EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02000R1673-20040501

Consolidated text: Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad van 27 juli 2000 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/1673/2004-05-01

2000R1673 — NL — 01.05.2004 — 003.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 1673/2000 VAN DE RAAD

van 27 juli 2000

houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep

(PB L 193, 27.7.2000, p.16)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 651/2002 VAN DE COMMISSIE van 16 april 2002

  L 101

3

16.4.2002

►M2

VERORDENING (EG) Nr. 393/2004 VAN DE RAAD van 24 februari 2004

  L 65

4

24.2.2004


Gewijzigd bij:

►A1

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond

  L 236

33

16.4.2003




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 1673/2000 VAN DE RAAD

van 27 juli 2000

houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's ( 4 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het functioneren en de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt voor landbouwproducten moeten gepaard gaan met de totstandkoming van een gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dit beleid dient met name een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten te omvatten, die verschillende vormen kan aannemen naar gelang van de producten.

(2)

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft ten doel de in het Verdrag vermelde doeleinden te bereiken. In de sector vezelvlas en -hennep dienen, naast de bepalingen betreffende de areaalbetalingen zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen ( 5 ), maatregelen te worden vastgesteld met betrekking tot de interne markt, waaronder steun voor de eerste verwerkers van vlas- en hennepstro of voor de landbouwers die het stro voor eigen rekening laten verwerken.

(3)

Teneinde te garanderen dat vlas- en hennepstro daadwerkelijk worden verwerkt, dient de toekenning van de steun afhankelijk te worden gemaakt van bepaalde voorwaarden, met name de invoering van een erkenning van de eerste verwerkers en de sluiting van een contract voor de aankoop van het stro door deze verwerkers. Evenzo wordt, om eventueel misbruik tegen te gaan, de verwerkingssteun alleen voor de verwerking van het stro toegekend of, in geval de landbouwer het stro voor eigen rekening laat verwerken, voor het gebruik van de vezels op de markt.

(4)

Teneinde te voorkomen dat de communautaire financiële middelen verkeerd worden besteed, wordt geen steun verleend aan eerste verwerkers of landbouwers van wie is komen vast te staan dat zij artificieel de voorwaarden hebben gecreëerd om voor steun in aanmerking te komen en dus een voordeel zouden genieten dat niet in overeenstemming is met de doelstellingen van de steunregeling voor de verwerking van het stro.

(5)

Rekening houdend met de specifieke factoren die inherent zijn aan de markt voor lange vlasvezels enerzijds en aan die voor korte vlasvezels en voor hennepvezels anderzijds, is het dienstig de steun te differentiëren naar gelang van de categorie vezels. Teneinde een totaal steunniveau te garanderen waarbij de traditionele productie van lange vlasvezels in stand kan worden gehouden onder voorwaarden die ongeveer dezelfde zijn als die van Verordening (EEG) nr. 1308/70 van de Raad van 4 juli 1970 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vlas en hennep ( 6 ), is het dienstig het steunbedrag geleidelijk te verhogen om rekening te houden met de geleidelijke verlaging van de hectaresteun die aan de producent wordt toegekend in het kader van Verordening (EG) nr. 1251/1999 en de uiteindelijke afschaffing van de steun voor korte vlasvezels. Voor korte vlasvezels en hennepvezels dient een zodanig steunbedrag te worden toegekend dat de nieuwe daaruit verkregen producten en de potentiële markten daarvoor gedurende een bepaalde periode op elkaar kunnen worden afgestemd. Om alleen de productie van korte vlasvezels en van hennepvezels van goede kwaliteit aan te moedigen, moet er een maximumgehalte aan onzuiverheden en scheven worden vastgesteld alsmede overgangsbepalingen waarmee de verwerkingsindustrie zich aan die eis kan aanpassen.

(6)

Om rekening te houden met de bijzondere situatie van het traditionele vlas in bepaalde gebieden van Nederland, België en Frankrijk, moet er voor de oppervlakten in kwestie een aanvullende overgangssteun aan de eerste verwerker van het stro worden verleend.

