EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01997R2027-20020530

Consolidated text: Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/2027/2002-05-30

Geconsolideerde TEKST: 31997R2027 — NL — 30.05.2002

1997R2027 — NL — 30.05.2002 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

▼M1

VERORDENING (EG) Nr. 2027/97 VAN DE RAAD

van 9 oktober 1997

betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage

▼B

(PB L 285, 17.10.1997, p.1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002

  L 140

2

30.5.2002




▼B

▼M1

VERORDENING (EG) Nr. 2027/97 VAN DE RAAD

van 9 oktober 1997

betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders met betrekking tot het luchtvervoer van passagiers en hun bagage

▼B



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 84, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag ( 3 ),

(1)

Overwegende dat het in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid nodig is het beschermingsniveau voor passagiers die bij een vliegtuigongeval betrokken zijn, te verhogen;

(2)

Overwegende dat de aansprakelijkheidsregels in geval van ongevallen vallen onder het op 12 oktober 1929 te Warschau ondertekende Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer of onder dit Verdrag zoals gewijzigd bij het op 28 september 1955 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag en het op 18 september 1961 te Guadalajara ondertekende Verdrag, al naar gelang van het Verdrag dat van toepassing is, elk dezer Verdragen hierna „Verdrag van Warschau” te noemen; dat het Verdrag van Warschau over de gehele wereld ten behoeve van passagiers en luchtvervoerders wordt toegepast;

(3)

Overwegende dat de door het Verdrag van Warschau vastgestelde aansprakelijkheidsgrens naar de heden ten dage geldende economische en sociale maatstaven te laag ligt en vaak tot langdurige gerechtelijke procedures leidt die het imago van het luchtvervoer schaden; dat de lidstaten deze aansprakelijkheidsgrens bijgevolg op uiteenlopende wijze hebben verhoogd, hetgeen tot verschillende vervoersvoorwaarden op de interne luchtvaartmarkt heeft geleid;

(4)

Overwegende dat het Verdrag van Warschau voorts alleen op het internationale vervoer van toepassing is; dat er op de interne luchtvaartmarkt niet langer onderscheid tussen binnenlandse en internationale vluchten wordt gemaakt; dat het daarom dienstig is, bij binnenlands en internationaal verkeer dezelfde hoogte en aard van de aansprakelijkheid te hebben;

(5)

Overwegende dat het Verdrag van Warschau reeds lange tijd herzien had moeten worden en dat een en ander op lange termijn een meer eenvormig en toepasselijk antwoord op internationaal niveau voor de kwestie van de aansprakelijkheid van de luchtvervoerders in geval van ongevallen zou hebben betekend; dat de pogingen om de bij het Verdrag van Warschau bepaalde aansprakelijkheidsgrenzen te verhogen, door middel van multilaterale onderhandelingen moeten worden voortgezet;

(6)

Overwegende dat in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel een optreden op het niveau van de Gemeenschap wenselijk is om te komen tot een harmonisatie op het vlak van de aansprakelijkheid van luchtvervoerders en zou kunnen dienen als richtsnoer voor het verbeteren van de bescherming van passagiers in de hele wereld;

(7)

Overwegende dat de financiële grenzen van de aansprakelijkheid in de zin van artikel 22, lid 1, van het Verdrag van Warschau of eventuele andere wettelijke of contractuele grenzen moeten worden afgeschaft in overeenstemming met de huidige internationale trends;

(8)

Overwegende dat, teneinde te vermijden dat slachtoffers van ongevallen niet worden vergoed, luchtvervoerders van de Gemeenschap zich bij rechtsvorderingen wegens overlijden, verwonding of enig ander lichamelijk letsel van passagiers in de zin van artikel 17 van het Verdrag van Warschau tot een bepaald maximum niet zouden mogen beroepen op artikel 20, lid 1, van het Verdrag van Warschau;

(9)

Overwegende dat de luchtvervoerders van de Gemeenschap van hun aansprakelijkheid kunnen worden ontheven in geval van mede-oorzakelijke nalatigheid van de betrokken passagier;

(10)

Overwegende dat de verplichtingen van deze verordening moeten worden verduidelijkt in het licht van artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen ( 4 ); dat de luchtvervoerders van de Gemeenschap in dit verband verzekerd moeten zijn tot een bij deze verordening bepaald maximum;

(11)

Overwegende dat luchtvervoerders van de Gemeenschap altijd het recht moeten hebben schadevergoeding te eisen van derden;

(12)

