EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02006D0502-20160414

Consolidated text: Beschikking van de Commissie van 11 mei 2006 waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van novelty lighters wordt verboden (Kennisgeving geschied onder de nummers C(2006) 1887 en C(2006) 1887 COR) (Voor de EER relevante tekst) (Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in Publicatieblad L 197 van 19 juli 2006, bladzijde 9 ) (2006/502/EG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/502/2016-04-14

2006D0502 — NL — 14.04.2016 — 010.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2006

waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van „novelty lighters” wordt verboden

(Kennisgeving geschied onder de nummers C(2006) 1887 en C(2006) 1887 COR)

(Voor de EER relevante tekst)

(Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in Publicatieblad L 197 van 19 juli 2006, bladzijde 9)

(2006/502/EG)

(PB L 198 van 20.7.2006, blz. 41)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE 2007/231/EG van 12 april 2007

  L 99

16

14.4.2007

 M2

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE 2008/322/EG van 18 april 2008

  L 109

40

19.4.2008

 M3

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE 2009/298/EG van 26 maart 2009

  L 81

23

27.3.2009

 M4

BESLUIT VAN DE COMMISSIE 2010/157/EU van 12 maart 2010

  L 67

9

17.3.2010

 M5

BESLUIT VAN DE COMMISSIE 2011/176/EU van 21 maart 2011

  L 76

99

22.3.2011

 M6

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE 2012/53/EU van 27 januari 2012

  L 27

24

31.1.2012

 M7

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE 2013/113/EU van 1 maart 2013

  L 61

11

5.3.2013

 M8

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE 2014/61/EU van 5 februari 2014

  L 38

43

7.2.2014

 M9

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/249 VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 10 februari 2015

  L 41

41

17.2.2015

►M10

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/575 VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 29 maart 2016

  L 98

4

14.4.2016




▼B

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 mei 2006

waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van „novelty lighters” wordt verboden

(Kennisgeving geschied onder de nummers C(2006) 1887 en C(2006) 1887 COR)

(Voor de EER relevante tekst)

(Deze tekst annuleert en vervangt de tekst die is bekendgemaakt in Publicatieblad L 197 van 19 juli 2006, bladzijde 9)

(2006/502/EG)



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid ( 1 ), en met name op artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2001/95/EG zijn de producenten gehouden uitsluitend veilige producten op de markt te brengen.

(2)

Overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG kan de Commissie, wanneer haar bekend is dat bepaalde producten een ernstig risico voor de gezondheid en de veiligheid van de consumenten inhouden, met inachtneming van een aantal voorwaarden, een beschikking geven waarbij de lidstaten worden verplicht tijdelijke maatregelen te treffen die in het bijzonder bedoeld zijn om het op de markt brengen van dergelijke producten te beperken of aan bepaalde voorwaarden te onderwerpen, te verbieden deze producten in de handel te brengen, of te eisen dat zij uit de handel worden genomen of worden teruggeroepen.

(3)

Een dergelijke beschikking kan alleen worden gegeven indien aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan: er bestaan grote verschillen tussen de lidstaten wat de gekozen of te kiezen aanpak van het risico betreft; er kan, gezien de aard van het veiligheidsprobleem, niet op een aan de spoedeisendheid van de situatie aangepaste wijze tegen het risico worden opgetreden in het kader van andere bij de specifieke communautaire wetgeving ten aanzien van de betrokken producten vastgelegde procedures; er kan alleen doeltreffend tegen het risico worden opgetreden door op communautair niveau adequate maatregelen vast te stellen, teneinde een eenvormig, hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van de consument en een goede werking van de interne markt te waarborgen.

(4)

Aan aanstekers zijn inherente gevaren verbonden omdat zij een vlam of warmte produceren en een brandbare vloeistof bevatten. Zij vormen een ernstig risico wanneer zij door kinderen verkeerd worden gebruikt, wat tot brand, letsels en zelfs de dood kan leiden. Gezien de inherente gevaren van aanstekers, het zeer grote aantal ervan op de markt en de te verwachten gebruiksomstandigheden, dient de ernst van het risico van aanstekers voor de veiligheid van kinderen te worden gerelateerd aan het feit dat kinderen er mogelijk mee kunnen spelen.

