This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 01997R0515-20160901
Council Regulation (EC) No 515/97 of 13 March 1997 on mutual assistance between the administrative authorities of the Member States and cooperation between the latter and the Commission to ensure the correct application of the law on customs and agricultural matters
Consolidated text: Verordening (EG) n r. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften
Verordening (EG) n r. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften
1997R0515 — NL — 01.09.2016 — 004.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 515/97 VAN DE RAAD van 13 maart 1997 (PB L 082 van 22.3.1997, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
L 122 |
36 |
16.5.2003 |
||
VERORDENING (EG) Nr. 766/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 9 juli 2008 |
L 218 |
48 |
13.8.2008 |
|
VERORDENING (EU) 2015/1525 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 9 september 2015 |
L 243 |
1 |
18.9.2015 |
VERORDENING (EG) Nr. 515/97 VAN DE RAAD
van 13 maart 1997
betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften
Artikel 1
1. Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de administratieve autoriteiten die in de lidstaten met de tenuitvoerlegging van de douane- en landbouwvoorschriften belast zijn, onderling en met de Commissie samenwerken om de naleving van deze voorschriften in het kader van een communautair systeem te verzekeren.
2. De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing voor zover zij samenvallen met specifieke bepalingen van andere regelingen op het gebied van de wederzijdse bijstand en de samenwerking tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en tussen deze autoriteiten en de Commissie voor de uitvoering van de douane- en landbouwvoorschriften.
Artikel 2
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
— „douanevoorschriften”: douanewetgeving als gedefinieerd in artikel 5, punt 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );
— „landbouwvoorschriften”: alle bepalingen die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en alle specifieke voorschriften die ten aanzien van door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen zijn vastgesteld;
— „verzoekende autoriteit”: de bevoegde autoriteit van een lidstaat die een verzoek om bijstand indient;
— „aangezochte autoriteit”: de bevoegde autoriteit van een lidstaat waaraan een verzoek om bijstand wordt gericht;
— „administratief onderzoek”: alle controles, verificaties en handelingen die door ambtenaren van de in artikel 1, lid 1, bedoelde administratieve autoriteiten bij de uitvoering van hun functie worden verricht met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften en, in voorkomend geval, de vaststelling van het onregelmatige karakter van verrichtingen die in strijd lijken te zijn met deze voorschriften, met uitzondering van handelingen die op verzoek of onder rechtstreeks gezag van een rechterlijke instantie worden verricht; de term „administratief onderzoek” omvat ook de in artikel 20 bedoelde communautaire missies;
— „persoonsgegevens”: alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon; als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks kan worden geïdentificeerd, met name via een identificatienummer of een of meer specifieke gegevens in verband met zijn fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit;
— „operationele analyse”: de analyse van handelingen die in strijd zijn of lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, en die achtereenvolgens de volgende fasen omvat:
—
a) het vergaren van informatie, met inbegrip van persoonsgegevens;
b) het beoordelen van de betrouwbaarheid van de informatiebronnen en de informatie;
c) het zoeken naar, methodisch blootleggen van en duiden van verbanden tussen de bovenbedoelde informatie of tussen die informatie en andere relevante inlichtingen;
d) het formuleren van bevindingen, hypothesen of aanbevelingen die direct als risico-informatie bruikbaar zijn voor de bevoegde autoriteiten en voor de Commissie ten behoeve van het voorkomen en opsporen van andere handelingen die in strijd zijn met de douane- en landbouwvoorschriften en/of van de nauwkeurige identificatie van de bij die handelingen betrokken personen of firma’s;
— „strategische analyse”: het zoeken naar en blootleggen van algemene tendensen inzake overtredingen van de douane- en landbouwvoorschriften door beoordeling van de bedreiging die wordt gevormd door, de omvang en de gevolgen van sommige vormen van handelingen die in strijd zijn met de douane- en landbouwvoorschriften, om vervolgens prioriteiten vast te stellen, een beter inzicht te verwerven in het fenomeen of de bedreiging, de uitvoering van fraudepreventie- en -opsporingsacties bij te sturen en de organisatie van de diensten te herzien. Voor strategische analyse mogen uitsluitend anoniem gemaakte gegevens worden gebruikt;
— „regelmatige automatische uitwisseling”: het systematisch en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van vooraf bepaalde inlichtingen, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen;
— „occasionele automatische uitwisseling”: het systematisch en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van vooraf bepaalde inlichtingen, indien en wanneer deze inlichtingen beschikbaar worden;
— „douanegebied van de Unie”: het douanegebied van de Unie als bepaald in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 952/2013;
— „vervoerders”: de personen in de zin van artikel 5, punt 40, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
2. Elke lidstaat deelt aan de andere lidstaten en aan de Commissie de lijst mee van de bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen om zich voor de toepassing van deze verordening met elkaar en verbinding te stellen.
In deze verordening heeft de uitdrukking „bevoegde autoriteiten” betrekking op de autoriteiten die overeenkomstig de eerste alinea zijn aangewezen.
Artikel 2 bis
Onverminderd de overige bepalingen van deze verordening, en met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, kunnen de Commissie of de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat met de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat of met de Commissie, met name wanneer er geen douaneaangifte of vereenvoudigde aangifte wordt overgelegd of wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat de in de aangifte vermelde gegevens onjuist zijn, de volgende gegevens uitwisselen:
a) de firmanaam;
b) de handelsnaam;
c) het adres van de firma;
d) het btw-identificatienummer van de firma;
e) het accijnsrechtenregistratienummer ( 2 );
f) informatie over het al dan niet in gebruik zijn van het btw-identificatienummer en/of het accijnsrechtenregistratienummer;
g) de namen van directeuren, bestuurders en, in voorkomend geval, de grootste aandeelhouders van de firma;
h) het nummer en de datum van afgifte van de factuur; en
i) het gefactureerde bedrag.
Dit artikel is enkel van toepassing op het verkeer van goederen zoals omschreven in artikel 2, lid 1, eerste streepje.
Artikel 3
Wanneer de nationale autoriteiten naar aanleiding van een verzoek om administratieve bijstand of een uit hoofde van deze verordening gedane mededeling, besluiten tot een handeling die bepaalde elementen omvat welke slechts met de toestemming of na een vordering van de rechterlijke instantie ten uitvoer kunnen worden gelegd, moet in het kader van de administratieve samenwerking waarin deze verordening voorziet mededeling worden gedaan van:
— de aldus verkregen inlichtingen betreffende de toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften, of althans
— de essentiële gegevens van het dossier, aan de hand waarvan een einde kan worden gemaakt aan frauduleuze praktijken.
Die mededeling moet evenwel vooraf zijn goedgekeurd door de rechterlijke instantie, indien de noodzaak van zo'n goedkeuring voortvloeit uit het nationale recht.
TITEL I
BIJSTAND OP VERZOEK
Artikel 4
1. Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit aan eerstgenoemde alle gegevens die zij nodig heeft om ervoor te kunnen zorgen dat de douane- en landbouwvoorschriften worden nageleefd, in het bijzonder die betreffende:
— de toepassing van de douanerechten en heffingen van gelijke werking, alsmede van de landbouwheffingen en andere heffingen waarin is voorzien in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen die op bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen van toepassing zijn,
— de verrichtingen die onder het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw vallen.
2. Voor het verkrijgen van de gevraagde gegevens gaat de aangezochte autoriteit, of de administratieve autoriteit tot wie de laatstgenoemde zich heeft gericht, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit uit haar eigen land.
Artikel 5
Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit aan eerstgenoemde alle verklaringen, alsmede alle documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van documenten die betrekking hebben op verrichtingen waarop de douane- en landbouwvoorschriften van toepassing zijn en waarover zij beschikt of die zij zich verschaft op de wijze als bepaald in artikel 4, lid 2.
Artikel 6
1. Op verzoek van de verzoekende autoriteit geeft de aangezochte autoriteit de geadresseerde kennis of doet zij hem met inachtneming van de regels die van kracht zijn in de lidstaat waar zij is gevestigd, kennis geven van alle besluiten of beslissingen die uitgaan van de administratieve autoriteiten en betrekking hebben op de toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften.
2. De verzoeken om kennisgeving, die het onderwerp moeten vermelden van de stukken of beslissingen waarvan kennis moet worden gegeven, gaan vergezeld van een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, zonder dat dit afbreuk doet aan het recht van de aangezochte autoriteit van die vertaling af te zien.
Artikel 7
Op verzoek van de verzoekende autoriteit oefent de aangezochte autoriteit binnen haar dienstgebied voorzover mogelijk een bijzonder toezicht uit, of doet zij een dergelijk toezicht uitoefenen op:
a) de personen ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij de douane- of landbouwvoorschriften overtreden, in het bijzonder op de bewegingen van deze personen;
b) de plaatsen waar goederen worden opgeslagen onder omstandigheden waarvan redelijkerwijs mag worden verondersteld dat zij gericht zijn op handelingen die in strijd zijn met de douane- of lanbouwvoorschriften;
c) de goederenbewegingen waarvan wordt medegedeeld dat zij kunnen plaatsvinden in het kader van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften;
d) de vervoermiddelen waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij worden gebruikt voor handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.
Artikel 8
Op verzoek van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit eerstgenoemde met name door middel van rapporten en andere documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan alle gegevens mede die haar ter beschikking staan of die zij verkrijgt op de in artikel 4, lid 2, bedoelde wijze met betrekking tot geconstateerde of voorgenomen handelingen die in strijd zijn of die de verzoekende autoriteit in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, alsook, in voorkomend geval, met betrekking tot de resultaten van het krachtens artikel 7 uitgeoefende toezicht.
Originele documenten en voorwerpen worden evenwel slechts toegezonden indien de bepalingen die van kracht zijn in de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, zich hier niet tegen verzetten.
