatie- en associatieovereenkomst;

 het onderhandelingenkader.

Ook wordt rekening gehouden met de prioriteiten die in de nationale strategieën zijn gesteld, mits deze verenigbaar zijn met de pretoetredingsdoelstellingen en het toepassingsgebied van de steun, zoals vastgesteld bij de IPA-verordening.



HOOFDSTUK II

Algemeen uitvoeringskader

Artikel 5

Indicatieve meerjarenplannen

1.  Het indicatieve meerjarenplan waarborgt de noodzakelijke coherentie en de complementariteit van de afdelingen van het IPA in een begunstigd land. Met name is het in overeenstemming met de beginselen van artikel 9.

2.  Overeenkomstig artikel 20, lid 3, van de IPA-verordening streeft de Commissie ernaar bij het overleg op grond van artikel 6, lid 1, van de IPA-verordening de belanghebbenden, waaronder de lidstaten, voldoende tijd te gunnen om commentaar op het indicatieve meerjarenplan te leveren.

3.  De indicatieve meerjarenplannen bevatten voor elk betrokken land:

a) de algemene achtergrond, met inbegrip van een korte beschrijving van het overleg met het begunstigde land en binnen dat land;

b) een beschrijving van de samenwerkingsdoelstellingen van de Europese Unie in het betrokken land;

c) een geconsolideerde beoordeling van de uitdagingen, de behoeften en het relatieve belang van de steunprioriteiten;

d) een overzicht van de samenwerking met de Europese Unie in heden en verleden, waarin een analyse van de behoeften, de absorptiecapaciteit, de opgedane ervaring en de activiteiten van andere donoren is opgenomen, voor zover deze informatie beschikbaar is;

e) voor elke afdeling een beschrijving van de wijze waarop de onder c) genoemde geconsolideerde beoordeling wordt vertaald in strategische keuzes, en een beschrijving van de voornaamste gebieden die voor de steun aan het betrokken land zijn geselecteerd en de verwachte resultaten;

f) de indicatieve financiële toewijzing voor elk steungebied in het kader van elke afdeling van het IPA.

4.  Voor regionale en horizontale programma’s kunnen afzonderlijke specifieke indicatieve meerjarenplannen voor meerdere begunstigden worden opgesteld.

Artikel 6

Meerjarenprogramma’s en jaarprogramma’s

1.  De indicatieve meerjarenplannen worden, afhankelijke van de afdeling, uitgevoerd door middel van meerjarenprogramma’s of jaarprogramma’s, zoals vastgesteld in artikel 7 van de IPA-verordening.

2.  De meerjarenprogramma’s en jaarprogramma’s zijn vervat in documenten die door het begunstigde land worden ingediend of die, wanneer het gaat om regionale of horizontale programma’s, door de Commissie worden opgesteld, en vervolgens door de Commissie worden goedgekeurd. De programma’s omvatten een samenhangend geheel van zwaartepunten, passende maatregelen of andere activiteiten en een beschrijving van de financiële bijdrage die vereist is voor de uitvoering van de strategieën die in de indicatieve meerjarenplanning zijn vastgesteld.

Programma’s zijn onderverdeeld in zwaartepunten, voor elk waarvan een globale doelstelling is vastgesteld en die, afhankelijk van de afdeling van het IPA, worden uitgevoerd door middel van maatregelen, die kunnen zijn onderverdeeld in activiteiten, of rechtstreeks door middel van activiteiten.

Activiteiten omvatten een project (of een groep projecten), uitgevoerd door de Commissie, of geïnitieerd, dan wel geïnitieerd en uitgevoerd, door een of meer eindbegunstigden, dat de verwezenlijking mogelijk maakt van de doelstellingen van de maatregel of het zwaartepunt waarmee het verband houdt.

3.  Overeenkomstig artikel 20 van de IPA-verordening wordt bij het programmeringsproces overleg gepleegd met de belanghebbenden, waaronder de lidstaten, volgens de bepalingen van deel II. De Commissie streeft er hierbij naar de belanghebbenden voldoende tijd te gunnen om commentaar in te dienen.

Artikel 7

Kaderovereenkomsten en sectorale overeenkomsten

1.  De Commissie sluit met het begunstigde land een kaderovereenkomst waarin de regels voor de samenwerking met betrekking tot de financiële steun aan het begunstigde land worden vastgesteld. Indien nodig kan deze kaderovereenkomst worden aangevuld met een of meer sectorale overeenkomsten die bepalingen voor een specifieke afdeling bevatten.

2.  Steun uit hoofde van de IPA-verordening kan slechts aan het begunstigde land worden verleend wanneer de in lid bedoelde kaderovereenkomst is gesloten en in werking getreden.

Indien met het begunstigde land een sectorale overeenkomst is gesloten, kan de steun uit hoofde van de IPA-verordening in het kader van de afdeling van het IPA waarop de sectorale overeenkomst betrekking heeft slechts worden verleend na de inwerkingtreding van zowel de kaderovereenkomst als de sectorale overeenkomst.

In afwijking van de eerste alinea worden, wanneer geen kaderovereenkomst is gesloten of wanneer in de van kracht zijnde kaderovereenkomst die gesloten is uit hoofde van de Verordeningen (EEG) nr. 3906/89 ( 3 ), (EG) nr. 1267/1999 ( 4 ), (EG) nr. 1268/1999 ( 5 ), (EG) nr. 2500/2001 ( 6 ) of (EG) nr. 2666/2000 ( 7 ) van de Raad niet de in lid 3 opgesomde minimumbepalingen zijn vastgesteld, deze minimumbepalingen opgenomen in de financieringsovereenkomst.

3.  In de kaderovereenkomst worden met name vastgesteld:

a) de algemene voorschriften voor de financiële steun van de Gemeenschap:

b) bepalingen inzake de totstandbrenging van de structuren en autoriteiten voor het beheer, genoemd in de artikelen 21, 32 en 33, en andere relevante specifieke instanties;

c) de gemeenschappelijke verantwoordelijkheden van bovengenoemde structuren, autoriteiten en instanties, overeenkomstig de beginselen van de artikelen 22, 23, 24, 25, 26, 28 en 29;

d) de controlevereisten en de voorwaarden voor:

i) de erkenning en het toezicht op de erkenning van de nationale ordonnateur door de voor de erkenning bevoegde functionaris, overeenkomstig de beginselen van de artikelen 11, 12, en 15;

ii) de erkenning en het toezicht op de erkenning van de operationele structuur door de nationale ordonnateur, overeenkomstig de beginselen van de artikelen 11, 13, en 16;

iii) de toekenning van beheersbevoegdheden door de Commissie, overeenkomstig de beginselen van de artikelen 11, 14 en 17;

e) bepalingen inzake de opstelling van de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring door de nationale ordonnateur, als bedoeld in artikel 27;

f) de voorschriften voor het plaatsen van opdrachten, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie ( 8 ) tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002;

g) bepalingen inzake de afsluiting van programma’s, zoals vastgesteld in de artikelen 47 en 56;

h) de definitie van onregelmatigheid, overeenkomstig artikel 2, van fraude en van actieve en van passieve corruptie, overeenkomstig de definities die in de wetgeving van de Gemeenschap zijn opgenomen; de verplichting van het begunstigde land passende maatregelen ter voorkoming van actieve en passieve corruptie en maatregelen ter bestrijding van fraude te treffen en corrigerende actie te ondernemen; de voorschriften voor de terugvordering van middelen in geval van onregelmatigheid of fraude;

i) bepalingen inzake terugvordering en financiële correcties en aanpassingen, overeenkomstig de artikelen 49 en 50;

j) de voorschriften voor supervisie, controle en audit door de Commissie en de Europese Rekenkamer;

k) de voorschriften inzake belastingen, douanerechten en andere fiscale heffingen;

l) de vereisten inzake voorlichting en publiciteit.

4.  Waar nuttig kan een sectorale overeenkomst inzake een specifieke afdeling van het IPA en ter aanvulling van de kaderovereenkomst worden gesloten. Onverminderd de in de kaderovereenkomst vastgelegde regelingen worden in de sectorale overeenkomst nadere specifieke bepalingen inzake het beheer, de evaluatie en de controle van de betrokken afdeling opgenomen.

5.  In een gegeven begunstigd land is de kaderovereenkomst van toepassing op alle financieringsovereenkomsten, zoals bedoeld in artikel 8.

Indien een sectorale overeenkomst inzake een bepaalde afdeling is gesloten, is deze sectorale overeenkomst van toepassing op alle financieringsovereenkomsten die met betrekking tot die afdeling worden gesloten.

Artikel 8

Financieringsbesluiten en financieringsovereenkomsten

1.  De besluiten van de Commissie tot goedkeuring van meerjarenprogramma’s of jaarprogramma’s voldoen aan de voorwaarden voor de vaststelling van financieringsbesluiten als bedoeld in artikel 75, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

2.  Wanneer het financieringsbesluit zulks voorschrijft, sluiten de Commissie en het betrokken begunstigde land een financieringsovereenkomst. Financieringovereenkomsten kunnen worden gesloten voor één of meer jaren, overeenkomstig artikel 39.

3.  Elk programma maakt integrerend deel uit van de financieringsovereenkomst.

4.  In de financieringsovereenkomst worden vastgesteld:

a) bepalingen waarbij het begunstigde land de steun van de Gemeenschap aanvaardt en instemt met de regels en procedures voor de uitbetaling van die steun;

b) de voorwaarden voor het beheer van de steun, met inbegrip van de wijze van uitvoering en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het jaarprogramma of meerjarenprogramma en/of de activiteiten;

▼M1

c) bepalingen betreffende het door het begunstigde land opstellen en regelmatig bijhouden van een routekaart met indicatieve ijkpunten en termijnen voor de overeenkomstig de artikelen 14 en 18 te verwezenlijken decentralisatie zonder controle vooraf door de Commissie; deze bepalingen moeten alleen worden opgesteld voor de afdelingen of programma’s waarvoor in het in artikel 14 bedoelde besluit van de Commissie houdende toekenning van beheersbevoegdheden is bepaald dat de Commissie controles vooraf verricht.

▼B



TITEL II

GEMEENSCHAPPELIJKE UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN



HOOFDSTUK I

Beginselen

Artikel 9

Samenhang van de uitvoering van de steun

1.  De steun uit hoofde van de IPA-verordening dient samenhangend te zijn en onderworpen te worden aan coördinatie tussen de IPA-afdelingen en binnen die afdelingen, zowel wat planning als wat programmering betreft.

2.  Acties die onder verschillende afdelingen vallen, dienen elkaar zo weinig mogelijk te overlappen. Uitgaven worden niet gefinancierd uit hoofde van meer dan een activiteit.

Artikel 10

Algemene beginselen voor de uitvoering van de steun

1.  Tenzij in de leden 2, 3 of 4 anders bepaald, wordt de steun uit hoofde van de IPA-verordening gedecentraliseerd beheerd, dat wil zeggen dat de Commissie het beheer van bepaalde acties aan het begunstigde land overdraagt, terwijl zij de algemene eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de algemene begroting blijft dragen, zulks overeenkomstig artikel 53 quater van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en de desbetreffende bepalingen van de EG-verdragen.

In het kader van de steun uit hoofde van de IPA-verordening is het gedecentraliseerde beheer in ieder geval van toepassing op aanbestedingen, contracten en betalingen.

Wanneer gedecentraliseerd beheer wordt toegepast, worden de activiteiten uitgevoerd overeenkomstig artikel 53 quater van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

2.  Van gecentraliseerd beheer, zoals omschreven in artikel 53 bis van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, mag worden gebruikgemaakt in het kader van de afdeling omschakeling en institutionele opbouw, met name voor regionale en horizontale programma’s, en in het kader van de afdeling grensoverschrijdende samenwerking. Gecentraliseerd beheer mag ook worden toegepast voor technische bijstand in het kader van alle afdelingen van het IPA.

Wanneer gecentraliseerd beheer wordt toegepast, worden de activiteiten uitgevoerd overeenkomstig artikel 53, onder a), en de artikelen 53 bis, 54, 55, 56 en 57 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

3.  Van gezamenlijk beheer, zoals omschreven in artikel 53 quinquies van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, mag worden gebruikgemaakt in het kader van de afdeling omschakeling en institutionele opbouw, met name voor regionale en horizontale programma’s, wanneer bij die programma’s internationale organisaties zijn betrokken.

Wanneer gezamenlijk beheer met internationale organisaties wordt toegepast, worden de activiteiten uitgevoerd overeenkomstig artikel 53, onder c), en artikel 53 quinquies van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

4.  Van gedeeld beheer, zoals omschreven in artikel 53 ter van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, mag worden gebruikgemaakt in het kader van de afdeling grensoverschrijdende samenwerking voor grensoverschrijdende programma’s waarbij lidstaten zijn betrokken.

Wanneer gedeeld beheer met een lidstaat wordt toegepast, worden de activiteiten uitgevoerd overeenkomstig artikel 53, onder b), artikel 53 ter en titel II van deel II van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.



HOOFDSTUK II

Beheer- en controlesystemen



Sectie 1

Gedecentraliseerd beheer



Subsectie 1

Erkenning en toekenning van beheersbevoegdheden

Artikel 11

Gemeenschappelijke vereisten

1.  Alvorens de Commissie besluit beheersbevoegdheden met betrekking tot een afdeling, een programma of een maatregel aan het begunstigde land toe te kennen, vergewist zij zich ervan dat het betrokken land aan de voorwaarden van artikel 56, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 voldoet, met name wat betreft de beheer- en controlesystemen die zijn opgezet, en dat de erkenningen bedoeld in de artikelen 12 en 13 zijn verricht.

2.  De in het begunstigde land opgezette beheer- en controlesystemen voorzien daartoe in effectieve controles op in ieder geval de in de bijlage genoemde gebieden. In sectorale overeenkomsten of financieringsovereenkomsten opgenomen bepalingen inzake andere gebieden zijn van toepassing ter aanvulling op deze verordening.

3.  Wanneer aan specifieke personen verantwoordelijkheid is toegekend voor werkzaamheden op het gebied van het beheer, de tenuitvoerlegging en de controle van programma’s, stelt het begunstigde land die personen in staat de taken die met die verantwoordelijkheid samenhangen te verrichten, ook in die gevallen dat er tussen die personen en de instanties die aan die werkzaamheden deelnemen geen hiërarchische verhouding bestaat. Het begunstigde land verleent die personen met name de bevoegdheid om door middel van formele werkafspraken met de betrokken instanties:

a) een passend systeem voor uitwisseling van informatie in te stellen, met inbegrip van de bevoegdheid gegevens op te vragen en het recht ter plaatse inzage in documenten en toegang tot het personeel te krijgen, indien dat noodzakelijk is;

b) de normen waaraan moet worden voldaan vast te stellen;

c) de te volgen procedures vast te stellen.

4.  In sectorale overeenkomsten of financieringsovereenkomsten opgenomen vereisten die specifiek zijn voor een bepaalde component zijn van toepassing ter aanvulling op deze verordening.

Artikel 12

Erkenning van de nationale ordonnateur en het nationaal fonds

1.  De in artikel 24 bedoelde voor de erkenning bevoegde functionaris is verantwoordelijk voor de erkenning van de nationale ordonnateur als bedoeld in artikel 25, zowel wat betreft diens verantwoordelijkheden als hoofd van het nationaal fonds overeenkomstig artikel 25, lid 2, onder a), als wat betreft diens verantwoordelijkheden overeenkomstig artikel 25, lid 2, onder b). De erkenning van de nationale ordonnateur heeft tevens betrekking op het nationaal fonds, bedoeld in artikel 26.

2.  Alvorens de nationale ordonnateur te erkennen, vergewist de voor de erkenning bevoegde functionaris zich ervan dat aan de toepasselijke vereisten van artikel 11 is voldaan; hij baseert zich hiervoor op een accountantsverklaring die is afgegeven door een externe controleur die functioneel onafhankelijk is van alle betrokkenen bij de beheer- en controlesystemen. De accountantsverklaring wordt opgesteld op basis van onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig de internationaal aanvaarde normen voor accountantsonderzoek.

3.  Uiterlijk op het tijdstip van de kennisgeving van de erkenning van de eerste operationele structuur, als bedoeld in artikel 13, lid 3, stelt de voor de erkenning bevoegde functionaris de Commissie in kennis van de erkenning van de nationale ordonnateur. De voor de erkenning bevoegde functionaris verstrekt alle ondersteunende informatie waar de Commissie om vraagt.

4.  De voor de erkenning bevoegde functionaris stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van elke wijziging met betrekking tot de nationale ordonnateur of het nationaal fonds. Heeft een dergelijke wijziging betrekking op de nationale ordonnateur of het nationaal fonds waar het gaat omde vereisten als vastgesteld in artikel 11, dan doet de voor de erkenning bevoegde functionaris de Commissie een beoordeling toekomen van de gevolgen van die wijziging voor de geldigheid van de erkenning. Indien een dergelijke wijziging van betekenis is, stelt de voor de erkenning bevoegde functionaris de Commissie tevens in kennis van zijn besluit met betrekking tot de erkenning.

Artikel 13

Erkenning van de operationele structuur

1.  De nationale ordonnateur is verantwoordelijk voor de erkenning van de operationele structuren als bedoeld in artikel 28.

2.  Alvorens een operationele structuur te erkennen, vergewist de nationale ordonnateur zich ervan dat de betrokken operationele structuur aan de vereisten van artikel 11 voldoet. Voor zijn oordeel baseert de nationale ordonnateur zich op een accountantsverklaring die is afgegeven door een externe controleur die functioneel onafhankelijk is van alle betrokkenen bij de beheer- en controlesystemen. De accountantsverklaring wordt opgesteld op basis van onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig de internationaal aanvaarde normen voor accountantsonderzoek.

3.  De nationale ordonnateur stelt de Commissie in kennis van de erkenning van de operationele structuren en verstrekt alle ondersteunende informatie waar de Commissie om vraagt, waaronder een beschrijving van de beheer- en controlesystemen.

Artikel 14

Toekenning van beheersbevoegdheden door de Commissie

1.  Alvorens zij beheersbevoegdheden toekent, beoordeelt de Commissie de in de artikelen 12 en 13 bedoelde erkenningen en onderzoekt zij de procedures en structuren van alle betrokken instanties of autoriteiten in het begunstigde land. Hiertoe kunnen inspecties ter plaatse worden uitgevoerd door de diensten van de Commissie of door een accountantskantoor waaraan de Commissie deze taken heeft uitbesteed.

2.  De Commissie kan in haar besluit houdende toekenning van beheersbevoegdheden nadere voorwaarden stellen om te waarborgen dat aan de vereisten van artikel 11 wordt voldaan. De toekenning van beheersbevoegdheden blijft slechts van kracht indien die nadere voorwaarden zijn vervuld binnen een door de Commissie vast te stellen vaste termijn.

3.  In het besluit van de Commissie houdende toekenning van beheersbevoegdheden stelt zij vast welke voorafgaande controles de Commissie dient te verrichten met betrekking tot de aanbesteding van opdrachten, het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen, de gunning van opdrachten en de toekenning van subsidies. De lijst van deze controles is afhankelijk van de afdeling of het programma. De voorafgaande controles worden afhankelijk van de afdeling of het programma toegepast totdat de Commissie gedecentraliseerd beheer zonder voorafgaande controles mogelijk maakt, zoals bedoeld in artikel 18.

4.  In het besluit van de Commissie kunnen bepalingen worden opgenomen inzake opschorting of intrekking van de toekenning van beheersbevoegdheden voor specifieke instanties of autoriteiten.

Artikel 15

Intrekking of opschorting van de erkenning van de nationale ordonnateur en het nationaal fonds

1.  Wanneer de Commissie beheersbevoegdheden heeft toegekend, dient de voor de erkenning bevoegde functionaris erop te blijven toezien dat aan alle vereisten voor de handhaving van de erkenning wordt voldaan; hij stelt de Commissie in kennis van elke wijziging van betekenis in dit verband.

2.  Indien aan een of meer van de vereisten van artikel 11 niet of niet langer wordt voldaan, schort de voor de erkenning bevoegde functionaris de erkenning van de nationale ordonnateur op of trekt hij de erkenning in en deelt hij dit besluit en de redenen daarvan onmiddellijk aan de Commissie mee. Alvorens de erkenning weer van kracht te verklaren, vergewist de voor de erkenning bevoegde functionaris zich ervan dat aan die vereisten opnieuw wordt voldaan. Daarbij baseert hij zich op een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 12, lid 2.

3.  Wanneer de erkenning van de nationale ordonnateur door de voor de erkenning bevoegde functionaris is ingetrokken of opgeschort, zijn de bepalingen van dit lid van toepassing.

De Commissie stopt de overdracht van middelen aan het begunstigde land zolang de erkenning niet van kracht is.

Gedurende de periode dat de erkenning niet van kracht is, worden alle eurorekeningen of de eurorekeningen voor de betrokken afdelingen geblokkeerd en komen betalingen van het nationaal fonds van deze geblokkeerde eurorekingen niet in aanmerking voor financiering door de Gemeenschap.

Onverminderd de mogelijkheid tot toepassing van andere financiële correcties, kan de Commissie ten aanzien van het begunstigde land de financiële correcties bedoeld in artikel 49 toepassen wegens niet-naleving van de vereisten voor de toekenning van beheersbevoegdheden in het verleden.

Artikel 16

Intrekking of opschorting van de erkenning van de operationele structuren

1.  Wanneer de Commissie beheersbevoegdheden heeft toegekend, dient de nationale ordonnateur erop te blijven toezien dat aan alle vereisten voor de handhaving van de erkenning wordt voldaan; hij stelt de Commissie in kennis van elke wijziging van betekenis in dit verband.

2.  Indien aan een of meer van de vereisten van artikel 11 niet of niet langer wordt voldaan, schort de nationale ordonnateur de erkenning van de betrokken operationele structuur op of trekt hij de erkenning in en deelt hij dit besluit en de redenen daarvan onmiddellijk aan de Commissie en de voor de erkenning bevoegde functionaris mee.

Alvorens de erkenning weer van kracht te verklaren, vergewist de nationale ordonnateur zich ervan dat aan die vereisten opnieuw wordt voldaan. Daarbij baseert hij zich op een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 13, lid 2.

3.  Wanneer de erkenning van een operationele structuur door de nationale ordonnateur is ingetrokken of opgeschort, zijn de bepalingen van dit lid van toepassing.

De Commissie verricht geen overdracht van middelen aan het begunstigde land met betrekking tot programma’s of activiteiten die door de betrokken operationele structuur worden uitgevoerd zolang de erkenning daarvan is opgeschort of ingetrokken.

Onverminderd de mogelijkheid tot toepassing van andere financiële correcties, kan de Commissie ten aanzien van het begunstigde land de financiële correcties bedoeld in artikel 49 toepassen wegens niet-naleving van de vereisten en voorwaarden voor de toekenning van beheersbevoegdheden in het verleden.

Nieuwe juridische verbintenissen met betrekking tot de betrokken operationele structuur die het begunstigde land aangaat gedurende de periode dat de erkenning niet van kracht is, komen niet in aanmerking voor financiering door de Gemeenschap.

De nationale ordonnateur is verantwoordelijk voor het nemen van alle passende vrijwaringsmaatregelen met betrekking tot door de betrokken operationele structuur verrichte betalingen of ondertekende contracten.

Artikel 17

Intrekking of opschorting van de toekenning van beheersbevoegdheden

1.  De Commissie ziet toe op de naleving van vereisten van artikel 11.

2.  Ongeacht het besluit van de voor de erkenning bevoegde functionaris tot handhaving, opschorting of intrekking van de erkenning van de nationale ordonnateur, en ongeacht het besluit van de nationale ordonnateur tot handhaving, opschorting of intrekking van de erkenning van de operationele structuur, kan de Commissie de toekenning van beheersbevoegdheden te allen tijde intrekken of opschorten, met name indien aan een of meer van de vereisten van artikel 11 niet of niet langer wordt voldaan.

3.  Wanneer de toekenning van beheersbevoegdheden door de Commissie is ingetrokken of opgeschort, zijn de bepalingen van dit lid van toepassing.

De Commissie stopt de overdracht van middelen aan het begunstigde land.

Onverminderd de mogelijkheid tot toepassing van andere financiële correcties, kan de Commissie ten aanzien van het begunstigde land de in artikel 49 bedoelde financiële correcties toepassen wegens niet-naleving van de vereisten voor de toekenning van beheersbevoegdheden in het verleden.

De Commissie kan in een specifiek besluit andere gevolgen van de opschorting of intrekking vaststellen.

Artikel 18

Decentralisatie zonder controle vooraf door de Commissie

1.  Decentralisatie zonder controle vooraf door de Commissie is de doelstelling voor de tenuitvoerlegging van alle afdelingen van het IPA waarbij de steun overeenkomstig artikel 10 gedecentraliseerd wordt uitgevoerd. De termijn voor het bereiken van deze doelstelling kan per afdeling van het IPA verschillen.

2.  Alvorens de bij het Commissiebesluit tot toekenning van beheersbevoegdheden vastgestelde controles vooraf af te schaffen, vergewist de Commissie zich ervan dat het betrokken beheer- en controlesysteem naar behoren functioneert overeenkomstig de desbetreffende communautaire en nationale voorschriften.

3.  Met name houdt de Commissie toezicht op de tenuitvoerlegging door het begunstigde land van de routekaart die deel uitmaakt van de financieringsovereenkomst, als bedoeld in artikel 8, lid 4, onder c), die in gefaseerde afschaffing van verschillende soorten controle vooraf kan voorzien.

4.  De Commissie houdt rekening met de resultaten die het begunstigde land in dit verband heeft bereikt, met name wat betreft de verlening van steun en het onderhandelingsproces.

Artikel 19

Maatregelen ter bestrijding van fraude

1.  De begunstigde landen zorgen voor onderzoek en effectieve aanpak van vermoede gevallen van fraude of onregelmatigheden en zien toe op het functioneren van een controle- en verslagorgaan dat gelijkwaardig is met het mechanisme als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie ( 9 ) is voorzien. Bij een vermoeden van fraude of onregelmatigheid wordt de Commissie onverwijld op de hoogte gesteld.

2.  Voorts nemen de begunstigde landen passende maatregelen om in ieder stadium van de aanbestedingsprocedure of de procedure voor subsidieverlening, of tijdens de tenuitvoerlegging van de overeenkomstige contracten actieve of passieve corruptiepraktijken te voorkomen of te bestrijden.

Artikel 20

Controlespoor

De nationale ordonnateur ziet erop toe dat alle relevante informatie beschikbaar is, zodat te allen tijde een voldoende gedetailleerd controlespoor aanwezig is. Deze informatie omvat bewijsstukken inzake de goedkeuring van betalingsaanvragen, de boeking en uitbetaling van dergelijke verzoeken en de afhandeling van voorschotten, garanties en schulden.



Subsectie 2

Structuren en autoriteiten

Artikel 21

Aanwijzing

1.  Het begunstigde land wijst de volgende verschillende instanties en autoriteiten aan:

a) een nationale IPA-coördinator;

b) een strategische coördinator voor de afdelingen regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel;

c) een voor de erkenning bevoegde functionaris;

d) een nationale ordonnateur;

e) een nationaal fonds;

f) een operationele structuur per IPA-afdeling of programma;

g) een auditautoriteit.

2.  Het begunstigde land ziet toe op een passende scheiding van taken met betrekking tot de instanties en autoriteiten genoemd in lid 1, onder a) tot en met g), overeenkomstig artikel 56, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

3.  Pas nadat de in lid 1 genoemde instanties en autoriteiten zijn aangewezen en in functie zijn, kent de Commissie overeenkomstig artikel 14 van deze verordening de beheersbevoegdheden toe aan het begunstigde land.

Artikel 22

Taken en verantwoordelijkheden van de nationale IPA-coördinator

1.  Het begunstigde land benoemt een nationale IPA-coördinator. Deze is een hoge ambtenaar van de regering of de nationale overheid van het begunstigde land, die toeziet op de algemene coördinatie van de steun uit hoofde van de IPA-verordening.

2.  De nationale IPA-coördinator heeft in het bijzonder de volgende taken:

a) hij ziet erop toe dat tussen de Commissie en het begunstigde land een partnerschap bestaat en dat er een nauwe band is tussen het algemene toetredingsproces en het gebruik van de steun uit hoofde van de IPA-verordening;

b) hij draagt de algemene verantwoordelijkheid voor:

 de coherentie en de coördinatie van de programma’s die krachtens deze verordening worden ingesteld;

 de jaarlijkse programmering van de afdeling omschakeling en institutionele opbouw op nationaal niveau;

 de coördinatie van de deelname van het begunstigde land aan de relevante programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking met zowel lidstaten als andere begunstigde landen en de transnationale, interregionale en zeebekkenprogramma’s in het kader van andere communautaire instrumenten. De nationale IPA-coördinator kan deze coördinatietaken delegeren aan een coördinator voor grensoverschrijdende samenwerking;

c) hij stelt de in artikel 61, lid 3, bedoelde IPA-jaarverslagen en -eindverslagen inzake de uitvoering van de steun op en dient die, nadat zij door het IPA-comité van toezicht zijn beoordeeld, in bij de Commissie, met kopie aan de nationale ordonnateur.

Artikel 23

Taken en verantwoordelijkheden van de strategische coördinator

1.  Het begunstigde land benoemt een strategische coördinator voor de coördinatie van de afdelingen regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel, onder verantwoordelijkheid van de nationale IPA-coördinator. De strategische coördinator fungeert als een entiteit binnen de nationale overheid van het begunstigde land en is niet rechtstreeks betrokken bij de tenuitvoerlegging van de desbetreffende afdelingen.

2.  De strategische coördinator heeft met name de volgende taken:

a) hij coördineert de steun die wordt verleend in het kader van de afdelingen regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel;

b) hij stelt het in artikel 154 bedoelde strategisch coherentiekader op;

c) hij verzorgt de coördinatie tussen sectorstrategieën en sectorprogramma’s.

Artikel 24

Verantwoordelijkheden van de voor de erkenning bevoegde functionaris

1.  Het begunstigde land benoemt een voor de erkenning bevoegde functionaris. Deze is een hoge ambtenaar van de regering of de nationale overheid van het begunstigde land.

2.  De voor de erkenning bevoegde functionaris is verantwoordelijk voor de erkenning en voor het toezicht op en de opschorting of intrekking van de erkenning van de nationale ordonnateur en het nationaal fonds overeenkomstig de artikelen 12 en 15.

Artikel 25

Taken en verantwoordelijkheden van de nationale ordonnateur

1.  Het begunstigde land benoemt een nationale ordonnateur. Deze is een hoge ambtenaar van de regering of de nationale overheid van het begunstigde land.

2.  De nationale ordonnateur heeft de volgende taken:

a) als hoofd van het nationaal fonds draagt hij de algemene verantwoordelijkheid voor het financieel beheer van de EU-middelen in het begunstigde land; hij is verantwoordelijk voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties;

b) hij is verantwoordelijk voor de efficiënte werking van de beheer- en controlesystemen in het kader van de IPA-verordening.

3.  Voor de toepassing van lid 2, onder a), verricht de nationale ordonnateur met name de volgende werkzaamheden:

a) hij stelt de betrouwbaarheidsverklaring op betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties;

b) hij stelt gecertificeerde uitgavenstaten en betalingsaanvragen op en dient deze bij de Commissie in; hij draagt de algemene verantwoordelijkheid voor de nauwkeurigheid van de betalingsaanvraag en voor de overdracht van middelen aan de operationele structuren en/of eindbegunstigden;

c) hij gaat na of er sprake is van medefinanciering en of die correct is uitgevoerd;

d) hij zorgt ervoor dat elke onregelmatigheid wordt opgespoord en onmiddellijk wordt gemeld;

e) hij verricht financiële aanpassingen die vereist zijn in verband met opgespoorde onregelmatigheden, zoals bedoeld in artikel 50;

f) hij is het contactpunt voor financiële informatie die door de Commissie en het begunstigde land wordt uitgewisseld.

4.  Voor de toepassing van lid 2, onder b), verricht de nationale ordonnateur met name de volgende werkzaamheden:

a) hij is verantwoordelijk voor de erkenning en voor het toezicht op en de opschorting of intrekking van de erkenning van de operationele structuren;

b) hij zorgt voor de instelling en de efficiënte werking van de systemen voor het beheer van de steun die uit hoofde van de IPA-verordening wordt verleend;

c) hij ziet erop toe dat het systeem voor interne controle van het beheer van middelen effectief en efficiënt werkt;

d) hij brengt verslag uit over de beheer- en controlesystemen;

e) hij ziet erop toe dat er een goed functionerend verslag- en informatiesysteem is;

f) hij geeft gevolg aan de bevindingen van de controleverslagen van de auditautoriteit overeenkomstig artikel 30, lid 1;

g) hij stelt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van elke betekenisvolle wijziging met betrekking tot de beheer- en controlesystemen en doet de voor de erkenning bevoegde functionaris een afschrift van die kennisgeving toekomen.

5.  Met betrekking tot de taken die de nationale ordonnateur in lid 2, onder a) en b), zijn opgedragen, stelt hij jaarlijks een betrouwbaarheidsverklaring op, zoals bedoeld in artikel 27.

Artikel 26

Het nationaal fonds

Het nationaal fonds wordt ondergebracht bij een van de nationale ministeries met budgettaire bevoegdheden van het begunstigde land. Het nationaal fonds treedt op als centrale thesaurie en wordt belast met werkzaamheden inzake het financiële beheer van de steun uit hoofde van de IPA-verordening onder verantwoordelijkheid van de nationale ordonnateur.

Het wordt met name belast met het beheren van de bankrekeningen, het richten van verzoeken om middelen aan de Commissie, het verlenen van machtiging voor de overdracht van middelen van de Commissie aan de operationele structuren of de eindbegunstigden en het uitbrengen van financieel verslag aan de Commissie.

Artikel 27

Opstellen van de betrouwbaarheidsverklaring door de nationale ordonnateur

1.  Overeenkomstig artikel 25, lid 5, stelt de nationale ordonnateur jaarlijks uiterlijk op 28 februari een beheersverklaring op, waarin hij de betrouwbaarheid van de rekeningen bevestigt. Een kopie van de betrouwbaarheidsverklaring doet hij toekomen aan de voor de erkenning bevoegde functionaris.

2.  Voor het opstellen van de betrouwbaarheidsverklaring baseert de nationale ordonnateur zich op de supervisie op de beheer- en controlesystemen die hij gedurende het begrotingsjaar heeft uitgeoefend.

3.  De betrouwbaarheidsverklaring wordt opgesteld zoals in de kaderovereenkomst aangegeven en omvat:

a) een bevestiging dat de beheer- en controlesystemen doeltreffend functioneren;

b) een bevestiging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties;

c) informatie betreffende eventuele wijzigingen van de systemen en de controles en ondersteunende boekhoudkundige informatie.

4.  Indien de bevestigingen bedoeld in lid 3, onder a) en b), niet kunnen worden afgegeven, stelt de nationale ordonnateur de Commissie in kennis van de redenen en potentiële gevolgen daarvan en van de maatregelen die worden genomen om de situatie te verhelpen en de belangen van de Gemeenschap te beschermen. Een kopie van deze informatie doet hij toekomen aan de voor de erkenning bevoegde functionaris.

Artikel 28

Taken en verantwoordelijkheden van de operationele structuur

1.  Voor elke afdeling en elk programma van het IPA wordt een operationele structuur opgericht die zich bezighoudt met het beheer en de uitvoering van de steun uit hoofde van de IPA-verordening.

De operationele structuur bestaat uit een instantie of een groep instanties binnen de overheid van het begunstigde land.