(7)

Teneinde frauduleuze verhoging van de voor de steun in aanmerking komende hoeveelheden uit te sluiten, dienen de lidstaten daarvoor maximumhoeveelheden vast te stellen op basis van de oppervlakten ten aanzien waarvan voor het stro een verwerkingsverbintenis of -contract is aangegaan.

(8)

Teneinde de aan de toepassing van deze verordening verbonden uitgaven te beperken, is het dienstig voor elk vezeltype een stabilisatiemechanisme in te stellen voor lange vlasvezels enerzijds en korte vlasvezels en hennepvezels anderzijds. Teneinde in alle lidstaten een redelijk productieniveau te garanderen, blijkt voor elke categorie vezels een gegarandeerde maximumhoeveelheid te moeten worden vastgesteld en over de lidstaten te moeten worden verdeeld in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden. De gegarandeerde nationale hoeveelheden voor korte vlasvezels en hennepvezels gelden evenwel slechts voor een bepaalde periode waarin de nieuwe daaruit verkregen producten zich kunnen aanpassen aan de markt. De gegarandeerde nationale hoeveelheden zijn van toepassing op de verwerkingssteun en hebben geen betrekking op de regeling van Verordening (EG) nr. 1251/1999. Zij worden met name vastgesteld op basis van de recentste gegevens inzake de gemiddelde vezelvlas- en henneparealen, in voorkomend geval aangepast op basis van het werkelijk productieve deel daarvan, en van de gemiddelde vezelopbrengst. Voor lidstaten die thans een lage productie hebben, moet een gemeenschappelijke hoeveelheid worden vastgesteld die elk verkoopseizoen verdeeld moet worden om een aanpassing aan de ontwikkeling van hun productie mogelijk te maken.

(9)

Teneinde de lidstaten in staat te stellen de hoeveelheden vezels aan te passen, dient te worden voorzien in voorwaarden voor de overdracht tussen de hun toegewezen gegarandeerde nationale hoeveelheden. Voor deze overdracht gebeurt moet een coëfficiënt worden gehanteerd die een budgettaire neutraliteit waarborgt.

(10)

De producerende lidstaten stellen de nodige bepalingen vast om te garanderen dat de voor de toekenning van de steun vastgestelde maatregelen deugdelijk functioneren. Bovendien wordt, gezien de tijd die nodig is voor de verwerking van de totale hoeveelheid in een verkoopseizoen geproduceerd stro, een systeem van steunvoorschotten ingesteld als controlemaatregel.

(11)

Met het geheel van aan de regeling voor het handelsverkeer met derde landen inherente maatregelen moet het mogelijk zijn volledig af te zien van toepassing van kwantitatieve beperkingen en heffingen aan de buitengrenzen van de Gemeenschap. Dit mechanisme kan in uitzonderlijke omstandigheden echter te kort schieten. In dergelijke gevallen moet de Gemeenschap, om haar markt in te dekken tegen verstoringen die hieruit kunnen voortvloeien, snel alle nodige maatregelen kunnen nemen. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten inzake de landbouw in het kader van de Wereldhandelsorganisatie ( 7 ).

(12)

Om te voorkomen dat illegale hennepteelt de gemeenschappelijke ordening van vezelhennep verstoort, dient te worden voorzien in een controle op de invoer van hennep en hennepzaad die moet garanderen dat de betrokken producten bepaalde garanties bieden ten aanzien van het gehalte aan tetrahydrocannabinol. Bovendien moet worden bepaald dat ander dan voor inzaai bestemd hennepzaad slechts mag worden ingevoerd aan de hand van een controleregeling die een erkenning van de betrokken importeurs omvat.

(13)

Naarmate de markten voor vezelvlas en -hennep zich verder ontwikkelen, moeten de lidstaten en de Commissie elkaar de voor de toepassing van deze verordening benodigde gegevens verstrekken.

(14)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 8 ).

(15)

De uit de verplichtingen uit hoofde van deze verordening voortvloeiende uitgaven van de lidstaten moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 9 ) door de Gemeenschap worden gefinancierd.