Artikel 9
1. Op verzoek van de verzoekende autoriteit verricht de aangezochte autoriteit een passend administratief onderzoek of doet zij dit verrichten, naar handelingen die in strijd zijn of die de verzoekende autoriteit in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.
Voor dit administratieve onderzoek gaat de aangezochte autoriteit, of de administratieve autoriteit tot wie zij zich wendt, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit uit haar eigen land.
De aangezochte autoriteit deelt de resultaten van dit administratieve onderzoek mede aan de verzoekende autoriteit.
2. De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat door de verzoekende autoriteit aangewezen ambtenaren aanwezig mogen zijn bij het in lid 1 bedoelde administratieve onderzoek.
De ambtenaren van de aangezochte autoriteit hebben te allen tijde de leiding van het administratieve onderzoek in handen. De ambtenaren van de verzoekende autoriteit mogen niet op eigen initiatief de aan ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegekende controlebevoegdheden uitoefenen. Wel hebben zij toegang tot dezelfde plaatsen en documenten als laatstgenoemden, door hun tussenkomst en alleen ten behoeve van het lopende amdinistratieve onderzoek.
Voor zover op grond van de nationale bepalingen inzake de strafrechtelijke procedure bepaalde handelingen voorbehouden zijn aan ambtenaren die daartoe specifiek door de nationale wet zijn aangewezen, nemen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit niet deel aan deze handelingen. Zij nemen in geen geval deel aan huiszoekingen of aan formele verhoren van personen in het kader van de strafwetgeving. Onder de in artikel 3 vastgestelde voorwaarden hebben zij echter wel toegang tot de aldus ingewonnen informatie.
Artikel 10
De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat door de verzoekende autoriteit daartoe naar behoren gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden in de kantoren waar de administratieve autoriteiten die ressorteren onder de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, hun functie uitoefenen, gegevens kunnen verzamelen die betrekking hebben op de toepassing van de douane- of landbouwvoorschriften, die de verzoekende autoriteit nodig heeft en die behoren tot de documentatie waartoe de personeelsleden van deze kantoren toegang hebben. Deze ambtenaren zijn gemachtigd afschriften te maken van deze documentatie.
Artikel 11
De ambtenaren van de verzoekende autoriteit die krachtens de artikelen 9 en 10 aanwezig zijn in een andere lidstaat, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen voorleggen, waarin hun identiteit en hun hoedanigheid zijn aangegeven.
Artikel 12
Onverminderd artikel 51 kan informatie, waaronder documenten of de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan, verklaringen, alle besluiten of beslissingen van administratieve autoriteiten, verslagen en alle inlichtingen, die door de ambtenaren van de aangezochte autoriteit in de in de artikelen 4 tot 11 bedoelde gevallen van bijstand zijn verkregen en aan de verzoekende autoriteit zijn verstrekt, toelaatbaar bewijsmateriaal vormen, op dezelfde wijze als wanneer zij zouden zijn verkregen in de lidstaat waarin de procedure plaatsvindt, in:
a) bestuursrechtelijke procedures van de lidstaat van de verzoekende autoriteit, met inbegrip van latere beroepsprocedures;
b) gerechtelijke procedures van de lidstaat van de verzoekende autoriteit, tenzij uitdrukkelijk anders wordt vermeld door de aangezochte autoriteit op het tijdstip van het verstrekken van de informatie.
TITEL II
BIJSTAND OP EIGEN INITIATIEF
Artikel 13
Onder de in de artikelen 14 en 15 vastgestelde voorwaarden verlenen de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat bijstand aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten zonder dat deze laatste hierom vooraf hebben verzocht.
Artikel 14
Wanneer de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat zulks voor de naleving van de douane- of landbouwvoorschriften nuttig achten:
a) oefenen zij zoveel mogelijk het in artikel 7 omschreven bijzondere toezicht uit of doen zij dit uitoefenen;
b) doen zij de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten, met name door middel van rapporten en andere documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, mededeling van alle hun ter beschikking staande gegevens betreffende handelingen die in strijd zijn of hun in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.
Artikel 15
►M2 1. ◄ De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat delen de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten onverwijld alle dienstige gegevens mede, welke verband houden met handelingen die in strijd zijn of hun in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, in het bijzonder gegevens betreffende de daarbij betrokken goederen en de nieuwe middelen en methoden die bij deze handelingen worden gebruikt.
2. De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat kunnen tevens middels regelmatige automatische of occasionele automatische uitwisseling aan de bevoegde autoriteit van iedere lidstaat gegevens meedelen die zij hebben ontvangen in verband met binnenkomst, uitgang, doorvoer, opslag en bijzondere bestemming van goederen, met inbegrip van postverkeer, in het handelsverkeer tussen het douanegebied van de Gemeenschap en andere gebieden, en betreffende de aanwezigheid en het verkeer binnen het douanegebied van de Gemeenschap van niet-communautaire goederen en goederen met een bijzondere bestemming, wanneer zulks noodzakelijk is voor het voorkomen en opsporen van handelingen die in strijd zijn of in strijd lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.
Artikel 16
Onverminderd artikel 51 kunnen gegevens, waaronder documenten of de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan, verklaringen, alle besluiten of beslissingen van de administratieve autoriteiten, verslagen en alle inlichtingen, die door de ambtenaren van de verstrekkende autoriteit in de in de artikelen 13 tot en met 15 bedoelde gevallen van bijstand zijn verkregen en aan de ontvangende autoriteit worden verstrekt, toelaatbaar bewijsmateriaal vormen, op dezelfde wijze als wanneer zij zouden zijn verkregen in de lidstaat waarin de procedure plaatsvindt, in:
a) bestuursrechtelijke procedures van de lidstaat van de ontvangende autoriteit, met inbegrip van latere beroepsprocedures;
b) gerechtelijke procedures van de ontvangende autoriteit van de lidstaat, tenzij uitdrukkelijk anders wordt vermeld door de verstrekkende autoriteit op het tijdstip van het verstrekken van de gegevens.
TITEL III
BETREKKINGEN MET DE COMMISSIE
Artikel 17
1. De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat stellen de Commissie, zodra zij daarover beschikken, in kennis van:
a) alle door hen dienstig geachte gegevens betreffende:
— goederen waarmee handelingen zijn verricht of waarmee vermoedelijk handelingen zijn verricht die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften,
— de methoden en praktijken die zijn toegepast of vermoedelijk zijn toegepast om de douane- of landbouwvoorschriften te overtreden,
— de verzoeken om bijstand, de maatregelen die zijn getroffen en de gegevens die zijn uitgewisseld uit hoofde van de artikelen 4 tot en met 16 waaruit fraudetendensen op douane- of landbouwgebied kunnen blijken;
b) alle gegevens betreffende tekortkomingen of leemten in de douane- of landbouwvoorschriften waarvan het bestaan bij de toepassing van deze voorschriften kon worden aangetoond of verondersteld.
2. De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat, zodra zij daarover beschikt, in kennis van alle gegevens waarmede zij de naleving van de douane- of landbouwvoorschriften kunnen verzekeren.
Artikel 18
1. Wanneer door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat vastgestelde handelingen die in strijd zijn of lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, op communautair niveau van bijzonder belang zijn, met name:
— wanneer zij in andere lidstaten of in derde landen vertakkingen hebben of zouden kunnen hebben, of
— wanneer soortgelijke handelingen volgens die autoriteiten ook in andere lidstaten zouden kunnen zijn verricht,
delen deze autoriteiten de Commissie zo spoedig mogelijk, op eigen initiatief of op met redenen omkleed verzoek van de Commissie, alle terzake dienende gegevens mede, in voorkomend geval in de vorm van documenten of afschriften of uittreksels van documenten die voor de kennis van de feiten noodzakelijk zijn, met het oog op de coördinatie door de Commissie van de door de lidstaten genomen maatregelen.
De Commissie deelt deze gegevens aan de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten mede.
Binnen zes maanden na ontvangst van de door de Commissie verstrekte informatie doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de Commissie een overzicht toekomen van de fraudebestrijdingsmaatregelen die zij op grond van die informatie hebben genomen. Aan de hand van deze overzichten stelt de Commissie op gezette tijden verslagen op over de resultaten van de door de lidstaten genomen maatregelen en doet zij die aan de lidstaten toekomen.
2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat de bepalingen van lid 1 toepassen, kunnen zij de in artikel 14, onder b), en artikel 15 bedoelde mededeling aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten achterwege laten.
3. Op met redenen omkleed verzoek van de Commissie handelen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 8.
4. Wanneer de Commissie van oordeel is dat in een of meer lidstaten onregelmatigheden zijn begaan, brengt zij de betrokken lidstaat, onderscheidenlijk lidstaten, op de hoogte, die dan zo spoedig mogelijk een administratief onderzoek instelt, onderscheidenlijk instellen, waarbij ambtenaren van de Commissie aanwezig kunnen zijn onder de voorwaarden van artikel 9, lid 2, en artikel 11.
De lidstaat stelt, onderscheidenlijk de lidstaten stellen, de Commissie zo spoedig mogelijk van de bevindingen van het onderzoek in kennis.
5. De ambtenaren van de Commissie kunnen de in artikel 10 bedoelde gegevens onder in dat artikel in onderlinge overeenstemming vastgestelde voorwaarden verzamelen.
6. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan het recht op informatie of aan de controlebevoegdheid welke de Commissie aan andere geldende regelingen ontleent.
7. Onverminderd de bepalingen van het communautair douanewetboek betreffende de vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer, kunnen de gegevens die de Commissie en de lidstaten op grond van de artikelen 17 en 18 uitwisselen, worden opgeslagen en geëxploiteerd voor strategische en operationele analysedoeleinden.