2.  De operationele structuur is ervoor verantwoordelijk dat het betrokken programma of de betrokken programma’s overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer worden beheerd en uitgevoerd. De operationele structuur voert daartoe een aantal taken uit, waaronder:

a) het opstellen van de jaarprogramma’s of meerjarenprogramma’s;

b) het houden van toezicht op de uitvoering van de programma’s en het geven van sturing aan de werkzaamheden van het sectoraal comité van toezicht als bedoeld in artikel 59, met name door het verstrekken van de documenten die nodig zijn om op de kwaliteit van de uitvoering van de programma’s toezicht te kunnen houden;

c) het opstellen van de in artikel 61, lid 1, bedoelde jaar- en eindverslagen over de tenuitvoerlegging per sector en het indienen daarvan, nadat zij door het sectoraal comité van toezicht zijn beoordeeld, bij de Commissie, de nationale IPA-coördinator en de nationale ordonnateur;

d) erop toezien dat de activiteiten voor financiering worden geselecteerd en goedgekeurd met inachtneming van de voor de programma’s geldende criteria en mechanismen en dat zij in overeenstemming zijn met de geldende communautaire en nationale voorschriften;

e) het instellen van procedures om te garanderen dat alle documenten die nodig zijn om voor een toereikend controlespoor te zorgen, worden bijgehouden overeenkomstig artikel 20;

f) het opzetten van procedures voor aanbesteding, toekenning van subsidies, het opstellen van contracten en het verrichten van betalingen aan en invorderingen bij de eindbegunstigde;

g) erop toezien dat alle bij de uitvoering van de activiteiten betrokken instanties met een afzonderlijk boekhoudsysteem of een afzonderlijke boekhoudkundige codering werken;

h) erop toezien dat het nationaal fonds en de nationale ordonnateur alle nodige informatie ontvangen over de in verband met de uitgaven gevolgde procedures en verificaties;

i) het opzetten, bijhouden en bijwerken van het rapportage- en informatiesysteem;

j) het uitvoeren van verificaties dat de opgegeven uitgaven inderdaad zijn gedaan, overeenkomstig de toepasselijke voorschriften, dat de producten of diensten overeenkomstig het goedkeuringsbesluit zijn geleverd of uitgevoerd en dat de betalingsverzoeken van de eindbegunstigde correct zijn. Deze verificaties hebben betrekking op de administratieve, financiële, technische en fysieke aspecten van de activiteiten;

k) het verrichten van de interne controle van de verschillende instanties waaruit de operationele structuur bestaat;

l) het uitbrengen van verslag over onregelmatigheden;

m) het toezien op de naleving van de vereisten inzake informatie en publiciteit.

3.  De personen die leiding geven aan de instanties waaruit de operationele structuur bestaat worden op duidelijke wijze aangewezen en zijn verantwoordelijk voor de taken die aan de desbetreffende instanties zijn toegewezen, zulks overeenkomstig artikel 11, lid 3.

Artikel 29

Taken en verantwoordelijkheden van de auditautoriteit

1.  Het begunstigde land wijst een auditautoriteit aan die functioneel onafhankelijk is van alle betrokkenen bij de beheer- en controlesystemen en die haar werkzaamheden uitvoert volgens internationaal aanvaarde controlenormen. De auditautoriteit is verantwoordelijk voor het verifiëren van de goede werking van de beheer- en controlesystemen.

2.  De auditautoriteit heeft onder verantwoordelijkheid van het hoofd ervan met name tot taak:

a) ieder jaar een jaarlijks controlewerkplan op te zetten en uit te voeren, dat controles omvat van:

 de doeltreffende werking van de beheer- en controlesystemen,

 de betrouwbaarheid van de controle-informatie die aan de Commissie wordt verstrekt.

De controlewerkzaamheden omvatten de controle van een passende steekproef van de activiteiten en een onderzoek van de procedures.

Het jaarlijkse controlewerkplan wordt vóór het begin van het desbetreffende jaar aan de nationale ordonnateur en de Commissie voorgelegd.

b) de volgende documenten in te dienen:

 een jaarverslag over de controlewerkzaamheden, volgens het model in de kaderovereenkomst, waarin wordt opgegeven welke middelen de auditautoriteit heeft gebruikt en een samenvatting wordt gegeven van alle eventuele zwakke punten die zijn aangetroffen in de beheer- en controlesystemen of de bevindingen inzake transacties in het kader van de controles die tijdens de voorgaande periode van 12 maanden, eindigende op 30 september van het betrokken jaar, volgens het jaarlijkse controlewerkplan zijn uitgevoerd. Het jaarlijkse activiteitenverslag over de controle wordt ieder jaar uiterlijk op 31 december ingediend bij de Commissie, de nationale ordonnateur en de voor de erkenning bevoegde functionaris. Het eerste verslag heeft betrekking op de periode van de inwerkingtreding van deze verordening tot en met 30 november 2007,

 een jaarlijkse verklaring, volgens het model in de kaderovereenkomst, over de effectieve werking van de beheer- en controlesystemen en de naleving van de vereisten van deze verordening en/of andere overeenkomsten tussen de Commissie en het begunstigde land. Deze verklaring wordt gericht tot de Commissie, de nationale ordonnateur en de voor de erkenning bevoegde functionaris. De verklaring heeft betrekking op dezelfde periode en dient binnen dezelfde termijn te worden afgegeven als het jaarverslag over de controleactiviteiten,

 een verklaring over elke door de nationale ordonnateur bij de Commissie ingediende definitieve uitgavenstaat betreffende de afsluiting van een programma of een onderdeel daarvan. Waar van toepassing omvat de definitieve uitgavenstaat betalingsaanvragen in de vorm van jaarlijks opgegeven rekeningen. De verklaring inzake een definitieve uitgavenstaat wordt opgesteld volgens het model in de bijlage bij de kaderovereenkomst. Zij heeft betrekking op de geldigheid van de definitieve betalingsaanvraag en de nauwkeurigheid van de financiële informatie en wordt waar van toepassing ondersteund door een eindverslag inzake de controleactiviteiten. De verklaring wordt bij de Commissie en de voor de erkenning bevoegde functionaris ingediend samen met de desbetreffende definitieve uitgavenstaat die door de nationale ordonnateur wordt ingediend, of uiterlijk drie maanden na de indiening van die definitieve uitgavenstaat.

Nadere vereisten voor het jaarlijkse controlewerkplan en/of de onder b) genoemde verslagen en verklaringen kunnen in de sectorale overeenkomst of financieringsovereenkomst worden opgenomen.

Wat de bij het uitvoeren van de controlewerkzaamheden en het opstellen van de verslagen en accountantsverklaringen te volgen methoden betreft, dient de auditautoriteit te voldoen aan de internationale controlenormen, met name ten aanzien van risicobeoordeling, de materialiteit van de controle en de steekproeven. Deze methoden kunnen worden aangevuld met nadere richtsnoeren en definities van de Commissie, met name in verband met een passende algemene aanpak inzake steekproeven, betrouwbaarheidsniveaus en materialiteit.

Artikel 30

Follow-up van de verslagen van de auditautoriteit

1.  Na ontvangst van de in artikel 29, lid 2, onder b), eerste en tweede streepje, bedoelde verslagen en verklaringen doet de nationale ordonnateur het volgende:

a) hij beslist of de beheer- en controlesystemen moeten worden verbeterd, hij legt alle besluiten in dat verband vast en zorgt voor een tijdige uitvoering van die verbeteringen;

b) hij verricht alle noodzakelijke aanpassingen van de betalingsaanvragen aan de Commissie.

2.  De Commissie kan beslissen zelf actie te ondernemen naar aanleiding van de ontvangen verslagen en verklaringen, bijvoorbeeld door een procedure voor financiële correctie in te leiden, of eisen dat het begunstigde land maatregelen neemt; de Commissie stelt de nationale ordonnateur en de voor de erkenning bevoegde functionaris van haar beslissing op de hoogte.

▼M1

Artikel 31

Specifieke instanties

Binnen het algemene kader dat gevormd wordt door de structuren en autoriteiten genoemd in artikel 21, kunnen de in artikel 28 beschreven functies worden gegroepeerd en toegewezen aan specifieke instanties binnen of buiten de aangewezen operationele structuren. Bij deze groepering en aanwijzing wordt de door Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 voorgeschreven scheiding van functies in acht genomen en erop toegezien dat de eindverantwoordelijkheid voor de in het genoemde artikel beschreven functies bij de aangewezen operationele structuur blijft liggen. Een dergelijke structuur wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst en moet worden erkend door de nationale ordonnateur; de beheersbevoegdheden moeten door de Commissie worden toegekend.

▼B



Sectie 2

Andere vormen van beheer

Artikel 32

Structuren en autoriteiten voor gecentraliseerd of gezamenlijk beheer

1.  Bij gecentraliseerd of gezamenlijk beheer wijst het begunstigde land een nationale IPA-coördinator aan, die het begunstigde land bij de Commissie vertegenwoordigt. De nationale IPA-coördinator ziet erop toe dat de Commissie en het begunstigde land nauwe contacten onderhouden met betrekking tot zowel het algemene toetredingsproces als de pretoetredingssteun van de EU uit hoofde van de IPA-verordening.

De nationale IPA-coördinator is ook verantwoordelijk voor de coördinatie van de deelname van het begunstigde land aan de relevante programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking met zowel lidstaten als andere begunstigde landen en de transnationale, interregionale en zeebekkenprogramma’s in het kader van andere communautaire instrumenten. De nationale IPA-coördinator kan deze coördinatietaken delegeren aan een coördinator voor grensoverschrijdende samenwerking.

2.  Wat de afdeling grensoverschrijdende samenwerking betreft, worden de operationele structuren aangewezen en ingesteld door het begunstigde land overeenkomstig artikel 139.

Artikel 33

Structuren en autoriteiten voor gedeeld beheer

Bij grensoverschrijdende programma’s die in gedeeld beheer met een lidstaat worden uitgevoerd, worden in de lidstaten die aan het grensoverschrijdende programma deelnemen de volgende structuren ingesteld overeenkomstig artikel 102:

 één beheersautoriteit,

 één certificeringsautoriteit,

 één auditautoriteit.



HOOFDSTUK III

Financiële bijdrage van de Europese Gemeenschap

Artikel 34

Subsidiabiliteit van de uitgaven

1.  In het geval van gedecentraliseerd beheer komen, ook indien de voor de erkenning bevoegde functionaris en de nationale ordonnateur hun erkenning hebben uitgesproken, ondertekende contracten en aanvullingen daarop, verrichte uitgaven en verrichte betalingen door de nationale autoriteiten niet in aanmerking voor financiering uit hoofde van de IPA-verordening totdat de Commissie de beheersbevoegdheden heeft toegekend aan de betrokken structuren en autoriteiten, tenzij in lid 2 anders bepaald.

De einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven wordt vastgesteld in deel II of in de financieringsovereenkomsten, indien nodig.

2.  Technische bijstand ter ondersteuning van het opzetten van de beheer- en controlesystemen kan, voor uitgaven die zijn verricht na 1 januari 2007, voor financiering in aanmerking komen ook voordat de beheersbevoegdheden zijn toegekend.

▼M1

Het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen of aanbestedingen kan eveneens voor financiering in aanmerking komen voordat de beheersbevoegdheden zijn toegekend, doch na 1 januari 2007, indien de initiële toekenning van beheersbevoegdheden wordt verricht binnen de termijn die is vastgesteld in een voorbehoudsclausule die in de betrokken activiteiten, oproepen of aanbestedingsberichten is opgenomen en, behalve voor de afdeling plattelandsontwikkeling, mits de betrokken documenten tevoren door de Commissie zijn goedgekeurd. De betrokken oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen kunnen, afhankelijk van het besluit tot toekenning van beheersbevoegdheden, worden geannuleerd of gewijzigd.

3.  Tenzij anders bepaald in de specifieke bepalingen van elke IPA-afdeling, komen de volgende uitgaven niet in aanmerking voor financiering uit hoofde van de IPA-verordening:

▼B

a) belastingen, inclusief belasting over de toegevoegde waarde;

b) douanerechten en invoerrechten of andere heffingen;

c) de aankoop, huur of lease van grond en bestaande gebouwen;

d) boeten, financiële sancties en proceskosten;

▼M2

e) exploitatiekosten, tenzij anders is bepaald in de kaderovereenkomsten met internationale organisaties;

▼B

f) de kosten van tweedehands materieel;

g) bankkosten, kosten van zekerheidstellingen en soortgelijke kosten;

h) conversiekosten, heffingen en wisselkoersverliezen die samenhangen met afdelingspecifieke eurorekeningen, alsmede andere zuiver financiële kosten;

i) bijdragen in natura.

4.  Ten aanzien van uit hoofde van deze verordening gefinancierde uitgaven mag geen andere financiering uit de Gemeenschapsbegroting worden verstrekt.

Artikel 35

Behandeling van ontvangsten

1.  Voor de toepassing van deze verordening zijn onder ontvangsten begrepen inkomsten die in het kader van een activiteit gedurende de medefinancieringsperiode worden verkregen uit verkoop, verhuur, diensten, inschrijvingsgelden of andere daarmee gelijkgestelde ontvangsten, met uitzondering van:

a) ontvangsten die tijdens de gehele economische levensduur van de medegefinancierde investeringen worden verkregen in het geval van investeringen in ondernemingen;

b) ontvangsten verkregen in het kader van de een financiële instrumenteringsmaatregel, waaronder risicokapitaal- en leningsfondsen, garantiefondsen en leasing;

c) waar van toepassing bijdragen die de particuliere sector bij wijze van medefinanciering van de activiteiten levert en die in de financiële tabellen van het programma naast de overheidsbijdragen worden vermeld.

2.  De in lid 1 bedoelde ontvangsten vormen inkomsten die op de voor de betrokken activiteit subsidiabele uitgaven in mindering worden gebracht. Uiterlijk bij de afsluiting van het programma worden dergelijke ontvangsten volledig of verhoudingsgewijs, afhankelijk van het feit of zij volledig of slechts gedeeltelijk door de medegefinancierde activiteit zijn verkregen, in mindering gebracht op de subsidiabele uitgaven van de betrokken activiteit.

3.  Dit artikel is niet van toepassing op:

 de afdeling plattelandsontwikkeling,

▼M1

 de afdeling regionale ontwikkeling.

Artikel 36

Eigendom van de rente

Alle rente die wordt ontvangen op afdelingsspecifieke eurorekeningen die door het nationale fonds worden geopend in het geval van gedecentraliseerd beheer, blijft eigendom van het begunstigde land. De renteopbrengsten van de financiering van een programma door de Gemeenschap worden uitsluitend voor het betrokken programma bestemd, aangezien die renteopbrengsten worden beschouwd als onderdeel van de middelen van het begunstigde land in de vorm van een nationale overheidsbijdrage, en worden bij de Commissie gedeclareerd op het tijdstip van de definitieve afsluiting van het programma.

▼B

Artikel 37

Communautaire financiering

1.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de uitgaven in het kader van jaarprogramma’s of meerjarenprogramma’s wordt vastgesteld in overeenstemming met de toewijzingen die zijn voorgesteld in het indicatieve financiële meerjarenkader bedoeld in artikel 5 van de IPA-verordening.

▼M1

2.  Voor alle activiteiten waarvoor in het kader van de diverse afdelingen van het IPA steun wordt ontvangen, dient een nationale en een communautaire bijdrage te worden geleverd, tenzij anders is bepaald in de specifieke bepalingen van elke IPA-afdeling.

▼B

Artikel 38

Steunintensiteit en percentage van de bijdrage van de Gemeenschap

1.  De bijdrage van de Gemeenschap wordt berekend op basis van de subsidiabele kosten als in deel II voor elke afdeling van het IPA vastgesteld.

2.  In de financieringsbesluiten tot vaststelling van de jaarprogramma’s of meerjarenprogramma’s voor elke IPA-afdeling worden het indicatieve maximumbedrag van de bijdrage van de Gemeenschap en het maximumpercentage voor elk zwaartepunt vastgesteld.



HOOFDSTUK IV

Financieel beheer



Sectie 1

Begrotingsvastleggingen

Artikel 39

Beginselen

1.  Op basis van de financieringsbesluiten tot goedkeuring van jaarprogramma’s worden begrotingskredieten vastgelegd voor het bedrag van de juridische verbintenis, in de vorm van een financieringsovereenkomst met het begunstigde land.

2.  Financieringsbesluiten tot goedkeuring van meerjarenprogramma’s kunnen voorzien in het aangaan van meerjarige juridische verbintenissen in de vorm van financieringsovereenkomsten met het begunstigde land.

De vastlegging die overeenstemt met het bedrag van de juridische verbintenis mag in dergelijke gevallen in jaartranches worden verdeeld, indien dat in het financieringsbesluit wordt vastgelegd en met inachtneming van het indicatieve financiële meerjarenkader. In het desbetreffende financieringsbesluit en de financieringsovereenkomst worden voor deze verdeling passende financiële tabellen opgenomen.



Sectie 2

Regels voor gedecentraliseerd beheer

Artikel 40

Betalingen

1.  Betaling van de bijdrage van de Gemeenschap geschiedt door de Commissie binnen de grenzen van de beschikbare middelen. In het geval van meerjarenprogramma’s wordt elke betaling afgeboekt op de oudste openstaande vastleggingen van de betrokken IPA-afdeling.

2.  De betalingen gebeuren in de vorm van een voorfinanciering, tussentijdse betalingen en een saldobetaling.

3.  Ieder jaar zendt het begunstigde land de Commissie uiterlijk op 28 februari voor elke IPA-afdeling of programma een raming van zijn vermoedelijke betalingsaanvragen voor het betrokken begrotingsjaar en het daaropvolgende begrotingsjaar. De Commissie kan, wanneer zij dat nodig acht, verzoeken dat de raming wordt bijgewerkt.

4.  Waar nodig geschiedt de uitwisseling van gegevens inzake financiële transacties tussen de Commissie en de in artikel 21 bedoelde autoriteiten en structuren op elektronische wijze, volgens procedures die de Commissie en het begunstigde land zijn overeengekomen.

5.  Het totaal van voorfinanciering en tussentijdse betalingen mag niet meer dan 95 % van de bijdrage van de Gemeenschap omvatten, zoals beschreven in de financiële tabel van elk programma.

6.  Ook nadat het in lid 5 bedoelde maximum is bereikt, blijft de nationale ordonnateur de Commissie in kennis stellen van alle gecertificeerde uitgavenstaten en van alle bedragen die zijn teruggevorderd.

▼M1

7.  De bedragen die voorkomen in de door het begunstigde land voorgelegde programma’s, in gecertificeerde uitgavenstaten, in betalingsaanvragen en in uitgaven als vermeld in de uitvoeringsverslagen, luiden in euro. De begunstigde landen rekenen de uitgaven die in de nationale munteenheid zijn verricht om in euro aan de hand van de maandelijkse boekhoudkundige koers voor de euro die door de Commissie is vastgesteld voor de maand waarin de uitgave in de rekeningen van het nationale fonds of de betrokken operationele structuur is opgenomen, afhankelijk van het geval.

▼B

8.  De betalingen van de Commissie aan het nationale fonds worden overgeboekt op de eurorekening, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 41 tot en met 45 en in de kaderovereenkomst, de sectorale overeenkomst of de financieringsovereenkomst. Voor elk van de betrokken IPA-programma’s of -afdelingen wordt één eurorekening geopend, die uitsluitend wordt gebruikt voor transacties in verband met dat programma of die afdeling.

9.  De begunstigde landen zien erop toe dat de eindbegunstigden het gehele bedrag van de overheidsbijdrage tijdig ontvangen. Er mogen geen specifieke extra heffingen of andere heffingen met gelijke werking worden toegepast die het totale bedrag voor de eindbegunstigden verminderen.

10.  De uitgaven mogen slechts door de Gemeenschap worden gefinancierd indien zij door de eindbegunstigde verschuldigd en betaald zijn. De door de eindbegunstigden betaalde uitgaven moeten worden verantwoord met geaccordeerde rekeningen of boekhoudkundige stukken met gelijkwaardige bewijskracht of met andere relevante documenten als het andere vormen van steun betreft. De uitgaven moeten zijn gecertificeerd door de nationale ordonnateur.

Artikel 41

Ontvankelijkheid van de betalingsaanvragen

Betalingsaanvragen kunnen slechts door de Commissie worden goedgekeurd indien aan de minimumvereisten van artikel 42, lid 1, artikel 43, lid 1, en artikel 45, lid 1, is voldaan.

Artikel 42

Voorfinanciering

1.  Wanneer een betalingsaanvraag voor voorfinanciering wordt ingediend, zijn de in artikel 41 bedoelde minimumvereisten als volgt:

a) de nationale ordonnateur heeft de Commissie in kennis gesteld van de opening van de betrokken eurorekening;

b) de erkenning door de voor de erkenning bevoegde functionaris en de nationale ordonnateur is van kracht en de toekenning van beheersbevoegdheden door de Commissie is nog steeds geldig;

c) de desbetreffende financieringsovereenkomst is in werking getreden.

2.  De voorfinanciering beslaat een bepaald percentage van de bijdrage van de Gemeenschap aan het betrokken programma, zoals vastgesteld in deel II van deze verordening. Bij meerjarenprogramma’s kan de voorfinanciering worden verdeeld over meer begrotingsjaren.

3.  Het totale bedrag dat als voorfinanciering is uitgekeerd, wordt aan de Commissie terugbetaald indien niet binnen 15 maanden na de datum waarop de Commissie het eerste voorfinancieringsbedrag heeft uitbetaald, een betalingsaanvraag voor het betrokken programma is toegezonden. Deze terugbetaling is niet van invloed op de bijdrage van de Gemeenschap aan het betrokken programma.

4.  Uiterlijk bij de afsluiting van het betrokken programma wordt het totale bedrag van de voorfinanciering vereffend. Tijdens de looptijd van het programma verricht de nationale ordonnateur voorfinancieringsbetalingen uitsluitend voor het uitbetalen van de bijdrage van de Gemeenschap aan uitgaven overeenkomstig deze verordening.

Artikel 43

Tussentijdse betalingen

1.  Wanneer een betalingsaanvraag voor een tussentijdse betaling wordt ingediend, zijn de in artikel 41 bedoelde minimumvereisten als volgt:

a) de nationale ordonnateur heeft de Commissie een betalingsaanvraag en een uitgavenstaat met betrekking tot de betaling toegezonden; de uitgavenstaat is gecertificeerd door de nationale ordonnateur;

b) het maximum voor de steun van de Commissie in het kader van elk zwaartepunt, zoals bij het financieringsbesluit van de Commissie vastgesteld, is in acht genomen;

c) de operationele structuur heeft de jaarlijkse sectorale uitvoeringsverslagen, als bedoeld in artikel 61, lid 1, met inbegrip van het meest recente verslag, bij de Commissie ingediend;

d) de auditautoriteit heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 29, lid 2, onder b), eerste en tweede streepje, het meest recente jaarverslag over haar controlewerkzaamheden en de verklaring over de conformiteit van de ingestelde beheer- en controlesystemen met de voorwaarden van deze verordening en/of van een overeenkomst tussen de Commissie en het begunstigde land toegezonden;

e) de erkenning door de voor de erkenning bevoegde functionaris en de nationale ordonnateur is van kracht en de toekenning van beheersbevoegdheden door de Commissie is nog steeds geldig.

Indien aan een of meer van de voorwaarden van dit lid niet is voldaan, neemt het begunstigde land op verzoek van de Commissie en binnen de door haar vastgestelde termijn maatregelen om het probleem te verhelpen.

2.  Indien blijkt dat niet aan de toepasselijke voorschriften is voldaan of dat middelen van de Commissie oneigenlijk zijn gebruikt, kan de Commissie overeenkomstig artikel 46 de tussentijdse betalingen aan het begunstigde land verminderen of tijdelijk opschorten. Zij stelt het begunstigde land daarvan in kennis.

3.  Bij de opschorting of vermindering van de tussentijdse betalingen wordt het evenredigheidsbeginsel in acht genomen en wordt geen afbreuk gedaan aan de besluiten inzake conformiteit, besluiten tot goedkeuring van de rekeningen en financiële correcties.

Artikel 44

Berekening van de betalingen

De betalingen worden berekend op basis van de bijdrage van de Gemeenschap aan de financiering van de desbetreffende activiteiten, met als maximum het bedrag dat verkregen wordt door het voor elk zwaartepunt in het financieringsbesluit vastgestelde medefinancieringspercentage toe te passen op de subsidiabele uitgaven, met inachtneming van de maximale bijdrage van de Gemeenschap die voor elk zwaartepunt is vastgesteld.

Artikel 45

Betaling van het eindsaldo

1.  Bij de betaling van het eindsaldo is de in artikel 166 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 vastgestelde termijn van toepassing en zijn de in artikel 41 bedoelde minimumvereisten als volgt:

a) de nationale ordonnateur heeft de Commissie een definitieve betalingsaanvraag en een definitieve uitgavenstaat toegezonden; de definitieve uitgavenstaat is gecertificeerd door de nationale ordonnateur;

b) de operationele structuur heeft de sectorale eindverslagen voor het betrokken programma, als bedoeld in artikel 61, lid 1, bij de Commissie ingediend;

c) de auditautoriteit heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 29, lid 2, onder b), derde streepje, een verklaring over elke definitieve uitgavenstaat toegezonden, gestaafd door een eindverslag betreffende de activiteiten;

d) de erkenning door de voor de erkenning bevoegde functionaris en de nationale ordonnateur is van kracht en de toekenning van beheersbevoegdheden door de Commissie is nog steeds geldig.

2.  Het gedeelte van de vastleggingen dat betrekking heeft op meerjarenprogramma’s die op 31 december 2017 nog niet zijn afgesloten en waarvoor de in lid 1 bedoelde documenten op 31 december 2018 nog niet bij de Commissie zijn ingediend, wordt ambtshalve doorgehaald.

Artikel 46

Opschorting van betalingen

1.  De Commissie kan betalingen geheel of gedeeltelijk opschorten indien:

a) de beheer- en controlesystemen van het programma ernstige tekortkomingen vertonen die afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de procedure voor de certificering van de betalingen, en er in dat verband geen corrigerende maatregelen zijn genomen; of

b) uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen; of

c) er meer duidelijkheid nodig is over de gegevens in de uitgavenstaat.

2.  Alvorens de Commissie besluit tot opschorting van de betalingen overeenkomstig lid 1, wordt het begunstigde land gedurende twee maanden in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen.

3.  De opschorting wordt door de Commissie beëindigd zodra het begunstigde land maatregelen heeft genomen die een einde maken aan de tekortkoming, de onregelmatigheid of het gebrek aan duidelijkheid als bedoeld in lid 1.

Indien het begunstigde land niet de vereiste maatregelen neemt, kan de Commissie besluiten de bijdrage van de Gemeenschap aan het programma geheel of gedeeltelijk in te trekken overeenkomstig artikel 51.

Artikel 47

Afsluiting van een programma

1.  Nadat de Commissie een aanvraag tot definitieve betaling heeft ontvangen, wordt een programma als afgesloten beschouwd zodra een van de volgende gebeurtenissen zich heeft voorgedaan:

 betaling van het verschuldigde eindsaldo door de Commissie;

 afgifte van een opdracht tot invordering door de Commissie;

▼M1

 doorhaling van het eindsaldo van de vastlegging door de Commissie.

▼B

2.  De afsluiting van een programma doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie om in een later stadium een financiële correctie uit te voeren.

3.  De afsluiting van een programma doet geen afbreuk aan de verplichting van het begunstigde land tot bewaring van relevante documenten overeenkomstig artikel 48.

Artikel 48

Bewaren van documenten

Alle documenten die op een bepaald programma betrekking hebben, worden door het begunstigde land tot ten minste drie jaar na de afsluiting van het programma bewaard. In geval van gerechtelijke procedures of op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie wordt deze termijn geschorst.

Artikel 49

Financiële correcties

1.  Om zich ervan te vergewissen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften worden besteed, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe overeenkomstig artikel 53 ter, lid 4, en artikel 53 quater, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en de kaderovereenkomst en eventuele sectorale overeenkomst.

2.  Een financiële correctie kan worden toegepast wanneer:

a) een specifieke onregelmatigheid of fraude is vastgesteld, of

b) een zwak punt of tekortkoming in de beheer- en controlesystemen van het begunstigde land is vastgesteld.

3.  Indien de Commissie vaststelt dat de uitgaven in het kader van de programma’s waarop deze verordening van toepassing is, zijn gedaan op een wijze die in strijd is met de toepasselijke voorschriften, beslist zij welke bedragen van financiering door de Gemeenschap worden uitgesloten.

4.  De Commissie gaat bij de berekening en de vaststelling van dergelijke correcties en bij de daarmee samenhangende invordering te werk volgens de criteria en de procedures van de artikelen 51, 52 en 53. Andere in sectorale overeenkomsten of financieringsovereenkomsten opgenomen bepalingen inzake financiële correcties zijn van toepassing ter aanvulling op deze verordening.

Artikel 50

Financiële aanpassingen

▼M1

1.  De nationale ordonnateur, van wie het in eerste instantie de taak is onregelmatigheden te onderzoeken, verricht de financiële aanpassingen die vereist zijn in verband met opgespoorde onregelmatigheden in activiteiten of programma’s, door de bijdrage van de Gemeenschap aan de betrokken activiteiten of programma’s geheel of gedeeltelijk te schrappen. De nationale ordonnateur houdt rekening met de aard en de ernst van de onregelmatigheden en met het financiële verlies voor de Gemeenschap.

2.  In geval van onregelmatigheden vordert de nationale ordonnateur de aan de eindbegunstigde uitbetaalde bijdrage van de Gemeenschap in overeenkomstig de nationale terugvorderingsprocedures.

▼B

Artikel 51

Criteria voor financiële correcties

1.  De Commissie kan financiële correcties toepassen door de bijdrage van de Gemeenschap aan een programma geheel of gedeeltelijk in te trekken in de situaties bedoeld in artikel 49, lid 2.

2.  Wanneer afzonderlijke onregelmatigheden worden geconstateerd, houdt de Commissie rekening met de systematische aard van de onregelmatigheid om te bepalen of een forfaitaire of geëxtrapoleerde financiële correctie moet worden toegepast.

3.  De Commissie houdt bij de vaststelling van het bedrag van een correctie rekening met de aard en de ernst van de onregelmatigheid, en met de omvang en de financiële consequenties van de zwakke punten of tekortkomingen die in het beheer- en controlesysteem voor het betrokken programma zijn geconstateerd.

Artikel 52

Procedure voor financiële correcties

1.  Voordat de Commissie tot een financiële correctie besluit, stelt zij de nationale ordonnateur in kennis van haar voorlopige conclusies en verzoekt zij hem binnen twee maanden zijn opmerkingen in te dienen.

Als de Commissie een geëxtrapoleerde of forfaitaire financiële correctie voorstelt, wordt het begunstigde land in de gelegenheid gesteld de werkelijke omvang van de onregelmatigheid vast te stellen door onderzoek van de betrokken documentatie. In overleg met de Commissie mag het begunstigde land dit onderzoek beperken tot een passend deel of een passende steekproef van de betrokken documentatie. Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen mag dit onderzoek niet langer duren dan twee maanden na de in de eerste alinea genoemde termijn van twee maanden.

2.  De Commissie houdt rekening met alle door het begunstigde land binnen de in lid 1 genoemde termijn aangevoerde bewijsstukken.

3.  De Commissie streeft ernaar een besluit te nemen inzake de financiële correctie binnen zes maanden na het inleiden van de in lid 1 bedoeld procedure.

Artikel 53

Terugbetaling

1.  Terugbetalingen aan de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen geschieden vóór de vervaldag die is vermeld in de invorderingsopdracht die is opgesteld overeenkomstig artikel 72 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002. Deze vervaldatum is de laatste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de invorderingsopdracht is gegeven.

2.  Elke vertraging van de terugbetaling geeft aanleiding tot rente wegens te late betaling, te rekenen vanaf de vervaldatum tot en met de datum van de daadwerkelijke betaling. De toe te passen rentevoet is anderhalf procentpunt hoger dan die welke de Europese Centrale Bank toepast bij haar voornaamste herfinancieringstransacties op de eerste werkdag van de maand waarin de vervaldatum valt.

Artikel 54

Hergebruik van de bijdrage van de Gemeenschap

1.  Het bedrag van een bijdrage van de Gemeenschap die overeenkomstig artikel 49 wordt geannuleerd, wordt terugbetaald aan de algemene begroting van de Europese Unie, met inbegrip van de rente op dat bedrag.

2.  Een overeenkomstig artikel 50 ingetrokken of ingevorderde bijdrage mag niet opnieuw worden gebruikt voor de activiteit(en) waarop de invordering of de aanpassing is toegepast, noch, als het gaat om een invordering of aanpassing voor een systematische onregelmatigheid, voor bestaande activiteiten binnen het zwaartepunt of het gedeelte daarvan waar de systematische fout is geconstateerd.



Sectie 3

Regels voor gecentraliseerd en gezamenlijk beheer

Artikel 55

Betalingen

1.  Betaling van de bijdrage van de Gemeenschap geschiedt door de Commissie binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

2.  Overeenkomstig artikel 81 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 wordt een betaling slechts uitgevoerd indien is aangetoond dat de activiteit overeenkomstig de IPA-verordening, deze verordening, het contract of et subsidiebesluit is.

3.  De kredieten die benodigd zijn ter dekking van de uitgaven als aangegeven in de jaarprogramma’s worden beschikbaar gesteld op een of meer van de volgende wijzen: betaling van het volledige verschuldigde bedrag; voorfinanciering; een of meer tussentijdse betalingen; betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen.

4.  De Commissie verricht betalingen waar mogelijk in euro op een eurorekening.

Artikel 56

Afsluiting van een programma

1.  Een programma is afgesloten wanneer alle in het kader van dat programma gefinancierde contracten en subsidies zijn afgesloten.

2.  Nadat een definitieve betalingsaanvraag is ontvangen, wordt een contract of subsidie als afgesloten beschouwd zodra een van de in artikel 47, lid 1, genoemde gebeurtenissen zich heeft voorgedaan.

3.  De afsluiting van een contract of subsidie doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie om in een later stadium een financiële correctie uit te voeren.



HOOFDSTUK V

Evaluatie en toezicht

Artikel 57

Evaluatie

1.  De evaluaties hebben tot doel de kwaliteit, de doeltreffendheid en de samenhang van de steunverlening uit de middelen van de Gemeenschap en de uitvoering van de programma’s te verbeteren.

▼M1

2.  De in artikel 5 bedoelde indicatieve meerjarenplannen worden door de Commissie vooraf geëvalueerd.

▼B

3.  De Commissie kan ook strategische evaluaties verrichten.

▼M1

4.  Voor alle programma’s worden evaluaties vooraf, tussentijds en/of achteraf uitgevoerd, afhankelijk van het geval, overeenkomstig de specifieke bepalingen voor elke afdeling van het IPA in deel II van deze verordening en artikel 21 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

▼M1 —————

▼M1

7.  De resultaten van de evaluaties worden bij de programmerings- en uitvoeringscyclus in aanmerking genomen.

▼B

8.  De Commissie ontwikkelt evaluatiemethoden, die kwaliteitsnormen omvatten en van objectieve en meetbare indicatoren gebruikmaken.

Artikel 58

Toezicht bij gedecentraliseerd beheer

▼M1

1.  Bij gedecentraliseerd beheer stelt het begunstigde land binnen zes maanden na inwerkingtreding van de eerste financieringsovereenkomst in overleg met de nationale IPA-coördinator en de Commissie een IPA-comité van toezicht in, teneinde samenhang en coördinatie bij de uitvoering van de afdelingen van het IPA te waarborgen.

▼B

2.  Het IPA-comité van toezicht vergewist zich van de algemene doeltreffendheid, kwaliteit en samenhang van de uitvoering van alle programma’s en activiteiten, waarbij het let op de verwezenlijking van de doelstellingen die in de financieringsovereenkomsten en de indicatieve meerjarenplannen zijn vastgelegd. Het IPA-comité van toezicht gaat daarbij uit van de gegevens die door de sectorale comités van toezicht overeenkomstig artikel 59, lid 3, zijn verstrekt.

3.  Het IPA-comité van toezicht kan voorstellen doen aan de Commissie, de nationale IPA-coördinator en de nationale ordonnateur voor maatregelen ter verbetering van de samenhang en de coördinatie van de programma’s en activiteiten in het kader van de verschillende afdelingen, alsmede voor op meerdere afdelingen betrekking hebbende corrigerende maatregelen om de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de steun te bevorderen en de algemene doeltreffendheid ervan te versterken. Het IPA-comité van toezicht kan ook voorstellen doen aan sectorale comités van toezicht voor besluiten inzake corrigerende maatregelen om de verwezenlijking van de doelstellingen van een programma te bevorderen en de doeltreffendheid te versterken van in het kader van de betrokken programma’s of IPA-afdelingen verleende steun.

4.  Het IPA-comité van toezicht stelt zijn reglement van orde op overeenkomstig het door de Commissie vastgestelde mandaat en binnen het institutionele, juridische en financiële kader van het begunstigde land.

5.  Tenzij in het mandaat van de Commissie voor comités van toezicht iets anders wordt bepaald, zijn de bepalingen van dit lid van toepassing.

