Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02007R0715-20200901

Consolidated text: Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2007/715/2020-09-01

02007R0715 — NL — 01.09.2020 — 005.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

►M5  VERORDENING (EG) Nr. 715/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2007

betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) ◄

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 692/2008 VAN DE COMMISSIE van 18 juli 2008

  L 199

1

28.7.2008

►M2

VERORDENING (EG) Nr. 595/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juni 2009

  L 188

1

18.7.2009

►M3

VERORDENING (EU) Nr. 566/2011 VAN DE COMMISSIE van 8 juni 2011

  L 158

1

16.6.2011

►M4

VERORDENING (EU) Nr. 459/2012 VAN DE COMMISSIE van 29 mei 2012

  L 142

16

1.6.2012

►M5

VERORDENING (EU) 2018/858 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 30 mei 2018

  L 151

1

14.6.2018




▼B

▼M5

VERORDENING (EG) Nr. 715/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2007

betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6)

▼B

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

1.  Deze verordening stelt gemeenschappelijke technische voorschriften vast voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen, hierna „voertuigen” genoemd, en vervangingsonderdelen zoals vervangende emissiebeperkingssystemen met het oog op hun emissies.

▼M5

2.  Voorts stelt deze verordening voorschriften vast voor de conformiteit tijdens het gebruik, de duurzaamheid van emissiebeperkingssystemen, boorddiagnosesystemen (OBD-systemen) van een voertuig en de meting van het brandstofverbruik.

▼B

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze verordening is van toepassing op voertuigen van de categorieën M1, M2, N1 en N2, zoals gedefinieerd in bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG, met een referentiemassa van maximaal 2 610 kg.

2.  Op verzoek van de fabrikant kan de ingevolge deze verordening afgegeven typegoedkeuring voor voertuigen zoals bedoeld in lid 1, worden uitgebreid tot voertuigen van de categorieën M1, M2, N1 en N2, zoals gedefinieerd in bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG, met een referentiemassa van maximaal 2 840 kg die voldoen aan de voorwaarden van deze verordening en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen.

Artikel 3

Definities

In deze verordening en de uitvoeringsmaatregelen ervan wordt verstaan onder:

1. 

„hybride voertuig”: een voertuig met ten minste twee verschillende energieomzetters en twee verschillende energieopslagsystemen (in het voertuig) voor de aandrijving van het voertuig;

2. 

„voertuig dat in een specifieke sociale behoefte moet voorzien”: een dieselmotorvoertuig van de categorie M1 dat:

a) 

een voertuig voor bijzondere gebruiksdoeleinden is in de zin van Richtlijn 70/156/EEG met een referentiemassa van meer dan 2 000 kg,

dan wel

b) 

een voertuig is met een referentiemassa van meer dan 2 000 kg en ontworpen voor vervoer van zeven of meer inzittenden inclusief de chauffeur, met uitzondering, vanaf 1 september 2012, van voertuigen van de categorie M1G zoals bedoeld in Richtlijn 70/156/EEG,

dan wel

c) 

een voertuig is met een referentiemassa van meer dan 1 760 kg dat speciaal is gebouwd voor handelsdoeleinden en dat voor rolstoelgebruik binnen het voertuig is ingericht;

3. 

„referentiemassa”: de massa van het voertuig in rijklare toestand, verminderd met een massa van 75 kg voor de bestuurder en vermeerderd met een massa van 100 kg;

4. 

„verontreinigende gassen”: de als uitlaatgassen uitgestoten koolmonoxide, stikstofoxiden, uitgedrukt in stikstofdioxide(NO2)-equivalent, en koolwaterstoffen;

5. 

„verontreinigende deeltjes”: de bestanddelen van de uitlaatgassen die bij een maximumtemperatuur van 325 K (52 °C) uit het verdunde uitlaatgas worden verwijderd door middel van de filters zoals beschreven in de testprocedure voor de controle van de gemiddelde uitlaatemissies;

6. 

„uitlaatemissies”: de emissies van verontreinigende gassen en deeltjes;

7. 

„verdampingsemissies”: de koolwaterstofdampen die anders dan via de uitlaat uit het brandstofsysteem van een voertuig ontsnappen;

8. 

„motorcarter”: de ruimten in of buiten de motor die met het oliecarter zijn verbonden door in- of uitwendige verbindingen waaruit gassen en dampen kunnen ontsnappen;

9. 

„boorddiagnosesysteem” of „OBD-systeem”: een emissiebeperkingssysteem dat bij een storing door middel van in een computergeheugen opgeslagen foutcodes kan aangeven in welk gebied de storing waarschijnlijk is opgetreden;

10. 

„manipulatie-instrument”: een constructieonderdeel dat de temperatuur, de rijsnelheid, het motortoerental, de versnelling, de inlaatonderdruk of andere parameters meet om een onderdeel van het emissiecontrolesysteem in werking te stellen, te moduleren, te vertragen of buiten werking te stellen, zodat de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem wordt verminderd onder omstandigheden die bij een normaal gebruik van het voertuig te verwachten zijn;

11. 