(5)

Het ernstige risico van aanstekers wordt gestaafd door de beschikbare informatie in de Europese Unie over branden veroorzaakt door kinderen die met aanstekers spelen. Volgens een door het ministerie van Handel en Industrie van het Verenigd Koninkrijk in februari 1997 gepubliceerd verslag „European research — accidents caused by children under 5 playing with cigarette lighters and matches”, worden in de Europese Unie jaarlijks ongeveer 1 200 branden, 260 letsels en 20 sterfgevallen veroorzaakt door kinderen onder de vijf jaar die met sigarettenaanstekers en lucifers spelen. Uit recentere informatie blijkt dat in de Europese Unie nog steeds een behoorlijk aantal ernstige ongevallen, waaronder sterfgevallen, wordt veroorzaakt door kinderen die met niet-kinderveilige aanstekers spelen.

(6)

In Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten van Amerika bestaat er al wetgeving met eisen inzake de kinderveiligheid van aanstekers die vergelijkbaar zijn met de eisen in deze beschikking. In de Verenigde Staten is voor de invoering van de wetgeving een enquête gehouden. Volgens het voorstel voor een verordening voor aanstekers van 1993 van de US Consumer Product Safety Commission werden jaarlijks naar schatting meer dan 5 000 branden, 1 150 letsels en 170 sterfgevallen in de Verenigde Staten veroorzaakt door kinderen die met aanstekers speelden.

(7)

In 1994 zijn in de Verenigde Staten de bepalingen inzake kinderveiligheid van kracht geworden. Een Amerikaanse studie van 2002 inzake de doeltreffendheid van de Amerikaanse veiligheidsbepalingen maakt melding van 60 % minder branden, letsels en sterfgevallen.

(8)

Uit een raadpleging van de lidstaten in het bij artikel 15 van Richtlijn 2001/95/EG opgerichte comité bleek dat er behoorlijke verschillen bestaan tussen de lidstaten wat de aanpak van het risico van niet-kinderveilige aanstekers betreft.

(9)

Twee technische normen hebben betrekking op de veiligheid van aanstekers: de Europese en internationale norm EN ISO 9994:2000 „Aanstekers — Veiligheidsbepalingen” die bepalingen bevat inzake de kwaliteit, betrouwbaarheid en veiligheid van de aanstekers, alsmede passende testprocedures voor de fabricatie vaststelt, maar die geen specificaties bevat ten aanzien van de kinderveiligheid, en de Europese norm EN 13869:2002 „Aanstekers — Kinderveiligheid voor aanstekers — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden” die bepalingen bevat betreffende de kinderveiligheid.

(10)

De referenties van EN ISO 9994:2000 zijn door de Commissie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie ( 2 ) overeenkomstig de procedures van artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG die leiden tot een vermoeden van overeenstemming met de algemene veiligheidseisen van Richtlijn 2001/95/EG voor de risico's die onder deze norm vallen. Met betrekking tot de kinderveiligheid vonden sommige lidstaten dat de Commissie de referenties van EN 13869:2002 ook in het Publicatieblad bekend moest maken. Andere waren echter van mening dat EN 13869:2002 eerst substantieel herzien moest worden.

(11)

Bij gebrek aan maatregelen van de Gemeenschap inzake de kinderveiligheid van aanstekers en het verbieden van „novelty lighters” is het mogelijk dat niet alle lidstaten dezelfde nationale maatregelen goedkeuren. De invoering van divergerende maatregelen zou onvermijdelijk leiden tot een ongelijk niveau van bescherming en tot handelsbelemmeringen tussen de lidstaten voor aanstekers.

(12)

Er bestaat geen specifieke communautaire wetgeving ten aanzien van aanstekers. Er kan, gezien de aard van het betreffende veiligheidsprobleem, niet op een aan de spoedeisendheid van de situatie aangepaste wijze tegen het risico worden opgetreden in het kader van andere bij de specifieke communautaire wetgeving vastgelegde procedures. Daarom is het nodig gebruik te maken van een beschikking overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG.