Tot de leden van het IPA-comité van toezicht behoren vertegenwoordigers van de Commissie, de nationale IPA-coördinator, de nationale ordonnateur, vertegenwoordigers van de operationele structuren en de strategische coördinator.

Het voorzitterschap van de vergaderingen van het IPA-comité van toezicht wordt gezamenlijk bekleed door een vertegenwoordiger van de Commissie en de nationale IPA-coördinator.

Het IPA-comité van toezicht komt vergadert ten minste eenmaal per jaar. Ook kunnen over bepaalde onderwerpen tussentijdse vergaderingen worden gehouden.

Artikel 59

Sectorale comités van toezicht bij gedecentraliseerd beheer

▼M1

1.  Het IPA-comité van toezicht wordt bijgestaan door sectorale comités van toezicht die overeenkomstig de specifieke bepalingen van deel II binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de eerste financieringsovereenkomst in het kader van de afdelingen van het IPA worden ingesteld. De sectorale comités van toezicht zijn verbonden aan programma’s of afdelingen. Waar nuttig kunnen vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld erin zitting hebben.

▼B

2.  Elk sectoraal comité van toezicht vergewist zich van de doeltreffendheid en de kwaliteit van de uitvoering van de betrokken programma’s en activiteiten, zulks overeenkomstig de specifieke bepalingen die voor elke afdeling in deel II zijn vastgesteld en de specifieke bepalingen voor de daarmee samenhangende sectorale overeenkomsten en/of financieringsovereenkomsten. Het kan voorstellen doen aan de Commissie en de nationale IPA-coördinator, met afschrift aan de nationale ordonnateur, voor besluiten inzake corrigerende maatregelen om de verwezenlijking van de doelstellingen van een programma te bevorderen en de doeltreffendheid van de verleende steun te versterken.

3.  De sectorale comités van toezicht brengen verslag uit aan het IPA-comité van toezicht. Zij verstrekken het IPA-comité van toezicht met name gegevens over:

a) de voortgang van de uitvoering van de programma’s, gespecificeerd per zwaartepunt en waar van toepassing per maatregel of activiteit; daarbij worden bereikte resultaten, financiële uitvoeringsindicatoren en andere factoren aangegeven, met als doel de tenuitvoerlegging van de programma’s te verbeteren;

b) aspecten van de werking van de beheer- en controlesystemen die door de auditautoriteit, de nationale ordonnateur of de voor de erkenning bevoegde functionaris onder de aandacht worden gebracht.

▼M1

Artikel 60

Toezicht bij gecentraliseerd en gezamenlijk beheer

Bij gecentraliseerd beheer en gezamenlijk beheer kan de Commissie elke maatregel nemen die zij met het oog op het toezicht op de betrokken programma’s nodig acht. Bij gezamenlijk beheer kunnen deze maatregelen samen met de betrokken internationale organisatie of organisaties worden uitgevoerd. De nationale IPA-coördinator kan bij de toezichtsmaatregelen worden betrokken.

▼B

Artikel 61

Jaarverslag en eindverslag over de uitvoering

1.  De operationele structuren stellen over de tenuitvoerlegging van de programma’s waarvoor zij verantwoordelijk zijn een sectoraal jaarverslag en een sectoraal eindverslag op overeenkomstig de procedures die in deel II voor elke afdeling van het IPA zijn vastgesteld.

De sectorale jaarverslagen over de tenuitvoerlegging beslaan één begrotingsjaar. De sectorale eindverslagen beslaan de hele periode van tenuitvoerlegging en kunnen het laatste sectorale jaarverslag omvatten.

2.  De in lid 1 bedoelde verslagen worden verzonden aan de nationale IPA-coördinator, de nationale ordonnateur en de Commissie, na te zijn gecontroleerd door de sectorale comités van toezicht.

3.  Aan de hand van de in lid 1 bedoelde verslagen stelt de nationale IPA-coördinator over de tenuitvoerlegging van de steun uit hoofde van de IPA-verordening jaarverslagen en eindverslagen op, die hij na controle door het IPA-comité van toezicht doet toekomen aan de Commissie en de nationale ordonnateur.

4.  Het in lid 3 bedoelde jaarverslag over de tenuitvoerlegging wordt ieder jaar, en voor de eerste maal in 2008, uiterlijk op 31 augustus ingediend en geeft een samenvatting van de sectorale jaarverslagen die over de verschillende afdelingen zijn opgesteld. Het bevat gegevens over:

a) de voortgang van de tenuitvoerlegging van de steun van de Gemeenschap met betrekking tot de prioriteiten die in de indicatieve meerjarenplannen en de verschillende programma’s zijn vastgesteld;

b) de financiële tenuitvoerlegging van de steun van de Gemeenschap.

5.  Het in lid 3 bedoelde eindverslag beslaat de hele periode van tenuitvoerlegging en kan het laatste jaarverslag als bedoeld in lid 4 omvatten.



HOOFDSTUK VI

Publiciteit en zichtbaarheid

Artikel 62

Informatie en publiciteit

1.  Bij gecentraliseerd of gezamenlijk beheer wordt informatie over programma’s en activiteiten verstrekt door de Commissie, waar nodig bijgestaan door de nationale IPA-coördinator. Bij gedecentraliseerd beheer en bij (delen van) programma's in het kader van de afdeling grensoverschrijdende samenwerking die niet via gedeeld beheer worden uitgevoerd, zorgen het begunstigde land en de nationale IPA-coördinator voor de informatieverstrekking en publiciteit over de programma’s en activiteiten. Bij gedeeld beheer zorgen de lidstaten, de begunstigde landen en de in artikel 103 bedoelde beheersautoriteit voor de informatie en publiciteit over de programma’s en activiteiten. De informatie is gericht op de burgers en de begunstigden en heeft tot doel de rol van de Gemeenschap onder de aandacht te brengen en transparantie te verzekeren.

▼M1

2.  Bij gedecentraliseerd beheer zijn de operationele structuren verantwoordelijk voor het organiseren van de publicatie van de lijst van eindbegunstigden, de aanduiding van de activiteiten en het voor iedere activiteit toegewezen bedrag aan financiering van de Gemeenschap. De operationele structuren zien erop toe dat de eindbegunstigden wordt medegedeeld dat de aanvaarding van de financiering inhoudt dat zij ermee akkoord gaan dat hun naam op de lijst van eindbegunstigden wordt opgenomen. Persoonsgegevens op deze lijst worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ).

▼B

3.  Overeenkomstig artikel 90 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 publiceert de Commissie relevante informatie over de afgesloten contracten. De Commissie maakt de resultaten van de aanbestedingsprocedure bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie, op de website van EuropeAid en in elk ander passend medium, overeenkomstig de toepasselijke procedures voor opdrachten voor externe actie van de Gemeenschap.

Artikel 63

Zichtbaarheid

1.  De Commissie en de betrokken nationale, regionale of plaatselijke autoriteiten van het begunstigde land komen een samenhangend geheel van maatregelen overeen om in de begunstigde landen informatie over de steun uit hoofde van de IPA-verordening beschikbaar te stellen en openbaar te maken.

De procedures voor de uitvoering van dergelijke maatregelen worden in de sectorale overeenkomst of de financieringsovereenkomst opgenomen.

2.  De uitvoering van de in lid 1 bedoelde maatregelen is de verantwoordelijkheid van de eindbegunstigden en wordt gefinancierd uit het bedrag dat voor de betrokken programma’s of activiteiten is toegewezen.



DEEL II

BIJZONDERE BEPALINGEN



TITEL I

AFDELING OMSCHAKELING EN INSTITUTIONELE OPBOUW



HOOFDSTUK I

Voorwerp van de steun en subsidiabiliteit

Artikel 64

Gebieden waarop steun wordt verleend

1.  Steun uit hoofde van deze afdeling kan op de volgende gebieden aan de begunstigde landen worden toegekend:

a) versterking van democratische instellingen en de rechtsstaat;

b) bevordering en bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden volgens het EU-Handvest van de grondrechten;

c) hervorming van het openbaar bestuur;

d) hervorming van justitie en binnenlandse zaken, zoals de hervorming van het rechtssysteem, de politie, de gerechtelijke vervolging, de rechtbanken, de strafinrichtingen, het douane- en grenscontrolesysteem, met bijzondere aandacht voor een versterking van de strijd tegen corruptie, georganiseerde misdaad, terrorisme en illegale migratie, en de oprichting van informatiesystemen in verband met deze kwesties;

e) modernisering van het regelgevende kader, waaronder steun voor investeringen in de uitrusting van cruciale instellingen waarvan de infrastructuur of de capaciteit tot het controleren van de uitvoering van wetgeving en tot handhaving van wetgeving moet worden vergroot;

f) opzetten of versterken van systemen voor financiële controle;

g) versterking van de markteconomie, met name door de deelnemers aan de economie te helpen zichzelf te organiseren en rechtstreeks steun te verlenen aan economische activiteiten, onder meer door steun aan de particuliere sector en bedrijfsherstructureringen, de diversifiëring van de economie, de modernisering van sleutelsectoren en de verbetering op specifieke gebieden;

h) ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld en dialoog tussen de regering en niet-gouvernementele organen ter bevordering van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten, het respect voor en de bescherming van minderheden, alsook de dialoog met maatschappelijke organisaties;

i) aangaan van een sociale dialoog als onderdeel van goed bestuur en om rechtvaardige en correcte arbeidvoorwaarden te bevorderen;

j) bevordering van de integratie van minderheden, verzoening en vertrouwenwekkende maatregelen op alle maatschappelijke niveaus;

k) milieubeleid, gebaseerd op een hoge graad van bescherming, bevordering van het beginsel „de vervuiler betaalt”, duurzaam gebruik van natuurlijk hulpbronnen, energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en de geleidelijke toepassing van het communautaire beleid op alle terreinen waarop klimaatverandering een rol speelt;

l) betere toegang tot financiële voorzieningen voor kleine en middelgrote ondernemingen en overheden;

m) institutionele opbouw op het gebied van nucleaire veiligheid, beheer van radioactief afval en stralingsbescherming, overeenkomstig de communautaire verworvenheden en de optimale werkwijzen binnen de EU;

n) deelname aan communautaire programma's, met name programma's ter vergroting van het bewustzijn ten aanzien van het Europese burgerschap, en voorbereiding tot deelname aan de communautaire agentschappen;

2.  Naast de in punt 1 opgesomde gebieden kan steun uit hoofde van deze afdeling ook worden verleend aan de begunstigde landen die zijn opgesomd in bijlage II bij de IPA-verordening, op de volgende gebieden:

a) overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), van de IPA-verordening, sociale, economische en territoriale ontwikkeling met onder meer investeringen voor regionale ontwikkeling, menselijke hulpbronnen en plattelandsontwikkeling;

b) het opheffen van belemmeringen voor sociale integratie en steun voor breed toegankelijke arbeidsmarkten, met name via acties voor de verbetering van de levensstandaard, de bestrijding van werkloosheid en vergroting van de weerbaarheid van de beroepsbevolking;

c) steun aan de productiesector en diensten en voor de verbetering van bedrijfsinfrastructuren;

d) aanpassing, hervorming of waar nodig oprichting van onderwijs- en beroepsopleidingssystemen;

e) betere toegang tot en betere onderlinge verbinding van transport-, informatie-, energie- en andere netwerken;

f) hervorming van de systemen voor gezondheidszorg;

g) verbetering van de informatie- en communicatiesystemen.

▼M1

Per geval kan de Commissie besluiten op de hierboven genoemde gebieden steun uit hoofde van deze afdeling te verlenen aan in bijlage I bij de IPA-verordening opgesomde begunstigde landen waaraan nog geen beheersbevoegdheden zijn toegekend in de zin van artikel 14.

▼B

Artikel 65

Vormen van steun

1.  Uit hoofde van deze afdeling kan steun meer bepaald worden verleend door middel van:

a) administratieve samenwerkingsmaatregelen voor opleiding en informatie-uitwisseling tussen deskundigen van de openbare sector uit de lidstaten of internationale organisaties, meer bepaald door middel van twinning, „twinning light” en TAIEX;

b) technische bijstand;

c) investeringen in de regelgevende infrastructuur, inclusief onafhankelijke externe multilaterale instellingen, met het oog op de aanpassing aan de normen van de Europese Unie; bedoeld voor belangrijke regelgevende instanties op basis van een duidelijke strategie voor de hervorming van het openbaar bestuur en de aanpassing aan het acquis;

d) subsidieregelingen;

e) hulp bij de voorbereiding van projecten;

f) uitvoering van financieringsfaciliteiten in samenwerking met financiële instellingen;

g) begrotingssteun, overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de IPA-verordening.

2.  Voor begunstigde landen die zijn opgesomd in bijlage II bij de IPA-verordening, kan uit hoofde van deze afdeling ook steun worden verleend via maatregelen en activiteiten van een vergelijkbare aard als in de afdelingen regionale ontwikkeling, ontwikkeling van het menselijke potentieel en plattelandsontwikkeling, met inbegrip van investeringsactiviteiten.

3.  De steun kan ook worden aangewend om de kosten te dekken van de bijdrage van de Gemeenschap aan internationale missies, initiatieven of organisaties die zich actief inzetten voor de belangen van het begunstigde land, inclusief administratiekosten.

▼M5

4.  Steun uit hoofde van deze afdeling kan ook worden uitgevoerd door middel van een bijdrage aan een trustfonds van de Unie voor externe maatregelen (trustfondsbijdrage), opgericht overeenkomstig artikel 187 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 11 ), bij het nastreven van de doelstellingen van de desbetreffende programma's binnen het respectieve programmagebied.

▼B

Artikel 66

Subsidiabiliteit van de uitgaven

1.  Uitgaven uit hoofde van deze afdeling komen voor steun in aanmerking indien zij na de ondertekening van de aanbesteding, de contracten en de subsidies zijn gedaan, behalve in de gevallen waarin expliciet is voorzien bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

2.  Behalve de regels van artikel 34, lid 3, komen ook de volgende uitgaven niet in aanmerking:

a) leasingkosten;

b) afschrijvingskosten.

3.  In afwijking van artikel 34, lid 3, wordt per geval bepaald of de volgende uitgaven voor steun in aanmerking komen:

a) exploitatiekosten, met inbegrip van huurkosten, uitsluitend voor de periode van de medefinanciering van de activiteit;

b) belastingen over de toegevoegde waarde, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i) de btw kan op geen enkele manier worden teruggewonnen;

ii) het staat vast dat de btw door de eindbegunstigde is betaald, en

iii) de btw wordt duidelijk aangegeven in het projectvoorstel;

▼M1

c) kosten in verband met een bankgarantie of een vergelijkbare zekerheid die door de eindbegunstigde van een subsidie moet worden gesteld;

▼M4

d) de aankoop van land en bestaande gebouwen indien de aard van de operatie dit rechtvaardigt.

▼B

Artikel 67

Steunintensiteit en percentage van de bijdrage van de Gemeenschap

1.  Voor deze afdeling worden de subsidiabele uitgaven als bedoeld in artikel 38, lid 1, gebaseerd op de overheidsuitgaven (bij gedecentraliseerd beheer), en op de totale uitgaven (bij gecentraliseerd of gezamenlijk beheer).

2.  Bij gedecentraliseerd beheer geldt dit punt naast de algemene regels van artikel 37 en artikel 38 voor steun uit hoofde van deze afdeling.

Indien subsidies worden toegekend, kunnen de eindbegunstigden worden verzocht deel te nemen aan de subsidiabele kosten van de activiteit. Bij een investeringsactiviteit bedraagt de bijdrage van de Gemeenschap maximaal ►M1  85 % ◄ van de overheidsuitgaven, de overige ►M1  15 % ◄ worden betaald uit overheidsmiddelen in het begunstigde land. In uitzonderlijke en goed verantwoorde gevallen kan de bijdrage van de Gemeenschap toch meer bedragen dan ►M1  85 % ◄ van de overheidsuitgaven.

Voor activiteiten voor institutionele opbouw wordt een bepaald medefinancieringspercentage vereist van de eindbegunstigde en/of overheidsmiddelen in het begunstigde land. In goed verantwoorde gevallen kunnen activiteiten voor institutionele opbouw echter voor 100 % door een bijdrage van de Gemeenschap gefinancierd worden.

Steun die in het kader van administratieve samenwerkingsmaatregelen wordt verleend als bedoeld in artikel 65, lid 1, onder a), kan voor 100 % door een bijdrage van de Gemeenschap gefinancierd worden.

3.  Bij gecentraliseerd of gezamenlijk beheer besluit de Commissie over het percentage van de bijdrage van de Gemeenschap, dat 100 % van de subsidiabele uitgaven kan bedragen.



HOOFDSTUK II

Programmering

Artikel 68

Programmeringskader

▼M1

In beginsel wordt de steun in het kader van deze afdeling verleend in de vorm van:

▼B

 nationale programma's,

 regionale en horizontale programma's en voorzieningen.

Artikel 69

Nationale programma’s

▼M1

1.  De nationale programma’s worden door de Commissie goedgekeurd op basis van voorstellen van het begunstigde land, op basis van de beginselen en prioriteiten van de indicatieve meerjarenplannen waarnaar wordt verwezen in artikel 5. In de voorstellen worden meer bepaald de zwaartepunten opgesomd voor het desbetreffende begunstigde land; hierin kunnen de gebieden waarop steun wordt verleend als bedoeld in artikel 64 zijn begrepen.

2.  De voorstellen van de begunstigde landen worden geselecteerd aan de hand van transparante procedures, waarbij de belanghebbenden worden geraadpleegd bij de formulering van de voorstellen.

3.  Elk jaar worden na overleg over de voorstellen tussen de Commissie en het begunstigde land, door het begunstigde land projectfiches bij de Commissie ingediend. In de projectfiches worden de zwaartepunten, de voorgenomen activiteiten en de gekozen uitvoeringsmethoden duidelijk aangegeven. De financieringsvoorstellen worden door de Commissie in het licht van de projectfiches voorbereid.

▼B

4.  De financieringsvoorstellen worden overeenkomstig artikel 8 bij financieringsbesluit goedgekeurd.

5.  De Commissie en het begunstigde land sluiten een financieringsovereenkomst als bedoeld in artikel 8.

Artikel 70

Deelname aan communautaire programma's binnen nationale programma's

1.  Er kan steun worden verleend voor deelname van de begunstigde landen aan communautaire programma's. De deelname wordt in de nationale programma's vastgesteld.

2.  Het maximale totaalbedrag van de steun van de Gemeenschap voor deelname aan communautaire programma's wordt vastgesteld in het nationale programma.

3.  De deelname van de begunstigde landen aan communautaire programma's wordt geregeld volgens de specifieke voorwaarden die voor elk programma in het memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en het begunstigde land worden vastgesteld, overeenkomstig de overeenkomsten inzake de algemene beginselen voor deelname van de begunstigde landen aan communautaire programma's. Het memorandum bevat bepalingen voor zowel het maximumbedrag van de bijdrage van het begunstigde land als het bedrag van de steun uit hoofde van de IPA-verordening.

Artikel 71

Deelname aan communautaire agentschappen binnen nationale programma's

1.  Er kan steun worden verleend voor deelname van de begunstigde landen aan communautaire agentschappen. De deelname wordt in de nationale programma's vastgesteld.

2.  De begunstigde landen kunnen worden uitgenodigd om op ad-hocbasis deel te nemen aan de werkzaamheden van diverse communautaire agentschappen. De kosten voor hun deelname kunnen worden gedragen door steun uit hoofde van de IPA-verordening zoals dat met de deelname aan communautaire programma's het geval is.

Artikel 72

Regionale en horizontale programma’s

1.  De Commissie stelt regionale en horizontale programma's op die volledig in overeenstemming zijn met de nationale programma's en daarop worden afgestemd, op basis van de relevante indicatieve meerjarenplannen en in overleg met de belanghebbenden.

2.  Met de regionale en horizontale programma's wordt beoogd de regionale samenwerking en de uitwisselingen tussen meerdere landen in de begunstigde landen te versterken en initiatieven tot samenwerking tussen de begunstigde landen op gebieden van gemeenschappelijk belang aan te moedigen.

▼M1

3.  De regionale programma’s bestrijken begunstigde landen in de westelijke Balkan. De programma’s beogen in het bijzonder de verzoening, wederopbouw en politieke samenwerking in de regio.

▼B

4.  De horizontale programma's bestrijken sommige of alle begunstigde landen op gebieden van gemeenschappelijk belang waar de steun via horizontale programma's op een meer doelmatige en economische manier kan worden toegepast dan via de nationale programma's.

5.  Uit hoofde van de regionale en horizontale programma's kan steun worden verleend op gebieden als: hulp bij de voorbereiding van projecten, steun aan het maatschappelijk middenveld, douane, kleine en middelgrote ondernemingen, financieringsfaciliteiten voor gemeenten en gemeentelijke infrastructuur, statistiek, nucleaire veiligheid, informatie en communicatie.



HOOFDSTUK III

Uitvoering



Sectie 1

Uitvoeringskader en beginselen

Artikel 73

Algemene beginselen

1.  Steun uit hoofde van deze afdeling wordt verleend via beheer op gecentraliseerde wijze, onder gedecentraliseerd beheer of in gezamenlijk beheer, overeenkomstig artikel 53 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

2.  Voor zover het nationale programma's betreft, wordt gestreefd naar gedecentraliseerd beheer.

▼M1

3.  Regionale en horizontale programma’s worden door de Commissie uitgevoerd op gecentraliseerde wijze of in gezamenlijk beheer met internationale organisaties als bedoeld in artikel 53 quinquies van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

▼B

Artikel 74

Structuren en autoriteiten bij gecentraliseerd en gezamenlijk beheer

Bij gecentraliseerd of gezamenlijk beheer is overeenkomstig artikel 32 de nationale IPA-coördinator de enige contactpersoon van de Commissie.

Artikel 75

Structuren en autoriteiten bij gedecentraliseerd beheer

1.  Indien overeenkomstig artikel 22, lid 2, onder b), de nationale IPA-coördinator bij gedecentraliseerd beheer op nationaal niveau verantwoordelijkheid uitoefent voor de programmering van deze afdeling, verricht hij de volgende taken:

▼M1

a) de voorbereiding van de voorstellen als bedoeld in artikel 69 organiseren;

▼B

b) de projectfiches als bedoeld in artikel 69 opstellen en bij de Commissie indienen;

c) toezicht houden op de technische uitvoering van de nationale programma's.

►M1

 

De in artikel 28 bedoelde operationele structuur omvat een of meer uitvoerende agentschappen die binnen de nationale administratie van het begunstigde land en onder directe controle daarvan worden opgezet.

 ◄

De nationale ordonnateur wijst in overleg met de nationale IPA-coördinator de programmaordonnateurs aan het hoofd van de uitvoerende agentschappen aan.

De programmaordonnateurs zijn overheidsambtenaren van het begunstigde land. Zij zijn verantwoordelijk voor de activiteiten van de uitvoerende agentschappen overeenkomstig artikel 28.

3.  De programmaordonnateurs wijzen ambtenaren uit de nationale overheid aan om het programma te leiden. Onder de algemene verantwoordelijkheid van de betrokken programmaordonnateur voeren deze leidende ambtenaren de volgende taken uit:

a) verantwoordelijkheid voor het technische aspect van de activiteiten in de vakministeries;

b) de programmaordonnateurs bijstaan voor een goede en tijdige voorbereiding en tenuitvoerlegging van de activiteiten op technisch gebied;

c) verantwoordelijkheid voor de coördinatie binnen elk zwaartepunt uit het projectvoorstel van het begunstigde land.

Artikel 76

Erkenning van de operationele structuur en toekenning van de beheersbevoegdheden

1.  Indien vóór de inwerkingtreding van onderhavige verordening communautaire middelen door bestaande nationale organen in de begunstigde landen krachtens Verordening (EEG) nr. 3906/89 of Verordening (EG) nr. 2500/2001 werden beheerd, gaan deze organen (hierna „de bestaande nationale organen” genoemd) uit hoofde van de afdeling omschakeling en institutionele opbouw daar zolang mee door, tot de Commissie een besluit goedkeurt inzake de toekenning van de beheersbevoegdheden.

2.  In geen enkel geval kunnen de bestaande nationale organen langer dan één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening fondsen beheren uit hoofde van de afdeling omschakeling en institutionele opbouw zonder toekenning van beheersbevoegdheden.

3.  De Commissie treft haar besluit of de beheersbevoegdheden aan de bestaande nationale organen moeten worden toegekend meer bepaald op basis van de lijst van afwijkingen die overeenkomstig lid 4 is ingediend en het besluit dat door de nationale ordonnateur overeenkomstig lid 5 is genomen.

4.  De nationale ordonnateur evalueert de operationele structuur, met inbegrip van de bestaande nationale organen, in het licht van de vereisten van artikel 11. Meer bepaald stelt hij uit hoofde van deze verordening als bedoeld in artikel 11 een lijst van vereisten op waaraan de operationele structuur niet voldoet, gebaseerd op een advies van een externe controleur die functioneel onafhankelijk is van alle betrokkenen bij het beheer- en controlesysteem.

Deze lijst van afwijkingen wordt uiterlijk vier maanden na de inwerkingtreding van deze verordening naar de Commissie gezonden.

5.  Indien de tekortkomingen als bedoeld in lid 4 verenigbaar worden geacht met een doeltreffend en doelmatig functioneren van de operationele structuren, kan de nationale ordonnateur besluiten de betrokken organen uit hoofde van deze verordening te erkennen.

Uiterlijk vijf maanden na inwerkingtreding van deze verordening zendt de nationale ordonnateur een besluit inzake de erkenning van de betrokken organen naar de Commissie. Dit besluit omvat een tijdschema met aan bepaalde data gebonden doelstellingen waarin de te nemen maatregelen worden vastgesteld om de tekortkomingen als opgesomd in de lijst van lid 4, te verhelpen. Het tijdschema wordt met de Commissie overeengekomen.

6.  Indien de tekortkomingen als bedoeld in lid 4 niet verenigbaar worden geacht met een doeltreffend en doelmatig functioneren van een operationele structuur, erkent de nationale ordonnateur de betrokken operationele structuur overeenkomstig de bepalingen van artikel 13.

7.  Indien de Commissie besluit uit hoofde van deze verordening beheersbevoegdheden toe te kennen aan de bestaande nationale organen, kunnen in het besluit van de Commissie verdere voorwaarden aan de nationale autoriteiten worden opgelegd. Indien verdere voorwaarden worden opgelegd, stelt de Commissie een tijdschema vast voor naleving door de nationale autoriteiten, met het oog op een blijvende toekenning van beheersbevoegdheden. Het besluit van de Commissie legt ook de lijst vast van voorafgaande controles als bedoeld in artikel 14, lid 3.

8.  Ongeacht het besluit van de nationale ordonnateur kan de Commissie op elk ogenblik besluiten de toekenning van beheersbevoegdheden aan een van de betrokken organen te handhaven, op te schorten of in te trekken.

9.  In alle stadia ziet de nationale ordonnateur erop toe dat alle informatie die de Commissie verlangt door het begunstigde land wordt verstrekt.

Artikel 77

Uitvoeringsbeginselen bij twinningprojecten

1.  Twinningprojecten worden via een subsidie opgezet, waarbij de geselecteerde overheden uit de lidstaten zich ertoe verbinden de vereiste overheidssectorexpertise te bieden in ruil voor terugbetaling van de gemaakte kosten.

Via de subsidie kan meer bepaald worden voorzien in de detachering op lange termijn van een ambtenaar die wordt aangewezen om de overheid van het begunstigde land als residerende twinningadviseur voltijds te adviseren.

De twinningsubsidie wordt ingesteld overeenkomstig de relevante bepalingen van deel I, titel VI inzake subsidies van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002.

2.  De Commissie stelt een twinninghandleiding op met onder meer een systeem van vaste tarieven en prijzen voor de terugbetaling van de door de geselecteerde overheden uit de lidstaten geleverde overheidssectorexpertise, en actualiseert deze regelmatig.

▼M1

Artikel 78

Uitvoeringsbeginselen bij deelname aan communautaire programma’s en agentschappen

Bij deelname aan communautaire programma’s en agentschappen wordt onder uitvoering verstaan de betaling aan de begroting van het programma en van het agentschap, van het deel van de financiële bijdrage van het begunstigde land dat uit hoofde van IPA wordt gefinancierd. De betaling geschiedt door het nationale fonds bij gedecentraliseerd beheer en door ministeries of andere betrokken overheidsorganen in de begunstigde landen bij gecentraliseerd beheer. In het laatste geval betaalt de Commissie geen voorfinanciering van de Gemeenschapsbijdrage.

▼B



Sectie 2

Financieel beheer

Artikel 79

Betalingen bij gedecentraliseerd beheer

1.  Indien het plafond van 95 % is bereikt, dient de nationale ordonnateur in afwijking van artikel 40, lid 6, alleen een nieuwe gecertificeerde uitgavenstaat en informatie over de teruggevorderde bedragen in wanneer hij om betaling van het eindsaldo verzoekt.

2.  De voorfinanciering beslaat in beginsel 50 % van de bijdrage van de Gemeenschap aan het betrokken programma. De voorfinanciering kan in jaarlijkse tranches worden uitgekeerd. Het percentage kan hoger liggen dan 50 % indien de nationale ordonnateur kan aantonen dat het uiteindelijke bedrag de voorfinanciering van de overeenkomsten en de subsidies die op nationaal niveau zijn ondertekend niet zal dekken.

3.  Het bedrag dat voorgefinancierd moet worden, wordt berekend als de som van de raming van het bedrag waarvoor per jaar verbintenissen moeten worden aangegaan, en het feitelijke bedrag waarvoor in de voorbije jaren contractuele verplichtingen zijn aangegaan. Met uitzondering van voorfinanciering voor deelname aan communautaire programma's en agentschappen, wordt voorfinanciering alleen uitgekeerd nadat de eerste aanbesteding of oproep tot het indienen van voorstellen is gepubliceerd.

4.  Betalingen voor deelname aan communautaire programma's en agentschappen kunnen tot 100 % bedragen van de bijdrage van de Gemeenschap ter zake.

Artikel 80

Bewaren van documenten

In afwijking van artikel 48 worden schriftelijke bewijsstukken van de hele aanbestedings-, subsidietoekennings- en sluitingsprocedure uit hoofde van dit onderdeel voor een periode van ten minste zeven jaar na uitbetaling van het saldo van de overeenkomst door de operationele structuur bewaard.

Artikel 81

Eigendom van de rente

In afwijking van artikel 36 worden renteopbrengsten van communautaire financiering van een programma gedeclareerd telkens als een betalingsaanvraag bij de Commissie wordt ingediend.



Sectie 3

Evaluatie en toezicht

▼M1

Artikel 82

Evaluatie

1.  Programma’s uit hoofde van de afdeling omschakeling en institutionele opbouw worden vooraf, tussentijds en/of achteraf geëvalueerd overeenkomstig artikel 57.

2.  Voor de toekenning van beheersbevoegdheden aan het begunstigde land worden alle evaluaties uitgevoerd door de Commissie.

Na de toekenning van beheersbevoegdheden is het begunstigde land verantwoordelijk voor het verrichten van tussentijdse evaluaties, afhankelijk van het geval, onverminderd het recht van de Commissie om indien nodig ad-hocevaluaties door te voeren.

De verantwoordelijkheid voor de evaluatie vooraf en achteraf berust ook na toekenning van de beheersbevoegdheden aan het begunstigde land bij de Commissie, onverminderd het recht van het begunstigde land om indien nodig dergelijke evaluaties te verrichten.

3.  Overeenkomstig artikel 22 van de IPA-verordening worden de desbetreffende evaluatieverslagen ter discussie aan het IPA-comité toegezonden.

▼B

Artikel 83

Toezicht

1.  Bij gedecentraliseerd beheer stelt overeenkomstig artikel 59 de nationale IPA-coördinator een sectoraal comité van toezicht voor de afdeling omschakeling en institutionele opbouw in (hierna het „TAIB-comité” genoemd).

2.  Het TAIB-comité komt ten minste tweemaal per jaar bijeen, op initiatief van het begunstigde land of van de Commissie. Het comité stelt zijn reglement van orde op overeenkomstig een door de Commissie vastgesteld mandaat voor een sectoraal comité van toezicht, en binnen het institutionele, wettelijke en financiële kader van het betrokken begunstigde land. Het comité hecht goedkeuring aan dit reglement van orde in overeenstemming met de nationale IPA-coördinator, de nationale ordonnateur en het IPA-comité van toezicht.

3.  Het TAIB-comité wordt voorgezeten door de nationale IPA-coördinator. Leden van het comité zijn de nationale ordonnateur, de programmaordonnateurs en, waar passend, andere vertegenwoordigers van de operationele structuur, vertegenwoordigers van de Commissie, alsook, waar passend, vertegenwoordigers van internationale financiële instellingen en maatschappelijke organisaties die door het begunstigde land in overleg met de Commissie worden aangewezen.

4.  Overeenkomstig artikel 59, lid 2, vergewist het TAIB-comité zich van de doeltreffendheid en de kwaliteit van de betrokken programma's en activiteiten, onder meer door:

a) controle van de statusverslagen over de implementatie met details over de financiële en operationele vooruitgang van de programma's;

b) controle van de bereikte doelstellingen en de resultaten van de programma's;

c) controle van de aanbestedingsplannen en relevante aanbevelingen van de evaluatie;

d) discussie van problematische kwesties en activiteiten;

e) indien nodig indiening van voorstellen voor corrigerende maatregelen;

f) controle op gevallen van fraude en onregelmatigheden en presentatie van de getroffen maatregelen om fondsen terug te vorderen en vergelijkbare problemen in de toekomst te vermijden;

g) controle van het jaarlijkse door de controleautoriteit vastgestelde auditplan en de bevindingen en aanbevelingen van de uitgevoerde controles.

5.  Het TAIB-comité controleert alle lopende programma's uit hoofde van deze afdeling. In het geval van bijvoorbeeld investeringsactiviteiten, vermogenstransfers of privatiseringen, houdt het begunstigde land toezicht op de programma's tot hun voltooiing en stelt het het TAIB-comité op de hoogte van eventuele veranderingen in de resultaten van deze programma's voor zover deze significant zijn voor hun impact, betaalbaarheid en eigendom.

6.  Het TAIB-comité kan worden bijgestaan door sectorale subcomités van toezicht die door het begunstigde land worden opgericht om de programma's en activiteiten uit hoofde van deze afdeling per toezichtsector te controleren. De subcomités brengen verslag uit bij het TAIB-comité. Zij stellen hun interne reglement van orde op en keuren dit goed overeenkomstig een door de Commissie vast te stellen mandaat.

Artikel 84

Sectoraal jaarverslag en eindverslag over de uitvoering

1.  Bij gedecentraliseerd beheer stuurt de operationele structuur elk jaar per 30 juni een sectoraal jaarverslag naar de Commissie, de nationale IPA-coördinator en de nationale ordonnateur.

2.  Een sectoraal eindverslag wordt uiterlijk zes maanden na afsluiting van het programma ingediend bij de Commissie, de nationale IPA-coördinator en de nationale ordonnateur. Het sectorale eindverslag beslaat de hele periode van tenuitvoerlegging en omvat het laatste sectorale jaarverslag.

3.  De sectorale verslagen worden vóór doorzending naar de Commissie, de nationale IPA-coördinator en de nationale ordonnateur door het TAIB-comité gecontroleerd.

4.  De sectorale verslagen bevatten de volgende gegevens:

a) kwantitatieve en kwalitatieve elementen over de vooruitgang die is geboekt met de uitvoering van het programma, de zwaartepunten of activiteiten, ten aanzien van specifieke controleerbare doelstellingen;

b) gedetailleerde informatie over de financiële tenuitvoerlegging van het programma;

c) informatie over de maatregelen die de operationele structuur of het TAIB-comité hebben genomen om de kwaliteit en de doeltreffendheid van de uitvoering te waarborgen, en met name:

i) de maatregelen op het gebied van toezicht en evaluatie, met inbegrip van de voorschriften inzake gegevensverzameling,

ii) een samenvatting van eventuele belangrijke problemen die bij de tenuitvoerlegging van het programma zijn ondervonden, en de maatregelen die eventueel zijn genomen,

iii) het gebruik van technische bijstand;

d) informatie over de voorlichtings- en promotieactiviteiten in verband met het programma, overeenkomstig artikel 62.