„emissiebeheersingssysteem”: de onderdelen van een voertuig die de uitlaat- en verdampingsemissies regelen en/of beperken;

12. 

„origineel emissiebeheersingssysteem”: een voorziening op het gebied van beheersing van verontreiniging of samenstel van dergelijke voorzieningen die onder de voor het betrokken voertuig verleende typegoedkeuring valt (vallen);

13. 

„vervangingsemissiebeheersingssysteem”: een voorziening op het gebied van beheersing van verontreiniging (of samenstel van dergelijke voorzieningen) ter vervanging van een origineel emissiebeheersingssysteem die (dat) kan worden goedgekeurd als technische eenheid zoals gedefinieerd in Richtlijn 70/156/EEG;

▼M5 —————

▼B

16. 

„biobrandstoffen”: van biomassa vervaardigde vloeibare of gasvormige brandstof voor vervoer;

17. 

„voertuig dat op alternatieve brandstof rijdt”: een voertuig dat qua ontwerp geschikt is om op ten minste één soort brandstof te rijden die bij atmosferische temperatuur en druk ofwel gasvormig is, dan wel in substantiële mate van niet-minerale oliën is afgeleid;

▼M4

18. 

„motor met directe inspuiting”: een motor die kan werken in een modus waarin de brandstof in de inlaatlucht wordt gespoten nadat de lucht door de inlaatkleppen is gegaan.

▼B



HOOFDSTUK II

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE DE TYPEGOEDKEURING VAN DE FABRIKANTEN

Artikel 4

Verplichtingen van de fabrikanten

1.  De fabrikanten tonen aan dat alle nieuwe voertuigen die verkocht, geregistreerd of in het verkeer worden gebracht in de Gemeenschap, een typegoedkeuring hebben gekregen in overeenstemming met deze verordening en aan de uitvoeringsmaatregelen ervan voldoen. De fabrikanten tonen ook aan dat alle nieuwe vervangende emissiebeheersingssystemen die een typegoedkeuring behoeven en die worden verkocht of in het verkeer worden gebracht in de Gemeenschap, een typegoedkeuring hebben gekregen in overeenstemming met deze verordening en aan de uitvoeringsmaatregelen ervan voldoen.

In deze verplichtingen is inbegrepen dat wordt voldaan aan de emissiegrenswaarden in bijlage I en de uitvoeringsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 5.

2.  De fabrikanten zien erop toe dat de typegoedkeuringsprocedures voor de controle van de overeenstemming van de productie, de duurzaamheid van het emissiebeheersingssysteem en de overeenstemming van in gebruik zijnde voertuigen worden nageleefd.

Bovendien moeten de door de fabrikant genomen technische maatregelen zo zijn dat is gewaarborgd dat de uitlaat- en verdampingsemissies in overeenstemming met deze verordening gedurende de hele normale levensduur van de voertuigen onder normale gebruiksomstandigheden daadwerkelijk worden beperkt. Daartoe worden de maatregelen met het oog op de overeenstemming van in gebruik zijnde voertuigen gecontroleerd totdat het voertuig vijf jaar oud is of, indien dat eerder het geval is, 100 000 km heeft afgelegd. De duurzaamheidstests van de emissiebeheersingssystemen ten behoeve van de typegoedkeuring omvatten 160 000 km. Teneinde aan deze duurzaamheidstest te voldoen, moeten fabrikanten de mogelijkheid hebben gebruik te maken van verouderingstests op een proefbank, mits in overeenstemming met de in lid 4 bedoelde uitvoeringsmaatregelen.

Bij de overeenstemming van in gebruik zijnde voertuigen wordt in het bijzonder gekeken naar uitlaatemissies afgezet tegen de emissiegrenswaarden vastgelegd in bijlage I. Om de controle van verdampingsemissies en emissies bij lage omgevingstemperaturen te verbeteren, herziet de Commissie de testprocedures.

3.  Bij de aankoop van een voertuig krijgt de koper van de fabrikant een document waarin de kooldioxide-emissiewaarden en het brandstofverbruik worden vermeld.

4.  De specifieke procedures en vereisten voor de tenuitvoerlegging van de leden 2 en 3 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 15, lid 2.

Artikel 5

Voorschriften en tests

1.  De fabrikanten rusten hun voertuigen zo uit dat de onderdelen die van invloed kunnen zijn op de emissies zodanig ontworpen, geconstrueerd en gemonteerd zijn dat het voertuig onder normale gebruiksomstandigheden aan deze verordening en de uitvoeringsmaatregelen ervan kan voldoen.