8. De lidstaten en de Commissie kunnen de resultaten van de uit hoofde van deze verordening uitgevoerde operationele en strategische analyses uitwisselen.
Artikel 18 bis
1. Onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten en om de in artikel 29 bedoelde bevoegde autoriteiten te helpen bij het opsporen van goederenbewegingen die het voorwerp zijn van handelingen die in strijd zouden kunnen zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, en van transportmiddelen, met inbegrip van containers die daarbij worden gebruikt, zorgt de Commissie voor de inrichting en het beheer van een bestand van gegevens die gemeld worden door vervoerders („vervoersbestand”). Dat vervoersbestand is rechtstreeks toegankelijk voor die autoriteiten. Zij mogen het bestand slechts gebruiken, ook als het gegevensanalyse of uitwisseling van informatie betreft, met het oog op de toepassing van deze verordening.
2. De Commissie is in het kader van het beheer van het vervoersbestand bevoegd:
a) zich toegang te verschaffen tot de gegevens of die op te vragen en de inhoud ervan op enigerlei wijze en in enigerlei vorm op te slaan, en deze te gebruiken met inachtneming van de toepasselijke wetgeving inzake intellectuele-eigendomsrechten. De Commissie bouwt voldoende waarborgen in, onder andere via technische en organisatorische maatregelen en voorschriften inzake transparantie jegens de betrokkenen. De betrokkenen krijgen recht van inzage en het recht om gegevens te corrigeren;
b) de in het vervoersbestand toegankelijk gemaakte of uit het vervoersbestand opgevraagde gegevens met elkaar te vergelijken, te indexeren, te verrijken met gegevens uit andere bronnen en te analyseren met inachtneming van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 );
c) de in het vervoersbestand opgeslagen gegevens door middel van elektronische gegevensverwerkingstechnieken ter beschikking te stellen van de in artikel 29 bedoelde autoriteiten.
3. Het gaat bij de in dit artikel bedoelde gegevens in het bijzonder om gegevens betreffende de bewegingen van de containers en/of vervoermiddelen en de goederen en de personen die bij de bewegingen betrokken zijn. Deze gegevens omvatten onder meer, indien beschikbaar:
a) voor de bewegingen van containers:
— het containernummer;
— de beladingsstatus van de container;
— de datum van de beweging;
— de aard van de beweging (laden, lossen, overladen, binnenkomen, buitengaan enz.);
— de naam van het vaartuig of het kenteken van het vervoermiddel;
— het volgnummer van de reis;
— de plaats;
— de vrachtbrief of enig andere vervoerdocument;
b) voor de bewegingen van de vervoermiddelen:
— de naam van het vaartuig of het kenteken van het vervoermiddel;
— de vrachtbrief of enig andere vervoerdocument;
— het aantal containers;
— het gewicht van de lading;
— een beschrijving en/of code van de goederen;
— het reserveringsnummer;
— het zegelnummer;
— de plaats van eerste lading;
— de plaats van laatste lossing;
— de plaatsen van overlading;
— de vermoedelijke datum van aankomst op de plaats van laatste lossing;
c) voor de personen die betrokken zijn bij de onder a) en b) hierboven bedoelde bewegingen: naam, meisjesnaam, voornamen, vroegere familienamen, bijnamen, geboortedatum en -plaats, nationaliteit, geslacht en adres;
d) voor de firma’s die betrokken zijn bij de onder a) en b) hierboven bedoelde bewegingen: de firmanaam, de handelsnaam, het adres van de firma, het registratienummer, btw-identificatienummer en accijnsrechtenregistratienummer en adres van de eigenaars, afzenders, geadresseerden, goederenbehandelaars, vervoerders en andere tussenpersonen of personen die betrokken zijn bij de internationale toeleveringsketen.
4. Voor de in lid 3 bedoelde bewegingen van containers legt de Commissie een bestand aan van gemelde Container Status Messages (het „CSM-bestand”) en zorgt zij voor het beheer ervan. Het CSM-bestand is rechtstreeks toegankelijk voor de in artikel 29 bedoelde autoriteiten. De in lid 1 van dit artikel bedoelde vervoerders die gegevens opslaan over de bewegingen en de status van containers of die dergelijke gegevens in hun naam laten opslaan, melden CSM's aan de douaneautoriteiten van de lidstaten in de volgende gevallen:
a) containers die bestemd zijn om vanuit een derde land per zeeschip het douanegebied van de Unie te worden binnengebracht, met uitzondering van:
— containers die bestemd zijn om tijdens de reis aan boord van het zeeschip te blijven en die het douanegebied van de Unie aan boord van datzelfde zeeschip zullen verlaten; en
— containers die bestemd zijn om tijdens de reis gelost en weer op hetzelfde zeeschip geladen te worden teneinde het lossen en laden van andere goederen mogelijk te maken, en om het douanegebied van de Unie op datzelfde zeeschip te verlaten;
b) voor verzendingen van goederen in containers die per zeeschip het douanegebied van de Unie verlaten met als bestemming een derde land, en die binnen de werkingssfeer vallen van:
— artikel 2 van Richtlijn 92/84/EG van de Raad ( 4 );
— artikel 2 van Richtlijn 2011/64/EU van de Raad ( 5 );
— artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad ( 6 ).
De gegevens worden door de vervoerders rechtstreeks naar het CSM-bestand gezonden.
5. CSM's worden gemeld:
a) vanaf het tijdstip waarop de container leeg werd gemeld voordat hij het douanegebied van de Unie werd binnengebracht of verliet, tot het tijdstip waarop hij weer leeg wordt gemeld;
b) gedurende ten minste drie maanden voordat de container fysiek aankomt in het douanegebied van de Unie tot één maand na binnenkomst in het douanegebied van de Unie, in gevallen waarin de specifieke CSM's ter identificatie van de desbetreffende gebeurtenissen betreffende een lege container niet in de elektronische bestanden van de vervoerders beschikbaar zijn; of
c) gedurende ten minste drie maanden na het verlaten van het douanegebied van de Unie, in gevallen waarin de specifieke CSM's ter identificatie van de desbetreffende gebeurtenissen betreffende een lege container niet in de elektronische bestanden van de vervoerders beschikbaar zijn.
6. De vervoerders melden CSM's voor de volgende of daarmee gelijk te stellen gebeurtenissen, indien deze bij de meldende vervoerder bekend zijn en de gegevens voor zulke gebeurtenissen zijn gegenereerd, verzameld of bewaard in hun elektronische bestanden:
— bevestiging van de boeking,
— aankomst bij een laad- of losinrichting,
— vertrek bij een laad- of losinrichting,
— laden op of lossen van een vervoermiddel,
— opdracht tot stuffen/strippen,
— bevestiging van stuffen/strippen,
— bewegingen binnen een terminal,
— inspectie bij terminalpoort,
— verzending voor grondige reparatie.
Elke lidstaat stelt sancties vast voor het niet-nakomen van de verplichting tot gegevensverstrekking of voor het verstrekken van onvolledige of onjuiste gegevens. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
7. Binnen de Commissie zijn uitsluitend aangewezen analisten bevoegd om persoonsgegevens te verwerken in de zin van lid 2, onder b) en c).
Persoonsgegevens die niet noodzakelijk zijn om goederenbewegingen op te sporen als bedoeld in lid 1, worden onmiddellijk gewist of anoniem gemaakt. Persoonsgegevens mogen in geen geval langer dan drie jaar worden opgeslagen.
De Commissie treft alle passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens te beschermen tegen ongewilde of onrechtmatige vernietiging, ongewild verlies, ongeoorloofde verspreiding, wijziging en toegang, alsmede tegen enige andere vorm van ongeoorloofde verwerking.
8. Van vervoerders ontvangen gegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij zijn ingevoerd en zij mogen in geen geval langer dan vijf jaar worden opgeslagen.
9. De Commissie en de lidstaten beschermen vertrouwelijke bedrijfsinformatie die zij van vervoerders hebben ontvangen.
De Commissie en de lidstaten passen de hoogste technische, organisatorische en personeelsgerelateerde beveiligingsvoorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige vertrouwelijkheidsplicht toe op de door hen aangewezen deskundigen in overeenstemming met het nationale recht of het recht van de Unie.
De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat aan verzoeken van andere lidstaten om vertrouwelijke behandeling van informatie die via het CSM-bestand worden uitgewisseld, wordt voldaan.
Artikel 18 ter
1. De Commissie is bevoegd om iedere vorm van technische bijstand met uitzondering van financiële ondersteuning te verlenen aan en opleidingsacties op touw te zetten voor verbindingsofficieren van derde landen en Europese en internationale organisaties en agentschappen.
2. De Commissie kan deskundigheid, technische of logistieke bijstand, opleidingen, voorlichting of enige andere vorm van operationele ondersteuning aan de lidstaten verstrekken voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening en bij de uitvoering van hun taken in het kader van de tenuitvoerlegging van de douanesamenwerking als bedoeld in de artikelen 29 en 30 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Artikel 18 quater
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen bepalingen betreffende de meldfrequentie, het formaat van de gegevens in de CSM's en de wijze van overdracht van de CSM's vast.
Deze uitvoeringshandelingen worden uiterlijk 29 februari 2016 volgens de in artikel 43 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 18 quinquies
1. De Commissie creëert en beheert een bestand van gegevens („bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens”) over:
a) invoer van goederen,
b) doorvoer van goederen, en
c) uitvoer van goederen voor zover de in dit punt bedoelde goederen binnen de werkingssfeer vallen van:
i) artikel 2 van Richtlijn 92/84/EEG;
ii) artikel 2 van Richtlijn 2011/64/EU;
iii) artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2003/96/EG.