Overwegende dat gewonde passagiers of natuurlijke personen die recht hebben op schadevergoeding, door het onverwijld betalen van voorschotten aanzienlijk kunnen worden geholpen om de onmiddellijke kosten na een vliegtuigongeval te dragen;

(13)

Overwegende dat de regels inzake de aard en de beperking van de aansprakelijkheid bij overlijden, verwonding of enig ander lichamelijk letsel van een passagier een onderdeel vormen van de vervoersvoorwaarden vervat in de tussen luchtvervoerder en de passagier gesloten luchtvervoersovereenkomst; dat, teneinde het risico van concurrentieverstoring te verkleinen, luchtvervoerders van derde landen passagiers behoorlijk over hun vervoersvoorwaarden moeten inlichten;

(14)

Overwegende dat het passend en noodzakelijk is dat de in deze verordening aangegeven financiële grenzen opnieuw worden bezien om rekening te houden met de economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen in internationale fora;

(15)

Overwegende dat de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) thans werkt aan een herziening van het Verdrag van Warschau; dat, in afwachting van de resultaten van die herziening, voorlopige maatregelen van de Gemeenschap de bescherming van de passagiers zullen verbeteren; dat de Raad deze verordening zo spoedig mogelijk na de herziening door de ICAO opnieuw dient te bekijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



▼M1

Artikel 1

Deze verordening geeft uitvoering aan de bepalingen van het Verdrag van Montreal over het luchtvervoer van passagiers en hun bagage en bevat een aantal aanvullende bepalingen. Tevens breidt zij de toepassing van de bepalingen in kwestie uit tot het luchtvervoer binnen de grenzen van één en dezelfde lidstaat.

Artikel 2

1.  In deze verordening wordt verstaan onder:

a) „luchtvervoerder”: een luchtvervoeronderneming met een geldige exploitatievergunning;

b) „luchtvervoerder van de Gemeenschap”: een luchtvervoerder met een door een lidstaat overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2407/92 afgegeven geldige exploitatievergunning;

c) „schadevergoedingsgerechtigde”: een passagier of elke persoon die volgens het toepasselijke recht gerechtigd is om met betrekking tot die passagier schadeloosstelling te verlangen;

d) „bagage”: tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, zowel aangegeven als niet-aangegeven bagage in de zin van artikel 17, lid 4, van het Verdrag van Montreal;

e) „BTR”: een bijzonder trekkingsrecht, zoals gedefinieerd door het Internationaal Monetair Fonds;

f) „Verdrag van Warschau”: het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, ondertekend te Warschau op 12 oktober 1929, of het Verdrag van Warschau zoals dat op 28 september 1955 is gewijzigd te 's-Gravenhage en het Verdrag ter aanvulling van het Verdrag van Warschau, ondertekend te Guadalajara op 18 september 1961;

g) „Verdrag van Montreal”: het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen betreffende het internationale luchtvervoer, ondertekend te Montreal op 28 mei 1999.

2.  Aan in deze verordening voorkomende begrippen die niet in lid 1 zijn omschreven, wordt dezelfde betekenis gehecht als daaraan in het Verdrag van Montreal wordt gegeven.

Artikel 3

1.  De aansprakelijkheid van een luchtvervoerder van de Gemeenschap met betrekking tot de passagiers en hun bagage is onderworpen aan alle bepalingen van het Verdrag van Montreal die op die aansprakelijkheid betrekking hebben.

2.  De bij artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2407/92 opgelegde verzekeringsplicht, voorzover ze te maken heeft met de aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers, houdt in dat een luchtvervoerder van de Gemeenschap zich verzekert tegen aansprakelijkheid tot een niveau dat toereikend is om te waarborgen dat alle schadevergoedingsgerechtigden het volledige bedrag ontvangen waarop zij overeenkomstig deze verordening recht hebben.

▼M1

Artikel 3 bis

Het bijkomende bedrag dat overeenkomstig artikel 22, lid 2, van het Verdrag van Montreal door een luchtvervoerder van de Gemeenschap kan worden verlangd wanneer een passagier verklaart er bijzonder belang bij te hebben dat zijn bagage ter bestemming wordt afgeleverd, is gebaseerd op een tarief dat wordt bepaald door de extra vervoers- en verzekeringskosten voor de betrokken bagage bovenop de desbetreffende kosten voor bagage waarvan de waarde op of beneden het bedrag van de aansprakelijkheidsgrens wordt geraamd. Dit tarief wordt op verzoek aan de passagiers verstrekt.