2.  Het gebruik van manipulatie-instrumenten die de doelmatigheid van de emissiecontrolesystemen verminderen, is verboden. Dit verbod geldt niet indien:

a) 

het instrument nodig is om de motor te beschermen tegen schade of ongevallen en om de veilige werking van het voertuig te verzekeren;

b) 

het instrument slechts functioneert als de motor gestart wordt,

of

c) 

de omstandigheden in belangrijke mate zijn meegenomen in de testprocedures voor de controle van de verdampingsemissies en de gemiddelde uitlaatemissies.

3.  De specifieke procedures, tests en voorschriften voor de typegoedkeuring, vastgelegd in dit lid, alsmede voorschriften voor de uitvoering van lid 2 die tot doel hebben deze verordening op niet-essentiële onderdelen te wijzigen door deze aan te vullen, worden aangenomen overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 15, lid 3. Hieronder valt het vaststellen van voorschriften betreffende:

a) 

uitlaatemissies, met inbegrip van testcycli, emissies bij lage omgevingstemperatuur, emissies bij stationair toerental, rookopaciteit en de correcte werking en regeneratie van de nabehandelingssystemen;

b) 

verdampingsemissies en motorcarteremissies;

c) 

boorddiagnosesystemen en de overeenstemming van in gebruik zijnde emissiebeheersingssystemen;

d) 

de duurzaamheid van emissiebeheersingssystemen, vervangende emissiebeheersingssystemen, de overeenstemming van in gebruik zijnde voertuigen, de overeenstemming van de productie en de technische controle;

e) 

meting van broeikasgasemissies en brandstofverbruik;

f) 

hybride voertuigen en op alternatieve brandstof rijdende voertuigen;

g) 

de uitbreiding van typegoedkeuringen en de vereisten voor kleine fabrikanten;

h) 

testapparatuur;

▼M2 —————

▼B

i) 

referentiebrandstoffen zoals benzine, diesel, gasvormige brandstoffen en biobrandstoffen, zoals bio-ethanol, biodiesel en biogas;

▼M2

j) 

het meten van het motorvermogen.

▼B

Bovenvermelde voorschriften zijn, in voorkomend geval, van toepassing op voertuigen, ongeacht de gebruikte brandstof.

▼M5 —————

▼B



HOOFDSTUK IV

VERPLICHTINGEN VAN DE LIDSTATEN

Artikel 10

Typegoedkeuring

1.  Met ingang van 2 juli 2007 of van de uitvoeringsmaatregelen ervan, naar gelang van welke datum later valt, mogen de lidstaten aanvragen van fabrikanten om EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring voor een nieuw voertuigtype niet weigeren om redenen die verband houden met de emissies of het brandstofverbruik, en mogen zij de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van een nieuw voertuig niet verbieden indien dit voertuig aan deze verordening en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen, en in het bijzonder de Euro 5-grenswaarden van tabel 1 van bijlage I, of de Euro 6-grenswaarden van tabel 2 van bijlage I, voldoet.

2.  Met ingang van 1 september 2009 en met ingang van 1 september 2010 voor categorie N1-, klassen II en III, en categorie N2-voertuigen weigeren de lidstaten om redenen die verband houden met de emissies of het brandstofverbruik EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor nieuwe voertuigtypes die niet aan deze verordening en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen en in het bijzonder aan de bijlagen, met uitzondering van de in tabel 2 van bijlage I vermelde Euro 6-grenswaarden, voldoen. Bij de uitlaatemissiestest gelden voor voertuigen voor specifieke sociale behoeften dezelfde grenswaarden als voor voertuigen van categorie N1, klasse III.

3.  Met ingang van 1 januari 2011, en met ingang van 1 januari 2012 voor categorie N1-, klassen II en III, en categorie N2-voertuigen en voertuigen voor specifieke sociale behoeften, beschouwen de lidstaten certificaten van overeenstemming van nieuwe voertuigen die niet aan deze verordening en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen, en in het bijzonder aan de bijlagen met uitzondering van de in tabel 2 van bijlage I vermelde Euro 6-grenswaarden, voldoen, als niet meer geldig voor de toepassing van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG en verbieden zij de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen om redenen die verband houden met de emissies of het brandstofverbruik. Bij de uitlaatemissiestest gelden voor voertuigen voor specifieke sociale behoeften dezelfde grenswaarden als voor voertuigen van categorie N1, klasse III.

4.  Met ingang van 1 september 2014, en met ingang van 1 september 2015 voor categorie N1-, klassen II en III, en categorie N2-voertuigen, weigeren de lidstaten om redenen die verband houden met de emissies of het brandstofverbruik, EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te verlenen voor nieuwe voertuigtypes die niet aan deze verordening en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen en in het bijzonder aan de bijlagen, met inbegrip van de in tabel 2 van bijlage I vermelde Euro 6-grenswaarden, voldoen.