Het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens wordt bijgehouden als nader omschreven in de bijlagen 37 en 38 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie ( 7 ).
De Commissie reproduceert systematisch gegevens uit de bronnen die door de Commissie worden geëxploiteerd op grond van Verordening (EU) nr. 952/2013 in het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens. De lidstaten kunnen de Commissie gegevens verstrekken over goederendoorvoer binnen een lidstaat en rechtstreekse uitvoer, afhankelijk van de beschikbaarheid van gegevens en de IT-infrastructuur van de lidstaten.
Voor de toepassing van deze verordening kunnen de door de Commissie aangewezen diensten en de in artikel 29 bedoelde nationale autoriteiten kunnen het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens gebruiken om gegevens te analyseren en gegevens in het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens te vergelijken met CSM's die zijn gemeld in het kader van het CSM-bestand, en kunnen zij informatie uitwisselen over de resultaten.
2. Het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens is toegankelijk voor de in artikel 29 bedoelde nationale autoriteiten. Bij de Commissie zijn alleen de daartoe aangewezen analisten bevoegd om de in bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens opgeslagen gegevens te verwerken.
De lidstaten hebben rechtstreeks toegang tot:
a) gegevens van alle aangiften die in de betrokken lidstaat zijn opgesteld en ingediend;
b) gegevens met betrekking tot marktdeelnemers met een EORI-nummer waar in Verordening (EEG) nr. 2454/93 voorziet en dat door de autoriteiten van die lidstaat is toegekend;
c) doorvoergegevens;
d) alle andere gegevens, met uitzondering van de in artikel 41 ter, lid 2, bedoelde persoonsgegevens.
De bevoegde autoriteiten die in het in artikel 23, lid 1, bedoelde douane-informatiesysteem gegevens hebben ingevoerd of die overeenkomstig artikel 41 ter in het in artikel 41 bis, lid 1, bedoelde referentiebestand van onderzoeksdossiers op douanegebied gegevens uit een onderzoeksdossier hebben ingevoerd, hebben toegang tot alle gegevens in het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens die betrekking hebben op die invoering of dat onderzoeksdossier.
3. Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie in verband met de in het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens opgenomen gegevens.
De Commissie wordt beschouwd als een verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 2, punt d), van Verordening (EG) nr. 45/2001.
Het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens wordt onderworpen aan voorafgaande controle door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 45/2001.
De gegevens in het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens mogen opgeslagen worden gedurende een periode van maximaal vijf jaar, die, indien gerechtvaardigd, met twee jaar kan worden verlengd.
4. Het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens bevat niet de bijzondere categorieën van gegevens in de zin van artikel 10, lid 5, van Verordening (EG) nr. 45/2001.
De Commissie treft alle passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens te beschermen tegen accidentele of onwettige vernietiging, accidentieel verlies, niet-geautoriseerde verspreiding, wijziging en toegang, alsmede tegen enige andere vorm van ongeoorloofde verwerking.
5. De Commissie en de lidstaten beschermen vertrouwelijke bedrijfsinformatie. De Commissie en de lidstaten passen de hoogste technische, organisatorische en personeelsgerelateerde beveiligingsvoorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige vertrouwelijkheidsplicht toe op de door hen aangewezen deskundigen in overeenstemming met het nationaal recht of het recht van de Unie.
De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat aan verzoeken van andere lidstaten om vertrouwelijke behandeling van informatie die via het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens wordt uitgewisseld, wordt voldaan.
Artikel 18 sexties
De Commissie kan, in het kader van onderzoeken betreffende de naleving van de douanevoorschriften een lidstaat verzoeken bewijsstukken te verstrekken betreffende invoer- en uitvoeraangiften met betrekking tot welke de marktdeelnemers ondersteunende documenten hebben opgesteld of verzameld.
Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt ingediend bij de bevoegde autoriteiten. Indien meer dan één bevoegde autoriteit door een lidstaat is aangewezen, specificeert deze lidstaat welke overheidsdienst verantwoordelijk is voor het beantwoorden van het verzoek van de Commissie.
Een lidstaat zal binnen een termijn van vier weken vanaf de ontvangst van het verzoek van de Commissie:
— de gevraagde documenten verstrekken; of, mits gerechtvaardigd, binnen een extra termijn van zes weken;
— de Commissie ervan in kennis stellen dat het verzoek niet kan worden ingewilligd omdat de marktdeelnemer heeft verzuimd de gevraagde informatie te verstrekken; of
— het verzoek afwijzen op grond van een beslissing van een bestuurlijke of rechterlijke instantie van de lidstaat overeenkomstig artikel 3.
TITEL IV
BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN
Artikel 19
Mits het betrokken derde land zich er juridisch toe verbonden heeft de nodige bijstand te verlenen voor het verzamelen van alle bewijsmateriaal inzake het onregelmatige karakter van handelingen die strijdig lijken te zijn met de douane- of landbouwvoorschriften dan wel voor het vaststellen van de omvang van handelingen waarvan is vastgesteld dat ze strijdig zijn met deze voorschriften, kunnen de op grond van deze verordening verkregen gegevens aan dit land worden medegedeeld:
— hetzij door de Commissie of de betrokken lidstaat, mits, indien nodig, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt van tevoren toestemming hebben gegeven;
— hetzij, indien de gegevens door meer dan één lidstaat zijn verstrekt, door de Commissie of de betrokken lidstaten in het kader van een gezamenlijke actie, mits de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de gegevens hebben verstrekt van tevoren toestemming hebben gegeven.
Dergelijke mededelingen door een lidstaat geschieden met inachtneming van de nationale bepalingen welke in die lidstaat van toepassing zijn op de overdracht van persoonsgegevens naar derde landen.
In elk geval wordt verzekerd dat de regelingen in het betrokken derde land een mate van bescherming waarborgen die gelijkwaardig is aan die van artikel 45, leden 1 en 2.
Artikel 20
1. Teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, kan de Commissie overeenkomstig artikel 19 communautaire missies voor administratieve samenwerking en onderzoek in derde landen organiseren in coördinatie en in nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.
2. De in lid 1 bedoelde communautaire missies in derde landen vinden plaats onder de volgende voorwaarden:
a) de missie kan worden ondernomen op initiatief van de Commissie, in voorkomend geval op basis van door het Europees Parlement verstrekte informatie, of op verzoek van een of meer lidstaten;
b) aan de missie wordt deelgenomen door daartoe aangewezen ambtenaren van de Commissie en door daartoe door de betrokken lidstaat of lidstaten aangewezen ambtenaren;
c) indien het communautaire belang daarmee gediend is, kan de missie, met toestemming van de Commissie en van de betrokken lidstaten, eveneens uitgevoerd worden door ambtenaren van een lidstaat, met name op grond van een bilaterale bijstandsovereenkomst met een derde land; in dat geval worden de resultaten van de missie de Commissie ter kennis gebracht.
▼M2 —————
3. De Commissie deelt de lidstaten en het Europees Parlement de resultaten mee van de op grond van dit artikel verrichte missies.
Artikel 21
1. De bevindingen en gegevens die voortvloeien uit de in artikel 20 bedoelde communautaire missies, met name in de vorm van door de bevoegde autoriteiten van de betrokken derde landen ter beschikking gestelde documenten, alsmede de informatie die in de loop van een administratief onderzoek wordt verkregen, ook door de diensten van de Commissie, worden overeenkomstig artikel 45 behandeld.
2. Artikel 12 is mutatis mutandis van toepassing op de in lid 1 bedoelde bevindingen en gegevens.
3. Voor gebruik uit hoofde van artikel 12 worden door de Commissie aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, op hun verzoek, originele documenten of gewaarmerkte afschriften daarvan afgegeven.
Artikel 22
De lidstaten delen de Commissie gegevens mee welke zij in het kader van de wederzijdse administratieve bijstand met derde landen hebben uitgewisseld wanneer zulks, in de zin van artikel 18, lid 1, op communautair niveau van bijzonder belang is voor de goede werking van de douane- of landbouwvoorschriften uit hoofde van deze verordening en wanneer de gegevens onder deze verordening vallen.
TITEL V
DOUANE-INFORMATIESYSTEEM
Hoofdstuk 1
Instelling van een douane-informatiesysteem
Artikel 23
1. Er wordt een geautomatiseerd informatiesysteem ingesteld, het douane-informatiesysteem, hierna het „DIS” te noemen, dat beantwoordt aan de behoeften van de administratieve autoriteiten belast met de toepassing van de douane- of landbouwvoorschriften, evenals van de Commissiediensten.
2. Het DIS heeft tot doel, in overeenstemming met het bepaalde in deze verordening, bij te dragen tot het voorkomen, opsporen en vervolgen van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, door een snellere verspreiding van informatie en zodoende door een betere doeltreffendheid van de samenwerkings- en controleprocedures van de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten.
3. De douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen in het kader van de in ►M2 de artikelen 29 en 30 ◄ , van het Verdrag inzake de Europese Unie bedoelde douanesamenwerking gebruik maken van de materiële infrastructuur van het DIS.
In dit geval zorgt de Commissie voor het technisch beheer van deze infrastructuur.
4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 43 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de verrichtingen in verband met de toepassing van de landbouwvoorschriften waarvoor gegevens in het DIS moeten worden ingevoerd.
Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op 29 februari 2016 vastgesteld.
▼M2 —————
6. De lidstaten en de Commissie, hierna „DIS-partners” genoemd, nemen onder de in deze titel vastgestelde voorwaarden deel aan het DIS.