▼M1 —————

▼M1

Artikel 5

1.  De luchtvervoerder van de Gemeenschap betaalt onverwijld en in elk geval uiterlijk 15 dagen nadat de identiteit van de schadevergoedingsgerechtigde natuurlijke persoon is vastgesteld, een voorschot dat toereikend moet zijn om de onmiddellijke economische noden te lenigen en dat evenredig is aan het geleden nadeel.

2.  Onverminderd lid 1 moet het voorschot in geval van overlijden ten minste 16 000 bijzondere trekkingsrechten in euro-equivalenten per passagier bedragen.

3.  Een voorschot impliceert niet dat aansprakelijkheid wordt erkend en mag worden verrekend met elk bedrag dat later op basis van de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder van de Gemeenschap wordt uitgekeerd, maar behoeft niet te worden terugbetaald, tenzij in de in artikel 20 van het Verdrag van Montreal bedoelde gevallen of als degene die het voorschot ontvangen heeft niet schadevergoedingsgerechtigd was.

Artikel 6

1.  Alle luchtvervoerders die in de Gemeenschap luchtvervoersdiensten aanbieden, zorgen ervoor dat de passagiers op alle verkooppunten, ook voor de verkoop per telefoon of via het internet, een samenvatting van de voornaamste bepalingen inzake de aansprakelijkheid voor passagiers en hun bagage krijgen, die ook de termijnen voor het indienen van een eis tot schadeloosstelling en de mogelijkheid om een speciale verklaring over de bagage af te leggen, vermeldt. Om aan hun informatieplicht te voldoen, moeten alle luchtvervoerders in de Gemeenschap gebruikmaken van de kennisgeving in de bijlage. De samenvatting en de kennisgeving kunnen niet gebruikt worden als grondslag om een schadeloosstelling te vorderen of om de bepalingen van deze verordening of het Verdrag van Montreal uit te leggen.

2.  Naast de krachtens lid 1 verplichte inlichtingen verstrekken de luchtvervoerders voor de aankoop of verstrekking van luchtvervoersdiensten in de Gemeenschap elke passagier een schriftelijke mededeling met:

 in voorkomend geval, het voor de desbetreffende vlucht geldende maximum inzake de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder voor overlijden of letsel;

 het voor de desbetreffende vlucht geldende maximum inzake de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder voor vernietiging, verlies of beschadiging van bagage, vergezeld van een waarschuwing dat bagage met een hogere waarde dan dit bedrag bij de vertrekbalie bij de luchtvervoerder moet worden aangemeld of vóór de reis volledig door de passagier moet worden verzekerd;

 het voor de desbetreffende vlucht geldende maximum inzake de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder voor door vertraging veroorzaakte schade.

3.  Voor al het door luchtvervoerders van de Gemeenschap verrichte vervoer zijn de conform de kennisgevingsplicht van de leden 1 en 2 vermelde maxima zoals deze zijn vastgesteld bij deze verordening, tenzij de luchtvaartmaatschappij van de Gemeenschap op vrijwillige basis hogere maximumgrenzen toepast. Voor al het vervoer door luchtvaartmaatschappijen van buiten de Gemeenschap zijn de leden 1 en 2 alleen van toepassing op vervoer naar, vanuit of binnen de grenzen van de Gemeenschap.

Artikel 7

Uiterlijk drie jaar na de datum waarop Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing wordt ( 5 ), stelt de Commissie een verslag over de toepassing van de verordening op. Met name zal de Commissie daarbij nagaan of de in de desbetreffende artikelen van het Verdrag van Montreal vermelde bedragen moeten worden herzien in het licht van de economische ontwikkelingen en de kennisgevingen van de bewaarnemende instantie van de internationale organisatie voor de burgerluchtvaart (ICAO).

▼B

Artikel 8

Deze verordening treedt een jaar na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen in werking.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M1




BIJLAGE

Aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen voor passagiers en hun bagage

Deze informatieve kennisgeving geeft een samenvatting van de aansprakelijkheidsregels die luchtvaartmaatschappijen van de Gemeenschap overeenkomstig de EG-wetgeving en het Verdrag van Montreal toepassen.

Schadeloosstelling bij overlijden of letsel

De aansprakelijkheid voor overlijden of letsel van passagiers is niet door financiële limieten beperkt. Voor schade tot 100 000 bijzondere trekkingsrechten (bedrag bij benadering in plaatselijke munt) kan de luchtvaartmaatschappij vorderingen tot schadeloosstelling niet betwisten. Boven dat bedrag kan ze zich tegen een vordering verzetten als ze het bewijs kan leveren dat ze niet nalatig is geweest of anderszins in gebreke is gebleven.