(16)

De gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vlas en hennep, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 1308/70, is meermaals gewijzigd, doch is niet langer aangepast aan de diepgaande veranderingen die zich in de sector hebben voorgedaan. Derhalve is het dienstig bovengenoemde Verordening (EEG) nr. 1308/70 in te trekken. Verordening (EEG) nr. 619/71 van de Raad van 22 maart 1971 houdende vaststelling van de algemene voorschriften voor het verlenen van steun voor vlas en hennep ( 10 ), Verordening (EEG) nr. 620/71 van de Raad van 22 maart 1971 tot vaststelling van kaderbepalingen voor verkoopcontracten voor strovlas en hennepstro ( 11 ), Verordening (EEG) nr. 1172/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de algemene voorschriften voor steun aan de particuliere opslag van vlas- en hennepvezels ( 12 ), Verordening (EEG) nr. 1430/82 van de Raad van 18 mei 1982 houdende beperkende maatregelen bij invoer van hennep en hennepzaad en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1308/70 ten aanzien van hennep ( 13 ), Verordening (EEG) nr. 2059/84 van de Raad van 16 juli 1984 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende beperkende maatregelen bij invoer van hennep en hennepzaad en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 619/71 ten aanzien van hennep ( 14 ), die gebaseerd zijn op de Verordeningen (EEG) nr. 1308/70 en (EEG) nr. 619/71, worden vervangen door de nieuwe bepalingen van deze verordening en worden ingetrokken.

(17)

Bij de overgang van de bij Verordening (EEG) nr. 1308/70 vastgestelde regeling naar die van deze verordening kunnen zich problemen voordoen waarmee in deze verordening geen rekening is gehouden. Met het oog op deze mogelijkheid moet worden bepaald dat de Commissie de nodige overgangsmaatregelen kan vaststellen. De Commissie moet ook worden gemachtigd om specifieke praktische problemen op te lossen.

(18)

Rekening houdend met de datum waarop deze verordening in werking treedt, moeten er voor het verkoopseizoen 2000/2001 bijzondere maatregelen getroffen worden. Hiertoe moet de regeling die voor het verkoopseizoen 1999/2000 geldt, tot en met 30 juni 2001 van toepassing blijven. De hoogte van de steun moet door de Commissie echter binnen de budgettaire mogelijkheden worden vastgesteld zodra er voor de betrokken oppervlakten een betrouwbare raming is gemaakt en het bedrag dat voor de financiering van de maatregelen ter bevordering van het gebruik van vlasvezels wordt ingehouden, op 0 is vastgesteld.

(19)

Voor de beoordeling van de invloed van de nieuwe maatregelen zal de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad in 2003 een verslag voorleggen over de gegarandeerde nationale hoeveelheden en het maximumgehalte aan onzuiverheden en scheven van korte vlasvezels en van hennepvezels, en in 2005 over de gevolgen van de verwerkingssteun en de aanvullende steun voor de producenten en de markten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

1.  De gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep omvat een regeling voor de interne markt en een regeling voor het handelsverkeer met derde landen. Zij geldt voor de volgende producten:



GN-code

Omschrijving

5301

Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (met inbegrip van afval van garen en rafelingen) van vlas

5302

Hennep (Cannabis sativa L.), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (met inbegrip van afval van garen en rafelingen daaronder begrepen) van hennep

2.  In deze verordening wordt verstaan onder:

a) „landbouwer”: de landbouwer als gedefinieerd in artikel 10, onder a), van Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 15 );

b) „erkende eerste verwerker”: de natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel de groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering of haar leden volgens het nationale recht, die is erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inrichtingen voor de productie van vlas- en hennepvezels zich bevinden.

3.  Het bepaalde in deze verordening is van toepassing onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999.



TITEL I

Interne markt

Artikel 2

1.  Er wordt steun ingesteld voor de verwerking van voor de vezelproductie bestemd vlas- en hennepstro.

De steun wordt aan de erkende eerste verwerker toegekend op basis van de hoeveelheid vezels die daadwerkelijk is verkregen uit het stro waarvoor met een landbouwer een aankoop-verkoopcontract is gesloten.

Evenwel wordt,

a) ingeval de landbouwer zelf de erkende eerste verwerker is, het aankoop-verkoopcontract vervangen door een verbintenis van de betrokkene om de verwerking zelf uit te voeren;

b) ingeval de landbouwer eigenaar blijft van het stro dat hij onder contract door een erkende eerste verwerker laat verwerken en hij kan bewijzen dat hij de verkregen vezels in de handel heeft gebracht, de steun aan de landbouwer toegekend.