Hoofdstuk 2
Functioneren en gebruik van het DIS
Artikel 24
Het DIS bestaat uit een centrale gegevensbank en is in elke lidstaat en bij de Commissie door middel van terminals toegankelijk. Het bevat uitsluitend gegevens die voor de verwezenlijking van zijn doel, als omschreven in artikel 23, lid 2, noodzakelijk zijn, met inbegrip van persoonsgegevens, in de volgende categorieën:
a) goederen;
b) vervoermiddelen;
c) bedrijven;
d) personen;
e) trends met betrekking tot fraude;
f) beschikbaarheid van deskundigheid;
g) vasthoudingen, inbeslagnemingen of verbeurdverklaringen van goederen;
h) vasthoudingen, inbeslagnemingen of verbeurdverklaringen van liquide middelen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten ( 8 ).
Artikel 25
1. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen bepalingen vast met betrekking tot de in het DIS op te nemen gegevens voor elk van de in artikel 24 vermelde categorieën, voor zover zulks voor het doel van het DIS noodzakelijk is. Voor de categorie bedoeld in artikel 24, punt e), mogen geen persoonsgegevens worden ingevoerd. Deze uitvoeringshandelingen worden voor 29 februari 2016 volgens de in artikel 43 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
2. Voor de categorieën bedoeld in artikel 24, onder a) tot en met d), mogen de ingevoerde persoonsgegevens niet meer omvatten dan:
a) naam, meisjesnaam, voornamen, vroegere familienamen en bijnamen;
b) geboortedatum en -plaats;
c) nationaliteit;
d) geslacht;
e) nummer, plaats en datum van afgifte van de identiteitsdocumenten (paspoorten, identiteitskaarten, rijbewijzen);
f) adres;
g) bijzondere objectieve en permanente fysieke kenmerken;
h) een waarschuwingscode die aangeeft of de persoon ooit gewapend of gewelddadig is geweest dan wel ooit een vluchtpoging heeft gedaan;
i) reden voor de invoering van gegevens;
j) voorgestelde actie;
k) registratienummer van het vervoermiddel.
3. Voor de categorie bedoeld onder f) van artikel 24 mogen de ingevoerde persoonsgegevens niet meer omvatten dan de naam en voornaam van deskundigen.
4. Voor de categorieën bedoeld onder g) en h) van artikel 24 mogen de ingevoerde persoonsgegevens niet meer omvatten dan:
a) naam, meisjesnaam, voornamen, vroegere familienamen en bijnamen;
b) geboortedatum en -plaats;
c) nationaliteit;
d) geslacht;
e) adres.
5. In geen geval mogen persoonsgegevens die betrekking hebben op raciale of etnische afkomst, politieke gezindheid, godsdienstige, levensbeschouwelijke of morele overtuigingen, het aangesloten zijn bij een vakvereniging, gezondheid en seksueel gedrag, worden ingevoerd.
Artikel 26
De volgende beginselen moeten in het kader van de tenuitvoerlegging van het DIS met betrekking tot persoonsgegevens worden nageleefd:
a) de gegevens dienen eerlijk en rechtmatig te worden verzameld en anderszins verwerkt;
b) de gegevens dienen te worden verzameld voor de in artikel 23, lid 2, omschreven doeleinden en mogen later niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met deze doeleinden;
c) de gegevens dienen toereikend, terzake dienend en niet overmatig te zijn uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt;
d) de gegevens dienen nauwkeurig te zijn en, zo nodig, te worden bijgewerkt;
e) de gegevens mogen in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren niet langer worden bewaard dan voor de verwezenlijking van de beoogde doeleinden noodzakelijk is.
Artikel 27
1. Persoonsgegevens in de categorieën als bedoeld in artikel 24 mogen uitsluitend in het DIS worden ingevoerd met het oog op de volgende voorgestelde acties:
a) waarnemingen en meldingen;
b) onopvallende observatie;
c) gerichte controles; en
d) operationele analyse.
2. Persoonsgegevens behorend tot de categorieën van artikel 24 mogen uitsluitend in het DIS worden ingevoerd indien er, in het bijzonder op grond van eerdere illegale handelingen of van naar aanleiding van bijstand verstrekte informatie, concrete aanwijzingen bestaan die erop duiden dat de betrokken persoon handelingen heeft begaan, bezig is deze te begaan, of nog zal begaan, die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften en die op communautair niveau van bijzonder belang zijn.
Artikel 28
1. Indien de acties als bedoeld in artikel 27, lid 1, worden uitgevoerd, kan de volgende informatie of een deel daarvan worden verzameld en doorgegeven aan de DIS-partner die de acties heeft voorgesteld:
a) het feit dat de goederen, het vervoermiddel, het bedrijf of de persoon waarop de signalering betrekking had, zijn of is aangetroffen;
b) plaats, tijdstip en reden van de controle;
c) route en bestemming van de reis;
d) begeleidende personen of inzittenden van het vervoermiddel;
e) gebruikt vervoermiddel;
f) meegenomen voorwerpen;
g) omstandigheden waaronder de goederen, het vervoermiddel, het bedrijf of de persoon werden of werd aangetroffen.
Wanneer deze informatie wordt verzameld tijdens een onopvallende controle, dient er op te worden toegezien dat het geheime karakter van het toezicht niet in het gedrang komt.
2. In het kader van een gerichte controle als bedoeld in artikel 27, lid 1, kunnen personen, vervoermiddelen en voorwerpen worden onderzocht, voorzover zulks is toegestaan en plaatsvindt in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat waar het onderzoek plaatsvindt. Indien de gerichte controle naar het recht van een lidstaat niet is toegestaan, zet die lidstaat deze automatisch om in waarneming dan wel onopvallende controle.
Artikel 29
1. Toegang tot de gegevens in het DIS is uitsluitend voorbehouden aan de nationale autoriteiten die elke lidstaat heeft aangewezen, en aan de door de Commissie aangewezen diensten. Die nationale autoriteiten zijn de douaneautoriteiten, maar kunnen ook andere autoriteiten omvatten die uit hoofde van de wetten, regelingen en procedures van de betrokken lidstaat eveneens bevoegd zijn op te treden teneinde het in artikel 23, lid 2, omschreven doel te bereiken.
De verstrekkende DIS-partner is gerechtigd om nader te bepalen welke van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde nationale autoriteiten toegang hebben tot de gegevens die hij in het DIS heeft opgenomen.
2. Elke lidstaat zendt aan de Commissie een lijst van de aangewezen bevoegde nationale autoriteiten die toegang hebben tot het DIS, waarbij voor elke autoriteit wordt aangegeven tot welke gegevens zij toegang kan hebben en voor welke doeleinden.
De Commissie controleert met de betrokken lidstaten of de lijst van aangewezen nationale autoriteiten geen onevenredige aanwijzingen vertoont. Na deze controle bevestigen of wijzigen de betrokken lidstaten de lijst van de aangewezen nationale autoriteiten. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis. Zij brengt tevens alle lidstaten op de hoogte van de overeenkomstige elementen met betrekking tot haar eigen diensten die bevoegd zijn om toegang te hebben tot het DIS.
De lijst van de aldus aangewezen nationale autoriteiten en Commissiediensten wordt door de Commissie ter informatie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en latere actualiseringen ervan worden door de Commissie op het internet bekendgemaakt.
3. Niettegenstaande het bepaalde in de leden 1 en 2, kan de Raad op voorstel van de Commissie beslissen om aan internationale of regionale organisaties toegang te verlenen tot het DIS, voorzover, indien dienstig, daarbij met die organisaties een protocol wordt gesloten overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie met betrekking tot de toepassing van informatica voor douanedoeleinden. Bij hun besluitvorming hierover, wordt met name rekening gehouden met eventuele bestaande bilaterale of communautaire regelingen en met de toereikendheid van het niveau van gegevensbescherming.
Artikel 30
1. De DIS-partners mogen gegevens die zijn verkregen uit het DIS, uitsluitend gebruiken om het in artikel 23, lid 2, omschreven doel te bereiken; met voorafgaande toestemming van en met inachtneming van de voorwaarden gesteld door de DIS-partner die de gegevens heeft ingevoerd, mogen zij deze gegevens evenwel ook voor administratieve of andere doeleinden gebruiken. Dit andere gebruik dient in overeenstemming te zijn met de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat die de gegevens wenst te gebruiken en in voorkomend geval, met de overeenkomstige bepalingen die bij de Commissie terzake gelden; tevens dient rekening te worden gehouden met de beginselen van de bijlage.
2. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 4 van dit artikel en in artikel 29, lid 3, mogen gegevens die zijn verkregen uit het DIS, uitsluitend worden gebruikt door de in elke lidstaat aangewezen autoriteiten en door de Commissie aangewezen diensten die uit hoofde van de op hen van toepassing zijnde wetten, regelingen en procedures bevoegd zijn te handelen om het in artikel 23, lid 2, omschreven doel te bereiken.
3. Elke lidstaat stuurt aan de Commissie een lijst van de autoriteiten die in overeenstemming met lid 2 zijn aangewezen.
De Commissie stelt de andere lidstaten hiervan in kennis. Zij stelt tevens alle lidstaten in kennis van de overeenkomstige elementen met betrekking tot haar eigen diensten die bevoegd zijn om toegang te hebben tot het DIS.
De lijst van de aldus aangewezen nationale autoriteiten of diensten wordt door de Commissie ter informatie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en latere actualiseringen ervan worden door de Commissie op het internet bekendgemaakt.
4. Gegevens die zijn verkregen uit het DIS kunnen, met voorafgaande toestemming van de lidstaat die de gegevens in het DIS heeft ingevoerd en met inachtneming van de eventueel door die staat gestelde voorwaarden, worden doorgegeven voor gebruik door andere dan de in lid 2 bedoelde nationale autoriteiten, door derde landen en internationale en regionale organisaties en/of Unie-organen die bijdragen tot de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de correcte toepassing van de douanevoorschriften. Elke lidstaat neemt speciale maatregelen ter beveiliging van zulke gegevens wanneer deze worden verzonden of verstrekt aan instanties buiten zijn eigen grondgebied.