TITEL II

AFDELING GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING



HOOFDSTUK I

Voorwerp van de steun en subsidiabiliteit

Artikel 85

Aanvullende definities voor de afdeling grensoverschrijdende samenwerking

In deze titel wordt, onverminderd de definities van artikel 2, onder „deelnemende landen” verstaan: de lidstaten en/of begunstigde landen die uit hoofde van deze afdeling deelnemen aan een grensoverschrijdend programma.

Artikel 86

Gebieden waarop en vorm waarin steun wordt verleend

1.  De afdeling grensoverschrijdende samenwerking voorziet in steun op de volgende gebieden:

a) grensoverschrijdende samenwerking tussen een of meer lidstaten en een of meer begunstigde landen;

b) grensoverschrijdende samenwerking tussen twee of meer begunstigde landen.

2.  De bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van lid 1 is gericht op de versterking van grensoverschrijdende samenwerking via gemeenschappelijke lokale en regionale initiatieven, waarbij externe bijstand en doelstellingen van economische en sociale cohesie worden gecombineerd. Meer bepaald is de samenwerking gericht op een of meer van de volgende algemene doelstellingen:

a) bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling in de grensgebieden;

b) samenwerking bij de aanpak van gezamenlijke uitdagingen op gebieden als milieu, natuur- en cultureel erfgoed, volksgezondheid en de voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad;

c) efficiënte en veilige grenzen;

d) bevordering van gemeenschappelijke kleinschalige maatregelen met lokale betrokkenheid uit de grensgebieden.

3.  De doelstellingen van lid 2 kunnen in het bijzonder worden verwezenlijkt door:

a) stimulering van het ondernemerschap, in het bijzonder van de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen, toerisme, cultuur, en grensoverschrijdende handel;

b) stimulering en verbetering van de gezamenlijke bescherming en het gezamenlijke beheer van natuurlijke en culturele hulpbronnen, evenals de preventie van natuurlijke en technologische risico's;

c) ondersteuning van de banden tussen stedelijke gebieden en plattelandsgebieden;

d) vermindering van isolement via een betere toegang tot vervoers-, informatie- en communicatienetwerken en -diensten, en grensoverschrijdende systemen en voorzieningen op het gebied van water, afval en energie;

e) ontwikkeling van samenwerking, van capaciteiten en van het gezamenlijke gebruik van infrastructuur, in het bijzonder in de sectoren gezondheidszorg, cultuur, toerisme en onderwijs;

f) bevordering van wettelijke en administratieve samenwerking;

g) beter grensbeheer, vergemakkelijking van de legale handel en doorvoer, beveiliging van de grenzen tegen smokkel, mensenhandel, georganiseerde misdaad, besmettelijke ziekten en illegale migratie, met inbegrip van doorreis van migranten;

h) aanmoediging van grensoverschrijdende contacten op regionaal en lokaal niveau, bevordering van uitwisselingen en verdieping van de economische, sociale, culturele en educatieve samenwerking tussen lokale gemeenschappen;

i) bevordering van de integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, lokale werkgelegenheidsinitiatieven, gelijke kansen voor mannen en vrouwen, opleiding en sociale integratie;

j) bevordering van de uitwisseling van menselijke hulpbronnen en voorzieningen voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

▼M1

4.  De afdeling grensoverschrijdende samenwerking kan eventueel ook steun verlenen aan de deelname van in aanmerking komende regio’s van de begunstigde landen aan transnationale en interregionale programma’s uit hoofde van de doelstelling inzake Europese territoriale samenwerking van het structuurfonds en aan multilaterale zeebekkenprogramma’s volgens Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ). De voorschriften voor deelname van de begunstigde landen aan de genoemde programma’s worden in de relevante programmadocumenten en/of financieringsovereenkomsten vastgesteld, afhankelijk van het geval.

▼B

Artikel 87

Partnerschap

De bepalingen van artikel 11, lid 1en lid 2, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad ( 13 ) zijn van overeenkomstige toepassing op lidstaten en begunstigde landen in de context van de grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1.

Artikel 88

Territoriale steunvoorwaarden

1.  Met het oog op de grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder a), komen de volgende gebieden voor financiering in aanmerking:

a) NUTS-niveau III-regio's of, indien er geen NUTS-classificatie is, daarmee vergelijkbare gebieden aan landgrenzen tussen de Gemeenschap en de begunstigde landen;

b) NUTS-niveau III-regio's of, indien er geen NUTS-classificatie is, daarmee vergelijkbare gebieden aan zeegrenzen tussen de Gemeenschap en de begunstigde landen, in algemene regel van elkaar gescheiden door maximaal 150 km, rekening houdend met mogelijke aanpassingen met het oog op de coherentie en voortzetting van de samenwerkingsactiviteit.

Onmiddellijk na de inwerkingtreding van deze verordening stelt de Commissie de lijst vast van de voor steun in aanmerking komende regio's in de Gemeenschap en de begunstigde landen. Deze lijst geldt van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.

2.  Met het oog op de grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder b), komen de volgende gebieden voor financiering in aanmerking:

a) NUTS-niveau III-regio's of, indien er geen NUTS-classificatie is, daarmee vergelijkbare gebieden aan landgrenzen tussen begunstigde landen;

b) NUTS-niveau III-regio's of, indien er geen NUTS-classificatie is, daarmee vergelijkbare gebieden aan zeegrenzen tussen begunstigde landen, in algemene regel van elkaar gescheiden door maximaal 150 km, rekening houdend met mogelijke aanpassingen met het oog op de coherentie en voortzetting van de samenwerkingsactiviteit.

De lijst met subsidiabele regio's wordt opgenomen in de relevante grensoverschrijdende programma's als bedoeld in artikel 94.

3.  Met het oog op deelname aan de programma's als bedoeld in artikel 86, lid 4, worden de subsidiabele regio's van de begunstigde landen in het betrokken programmadocument vastgesteld.

Artikel 89

Subsidiabiliteit van de uitgaven

1.  Uitgaven uit hoofde van deze afdeling komen voor steun in aanmerking indien zij zijn betaald tussen 1 januari 2007 en 31 december van het derde jaar dat volgt op de laatste vastlegging, voor activiteiten of delen van activiteiten in de lidstaten, en zijn gemaakt na de ondertekening van de financiële overeenkomst, voor activiteiten of delen van activiteiten in begunstigde landen.

2.  Naast de regel van artikel 34, lid 3, komen de volgende uitgaven niet in aanmerking:

a) debetrente;

▼M1 —————

▼B

3.  In afwijking van artikel 34, lid 3, komen de volgende uitgaven in aanmerking:

a) belastingen op de toegevoegde waarde, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i) de btw kan op geen enkele manier worden teruggewonnen,

ii) het staat vast dat de btw door de eindbegunstigde is betaald, en

iii) de btw wordt duidelijk aangegeven in het projectvoorstel.

b) kosten voor transnationale financiële transacties;

c) indien de tenuitvoerlegging van een activiteit de opening van een of meer aparte rekeningen noodzakelijk maakt, de bankkosten voor het openen en beheren van die rekeningen;

d) kosten van juridisch advies, notariskosten, kosten voor technische of financiële expertise en boekhoud- of auditkosten, indien zij rechtstreeks betrekking hebben op de medegefinancierde activiteit en noodzakelijk zijn voor de uitvoering of voorbereiding ervan;

e) kosten voor garanties gegeven door een bank of een andere financiële instelling, voor zover de garanties vereist zijn ingevolge de nationale of de communautaire wetgeving;

f) overheadkosten, mits zij gebaseerd zijn op de werkelijke kosten van uitvoering van de activiteit in kwestie; op de gemiddelde kosten gebaseerde vaste bedragen mogen niet meer bedragen dan 25 % van de directe kosten van een activiteit die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de overheadkosten; de berekening wordt degelijk gedocumenteerd en geregeld herzien;

▼M1

g) aankoop van grond voor een bedrag van maximaal 10 % van de subsidiabele uitgaven voor de betrokken activiteit.

▼M2

Exploitatiekosten, waaronder huur, uitsluitend voor de periode van medefinanciering van de activiteit, kunnen geval per geval voor financiering in aanmerking worden genomen.

▼B

4.  Naast de technische bijstand voor het grensoverschrijdende programma als bedoeld in artikel 94, zijn de volgende uitgaven van de overheid voor de voorbereiding of uitvoering van een activiteit subsidiabel:

a) de kosten voor expertise verstrekt door een overheid die niet eindbegunstigde is, voor de voorbereiding of uitvoering van een activiteit;

b) de kosten voor de verlening van diensten die verband houden met de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van een activiteit door een overheid die zelf de eindbegunstigde is en de activiteit voor eigen rekening uitvoert zonder een beroep te doen op andere externe dienstverleners, indien deze kosten aanvullende kosten zijn en betrekking hebben op de werkelijke en rechtstreeks voor de medefinancieringsoperatie betaalde kosten.

De betrokken overheid factureert de onder a) vermelde kosten aan de eindbegunstigde of certificeert deze kosten aan de hand van boekhoudkundige stukken met gelijkwaardige bewijskracht, waardoor de werkelijke kosten die voor die activiteit door de betrokken overheid zijn gedaan, kunnen worden gestaafd.

De onder b) genoemde kosten worden gecertificeerd aan de hand van documenten die het mogelijk maken de werkelijke kosten die door de betrokken overheid voor die activiteit zijn gedaan, vast te stellen.

5.  Onverminderd de bepalingen van de leden 1 tot 4 kunnen door de aan het grensoverschrijdende programma deelnemende landen verdere regels voor de subsidiabiliteit van uitgaven worden vastgesteld.

Artikel 90

Steunintensiteit en percentage van de bijdrage van de Gemeenschap

1.  Voor deze afdeling worden de subsidiabele uitgaven als bedoeld in artikel 38, lid 1, gebaseerd op de overheidsuitgaven of op de totale uitgaven, zoals overeen te komen door de deelnemende landen en zoals vastgelegd in het grensoverschrijdende programma.

2.  De bijdrage van de Gemeenschap voor grensoverschrijdende programma's op het niveau van de zwaartepunten bedraagt maximaal 85 % van de subsidiabele uitgaven.

3.  De bijdrage van de Gemeenschap voor elk zwaartepunt bedraagt minimaal 20 % van de subsidiabele uitgaven.

4.  Voor geen enkele activiteit mag het medefinancieringspercentage hoger zijn dan het voor het betrokken zwaartepunt vastgestelde percentage.

5.  Naast de bepalingen van artikel 34, lid 4, kan tijdens de in artikel 89, lid 1, bedoelde subsidiabiliteitsperiode:

a) een activiteit slechts voor één grensoverschrijdend programma per keer, steun van de Gemeenschap ontvangen;

b) een activiteit geen steun ontvangen die meer bedraagt dan de totale toegekende overheidsuitgaven.

6.  Voor staatssteun voor bedrijven in de zin van artikel 87 van het Verdrag moeten voor de staatssteun in het kader van grensoverschrijdende programma's de ter zake geldende maxima in acht worden genomen.



HOOFDSTUK II

Programmering



Sectie 1

Programma's

Artikel 91

Opstelling en goedkeuring van grensoverschrijdende programma's

1.  Steun aan grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, wordt in beginsel toegekend binnen het kader van meerjarige programma's voor grensoverschrijdende samenwerking, hierna „grensoverschrijdende programma's” genoemd.

2.  Grensoverschrijdende programma's worden voor elke grens of groep grenzen opgesteld door een geschikte groep NUTS-niveau III-regio's, of, indien er geen NUTS-classificatie is, daarmee vergelijkbare gebieden.

3.  Elk grensoverschrijdend programma wordt gezamenlijk opgesteld door de deelnemende landen, in samenwerking met de partners als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1083/2006.

4.  De deelnemende landen dienen bij de Commissie gezamenlijk een voorstel in voor een grensoverschrijdend programma, met daarin alle elementen waarnaar in artikel 94 wordt verwezen.

5.  De Commissie onderzoekt het voorgestelde grensoverschrijdende programma en gaat na of het alle elementen bevat waarnaar in artikel 94 wordt verwezen en of het bijdraagt tot de doelstellingen en prioriteiten van het relevante indicatieve meerjarenplan als bedoeld in artikel 5.

Indien de Commissie van oordeel is dat een grensoverschrijdend programma niet alle elementen bevat waarnaar in artikel 94 wordt verwezen, of niet overeenstemt met de doelstellingen en prioriteiten van het relevante indicatieve meerjarenplan, kan zij de deelnemende landen verzoeken alle noodzakelijke aanvullende informatie te verstrekken en indien nodig het voorgestelde programma dienovereenkomstig te wijzigen.

6.  De Commissie hecht bij besluit goedkeuring aan het grensoverschrijdende programma.

Artikel 92

Financieringsovereenkomsten

1.  Voor grensoverschrijdende programma's worden in verband met de in artikel 86, lid 1, onder a), vermelde samenwerking meerjarige financieringsovereenkomsten gesloten tussen de Commissie en elk van de begunstigde landen die aan het programma deelnemen, op basis van het besluit waarnaar in artikel 91, lid 6, wordt verwezen.

▼M1

Indien het grensoverschrijdende programma wordt uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99, worden tussen de Commissie en elk van de begunstigde landen die aan het programma deelnemen, jaarlijkse of meerjarige financieringsovereenkomsten gesloten. Elke financieringsovereenkomst van dien aard dekt de bijdrage van de Gemeenschap voor het betrokken begunstigde land en jaar/de betrokken jaren, zoals vastgesteld in het financieringsplan als bedoeld in artikel 99, lid 2.

2.  Voor grensoverschrijdende programma’s worden in verband met de in artikel 86, lid 1, onder b), vermelde samenwerking jaarlijkse of meerjarige financieringsovereenkomsten gesloten tussen de Commissie en elk van de begunstigde landen die aan het programma deelnemen, op basis van het besluit waarnaar in artikel 91, lid 6, wordt verwezen. Elke financieringsovereenkomst van dien aard dekt de bijdrage van de Gemeenschap voor het betrokken begunstigde land en jaar/de betrokken jaren, zoals vastgesteld in het financieringsplan als bedoeld in artikel 94, lid 2, tweede alinea.

▼B

Artikel 93

Herziening van grensoverschrijdende programma's

1.  Op initiatief van de deelnemende landen of van de Commissie in overeenstemming met de deelnemende landen, kunnen operationele programma's opnieuw worden onderzocht en, indien nodig, voor het resterende gedeelte van de programmeringsperiode worden herzien in een of meer van de volgende gevallen:

a) voor een actualisering van het financieringsplan, overeenkomstig de herziening van het indicatieve meerjarenprogramma als bedoeld in artikel 5 van de IPA-verordening;

b) als zich aanzienlijke sociaaleconomische veranderingen hebben voorgedaan;

c) om meer of op een andere wijze rekening te houden met belangrijke wijzigingen in de communautaire, nationale of regionale prioriteiten;

d) in het licht van de in artikel 109 of artikel 141 bedoelde evaluatie;

e) wegens moeilijkheden bij de uitvoering;

f) na afloop van de overgangsregelingen als bedoeld in artikel 100 of na enige andere wijziging van de uitvoeringsbepalingen, met inbegrip van de overgang van gecentraliseerd naar gedecentraliseerd beheer in de begunstigde landen.

2.  De Commissie hecht bij besluit goedkeuring aan het herziene grensoverschrijdende programma, waarna een of meer nieuwe financieringsovereenkomsten als bedoeld in artikel 92 worden gesloten. Indien van toepassing geldt hierbij artikel 9, lid 3, van de IPA-verordening.

Artikel 94

Inhoud van grensoverschrijdende programma's

1.  Elk grensoverschrijdend programma omvat de volgende informatie:

a) een lijst van voor steun in aanmerking komende gebieden, bestreken door het programma overeenkomstig artikel 88, met inbegrip van de flexibiliteitsgebieden als bedoeld in artikel 97;

b) een analyse van de situatie van de voor steun in aanmerking komende samenwerkingsgebieden (sterke en zwakke punten, behoeften op middellange termijn) en daaruit voortvloeiende doelstellingen;

c) een beschrijving van de samenwerkingsstrategie en de prioriteiten en maatregelen voor steun, rekening houdend met de relevante indicatieve meerjarenplannen van de begunstigde landen en andere relevante nationale en regionale strategiedocumenten, alsmede de resultaten van de voorafgaande evaluatie als bedoeld in artikel 109 of artikel 141;

d) informatie over de zwaartepunten, de daarmee samenhangende maatregelen en hun specifieke doelstellingen; deze doelstellingen worden gekwantificeerd aan de hand van een beperkt aantal indicatoren voor de output en de resultaten, waarbij rekening wordt gehouden met het evenredigheidsbeginsel; met deze indicatoren kunnen de vorderingen ten opzichte van de uitgangssituatie worden gemeten en kan worden nagegaan in hoeverre deze doelen uitvoering geven aan de prioriteiten;

e) de regels voor subsidiabiliteit van de uitgaven als bedoeld in artikel 89;

f) een specifiek zwaartepunt voor technische bijstand dat de voorbereiding, het beheer, het toezicht, de evaluatie, de informatie- en controleactiviteiten in verband met de tenuitvoerlegging van het programma bestrijkt, tezamen met activiteiten ter versterking van de administratieve capaciteit voor tenuitvoerlegging van het programma, tot maximaal 10 % van de voor het programma toegekende bijdrage van de Gemeenschap; in uitzonderlijke gevallen, overeengekomen door de Commissie en de deelnemende landen, kan een bedrag boven 10 % van de bijdrage van de Gemeenschap aan het programma voor deze prioriteit worden toegewezen;

g) informatie over de complementariteit met maatregelen die uit hoofde van andere IPA-afdelingen of andere communautaire instrumenten worden gefinancierd, voor zover relevant;

h) de uitvoeringsbepalingen voor het grensoverschrijdende programma, zoals:

i) aanwijzing door de deelnemende landen van de structuren en autoriteiten als bedoeld in artikel 102 en (voor zover van toepassing) artikel 139;

ii) een beschrijving van de toezicht- en evaluatiesystemen;

▼M1

iii) voor zover van toepassing, inlichtingen over de instantie die bevoegd is voor het ontvangen van de door de Commissie verrichte betalingen, en een of meer instanties die verantwoordelijk zijn voor het verrichten van de betalingen aan de eindbegunstigden;

▼B

iv) voor zover van toepassing, een omschrijving van de procedures voor de beschikbaarstelling en de overmaking van de financiële middelen, om de doorzichtigheid van deze geldstromen te waarborgen;

v) de elementen gericht op publiciteit en voorlichting omtrent het grensoverschrijdende programma als bedoeld in artikel 62;

vi) voor zover van toepassing, een beschrijving van de tussen de Commissie en de deelnemende landen overeengekomen procedures voor de uitwisseling van computergegevens.

2.  Voorts omvatten de programma's inzake grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder a), één financieringsplan gebaseerd op het indicatieve meerjarenprogramma zonder onderverdeling per deelnemend land, omvattend een tabel waarin voor elk jaar dat door het indicatieve meerjarenprogramma wordt bestreken en voor elk zwaartepunt het bedrag en het percentage van de bijdrage van de Gemeenschap wordt aangegeven, alsook het bedrag dat door de nationale partners wordt gefinancierd.

De programma's inzake grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder a), omvatten een enkel financieringsplan gebaseerd op het indicatieve meerjarenprogramma zonder onderverdeling per deelnemend land, omvattend een tabel waarin voor elk jaar dat door het indicatieve meerjarenprogramma wordt bestreken en voor elk zwaartepunt het bedrag en het percentage van de bijdrage van de Gemeenschap wordt aangegeven, alsook het bedrag dat door de nationale partners wordt gefinancierd.



Sectie 2

Activiteiten

Artikel 95

Selectie van activiteiten

1.  Grensoverschrijdende programma's financieren gezamenlijke activiteiten die door de deelnemende landen gezamenlijk zijn geselecteerd via een enkele oproep tot het indienen van voorstellen die het hele subsidiabele gebied bestrijkt.

▼M1

De deelnemende landen kunnen ook gezamenlijke activiteiten buiten de oproep tot het indienen van voorstellen vaststellen. In dat geval wordt de gezamenlijke activiteit specifiek vermeld in het grensoverschrijdende programma of, indien dit overeenstemt met de prioriteiten of de maatregelen van het grensoverschrijdende programma, wordt de activiteit bij besluit van het gezamenlijke comité van toezicht als bedoeld in artikel 110 of in artikel 142 op om het even welk ogenblik na goedkeuring van het programma vastgesteld.

▼B

2.  Activiteiten die worden geselecteerd voor grensoverschrijdende programma's omvatten eindbegunstigden uit ten minste twee deelnemende landen die op ten minste een van de twee volgende manieren voor elke activiteit samenwerken: gezamenlijke ontwikkeling, gezamenlijke tenuitvoerlegging, gezamenlijk gebruik van personeel en gezamenlijke financiering.

▼M1

3.  Voor programma’s inzake grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder a), omvatten de geselecteerde programma’s eindbegunstigden voor ten minste een van de deelnemende lidstaten en een van de deelnemende begunstigde landen.

▼B

4.  De geselecteerde activiteiten die aan de vermelde voorwaarden voldoen, kunnen in een enkel land ten uitvoer worden gebracht op voorwaarde dat zij een duidelijk grensoverschrijdend voordeel opleveren.

5.  Elk programma stelt subsidiabiliteitsregels vast voor de selectie van activiteiten waardoor een verdubbeling van activiteiten tussen de diverse grensoverschrijdende programma's wordt vermeden, of zij nu onder de IPA-regeling of andere communautaire instrumenten vallen.

▼M1

Artikel 96

Verantwoordelijkheden van de eerstverantwoordelijke begunstigde en andere eindbegunstigden

1.  Voor programma’s inzake grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder a), wijzen de eindbegunstigden van een activiteit onderling een eerstverantwoordelijke begunstigde aan alvorens zij het voorstel voor de activiteit indienen. De eerstverantwoordelijke begunstigde is gevestigd in een van de deelnemende landen en heeft de volgende taken:

a) hij stelt de regelingen vast voor zijn betrekkingen met de eindbegunstigden die aan de activiteit deelnemen, en wel in de vorm van een overeenkomst waarin, onder meer, bepalingen zijn opgenomen die een goed financieel beheer van de aan de activiteit toegewezen middelen garanderen, met inbegrip van regelingen voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen;

b) hij draagt zorg voor de tenuitvoerlegging van de volledige activiteit;

c) hij is verantwoordelijk voor het doorgeven van de bijdrage van de Gemeenschap aan de eindbegunstigden die deelnemen aan de activiteit;

d) hij ziet erop toe dat de uitgaven die door de aan de activiteit deelnemende eindbegunstigden zijn ingediend, zijn betaald voor de tenuitvoerlegging van de activiteit en in overeenstemming zijn met hetgeen door de aan de activiteit deelnemende eindbegunstigden onderling is overeengekomen;

e) hij gaat na of de uitgaven die door de aan de activiteit deelnemende begunstigden zijn ingediend, zijn gevalideerd door de controleurs als bedoeld in artikel 108.

2.  Voor programma’s inzake grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder a), die worden uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99:

a) wijzen de eindbegunstigden van een activiteit in een deelnemend land onderling een eerstverantwoordelijke begunstigde aan alvorens zij het voorstel voor de activiteit indienen; De eerstverantwoordelijke begunstigde is gevestigd in een van de deelnemende lidstaten en is verantwoordelijk voor de punten a) tot en met e) van lid 1 voor dat deel van de activiteit dat in de lidstaten plaatsvindt;

b) wijzen de eindbegunstigden van een activiteit in een deelnemend begunstigd land onderling een eerstverantwoordelijke begunstigde aan alvorens zij het voorstel voor de activiteit indienen; De eerstverantwoordelijke begunstigde is gevestigd in een van de deelnemende lidstaten en is verantwoordelijk voor de punten a) tot en met d) van lid 1 voor dat deel van de activiteit dat in de lidstaten plaatsvindt.

De eerstverantwoordelijke begunstigden van de deelnemende lidstaten en de begunstigde landen verzekeren een nauwe samenwerking voor de tenuitvoerlegging van de activiteit.

3.  Voor programma’s inzake grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder b), wijzen de eindbegunstigden van een activiteit in elk deelnemend begunstigd land onderling een eerstverantwoordelijke eindbegunstigde aan alvorens zij het voorstel voor de activiteit indienen. De eerstverantwoordelijke begunstigde is gevestigd in een van de deelnemende lidstaten en is verantwoordelijk voor de punten a) tot en met d) van lid 1 voor dat deel van de activiteit dat in de lidstaten plaatsvindt.

De eerstverantwoordelijke begunstigden van de deelnemende begunstigde landen verzekeren een nauwe samenwerking voor de tenuitvoerlegging van de activiteit.

4.  Elke eindbegunstigde die aan de activiteit deelneemt, is verantwoordelijk voor onregelmatigheden in de uitgaven die hij heeft gedeclareerd.

▼B

Artikel 97

Bijzondere voorwaarden betreffende de plaats van uitvoering van de activiteiten

1.  In goed verantwoorde gevallen kan de Gemeenschap uitgaven financieren die bij de uitvoering van activiteiten of onderdelen van activiteiten zijn gedaan, tot maximaal 20 % van het bedrag van de bijdrage van de Gemeenschap aan het grensoverschrijdende programma in NUTS-niveau III-regio's, of, indien er geen NUTS-classificatie is, daarmee vergelijkbare gebieden die grenzen aan voor steun volgens dat programma in aanmerking komende regio's. In uitzonderlijke gevallen die tussen de Commissie en de deelnemende landen worden overeengekomen, kan deze flexibiliteit worden uitgebreid tot NUTS-niveau II-regio's, of, indien er geen NUTS-classificatie is, daarmee vergelijkbare gebieden waarin de in aanmerking komende regio's zijn gelegen.

▼M1

Op projectniveau kunnen in uitzonderlijke gevallen uitgaven buiten het gebied van het programma zoals bepaald in de eerste alinea, subsidiabel zijn, indien de doelstellingen van het project niet zouden kunnen worden verwezenlijkt zonder die uitgaven.

▼B

2.  De deelnemende landen van elk programma garanderen de wettelijkheid en de regelmatigheid van deze uitgaven.

De selectie van de activiteiten buiten het in aanmerking komende gebied als bedoeld in lid 1 wordt bevestigd:

a) door de beheersautoriteit als bedoeld in artikel 102 voor programma's of delen van programma's die in gedeeld beheer met de lidstaten ten uitvoer worden gelegd;

b) door de operationele structuren als bedoeld in artikel 28 voor programma's of delen van programma's die in gedecentraliseerd beheer in begunstigde landen ten uitvoer worden gelegd;

c) door de Commissie voor programma's of delen van programma's die in gecentraliseerd beheer in begunstigde landen ten uitvoer worden gelegd.



HOOFDSTUK III

Uitvoering



Sectie 1

Algemene bepalingen

Artikel 98

Uitvoeringsvoorschriften

1.  Voor grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder a), worden de programma's in principe uitgevoerd in gedeeld beheer met de lidstaten door de autoriteiten die in artikel 102 worden genoemd en die verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het grensoverschrijdende programma in de deelnemende lidstaten en de begunstigde landen.

Hiertoe moeten de lidstaten en de begunstigde landen die deelnemen aan een grensoverschrijdend programma in staat zijn het hele programma in het gehele in aanmerking komende gebied uit te voeren volgens de bepalingen van sectie 2 van dit hoofdstuk.

Voor goedkeuring van het grensoverschrijdende programma overeenkomstig artikel 91, lid 6, kan de Commissie de deelnemende landen om alle gegevens verzoeken die zij noodzakelijk acht om het vermogen van de in artikel 102 genoemde autoriteiten om te voldoen aan de verplichtingen van sectie 2 van dit hoofdstuk, na te gaan.

Indien lidstaten en begunstigde landen die aan een grensoverschrijdend programma deelnemen nog niet klaar zijn om het hele programma volgens deze voorschriften ten uitvoer te brengen, zijn de overgangsregelingen van artikel 99 van toepassing.

2.  Voor grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder b), worden de programma's ten uitvoer gebracht in gecentraliseerd of gedecentraliseerd beheer overeenkomstig artikel 53 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, waarbij respectievelijk de Commissie of de nationale ordonnateur en de operationele structuren in elk deelnemend land verantwoordelijkheid dragen voor de tenuitvoerlegging van het programma in elk respectief land.

In deze context worden de grensoverschrijdende programma's uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van sectie 3 van dit hoofdstuk.

Voor grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder a), is voor alle begunstigde landen het doel gedecentraliseerd beheer.

Artikel 99

Overgangsregelingen

1.  Voor grensoverschrijdende samenwerking als bedoeld in artikel 86, lid 1, onder a), wordt het grensoverschrijdende programma uitgevoerd volgens de overgangsregelingen van dit artikel, indien de deelnemende landen nog niet klaar zijn om het hele programma in gedeeld beheer met de lidstaten volgens de bepalingen van sectie 2 van dit hoofdstuk uit te voeren.

2.  Het financieringsplan van het grensoverschrijdende programma als bedoeld in artikel 94, lid 2, eerste alinea, omvat:

a) een tabel die alle deelnemende lidstaten bestrijkt, en

b) een tabel voor elk van de deelnemende begunstigde landen.

3.  Het deel van het grensoverschrijdende programma dat betrekking heeft op de deelnemende lidstaten wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van sectie 2 van dit hoofdstuk.

Het deel van het grensoverschrijdende programma dat betrekking heeft op de deelnemende begunstigde landen wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van sectie 3 van dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 142. De bepalingen die betrekking hebben op het gezamenlijke comité van toezicht van artikel 110 zijn van toepassing.

4.  De uitvoeringsbepalingen van het grensoverschrijdende programma als bedoeld in artikel 94, lid 1, onder h), maken een onderscheid tussen regelingen voor de deelnemende lidstaten en regelingen voor de deelnemende begunstigde landen.

5.  Na de selectie van gemeenschappelijke activiteiten overeenkomstig de bepalingen van artikel 95, verleent de beheersautoriteit subsidie aan de eerstverantwoordelijke begunstigde van de deelnemende lidstaten.

Bij gedecentraliseerd beheer verlenen de operationele structuren in de deelnemende begunstigde landen subsidie aan de eerstverantwoordelijke begunstigden van hun respectieve landen.

Bij gecentraliseerd beheer verleent de Commissie subsidie aan de eerstverantwoordelijke begunstigde in elk deelnemende begunstigd land.

Artikel 100

Beëindiging van overgangsregelingen

1.  Indien de deelnemende landen gereed zijn om overeenkomstig artikel 98, lid 1, over te schakelen op uitvoering in gedeeld beheer, dienen zij bij de Commissie een herzien grensoverschrijdend programma in met één enkel financieringsplan dat is gebaseerd op het indicatieve meerjarenprogramma voor de volgende drie jaar, tezamen met een herziene beschrijving van de beheer- en controlesystemen en een herzien verslag en advies overeenkomstig artikel 117.

De Commissie onderwerpt het grensoverschrijdende programma aan een hernieuwd onderzoek en evalueert de documentatie die overeenkomstig artikel 117 werd ingediend. Zij besluit dan of een nieuw besluit tot wijziging van het programma moet worden goedgekeurd, zodat het volgens de bepalingen van artikel 98, lid 1, ten uitvoer kan worden gelegd.

2.  De krachtens de overgangsregelingen bepaalde vastleggingen voor het deel van het programma dat de deelnemende begunstigde landen betreft, worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 99 verder uitgevoerd.



Sectie 2

Grensoverschrijdende programma's tussen begunstigde landen en lidstaten



Subsectie 1

Beheer- en controlesystemen

Artikel 101

Algemene beginselen

De door de deelnemende landen opgezette beheer- en controlesystemen voor de grensoverschrijdende programma's voorzien in:

a) de omschrijving van de functies van de bij het beheer en de controle betrokken instanties en de toewijzing van de functies binnen elke instantie;

b) de naleving van het beginsel van functiescheiding tussen dergelijke instanties en binnen elke instantie;

c) procedures om te zorgen voor de juistheid en regelmatigheid van de in het kader van het grensoverschrijdende programma gedeclareerde uitgaven;

d) betrouwbare geautomatiseerde systemen voor de boekhouding, het toezicht en de financiële verslaglegging;

e) in de gevallen waarin de verantwoordelijke instantie de uitvoering van taken aan een andere instantie toevertrouwt, een systeem voor de verslaglegging en het toezicht;

f) regelingen voor de auditing om na te gaan of het systeem functioneert;

g) systemen en procedures om voor een toereikend controlespoor te zorgen;

h) procedures voor de verslaglegging over en het toezicht op onregelmatigheden en voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.

Artikel 102

Aanwijzing van autoriteiten

1.  De landen die aan een grensoverschrijdend programma deelnemen, wijzen één beheersautoriteit, één certificeringsautoriteit en één auditautoriteit aan; deze autoriteiten zijn gevestigd in een van de lidstaten die aan het grensoverschrijdende programma deelnemen. De certificeringsautoriteit neemt de betalingen van de Commissie in ontvangst en verricht, normaliter, de betalingen aan de eerstverantwoordelijke begunstigde, overeenkomstig de bepalingen van artikel 104.

De beheersautoriteit stelt na overleg met de aan het programma deelnemende landen een gezamenlijk technisch secretariaat in. Het gezamenlijke technische secretariaat staat de beheersautoriteit en het in artikel 110 genoemde gezamenlijke comité van toezicht, alsook, indien nodig, de auditautoriteit en de certificeringsautoriteit in de uitvoering van hun respectieve taken bij.

Het gezamenlijke technische secretariaat kan in andere deelnemende landen een antenne hebben.

2.  De auditautoriteit voor het grensoverschrijdende programma wordt bijgestaan door een groep auditeurs met een vertegenwoordiger uit elk land dat aan het grensoverschrijdende programma deelneemt, ter uitvoering van de in artikel 105 genoemde taken. De groep auditeurs wordt uiterlijk drie maanden na het besluit tot goedkeuring van het grensoverschrijdende programma opgericht. Zij stelt haar reglement van orde vast. Zij wordt voorgezeten door de auditautoriteit voor het grensoverschrijdende programma.

De deelnemende landen kunnen met eenparigheid van stemmen besluiten dat de auditautoriteit gemachtigd wordt om de taken bedoeld in artikel 105 rechtstreeks in het hele door het programma bestreken grondgebied uit te oefenen, zonder dat een groep auditeurs zoals omschreven in de eerste alinea nodig is.

De auditeurs zijn onafhankelijk van het in artikel 108 bedoelde controlesysteem.

3.  Elk land dat aan het grensoverschrijdende programma deelneemt, wijst vertegenwoordigers aan om in het gezamenlijke comité van toezicht als bedoeld in artikel 110 zitting te nemen.

4.  Indien een of meer taken van een beheersautoriteit of een certificeringsautoriteit door een bemiddelende instantie worden uitgevoerd, worden de desbetreffende regelingen formeel schriftelijk vastgesteld.

De bepalingen van deze verordening betreffende de beheersautoriteit, de auditautoriteit en de certificeringsautoriteit zijn ook op deze bemiddelende instantie van toepassing.

Artikel 103

Functies van de beheersautoriteit

1.  De beheersautoriteit is ervoor verantwoordelijk dat het grensoverschrijdende programma overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer wordt beheerd en uitgevoerd, en met name:

a) ziet zij erop toe dat de activiteiten voor financiering worden geselecteerd met inachtneming van de voor het grensoverschrijdende programma geldende criteria en gedurende de hele uitvoeringsperiode in overeenstemming zijn met de geldende Gemeenschaps- en nationale voorschriften;

b) zorgt zij ervoor dat er een systeem is om boekhoudkundige gegevens over elke activiteit in het kader van het grensoverschrijdende programma in geautomatiseerde vorm te registreren en te bewaren, en dat de gegevens over de uitvoering die nodig zijn voor het financiële beheer, het toezicht, de verificaties, de audits en de evaluatie worden verzameld;

▼M1

c) gaat zij de regelmatigheid van de uitgaven na; de relevante bepalingen van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1828/2006 zijn hiertoe van overeenkomstige toepassing. De beheersautoriteit overtuigt zich ervan of de uitgaven van elke eindbegunstigde die deelneemt aan een activiteit, door de in artikel 108 bedoelde controleur zijn gevalideerd;

▼B

d) verzekert zij dat de activiteiten worden uitgevoerd overeenkomstig de regels voor overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 121;

e) zorgt zij ervoor dat de eindbegunstigden en de andere bij de uitvoering van activiteiten betrokken instanties voor alle transacties betreffende de activiteiten hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code gebruiken, onverminderd nationale boekhoudregels;

f) verzekert zij dat de evaluatie van grensoverschrijdende programma's overeenkomstig artikel 109 geschiedt;

g) stelt zij procedures in om te garanderen dat alle documenten met betrekking tot uitgaven en audits die nodig zijn om voor een toereikend controlespoor te zorgen, worden bijgehouden overeenkomstig artikel 134;

h) ziet zij erop toe dat de certificeringsautoriteit met het oog op de certificering alle nodige informatie ontvangt over de in verband met de uitgaven gevolgde procedures en verificaties;

i) geeft zij sturing aan de werkzaamheden van het gezamenlijke comité van toezicht, en bezorgt zij het de documenten die het nodig heeft om op de kwaliteit van de uitvoering van het grensoverschrijdende programma toezicht te kunnen houden in het licht van de specifieke doelstellingen daarvan;

j) stelt zij de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering op en, na goedkeuring ervan door het gezamenlijke comité van toezicht, dient zij deze in bij de Commissie;

k) ziet zij erop toe dat de voorschriften inzake voorlichting en publiciteit van artikel 62 worden nagekomen.