2.  Er wordt geen steun verleend aan erkende eerste verwerkers of landbouwers van wie is komen vast te staan dat zij artificieel de voorwaarden hebben gecreëerd om voor steun in aanmerking te komen en dus een voordeel zouden genieten dat niet in overeenstemming is met de doelstellingen van de steunregeling voor de vezelproductie.

3.  Het bedrag van de verwerkingssteun, per ton vezels, wordt als volgt vastgesteld:

a) voor lange vlasvezels:

 100 EUR voor het verkoopseizoen 2001/2002,

 160 EUR voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006,

 200 EUR vanaf het verkoopseizoen 2006/2007;

b) voor korte vlasvezels en voor hennepvezels met maximaal 7,5 % onzuiverheden en scheven: 90 EUR voor de verkoopseizoenen 2001/2002 tot en met 2005/2006.

Voor de verkoopseizoenen ►M2  2001/2002 tot en met 2005/2006 ◄ kan de lidstaat echter, op grond van de traditionele afzet, ook de volgende steun toekennen:

 voor korte vlasvezels met een gehalte aan onzuiverheden en scheven van 7,5 tot 15 %,

 voor hennepvezels met een gehalte aan onzuiverheden en scheven van 7,5 tot 25 %.

In die gevallen kent de lidstaat de steun toe voor een hoeveelheid die op basis van 7,5 % onzuiverheden en scheven ten hoogste gelijk is aan de geproduceerde hoeveelheid.

4.  De hoeveelheden voor steun in aanmerking komende vezels worden beperkt op basis van de oppervlakten waarvoor een van de contracten of een verbintenis als bedoeld in lid 1 is aangegaan.

De in de eerste alinea bedoelde limieten worden door de lidstaten zo vastgesteld dat de in artikel 3 bedoelde gegarandeerde nationale hoeveelheden in acht worden genomen.

5.  Indien de erkende eerste verwerker hierom verzoekt, wordt een steunvoorschot op basis van de verkregen hoeveelheden vezels uitgekeerd.

Artikel 3

▼A1

1.  Voor lange vlasvezels wordt een gegarandeerde maximumhoeveelheid van 80 823 ton per verkoopseizoen vastgesteld en in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden over de lidstaten verdeeld. De verdeling van die hoeveelheden is als volgt:

 13 800 ton voor België,

 1 923 ton voor Tsjechië,

 300 ton voor Duitsland,

 30 ton voor Estland,

 50 ton voor Spanje,

 55 800 ton voor Frankrijk,

 360 ton voor Letland,

 2 263 ton voor Litouwen,

 4 800 ton voor Nederland,

 150 ton voor Oostenrijk,

 924 ton voor Polen

 50 ton voor Portugal,

 73 ton voor Slowakije,

 200 ton voor Finland,

 50 ton voor Zweden,

 50 ton voor het Verenigd Koninkrijk.

▼B

 

Voor korte vlasvezels en voor hennepvezels waarvoor steun kan worden verleend, wordt een gegarandeerde maximumhoeveelheid van 146 296 ton per verkoopseizoen vastgesteld. Deze hoeveelheid wordt verdeeld in de vorm van:

a) gegarandeerde nationale hoeveelheden voor de volgende lidstaten:

 10 350 ton voor België,

 2 866 ton voor Tsjechië,

 12 800 ton voor Duitsland,

 42 ton voor Estland,

 20 000 ton voor Spanje,

 61 350 ton voor Frankrijk,

 1 313 ton voor Letland,

 3 463 ton voor Litouwen,

 2 061 ton voor Hongarije,

 5 550 ton voor Nederland,

 2 500 ton voor Oostenrijk,

 462 ton voor Polen,

 1 750 ton voor Portugal,

 189 ton voor Slowakije,

 2 250 ton voor Finland,

 2 250 ton voor Zweden,

 12 100 ton voor het Verenigd Koninkrijk.