(13)

Gezien het ernstige risico van aanstekers en om zorg te dragen voor een hoog en coherent beschermingsniveau van de gezondheid en veiligheid van de consument in de hele Europese Unie en teneinde handelingsbelemmeringen te voorkomen, moet in overeenstemming met artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG een tijdelijke beschikking worden gegeven. Een dergelijke beschikking moet het op de markt brengen van aanstekers op korte termijn onderwerpen aan de voorwaarde van kinderveiligheid. Met een dergelijke beschikking dienen verder letsels en sterfgevallen te worden voorkomen, in afwachting van een definitieve oplossing op basis van een internationale consensus.

(14)

De kinderveiligheidseis van deze beschikking moet betrekking hebben op wegwerpaanstekers, omdat voor deze aanstekers het risico van een verkeerd gebruik door kinderen bijzonder hoog is. Uit een Amerikaans onderzoek van 1987, getiteld „Harwood's study”, bleek dat het in gemiddeld 96 % van de door met aanstekers spelende kinderen veroorzaakte ongevallen ging om wegwerpaanstekers. Er werden maar zeer weinig ongevallen veroorzaakt door navulbare aanstekers en met name de luxe en semi-luxe aanstekers. Deze aanstekers worden zodanig ontworpen, geproduceerd en op de markt gebracht dat zij worden geacht gedurende lange tijd een veilig gebruik te waarborgen. Ook hebben zij een schriftelijke garantie en bestaat er voor dergelijke aanstekers een aftersalesservice voor de levenslange vervanging of reparatie van onderdelen. Bovendien zijn het geavanceerde modellen waarbij gebruik is gemaakt van duur materiaal, een luxueus imago en een lage mate van vervangbaarheid door andere aanstekers en worden ze verkocht in winkels die overeenstemmen met het prestige en het luxueuze imago van het merk. Deze resultaten hangen samen met het feit dat mensen geneigd zijn zorgvuldiger om te gaan met duurdere aanstekers, die bedoeld zijn om gedurende lange tijd te worden gebruikt.

(15)

Alle aanstekers die op de een of andere wijze op een ander voorwerp lijken dat voor kinderen aantrekkelijk is of voor gebruik door kinderen bestemd is, moeten worden verboden. Hieronder vallen, onder meer, maar niet uitsluitend, aanstekers die lijken op stripfiguren, speelgoed, wapens, horloges, telefoons, muziekinstrumenten, voertuigen, het menselijk lichaam of delen daarvan, dieren, eten of drinken, die geluids-, licht- of bewegende effecten produceren of andere vermakelijke kenmerken vertonen. Voor dit soort aanstekers, meestal „novelty lighters” genoemd, is de kans groter dat zij door kinderen verkeerd worden gebruikt.

(16)

Teneinde de inachtneming van de kinderveiligheidseisen door de producenten van aanstekers te vergemakkelijken, dient te worden verwezen naar de relevante specificaties van de Europese norm EN 13869:2002, opdat aanstekers die voldoen aan de overeenkomstige specificaties van de nationale normen die deze Europese norm omzetten, worden geacht aan de eisen inzake kinderveiligheid van deze beschikking te voldoen. Om dezelfde reden moeten aanstekers die voldoen aan de relevante nomen van de niet-EU-landen waarin kinderveiligheidseisen gelden die vergelijkbaar zijn met de eisen van deze beschikking, ook worden geacht aan de eisen inzake kinderveiligheid van deze beschikking te voldoen.

(17)

Om aan de eenvormige en doeltreffende invoering van de eisen inzake kinderveiligheid van deze beschikking te voldoen, moet de producent de bevoegde autoriteiten op hun verzoek de testrapporten inzake kinderveiligheid overleggen die ofwel zijn afgegeven door keuringsdiensten die zijn goedgekeurd door accrediterende instanties die lid zijn van internationale accrediterende instanties of voor dit doel door de autoriteiten zijn erkend, ofwel zijn afgegeven door keuringsdiensten die zijn erkend voor de uitvoering van dit soort testprocedures door de autoriteiten van de landen waarin veiligheidseisen worden toegepast die vergelijkbaar zijn met de bij deze richtlijn vastgestelde veiligheidseisen. Producenten van aanstekers moeten de krachtens artikel 6 van Richtlijn 2001/95/EG aangewezen bevoegde autoriteiten op verzoek onverwijld alle noodzakelijke documenten voorleggen. Indien een producent deze documentatie niet binnen de door de bevoegde autoriteit vastgestelde termijn kan voorleggen, moeten de aanstekers uit de handel worden genomen.