5.  Met ingang van 1 september 2015, en met ingang van 1 september 2016 voor categorie N1-, klassen II en III, en categorie N2-voertuigen, beschouwen de lidstaten certificaten van overeenstemming van nieuwe voertuigen die niet aan deze verordening en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen, en in het bijzonder aan de in tabel 2 van bijlage I vermelde Euro 6-grenswaarden, voldoen, als niet meer geldig voor de toepassing van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 70/156/EEG en verbieden zij de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen om redenen die verband houden met de emissies of het brandstofverbruik.

▼M1

6.  De emissiegrens van 5,0 mg/km voor de deeltjesmassa in de tabellen 1 en 2 van bijlage I geldt vanaf de toepasselijke data in de punten 1, 2 en 3.

De emissiegrens van 4,5 mg/km voor de deeltjesmassa en de grenswaarde voor het deeltjesaantal in de tabellen 1 en 2 van bijlage I gelden vanaf 1 september 2011 voor de typegoedkeuring van nieuwe voertuigtypen en vanaf 1 januari 2013 voor alle nieuwe voertuigen die in de Gemeenschap worden verkocht, geregistreerd of in de handel gebracht.

▼M4

7.  Tot drie jaar na de in de leden 4 en 5 genoemde toepasselijke data voor nieuwe typegoedkeuringen en de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen, wordt op verzoek van de fabrikant op voertuigen met een elektrischeontstekingsmotor met directe inspuiting een emissiegrens van 6 × 1012 #/km voor het deeltjesaantal toegepast.

▼B

Artikel 11

Typegoedkeuring van vervangingsonderdelen

1.  De nationale autoriteiten verbieden dat nieuwe vervangende emissiebeheersingssystemen die bestemd zijn om te worden gemonteerd op krachtens deze verordening goedgekeurde voertuigen, worden verkocht of op een voertuig worden gemonteerd indien deze vervangingskatalysatoren niet van een type zijn waarvoor overeenkomstig deze verordening en de uitvoeringsbepalingen ervan typegoedkeuring is verleend.

2.  De nationale autoriteiten mogen uitbreidingen van EG-typegoedkeuringen voor vervangende emissiebeheersingssystemen bedoeld voor voorschriften voorafgaand aan deze verordening, blijven verlenen onder de oorspronkelijk geldende voorwaarden. De nationale autoriteiten verbieden de verkoop of de montage op een voertuig van dergelijke vervangende emissiebeheersingssystemen tenzij voor dat type een desbetreffende typegoedkeuring is verleend.

3.  Vervangende emissiebeheersingssystemen die bestemd zijn om te worden gemonteerd op voertuigen waaraan een typegoedkeuring is verleend voorafgaande aan de inwerkingtreding van de eisen inzake typegoedkeuring van vervangingsonderdelen, zijn vrijgesteld van de vereisten van de leden 1 en 2.

Artikel 12

Financiële stimulansen

1.  De lidstaten kunnen voorzien in financiële stimulansen voor in serie geproduceerde voertuigen die aan deze verordening en de uitvoeringsbepalingen ervan voldoen.

Deze stimulansen gelden voor alle nieuwe voertuigen die in een lidstaat in de handel worden gebracht en die reeds vóór de in artikel 10, lid 3, vermelde data ten minste aan de emissiegrenswaarden in tabel 1 van bijlage I voldoen; zij eindigen op die data.

De financiële stimulansen die uitsluitend gelden voor voertuigen die voldoen aan de emissiegrenswaarden in tabel 2 van bijlage I, kunnen aan dergelijke nieuwe voertuigen die voor verkoop op de markt van een lidstaat worden aangeboden, worden toegekend vanaf de data vermeld in artikel 10, lid 3, vooruitlopend op de data vermeld in artikel 10, lid 5; zij eindigen op de in artikel 10, lid 5, vermelde data.

2.  De lidstaten kunnen financiële stimulansen toekennen voor het aanpassen van reeds in gebruik zijnde voertuigen en voor het slopen van voertuigen die niet voldoen.

3.  Voor elk type voertuig overschrijden de in de leden 1 en 2 bedoelde financiële stimulansen niet de extra kosten voor de technische middelen waarmee aan de in bijlage I vermelde emissiegrenswaarden wordt voldaan, inclusief de kosten van de montage op het voertuig.

4.  De Commissie wordt tijdig in kennis gesteld van plannen om de in de leden 1 en 2 bedoelde financiële stimulansen in te voeren of te wijzigen.

Artikel 13

Sancties

1.  De lidstaten stellen de sancties vast die bij overtreding van deze verordening door fabrikanten worden opgelegd en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 2 januari 2009 in kennis van de desbetreffende bepalingen en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen.

2.  Het soort overtredingen waarvoor sancties worden opgelegd, is in elk geval:

a) 

het afleggen van onjuiste verklaringen tijdens de goedkeuringsprocedures of de procedures die tot een terugroeping leiden;

b) 

het vervalsen van testresultaten voor typegoedkeuring of conformiteit onder bedrijfsomstandigheden;

c) 

het achterhouden van gegevens of technische specificaties die tot terugroeping of intrekking van de typegoedkeuring zouden kunnen leiden;

d) 

het gebruiken van manipulatie-instrumenten.