De gegarandeerde maximumhoeveelheid voor Hongarije heeft evenwel alleen betrekking op hennepvezels;

 ◄

b) 5 000 ton voor elk verkoopseizoen in gegarandeerde nationale hoeveelheden te verdelen tussen Denemarken, Griekenland, Ierland, Italië en Luxemburg. Die verdeling wordt vastgesteld aan de hand van de oppervlakten waarvoor een contract of verbintenis als bedoeld in artikel 2, lid 1, is aangegaan.

De gegarandeerde nationale hoeveelheden voor korte vlasvezels en voor hennepvezels, eventueel verlaagd overeenkomstig lid 5, zijn niet meer van toepassing vanaf het verkoopseizoen 2006/2007.

3.  Indien de in een lidstaat verkregen vezels afkomstig zijn van in een andere lidstaat geproduceerd stro, worden de betrokken hoeveelheden vezels verrekend met de gegarandeerde nationale hoeveelheid van de lidstaat waar het stro geoogst is. De steun wordt dan uitbetaald door de lidstaat waarvan de gegarandeerde nationale hoeveelheid verrekend is.

4.  De lidstaten kunnen desgewenst vóór 30 juni 2001 eenmalig een gedeelte van de in lid 1 of lid 2 bedoelde gegarandeerde nationale hoeveelheden, in voorkomend geval aangepast overeenkomstig lid 5, onderling overdragen. In voorkomend geval melden zij dat aan de Commissie, die de overige lidstaten daarvan in kennis stelt.

5.  Elke lidstaat mag een deel van zijn in lid 1 bedoelde gegarandeerde nationale hoeveelheid overdragen naar zijn in lid 2 bedoelde gegarandeerde nationale hoeveelheid en omgekeerd.

Bij de in de eerste alinea bedoelde overdrachten telt 1 ton lange vlasvezels voor 2,2 ton korte vlasvezels en hennepvezels.

De verwerkingssteun wordt uitgekeerd voor maximaal de respectievelijk in lid 1 en lid 2 bedoelde hoeveelheden, aangepast overeenkomstig de eerste twee alinea's van dit lid en lid 4.

Artikel 4

Tot en met het verkoopseizoen 2005/2006 wordt aan de erkende eerste verwerker aanvullende steun toegekend voor de oppervlakten vlas ten aanzien waarvan voor de productie van stro

 een aankoop-verkoopcontract of een verbintenis is aangegaan als bedoeld in artikel 2, lid 1, en

 waarvoor steun voor de verwerking tot lange vezels mogelijk is.

De aanvullende steun bedraagt voor de in de bijlage aangegeven gebieden I en II respectievelijk 120 EUR en 50 EUR per hectare.



TITEL II

Handelsverkeer met derde landen

Artikel 5

1.  Dit artikel geldt onverminderd restrictievere bepalingen van de lidstaten in overeenstemming met het Verdrag en met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten inzake de landbouw in het kader van de Wereldhandelsorganisatie.

2.  Uit derde landen afkomstige hennep mag slechts worden ingevoerd indien een certificaat wordt afgegeven en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 de ruwe hennep van GN-code 5302 10 00 moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 1251/1999,

▼M1

 zaaizaad voor de inzaai van henneprassen van GN-code 1207 99 20 moet vergezeld gaan van het bewijs dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol niet hoger is dan het in artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 1251/1999 vastgestelde gehalte,

▼B

 niet voor inzaai bestemd hennepzaad van GN-code 1207 99 91 mag alleen worden ingevoerd door importeurs die door de lidstaat erkend zijn, opdat het zeker niet voor inzaai gebruikt wordt.

Alle invoer in de Gemeenschap van producten als bedoeld in het eerste en tweede streepje wordt onderworpen aan een controle om na te gaan of aan de voorwaarden van dit artikel is voldaan.

Artikel 6

Tenzij in deze verordening of op grond van deze verordening anders is bepaald, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

 de inning van heffingen met gelijke werking als douanerechten en,

 de toepassing van kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking.

Artikel 7

1.  Als in de Gemeenschap de markt voor één of meer van de in artikel 1, lid 1, bedoelde producten als gevolg van invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 33 van het EG-Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de algemene bepalingen ter uitvoering van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen de lidstaten conservatoire maatregelen mogen nemen.