2.  De beheersautoriteit stelt, in voorkomend geval in overleg met de eerstverantwoordelijke begunstigde, de uitvoeringsregelingen voor elke activiteit vast.

Artikel 104

Functies van de certificeringsautoriteit

De voor een grensoverschrijdend programma aangewezen certificeringsautoriteit heeft met name tot taak:

a) gecertificeerde uitgavenstaten en betalingsaanvragen op te stellen en bij de Commissie in te dienen;

b) te certificeren dat:

i) de uitgavenstaat juist is, afkomstig is van een betrouwbaar boekhoudsysteem en gebaseerd is op controleerbare bewijsstukken;

ii) de gedeclareerde uitgaven in overeenstemming zijn met de geldende Gemeenschaps- en nationale voorschriften en zijn gedaan voor activiteiten die aan de hand van de voor het programma geldende criteria zijn geselecteerd voor financiering en in overeenstemming zijn met de Gemeenschaps- en de nationale voorschriften;

c) er, met het oog op de certificering, op toe te zien dat zij van de managementautoriteit toereikende informatie krijgt over de procedures die zijn gevolgd en verificaties die zijn verricht in verband met de in de uitgavenstaten vermelde uitgaven;

d) voor de certificering rekening te houden met de resultaten van alle audits die door of onder de verantwoordelijkheid van de auditautoriteit zijn verricht;

e) de boekhoudkundige gegevens in geautomatiseerde vorm bij te houden over de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven; de beheersautoriteiten en de auditautoriteiten hebben toegang tot deze informatie; op schriftelijk verzoek van de Commissie verstrekt de certificeringsautoriteit de Commissie deze informatie binnen tien werkdagen na ontvangst van het verzoek of binnen enige andere overeengekomen termijn, met het oog op documentaire controles en controles ter plaatse;

f) een boekhouding bij te houden van de in te vorderen bedragen en van de bedragen die worden geschrapt naar aanleiding van de volledige of gedeeltelijke intrekking van de bijdrage voor een activiteit; geïnde bedragen worden vóór de afsluiting van het grensoverschrijdende programma teruggestort in de algemene begroting van de Europese Unie door deze in mindering te brengen op de volgende uitgavenstaat;

▼M1

g) de Commissie uiterlijk op 31 maart van elk jaar een verklaring te sturen waarin voor elk zwaartepunt van het grensoverschrijdende programma het volgende wordt vastgesteld:

i) de bedragen die op de in het voorgaande jaar ingediende uitgavenstaten zijn geschrapt naar aanleiding van de volledige of gedeeltelijke intrekking van de overheidsbijdrage voor een activiteit;

ii) de ingevorderde bedragen die op de uitgavenstaten die het voorgaande jaar werden ingediend, in mindering zijn gebracht;

iii) een overzicht van de op 31 december van het voorgaande jaar te innen bedragen, ingedeeld volgens het jaar waarin de terugvorderingsopdrachten werden afgegeven;

iv) een lijst van de bedragen waarvoor in het voorgaande jaar is vastgesteld dat zij niet kunnen worden ingevorderd of waarvan niet wordt verwacht dat zij kunnen worden ingevorderd, ingedeeld volgens het jaar waarin de terugvorderingsopdrachten zijn afgegeven.

Voor de uitvoering van de punten i), ii), en iii), worden de aan de Commissie uit hoofde van artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1828/2006 medegedeelde totale bedragen in verband met onregelmatigheden, overeenkomstig artikel 138, lid 2, van onderhavige verordening, voor elk zwaartepunt verstrekt.

Voor de uitvoering van punt iv), wordt elk aan de Commissie uit hoofde van artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1828/2006 medegedeeld bedrag in verband met een onregelmatigheid, overeenkomstig artikel 138, lid 2, van onderhavige verordening, geïdentificeerd aan de hand van het aan die onregelmatigheid toegekende referentienummer of een andere passende methode.

Voor elk in punt iv) bedoeld bedrag geeft de certificeringsautoriteit aan of zij verlangt dat het aandeel van de Gemeenschap ten laste komt van de algemene begroting van de Europese Unie.

Indien de Commissie binnen één jaar na de datum van indiening van het overzicht niet verzoekt om de informatie voor de uitvoering van artikel 114, lid 2, van onderhavige verordening, de lidstaat niet schriftelijk in kennis stelt van haar voornemen om een onderzoek ten aanzien van dat bedrag te openen of de lidstaat niet verzoekt om de terugvorderingsprocedure voort te zetten, komt het aandeel van de Gemeenschap ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie.

De termijn van één jaar geldt niet voor gevallen van vermoede of vastgestelde fraude.

▼B

Artikel 105

Functies van de auditautoriteit

1.  De auditautoriteit van een grensoverschrijdend programma is functioneel onafhankelijk van de beheersautoriteit en de certificeringsautoriteit en is meer bepaald verantwoordelijk voor het volgende:

a) erop toezien dat er audits worden verricht om na te gaan of het beheers- en controlesysteem van het grensoverschrijdende programma efficiënt functioneert;

b) erop toezien dat er aan de hand van een adequate steekproef audits op activiteiten worden verricht om de gedeclareerde uitgaven te verifiëren;

c) uiterlijk op 31 december van elk jaar volgend op de goedkeuring van het grensoverschrijdende programma tot het vierde jaar dat volgt op de laatste vastlegging:

i) een jaarlijks controleverslag voor te leggen aan de Commissie met de resultaten van de audits die gedurende de voorgaande twaalf maanden, eindigend op 30 juni van het betrokken jaar, en eventuele tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen voor het programma te melden. Het eerste verslag, dat moet worden ingediend uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op de goedkeuring van het programma, bestrijkt de periode van 1 januari van het jaar van de goedkeuring tot 30 juni van het jaar dat volgt op de goedkeuring van het programma. De informatie over de audits die werden uitgevoerd na 1 juli van het vierde jaar dat volgt op de laatste vastlegging wordt opgenomen in het laatste controleverslag dat de onder d) bedoelde verklaring van afsluiting vergezelt. Dit verslag is gebaseerd op de systeemaudits en de audits van activiteiten volgens de punten a) en b) van dit lid;

ii) op basis van de onder de verantwoordelijkheid van de auditautoriteit verrichte controles en audits advies te geven over de vraag of het beheer- en controlesysteem voldoende efficiënt functioneert, om een redelijke garantie te kunnen bieden omtrent de juistheid van de uitgavenstaten die tijdens dat jaar bij de Commissie zijn ingediend, alsmede, bij wijze van gevolgtrekking, een redelijke garantie te kunnen bieden omtrent de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties.

Wanneer er een gezamenlijk systeem voor verschillende grensoverschrijdende IPA-programma's wordt toegepast, kan de onder i) bedoelde informatie worden gegroepeerd, en kunnen het verstrekte advies en de afgegeven verklaring onder ii) gelden voor alle betrokken grensoverschrijdende programma's;

d) uiterlijk op ►M1  31 maart ◄ van het vijfde jaar dat volgt op de laatste vastlegging bij de Commissie een verklaring van afsluiting af te geven met een beoordeling van de geldigheid van de aanvraag voor de betaling van het eindsaldo, alsmede van de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties die zijn vermeld in de definitieve uitgavenstaat; deze verklaring gaat vergezeld van het laatste controleverslag. Deze verklaring van afsluiting wordt gebaseerd op alle auditwerkzaamheden die door of onder de verantwoordelijkheid van de auditautoriteit werden doorgevoerd.

2.  De auditautoriteit ziet erop toe dat bij de auditwerkzaamheden rekening wordt gehouden met internationaal aanvaarde auditnormen.

3.  Als de in lid 1, onder a) en b), bedoelde audits en controles worden uitgevoerd door een andere instantie dan de auditautoriteit, ziet de auditautoriteit erop toe dat dergelijke instanties de nodige functionele onafhankelijkheid hebben.

4.  Indien de tekortkomingen die in de beheer- of controlesystemen aan het licht zijn gekomen of de omvang van de geconstateerde onregelmatige uitgaven voor het in lid 1, onder c), bedoelde jaarlijkse advies of de in lid 1, onder d), bedoelde verklaring van afsluiting geen verklaring zonder beperking toelaten, geeft de auditautoriteit de redenen daarvoor aan en raamt zij de omvang van het probleem en de financiële gevolgen daarvan.

Artikel 106

Controlespoor

Voor de audits als bedoeld in artikel 105, lid 1, onder b), wordt een controlespoor als voldoende beschouwd indien het voor het betrokken grensoverschrijdende programma aan de volgende criteria voldoet:

a) het maakt het mogelijk de aan de Commissie medegedeelde gecertificeerde totale bedragen in overeenstemming te brengen met de gedetailleerde boekhoudkundige gegevens en bewijsstukken van de certificeringsautoriteit, de beheersautoriteit, de bemiddelende instanties en de eerstverantwoordelijke begunstigden met betrekking tot in het kader van het grensoverschrijdende programma medegefinancierde activiteiten;

b) het maakt verificatie mogelijk van de betaling van de overheidsbijdrage aan de eerstverantwoordelijke begunstigde en elke eindbegunstigde;

c) het maakt verificatie mogelijk van de toepassing van de selectiecriteria die door het gezamenlijke comité van toezicht voor het grensoverschrijdende programma werden opgesteld;

d) het omvat voor elke activiteit de technische specificaties en het financieringsplan, documenten inzake de goedkeuring van de subsidie, documenten inzake de procedures voor overheidsopdrachten, voortgangsverslagen en verslagen over uitgevoerde verificaties en audits.

Artikel 107

Audits van activiteiten

1.  De in artikel 105, lid 1, onder b), bedoelde audits worden vanaf 1 juli van het jaar dat volgt op de goedkeuring van het grensoverschrijdende programma om de twaalf maanden doorgevoerd op een steekproef van activiteiten die worden geselecteerd door middel van een door de auditautoriteit in overleg met de Commissie opgezette en goedgekeurde methode.

De audits worden ter plaatse doorgevoerd op basis van documentatie en dossiers die door de eindbegunstigde worden bijgehouden.

De deelnemende landen verzekeren een passende verdeling van de audits over de periode van tenuitvoerlegging.

2.  In de audits wordt de naleving van de volgende voorwaarden gecontroleerd:

a) de activiteit beantwoordt aan de criteria van het grensoverschrijdende programma, zij is ten uitvoer gebracht overeenkomstig het goedkeuringsbesluit en voldoet aan alle toepasselijke voorwaarden inzake functionaliteit, gebruik, en te bereiken doelstellingen;

b) de gedeclareerde uitgaven stemmen overeen met de boekhoudkundige gegevens en bewijsstukken van de eindbegunstigde;

c) de door de eindbegunstigde gedeclareerde uitgaven zijn in overeenstemming met de communautaire en nationale voorschriften;

d) de overheidsbijdrage is aan de eindbegunstigde uitgekeerd overeenkomstig artikel 40, lid 9.

3.  Indien geconstateerde problemen een systematisch karakter blijken te vertonen en dus een risico voor andere activiteiten in het kader van het grensoverschrijdende programma kunnen inhouden, zorgt de auditautoriteit ervoor dat er nader onderzoek wordt verricht, zo nodig met aanvullende audits, om de omvang van die problemen vast te stellen. De nodige preventieve en corrigerende maatregelen worden door de relevante autoriteiten genomen.

4.  Ten minste 5 % van de totale uitgaven die door de eerstverantwoordelijke begunstigden worden gedeclareerd en in de eindverklaring betreffende de daadwerkelijk verrichte uitgaven bij de Commissie gecertificeerd, wordt overeenkomstig lid 2 gecontroleerd vóór de sluiting van het grensoverschrijdende programma.

Artikel 108

Controlesysteem

1.  Voor de validering van de uitgaven zet elk deelnemend land een controlesysteem op aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de medegefinancierde goederen en diensten zijn geleverd, of de uitgaven die voor op zijn grondgebied uitgevoerde activiteiten of delen van activiteiten zijn gedeclareerd, juist zijn en of die uitgaven en daarmee samenhangende activiteiten of delen van activiteiten in overeenstemming zijn met de nationale en, indien relevant, de Gemeenschapsregels.

Daartoe wijst elk deelnemend land de controleurs aan die belast zijn met de controle van de wettigheid en de rechtmatigheid van de uitgaven die worden gedeclareerd door elke eindbegunstigde die aan de activiteit deelneemt. De deelnemende landen kunnen besluiten één controleur voor het hele programmagebied aan te wijzen.

Als alleen voor de volledige activiteit kan worden nagegaan of de medegefinancierde goederen en diensten zijn geleverd, wordt die controle verricht door de controleur van het deelnemende land waarin de eerstverantwoordelijke begunstigde gevestigd is, of door de beheersautoriteit.

▼M1

2.  Elk deelnemend land zorgt ervoor dat de uitgaven door de controleurs kunnen worden gevalideerd binnen een periode van drie maanden na datum van indiening door eindbegunstigde bij de controleurs.

▼B



Subsectie 2

Evaluatie en toezicht

Artikel 109

Evaluatie

1.  Evaluaties hebben tot doel de kwaliteit, de doeltreffendheid en de samenhang van de bijstandsverlening uit de fondsen, en de strategie en uitvoering van de grensoverschrijdende programma's te verbeteren, waarbij rekening wordt gehouden met de doelstelling van duurzame ontwikkeling en met het relevante Gemeenschapsrecht inzake milieueffect en strategische milieueffectrapportage.

2.  De deelnemende landen verrichten gezamenlijk de voorafgaande evaluatie voor elk grensoverschrijdend programma.

De voorafgaande evaluatie heeft tot doel de begrotingsmiddelen optimaal te verdelen over de operationele programma's en de kwaliteit van de programmering te verbeteren. Zij omvat de bepaling en beoordeling van: de afwijkingen, lacunes en ontwikkelingsmogelijkheden, de te bereiken doelstellingen, de verwachte resultaten, de gekwantificeerde doelstellingen, indien nodig de coherentie van de voor de regio voorgestelde strategie, de meerwaarde van het optreden van de Gemeenschap, de mate waarin rekening is gehouden met de communautaire prioriteiten, de uit de voorgaande programmering getrokken lering en de kwaliteit van de procedures voor tenuitvoerlegging, toezicht, evaluatie en financieel beheer.

De voorafgaande evaluatie wordt aan het grensoverschrijdende programma gehecht.

3.  Tijdens de programmeringsperiode verrichten de deelnemende landen evaluaties die gerelateerd zijn aan het toezicht op de grensoverschrijdende programma's, met name wanneer uit het toezicht op de programma's blijkt dat aanzienlijk wordt afgeweken van de oorspronkelijk gestelde doelen, of wanneer voorstellen voor de herziening van grensoverschrijdende programma's worden gedaan. De resultaten worden toegezonden aan het gezamenlijke comité van toezicht voor het grensoverschrijdende programma en aan de Commissie.

Indien de resultaten leiden tot een herziening van het resterende programma als bedoeld in artikel 93, worden deze besproken binnen het IPA-comité op het ogenblik dat het herziene grensoverschrijdende programma wordt ingediend.

4.  De evaluaties worden uitgevoerd door interne of externe deskundigen of instanties die onafhankelijk opereren van de in artikel 102 bedoelde certificerings- en auditautoriteiten. De resultaten van de evaluatie worden bekendgemaakt overeenkomstig de toepasselijke voorschriften inzake de toegang tot documenten.

5.  De evaluatie wordt gefinancierd uit de begroting voor technische bijstand als bedoeld in artikel 94, lid 1, onder f).

Artikel 110

Gezamenlijk comité van toezicht

1.  De deelnemende landen zetten een gezamenlijk comité van toezicht op voor elk grensoverschrijdend programma, binnen drie maanden na de datum van kennisgeving aan de deelnemende landen van het besluit tot goedkeuring van het grensoverschrijdende programma.

Het gezamenlijke comité van toezicht komt ten minste twee keer per jaar bijeen, op initiatief van de deelnemende landen of van de Commissie.

Indien het grensoverschrijdende programma wordt uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99, vervult voor de begunstigde landen waar de steun op gedecentraliseerde basis wordt verstrekt, het gezamenlijke comité van toezicht de rol van sectoraal comité van toezicht als bedoeld in artikel 59.

2.  Elk gezamenlijk comité van toezicht stelt zijn eigen reglement van orde op, binnen het institutionele, juridische en financiële kader van de deelnemende landen en overeenkomstig het door de Commissie vastgestelde mandaat voor een gezamenlijk comité van toezicht, zodat de taken worden vervuld in overeenstemming met deze verordening. Het reglement van orde wordt goedgekeurd in overleg met de beheersautoriteit en, indien het programma wordt uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99, in overleg met de nationale IPA-coördinator(en) van het (de) deelnemende land(en).

3.  Het gezamenlijke comité van toezicht wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van een van de deelnemende landen of de beheersautoriteit.

Bij de samenstelling van het comité overeenkomstig artikel 102, lid 3, houden de deelnemende landen rekening met de bepalingen van artikel 87.

4.  De Commissie neemt als adviseur deel aan de werkzaamheden van het gezamenlijke comité van toezicht. Een vertegenwoordiger van de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds kan als adviseur aan het comité deelnemen voor de grensoverschrijdende programma's die door de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds medegefinancierd worden.

5.  Het gezamenlijke comité van toezicht vergewist zich van de doeltreffendheid en de kwaliteit van de uitvoering van het grensoverschrijdende programma. Daartoe:

a) worden de criteria voor de selectie van de door het grensoverschrijdende programma te financieren activiteiten door het comité van toezicht onderzocht en goedgekeurd en worden deze criteria herzien naargelang van de programmeringsbehoeften;

b) wordt geregeld de geboekte vooruitgang met het bereiken van de specifieke doelstellingen van het grensoverschrijdende programma nagegaan op basis van documentatie die door de beheersautoriteit wordt ingediend en, indien het programma wordt uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99, door de operationele structuren in de deelnemende begunstigde landen;

c) onderzoekt het comité van toezicht de resultaten van de uitvoering, met name de verwezenlijking van de voor elk zwaartepunt vastgestelde doelstellingen, en de in artikel 57, lid 4, en artikel 109 bedoelde evaluaties;

d) worden de jaarverslagen en eindverslagen over de uitvoering als bedoeld in artikel 112 door het comité van toezicht onderzocht en goedgekeurd en, indien het programma wordt uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99, onderzoekt het comité van toezicht de verslagen als bedoeld in artikel 144;

e) wordt het comité van toezicht in kennis gesteld van het jaarlijkse controleverslag als bedoeld in artikel 105, lid 1, onder c), en, indien het programma wordt uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99, van het (de) jaarlijkse auditverslag(en) als bedoeld in artikel 29, lid 2, onder b), eerste streepje, en van enige andere relevante opmerkingen die de Commissie na bestudering van deze verslagen maakt;

f) is het comité van toezicht verantwoordelijk voor de selectie van activiteiten, maar het kan deze taak delegeren aan een stuurcomité dat erover verslag uitbrengt;

g) kan het comité van toezicht elke herziening of toetsing van het grensoverschrijdende programma voorstellen die erop is gericht de in artikel 86, lid 2, omschreven doelstellingen te bereiken of het beheer, met inbegrip van het financiële beheer, te verbeteren;

h) wordt elk voorstel tot wijziging van de inhoud van het grensoverschrijdende programma door het comité van toezicht onderzocht en goedgekeurd.

Artikel 111

Regelingen voor het toezicht

1.  De beheersautoriteit en het gezamenlijke comité van toezicht zien toe op de kwaliteit van de uitvoering van het grensoverschrijdende programma.

2.  De beheersautoriteit en het gezamenlijke comité van toezicht oefenen het toezicht uit aan de hand van financiële indicatoren, alsook de in artikel 94, lid 1, onder d), genoemde indicatoren.

3.  De uitwisseling van gegevens met het oog op toezicht tussen de Commissie en de in artikel 102 bedoelde autoriteiten geschiedt langs elektronische weg.

Artikel 112

Jaarverslag en eindverslag over de uitvoering

1.  Uiterlijk op 30 juni van elk jaar dient de beheersautoriteit bij de Commissie een door het gezamenlijke comité van toezicht goedgekeurd jaarverslag in over de uitvoering van het grensoverschrijdende programma. Het eerste jaarverslag wordt ingediend in het tweede jaar dat volgt op de goedkeuring van het programma.

De beheersautoriteit dient uiterlijk op ►M1  31 maart van het vijfde jaar ◄ dat volgt op de laatste vastlegging een eindverslag in over de uitvoering van het grensoverschrijdende programma.

2.  De in lid 1 bedoelde verslagen moeten de volgende elementen omvatten:

a) de vorderingen die bij de uitvoering van het grensoverschrijdende programma en de prioriteiten zijn geboekt in het licht van de specifieke, controleerbare doelstellingen ervan, met waar mogelijk een kwantificering aan de hand van de in artikel 94, lid 1, onder d), bedoelde indicatoren op het niveau van het zwaartepunt;

b) de financiële uitvoering van het grensoverschrijdende programma met per zwaartepunt:

▼M1

i) de uitgaven die door de eindbegunstigde zijn betaald en zijn opgenomen in aan de beheersautoriteit toegezonden betalingsaanvragen en de daarmee overeenstemmende overheidsbijdrage;

▼B

ii) de totale van de Commissie ontvangen betalingen, met een kwantificering van de in artikel 111, lid 2, bedoelde financiële indicatoren, en

iii) de uitgaven die zijn betaald door de instantie die verantwoordelijk is voor het verrichten van de betalingen aan de begunstigden;

c) de maatregelen die de beheersautoriteit of het gezamenlijke comité van toezicht hebben genomen om de kwaliteit en de doeltreffendheid van de uitvoering te waarborgen, en met name:

i) de maatregelen op het gebied van toezicht en evaluatie, met inbegrip van de voorschriften inzake gegevensverzameling;

ii) in voorkomend geval, een samenvatting van belangrijke problemen die bij de uitvoering van het grensoverschrijdende programma zijn ondervonden, en van maatregelen die zijn genomen, mede naar aanleiding van op grond van artikel 113 gemaakte opmerkingen;

iii) het gebruik van technische bijstand;

d) de maatregelen die zijn genomen om informatie te verstrekken over en bekendheid te geven aan het grensoverschrijdende programma;

e) informatie over belangrijke problemen die in verband met de inachtneming van de communautaire wetgeving bij de uitvoering van het operationele programma zijn ondervonden, en de maatregelen die zijn genomen om die te verhelpen;

f) het gebruik van bijstand die tijdens de periode van de uitvoering van het grensoverschrijdende programma voor de beheersautoriteit of een andere openbare autoriteit beschikbaar is geworden na de financiële correcties bedoeld in artikel 138;

g) indien het programma wordt uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99, de vooruitgang die is geboekt met de uitvoering in gedeeld beheer in het gehele gebied van het grensoverschrijdende programma.

In voorkomend geval mag de in de punten a) tot en met g) van dit lid bedoelde informatie in beknopte vorm worden verstrekt.

De onder c) en f) bedoelde informatie hoeft niet te worden opgenomen als zich sinds het vorige verslag geen significante wijzigingen hebben voorgedaan.

3.  De Commissie stelt de deelnemende landen in kennis van haar advies over de inhoud van de door de beheersautoriteit ingediende jaarverslagen over de uitvoering binnen drie maanden na de datum van ontvangst ervan. Voor het eindverslag over een grensoverschrijdende programma bedraagt deze termijn maximaal vijf maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het verslag. Als de Commissie niet binnen de gestelde termijn heeft geantwoord, worden de verslagen geacht aanvaard te zijn.

Artikel 113

Jaarlijks onderzoek van de programma's

1.  Elk jaar onderzoeken de Commissie en de beheersautoriteit ter gelegenheid van de indiening van het in artikel 112 bedoelde jaarverslag over de uitvoering de vorderingen die bij de uitvoering van het grensoverschrijdende programma zijn gemaakt, de belangrijkste resultaten van het voorgaande jaar, de financiële uitvoering en andere factoren, met het oog op de verbetering van de uitvoering.

Voorts kunnen ook aspecten inzake de werking van het beheer- en controlesysteem die aan het licht zijn gebracht in het laatste jaarlijkse controleverslag als bedoeld in artikel 105, lid 1, punt c), i), worden onderzocht.

2.  Na het in lid 1 bedoelde onderzoek kan de Commissie opmerkingen doen toekomen aan de deelnemende landen en aan de beheersautoriteit, die het gezamenlijke comité van toezicht ervan in kennis stelt. De deelnemende landen delen de Commissie mee welk gevolg aan die opmerkingen is gegeven.



Subsectie 3

Verantwoordelijkheden van de deelnemende landen en van de Commissie

Artikel 114

Beheer en controle

1.  De deelnemende landen zijn verantwoordelijk voor het beheer en de controle van de grensoverschrijdende programma's, in het bijzonder door middel van de volgende maatregelen:

a) zij zorgen ervoor dat beheer- en controlesystemen voor grensoverschrijdende programma's worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 101 en 105, en dat deze systemen doeltreffend functioneren;

b) zij voorkomen onregelmatigheden, sporen ze op en corrigeren ze en vorderen onverschuldigd betaalde bedragen terug, in voorkomend geval verhoogd met rente wegens laattijdige betaling. Zij stellen de Commissie in kennis van onregelmatigheden en houden haar op de hoogte van het verloop van administratieve en gerechtelijke procedures.

2.  Onverminderd de verantwoordelijkheid van de deelnemende landen voor het opsporen en corrigeren van onregelmatigheden en voor het terugvorderen van onterecht betaalde bedragen, zorgt de certificeringsautoriteit ervoor dat alle ten gevolge van een onregelmatigheid betaalde bedragen van de eerstverantwoordelijke begunstigde teruggevorderd worden. De eindbegunstigden betalen de eerstverantwoordelijke begunstigde de onverschuldigd betaalde bedragen terug volgens de tussen hen gesloten overeenkomst. Als de eerstverantwoordelijke begunstigde er niet in slaagt terugbetaling van een eindbegunstigde te verkrijgen, betaalt het deelnemende land op het grondgebied waarvan de betrokken eindbegunstigde is gevestigd, het bedrag dat onverschuldigd aan die eindbegunstigde is betaald, aan de certificeringsautoriteit terug.

Artikel 115

Beschrijving van de beheer- en controlesystemen

1.  Voor de betaling van de voorfinanciering als bedoeld in artikel 128 dient de lidstaat op het grondgebied waarvan de beheersautoriteit is gevestigd, bij de Commissie een beschrijving van de beheer- en controlesystemen in, waarbij meer bepaald worden bestreken de organisatie en de procedures van:

a) de beheers- en certificeringsautoriteit en de bemiddelende instanties als bedoeld in artikel 102;

b) de auditautoriteit en andere instanties die audits verrichten als bedoeld in artikel 102.

2.  Wat de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit en elke bemiddelende instantie betreft, verstrekt de in lid 1 genoemde lidstaat de volgende informatie aan de Commissie:

a) een beschrijving van de hun opgedragen taken;

b) het organisatieschema van de instantie, de verdeling van de taken over of binnen de afdelingen ervan, en het indicatieve aantal toegewezen posten;

c) de procedures voor de selectie en de goedkeuring van activiteiten;

▼M1

d) de procedures voor ontvangst, verificatie en validatie van de verzoeken tot terugbetaling van de eindbegunstigden, en de procedures voor de goedkeuring, uitvoering en boeking van betalingen;

▼B

e) de procedures voor het opstellen, certificeren en indienen bij de Commissie van uitgavenstaten;

f) een verwijzing naar de schriftelijke procedures in verband met de punten c), d) en e);

g) door de deelnemende landen vastgestelde subsidiabiliteitsregels van toepassing op het grensoverschrijdende programma;

h) het systeem voor het bijhouden van gedetailleerde boekhoudkundige gegevens over activiteiten in het kader van het grensoverschrijdende programma.

3.  Wat de auditautoriteit en andere instanties betreft, verstrekt de in lid 1 genoemde lidstaat de volgende informatie aan de Commissie:

a) een beschrijving van hun respectieve taken en verhoudingen;

b) het organisatieschema van de auditautoriteit en van alle andere organen die audits uitvoeren in het kader van het grensoverschrijdende programma, met een beschrijving van hoe hun onafhankelijkheid wordt gewaarborgd, het indicatieve aantal posten dat eraan is toegekend en de kwalificaties van het personeel;

c) de procedures voor toezicht op de uitvoering van de aanbevelingen en corrigerende maatregelen die voortvloeien uit de auditverslagen;

d) waar nodig, de procedure voor toezicht op de werkzaamheden van de instanties die zijn betrokken bij audits door de auditautoriteit in verband met het grensoverschrijdende programma;

e) de procedures voor de voorbereiding van het jaarlijkse controleverslag en de verklaringen van afsluiting.

Artikel 116

Evaluatie van de beheer- en controlesystemen

1.  De in lid 115 bedoelde beschrijving gaat vergezeld van een verslag waarin de resultaten van een evaluatie van de systemen zijn uiteengezet en een advies wordt gegeven over de conformiteit van die systemen met de artikelen 101 en 105. Als in dit advies bezwaren worden gemaakt, worden in het verslag de tekortkomingen en de ernst daarvan aangegeven. Het deelnemende land stelt de Commissie in kennis van de te nemen corrigerende maatregelen en van het tijdschema voor de uitvoering daarvan, en bevestigt vervolgens dat de maatregelen in kwestie zijn genomen en de overeenkomstige bezwaren zijn ingetrokken.

2.  Het verslag en het advies als bedoeld in lid 1 worden opgesteld door de auditautoriteit of door een functioneel van de beheersautoriteit en de certificeringsautoriteit onafhankelijke particuliere of overheidsinstantie die haar werkzaamheden uitvoert volgens internationaal aanvaarde auditnormen.

3.  Indien het desbetreffende beheer- en controlesysteem in grote lijnen hetzelfde is als het systeem dat krachtens Verordening (EG) nr. 1083/2006 is goedgekeurd, kan rekening worden gehouden met de resultaten van de audits die door nationale en communautaire auditeurs in verband met dat systeem zijn verricht, voor wat betreft de opstelling van het verslag en advies als bedoeld in lid 1.

4.  Het in lid 1 bedoelde verslag wordt geacht aanvaard te zijn, en de voorfinancieringsbetaling wordt verricht, in de volgende omstandigheden:

a) binnen twee maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het verslag, indien het hierboven bedoelde advies geen bezwaren bevat en de Commissie geen opmerkingen heeft geformuleerd;

b) indien het advies bezwaren bevat, wanneer aan de Commissie is bevestigd dat voor de belangrijkste onderdelen van de systemen corrigerende maatregelen zijn genomen en de overeenkomstige bezwaren zijn ingetrokken en, indien de Commissie binnen twee maanden, te rekenen vanaf de datum van bevestiging, geen bezwaren heeft gemaakt.

Artikel 117

Vereisten voor beëindiging van de overgangsregelingen

1.  Indien een grensoverschrijdend programma wordt uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99, en de deelnemende landen gereed zijn om op de in artikel 98, lid 1, genoemde uitvoeringsvoorschriften over te schakelen, dienen zij bij de Commissie een herziene beschrijving van de beheer- en controlesystemen in, samen met een herzien verslag en advies volgens artikel 116, lid 1.

2.  Indien het advies bezwaren bevat, kan het besluit van de Commissie tot wijziging van het programma slechts worden genomen, wanneer aan de Commissie is bevestigd dat voor de belangrijkste onderdelen van de systemen corrigerende maatregelen zijn genomen en de overeenkomstige bezwaren zijn ingetrokken.

Artikel 118

Afsluiting en mededeling van regelingen tussen deelnemende landen

Naast de informatie die is opgesomd in artikel 115, leden 2 en 3, omvat de beschrijving van het beheer- en controlesysteem de regelingen die zijn overeengekomen tussen de deelnemende landen om de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit en de auditautoriteit in de gelegenheid te stellen hun taken uit hoofde van deze verordening te vervullen en te verzekeren dat de deelnemende landen hun verplichtingen inzake de terugvordering van onterechte uitbetalingen als bedoeld in artikel 114, lid 2, nakomen.

Deze regelingen worden, samen met de voorzieningen inzake de voorschriften en procedures voor overheidsopdrachten als bedoeld in artikel 121, opgenomen in een schriftelijke overeenkomst tussen de deelnemende landen en gevoegd bij de beschrijving van de beheer- en controlesystemen als bedoeld in artikel 115.

Artikel 119

Verantwoordelijkheden van de Commissie

1.  De Commissie vergewist er zich volgens de procedure van artikel 116 van dat de deelnemende landen beheer- en controlesystemen hebben opgezet die in overeenstemming zijn met de artikelen 101 en 105 en, op basis van jaarlijkse controleverslagen en het jaarlijkse advies van de auditautoriteit als bedoeld in artikel 105, lid 1, onder c), en haar eigen audits, dat de systemen efficiënt functioneren tijdens de periode van de uitvoering van de grensoverschrijdende programma's.

2.  Onverminderd de audits van de deelnemende landen kunnen ambtenaren van de Commissie of gemachtigde vertegenwoordigers van de Commissie audits ter plaatse verrichten om de efficiënte werking van de beheer- en controlesystemen te controleren, waaronder audits van in het grensoverschrijdende programma opgenomen activiteiten; deze audits moeten ten minste tien werkdagen van tevoren worden aangekondigd, behalve in dringende gevallen. Aan deze audits mogen ambtenaren of gemachtigde vertegenwoordigers van de deelnemende landen deelnemen.

Ambtenaren van de Commissie of gemachtigde vertegenwoordigers van de Commissie die naar behoren bevoegd zijn tot het verrichten van audits ter plaatse, krijgen inzage in de boeken en alle andere documenten, inclusief documenten en metagegevens die zijn opgetekend of ontvangen en vastgelegd op een elektronisch medium, die betrekking hebben op uitgaven die gefinancierd zijn door communautaire middelen.

Deze auditbevoegdheden doen niet af aan de toepassing van de nationale bepalingen die bepaalde handelingen voorbehouden aan bij nationaal recht specifiek aangewezen ambtenaren.

3.  De Commissie kan een deelnemend land verzoeken een audit ter plaatse uit te voeren om de efficiënte werking van de systemen of de juistheid van een of meer transacties te verifiëren. Aan deze audits mogen ambtenaren van de Commissie of gemachtigde vertegenwoordigers van de Commissie deelnemen.

Artikel 120

Samenwerking met de auditautoriteiten

De Commissie werkt met de auditautoriteiten van de grensoverschrijdende programma's samen om hun respectieve auditplannen en auditmethoden te coördineren en wisselt onmiddellijk de resultaten van de op beheer- en controlesystemen verrichte audits uit om zo goed mogelijk gebruik te maken van de beschikbare hulpbronnen en om onnodige doublures te voorkomen.

De Commissie en de auditautoriteiten komen op gezette tijden, minstens eenmaal per jaar bijeen, tenzij zij anders zijn overeengekomen, om gezamenlijk het krachtens artikel 105 ingediende jaarlijkse auditverslag en advies te onderzoeken en om van gedachten te wisselen over andere kwesties in verband met de verbetering van het beheer en de controle van het grensoverschrijdende programma.