(18)

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG moeten distributeurs ertoe bijdragen dat de door hen afgezette aanstekers voldoen aan de kinderveiligheidseisen van deze beschikking. Zij moeten met name samenwerken met de bevoegde autoriteiten door hun op verzoek de documentatie te verschaffen die nodig is om de afkomst van de aanstekers te traceren.

(19)

Er moeten zo kort mogelijke overgangsperioden worden toegekend voor de toepassing door de producenten van de in deze beschikking vervatte maatregelen, waarbij rekening moet worden gehouden met het voorkomen van verdere ongevallen, alsmede met technische beperkingen en evenredigheid. De lidstaten hebben ook overgangsperioden nodig om te waarborgen dat de maatregelen op doeltreffende wijze worden toegepast gezien de enorme omvang van de jaarlijks in de Europese Unie op de markt gebrachte aanstekers en het grote aantal distributiekanalen dat daarvoor wordt gebruikt. Daarom moet de verplichting voor producenten om alleen kinderveilige aanstekers op de markt te brengen, gelden vanaf tien maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking en moet de verplichting om alleen kinderveilige aanstekers aan de consument aan te bieden, gelden vanaf een jaar na de inwerkingtreding van de verplichting van het op de markt brengen van kinderveilige aanstekers. Daarom wordt deze laatste verplichting vastgesteld bij de herziening van deze beschikking, een jaar na haar goedkeuring.

(20)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Richtlijn 2001/95/EG is de uitvoer uit de Gemeenschap van gevaarlijke producten die voorwerp zijn van een beschikking, verboden. Gezien de structuur van de markt voor aanstekers met betrekking tot het aantal producten in de wereld, het volume van uitvoer en invoer en de globalisering van de markten, zou een uitvoerverbod echter niet bijdragen tot een verbetering van de veiligheid van consumenten in derde landen waarin geen kinderveiligheidseisen gelden, aangezien de uitvoer uit de Europese Unie zou worden vervangen door niet-kinderveilige aanstekers uit niet-EU-landen. De toepassing van artikel 13, lid 3, moet daarom worden geschorst totdat een internationale norm inzake kinderveiligheid wordt goedgekeurd. Dit moet de toepassing van maatregelen in derde landen waarin kinderveiligheidseisen van kracht zijn, onverlet laten.

(21)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van artikel 15 van Richtlijn 2001/95/EG,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:



Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

1) „aansteker”: een reeds met brandstof gevuld, al dan niet navulbaar, met de hand bedienbaar apparaat dat een vlam produceert met gebruikmaking van een petrochemisch derivaat als brandstof, normaliter gebruikt voor het aansteken van sigaretten, sigaren en pijpen, en dat naar verwachting kan worden gebruikt voor het aansteken van materialen zoals papier, lampenkousjes, kaarsen en lantaarns.

Onverminderd het krachtens artikel 2, lid 2, vastgestelde verbod voor het op de markt brengen van „novelty lighters”, is deze definitie niet van toepassing op navulbare aanstekers waarvoor de producenten de bevoegde autoriteiten op verzoek de vereiste documentatie voorleggen waarmee wordt gestaafd dat de aanstekers zodanig zijn ontworpen, vervaardigd en op de markt gebracht dat zij worden geacht gedurende een periode van minstens vijf jaar een veilig gebruik te waarborgen, dat zij kunnen worden gerepareerd en dat zij in het bijzonder aan de volgende eisen voldoen:

 een schriftelijke garantie hebben van de producent van ten minste twee jaar, overeenkomstig Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 3 );

 in de praktijk kunnen worden gerepareerd en gedurende de hele levensduur veilig kunnen worden nagevuld en met name een vervangbaar ontstekingsmechanisme hebben;

 de duurzame onderdelen die bij een voortgezet gebruik na de garantieperiode geneigd zijn te verslijten of kapot te gaan, kunnen worden vervangen of gerepareerd door een erkende of gespecialiseerde aftersalesservice in de Europese Unie;

2) „novelty lighter”: een aansteker zoals gedefinieerd in specificatie 3.2 van Europese norm EN 13869:2002;

3) „kinderveilige aansteker”: een aansteker die op een zodanige wijze is ontworpen en geproduceerd dat deze, onder normale en redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, niet kan worden gebruikt door kinderen jonger dan 51 maanden, bijvoorbeeld vanwege de kracht die nodig is om hem te bedienen, vanwege het ontwerp of de bescherming van zijn ontstekingsmechanisme of de complexiteit van de achtereenvolgende handelingen die voor de ontsteking nodig zijn.