Voorschotten

Als een passagier gewond raakt of om het leven komt, moet de luchtvaartmaatschappij binnen 15 dagen nadat de schadevergoedingsgerechtigde geïdentificeerd is, een voorschot uitbetalen om aan de onmiddellijke economische behoeften tegemoet te komen. In geval van overlijden kan het voorschot niet minder dan 16 000 bijzondere trekkingsrechten (bedrag bij benadering in plaatselijke munt) bedragen.

Vertraging van passagiers

In geval van vertraging van passagiers is de luchtvaartmaatschappij aansprakelijk voor schade die ontstaat, tenzij zij alle redelijke maatregelen getroffen heeft om de schade te voorkomen of in de onmogelijkheid verkeerde om dergelijke maatregelen te treffen. De aansprakelijkheid voor vertraging van passagiers is beperkt tot 4 150 bijzondere trekkingsrechten (bedrag bij benadering in plaatselijke munt).

Vertraging van bagage

In geval van vertraging van bagage is de luchtvaartmaatschappij aansprakelijk voor schade die ontstaat, tenzij zij alle redelijke maatregelen getroffen heeft om de schade te voorkomen of in de onmogelijkheid verkeerde om dergelijke maatregelen te treffen. De aansprakelijkheid voor vertraging van bagage is beperkt tot 1 000 bijzondere trekkingsrechten (bedrag bij benadering in plaatselijke munt).

Vernietiging, verlies of beschadiging van bagage

De luchtvaartmaatschappij is aansprakelijk voor vernietiging, verlies of beschadiging van bagage tot een maximum van 1 000 bijzondere trekkingsrechten (bedrag bij benadering in plaatselijke munt). Wanneer het aangegeven bagage betreft, is de maatschappij ook aansprakelijk indien zij niet in gebreke is gebleven, tenzij de bagage al beschadigd was. Wanneer het niet-aangegeven bagage betreft, is de luchtvaartmaatschappij slechts aansprakelijk als zij in gebreke is gebleven.

Hogere limieten voor bagage

Er kan een hogere aansprakelijkheidslimiet gelden indien de passagier voordat hij aan boord is gegaan, een speciale verklaring heeft afgelegd en een aanvullende vergoeding heeft betaald.

Klachten over bagage

Als de bagage beschadigd, vertraagd, vermist of vernietigd is, moet de passagier zo spoedig mogelijk bij de luchtvaartmaatschappij een schriftelijke klacht indienen. In geval van beschadiging van aangegeven bagage moet de passagier binnen zeven dagen een schriftelijke klacht indienen en in geval van vertraging van aangegeven bagage binnen 21 dagen na de datum waarop de bagage tot zijn beschikking is gesteld.

Aansprakelijkheid van de contractuele vervoerder en die van de feitelijke vervoerder

Als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht verzorgt niet dezelfde is als de maatschappij waarmee het vervoerscontract is gesloten, heeft de passagier het recht een klacht of een vordering tot schadeloosstelling aan elk van beide maatschappijen te richten. Indien de naam of code van een luchtvaartmaatschappij op het ticket staat, is die maatschappij de vervoerder waarmee het vervoerscontract is gesloten.

Termijn voor gerechtelijke procedure

Een gerechtelijke procedure tot het verkrijgen van schadeloosstelling moet worden aangevangen binnen twee jaar na het tijdstip van aankomst van het vliegtuig of het tijdstip waarop het vliegtuig had moeten aankomen.

Grondslag voor de kennisgeving

Grondslag voor deze regels is het Verdrag van Montreal van 28 mei 1999, dat in de Gemeenschap wordt uitgevoerd door Verordening (EG) nr. 2027/97 (gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 889/2002) en de nationale wetgeving van de lidstaten.



( 1 ) PB C 104 van 10. 4. 1996, blz. 18, en PB C 29 van 30. 1. 1997, blz. 10.

( 2 ) PB C 212 van 22. 7. 1996, blz. 38.

( 3 ) Advies van het Europees Parlement van 17 september 1996 (PB C 320 van 28. 10. 1996, blz. 30), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 24 februari 1997 (PB C 123 van 21. 4. 1997, blz. 89) en besluit van het Europees Parlement van 29 mei 1997 (PB C 182 van 16. 6. 1997).

( 4 ) PB L 240 van 24. 8. 1992, blz. 1.

( 5 ) PB L 140 van 30.5.2002, blz. 2.

Top