Artikel 121

Opdracht

▼M1

1.  Voor de gunning van de opdrachten voor diensten, leveringen en werken gelden voor de procedures de bepalingen van hoofdstuk 3 van deel 2, titel IV van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en hoofdstuk 3, deel 2, titel III van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, alsook Besluit C(2007) 2034 van de Commissie betreffende de voorschriften en procedures van toepassing op opdrachten voor diensten, leveringen en werken die worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen met het oog op de samenwerking met derde landen, met uitzondering van punt II.8.2.

Deze bepalingen zijn van toepassing op het hele gebied van het grensoverschrijdende programma, zowel op het grondgebied van de lidstaten als dat van de begunstigde landen.

▼B

2.  De bepalingen van lid 1 worden opgenomen in de schriftelijke overeenkomst tussen de deelnemende landen als bedoeld in artikel 118.

3.  Indien het grensoverschrijdende programma wordt uitgevoerd uit hoofde van de overgangsregelingen van artikel 99, is lid 1 niet van toepassing op dat deel van het programma dat wordt uitgevoerd op het grondgebied van de lidstaten, tenzij daarover anders wordt beslist door de deelnemende lidstaten.



Subsectie 4

Financieel beheer

Artikel 122

Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de betalingen

1.  De Commissie betaalt de bijdrage uit de communautaire middelen overeenkomstig de kredieten. Iedere betaling wordt afgeboekt op de oudste openstaande betalingsverplichting.

2.  De betalingen gebeuren in de vorm van een voorfinanciering, tussentijdse betalingen en een saldobetaling. De bijdragen worden betaald aan de door de deelnemende landen aangewezen instantie.

3.  Elk jaar stuurt de certificeringsautoriteit de Commissie uiterlijk op 30 april een voorlopige raming van de vermoedelijke betalingsaanvragen voor het lopende begrotingsjaar en het daaropvolgende begrotingsjaar.

4.  Alle correspondentie inzake financiële transacties tussen de Commissie en de autoriteiten en instanties die door de deelnemende landen zijn aangewezen, geschiedt langs elektronische weg. In geval van overmacht, en in het bijzonder wanneer het gemeenschappelijke computersysteem defect is of geen duurzame verbinding tot stand kan worden gebracht, mag de certificeringsautoriteit de uitgavenstaat en de betalingsaanvraag op papier toezenden.

Artikel 123

Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de berekening van de tussentijdse betalingen en de saldobetalingen

De tussentijdse betalingen en de saldobetalingen worden berekend door het medefinancieringspercentage voor elk zwaartepunt toe te passen op de subsidiabele uitgaven die in het kader van dat zwaartepunt zijn vermeld op basis van een door de certificeringsautoriteit gecertificeerde uitgavenstaat.

De bijdrage van de Gemeenschap in de vorm van tussentijdse betalingen en saldobetalingen is evenwel niet hoger dan de overheidsbijdrage en het maximale bedrag aan bijstand uit de communautaire middelen voor elk zwaartepunt zoals bepaald in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het grensoverschrijdende programma.

Artikel 124

Uitgavenstaat

1.  Alle uitgavenstaten bevatten voor elk zwaartepunt het totale bedrag van de subsidiabele uitgaven, overeenkomstig artikel 89, die de eindbegunstigden voor de uitvoering van de activiteiten hebben gedaan, alsmede de overeenkomstige overheidsbijdrage die aan de eindbegunstigden is of zal worden uitgekeerd overeenkomstig de voorwaarden met betrekking tot de overheidsbijdrage. De door de eindbegunstigden betaalde uitgaven moeten worden verantwoord met vereffende facturen of boekhoudkundige stukken met gelijkwaardige bewijskracht.

▼M1

2.  Indien de bijdrage uit het EU-fonds wordt berekend onder verwijzing naar de overheidsuitgaven, heeft, wat betreft artikel 90, lid 2, informatie over andere uitgaven dan overheidsuitgaven geen invloed op het verschuldigde bedrag zoals berekend op basis van de betalingsaanvraag.

▼B

Artikel 125

Cumulatie van voorfinanciering en tussentijdse betalingen

Artikel 40, lid 5, is van overeenkomstige toepassing.

▼M1

Artikel 126

Volledigheid van de betalingen aan de eindbegunstigden

De bepalingen van artikel 40, lid 9, zijn van overeenkomstige toepassing.

▼B

Artikel 127

Gebruik van de euro

1.  De in het voorgelegde grensoverschrijdende programma van de deelnemende landen vastgestelde bedragen, de bedragen van gecertificeerde uitgavenstaten, betalingsaanvragen en uitgaven als vermeld in de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering luiden in euro.

2.  De bedragen van de besluiten van de Commissie betreffende grensoverschrijdende programma's, en van de vastleggingen en de betalingen van de Commissie luiden in euro en worden in euro uitgevoerd.

3.  De eerstverantwoordelijke begunstigden van projecten waarbij eindbegunstigden in deelnemende landen zijn betrokken die op het ogenblik van de betalingsaanvraag de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, zetten de bedragen van de uitgaven in nationale munt in euro om.

▼M1

Het bedrag wordt in euro omgezet aan de hand van de maandelijkse boekhoudkundige koers voor de euro van de Commissie in de maand waarin de uitgave door de eindbegunstigde wordt ingediend bij de controleurs als bedoeld in artikel 108. Deze boekhoudkundige wisselkoers wordt maandelijks langs elektronische weg door de Commissie bekendgemaakt.

▼B

4.  Wanneer de euro de munteenheid van een deelnemend land wordt, blijft de in lid 3 beschreven omrekeningsprocedure van toepassing op alle uitgaven die vóór de datum van inwerkingtreding van de vaste omrekeningskoers tussen de nationale munteenheid en de euro zijn opgenomen in de rekeningen van de certificeringsinstantie.

Artikel 128

Voorfinanciering

1.  Na het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het grensoverschrijdende programma, en na ontvangst van het verslag als bedoeld in artikel 116, keert de Commissie één enkele voorfinanciering uit aan de instantie die door de deelnemende landen werd aangewezen.

Het bedrag van de voorfinanciering bedraagt ►M1  50 % ◄ van de eerste drie vastleggingen voor het programma.

Het bedrag van de voorfinanciering kan in twee tranches worden uitgekeerd, indien dat nodig is in verband met de beschikbaarheid van een vastlegging.

2.  Het totaalbedrag dat als voorfinanciering is uitgekeerd, wordt door de instantie die de deelnemende landen hebben aangewezen, aan de Commissie terugbetaald indien geen enkele betalingsaanvraag voor het grensoverschrijdende programma is toegezonden binnen een termijn van 24 maanden te rekenen vanaf de uitkering van het eerste gedeelte van de voorfinanciering.

Artikel 129

Rente

Artikel 36 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 130

Goedkeuring van de rekeningen

Het als voorfinanciering uitgekeerde bedrag wordt in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van de Commissie volledig behandeld bij de afsluiting van het grensoverschrijdende programma overeenkomstig artikel 133.

Artikel 131

Ontvankelijkheid van de aanvragen voor tussentijdse betalingen

1.  De Commissie verricht tussentijdse betalingen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) bij de Commissie is een betalingsaanvraag ingediend, alsmede een uitgavenstaat overeenkomstig artikel 124;

b) de Commissie heeft tijdens de volledige periode voor elk zwaartepunt niet meer uitbetaald dan het maximale bedrag aan bijstand uit de communautaire middelen als bepaald in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het grensoverschrijdende programma;

c) de beheersautoriteit heeft het meest recente jaarverslag over de uitvoering bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 112;

d) de Commissie heeft ten aanzien van activiteiten waarvoor de uitgaven overeenkomstig de betrokken betalingsaanvraag zijn gedeclareerd, geen met redenen omkleed advies in verband met een inbreuk uitgebracht op grond van artikel 226 van het Verdrag.

2.  Indien niet is voldaan aan één of meer van de in lid 1 vermelde voorwaarden, stelt de Commissie de deelnemende landen en de certificeringsautoriteit daarvan uiterlijk binnen een maand in kennis, zodat de nodige stappen kunnen worden gedaan om de situatie te verhelpen.

Artikel 132

Termijn voor de indiening van de aanvragen voor tussentijdse betalingen en voor de betalingen

1.  De certificeringsautoriteit dient de aanvragen om tussentijdse betalingen voor elk grensoverschrijdend programma voor zover mogelijk driemaal per jaar bij de Commissie in. Voor betalingen die de Commissie nog in het lopende jaar moet verrichten, moeten de betalingsaanvragen uiterlijk op 31 oktober worden ingediend.

2.  Onder voorbehoud van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen en indien de betalingen niet zijn geschorst uit hoofde van artikel 136, verricht de Commissie de tussentijdse betaling binnen twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop een betalingsaanvraag die aan de in artikel 131 genoemde voorwaarden voldoet, bij de Commissie is geregistreerd.

Artikel 133

Voorwaarden voor de betaling van het eindsaldo

1.  De Commissie betaalt het eindsaldo op voorwaarde dat:

a) de certificeringsautoriteit een betalingsaanvraag met de volgende documenten uiterlijk op 31 maart van het vijfde jaar na de laatste vastlegging heeft ingediend:

i) een aanvraag om betaling van het eindsaldo en een uitgavenstaat overeenkomstig artikel 124;

ii) het eindverslag over de uitvoering van het grensoverschrijdende programma, met de in artikel 112 bedoelde gegevens;

iii) een verklaring van afsluiting als bedoeld in artikel 105, lid 1, onder d), en

b) de Commissie heeft ten aanzien van activiteiten waarvoor de uitgaven overeenkomstig de betrokken betalingsaanvraag zijn gedeclareerd, geen met redenen omkleed advies in verband met een inbreuk uitgebracht op grond van artikel 226 van het Verdrag.

2.  Als niet alle in lid 1 genoemde documenten bij de Commissie zijn ingediend, wordt het eindsaldo overeenkomstig artikel 137 ambtshalve doorgehaald.

3.  De Commissie stelt de deelnemende landen in kennis van haar advies over de inhoud van de verklaring van afsluiting binnen de vijf maanden na ontvangst ervan.

Indien de Commissie binnen vijf maanden geen opmerkingen maakt, wordt de verklaring van afsluiting geacht te zijn aanvaard.

4.  Onder voorbehoud van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen betaalt de Commissie het eindsaldo uiterlijk 45 dagen na de laatstvallende van de volgende data:

a) de datum waarop zij het eindverslag aanvaardt overeenkomstig artikel 112, en

b) de datum waarop zij de verklaring van afsluiting aanvaardt.

5.  Onverminderd lid 6 wordt het saldo van de vastlegging twaalf maanden na de betaling van het eindsaldo doorgehaald. Het grensoverschrijdende programma wordt als afgesloten beschouwd indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de betaling van het eindsaldo dat door de Commissie op basis van de in lid 1 bedoelde documenten is bepaald;

b) de toezending door de Commissie aan de deelnemende landen van een debetnota voor onverschuldigd betaalde bedragen in verband met het grensoverschrijdende programma;

c) de doorhaling van het eindsaldo van de vastlegging.

De Commissie stelt de deelnemende landen binnen twee maanden in kennis van de datum van afsluiting van het grensoverschrijdende programma.

6.  Niettegenstaande de resultaten van eventuele door de Commissie of de Europese Rekenkamer verrichte audits kan het eindsaldo dat de Commissie voor een grensoverschrijdend programma heeft betaald, worden gerectificeerd binnen negen maanden na de betaaldatum of, bij een negatief door de deelnemende landen terug te betalen saldo, binnen negen maanden na de datum waarop de debetnota is verzonden. Zulk een rectificatie van het saldo heeft geen gevolgen voor de overeenkomstig lid 5 bepaalde datum van afsluiting van het grensoverschrijdende programma.

Artikel 134

Beschikbaarheid van documenten

1.  Onverminderd de in artikel 87 van het Verdrag opgenomen voorschriften voor staatssteun zorgt de beheersautoriteit ervoor dat alle bewijsstukken betreffende uitgaven en audits in verband met het betrokken grensoverschrijdende programma ter beschikking van de Commissie en de Rekenkamer worden gehouden gedurende een periode van drie jaar volgend op de afsluiting van het grensoverschrijdende programma overeenkomstig artikel 135, lid 5.

In geval van gerechtelijke vervolging of op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie wordt deze termijn geschorst.

2.  De bewijsstukken worden hetzij als originele stukken, hetzij als voor authentiek gewaarmerkte versies op algemeen aanvaarde gegevensdragers bewaard.

3.  De beheersautoriteit houdt een lijst bij van de instanties die de originele stukken inzake uitgaven en controles bewaren, met name:

a) documenten die betrekking hebben op specifieke gedane uitgaven en gedeclareerde uitgaven uit hoofde van de bijstand die nodig zijn voor een toereikend controlespoor, met inbegrip van bewijsstukken dat de medegefinancierde goederen en diensten zijn geleverd;

b) verslagen en documenten inzake controles die door de instanties als bedoeld in artikel 102 zijn verricht.

4.  De beheersautoriteit zorgt ervoor dat de in lid 1 genoemde documenten beschikbaar zijn ter inzage van, en dat afschriften of kopieën ervan beschikbaar worden gesteld aan de personen en instanties die daartoe gemachtigd zijn, onder meer geautoriseerd personeel van de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit, de bemiddelende instanties en de auditautoriteit, alsook geautoriseerd personeel van de Gemeenschap en hun gemachtigde vertegenwoordigers.

5.  De volgende gegevensdragers worden als algemeen aanvaard beschouwd als bedoeld in lid 2:

a) fotokopieën van originelen;

b) microfiches van originelen;

c) elektronische versies van originelen;

d) documenten die alleen in elektronische vorm bestaan.

6.  De certificatieprocedure voor de conformiteit van documenten op algemeen aanvaarde gegevensdragers ten aanzien van de originelen wordt vastgesteld door de nationale autoriteiten en moet garanderen dat de bewaarde versies overeenstemmen met de nationale juridische vereisten en betrouwbaar zijn voor auditdoeleinden.

7.  Indien documenten alleen in een elektronische versie bestaan, moeten de gebruikte computersystemen aan bepaalde veiligheidsnormen voldoen waardoor wordt gegarandeerd dat de bewaarde documenten overeenstemmen met de nationale juridische vereisten en betrouwbaar zijn voor auditdoeleinden.

Artikel 135

Uitstel van betaling

1.  De gedelegeerde ordonnateur in de zin van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 kan de betaling maximaal zes maanden uitstellen als:

a) er in een verslag van een nationale of communautaire auditinstantie aanwijzingen zijn voor significante tekortkomingen in de goede werking van de beheer- en controlesystemen;

b) de gedelegeerde ordonnateur aanvullende verificaties moet verrichten naar aanleiding van te zijner kennis gekomen informatie die hem doet vermoeden dat uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen.

2.  De deelnemende landen en de certificeringsautoriteit worden onmiddellijk in kennis gesteld van de redenen voor dit uitstel. Het uitstel wordt beëindigd zodra de deelnemende landen de nodige maatregelen hebben genomen.

Artikel 136

Schorsing van betalingen

1.  De Commissie kan de tussentijdse betalingen op het niveau van een zwaartepunt of een programma geheel of gedeeltelijk schorsen als:

a) de beheer- en controlesystemen van het programma ernstige tekortkomingen vertonen die afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de procedure voor de certificering van de betalingen, en er in dat verband geen corrigerende maatregelen zijn genomen; of

b) uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen; of

c) er een ernstige inbreuk wordt vastgesteld door een deelnemend land van de verplichtingen krachtens artikel 114.

2.  De Commissie kan besluiten de tussentijdse betalingen geheel of gedeeltelijk te schorsen nadat zij de deelnemende landen in de gelegenheid heeft gesteld binnen twee maanden hun opmerkingen te maken.

3.  De Commissie heft de gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen op als de deelnemende landen de nodige maatregelen hebben genomen om opheffing van de schorsing mogelijk te maken. Als de deelnemende landen niet de vereiste maatregelen nemen, kan de Commissie besluiten de bijdrage van de Gemeenschap aan het grensoverschrijdende programma geheel of gedeeltelijk in te trekken overeenkomstig artikel 138.

Artikel 137

Automatische doorhaling

Voor een automatische en definitieve doorhaling van enig onderdeel van de vastlegging in de begroting voor een grensoverschrijdend programma worden de regels gevolgd van artikel 166, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

Artikel 138

Financiële correcties en onregelmatigheden

1.  Ingeval van financiële correcties zijn de relevante bepalingen van de artikelen 98, 99, 100, 101 en 102 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van overeenkomstige toepassing.

2.  Ingeval van onregelmatigheden zijn de relevante bepalingen van de artikelen 27 tot en met 34 van Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie ( 14 ), tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van overeenkomstige toepassing.



Sectie 3

Grensoverschrijdende programma’s tussen begunstigde landen



Subsectie 1

Beheer- en controlesystemen

Artikel 139

Structuren en autoriteiten

1.  Voor ieder grensoverschrijdend programma richt ieder begunstigd land de operationele structuren op voor het relevante programmadeel.

2.  Deze operationele structuren houden zich onder andere bezig met de voorbereiding van de grensoverschrijdende programma’s zoals beschreven in artikel 91.

3.  De structuren van de begunstigde landen werken nauw samen bij de programmering en uitvoering van het betreffende grensoverschrijdende programma.

4.  Voor elk grensoverschrijdend programma tussen begunstigde landen richten de relevante operationele structuren een gezamenlijk technisch secretariaat en een gezamenlijk comité van toezicht zoals bedoeld in artikel 142 op om hen te ondersteunen bij de uitvoering van hun taken.

Het gezamenlijke technische secretariaat kan in ieder deelnemend land een antenne hebben.

5.  Bij gedecentraliseerd beheer zijn de taken en verantwoordelijkheden van de operationele structuren vergelijkbaar met de in artikel 28 genoemde. Daarnaast gelden de volgende bepalingen:

a) De operationele structuren in ieder deelnemend begunstigd land omvatten één uitvoerend agentschap, dat wordt opgezet binnen de nationale overheid of onder directe controle daarvan.

b) De nationale ordonnateur in ieder deelnemend begunstigd land wijst in overleg met de nationale IPA-coördinator een programmaordonnateur aan als hoofd van het uitvoerende agentschap.

Deze programmaordonnateur moet een nationale overheidsambtenaar van het begunstigde land zijn. Hij is verantwoordelijk voor de activiteiten die worden uitgevoerd door het uitvoerende agentschap.

▼M1

c) Voor het deel van het grensoverschrijdende programma dat betrekking heeft op het betrokken land, is het uitvoerende agentschap verantwoordelijk voor de aanbestedingen, contracten, betalingen, boekhouding en financiële verslaglegging met betrekking tot diensten, leveringen en werkzaamheden, en voor de contracten, betalingen, boekhouding en financiële verslaglegging met betrekking tot subsidies.

▼B

Indien van toepassing is artikel 76 van overeenkomstige toepassing.

▼M1

6.  Bij centraal beheer worden de taken en verantwoordelijkheden van de operationele structuren vastgelegd in de desbetreffende grensoverschrijdende programma’s.

▼B

Artikel 140

Rol van de Commissie bij de selectie van activiteiten

1.  Bij centraal beheer vervult de Commissie de volgende taken:

▼M1

a) goedkeuring van de selectiecriteria voor de activiteiten die gefinancierd worden uit hoofde van een grensoverschrijdend programma, met inbegrip van buiten een oproep tot het indienen van voorstellen vastgestelde activiteiten als bedoeld in artikel 95, lid 1;

▼B

b) goedkeuring van de oproepen tot het indienen van voorstellen en de daarbij behorende informatie voor de aanvragers voorafgaand aan de publicatie;

c) waar relevant de goedkeuring van de samenstelling van het stuurcomité dat de activiteiten selecteert;

d) formele bekrachtiging van de activiteiten die worden geselecteerd door het in artikel 142 bedoelde gezamenlijke comité van toezicht. De bevoegdheid tot definitieve goedkeuring van een activiteit berust bij de Commissie.

2.  Bij gedecentraliseerd beheer wordt het recht van de Commissie om de selectie van activiteiten vooraf te controleren vastgelegd in het besluit van de Commissie waarbij het beheer wordt overgedragen, overeenkomstig artikel 14, lid 3.



Subsectie 2

Evaluatie en toezicht

Artikel 141

Evaluatie

Artikel 109 is van overeenkomstige toepassing. Bij centraal beheer worden de in artikel 109, lid 3, bedoelde evaluaties echter uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Commissie. In dat geval gelden de bepalingen van artikel 109, lid 4, en artikel 109, lid 5, niet.

In geval van grensoverschrijdende programma's tussen begunstigde landen besluit de Commissie in overleg met de deelnemende begunstigde landen of de in artikel 109, lid 2, bedoelde evaluatie vooraf noodzakelijk is, waarbij rekening wordt gehouden met de communautaire middelen voor het programma en het evenredigheidsbeginsel. De Commissie kan steun verlenen voor deze evaluatie.

▼M1

Bij gedecentraliseerd beheer kan de Commissie op elk moment alle evaluaties van de grensoverschrijdende programma’s uitvoeren die zij noodzakelijk acht.

▼B

Artikel 142

Gezamenlijk comité van toezicht

1.  In het geval van grensoverschrijdende programma's tussen begunstigde landen onderling, zetten de deelnemende begunstigde landen een gezamenlijk comité van toezicht op voor elk grensoverschrijdend programma. Dit gezamenlijke comité van toezicht vervult de rol van de in artikel 59 bedoelde sectorale comités van toezicht. In afwijking van artikel 59, lid 1, wordt het gezamenlijke comité van toezicht ingesteld binnen drie maanden na inwerkingtreding van de eerste financieringsovereenkomst in verband met het programma.

De gezamenlijke comités van toezicht komen ten minste twee keer per jaar bijeen, op initiatief van de deelnemende landen of van de Commissie.

2.  Elk gezamenlijk comité van toezicht stelt zijn eigen reglement van orde op, overeenkomstig het door de Commissie vastgestelde mandaat voor een gezamenlijk comité van toezicht en binnen het institutionele, juridische en financiële kader van de deelnemende landen, zodat de taken wordt vervuld in overeenstemming met deze verordening. Dit reglement van orde wordt formeel goedgekeurd.

3.  Het gezamenlijke comité van toezicht wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van een van de deelnemende landen.

Elk deelnemend land wijst vertegenwoordigers aan voor het gezamenlijke comité van toezicht, waaronder vertegenwoordigers van de operationele structuur die verantwoordelijk is voor het programma. Bij de samenstelling van het gezamenlijke comité van toezicht moet rekening worden gehouden met artikel 87.

4.  De Commissie neemt als adviseur deel aan de werkzaamheden van het gezamenlijke comité van toezicht.

5.  Het gezamenlijke comité van toezicht vergewist zich van de doeltreffendheid en de kwaliteit van de uitvoering van het grensoverschrijdende programma. Daartoe:

a) worden de criteria voor de selectie van de door het grensoverschrijdende programma te financieren activiteiten door het comité van toezicht onderzocht en goedgekeurd en worden deze criteria herzien naargelang van de programmeringsbehoeften;

b) wordt regelmatig beoordeeld welke vooruitgang is geboekt met betrekking tot de specifieke doelstellingen van elk grensoverschrijdend programma, op basis van de door de operationele structuren overgelegde documenten;

c) onderzoekt het comité van toezicht de resultaten van de uitvoering, met name de verwezenlijking van de voor elk zwaartepunt vastgestelde doelstellingen, en de in artikel 57, lid 4, en artikel 141 bedoelde evaluaties;

d) worden de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering als bedoeld in artikel 144 door het comité van toezicht onderzocht;

e) wordt het comité van toezicht indien van toepassing in kennis gesteld van het in artikel 29, lid 2, onder b), eerste streepje, bedoelde jaarlijkse auditverslag of verslagen en van eventuele relevante opmerkingen van de Commissie naar aanleiding van dat verslag;

f) is het comité van toezicht verantwoordelijk voor de selectie van activiteiten, maar het kan deze taak delegeren aan een stuurcomité;

g) kan het comité van toezicht elke herziening of toetsing van het grensoverschrijdende programma voorstellen die erop is gericht de in artikel 86, lid 2, omschreven doelstellingen te bereiken of het beheer, met inbegrip van het financiële beheer, te verbeteren;

h) wordt elk voorstel tot wijziging van de inhoud van het grensoverschrijdende programma door het comité van toezicht onderzocht en goedgekeurd.

Artikel 143

Gedeelde taken van de operationele structuren en het gezamenlijke comité van toezicht

De operationele structuren van de deelnemende begunstigde landen en het gezamenlijke comité van toezicht waarborgen de kwaliteit van de uitvoering van het grensoverschrijdende programma. Ze bewaken het programma aan de hand van de in artikel 94, lid 1, onder d), beschreven indicatoren en bij gedecentraliseerd beheer de financiële indicatoren zoals vastgelegd in het grensoverschrijdende programma.

Artikel 144

Jaarverslag en eindverslag over de uitvoering

1.  De operationele structuren van de begunstigde landen die deelnemen aan een grensoverschrijdend programma sturen de Commissie en de nationale IPA-coördinatoren een jaarverslag en een eindverslag over de uitvoering van het grensoverschrijdende programma nadat deze verslagen door het gezamenlijke comité van toezicht zijn onderzocht.

Bij gedecentraliseerd beheer worden de verslagen ook toegezonden aan de bevoegde nationale ordonnateurs.

Het jaarverslag moet jaarlijks voor 30 juni worden ingediend en voor de eerste maal in het tweede jaar na goedkeuring van het grensoverschrijdende programma.

Het eindverslag moet uiterlijk zes maanden na afsluiting van het grensoverschrijdende programma worden ingediend.

2.  De in lid 1 bedoelde verslagen moeten de volgende elementen omvatten:

a) de vorderingen die bij de uitvoering van het grensoverschrijdende programma en de prioriteiten zijn geboekt in het licht van de specifieke, controleerbare doelstellingen ervan, met waar mogelijk een kwantificering aan de hand van de in artikel 94, lid 1, onder d), bedoelde indicatoren op het niveau van het zwaartepunt;

b) gedetailleerde informatie over de financiële uitvoering van het grensoverschrijdende programma;

c) de door de operationele structuren en/of het gezamenlijke comité van toezicht getroffen voorzieningen om de kwaliteit en de doeltreffendheid van de uitvoering te waarborgen, in het bijzonder met betrekking tot:

i) de maatregelen op het gebied van toezicht en evaluatie, met inbegrip van de voorschriften inzake gegevensverzameling;

ii) een samenvatting van eventuele belangrijke problemen die bij de tenuitvoerlegging van het grensoverschrijdende programma zijn ondervonden, en de maatregelen die eventueel zijn genomen;

iii) het gebruik van technische bijstand;

d) de maatregelen die zijn genomen om informatie te verstrekken over en bekendheid te geven aan het grensoverschrijdende programma;

In voorkomend geval mag de in de punten a) tot en met d) van dit lid bedoelde informatie in beknopte vorm worden verstrekt.

De in punt b) bedoelde informatie hoeft alleen bij gedecentraliseerd beheer te worden opgenomen in de verslagen.

De onder c) bedoelde informatie hoeft niet te worden opgenomen als zich sinds het vorige verslag geen significante wijzigingen hebben voorgedaan.



Subsectie 3

Financieel beheer

Artikel 145

Subsidies

Na de selectie van gezamenlijke activiteiten zoals beschreven in artikel 95, wordt ten bate van de eerstverantwoordelijke begunstigde van het desbetreffende begunstigde land subsidie toegekend door de operationele structuren (bij gedecentraliseerd beheer) of door de Commissie (bij gecentraliseerd beheer).

Artikel 146

Regels

Bij gedecentraliseerd beheer zijn artikel 79, leden 1, 2 en 3, en artikel 80 van toepassing.



TITEL III

REGIONALE ONTWIKKELING EN ONTWIKKELING VAN HET MENSELIJK POTENTIEEL



HOOFDSTUK I

Voorwerp van de steun en subsidiabiliteit



Sectie 1

Afdeling regionale ontwikkeling

Artikel 147

Gebieden waarop en vorm waarin steun wordt verleend

1.  In het kader van de afdeling regionale ontwikkeling kan steun worden verleend voor activiteiten op de volgende prioritaire gebieden:

a) vervoersinfrastructuur, met name interconnectie en interoperabiliteit van nationale netwerken en tussen nationale en trans-Europese netwerken;

b) milieumaatregelen met betrekking tot afvalbeheer, watervoorziening, stedelijk afvalwater en luchtkwaliteit; sanering van vervuilde grond; duurzame ontwikkeling in combinatie met milieuvoordelen, zoals energie-efficiëntie en duurzame energie;

c) bevordering van het regionale concurrentievermogen en het productieklimaat, scheppen en behouden van duurzame werkgelegenheid, met name door:

i) zakelijke en technologische dienstverlening voor bedrijven, met name op het gebied van management, marktonderzoek en -ontwikkeling en netwerkvorming;

ii) toegang tot en gebruik van informatie- en communicatietechnologie;

iii) bevordering van technologische ontwikkeling, onderzoek en innovatie, onder meer via samenwerking met het hoger onderwijs, onderzoeksinstellingen en centra voor onderzoek en technologie;

iv) ontwikkeling van netwerken en clusters van bedrijven;

v) opzet en ontwikkeling van financieringsinstrumenten waarmee de toegang tot doorlopende financiering via risicokapitaal, lenings- en garantiefondsen wordt vergemakkelijkt;

vi) lokale infrastructuur en diensten die de opzet, ontwikkeling en uitbreiding van nieuwe en bestaande bedrijven vergemakkelijken;

▼M5

vii) investeringen in onderwijs en opleiding, met inbegrip van beroepsopleiding;

▼M5

viii) investeringen in de gezondheids- en sociale infrastructuur die bijdragen tot de regionale en lokale ontwikkeling.

▼B

2.  In dit verband kan technische bijstand worden verleend voor voorbereidende studies en technische ondersteuning voor subsidiabele activiteiten, waaronder de activiteiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering.

De technische bijstand kan ook worden gebruikt voor de financiering van voorbereiding, beheer, toezicht, evaluatie, informatie en controle en ter versterking van de bestuurlijke capaciteit met betrekking tot de uitvoering van de steun in het kader van deze afdeling van de IPA-verordening.

Artikel 148

Subsidiabiliteit van de uitgaven

1.  Uitgaven komen in aanmerking voor financiering als zij daadwerkelijk zijn betaald na de ondertekening van de financieringsovereenkomst na goedkeuring van het betreffende programma. Bij grote projecten zoals bedoeld in artikel 157 zijn de uitgaven niet subsidiabel voordat de Commissie een besluit heeft goedgekeurd met betrekking tot het project, zoals wordt uiteengezet in artikel 157, lid 3.

▼M1

2.  Naast de regels van artikel 34, lid 3, komt afschrijving van infrastructuur niet in aanmerking.

▼M1

3.  In afwijking van artikel 34, lid 3, kunnen exploitatiekosten, met inbegrip van huurkosten, uitsluitend voor de periode van de medefinanciering van de activiteit, in aanmerking komen.

▼B

Artikel 149

Steunintensiteit en percentage van de bijdrage van de Gemeenschap

1.  Voor deze afdeling worden de subsidiabele uitgaven als bedoeld in artikel 38, lid 1, op de overheidsuitgaven gebaseerd.

▼M1

2.  De bijdrage van de Gemeenschap mag maximaal 85 % van de subsidiabele kosten op het niveau van het zwaartepunt bedragen.

▼B

3.  Voor geen enkele activiteit mag het medefinancieringspercentage hoger zijn dan voor het betrokken zwaartepunt.

Artikel 150

Inkomstengenererende projecten

▼M1

1.  Met betrekking tot deze afdeling is een inkomstengenererend project een project waarvoor pretoetredingssteun wordt aangevraagd voor een investering in infrastructuur, die vervolgens inkomsten oplevert doordat de gebruikers betalen voor het gebruik of een project waarbij grond of gebouwen worden verkocht of verhuurd of andere diensten worden verricht tegen betaling.

2.  Subsidiabele uitgaven voor inkomstengenererende projecten, die overeenkomstig artikel 149 als grondslag dienen voor de berekening van de bijdrage van de Gemeenschap, mogen niet hoger zijn dan de actuele waarde van de investeringskosten minus de actuele waarde van de netto-inkomsten van de investering over een bepaalde referentieperiode voor a) investeringen in infrastructuur; of b) andere projecten waarbij de inkomsten van tevoren objectief kunnen worden geraamd.

▼B

3.  Als niet alle investeringskosten voor medefinanciering in aanmerking komen, worden de netto-inkomsten verhoudingsgewijs toegerekend aan de wel en niet subsidiabele delen van de investeringskosten.

4.  Bij de berekening houdt de operationele structuur rekening met de referentieperiode die past bij de betrokken investeringscategorie, de categorie van het project, de normaal verwachte rentabiliteit van de betrokken investeringscategorie en met de toepassing van het beginsel van de vervuiler betaalt, en eventueel van overwegingen met betrekking tot economische verantwoording, met name op milieugebied.

▼M1

5.  De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op:

a) uit hoofde van deze afdeling medegefinancierde activiteiten waarvan de totale kosten 1 miljoen EUR of minder bedragen;

b) inkomsten die tijdens de gehele economische levensduur van de medegefinancierde investeringen worden verkregen in het geval van investeringen in ondernemingen;

c) inkomsten die worden gegenereerd in het kader van financieringsinstrumenten waarmee de toegang tot doorlopende financiering via risicokapitaal, lenings- en garantiefondsen wordt vergemakkelijkt.

▼B



Sectie 2

Afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel

Artikel 151

Gebieden waarop en vorm waarin steun wordt verleend

1.  Deze afdeling dient bij te dragen aan de versterking van de economische en sociale cohesie en aan de prioriteiten van de Europese werkgelegenheidsstrategie op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en opleiding en sociale integratie.

2.  Deze afdeling heeft met name betrekking op steun aan personen voor de hierna genoemde prioriteiten; de exacte mix en concentratie zal afhangen van de economische en maatschappelijke kenmerken van de begunstigde landen:

a) verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers, bedrijven en ondernemers, om de anticipatie op en het positief omgaan met economische veranderingen te verbeteren, in het bijzonder door de bevordering van:

i) levenslang leren en meer investeringen in menselijke hulpbronnen door bedrijven en werknemers;

ii) opzet en verspreiding van innoverende en productievere werkorganisatiemethoden;

b) betere toegang tot werkgelegenheid en sociale integratie in de arbeidsmarkt van werkzoekenden en werklozen, voorkoming van werkloosheid, met name langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid, stimulering van actief ouder worden, langer doorwerken, grotere arbeidsparticipatie, in het bijzonder door de bevordering van:

i) opzet, modernisering en versterking van arbeidsmarktinstanties;

ii) implementatie van actieve en preventieve maatregelen waarbij de behoeften in een vroeg stadium worden geanalyseerd;

iii) betere toegang tot werkgelegenheid, grotere en structurelere arbeidsparticipatie van vrouwen en meer vooruitgang van vrouwen op de arbeidsmarkt;

iv) grotere arbeidsparticipatie van migranten, waarmee hun maatschappelijke integratie wordt versterkt;

v) meer geografische beroepsmobiliteit van werknemers en grensoverschrijdende integratie van arbeidsmarkten;

c) versterking van de sociale integratie van kansarmen met het oog op hun duurzame integratie in het arbeidsproces en bestrijding van alle vormen van discriminatie op de arbeidsmarkt, in het bijzonder door de bevordering van:

i) trajecten voor integratie en herintreding in het arbeidsproces van kansarmen;

ii) diversiteit en non-discriminatie aanvaarden als uitgangspunten in het arbeidsproces;

d) bevordering van partnerschappen, pacten en initiatieven via netwerkvorming van de belanghebbenden, zoals sociale partners en niet-gouvernementele organisaties op nationaal, regionaal en lokaal niveau teneinde hervormingen te stimuleren op het gebied van werkgelegenheid en integratie op de arbeidsmarkt;

e) uitbreiding en verbetering van investeringen in menselijk kapitaal, in het bijzonder door de bevordering van:

i) opzet, invoering en implementatie van hervormingen van de systemen voor onderwijs en opleiding met het oog op de inzetbaarheid en de arbeidsmarktrelevantie;

ii) meer levenslang leren;

iii) de ontwikkeling van het menselijk potentieel op het gebied van onderzoek en innovatie;

iv) netwerkactiviteiten tussen instellingen voor hoger onderwijs, onderzoek- en technologiecentra en bedrijven;

f) versterking van de institutionele capaciteit en de doelmatigheid van overheidsadministraties en -diensten op nationaal, regionaal en lokaal niveau en, in voorkomend geval, de sociale partners en de niet-gouvernementele organisaties met het oog op hervormingen en goed bestuur op het gebied van werkgelegenheid en onderwijs en opleiding en op sociaal gebied.