2.  In het in lid 1 bedoelde geval stelt de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief de nodige maatregelen vast, die aan de lidstaten worden medegedeeld en onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat wordt ingediend, neemt zij hierover een besluit binnen drie werkdagen na de ontvangst ervan.

3.  De lidstaten kunnen de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling ervan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen binnen één maand vanaf de dag waarop hij is voorgelegd.

4.  De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 300, lid 2, van het EG-Verdrag.



TITEL III

Algemene bepalingen

Artikel 8

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het EG-Verdrag van toepassing voor de productie van en de handel in de in artikel 1, lid 1, bedoelde producten.

Artikel 9

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen die betrekking hebben op de volgende aangelegenheden, worden vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 10, lid 2. Het gaat met name om:

 de voorwaarden voor de erkenning van de eerste verwerkers,

 de voorwaarden die door erkende eerste verwerkers in acht moeten worden genomen voor de aan- en verkoopcontracten en verbintenissen als bedoeld in artikel 2, lid 1,

 de voorwaarden die door de landbouwers in acht genomen moeten worden in het in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde geval,

 de criteria die gelden voor enerzijds lange vlasvezels en anderzijds korte vlasvezels en hennepvezels,

 de berekeningsmethoden voor de voor steun in aanmerking komende hoeveelheden in de in artikel 2, lid 3, punt b), tweede alinea, bedoelde gevallen,

 de voorwaarden voor de toekenning van de steun en het voorschot, met name het bewijs dat het stro verwerkt is,

 de voor de vaststelling van de in artikel 2, lid 4, bedoelde limieten in acht te nemen voorwaarden,

 de verdeling van de in artikel 3, lid 2, onder b), bedoelde hoeveelheid van 5 000 ton,

 de voorwaarden voor de overdracht tussen de in artikel 3, lid 5, bedoelde gegarandeerde nationale hoeveelheden,

 de voorwaarden voor de toekenning van de in artikel 4 bedoelde aanvullende steun.

De maatregelen kunnen bovendien betrekking hebben op alle controles die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onregelmatigheden.

Artikel 10

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Comité van beheer voor natuurlijke vezels (hierna „comité”).

2.  In de gevallen waarin wordt verwezen naar dit lid, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op één maand.

3.  Het comité kan elk vraagstuk onderzoeken dat door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, aan de orde wordt gesteld.

4.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 11

Verordening (EG) nr. 1258/1999 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen zijn van toepassing op de in artikel 1 bedoelde producten.



TITEL IV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

1.  Voor het verkoopseizoen 2000/2001 worden de steunbedragen voor vlas en hennep, geproduceerd in de Gemeenschap, uiterlijk 31 oktober 2000 volgens de procedure van artikel 10, lid 2, vastgesteld.

Die bedragen worden bepaald door op de voor het verkoopseizoen 1999/2000 geldende bedragen een coëfficiënt toe te passen die gelijk is aan de verhouding tussen:

 de gemiddelde uitgave per hectare overeenkomend met 88 miljoen EUR voor het totaal aan oppervlakten waarvoor een teeltaangifte is gedaan, en

 de gemiddelde uitgave van 721 EUR/ha die voor het verkoopseizoen 1999/2000 zijn geraamd.

De steunbedragen voor het verkoopseizoen 2000/2001 mogen niet hoger liggen dan die welke voor het verkoopseizoen 1999/2000 zijn vastgesteld.

2.  Voor het verkoopseizoen 2000/2001 wordt het op de steun voor vlas in te houden bedrag voor de financiering van maatregelen ter bevordering van het gebruik van vlasvezels op 0 EUR per hectare vastgesteld.

3.  Het verkoopseizoen 2000/2001 eindigt op 30 juni 2001.

Artikel 13

De Verordeningen (EEG) nr. 1308/70, (EEG) nr. 619/71, (EEG) nr. 620/71, (EEG) nr. 1172/71, (EEG) nr. 1430/82 en (EEG) nr. 2059/84 worden per 1 juli 2001 ingetrokken.

Artikel 14

Volgens de procedure van artikel 10, lid 2, stelt de Commissie de volgende maatregelen vast:

 de maatregelen die nodig zijn om de overgang van de regelingen in het kader van de Verordeningen (EEG) nr. 1308/70 en (EEG) nr. 619/71 naar die in het kader van deze verordening te vergemakkelijken,

 de maatregelen die nodig zijn om specifieke praktische problemen op te lossen. Indien deze maatregelen naar behoren gemotiveerd zijn, mogen zij afwijken van sommige bepalingen van deze verordening.