▼M5 —————

▼B



HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Herziening van de specificaties

1.  De Commissie zal overwegen om de methaanemissies op te nemen in de berekening van de kooldioxide-emissies. Indien nodig, legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een voorstel voor met maatregelen voor het verrekenen of beperken van methaanemissies.

2.  Na de afronding van het VN/ECE-deeltjesmeetprogramma, dat wordt uitgevoerd onder leiding van het Wereldforum voor de harmonisatie van voertuigreglementen (World Forum for Harmonization of Vehicle Regulations) en uiterlijk bij de inwerkingtreding van Euro 6, zal de Commissie, ter wijziging van niet essentiële elementen van deze verordening, onder meer door haar aan te vullen, zonder het huidige ambitieniveau ten aanzien van het milieu te verlagen, de volgende maatregelen vaststellen:

a) 

wijziging van deze verordening overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 15, lid 3, om de grenswaarden voor de deeltjesmassa in bijlage I bij te stellen en in die bijlage op deeltjesaantal gebaseerde grenswaarden op te nemen, zodat deze grotendeels aansluiten bij de grenswaarden voor de deeltjesmassa voor benzine- en dieselmotoren;

b) 

vaststellen van een herziene meetprocedure voor deeltjes en een grenswaarde voor het deeltjesaantal, overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing zoals bedoeld in artikel 15, lid 3.

3.  De Commissie beoordeelt regelmatig de procedures, tests en vereisten zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, evenals de testscycli voor het meten van emissies. Blijkt bij deze beoordeling dat deze niet langer adequaat zijn of niet langer de echte emissies weerspiegelen, dan worden zij aangepast teneinde adequaat de emissies bij reëel rijden op de weg te weerspiegelen. De nodige maatregelen tot wijziging van niet essentiële elementen van de onderhavige verordening, door middel van aanvulling ervan, worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing zoals bedoeld in artikel 15, lid 3.

4.  De Commissie beoordeelt regelmatig de verontreinigende stoffen met inachtneming van de vereisten en tests zoals bedoeld in artikel 5, lid 3. Indien de Commissie concludeert dat het nodig is de emissies van additionele verontreinigende stoffen te regelen, dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in voor een dienovereenkomstige wijziging van de onderhavige verordening.

5.  De Commissie beoordeelt regelmatig de uitlaatemissiegrenzen vervat in tabel 4 van bijlage I, voor koolmonoxide en koolwaterstoffen bij koude start en dient, zo nodig, bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in ter aanscherping van de emissiegrenzen.

▼M2 —————

▼B

Artikel 15

Comité

1.  De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijnen worden vastgesteld op drie maanden.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

Artikel 16

Wijziging van de Richtlijnen 70/156/EEG en 2005/55/EG

1.  Richtlijn 70/156/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

2.  Richtlijn 2005/55/EG wordt als volgt gewijzigd:

a) 

De titel wordt vervangen door volgende tekst:

„Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake typegoedkeuring van zware bedrijfsvoertuigen en motoren voor wat betreft hun emissies (Euro IV en V)”.

b) 

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

2.  In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) 

„voertuig”: een motorvoertuig zoals omschreven in artikel 2 van Richtlijn 70/156/EEG met een referentiemassa van meer dan 2 610 kg;

b) 

„motor”: de aandrijvingsbron van een voertuig waarvoor typegoedkeuring als technische eenheid, zoals omschreven in artikel 2 van Richtlijn 70/156/EEG, kan worden verleend;

c) 

„milieuvriendelijker gemaakt voertuig (EEV)”: een voertuig aangedreven door een motor die voldoet aan de emissiegrenswaarden in rij C van de tabellen in punt 6.2.1 van bijlage I.”.

c) 

Sectie 1 van bijlage I wordt vervangen door:

„1. Deze richtlijn is van toepassing op de beheersing van verontreinigende gassen en deeltjes, de nuttige levensduur van emissiebeperkende voorzieningen, overeenstemming van voertuigen/motoren in gebruik en boorddiagnosesystemen (OBD-systemen) van alle motorvoertuigen en op voertuigen zoals omschreven in artikel 1, met uitzondering van de voertuigen van de categorieën M1, N1, N2 en M2 waarvoor typegoedkeuring is verleend krachtens Verordening (EG) nr. 715/2007 ( *1 ).