De eerste alinea is mutatis mutandis van toepassing op de Commissie wanneer de Commissie de gegevens in het DIS heeft ingevoerd.
Artikel 31
1. Het invoeren van gegevens in het DIS vindt plaats overeenkomstig de wetten, regelingen en procedures van de gegevensverstrekkende lidstaat en, in voorkomend geval, de overeenkomstige bepalingen die bij de Commissie terzake gelden, tenzij deze verordening stringentere bepalingen bevat.
2. De verwerking van gegevens die zijn verkregen uit het DIS, met inbegrip van het gebruik ervan of het uitvoeren van een actie als bedoeld in artikel 27, lid 1, die door de gegevensverstrekkende DIS-partner is voorgesteld, vindt plaats overeenkomstig de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat waar die gegevens worden verwerkt of gebruikt en, in voorkomend geval, de overeenkomstige bepalingen die bij de Commissie terzake gelden, tenzij deze verordening stringentere bepalingen bevat.
Hoofdstuk 3
Wijziging van Gegevens
Artikel 32
1. Uitsluitend de gegevensverstrekkende DIS-partner heeft het recht gegevens die hij in het DIS heeft ingevoerd, te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren of te verwijderen.
2. Indien een gegevensverstrekkende DIS-partner opmerkt of erop wordt gewezen dat de door hem ingevoerde gegevens feitelijk onjuist zijn, of in strijd met deze verordening zijn ingevoerd of opgeslagen, dan dient hij deze gegevens, naar gelang van het geval, te wijzigen, aan te vullen te verbeteren of te verwijderen, en de andere DIS-partners hiervan in kennis te stellen.
3. Indien een DIS-partner aanwijzingen heeft dat een gegeven feitelijk onjuist is, of in strijd met deze verordening in het DIS is ingevoerd of opgeslagen, stelt hij de gegevensverstrekkende DIS-partner hiervan zo spoedig mogelijk in kennis. Deze controleert dat gegeven en zorgt, voorzover noodzakelijk, onverwijld voor verbetering of verwijdering van dat gegeven. De gegevensverstrekkende DIS-partner stelt de andere partners in kennis van elke uitgevoerde verbetering of verwijdering.
4. Wanneer een DIS-partner bij het invoeren van gegevens in het DIS opmerkt dat zijn signalering wat betreft inhoud of voorgestelde actie in strijd is met een eerdere signalering, stelt hij de partner die de eerdere signalering heeft ingevoerd onmiddellijk hiervan in kennis. De twee partners trachten dan het probleem op te lossen. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, blijft de eerste signalering behouden, met dien verstande dat de delen van de nieuwe signalering die er niet mee in strijd zijn, in het systeem worden ingevoerd.
5. Onder voorbehoud van de andere bepalingen van deze verordening treffen de DIS-partners wanneer in een lidstaat door een rechtbank, of een andere hiertoe bevoegde autoriteit van die lidstaat, onherroepelijke beslissingen worden genomen over het wijzigen, aanvullen, verbeteren of verwijderen van gegevens van het DIS, maatregelen van gelijke strekking.
Ingeval zulke beslissingen van rechtbanken of andere hiertoe bevoegde autoriteiten, met inbegrip van beslissingen als bedoeld in artikel 36 met betrekking tot verbetering of verwijdering, onderling strijdig zijn, verwijdert de Lid-Staat die de desbetreffende gegevens heeft ingevoerd, deze uit het systeem.
De in de eerste alinea bedoelde bepalingen zijn mutatis mutandis van toepassing wanneer een beslissing van de Commissie over gegevens van het DIS door het Hof van Justitie nietig wordt verklaard.
Hoofdstuk 4
Opslaan van gegevens
Artikel 33
De gegevens die in het DIS zijn ingevoerd, worden niet langer bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor zij zijn ingevoerd en zij mogen opgeslagen worden gedurende een periode van ten hoogste vijf jaar, die, indien gerechtvaardigd, met twee jaar kan worden verlengd.
Hoofdstuk 5
Bescherming van persoonsgegevens
Artikel 34
1. Elke DIS-partner die voornemens is om persoonsgegevens te ontvangen uit of in te voeren in het DIS, neemt uiterlijk op het tijdstip waarop deze verordening van toepassing wordt, in zijn nationale wetgeving of voor de Commissie geldende interne regels aan ter bescherming van de rechten en vrijheden van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.
2. Een DIS-partner mag alleen dan persoonsgegevens ontvangen uit of invoeren in het DIS wanneer de maatregelen ter bescherming van dergelijke gegevens, als bedoeld in lid 1, van kracht zijn geworden. Elke Lid-Staat dient tevens vooraf de in artikel 37 genoemde nationale controleautoriteit of -autoriteiten te hebben aangewezen.
3. Teneinde de juiste toepassing van de in deze verordening vervatte bepalingen ter bescherming van persoonsgegevens te garanderen, beschouwen de lidstaten en de Commissie het DIS als een systeem voor de verwerking van persoonsgegevens dat is onderworpen aan:
— de nationale omzettingsbepalingen van Richtlijn (EG) nr. 95/46/EG;
— Verordening (EG) nr. 45/2001; en
— de strengere bepalingen van deze verordening.
Artikel 35
1. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 30, lid 1, is het gebruik door de DIS-partners van persoonsgegevens uit het DIS voor een ander dan het in artikel 23, lid 2, omschreven doel verboden.
2. Gegevens mogen slechts voor technische doeleinden worden gekopieerd, voor zover dit noodzakelijk is voor bevraging door de autoriteiten als bedoeld in artikel 29.
3. Persoonsgegevens die door een lidstaat of door de Commissie zijn ingevoerd, mogen niet uit het DIS worden overgenomen in andere gegevensverwerkingssystemen waarvoor de lidstaten of de Commissie verantwoordelijk zijn, behalve in systemen voor risicobeheer die gebruikt worden om nationale douanecontroles te sturen of in een systeem voor operationele analyse dat gebruikt wordt om acties op Gemeenschapsniveau te coördineren.
Enkel de door de nationale autoriteiten van elke lidstaat en de door de diensten van de Commissie aangewezen analysten zijn in dat geval gemachtigd om uit het DIS overgenomen gegevens te verwerken, respectievelijk in het kader van systemen voor risicobeheer die gebruikt worden door nationale autoriteiten om douanecontroles te sturen of in een systeem voor operationele analyse dat gebruikt wordt om acties op Gemeenschapsniveau te coördineren.
De lidstaten delen de Commissie de lijst mee van de voor het risicobeheer verantwoordelijke diensten waaronder de analysten ressorteren die gemachtigd zijn om in het DIS opgenomen persoonsgegevens te kopiëren en te verwerken. De Commissie stelt de andere lidstaten hiervan in kennis. Zij brengt tevens alle lidstaten op de hoogte van de overeenkomstige elementen met betrekking tot haar eigen diensten die bevoegd zijn voor de operationele analyse.
De lijst van de aldus aangewezen nationale autoriteiten en Commissiediensten wordt door de Commissie ter informatie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Persoonsgegevens die uit het DIS zijn gekopieerd, mogen slechts bewaard worden voor de tijd die nodig is voor het bereiken van het doel waarvoor zij waren gekopieerd. De noodzaak deze gegevens te bewaren wordt ten minste jaarlijks door de DIS-partner die deze gegevens heeft gekopieerd, getoetst. De opslagtermijn is niet langer dan tien jaar. Persoonsgegevens die niet noodzakelijk zijn voor analysedoeleinden, worden onmiddellijk gewist of anoniem gemaakt.
Artikel 36
1. De rechten van personen met betrekking tot de persoonsgegevens in het DIS, in het bijzonder het recht van kennisneming, worden uitgeoefend
— in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat waarin op deze rechten een beroep wordt gedaan;
— in overeenstemming met de in artikel 34, lid 1, bedoelde interne regels die op de Commissie van toepassing zijn.
Indien de wetten, regelingen en procedures van de betrokken lidstaat aldus bepalen, besluit de nationale controleautoriteit als bedoeld in artikel 37 of gegevens worden medegedeeld en volgens welke procedure.
2. Een DIS-partner tot welke een verzoek om kennisneming van persoonsgegevens wordt gericht, kan dit verzoek afwijzen indien de kennisneming waarschijnlijk schadelijk is voor het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van met de douane- of landbouwvoorschriften strijdige handelingen. Een lidstaat kan kennisneming eveneens weigeren op grond van zijn wetten, regelingen en procedures betreffende gevallen waarin de weigering een maatregel is die noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming van de staatsveiligheid, de defensie, de openbare veiligheid en de rechten en vrijheden van anderen. De Commissie kan deze kennisneming weigeren wanneer zulks noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
In elk geval kan de kennisneming worden geweigerd voor elke persoon wiens gegevens worden verwerkt, gedurende de periode waarin maatregelen inzake waarneming en melding of onopvallende observatie worden uitgevoerd, alsook gedurende de periode waarin de operationele analyse van de gegevens of het administratief of strafrechtelijk onderzoek aan de gang is.
3. Indien het verzoek om kennisneming persoonsgegevens betreft die door een andere DIS-partner zijn verstrekt, wordt kennisneming alleen verleend wanneer de gegevensverstrekkende partner in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt dienaangaande kenbaar te maken.
4. Bij elke DIS-partner kan een persoon, in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van elke lidstaat of met de interne regels die van toepassing zijn op de Commissie, persoonsgegevens die op hemzelf betrekking hebben, doen verbeteren of verwijderen, indien die gegevens feitelijk onjuist zijn of indien zij in het DIS werden ingevoerd of zijn opgeslagen in strijd met het doel als omschreven in artikel 23, lid 2, of indien de beginselen vervat in artikel 26 niet in acht zijn genomen.