3.  Op initiatief van de begunstigde landen kan in het kader van deze afdeling technische bijstand worden toegekend voor voorbereiding, beheer, toezicht, administratieve ondersteuning, informatie, evaluatie en controle van het programma en voor voorbereidende activiteiten met betrekking tot het toekomstige beheer van de Europese structuurfondsen.

4.  De bijstand wordt geconcentreerd op de beleidslijnen en activiteiten die als katalysator zouden kunnen fungeren voor beleidsveranderingen en die goed bestuur en partnerschap bevorderen.

Artikel 152

Subsidiabiliteit van de uitgaven

1.  De volgende uitgaven komen in aanmerking voor subsidie in het kader van maatregelen die onder het in artikel 151 beschreven toepassingsgebied vallen:

a) afschrijving, onder de volgende cumulatieve voorwaarden:

i) er zijn geen nationale of communautaire subsidies verstrekt voor de aankoop van de investering;

ii) de afschrijving wordt berekend volgens de geldende nationale boekhoudkundige regels;

iii) de kosten hebben uitsluitend betrekking op de periode van medefinanciering van het project;

b) bij subsidies de indirecte kosten gedeclareerd op forfaitaire basis tot 20 % van de directe kosten voor een activiteit, mits deze in overeenstemming zijn met de nationale regelgeving, waaronder op boekhoudkundig gebied;

c) aankoop van meubels en apparatuur en de aanpassing en modernisering van bestaande infrastructuur, onder de volgende voorwaarden:

i) het bedrag voor deze activiteiten bedraagt maximaal 15 % van de financiering in het kader van de IPA-verordening voor elk zwaartepunt van het programma (de programma's) binnen deze afdeling;

ii) de investeringen zijn noodzakelijk voor een goede tenuitvoerlegging van het programma binnen deze afdeling en dragen bij aan het effect van de steun;

iii) uit de beoordeling, die wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de operationele structuur, is gebleken dat aankoop te prefereren is boven andere oplossingen wat betreft de prijs-kwaliteitverhouding.

2.  In afwijking van artikel 34, lid 3, komen ook de volgende uitgaven in aanmerking:

a) belastingen, waaronder belastingen op de toegevoegde waarde, als deze niet op enige andere manier kunnen worden teruggevorderd en als wordt aangetoond dat de eindbegunstigde de belastingplichtige is;

b) exploitatiekosten, waaronder huur, uitsluitend voor de periode van medefinanciering van de activiteit;

c) huur of pacht, uitsluitend voor de periode van medefinanciering van de activiteit en als deze constructie te prefereren is boven andere oplossingen wat betreft de prijs-kwaliteitverhouding;

▼M1

d) kosten in verband met een bankgarantie of een vergelijkbare zekerheid die door de begunstigde van een subsidie moet worden gesteld.

▼B

Artikel 153

Steunintensiteit en percentage van de bijdrage van de Gemeenschap

1.  Binnen deze afdeling worden de subsidiabele uitgaven zoals gedefinieerd in artikel 38, lid 1, ofwel op de overheidsuitgaven, ofwel op de totale uitgaven gebaseerd, waarbij deze keuze voor het hele programma geldt.

2.  De bijdrage van de Gemeenschap mag maximaal 85 % van de subsidiabele kosten op het niveau van het zwaartepunt bedragen.

3.  Voor geen enkele activiteit mag het medefinancieringspercentage hoger zijn dan voor het betrokken zwaartepunt.



HOOFDSTUK II

Programmering

Artikel 154

Strategisch coherentiekader

1.  De begunstigde landen stellen op basis van de meerjarige indicatieve planning een strategisch coherentiekader op, dat wordt voorgelegd aan de Commissie. Dit kader vormt het referentiedocument voor de programmering van de afdelingen regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel.

2.  Het strategisch coherentie kader omvat:

a) een korte analyse van de sterke en zwakke punten en de kansen en problemen van de subsidiabele sectoren en de thematische prioriteiten van de afdelingen regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel waarop de begunstigde landen de steun willen concentreren;

b) een beschrijving van de doelstellingen in het kader van de genoemde afdelingen, overeenkomstig de nationale en communautaire prioriteiten, zoals beschreven in de eerste meerjarige indicatieve planning;

c) een lijst van programma’s met een korte beschrijving van de belangrijkste zwaartepunten per programma;

d) een raming van de financiële toewijzingen voor de deelprogramma’s voor een periode van drie jaar, overeenkomstig het meerjarige indicatieve financiële kader en de meerjarige indicatieve planning, en het indicatieve begrotingssaldo voor de deelprogramma’s voor de jaren daarna, voor beide afdelingen.

3.  Daarnaast dienen in het strategisch coherentiekader bepalingen te worden opgenomen met betrekking tot:

a) afstemming op andere nationale programma’s die door internationale financiële instellingen worden ondersteund of andere relevante externe bijstand;

b) afstemming op andere IPA-componenten, met name de afdeling plattelandsontwikkeling.

4.  Het strategisch coherentiekader is een voorwaarde voor de goedkeuring van programma’s in het kader van de afdelingen regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel. Het kader moet aan de Commissie worden voorgelegd voorafgaand aan of uiterlijk tegelijkertijd met het voorstel voor het eerste programma voor de genoemde afdelingen.

5.  Het strategisch coherentiekader wordt opgesteld door de strategisch coördinator, onder verantwoordelijkheid van de nationale IPA-coördinator.

Artikel 155

Operationele programma's

1.  De steun wordt uitgevoerd via meerjarige operationele programma's. Deze operationele programma’s worden opgesteld door de operationele structuren, in nauw overleg met de Commissie en de relevante partijen, en ze worden goedgekeurd door middel van een besluit van de Commissie, overeenkomstig artikel 8, lid 1.

2.  Operationele programma’s omvatten de volgende onderdelen:

a) een beoordeling van de behoeften en doelstellingen op middellange termijn, met een beschrijving van de sterke en zwakke punten en de kansen en problemen van de relevante sectoren, thema’s en regio’s;

b) een overzicht van het overleg met de relevante sociaaleconomische partners en, in voorkomend geval, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld;

c) een beschrijving van de gekozen strategische prioriteiten, in verband met het strategische coherentiekader en de sectorale, thematische en/of geografische mechanismen voor de concentratie van de steun en met de resultaten van de evaluatie vooraf zoals bedoeld in artikel 57, lid 4, en in artikel 166;

d) informatie over het zwaartepunt, de daarmee samenhangende maatregelen de specifieke doelstellingen. Deze doelstellingen moeten zoveel mogelijk worden gekwantificeerd aan de hand van een beperkt aantal resultaatsindicatoren. Op basis van deze indicatoren kan de vooruitgang met betrekking tot de maatregelen worden gemeten, waaronder de doelmatigheid van de doelstellingen met betrekking tot het zwaartepunt en de maatregelen;

e) als een maatregel wordt uitgevoerd via een steunregeling voor bedrijven, worden de uitvoeringsmodaliteiten daarvoor beschreven;

f) een beschrijving van de technische bijstand in verband met een specifiek zwaartepunt. Hiervoor kan communautaire steun worden verleend voor maximaal 6 % van de communautaire bijdrage aan het operationele programma. In deugdelijk gemotiveerde en uitzonderlijke gevallen kan dit percentage worden verhoogd tot 10 %;

g) voor iedere maatregel een overzicht van de beoogde eindbegunstigden, de verwachte selectieprocedures en eventueel de daarmee verband houdende specifieke selectiecriteria;

h) een financiële tabel waarin de volgende gegevens zijn opgenomen voor elk jaar van het overeenkomstige meerjarige financiële kader, voor elk zwaartepunt en bij benadering voor iedere maatregel:

i) het totaalbedrag van de bijdrage van de Gemeenschap;

ii) de nationale bijdrage, onder vermelding van eventuele andere externe bijdragen. Als de bijdrage van de Gemeenschap in het kader van de afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel wordt berekend op basis van de totale uitgaven wordt de nationale bijdrage uitgesplitst naar het deel dat door de overheid en het deel dat door de particuliere sector wordt betaald;

iii) het percentage van de bijdrage van de Gemeenschap;

i) de voorgestelde indicatoren voor evaluatie en toezicht, waaronder de activiteiten en het tijdschema in verband met de evaluatie;

j) een indicatieve lijst van grote projecten voor de afdeling regionale ontwikkeling, onder vermelding van de technische en financiële kenmerken, waaronder de verwachte wijze van financiering, alsmede indicatieve tijdschema’s voor de uitvoering;

k) een beschrijving van de relevante structuren en autoriteiten voor het beheer van en het toezicht op het operationele programma, overeenkomstig de artikelen 21 tot en met 26, 28, 29 en 31.

Artikel 156

Herziening van operationele programma's

1.  Op initiatief van het begunstigde land of van de Commissie kunnen operationele programma’s opnieuw worden bekeken en in voorkomend geval kan het resterende deel van het programma worden aangepast. Een dergelijke herziening kan plaatsvinden in de volgende gevallen:

a) als zich aanzienlijke sociaaleconomische veranderingen hebben voorgedaan;

b) om meer of op een andere wijze rekening te houden met belangrijke wijzigingen in de communautaire of nationale prioriteiten;

▼M1

c) na de herziening van de meerjarige indicatieve planning;

▼B

d) in het licht van de in artikel 166, lid 2, bedoelde evaluaties;

e) wegens moeilijkheden bij de uitvoering.

2.  De Commissie neemt zo snel mogelijk na de officiële indiening door de strategisch coördinator in samenwerking met de nationale IPA-coördinator een besluit over een verzoek tot herziening van een operationeel programma.

3.  Wanneer met de in lid 1 bedoelde herziening van een operationeel programma het toepassingsgebied van het programma wordt uitgebreid, komen aanvullende uitgaven in verband hiermee in aanmerking voor financiering vanaf de datum van goedkeuring van het besluit van de Commissie.

Artikel 157

Grote projecten op het gebied van regionale ontwikkeling

1.  Binnen een operationeel programma kan in het kader van de afdeling regionale ontwikkeling steun worden verleend voor grote projecten.

2.  Een groot project omvat een reeks werkzaamheden, activiteiten of diensten waarmee een op zichzelf staande functie van een welomschreven economisch of technisch karakter wordt vervuld, waarvoor duidelijke doelstellingen zijn vastgelegd en waarvoor de totale kosten hoger zijn dan 10 miljoen EUR.

3.  Grote projecten moeten door de relevante operationele structuur ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Commissie. In het besluit tot goedkeuring van het project worden de fysieke inhoud van het project en het subsidiabele bedrag bepaald, waarvoor het medefinancieringspercentage voor het zwaartepunt geldt. Hierna wordt een bilaterale overeenkomst opgesteld met het begunstigde land, waarin deze elementen worden vastgelegd.

4.  Bij de indiening van een groot project bij de Commissie verstrekt de operationele structuur de volgende gegevens:

a) gegevens over de voor de uitvoering verantwoordelijke instantie;

b) gegevens over de aard van de investering en een beschrijving van de kosten en de plaats van uitvoering;

c) resultaten van haalbaarheidsstudies;

d) een tijdschema voor de uitvoering van het project, die vóór de sluitingsdatum van het betreffende operationele programma moet zijn afgerond;

e) een beoordeling van de algemene sociaaleconomische balans van de activiteit, op basis van een kosten-batenanalyse en met inbegrip van een risicobeoordeling, een beoordeling van het verwachte effect op de betrokken sector en op de sociaaleconomische situatie van het begunstigde land en van het sociaaleconomische effect op de regio in de lidstaat als in het kader van de maatregel activiteiten van daaruit worden overgedragen;

f) een analyse van het milieueffect;

g) het financieringsplan, onder vermelding van de totale verwachte financiële bijdragen en de geplande bijdrage uit hoofde van de IPA-verordening, alsmede andere communautaire of externe financiering. In het plan moet de gevraagde IPA-bijdrage worden gemotiveerd aan de hand van een analyse van de economische levensvatbaarheid.



HOOFDSTUK III

Uitvoering



Sectie 1

Algemene beginselen

Artikel 158

Selectie van activiteiten

1.  Alle activiteiten die niet in de categorie grote projecten vallen en die worden uitgevoerd door andere eindbegunstigden dan de nationale overheid worden geselecteerd door middel van een oproep tot het indienen van voorstellen. De selectiecriteria worden opgesteld door de operationele structuur en worden tegelijk met de oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd.

2.  De operationele structuur stelt voor elke oproep tot het indienen van voorstellen een selectiecomité samen dat de voorstellen analyseert en selecteert en aanbevelingen doet aan de operationele structuur.

De operationele structuur besluit of deze aanbevelingen worden overgenomen en motiveert haar besluit.

De samenstelling en de werkwijze van het selectiecomité worden vastgelegd in de betreffende financieringsovereenkomst.

Artikel 159

Financieringsinstrumenten

1.  Binnen een operationeel programma kan de bijdrage van de Gemeenschap worden gebruikt ter ondersteuning van financiële instrumenten voor bedrijven, zoals risicokapitaalfondsen, garantiefondsen en leningsfondsen. Hierbij wordt de voorkeur gegeven aan kleine en middelgrote ondernemingen.

2.  De gedetailleerde uitvoeringsregels worden beschreven in de financieringsovereenkomst na goedkeuring van een operationeel programma voor bijdragen van de Gemeenschap aan dergelijke financieringsinstrumenten.

▼M5

Artikel 159 bis

Bijdrage aan een trustfonds van de Unie voor externe maatregelen

1.  Uit hoofde van de afdeling regionale ontwikkeling en de afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel mogen acties worden uitgevoerd via bijdragen aan EU-trustfondsen bij het nastreven van de doelstellingen van het desbetreffende operationele programma binnen het respectieve programmagebied.

2.  Met betrekking tot de trustfondsbijdrage omvat het desbetreffende operationele programma alleen de volgende informatie:

a) een beknopte beoordeling van de coherentie van die bijdrage met de doelstellingen van het trustfonds;

b) voor de afdeling regionale ontwikkeling, informatie over het zwaartepunt van de activiteit, ook verwijzend naar de andere zwaartepunten met betrekking tot subsidiabele uitgaven die ook een deel van de beheerskosten van het trustfonds kunnen omvatten, zoals bepaald in artikel 187, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012;

c) voor de afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel, informatie over het zwaartepunt van de activiteit, ook verwijzend naar de andere maatregelen van dat zwaartepunt met betrekking tot subsidiabele uitgaven die ook een deel van de beheerskosten van het trustfonds kunnen omvatten, zoals bepaald in artikel 187, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012;

d) de aanduiding van het trustfonds als eindbegunstigde;

e) het bedrag van de bijdrage.

3.  De artikelen 150 en 157 zijn niet van toepassing op trustfondsbijdragen.

4.  De trustfondsbijdrage wordt niet onderworpen aan voorafgaande controles overeenkomstig artikel 14, aan toezicht door het sectoraal comité van toezicht overeenkomstig de artikelen 59, 167 en 169, aan de procedure voor de selectie van activiteiten zoals bedoeld in artikel 158, of aan evaluaties overeenkomstig artikel 166.

5.  In de desbetreffende financieringsovereenkomst tussen de Commissie en het begunstigde land worden gedetailleerde uitvoeringsregels met betrekking tot de trustfondsbijdrage beschreven. Waar nodig kunnen deze regels ook in het desbetreffende operationele programma beschreven worden.

De gedetailleerde uitvoeringsregels betreffen met name:

a) de verplichtingen van de autoriteiten van het begunstigde land;

b) verslaglegging, evaluatie en toezicht;

c) bepalingen op grond waarvan het bedrag van de bijdrage of een deel daarvan moet worden terugbetaald, in voorkomend geval, aan het desbetreffende programma in geval van liquidatie van het trustfonds, overeenkomstig artikel 187, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

6.  De uitgaven in verband met een trustfondsbijdrage zijn subsidiabel vanaf de datum van oprichting van het trustfonds.

Bij afsluiting moet op de gecertificeerde uitgavenstaat het totaalbedrag van de bijdrage worden vermeld waarvoor een besluit is vastgesteld over de toewijzing van middelen aan afzonderlijke door het operationele bestuursorgaan van het trustfonds genomen maatregelen tot 31 december 2017, bij het nastreven van de doelstellingen van het desbetreffende programma binnen het respectieve programmagebied.

7.  De laatste zin van de derde alinea van artikel 161, lid 1, is niet van toepassing op een betalingsaanvraag voor een tussentijdse betaling van een trustfondsbijdrage van tot 31 december 2012 vastgelegde begrotingsmiddelen.

De nationale ordonnateur verklaart in de gecertificeerde uitgavenstaat, die uiterlijk op 31 december 2015 ingediend moet worden, dat de bijdrage werd betaald aan het in het desbetreffende programma vastgestelde trustfonds.

▼B



Sectie 2

Financieel beheer

Artikel 160

Betalingen

1.  Onverminderd artikel 40, lid 5, mag het totaal van voorfinanciering en tussentijdse betalingen niet meer dan 90 % van de bijdrage van de Gemeenschap omvatten, zoals beschreven in de financiële tabel van de operationele programma's.

2.  Alle financiële transacties tussen de Commissie en de in artikel 21 bedoelde autoriteiten en organen geschieden op elektronische wijze, zoals vastgelegd in de financieringsovereenkomst.

▼M3

3.  Naast artikel 42 geldt dat de voorfinanciering 30 % van de bijdrage van de Europese Unie voor de laatste drie jaar van het betreffende programma kan bedragen. Indien noodzakelijk vanwege de beschikbaarheid van de begrotingsvastlegging kan de voorfinanciering in twee termijnen worden betaald.

▼M2 —————

▼B

Artikel 161

Ontvankelijkheid van de betalingsaanvragen

1.  Bij een betalingsaanvraag voor een tussentijdse betaling geldt artikel 43, lid 1, en daarnaast geldt het onderstaande voor de afdelingen regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel.

Een betalingsaanvraag kan niet worden aanvaard als de betalingen zijn opgeschort op grond van artikel 163. In de betalingsaanvraag moet worden vermeld dat voldaan is aan alle voorwaarden van artikel 43, lid 1, en dit lid.

De in artikel 43, lid 1, bedoelde gecertificeerde uitgavenstaat wordt opgesteld per zwaartepunt en de daarmee verband houdende maatregelen. De nationale ordonnateur verklaart dat de uitgavenstaat juist is, afkomstig is van een betrouwbaar boekhoudsysteem en gebaseerd is op controleerbare bewijsstukken. De nationale ordonnateur stuurt deze verklaring aan de Commissie, samen met:

a) een verklaring dat de gedeclareerde uitgaven in overeenstemming zijn met de geldende communautaire en nationale voorschriften, en zijn gedaan voor concrete projecten die aan de hand van de voor het programma geldende criteria voor financiering zijn geselecteerd en in overeenstemming zijn met de toepasselijke communautaire en nationale voorschriften;

b) een geautomatiseerd overzicht van de activiteiten per maatregel en de daarmee verband houdende uitgaven, waaronder de bijdrage uit hoofde van de IPA-verordening, bijdragen van de nationale overheid en eventueel van de particuliere sector;

c) de gedetailleerde bedragen die kunnen worden teruggevorderd na annulering van (een deel van) de bijdrage van de Gemeenschap aan een project;

d) de omvang van de financiering van de Gemeenschap op de eurorekening voor de betreffende afdeling op de datum van het afschrift en de bijgeschreven rente.

2.  Bij een betalingsaanvraag voor het eindsaldo geldt artikel 45, lid 1, en daarnaast geldt het onderstaande voor de afdelingen regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel.

Een betalingsaanvraag is ontvankelijk wanneer de bijdrage van de Gemeenschap volgens de zwaartepunten in overeenstemming is met de financiële tabel van het operationele programma.

De in artikel 45, lid 1, bedoelde gecertificeerde uitgavenstaat wordt opgesteld door de nationale ordonnateur en ingediend bij de Commissie, overeenkomstig de vereisten zoals beschreven in lid 1 van dit artikel.

De Commissie stelt het begunstigde land in kennis van haar conclusies met betrekking tot het oordeel van de auditautoriteit zoals bedoeld in artikel 45, lid 1, onder c). Dit advies wordt geacht te zijn aanvaard als de Commissie binnen vijf maanden na ontvangst geen opmerkingen maakt.

Artikel 162

Uiterste betalingsdata

1.  Het nationale fonds ziet erop toe dat de verzoeken tot tussentijdse betalingen voor elk operationeel programma drie keer per jaar aan de Commissie worden gezonden. Een betalingsaanvraag moet uiterlijk op 31 oktober worden ingediend om datzelfde jaar door de Commissie te kunnen worden voldaan.

2.  Op voorwaarde dat er voldoende middelen beschikbaar zijn, verricht de Commissie de tussentijdse betaling uiterlijk twee maanden na registratie van het betalingsverzoek, dat moet voldoen aan artikel 43, lid 1, en artikel 161, lid 1.

3.  Op voorwaarde dat er voldoende middelen beschikbaar zijn, betaalt de Commissie het eindsaldo zodra aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de Commissie heeft het sectorale eindverslag over de uitvoering goedgekeurd, zoals beschreven in artikel 169, leden 4 en 5.

b) de Commissie heeft het oordeel van de auditautoriteit zoals bedoeld in artikel 45, lid 1, onder c), en het daarmee verband houdende activiteitenverslag zoals bedoeld in artikel 29, lid 2, onder b), eerste streepje, aanvaard.

4.  De door de Commissie gedelegeerde ordonnateur in de zin van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 kan de betaling maximaal zes maanden uitstellen als:

a) er in een verslag van een nationale of communautaire auditinstantie aanwijzingen zijn voor significante tekortkomingen in de goede werking van de beheer- en controlesystemen; of

b) de gedelegeerde ordonnateur aanvullende verificaties moet verrichten naar aanleiding van te zijner kennis gekomen informatie die hem doet vermoeden dat uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen; of

c) er meer duidelijkheid nodig is over de gegevens in de uitgavenstaat.

De nationale IPA-coördinator en de nationale ordonnateur worden onmiddellijk in kennis gesteld van de redenen voor het uitstel. Het uitstel wordt beëindigd zodra het begunstigde land de nodige maatregelen heeft genomen.

Artikel 163

Schorsing van betalingen

Artikel 46 geldt voor alle of sommige tussentijdse betalingen op het niveau van de zwaartepunten of programma’s.

Artikel 164

Afsluiting van een programma

1.  Het operationele programma wordt afgesloten overeenkomstig artikel 47, lid 1. Het eindsaldo wordt bepaald door de Commissie op grond van de in artikel 45, lid 1, en artikel 161, lid 2, bedoelde documenten.

De Commissie stelt het begunstigde land in kennis van de datum waarop het operationele programma wordt afgesloten.

2.  Niettegenstaande de resultaten van eventuele door de Commissie of de Europese Rekenkamer verrichte audits kan het eindsaldo dat de Commissie voor een operationeel programma heeft betaald, worden gerectificeerd binnen negen maanden na de betaaldatum of, bij een negatief door het begunstigde land terug te betalen saldo, binnen negen maanden na de datum waarop de invorderingsopdracht is verzonden. Een dergelijke rectificatie van het saldo heeft geen gevolgen voor de overeenkomstig lid 1 bepaalde datum van afsluiting van het operationele programma.

Artikel 165

Hergebruik van de bijdrage van de Gemeenschap

Het begunstigde land stelt de Commissie in kennis van de wijze waarop het overeenkomstig artikel 54 geannuleerde middelen wil herbesteden en in voorkomend geval van de voorgestelde wijziging van het financiële steunplan, overeenkomstig artikel 156.



Sectie 3

Evaluatie en toezicht

Artikel 166

Evaluatie

1.  De begunstigde landen voeren voorafgaand aan ieder operationeel programma apart een evaluatie uit. In deugdelijk gemotiveerde gevallen en in overleg met de Commissie kunnen begunstigde landen één evaluatie vooraf uitvoeren voor meerdere operationele programma's.

De operationele structuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de evaluaties vooraf.

De voorafgaande evaluatie heeft tot doel de begrotingsmiddelen optimaal te verdelen over de operationele programma's en de kwaliteit van de programmering te verbeteren. Beoordeeld worden de eventuele onevenwichtigheden, lacunes en ontwikkelingsmogelijkheden, de te bereiken doelstellingen, de verwachte resultaten, de gekwantificeerde doelstellingen en de samenhang van de voorgestelde strategie en de kwaliteit van de procedures voor tenuitvoerlegging, toezicht, evaluatie en financieel beheer.

De evaluatie vooraf wordt als bijlage toegevoegd aan het betreffende operationele programma.

2.  Tijdens de programmeringsperiode verrichten de begunstigde landen evaluaties in verband met het toezicht op de operationele programma's, met name wanneer uit het toezicht op de programma's blijkt dat aanzienlijk wordt afgeweken van de oorspronkelijk gestelde doelen, of wanneer voorstellen voor de herziening van operationele programma's worden gedaan als bedoeld in artikel 156. De resultaten worden toegezonden aan het sectorale comité van toezicht voor het operationele programma en aan de Commissie.

3.  De evaluaties worden uitgevoerd door interne of externe deskundigen of instanties die onafhankelijk opereren van de in artikel 21 bedoelde autoriteiten. De resultaten van de evaluatie worden bekendgemaakt overeenkomstig de toepasselijke voorschriften inzake de toegang tot documenten.

Artikel 167

Sectoraal comité van toezicht

1.  Overeenkomstig artikel 59 zet de operationele structuur voor elk programma een sectoraal comité van toezicht op. Er mag één comité van toezicht voor verscheidene programma’s binnen één afdeling worden opgericht. Dit comité komt ten minste twee keer per jaar bijeen, op initiatief van het begunstigde land of van de Commissie.

2.  Elk sectoraal comité van toezicht stelt zijn eigen reglement van orde vast overeenkomstig het door de Commissie vastgestelde mandaat en binnen het institutionele, juridische en financiële kader van het begunstigde land. Dit reglement van orde wordt goedgekeurd in overleg met de operationele structuur en het IPA-comité van toezicht om ervoor te zorgen dat de taken in overeenstemming met deze verordening worden uitgevoerd.

3.  Het hoofd van de operationele structuur en de Commissie fungeren gezamenlijk als voorzitter van het sectorale comité van toezicht. De operationele structuur beslist in overleg met de Commissie over de samenstelling van het comité.

In het sectorale comité van toezicht zijn vertegenwoordigd: de Commissie, de nationale IPA-coördinator, de strategisch coördinator voor de afdelingen regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel en de operationele structuur van het programma. In voorkomend geval worden ook vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de sociaaleconomische partners in het comité opgenomen. Een vertegenwoordiger van de Europese Investeringsbank kan als adviseur aan de werkzaamheden deelnemen voor de operationele programma's waaraan de Europese Investeringsbank bijdraagt.

4.  Het sectorale comité van toezicht voert de volgende werkzaamheden uit:

a) onderzoek en goedkeuring van de selectiecriteria voor de activiteiten, in voorkomend geval overeenkomstig artikel 155, lid 2, onder g), binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de financieringsovereenkomst van het programma, en eventuele aanpassing van deze criteria in verband met de programmeringsbehoeften;

b) tijdens elke vergadering aan de hand van door de operationele structuur overgelegde documenten nagaan welke vooruitgang is geboekt bij de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het operationele programma;

▼M1

c) onderzoek van de resultaten van de uitvoering, met name de verwezenlijking van de voor elk zwaartepunt vastgestelde doelstellingen en maatregelen, en de in artikel 57 bedoelde tussentijdse evaluaties; deze controle wordt uitgevoerd op basis van de in artikel 155, lid 2, onder d), beschreven indicatoren.

▼B

d) onderzoek van de sectorale jaar- en eindverslagen over de uitvoering als bedoeld in artikel 169;

e) het comité van toezicht wordt in kennis gesteld van het in artikel 29, lid 2, onder b), bedoelde jaarlijkse activiteitenverslag of van het gedeelte van het verslag dat verband houdt met het betrokken operationele programma, alsmede van de eventuele relevante opmerkingen van de Commissie na onderzoek van (het gedeelte van) dat verslag;

f) onderzoek van eventuele voorstellen tot wijziging van de financieringsovereenkomst van het programma.

5.  Het comité van toezicht kan ook bij de operationele structuur voorstellen indienen tot herziening of toetsing van het programma waarmee de in artikel 155, lid 2, onder a), omschreven doelstellingen kunnen worden bereikt of ter verbetering van het beheer, met inbegrip van het financiële beheer.

Artikel 168

Nadere voorschriften voor het toezicht

De Commissie en de begunstigde landen wisselen elektronisch gegevens uit met het oog op het toezicht, zoals beschreven in de financieringsovereenkomsten.

Artikel 169

Sectoraal jaar- en eindverslagen over de uitvoering

1.  Uiterlijk op 30 juni van elk jaar, te beginnen met 30 juni 2008, dient de operationele structuur bij de Commissie en de nationale IPA-coördinator een sectoraal jaarverslag in.

Binnen zes maanden na de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven wordt een sectoraal eindverslag ingediend bij de Commissie en de nationale IPA-coördinator. Dit verslag heeft betrekking op de volledige uitvoeringsperiode en omvat het laatste sectorale jaarverslag.

De sectorale verslagen worden opgesteld in relatie tot de betreffende programma’s.

2.  Voordat de sectorale verslagen bij de Commissie en de nationale IPA-coördinator worden ingediend, worden ze onderzocht door het sectorale comité van toezicht.

3.  Sectorale verslagen bevatten het volgende:

a) een beschrijving van de kwantitatieve en kwalitatieve voortgang van de uitvoering van het operationele programma, de zwaartepunten en indien van toepassing de (groepen) activiteiten in relatie tot hun specifieke controleerbare doelen, met waar mogelijk een kwantificering aan de hand van de in artikel 155, lid 2, onder d), bedoelde indicatoren op het juiste niveau. In voorkomend geval worden de cijfers voor de afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel uitgesplitst naar sekse;

b) de financiële uitvoering van het operationele programma met per zwaartepunt en maatregel:

i) de totale uitgaven zoals betaald door de financiële begunstigden en zoals vermeld in de betalingsaanvragen die het nationale fonds aan de Commissie heeft gezonden;

ii) de totale uitgaven die daadwerkelijk zijn vastgelegd en uitbetaald door het nationale fonds, met de daarmee overeenkomende bijdrage van de overheid en/of de particuliere sector; voorzien van computeroverzichten van de maatregelen zodat deze kunnen worden gevolgd van de vastlegging in de begroting door het begunstigde land tot de definitieve betaling;

iii) de totale van de Commissie ontvangen betalingen.

In voorkomend geval kan de financiële tenuitvoerlegging worden gepresenteerd per steungebied zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, onder f), of per concentratieregio;

c) ter informatie een indicatieve uitsplitsing per categorie van de toewijzing in het kader van de IPA-verordening voor de afdeling regionale ontwikkeling, overeenkomstig de lijst van de financieringsovereenkomst;

d) de door de operationele structuren of het gezamenlijke comité van toezicht getroffen voorzieningen om de kwaliteit en de doeltreffendheid van de uitvoering te waarborgen, in het bijzonder met betrekking tot:

i) de maatregelen op het gebied van toezicht en evaluatie, met inbegrip van de voorschriften inzake gegevensverzameling;

ii) een samenvatting van eventuele belangrijke problemen die bij de tenuitvoerlegging van het programma zijn ondervonden, en de maatregelen die daarna eventueel zijn genomen;

iii) het gebruik van technische bijstand;

e) de activiteiten met betrekking tot voorlichting en publiciteit over het programma, zoals beschreven in artikel 62;

f) voor de afdeling regionale ontwikkeling, in voorkomend geval, de voortgang en de financiering van grote projecten;

g) voor de afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel, in voorkomend geval, een samenvatting van de uitvoering van:

i) gendermainstreaming en genderspecifieke acties;

ii) maatregelen om de participatie van migranten op de arbeidsmarkt te vergroten en daardoor hun sociale integratie te bevorderen;

iii) maatregelen om de integratie van minderheden op de arbeidsmarkt te vergroten en daardoor hun sociale integratie te bevorderen;

iv) maatregelen om de integratie op de arbeidsmarkt en de sociale integratie van andere achterstandsgroepen, waaronder mensen met een handicap, te versterken.

De onder d) en g) bedoelde informatie wordt niet opgenomen indien zich sinds het vorige verslag geen significante wijzigingen hebben voorgedaan.

4.  De sectorale verslagen worden ontvankelijk geacht als ze alle in lid 3 genoemde gegevens bevatten. Binnen tien dagen na ontvangst van het sectorale jaarverslag deelt de Commissie aan de nationale IPA-coördinator en de operationele structuur mede of het verslag ontvankelijk is.

5.  Binnen twee maanden na ontvangst van het sectorale jaarverslag stelt de Commissie de nationale IPA-coördinator en de operationele structuur in kennis van haar mening over de inhoud van het verslag. Voor het sectorale eindverslag over het operationele programma bedraagt deze termijn maximaal vijf maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een ontvankelijk verslag.



TITEL IV

PLATTELANDSONTWIKKELING



HOOFDSTUK I

Voorwerp van de steun en subsidiabiliteit



Sectie 1

Voorwerp van de steun

Artikel 170

Aanvullende definities voor de afdeling plattelandsontwikkeling

Met betrekking tot deze titel gelden de definities van artikel 2, en daarnaast de volgende:

1. „communautaire norm”: de door de Gemeenschap vastgelegde normen op het gebied van milieubescherming, volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten, dierenwelzijn en arbeidsveiligheid;

2. „berggebied”: de gebieden zoals bedoeld in artikel 50, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad ( 15 );

3. „jonge landbouwer”: een landbouwer die jonger is dan veertig jaar op het moment dat het subsidiebesluit wordt genomen en die beschikt over de vereiste vakbekwaamheid en deskundigheid.

Artikel 171

Gebieden waarop en vorm waarin steun wordt verleend

1.  De steun in het kader van deze afdeling moet bijdragen aan de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

a) verbetering van de marktwerking en toepassing van communautaire normen;

b) voorbereidende maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de milieumaatregelen in de landbouw en de strategieën voor lokale plattelandsontwikkeling;

c) ontwikkeling van de plattelandseconomie.

2.  De steun met betrekking tot de in lid 1, onder a), genoemde doelstelling, hierna „zwaartepunt 1” genoemd, wordt verleend door middel van de volgende maatregelen:

a) investeringen in landbouwbedrijven met het oog op herstructurering en aanpassing aan de communautaire normen;

b) steun voor de oprichting van producentenorganisaties;

c) investeringen in de verwerking en de afzet van landbouw- en visserijproducten met het oog op herstructurering en aanpassing aan de communautaire normen.

3.  De steun met betrekking tot de in lid 1, onder b), genoemde doelstelling, hierna „zwaartepunt 2” genoemd, wordt verleend door middel van de volgende maatregelen:

a) maatregelen ter verbetering van natuur en milieu;

b) voorbereiding en uitvoering van lokale strategieën voor plattelandsontwikkeling.

4.  De steun met betrekking tot de in lid 1, onder c), genoemde doelstelling, hierna „zwaartepunt 3” genoemd, wordt verleend door middel van de volgende maatregelen:

a) ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur op het platteland;

b) diversifiëring en ontwikkeling van economische activiteiten op het platteland;

c) verbetering van de opleiding.



Sectie 2

Algemene bepalingen inzake de subsidiabiliteit en de omvang van de steun

Artikel 172

Subsidiabiliteit van de uitgaven

1.  Naast de in artikel 34, lid 2, genoemde kosten komen de in lid 3, onder c), genoemde kosten in aanmerking voor subsidiëring in het kader van deze afdeling.

De krachtens artikel 34, lid 2, subsidiabele maatregelen op het gebied van technische bijstand worden beschreven in artikel 182.

2.  Naast de in artikel 34, lid 3, beschreven uitgaven komen ook de volgende uitgaven niet in aanmerking voor subsidiëring:

a) de aankoop van landbouwproductierechten, dieren, eenjarige gewassen en de aanplant daarvan;

b) kosten in verband met onderhoud, afschrijving en huur;

c) kosten die de overheid maakt voor het beheer en de uitvoering van de steun.