De volgende aanstekers worden geacht kinderveilig te zijn:

a) aanstekers die in overeenstemming zijn met de nationale normen ter omzetting van de Europese norm EN 13869:2002, voorzover het andere specificaties betreft dan die van de punten 3.1, 3.4 en 5.2.3 van deze norm;

b) aanstekers die voldoen aan de relevante normen van niet-EU-landen waarin kinderveiligheidseisen gelden die vergelijkbaar zijn met de bij deze beschikking vastgestelde eisen;

4) „model wegwerpaansteker”: aansteker van dezelfde producent die wat ontwerp of andere kenmerken betreft niet afwijkt op het stuk van de kinderveiligheid;

5) „kinderveiligheidstest”: een systematische test van de kinderveiligheid van een bepaald model aansteker, op een monster van de betreffende aanstekers, in specifieke tests die worden uitgevoerd in overeenstemming met nationale normen tot omzetting van de Europese norm EN 13869:2002, voorzover het andere specificaties betreft dan die van de punten 3.1, 3.4 en 5.2.3 van deze norm, of in overeenstemming met de testcriteria van de relevante normen van niet-EU-landen waarin kinderveiligheidseisen gelden die vergelijkbaar zijn met de eisen van deze beschikking;

6) „producent”: een producent in de zin van artikel 2, onder e), van Richtlijn 2001/95/EG;

7) „distributeur”: een distributeur in de zin van artikel 2, onder f), van Richtlijn 2001/95/EG.

Artikel 2

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat met ingang van tien maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht.

2.  Met ingang van de in lid 1 genoemde datum verbieden de lidstaten het op de markt brengen van „novelty lighters”.

▼M1

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat met ingang van 11 maart 2008 alleen kinderveilige aanstekers aan de consumenten worden geleverd.

4.  De lidstaten verbieden de levering van „novelty lighters” aan de consumenten met ingang van 11 maart 2008.

▼B

Artikel 3

1.  Met ingang van tien maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking eisen de lidstaten van de producenten, als voorwaarde voor het op de markt brengen van aanstekers:

a) dat zij voor elk model aanstekers, ter certificatie van de kinderveiligheid van het op de markt gebrachte model, een rapport bewaren van een kinderveiligheidstest, tezamen met monsters van de aanstekers van het geteste model, dat zij op verzoek onverwijld voorleggen aan de krachtens artikel 6 van Richtlijn 2001/95/EG aangewezen bevoegde autoriteiten;

b) dat zij op verzoek van de bevoegde autoriteiten een attest afgeven dat alle aanstekers in elk van de op de markt gebrachte partijen conform zijn aan het geteste model, en de autoriteiten op verzoek de documentatie verschaffen inzake het test- en controleprogramma waarop dat attest gebaseerd is;

c) dat zij met behulp van passende testmethoden voortdurend controleren of de geproduceerde aanstekers in overeenstemming zijn met de vastgestelde technische oplossingen om de kinderveiligheid te garanderen, en dat zij de productiedocumenten waaruit blijkt dat alle geproduceerde aanstekers in overeenstemming zijn met het geteste model, ter beschikking stellen van de bevoegde autoriteiten;

d) dat zij een nieuw rapport van een kinderveiligheidstest bewaren en dit aan de bevoegde autoriteiten voorleggen wanneer er veranderingen aan een model aansteker zijn aangebracht die van invloed kunnen zijn op het beantwoorden aan de eisen van deze beschikking.

2.  Met ingang van tien maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking eisen de lidstaten van de distributeurs dat zij de documentatie die nodig is voor de identificatie van de leveranciers van de door hen in de handel gebrachte aanstekers, op verzoek onverwijld voorleggen aan de bevoegde autoriteiten teneinde de traceerbaarheid van de producent van de aanstekers in de gehele toeleveringsketen te waarborgen.