Artikel 17

Intrekking

1.  De volgende Richtlijnen worden ingetrokken met ingang van 2 januari 2013:

— 
Richtlijn 70/220/EEG,
— 
Richtlijn 72/306/EEG,
— 
Richtlijn 74/290/EEG,
— 
Richtlijn 77/102/EEG,
— 
Richtlijn 78/665/EEG,
— 
Richtlijn 80/1268/EEG,
— 
Richtlijn 83/351/EEG,
— 
Richtlijn 88/76/EEG,
— 
Richtlijn 88/436/EEG,
— 
Richtlijn 89/458/EEG,
— 
Richtlijn 91/441/EEG,
— 
Richtlijn 93/59/EEG,
— 
Richtlijn 93/116/EG,
— 
Richtlijn 94/12/EG,
— 
Richtlijn 96/44/EG,
— 
Richtlijn 96/69/EG,
— 
Richtlijn 98/69/EG,
— 
Richtlijn 98/77/EG,
— 
Richtlijn 1999/100/EG,
— 
Richtlijn 1999/102/EG,
— 
Richtlijn 2001/1/EG,
— 
Richtlijn 2001/100/EG,
— 
Richtlijn 2002/80/EG,
— 
Richtlijn 2003/76/EG,
— 
Richtlijn 2004/3/EG.

2.  De bijlagen II en V bij Richtlijn 89/491/EEG van de Commissie van 17 juli 1989 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de Richtlijnen 70/157/EEG, 70/220/EEG, 72/245/EEG, 72/306/EEG, 80/1268/EEG en 80/1269/EEG van de Raad op het gebied van motorvoertuigen ( 1 ) worden geschrapt met ingang van 2 januari 2013.

3.  Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze verordening.

4.  De lidstaten trekken hun uitvoerende wetgeving die overeenkomstig de in lid 1 genoemde richtlijnen zijn goedgekeurd, in met ingang van 2 januari 2013.

Artikel 18

Inwerkingtreding

1.  Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.  Deze verordening is van toepassing met ingang van 3 januari 2009, met uitzondering van artikel 10, lid 1, en artikel 12, die van toepassing zijn met ingang van 2 juli 2007.

3.  De wijzigingen of uitvoeringsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, en artikel 14, lid 6, worden goedgekeurd uiterlijk op 2 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

EMISSIEGRENSWAARDEN

▼M1



Tabel 1

Euro 5-emissiegrenswaarden

 

Referentiemassa

(RM)

(Kg)

Grenswaarden

Massa koolmonoxide

(CO)

Massa van het totaal aan koolwaterstoffen

(THC)

Massa niet-methaan koolwaterstoffen

(NMHC)

Massa stikstofoxiden

(NOx)

Gecombineerde massa koolwaterstoffen en stikstofoxiden

(THC + NOx)

Deeltjesmassa ►M3   ◄

(PM)

►M4  
Deeltjesaantal
(PN)  ◄

L1

(Mg/km)

L2

(Mg/km)

L3

(Mg/km)

L4

(Mg/km)

L2 + L4

(Mg/km)

L5

(Mg/km)

L6

(#/Km)

Categorie

Klasse

 

PI

CI

PI

CI

PI

CI

PI

CI

PI

CI

PI (1)

CI

PI

CI

M

Alle

1 000

500

100

68

60

180

230

5,0/4,5

5,0/4,5

6,0 × 1011

N1

I

RM ≤ 1 305

1 000

500

100

68

60

180

230

5,0/4,5

5,0/4,5

6,0 × 1011

II

1 305 < RM ≤ 1 760

1 810

630

130

90

75

235

295

5,0/4,5

5,0/4,5

6,0 × 1011

III

1 760 < RM

2 270

740

160

108

82

280

350

5,0/4,5

5,0/4,5

6,0 × 1011

N2

Alle

2 270

740

160

108

82

280

350

5,0/4,5

5,0/4,5

6,0 × 1011

(1)   De normen voor de deeltjesmassa bij motoren met elektrische ontsteking zijn alleen van toepassing op voertuigen met directe-inspuitingsmotoren.

Legende: PI = elektrische ontsteking, CI = compressieontsteking

▼M4



Tabel 2

Euro 6-emissiegrenswaarden

 

Referentiemassa

(RM)

(kg)

Grenswaarden

Massa koolmonoxide

(CO)

Massa totale koolwaterstoffen

(THC)

Massa andere koolwaterstoffen dan methaan

(NMHC)

Massa stikstofoxiden

(NOx)

Gecombineerde massa koolwaterstoffen en stikstofoxiden

(THC + NOx)

Deeltjesmassa

(PM) (1)

Deeltjesaantal

(PN)

L1

(mg/km)

L2

(mg/km)

L3

(mg/km)

L4

(mg/km)

L2 + L4

(mg/km)

L5

(mg/km)

L6

(#/km)

Categorie

Klasse

 

PI

CI

PI

CI

PI

CI

PI

CI

PI

CI

PI (2)

CI

PI (2) (3)

CI

M

Alle

1 000

500

100

68

60

80

170

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

N1

I

RM ≤ 1 305

1 000

500

100

68

60

80

170

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

II

1 305 < RM ≤ 1 760

1 810

630

130

90

75

105

195

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

III

1 760 < RM

2 270

740

160

108

82

125

215

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

N2

Alle

2 270

740

160

108

82

125

215

4,5

4,5

6,0 × 1011

6,0 × 1011

(1)   Voor voertuigen waarvoor op basis van de emissiegrenswaarden van deze tabel een typegoedkeuring is verleend met het vorige protocol voor deeltjesmassameting vóór 1.9.2011, geldt een emissiegrens van 5,0 mg/km voor de deeltjesmassa.