3.  Onverminderd artikel 34, lid 3, geldt voor investeringen:

a) subsidiabel zijn uitsluitend kosten in verband met de bouw of verbetering van onroerend goed;

b) de koop of huurkoop van nieuwe machines en nieuw materieel, met inbegrip van computerprogramma’s, is subsidiabel tot maximaal de marktwaarde van de activa; andere kosten in verband met een huurkoopcontract (de marge voor de verhuurder, kosten voor de herfinanciering van rente, overheadkosten, verzekeringspremies enz.) komen niet in aanmerking voor financiering;

c) algemene kosten in verband met de onder a) en b) bedoelde uitgaven, zoals kosten in verband met het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs, het uitvoeren van haalbaarheidsstudies en het verkrijgen van octrooien en licenties, zijn subsidiabel tot een maximum van 12 % van de onder a) en b) bedoelde kosten.

De uitvoeringsregels met betrekking tot dit artikel worden beschreven in de in artikel 7 beschreven sectorovereenkomsten of de in artikel 8 beschreven financieringsovereenkomsten.

4.  Investeringsprojecten blijven in aanmerking komen voor communautaire financiering als ze geen wezenlijke veranderingen ondergaan binnen vijf jaar na betaling van het eindsaldo door de operationele structuur.

Artikel 173

Steunintensiteit en percentage van de bijdrage van de Gemeenschap

1.  Voor deze afdeling worden de subsidiabele uitgaven als bedoeld in artikel 38, lid 1, op de in artikel 2 gedefinieerde overheidsuitgaven gebaseerd.

2.  De overheidsuitgaven bedragen in beginsel maximaal 50 % van de totale subsidiabele kosten van de investering. Dit percentage kan verhoogd worden tot:

a) 55 % voor investeringen in landbouwbedrijven door jonge landbouwers;

b) 60 % voor investeringen in landbouwbedrijven in berggebieden;

c) 65 % voor investeringen in landbouwbedrijven in berggebieden door jonge landbouwers;

d) 75 % voor de in lid 4, onder d), bedoelde investeringen en voor investeringen in landbouwbedrijven vanwege de uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad ( 16 ), op voorwaarde dat er een nationale uitvoeringsstrategie bestaat;

e) 100 % voor investeringen in infrastructuur die geen netto-inkomsten zal genereren;

f) 100 % voor de in artikel 182 bedoelde maatregelen.

3.  Bij het bepalen van het percentage overheidsuitgaven zoals bedoeld in lid 2 wordt geen rekening gehouden met de nationale steun ter vergemakkelijking van de toegang tot leningen waaraan de Gemeenschap geen steun verleend in het kader van de IPA-verordening.

4.  De bijdrage van de Gemeenschap bedraagt in beginsel maximaal 75 % van de subsidiabele uitgaven. Dit percentage kan verhoogd worden tot:

a) 80 % voor maatregelen in het kader van zwaartepunt 2, zoals bedoeld in artikel 171, lid 3;

b) 80 % voor activiteiten op grond van artikel 182, wanneer deze activiteiten niet op initiatief van de Commissie worden ontplooid;

c) 100 % voor activiteiten op grond van artikel 182, wanneer deze activiteiten op initiatief van de Commissie worden ontplooid;

d) 85 % voor investeringsprojecten in regio’s waar zich naar de mening van de Commissie uitzonderlijke natuurrampen hebben voorgedaan.



Sectie 3

Subsidiabiliteit en specifieke criteria met betrekking tot steun voor zwaartepunt 1

Artikel 174

Investeringen in landbouwbedrijven

1.  De in artikel 171, lid 2, onder a), bedoelde steun wordt toegekend voor materiële en niet-materiële investeringen in landbouwbedrijven om deze te moderniseren en aan te passen aan de communautaire normen en hun algemene rendement te vergroten.

2.  In het kader van deze maatregel kan steun worden verleend aan landbouwbedrijven:

a) waarvoor kan worden aangetoond dat zij bij de voltooiing van de investering economisch levensvatbaar zullen zijn;

b) die op het moment waarop het subsidiebesluit wordt genomen voldoen aan de nationale minimumnormen inzake milieubescherming, volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten, dierenwelzijn en arbeidsveiligheid.

3.  Wanneer de op communautaire normen gebaseerde nationale minimumnormen net zijn ingevoerd op het moment dat de aanvraag wordt ingediend, kan bij wijze van uitzondering op lid 2, onder b), ook steun worden verleend als niet is voldaan aan deze normen, mits het bedrijf aan de nieuwe normen voldoet tegen de tijd dat de investering is voltooid.

Wanneer het begunstigde land daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indient, kan de Commissie daarnaast een uitzondering op lid 2, onder b), toestaan wanneer de op communautaire normen gebaseerde nationale minimumnormen maximaal één jaar voor de steunaanvraag zijn ingevoerd.

4.  De steun wordt dan toegekend op voorwaarde dat de investeringen tegen het einde van de uitvoeringsperiode voldoen aan de communautaire normen.

5.  De begunstigde landen stellen limieten vast voor de totale subsidiabele investeringen. Zij stellen passende eisen vast met betrekking tot de vakbekwaamheid en deskundigheid, waaraan de landbouwers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor steun.

Artikel 175

Steun voor de oprichting van producentenorganisaties

1.  De in artikel 171, lid 2, onder b), bedoelde steun kan worden gebruikt voor de oprichting en administratieve werking van producentenorganisaties op de volgende terreinen:

a) de productie en output van de leden van de producentenorganisatie aanpassen aan de markteisen;

b) gezamenlijk op de markt brengen van goederen, met inbegrip van de voorbereiding en de centralisatie van de verkoop en de levering aan bulkkopers;

c) gemeenschappelijke regels vaststellen voor de verstrekking van informatie over de productie, en vooral over de oogst en de beschikbaarheid van producten.

2.  In het kader van deze maatregel wordt geen steun verleend aan producentenorganisaties die vóór 1 januari 2007 en/of voor de goedkeuring van het in artikel 184 bedoelde programma officieel erkend werden door de relevante nationale autoriteit van het begunstigde land.

Beroeps- of brancheorganisaties die één of meer sectoren vertegenwoordigen, gelden niet als producentenorganisatie.

3.  De steun wordt toegekend in jaarlijkse forfaits gedurende de eerste vijf jaar na de datum waarop de producentenorganisaties is erkend. Het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de door de organisatie jaarlijks in de handel gebrachte productie, waarbij de volgende regels gelden:

a) voor het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde jaar respectievelijk 5 %, 5 %, 4 %, 3 % en 2 % van de waarde van de verkochte productie tot een maximum van 1 miljoen EUR;

b) voor het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde jaar respectievelijk 2,5 %, 2,5 %, 2,0 %, 1,5 % en 1,5 % van de waarde van de verkochte productie boven 1 miljoen EUR;

c) voor elke producentenorganisatie gelden de volgende plafonds:

 100 000 EUR voor het eerste jaar;

 100 000 EUR voor het tweede jaar;

 80 000 EUR voor het derde jaar;

 60 000 EUR voor het vierde jaar;

 50 000 EUR voor het vijfde jaar.

Artikel 176

Investeringen in de verwerking en afzet van landbouw- en visserijproducten

1.  De in artikel 171, lid 2, onder c), bedoelde steun wordt toegekend voor materiële en niet-materiële investeringen in de verwerking en afzet van landbouw- en visserijproducten, zoals beschreven in bijlage I bij het Verdrag. Deze steun is bedoeld om bedrijven te helpen te moderniseren en zich aan te passen aan de communautaire normen en hun algemene rendement te vergroten. De investeringen moeten bijdragen tot de verbetering van de situatie van de betrokken agrarische basisproductiesector.

Investeringen op het niveau van de detailhandel zijn van steunverlening uitgesloten.

2.  In het kader van deze maatregel kan steun worden verleend voor investeringen in bedrijven:

a) waarvoor kan worden aangetoond dat zij bij de voltooiing van de investering economisch levensvatbaar zullen zijn, en

b) die op het moment waarop het subsidiebesluit wordt genomen voldoen aan de nationale minimumnormen inzake milieubescherming, volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten, dierenwelzijn en arbeidsveiligheid.

3.  Wanneer de op communautaire normen gebaseerde nationale minimumnormen net zijn ingevoerd op het moment dat de aanvraag wordt ingediend, kan bij wijze van uitzondering op lid 2, onder b), ook steun worden verleend als niet is voldaan aan deze normen, mits het bedrijf aan de nieuwe normen voldoet tegen de tijd dat de investering is voltooid.

Wanneer het begunstigde land daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indient, kan de Commissie daarnaast een uitzondering op lid 2, onder b), toestaan wanneer de op communautaire normen gebaseerde nationale minimumnormen maximaal één jaar voor de steunaanvraag zijn ingevoerd.

4.  Er kan steun worden verleend voor investeringen in een vestiging die deel uitmaakt van een groter bedrijf en waarvoor geldt:

a) minder dan 250 personeelsleden en een jaarlijkse omzet van maximaal 50 miljoen EUR en/of het totaal van de jaarbalans bedraagt maximaal 43 miljoen EUR; hierbij wordt voorrang gegeven aan investeringen waarmee ernaar wordt gestreefd de vestiging in overeenstemming te brengen met de relevante communautaire normen; of

b) minder dan 750 personeelsleden of een jaarlijkse omzet van maximaal 200 miljoen EUR, waarbij de investeringen bedoeld zijn om de vestiging in overeenstemming te brengen met de relevante communautaire normen.

5.  Wanneer het begunstigde land daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indient, kan de Commissie besluiten ook steun te verlenen aan bedrijven die niet voldoen aan de in lid 4 genoemde criteria voor buitengewoon dure investeringen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan bepaalde communautaire normen. Dergelijke steun kan alleen worden toegekend aan ondernemingen die zijn opgenomen in het nationale plan voor de aanpassing aan de communautaire normen en als de investeringen specifiek bedoeld zijn om de vestiging in haar geheel in overeenstemming te brengen met de relevante communautaire normen. In dergelijke gevallen bedraagt het steunbedrag de helft van het bedrag dat beschikbaar is voor de ondernemingen waarop lid 4 van toepassing is.

6.  De begunstigde landen stellen limieten vast voor de totale subsidiabele investeringen in het kader van deze maatregel.

7.  De steun voor investeringen in bedrijven zoals bedoeld in lid 4, onder a), wordt toegekend op voorwaarde dat de investeringen tegen het einde van de uitvoeringsperiode voldoen aan de communautaire normen.



Sectie 4

Subsidiabiliteit en specifieke criteria met betrekking tot steun voor zwaartepunt 2

Artikel 177

Voorbereiding van de uitvoering van maatregelen op het gebied van natuur en milieu

1.  Om de begunstigde landen voor te bereiden op de uitvoering van de maatregelen in het kader van zwaartepunt 2 van Verordening (EG) nr. 1698/2005, zoals bedoeld in artikel 171, lid 3, onder a), wordt steun verleend voor proefprojecten zoals bedoeld in de artikelen 39 en 40 van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

2.  Deze maatregelen zijn bedoeld om praktijkervaring op te doen met de uitvoering van maatregelen ter verbetering van natuur en milieu, zowel op administratief niveau als binnen landbouwbedrijven.

Artikel 178

Voorbereiding en uitvoering van lokale strategieën voor plattelandsontwikkeling

1.  De in artikel 171, lid 3, onder b), bedoelde steun wordt toegekend overeenkomstig artikel 61 van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

2.  Deze steun wordt gebruikt voor:

a) de uitvoering van samenwerkingsprojecten overeenkomstig de in artikel 171, lid 1, beschreven prioriteiten en zoals bedoeld in artikel 65 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;

b) de werking van publiek-private partnerschappen, ook „lokale actiegroepen” genoemd, de verwerving van vaardigheden, voorlichting en evenementen, ter verwezenlijking van de in artikel 171, lid 1, beschreven doelstellingen.

3.  De uitvoeringsregels met betrekking tot dit artikel worden vastgesteld in overleg met het begunstigde land. Deze moeten in overeenstemming zijn met de relevante regels voor het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 1698/2005.



Sectie 5

Subsidiabiliteit en specifieke criteria met betrekking tot steun voor zwaartepunt 3

Artikel 179

Verbetering en ontwikkeling van de infrastructuur op het platteland

1.  De in artikel 171, lid 4, onder a), bedoelde steun kan worden toegekend voor investeringen ter verbetering en ontwikkeling van de infrastructuur op het platteland door:

a) regionale ongelijkheden aan te pakken en de aantrekkelijkheid van het platteland voor particulieren en bedrijven te vergroten;

b) een klimaat te scheppen waarin de plattelandseconomieën zich kunnen ontwikkelen.

2.  Voorrang wordt gegeven aan investeringen in de energie- en watervoorziening, afvalbeheer, lokale toegang tot informatie- en communicatietechnologie, lokale toegang tot wegen die van bijzonder belang zijn voor de lokale economische ontwikkeling en brandbeveiliging in gebieden waar gevaar voor bosbrand bestaat.

3.  Wanneer lokale strategieën voor plattelandsontwikkeling zijn opgesteld, zoals bedoeld in artikel 171, lid 3, onder b), moeten de investeringen in het kader van dit artikel daarmee in overeenstemming zijn.

Artikel 180

Diversifiëring en ontwikkeling van economische activiteiten op het platteland

1.  De in artikel 171, lid 4, onder b), bedoelde steun kan worden toegekend voor investeringen ter voor de diversifiëring en ontwikkeling van economische activiteiten op het platteland door:

a) uitbreiding van de economische activiteit;

b) schepping van werkgelegenheid;

c) diversifiëring naar niet-agrarische activiteiten.

2.  Voorrang wordt gegeven aan investeringen in de opzet en ontwikkeling van kleine en micro-ondernemingen, ambachtelijke bedrijven en plattelandstoerisme, teneinde het ondernemerschap te bevorderen en de economische structuur te ontwikkelen.

3.  Wanneer lokale strategieën voor plattelandsontwikkeling zijn opgesteld, zoals bedoeld in artikel 171, lid 3, onder b), moeten de investeringen in het kader van dit artikel daarmee in overeenstemming zijn.

Artikel 181

Verbetering van de opleiding

1.  Er kan steun worden toegekend om bij te dragen aan de verbetering van de vakbekwaamheid en deskundigheid van mensen die werkzaam zijn in de land- of bosbouw of in de levensmiddelensector en andere bedrijven die actief zijn op deze terreinen.

Er wordt geen steun toegekend voor cursussen of opleidingen die deel uitmaken van de gebruikelijke onderwijsprogramma’s of stelsel voor middelbaar of hoger onderwijs.

▼M1

2.  De begunstigde landen stellen een opleidingsstrategie op voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde maatregelen. In deze strategie moeten de bestaande opleidingsstructuren kritisch worden beoordeeld en moeten de opleidingsbehoeften en -doelstellingen worden geanalyseerd. Ook moeten criteria worden vastgesteld voor de selectie van aanbieders van opleidingen. De opleidingsstrategie wordt beschreven in het programma.

▼B



Sectie 6

Technische bijstand

Artikel 182

Toepassingsgebied en uitvoering

1.  Er kan steun worden toegekend voor activiteiten met betrekking tot de voorbereiding, controle, evaluatie en informatie die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het programma. Deze activiteiten houden met name in:

a) vergaderingen en andere activiteiten die noodzakelijk zijn zodat het sectorale comité van toezicht voor deze afdeling zijn taken kan uitvoeren, zoals studies die worden uitbesteed en uitgevoerd via deskundigen;

b) informatie- en publiciteitscampagnes;

c) vertaling en vertolking op verzoek van de Commissie, met uitzondering van de vertaal- en tolkwerkzaamheden die noodzakelijk zijn krachtens kader-, sector- en financieringsovereenkomsten;

d) bezoeken en conferenties;

e) voorbereidende activiteiten met het oog op de doeltreffendheid van maatregelen in het kader van het programma, waaronder maatregelen die voor een later stadium zijn gepland;

f) de tussentijdse evaluatie van het programma;

g) de opzet en werking van een nationaal netwerk ter coördinatie van de activiteiten in het kader van artikel 178, alsmede van een toekomstig netwerk voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel 68 van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

▼M1

2.  Het sectorale comité van toezicht voor deze afdeling wordt geraadpleegd over de activiteiten op het gebied van technische bijstand. Het comité keurt jaarlijks een actieplan goed voor de tenuitvoerlegging van activiteiten op het gebied van technische bijstand.

▼B

3.  Voor alle bezoeken en conferenties zoals bedoeld in lid 1, onder d), die niet plaatsvinden op initiatief van de Commissie moet een schriftelijk verslag worden ingediend bij het sectorale comité van toezicht voor deze afdeling.

Artikel 183

Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling

De begunstigde landen, in de begunstigde landen gevestigde organisaties en de overheden in de begunstigde landen die zich bezighouden met plattelandsontwikkeling, hebben toegang tot het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling, dat werd opgericht bij artikel 67 van Verordening (EG) nr. 1698/2005. Specifieke regels worden vastgesteld in overleg met de begunstigde landen.



HOOFDSTUK II

Programmering

Artikel 184

Programma's

1.  Voor maatregelen in het kader van de afdeling plattelandsontwikkeling wordt een nationaal programma op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling opgesteld (hierna „het programma” genoemd) voor de volledige periode van de IPA-steun. Het programma wordt opgesteld door de relevante autoriteiten, die worden aangewezen door het begunstigde land, en wordt voorgelegd aan de Commissie nadat de belanghebbenden zijn geraadpleegd.

▼M1

2.  Elk programma bevat de volgende elementen:

a) een gekwantificeerde beschrijving van de bestaande situatie waarin aandacht wordt besteed aan de onevenwichtigheden, lacunes en ontwikkelingsmogelijkheden, de belangrijkste resultaten van eerdere acties waarvoor communautaire of andere bilaterale of multilaterale steun werd verleend, de daarbij aangewende financiële middelen en de beschikbare evaluatieresultaten;

b) een beschrijving van de nationale strategie voor plattelandsontwikkeling, op basis van een analyse van de huidige situatie op het platteland;

c) een beschrijving van de strategische prioriteiten van het programma, op basis van de nationale strategie voor plattelandsontwikkeling en van een analyse van de betrokken sectoren, waarbij een beroep is gedaan op onafhankelijke deskundigen. Het programma moet ook gekwantificeerde doelstellingen bevatten, waarbij voor elk in artikel 171, lid 1, genoemd zwaartepunt de passende indicatoren voor controle en evaluatie worden beschreven;

d) een toelichting bij de wijze waarop de algemene strategische aanpak en de sectorale strategieën zoals beschreven in de meerjarige indicatieve planning van het begunstigde land worden vertaald in concrete maatregelen binnen de afdeling plattelandsontwikkeling;

e) een indicatief financieel overzicht van de financiële middelen die door het begunstigde land, door de Gemeenschap en eventueel door de particuliere sector beschikbaar worden gesteld voor elke maatregel voor plattelandsontwikkeling, alsmede het medefinancieringspercentage van de Europese Unie per zwaartepunt;

f) een beschrijving van de uit artikel 171 gekozen maatregelen, onder vermelding van:

 de eindbegunstigden,

 het geografische toepassingsgebied,

 de subsidiabiliteitscriteria,

 de criteria voor de rangschikking van geselecteerde projecten,

 indicatoren voor het toezicht,

 gekwantificeerde streefcijferindicatoren;

g) een beschrijving van de operationele structuur voor de uitvoering van het programma, met inbegrip van toezicht en evaluatie;

h) de namen van de autoriteiten en organen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het programma;

i) de resultaten van het overleg dat is gepleegd met en de regelingen die zijn getroffen voor de inschakeling van de relevante autoriteiten en organen en de relevante economische, sociale en milieupartners;

j) de resultaten en aanbevelingen van de evaluatie vooraf van het programma, waaronder een beschrijving van het gevolg dat de begunstigde landen aan deze aanbevelingen hebben gegeven.

▼B

3.  De begunstigde landen zorgen ervoor dat in hun programma prioriteit wordt gegeven aan maatregelen tot uitvoering van de communautaire normen en ter verbetering van de marktwerking en maatregelen waarmee nieuwe werkgelegenheid op het platteland wordt geschapen.

4.  De begunstigde landen zorgen ervoor dat hun programma in overeenstemming is met de meerjarige indicatieve planning.

5.  Tenzij iets anders wordt overeengekomen met de Commissie, presenteren de begunstigde landen hun programmavoorstellen binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 185

Goedkeuring en wijziging van programma’s

1.  De Commissie hecht binnen zes maanden na indiening van het voorstel haar goedkeuring aan de programma’s in het kader van de afdeling plattelandsontwikkeling, op voorwaarde dat alle relevante informatie beschikbaar is. De Commissie beoordeelt met name of het voorgestelde programma strookt met deze verordening.

2.  Het programma kan in voorkomend geval worden gewijzigd om rekening te houden met:

a) nieuwe relevante informatie en de resultaten van de uitvoering van de betrokken acties, met inbegrip van de resultaten van het toezicht en de evaluatie, alsmede de noodzaak de beschikbare steunbedragen aan te passen;

b) de vooruitgang die de begunstigde landen hebben geboekt op weg naar toetreding, zoals beschreven in de belangrijkste toetredingsdocumenten, waaronder de meerjarige indicatieve planning.

3.  Voorstellen tot wijziging moeten naar behoren worden gemotiveerd en door het begunstigde land worden ingediend bij de Commissie, onder vermelding van de volgende gegevens:

a) de redenen voor de voorgestelde wijziging;

b) de verwachte effecten van de wijziging;

c) een nieuw overzicht van de maatregelen en een nieuwe financiële tabel, als de voorgestelde wijziging van financiële aard is.

4.  Ingrijpende veranderingen in de zin van artikel 14, lid 4, van de IPA-verordening zijn wijzigingen die een verandering behelzen van de financiële verdeling over de zwaartepunten zoals bedoeld in artikel 171, lid 1, of van het medefinancieringspercentage per zwaartepunt of de toevoeging van nieuwe maatregelen.

5.  De Commissie kan de begunstigde landen verzoeken een voorstel te doen voor de wijziging van een programma wanneer de relevante communautaire wetgeving is gewijzigd.



HOOFDSTUK III

Uitvoering



Sectie 1

Beginselen en financieel beheer

Artikel 186

Uitvoeringsbeginselen

1.  Deze afdeling wordt uitgevoerd door de begunstigde landen op basis van gedecentraliseerd beheer zonder controles vooraf zoals bedoeld in artikel 18.

2.  In de in de artikelen 7 en 8 bedoelde sectorale en financieringsovereenkomsten kunnen nadere bepalingen worden vastgelegd.

Deze moeten in overeenstemming zijn met de regels voor plattelandsontwikkelingsprogramma’s in de lidstaten.

Artikel 187

Berekening van betalingen

Bij wijze van uitzondering op artikel 44 wordt de bijdrage van de Gemeenschap aan de programma’s in het kader van deze afdeling berekend door het voor ieder zwaartepunt in het financieringsbesluit vastgestelde medefinancieringspercentage toe te passen op de subsidiabele uitgaven zoals vermeld op de uitgavenstaat, waarbij het maximum voor de bijdrage van de Gemeenschap voor ieder zwaartepunt niet wordt overschreden.

Artikel 188

Voorfinanciering

▼M2

1.  De voorfinanciering voor deze afdeling bedraagt maximaal 30 % van de bijdrage van de Europese Unie voor de laatste drie jaar van het betreffende programma. In verband met de beschikbaarheid van de begrotingstoewijzing kan de voorfinanciering in twee of meer termijnen worden betaald.

▼B

2.  Wanneer de in lid 1 bedoelde voorfinancieringsbedragen niet voldoende zijn om de vorderingen van eindbegunstigden tijdig te voldoen, kunnen deze tijdens de uitvoering worden verhoogd overeenkomstig de sectorale of financieringsovereenkomsten, mits de cumulatieve voorfinanciering de 30 % van de bijdrage van de Gemeenschap voor de drie meest recente jaren zoals vastgelegd in de financieringsbesluiten tot goedkeuring van de meerjarenprogramma’s niet overschrijdt.

3.  De eerste termijn van de voorfinanciering wordt door de Commissie betaald zodra is voldaan aan de voorwaarden van artikel 42, lid 1. Aanvullende termijnen zijn mogelijk op verzoek van het begunstigde land, overeenkomstig de vereisten van de leden 1 en 2.

Artikel 189

Goedkeuring van de rekeningen

In de sectorale en financieringsovereenkomsten zoals bedoeld in de artikelen 7 en 8 kunnen nadere bepalingen met betrekking tot de goedkeuring van de rekeningen worden vastgelegd. Deze moeten in overeenstemming zijn met de regels voor het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad ( 17 ) en de verordeningen waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Deze kunnen met name betrekking hebben op de raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen.

Artikel 190

Criteria voor financiële correcties

Bij wijze van uitzondering op artikel 51, lid 2, past de Commissie naargelang van de situatie forfaitaire of punctuele correcties toe, of correcties op basis van geëxtrapoleerde cijfers.



Sectie 2

Evaluatie en toezicht

Artikel 191

Evaluaties vooraf, tussentijds en achteraf

1.  Overeenkomstig artikel 57 wordt het programma vooraf, achteraf en indien wenselijk tussentijds geëvalueerd door onafhankelijke beoordelaars onder verantwoordelijkheid van het begunstigde land.

2.  In deze evaluaties worden de vorderingen beoordeeld die met de uitvoering van het programma zijn geboekt met betrekking tot de verwezenlijking van de in artikel 12 van de IPA-verordening beschreven doelstellingen.

3.  In de in de artikelen 7 en 8 bedoelde sectorale en financieringsovereenkomsten kunnen nadere bepalingen met betrekking tot deze evaluaties worden vastgelegd. Deze moeten in overeenstemming zijn met de regels voor plattelandsontwikkelingsprogramma’s in de lidstaten.

Artikel 192

Sectoraal comité van toezicht

1.  Overeenkomstig artikel 59 zet het begunstigde land een sectoraal comité van toezicht op.

2.  Dit comité bestaat uit vertegenwoordigers van de relevante autoriteiten en organen en de relevante economische, sociale en milieupartners. Het sectorale comité van toezicht stelt zijn eigen reglement van orde vast.

3.  Het sectorale comité van toezicht wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van het begunstigde land. De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het sectorale comité van toezicht deel.

4.  De voortgang, het rendement en de doeltreffendheid van het programma met betrekking tot de doelstellingen worden gemeten aan de hand van indicatoren met betrekking tot de uitgangssituatie, de financiële uitvoering, de resultaten en het effect.

Artikel 193

Sectorale jaarverslagen

▼M1

1.  Binnen zes maanden na afloop van elk volledig kalenderjaar van de programma-uitvoering wordt het in artikel 61, lid 1, bedoelde sectorale jaarverslag ingediend bij de Commissie, de nationale IPA-coördinator en de nationale ordonnateur.

▼B

a) In dit verslag moet informatie worden opgenomen over de voortgang met betrekking tot de uitvoering, met name de verwezenlijking van de doelstellingen, de problemen bij het beheer van het programma en de in verband daarmee getroffen maatregelen, de financiële uitvoering en de activiteiten op het gebied van controle en evaluatie.

b) De sectorale jaarverslagen worden voor indiening door het sectorale comité van toezicht onderzocht.

2.  Binnen zes maanden na de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven en na onderzoek door het sectorale comité van toezicht wordt het sectorale eindverslag ingediend bij de Commissie en de nationale IPA-coördinator.

Artikel 194

Nadere bepalingen inzake toezicht en verslaglegging

In de in de artikelen 7 en 8 bedoelde sectorale en financieringsovereenkomsten kunnen nadere bepalingen met betrekking tot toezicht en verslaglegging worden vastgelegd. Deze moeten in overeenstemming zijn met de regels voor plattelandsontwikkelingsprogramma’s in de lidstaten.



DEEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 195

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE

ERKENNINGSCRITERIA

Standaardlijst van thema’s en daarmee samenhangende vereisten zoals bedoeld in artikel 11, lid 2

1.   Controlekader (opzet en beheer van de organisatie en de staf)

a) Ethiek en integriteit

 ervoor zorgen dat de door de leiding bepaalde organisatiecultuur in de hele organisatie bekend is.

b) Aanpak en melding van onregelmatigheden

 ervoor zorgen dat lager in de organisatie geconstateerde onregelmatigheden adequaat worden gemeld en aangepakt, waaronder bescherming voor klokkenluiders.

c) Personeelsplanning, aanwerving, opleiding en beoordeling (waaronder beheer van gevoelige posten)

 zorgen voor voldoende en goed personeel op alle niveaus.

d) Gevoelige functies en belangenverstrengeling

 ervoor zorgen dat de gevoelige posten bekend zijn (dat wil zeggen functies waarin het personeel blootgesteld zou kunnen worden aan ongeoorloofde beïnvloeding als gevolg van de aard van hun contacten met derde partijen of de informatie waarover zij beschikken);

 zorgen voor passende controles (waaronder eventueel een roulatiebeleid) voor gevoelige posten;

 zorgen voor procedures om belangenverstrengeling aan te tonen en te voorkomen.

e) Juridische grondslagen voor instanties en individuen

 ervoor zorgen dat instanties en individuen juridisch gemachtigd zijn om hun taken uit te voeren.

f) Formele vastlegging van verantwoordingsplicht, verantwoordelijkheid, gedelegeerde verantwoordelijkheid en eventuele aanverwante bevoegdheden voor alle taken en posities in de hele organisatie:

 ervoor zorgen dat alle personeelsleden op de hoogte zijn van hun verantwoordelijkheden. Voor vastleggingen en betalingen aan derden moet één beheerder verantwoordelijk zijn voor alle aspecten van de transactie;

 mandaten, functieomschrijvingen e.d. moeten regelmatig worden bijgewerkt en bekend zijn.

2.   Planning/risicobeheer (planning van acties)

a) Risicobepaling, -beoordeling en -beheer

 ervoor zorgen dat risico’s worden geïdentificeerd en beheerd, met name dat overal adequate controlemiddelen worden toegepast, naargelang van de omvang van het risico.

b) Doelstellingen en toewijzing van middelen

 ervoor zorgen dat op alle niveaus passende en meetbare doelstellingen op het gebied van resultaten en effecten worden vastgesteld en dat deze in de hele organisatie bekend zijn;

 ervoor zorgen dat de middelen adequaat worden verdeeld over de doelstellingen, waarbij de beginselen van transparant en solide financieel beheer worden geëerbiedigd;

 ervoor zorgen dat duidelijk is wie verantwoordelijk is voor de doelstellingen.

c) Planning van de uitvoering

 zorgen voor duidelijke planning van de stappen die nodig zijn om de doelstellingen te verwezenlijken, waaronder een tijdschema en afbakening van de verantwoordelijkheid voor iedere stap en indien noodzakelijk een analyse van de kritieke paden.

3.   Controle (uitvoering van acties)

a) Verificatieprocedures

 ervoor zorgen dat alle stappen in een transactie dubbel worden gecontroleerd (vooraf en indien nodig achteraf).

b) Procedures voor toezicht door de verantwoordelijke leidinggevenden van aan ondergeschikten gedelegeerde taken (waaronder jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaringen van ondergeschikten)

 zorgen voor actief toezicht op verantwoordelijkheid, zodat dit geen passief of theoretisch concept blijft.

c) Regels voor elk type aanbesteding en oproepen voor het indienen van voorstellen

 zorgen voor de passende juridische kaders voor deze processen waarbij middelen worden vastgelegd.

d) Procedures (waaronder checklists) voor elke stap van aanbestedingen en oproepen tot het indienen van voorstellen (bijvoorbeeld het bestek, evaluatiecomités, melding van uitzonderingen, enz.)

 ervoor zorgen dat alle personeelsleden op de hoogte zijn van hun verantwoordelijkheden op deze terreinen.

e) Regels en procedures in verband met publiciteit

 ervoor zorgen dat voldaan is aan de verplichtingen van de Commissie.

f) Betalingsprocedures (waaronder procedures voor bevestiging van de resultaten en/of subsidiabiliteitsvoorwaarden, indien nodig ter plaatse)

 ervoor zorgen dat betalingen alleen worden verricht wanneer de betalingsaanvraag aan alle contractuele vereisten voldoet.

g) Procedures voor toezicht op de medefinanciering

 ervoor zorgen dat voldaan is aan de verplichtingen van de Commissie.

h) Begrotingsprocedures om ervoor te zorgen dat fondsen beschikbaar zijn (onder meer fondsen om de uitvoering te handhaven als de financiering van de Commissie vertraging oploopt of wordt afgewezen)

 ervoor zorgen dat de nationale overheid haar lokale contractuele verbintenissen kan nakomen ongeacht vertragingen of onderbrekingen van de financiering van de Commissie.

i) Procedures met het oog op de continuïteit van de maatregelen

 ervoor zorgen dat belangrijke risico’s voor de continuïteit (bijvoorbeeld verlies van gegevens, afwezigheid van personen, enz.) wordt geïdentificeerd en dat zo veel mogelijk noodplannen worden opgesteld.

j) Boekhoudkundige verslaglegging

 zorgen voor volledige, transparante boekhoudkundige verslaglegging volgens algemeen aanvaarde normen.

k) Afstemmingsprocedures

 ervoor zorgen dat de boekhoudkundige saldi worden getoetst aan informatie van derde partijen.

l) Melding van uitzonderingen, bijvoorbeeld op het juiste niveau goedgekeurde uitzonderingen op de normale procedures, niet-goedgekeurde uitzonderingen en gebreken controleren wanneer ze worden vastgesteld

 ervoor zorgen dat afwijkingen van de normale praktijk altijd worden geregistreerd en op de juiste niveaus worden beoordeeld.

m) Beveiliging (IT en anderszins)

 ervoor zorgen dat activa en gegevens beveiligd worden tegen interferenties en fysieke schade.

n) Archivering

 ervoor zorgen dat documenten beschikbaar blijven, in ieder geval voor de evaluaties door de Commissie gedurende de periode dat ze bewaard moeten blijven.

▼M1

o) Scheiding van taken

 ervoor zorgen dat de verschillende taken binnen een transactie door verschillende personeelsleden worden uitgevoerd om te zorgen voor een zekere mate van automatische kruiselingse controles.

▼B

p) Melding van gebreken in de interne controle

 ervoor zorgen dat gebreken in de interne controle, ongeacht de bron, worden geregistreerd en dat de aanpak door het management wordt vastgelegd en gevolgd.

4.   Toezicht (supervisie van acties)

a) Interne audit, waaronder behandeling van auditverslagen en -aanbevelingen (los van controle en beheerstoezicht)

 ervoor zorgen dat de leiding onafhankelijke evaluaties krijgen van de werking van de systemen op lager niveau. Eventueel controle achteraf van transacties, maar vooral toezicht op de doeltreffendheid en de efficiëntie van de opzet van het systeem en de organisatie.

b) Evaluatie

 ervoor zorgen dat de leiding informatie krijgt over de beoordeling van het effect van maatregelen (naast de overige informatie over de legitimiteit, de regelmatigheid en de operationele procedures).

5.   Communicatie (ervoor zorgen dat alle betrokkenen de informatie krijgen die zij nodig hebben om hun rol te vervullen)

Regelmatige coördinatievergaderingen tussen de verschillende organen om informatie uit te wisselen over alle aspecten van de planning en de uitvoering, zoals:

i) regelmatige verslaglegging over de stand van zaken met betrekking tot de planning van programma’s en projecten;

ii) regelmatige verslaglegging over de uitvoering van projecten ten opzichte van het uitvoeringsplan;

 Sluiting van contracten

 

 voortgang van het aanbestedingsproces ten opzichte van het plan;

 systematische analyse van de geconstateerde fouten op alle niveaus (bijvoorbeeld door verificateurs, controleurs vooraf, auditors, enz.)

 Uitvoering van contracten

 Kosten-batenanalyse van controles

iii) Regelmatige verslaglegging op alle noodzakelijke niveaus over de doeltreffendheid en de efficiëntie van de interne controle

 ervoor zorgen dat alle personeelsleden op alle niveaus regelmatig adequate informatie ontvangen om hun taken uit te voeren.



( 1 ) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.

( 2 ) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

( 3 ) PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11.

( 4 ) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73.

( 5 ) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87.

( 6 ) PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1.

( 7 ) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1.

( 8 ) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

( 9 ) PB L 371 van 27.12.2006, blz. 1.

( 10 ) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

( 11 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

( 12 ) PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.

( 13 ) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

( 14 ) PB L 371 van 27.12.2006, blz. 1.

( 15 ) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

( 16 ) PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1.

( 17 ) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

Top