3.  Aanstekers waarvoor de producent en de distributeur de in leden 1 en 2 genoemde documentatie niet binnen de door de bevoegde autoriteit vastgestelde termijn voorleggen, worden uit de handel genomen.

Artikel 4

1.  De in artikel 3 genoemde rapporten van een kinderveiligheidstest bevatten met name:

a) de naam, het adres en de plaats waar de producent, en — voor het geval dat de aanstekers zijn ingevoerd — de importeur, zijn hoofdzetel heeft;

b) een volledige beschrijving van de aanstekers, inclusief afmetingen, gewicht, brandstof, brandstofcapaciteit, ontstekingsmechanisme, alsmede kinderveiligheidsmechanismen, design, technische oplossingen en andere kenmerken die de aansteker kinderveilig maken overeenkomstig de definities en eisen van deze beschikking. Dit omvat in het bijzonder een gedetailleerde beschrijving van alle afmetingen, de kracht die nodig is om de aansteker te bedienen, of andere kenmerken die van invloed kunnen zijn op de kinderveiligheid van de aansteker, met inbegrip van de fabricagetoleranties voor elk van deze kenmerken;

c) een gedetailleerde beschrijving van de tests en de verkregen resultaten, de data van de tests, de plaats waar deze zijn uitgevoerd, de identiteit van de keuringsdienst die de tests heeft verricht, en gedetailleerde informatie over de kwalificaties en bevoegdheden van een dergelijke dienst om de betreffende tests uit te voeren;

d) de naam van de plaats waar de aanstekers zijn gefabriceerd;

e) de plaats waar de in deze beschikking vereiste documentatie wordt bewaard;

f) referenties van de accreditering of erkenning door de keuringsdienst.

2.  De in artikel 3 genoemde rapporten van een kinderveiligheidstest worden opgesteld:

a) door geaccrediteerde keuringsdiensten, die voldoen aan de eisen van EN ISO/IEC 17025:2005 „Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria”, door een lid van de International Laboratory Accreditation Cooperation (ILAC) voor de uitvoering van kinderveiligheidstests op aanstekers of door andere voor dit doel door de bevoegde autoriteit van een lidstaat erkende instanties, of

b) door keuringsdiensten waarvan de verslagen inzake kinderveiligsheidstests zijn geaccepteerd door de landen waarin eisen inzake de kinderveiligheid worden toegepast die vergelijkbaar zijn met de in deze beschikking vastgestelde eisen.

Voor informatiedoeleinden wordt door de Commissie een lijst van de onder a) en b) bedoelde instanties gepubliceerd en indien nodig bijgewerkt.

Artikel 5

Het in artikel 13, lid 3, van Richtlijn 2001/95/EG vastgestelde verbod is niet van toepassing.

Artikel 6

1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnen vier maanden na de datum van kennisgeving van deze beschikking aan deze beschikking te voldoen en maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

▼M10

2.  Dit besluit is van toepassing tot en met 11 mei 2017.

▼B

3.  Op basis van de opgedane ervaring en de geboekte vooruitgang met het oog op een permanente maatregel besluit de Commissie of zij de geldigheid van deze beschikking zal verlengen, of zij wijzigingen in de beschikking zal aanbrengen, in het bijzonder in artikel 1, leden 1 en 3, en artikel 4, en of de schorsing van artikel 5 moet worden opgeheven. In het bijzonder voor artikel 1, lid 3, beslist de Commissie of andere internationale normen of nationale regels of normen of andere technische specificaties, in het bijzonder specificaties betreffende alternatieve methoden of criteria voor het vaststellen van de kinderveiligheid van aanstekers, als gelijkwaardig kunnen worden erkend met de bij deze beschikking vastgestelde kinderveiligheidseisen. De in dit lid bedoelde beslissingen worden genomen overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG.

4.  Binnen het in artikel 10 van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid bedoelde kader voor activiteiten zal de Commissie, vóór de uiterste datum voor de tenuitvoerlegging van deze beschikking door de lidstaten, richtsnoeren opstellen om de praktische toepassing van de beschikking te vergemakkelijken.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.



( 1 ) PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

( 2 ) PB C 100 van 24.4.2004, blz. 20.

( 3 ) PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12.

Top