(2)   De grenswaarden voor de deeltjesmassa en het deeljesaantal bij motoren met elektrische ontsteking zijn alleen van toepassing op voertuigen met motoren met directe inspuiting.

(3)   Tot drie jaar na de in artikel 10, leden 4 en 5, genoemde data voor respectievelijk nieuwe typegoedkeuringen en nieuwe voertuigen wordt op verzoek van de fabrikant op Euro 6-voertuigen met elektrische ontsteking en directe inspuiting een emissiegrens van 6,0 × 1012#/km voor het deeltjesaantal toegepast. Vóór het einde van die periode moet een typegoedkeuringstestmethode worden toegepast die een doeltreffende beperking van het aantal uitgestoten deeltjes in reële rijomstandigheden waarborgt.

Legende: PI = elektrische ontsteking, CI = compressieontsteking

▼B



Tabel 3

Emissiegrenswaarde voor de verdampingsemissietest

Massa van de verdampingsemissie (g/test)

2,0



Tabel 4

Emissiegrenswaarden voor de uitlaatemissie van koolmonoxide en koolwaterstoffen na een koudestarttest

Testtemperatuur: 266 K (–7 °C)

Voertuigcategorie

Klasse

Massa koolmonoxide (CO)

L1 (g/km)

Massa koolwaterstoffen (HC)

L2 (g/km)

M

15

1,8

N1

I

15

1,8

II

24

2,7

III

30

3,2

N2

 

30

3,2




BIJLAGE II

Wijzigingen van Richtlijn 70/156/EEG

Richtlijn 70/156/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. 

In artikel 2 wordt na het laatste streepje de volgende zin toegevoegd:

„Indien in deze richtlijn wordt verwezen naar een bijzondere richtlijn of verordening, worden daaronder ook de uitvoeringsbesluiten verstaan.”.

2. 

De woorden „of verordening” worden toegevoegd na de woorden „bijzondere richtlijn” in de volgende bepalingen:

artikel 2, eerste streepje; artikel 2, negende streepje; artikel 2, tiende streepje; artikel 2, veertiende streepje; artikel 3, lid 1; artikel 3, lid 4; artikel 4, lid 1, letter c); artikel 4, lid 1, letter d); artikel 5, lid 5; artikel 6, lid 3; artikel 7, lid 2; artikel 13, lid 4; artikel 13, lid 5; bijlage I, eerste alinea; bijlage III, deel III; bijlage IV, deel II, eerste alinea; bijlage V, sectie 1, letters a), b) en c); bijlage VI, bladzijde 2 van het EG-typegoedkeuringsformulier; bijlage VII, punt 1, deel 4; bijlage VII, voetnoot 1; bijlage X, sectie 2.1.; bijlage X, sectie 3.3.; bijlage XI, aanhangsel 4, Betekenis van letters: X; bijlage XII, sectie B, punt 2; bijlage XIV, sectie 2, letters a), c) en d).

3. 

De woorden „of verordeningen” worden toegevoegd na de woorden „bijzondere richtlijnen” in de volgende bepalingen:

artikel 2, achtste streepje; artikel 3, lid 1; artikel 3, lid 2; artikel 4, lid 1, letter a), eerste en tweede streepje; artikel 4, lid 1, letter b); artikel 4, lid 3; artikel 5, lid 4, derde alinea; artikel 5, lid 6; artikel 8, lid 2; artikel 8, lid 2, letter c); artikel 9, lid 2; artikel 10, lid 2; artikel 11, lid 1; artikel 13, lid 2; artikel 14, lid 1, onder i); Lijst van bijlagen: titel van bijlage XIII; bijlage I, eerste alinea; bijlage IV, deel I, eerste en tweede regel; bijlage IV, deel II, voetnoot 1 bij de tabel; bijlage V, sectie 1, letter b); bijlage V, sectie 3; bijlage V, sectie 3, letters a) en b); bijlage VI, punten 1 en 2; bijlage VI, bladzijde 2 van het EG-typegoedkeuringsformulier; bijlage X, sectie 2.2.; bijlage X, sectie 2.3.5.; bijlage X, sectie 3.5; bijlage XII, titel; bijlage XIV, sectie 1.1.; bijlage XIV, sectie 2, letter c).

4. 