Artikel 15

1.  Uiterlijk 31 december 2003 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen, over de productietendensen in de verschillende lidstaten en de invloed van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening op de afzet en de economische levensvatbaarheid van de sector. Daarin zal ook het maximumgehalte aan onzuiverheden en scheven voor korte vlasvezels en voor hennepvezels behandeld worden.

Het verslag zal in voorkomend geval als basis dienen voor een nieuwe verdeling (en eventueel verhoging) van de gegarandeerde nationale hoeveelheden. De Commissie zal met name rekening houden met het productieniveau, de verwerkingscapaciteit en de afzetmarkten.

2.  In 2005 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de verwerkingssteun, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen.

Het verslag dient een beoordeling van de invloed van de verwerkingssteun te omvatten, met name op:

 de situatie van de producenten met betrekking tot de bebouwde oppervlakten en de prijzen die zij verkrijgen;

 de markttendensen voor textielvezels en de ontwikkeling van nieuwe producten;

 de verwerkingsindustrie.

In het verslag moet, rekening houdend met de alternatieve productie, worden aangegeven of deze industrie volgens de vastgestelde richtsnoeren kan functioneren. Daarbij dient eveneens te worden nagegaan of de verwerkingssteun per ton korte vlasvezels en hennepvezels, en de aanvullende steun per hectare vlas als bedoeld in artikel 4, na het verkoopseizoen 2005/2006 gehandhaafd kan worden.

Artikel 16

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

De artikelen 1 tot en met 11 zijn met ingang van het verkoopseizoen 2001/2002 van toepassing.

De Verordeningen (EEG) nr. 1308/70 en (EEG) nr. 619/71 blijven van toepassing voor de verkoopseizoenen 1998/1999, 1999/2000 en 2000/2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE

GEBIEDEN DIE IN AANMERKING KOMEN VOOR DE IN ARTIKEL 4 BEDOELDE STEUN

GEBIED I

1. Het grondgebied van Nederland.

2. De volgende Belgische gemeenten: Assenede, Beveren-Waas, Blankenberge, Bredene, Brugge, Damme, De Haan, De Panne, Diksmuide (met uitzondering van Vladslo en Woumen), Gistel, Jabbekke, Knokke-Heist, Koksijde, Lo-Reninge, Middelkerke, Nieuwpoort, Oostende, Oudenburg, Sint-Gillis-Waas (alleen Meerdonk), Sint-Laureins, Veurne en Zuienkerke.

GEBIED II

1. De niet onder gebied I genoemde Belgische zones.

2. De volgende Franse gebieden:

 het departement Nord,

 de arrondissementen Béthune, Lens, Calais, Saint-Omer en het kanton Marquise in het departement Pas-de-Calais,

 de arrondissementen Saint-Quentin en Vervins in het departement Aisne,

 het arrondissement Charleville-Mézières in het departement Ardennes.



( 1 ) PB C 56 E van 29.2.2000, blz. 19.

( 2 ) Advies uitgebracht op 6 juli 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 3 ) PB C 140 van 18.5.2000, blz. 3.

( 4 ) Advies uitgebracht op 14 juni 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 5 ) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1672/2000 (zie blz 13 van dit Publicatieblad).

( 6 ) PB L 146 van 4.7.1970, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2702/1999 (PB L 327 van 14.12.1999, blz. 7).

( 7 ) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.

( 8 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

( 9 ) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

( 10 ) PB L 72 van 26.3.1971, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1420/98 (PB L 19 van 4.7.1998, blz. 7).

( 11 ) PB L 72 van 26.3.1971, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 713/95 (PB L 73 van 1.4.1995, blz. 16).

( 12 ) PB L 123 van 5.6.1971, blz. 7.

( 13 ) PB L 162 van 12.6.1982, blz. 27. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (PB L 349 van 31.12.1994, blz. 105).

( 14 ) PB L 191 van 19.7.1984, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3290/94.

( 15 ) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 113.

Top