5. Op het grondgebied van elke lidstaat kan iedere persoon, in overeenstemming met de wetten, regelingen en procedures van die lidstaat, bij de rechtbanken of bij de autoriteit die krachtens de wetten, regelingen en procedures van die lidstaat bevoegd is, een rechtsvordering instellen of in voorkomend geval een klacht indienen in verband met persoonsgegevens in het DIS die op hemzelf betrekking hebben, teneinde:
a) feitelijk onjuiste persoonsgegevens te doen verbeteren of verwijderen;
b) persoonsgegevens die in strijd met deze verordening in het DIS zijn ingevoerd of opgeslagen, te doen verbeteren of verwijderen;
c) kennis te nemen van persoonsgegevens;
d) schadevergoeding te verkrijgen overeenkomstig artikel 40, lid 2.
Wat de door de Commissie ingevoerde gegevens betreft, kan bij het Hof van Justitie een rechtsvordering worden ingesteld, overeenkomstig artikel 173 van het Verdrag.
De lidstaten en de Commissie verbinden zich er onderling toe om de onherroepelijke beslissingen van een rechtbank, het Hof van Justitie of een andere hiertoe bevoegde autoriteit met betrekking tot de eerste alinea, onder a), b) en c), ten uitvoer te leggen.
6. Het feit dat in dit artikel en in artikel 32, lid 5, sprake is van een „onherroepelijke” beslissing houdt niet in dat de lidstaat of de Commissie verplicht is om beroep aan te tekenen tegen een beslissing van een rechtbank of een bevoegde autoriteit.
Hoofdstuk 6
Toezicht op de bescherming van persoonsgegevens
Artikel 37
1. Elke lidstaat belast een nationale controleautoriteit of -autoriteiten, verantwoordelijk voor de bescherming van persoonsgegevens, met het uitoefenen van onafhankelijk toezicht op dergelijke gegevens in het DIS.
De controleautoriteiten dienen, in overeenstemming met hun respectieve nationale wetgeving, op onafhankelijke wijze toezicht uit te oefenen en controles te verrichten teneinde te garanderen dat de verwerking en het gebruik van de in het DIS opgenomen gegevens de rechten van de betrokkenen niet schenden. Voor dit doel hebben de controleautoriteiten toegang tot het DIS.
2. Eenieder kan elke overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG ingestelde nationale controleautoriteit of de bij artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 ingestelde Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming verzoeken inzage te krijgen van persoonsgegevens die op hemzelf betrekking hebben om de juistheid ervan en het gebruik dat van deze gegevens is of wordt gemaakt, te controleren. Dit recht wordt uitgeoefend overeenkomstig de wetten, regelingen en procedures van de lidstaat waar het verzoek is ingediend of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001. Wanneer de gegevens door een andere lidstaat of door de Commissie zijn ingevoerd, geschiedt de controle in nauw overleg met de nationale controleautoriteit van die lidstaat of met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
3. De Commissie neemt binnen haar diensten alle noodzakelijke maatregelen om op de bescherming van persoonsgegevens een toezicht te verzekeren dat gelijkwaardige waarborgen biedt als die welke voortvloeien uit lid 1.
3 bis. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ziet erop toe dat het DIS voldoet aan Verordening (EG) nr. 45/2001.
4. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming roept tenminste eenmaal per jaar een vergadering met alle nationale toezichthoudende instanties voor gegevensbescherming bijeen die bevoegd zijn voor toezichtskwesties in verband met het DIS.
5. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming overlegt met de bij Besluit 2009/917/JBZ van de Raad ( 9 ) opgerichte gemeenschappelijke controleautoriteit, waarbij elk van beide handelt binnen de eigen bevoegdheidssfeer, met als doel het toezicht op en audits van het DIS te coördineren.
Hoofdstuk 7
Gegevensbeveiliging
Artikel 38
1. Alle noodzakelijke passende technische en organisatorische maatregelen ter handhaving van de beveiliging worden genomen:
a) door de lidstaten en door de Commissie, elk voor wat hen betreft, ten aanzien van de terminals van het DIS op het onderscheiden grondgebied van de lidstaten en in de kantoren van de Commissie;
▼M3 —————
c) door de Commissie voor wat de communautaire elementen van het gemeenschappelijk communicatienetwerk betreft.
2. In het bijzonder treffen de lidstaten en de Commissie maatregelen:
a) om te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de apparatuur die wordt gebruikt voor de verwerking van gegevens;
b) om te voorkomen dat gegevens en gegevensdragers door onbevoegden worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd;
c) om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden ingevoerd en dat gegevens op ongeoorloofde wijze worden geraadpleegd, gewijzigd of gewist;
d) om te voorkomen dat onbevoegden zich door middel van datatransmissieapparatuur toegang verschaffen tot gegevens in het DIS;
e) om te waarborgen dat, met betrekking tot het gebruik van het DIS, bevoegde personen uitsluitend recht van toegang hebben tot gegevens die binnen hun bevoegdheid vallen;
f) om te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke autoriteiten gegevens mogen worden toegezonden door middel van datatransmissieapparatuur;
g) om te waarborgen dat naderhand kan worden nagegaan en vastgesteld welke gegevens wanneer en door wie in het DIS zijn ingevoerd en dat toezicht kan worden gehouden op de bevragingen;
h) om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of gewist tijdens het verzenden van gegevens of het transport van gegevensdragers.
▼M3 —————
Artikel 39
1. Elke lidstaat wijst een dienst aan die verantwoordelijk is voor de in artikel 38 voorgeschreven beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de terminals op zijn grondgebied, de toetsing als bedoeld in artikel 33, leden 1 en 2, en voorts voor de juiste toepassing van deze verordening, voorzover noodzakelijk uit hoofde van zijn wetten, regelingen en procedures.
2. De Commissie bepaalt welke van haar diensten met de in lid 1 bedoelde maatregelen worden belast.
Hoofdstuk 8
Verantwoordelijkheid en bekendmaking
Artikel 40
1. Elke DIS-partner die gegevens in het systeem heeft ingevoerd, is verantwoordelijk voor de juistheid, actualiteit en rechtmatigheid van die gegevens. Elke lidstaat, of in voorkomend geval de Commissie, is bovendien verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde in artikel 26.
2. Elke DIS-partner is, in overeenstemming met zijn eigen wetten, regelingen en procedures, of met de overeenkomstige communautaire voorschriften, aansprakelijk voor de schade die een persoon door het gebruik van het DIS in de betrokken lidstaat of bij de Commissie lijdt.
Dit is eveneens het geval wanneer de schade werd veroorzaakt doordat de gegevensverstrekkende DIS-partner onjuiste gegevens heeft ingevoerd dan wel gegevens in strijd met deze verordening heeft ingevoerd.
3. Indien de DIS-partner tegen welke een rechtsvordering wordt ingesteld in verband met onjuiste gegevens, niet de DIS-partner is die de gegevens heeft verstrekt, trachten de betrokken DIS-partners overeenstemming te bereiken over de vraag of de gegevensverstrekkende DIS-partner al dan niet een deel van de uitbetaalde schadevergoeding aan de andere DIS-partner dient terug te betalen. De aldus overeengekomen bedragen worden op verzoek terugbetaald.
Artikel 41
De Commissie maakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen een mededeling betreffende de invoering van het DIS bekend.
TITEL V bis
REFERENTIEBESTAND VAN ONDERZOEKSDOSSIERS OP DOUANEGEBIED
Hoofdstuk 1
Oprichting van een referentiebestand van onderzoeksdossiers op douanegebied
Artikel 41 bis
1. Het DIS omvat ook een specifiek bestand, het „referentiebestand van onderzoeksdossiers op douanegebied” geheten, dat hierna het „FIDE” wordt genoemd. Onder voorbehoud van het bepaalde in deze titel gelden alle bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op het DIS ook voor het FIDE en slaat elke verwijzing naar het DIS ook op het FIDE.
2. Het FIDE heeft tot doel bij te dragen tot het voorkomen van handelingen die in strijd zijn met de douane- en landbouwvoorschriften die van toepassing zijn op goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten en tot het vergemakkelijken en bespoedigen van het onderzoeken en het vervolgen van dergelijke handelingen.
3. Het FIDE heeft tot doel de Commissie, wanneer zij een coördinatiedossier als bedoeld in artikel 18 opent of een communautaire missie in derde landen als bedoeld in artikel 20 voorbereidt, en de overeenkomstig artikel 29 aangewezen nationale autoriteiten van een lidstaat die bevoegd zijn voor administratieve onderzoeken, en die een onderzoek starten of hebben gestart naar één of meer personen of bedrijven, in staat te stellen na te gaan welke bevoegde autoriteiten van andere lidstaten of diensten van de Commissie onderzoek verrichten of verricht hebben naar die personen of bedrijven, teneinde door informatie over het bestaan van onderzoeksdossiers de in lid 2 genoemde doelen te bereiken.
4. Indien de lidstaat of de Commissie naar aanleiding van een raadpleging van het FIDE nadere gegevens nodig heeft over een opgenomen dossier betreffende een persoon of een bedrijf, vraagt hij/zij de gegevensinvoerende lidstaat om bijstand.
5. De douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen in het kader van de in de artikelen 29 en 30 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde douanesamenwerking gebruikmaken van het FIDE. In dit geval zorgt de Commissie voor het technisch beheer van dit bestand.