De woorden „of verordening” worden toegevoegd na het woord „richtlijn” in de volgende bepalingen:

artikel 5, lid 3, derde alinea; bijlage IV, deel I, voetnoot X bij de tabel; bijlage VI, bladzijde 2 van het EG-typegoedkeuringsformulier, titel van de tabellen; bijlage VII, punt 1, delen 2, 3 en 4; bijlage VIII, secties 1, 2, 2.1, 2.2 en 3; bijlage IX, bladzijde 2, volledige/voltooide voertuigen van categorie M1, punten 45, 46.1 en 46.2; bijlage IX, bladzijde 2, volledige/voltooide voertuigen van de categorieën M2 en M3, punten 45 en 46.1; bijlage IX, bladzijde 2, volledige of voltooide voertuigen van de categorieën N1, N2 en N3, punten 45 en 46.1; bijlage IX, bladzijde 2, onvoltooide/onvolledige voertuigen van de categorieën M1 en M3, punten 45 en 46.1; bijlage IX, bladzijde 2, onvoltooide/onvolledige voertuigen van de categorieën N1, N2 en N3, punten 45 en 46.1; bijlage X, voetnoot 2; bijlage X, sectie 1.2.2; bijlage XI, aanhangsel 4, Betekenis van letters: N/A; bijlage XV, opschrift van de tabel.

De woorden „of verordening” worden toegevoegd na het woord „richtlijn” in de volgende bepalingen:

bijlage IX, bladzijde 2, voor voltooide of volledige voertuigen van de categorieën M1; bijlage IX, bladzijde 2, voor voltooide of volledige voertuigen van de categorieën M2 en M3; bijlage IX, bladzijde 2, voor voltooide of volledige voertuigen van de categorieën N1, N2 en N3; bijlage IX, bladzijde 2, voor onvoltooide/onvolledige voertuigen van de categorie M1; bijlage IX, bladzijde 2, voor onvoltooide/onvolledige voertuigen van de categorieën M2 en M3; bijlage IX, bladzijde 2, voor onvoltooide/onvolledige voertuigen van de categorieën N1, N2 en N3; bijlage XV.

5. 

In artikel 8, lid 2, letter c), worden de woorden „of verordening(en)” toegevoegd na het woord „richtlijn(en)”.

6. 

In bijlage IV, deel I, worden het hoofd van de tabel en punt 2 vervangen door:



„Onderwerp

Richtlijn/Verordening

Publicatieblad

Van toepassing op

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

2. Emissies/Toegang tot informatie

…/…/EG

(EG) nr. …/…

L …, van …, blz. …

(1)

(1)

 

(1)

(1)

 

 

 

 

 

(1)   Voor voertuigen met een referentiemassa van ten hoogste 2 610 kg. Op verzoek van de fabrikant, kan het gelden voor voertuigen met een referentiemassa van ten hoogste 2 840 kg.”.

7. 

In bijlage IV, deel I, worden de punten 11 en 39 geschrapt;

8. 

In bijlage VII, punt 4, worden de woorden „of verordening” toegevoegd na de woorden „in het geval van een richtlijn”.

9. 

In bijlage VII, punt 5, worden de woorden „of verordening” toegevoegd na de woorden „de laatste richtlijn”;

10. 

In bijlage XI, aanhangsel 1, worden het hoofd van de tabel en punt 2 vervangen door:



„Item

Onderwerp

Richtlijn/Verordening

M1 ≤ 2 500 (1) kg

M1 > 2 500 (1) kg

M2

M3

2

Emissies/Toegang tot informatie

…/…/EG

(EG) nr. …/…

Q

G + Q

G + Q”

 

11. 

In bijlage XI, aanhangsel 1, worden de punten 11 en 39 geschrapt.

12. 

In bijlage XI, aanhangsel 2, worden het hoofd en punt 2 van de tabel vervangen door:



„Item

Onderwerp

Richtlijn/Verordening

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

2

Emissies/Toegang tot informatie

…/…/EG

(EG) nr. …/…

A

A

 

A

A”

 

 

 

 

 

13. 

In bijlage XI, aanhangsel 2, worden de punten 11 en 39 geschrapt.

14. 

In bijlage XI, aanhangsel 3, worden het hoofd van de tabel en punt 2 vervangen door:



„Item

Onderwerp

Richtlijn/Verordening

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

2

Emissies/Toegang tot informatie

…/…/EG

(EG) nr. …/…

Q

 

Q

Q”

 

 

 

 

 

15. 

In bijlage XI, aanhangsel 3, wordt punt 11 geschrapt.

16. 

In bijlage XI, aanhangsel 4, worden het hoofd van de tabel en punt 2 vervangen door:



„Item

Onderwerp

Richtlijn/Verordening

Mobiele kraan van categorie N

2

Emissies/Toegang tot informatie

…/…/EG

(EG) nr. …/…

N/A”

17. 

In bijlage XI, aanhangsel 4, wordt punt 11 geschrapt.



( *1 ) PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1.”.

( 1 ) PB L 238 van 15.8.1989, blz. 43.

Top