Hoofdstuk 2
Functioneren en gebruik van het FIDE
Artikel 41 ter
1. De bevoegde autoriteiten kunnen gegevens uit onderzoeksdossiers in het FIDE invoeren voor de in artikel 41 bis, lid 3, genoemde doeleinden in verband met handelingen die in strijd zijn met de douane- en de landbouwvoorschriften die van toepassing zijn op goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten en die op communautair niveau van bijzonder belang zijn. Deze gegevens omvatten uitsluitend de volgende categorieën:
a) personen of bedrijven waarnaar door een bevoegde autoriteit van een lidstaat een administratief of strafrechtelijk onderzoek wordt of is verricht, en:
— die ervan verdacht worden een met de douane- en landbouwvoorschriften strijdige handeling te begaan of te hebben begaan, of daaraan deel te nemen of te hebben deelgenomen;
— die betrokken zijn bij een vaststelling van zo’n handeling, of
— ten aanzien waarvan voor zo’n handeling een administratief besluit is genomen, of waaraan voor zo’n handeling een administratieve of strafrechtelijke sanctie is opgelegd;
b) het gebied waarop het onderzoeksdossier betrekking heeft;
c) naam, nationaliteit en contactadres van de betrokken dienst van de lidstaat die het dossier behandelt, en het registratienummer van het dossier.
De onder a), b) en c) bedoelde gegevens worden voor elke persoon of elk bedrijf afzonderlijk ingevoerd. Koppeling van gegevens is niet toegestaan.
2. De in lid 1, onder a), bedoelde persoonsgegevens omvatten alleen het volgende:
a) voor personen: naam, meisjesnaam, voornamen, vroegere familienamen en bijnamen, geboortedatum en -plaats, nationaliteit en geslacht;
b) voor bedrijven: de firmanaam, de handelsnaam, het adres van het bedrijf, het btw-identificatienummer en het accijnsrechtenregistratienummer.
3. De gegevens worden overeenkomstig artikel 41 quinquies voor een beperkte duur opgenomen.
Artikel 41 quater
1. In FIDE kunnen uitsluitend gegevens worden ingevoerd en geraadpleegd door de in artikel 41 bis bedoelde autoriteiten.
2. Elke raadpleging van het FIDE moet de volgende persoonsgegevens specifiëren:
a) voor personen: voornaam en/of naam en/of meisjesnaam en/of vroegere familienamen en/of bijnamen en/of geboortedatum;
b) voor bedrijven: de firmanaam en/of de handelsnaam en/of het btw-identificatienummer en/of het accijnsrechtenregistratienummer.
Hoofdstuk 3
Bewaring van gegevens
Artikel 41 quinquies
1. De opslagtermijn van de gegevens is afhankelijk van de wetten, regelingen en procedures van de gegevensverstrekkende lidstaat. De volgende, niet-cumulatieve maximumtermijnen, berekend vanaf de datum waarop de gegevens in het onderzoeksdossier zijn opgenomen, mogen niet worden overschreden:
a) gegevens over lopende onderzoeksdossiers worden niet langer dan drie jaar opgeslagen, als er binnen die termijn geen handeling is geconstateerd die in strijd is met de douane- en de landbouwvoorschriften; de gegevens worden vóór die termijn geanonimiseerd als er een jaar verstreken is sedert de laatste constatering;
b) gegevens over administratieve of strafrechtelijke onderzoeken die de vaststelling van een handeling behelzen die in strijd is met de douane- en de landbouwvoorschriften, maar die niet geleid hebben tot een administratief besluit, een veroordeling, een strafrechtelijke boete of een administratieve sanctie, worden niet langer dan zes jaar opgeslagen;
c) gegevens over administratieve of strafrechtelijke onderzoeken die geleid hebben tot een administratief besluit, een veroordeling, een strafrechtelijke boete of een administratieve sanctie, worden niet langer dan tien jaar opgeslagen.
2. In elk stadium van een onderzoek als bedoeld in lid 1, onder a), b) en c), worden, zodra een persoon of een bedrijf in de zin van artikel 41 ter, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en procedures van de gegevensverstrekkende lidstaat van het onderzoek is uitgesloten, de gegevens over de betrokken persoon of het betrokken bedrijf onmiddellijk gewist.
3. Gegevens worden door de Commissie anoniem gemaakt of gewist vanaf de datum waarop de desbetreffende maximale opslagtermijn, als bepaald in lid 1, is verstreken.
TITEL VI
FINANCIERING
Artikel 42 bis
1. Deze verordening is het basisbesluit voor de financiering van alle door de Gemeenschappen uit te voeren acties waarin onderhavige verordening voorziet, waaronder:
a) alle kosten voor de totstandbrenging en het onderhoud van de permanente technische infrastructuur waarmee aan de lidstaten de nodige logistieke middelen en informaticavoorzieningen ter beschikking worden gesteld voor de coördinatie van gezamenlijke douaneoperaties, en met name het bijzonder toezicht bepaald in artikel 7;
b) de reis- en verblijfkostenvergoeding en de dagvergoeding van de vertegenwoordigers van de lidstaten die deelnemen aan de communautaire missies als bedoeld in artikel 20, aan de gezamenlijke douaneoperaties die zijn georganiseerd door of tezamen met de Commissie, aan opleidingen, aan ad-hocvergaderingen en aan vergaderingen ter voorbereiding van administratieve onderzoeken of operationele acties van de lidstaten die worden georganiseerd door of in samenwerking met de Commissie.
Wanneer de onder a) bedoelde permanente technische infrastructuur wordt gebruikt in het kader van de douanesamenwerking als bedoeld in de artikelen 29 en 30 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zijn de reis- en verblijfkosten en de dagvergoedingen van de vertegenwoordigers van de lidstaten ten laste van de lidstaten;
c) de kosten voor de aanschaf, bestudering, ontwikkeling en het onderhoud van de informatica-infrastructuur (de hardware), de software en de netwerkverbindingen, en voor de ermee verbonden diensten voor productie, ondersteuning en opleiding ten behoeve van de uitvoering van de in deze verordening vastgelegde acties, met name het voorkomen en bestrijden van fraude;
d) de uitgaven voor de verstrekking van inlichtingen en de uitgaven voor de daarop betrekking hebbende acties die toegang verschaffen tot inlichtingen, gegevens en gegevensbronnen ten behoeve van de uitvoering van de in deze verordening vastgelegde acties, met name het voorkomen en bestrijden van fraude;
e) de met het gebruik van het DIS verband houdende uitgaven waarin is voorzien bij besluiten die zijn aangenomen op grond van de artikelen 29 en 30 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name van de bij Akte van de Raad van 26 juli 1995 vastgestelde Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied ( 10 ), voor zover in die besluiten is bepaald dat de uitgaven ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie komen.
2. De uitgaven voor de aanschaf, de bestudering, de ontwikkeling en het onderhoud van de communautaire elementen van het gemeenschappelijk communicatienetwerk dat voor de toepassing van lid 1, onder c), wordt gebruikt, komen eveneens ten laste van de algemene begroting van de Unie. De Commissie sluit namens de Gemeenschap de nodige contracten om deze elementen operationeel te maken.
3. Onverminderd de aan de exploitatie van het DIS verbonden kosten en de bij wijze van schadevergoeding te betalen bedragen waarin artikel 40 voorziet, zien de lidstaten en de Commissie af van iedere eis tot terugbetaling van de uitgaven voor de verstrekking van inlichtingen of van documenten en voor de uitvoering van administratieve onderzoeken of andere operationele acties die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien en die op verzoek van een lidstaat of de Commissie worden uitgevoerd, behalve wat de vergoedingen betreft die eventueel aan deskundigen worden betaald.
TITEL VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 43
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 23, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 8 oktober 2015. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van de lopende termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 23, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5. Een overeenkomstig artikel 23, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 43 bis
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 11 ).
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 43 ter
Voor 9 oktober 2017 evalueert de Commissie:
— of het noodzakelijk is de uitvoergegevens in de bestanden bedoeld in de artikelen 18 bis en 18 quinquies, uit te breiden met gegevens over andere goederen dan die welke in artikel 18 bis, lid 4, eerste alinea, onder b), en artikel 18 quinquies, lid 1, onder c), worden genoemd;
— of het haalbaar is de gegevens in het gegevensbestand bedoeld in artikel 18 bis uit te breiden met gegevens over invoer, uitvoer en doorvoer van goederen over land en door de lucht.
Artikel 44
Onverminderd de in ►M2 titel V en V bis neergelegde bepalingen ◄ , kan het beschikbaar stellen van de documenten waarin bij deze verordening wordt voorzien, worden vervangen door het verschaffen van inlichtingen, in ongeacht welke vorm en voor dezelfde doeleinden, door middel van informatica.
Artikel 45
1. De krachtens deze verordening in welke vorm dan ook verstrekte inlichtingen, met inbegrip van de in het in artikel 23 bedoelde DIS opgeslagen gegevens, zijn vertrouwelijk. Zij vallen onder het beroepsgeheim en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien door de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat en door de overeenkomstige bepalingen die voor de communautaire instanties gelden.
De in de eerste alinea bedoelde inlichtingen mogen met name niet worden doorgegeven aan andere personen dan die welke, in de lidstaten of bij de instellingen van de Gemeenschap, er uit hoofde van het functie, daarvan kennis dienen te nemen of ze dienen te gebruiken. Zij mogen evenmin worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin deze verordening voorziet, tenzij de lidstaat of de Commissie die ze heeft verstrekt of ze in het in artikel 23 van deze verordening bedoelde douane-informatiesysteem heeft ingevoerd, daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend, onder de door deze lidstaat of door de Commissie vastgestelde voorwaarden, en voorzover de terzake geldende bepalingen van de lidstaat waar de autoriteit die ze heeft ontvangen, is gevestigd, zich niet verzetten tegen deze bekendmaking of dit gebruik.
2. Onverminderd de in ►M2 titel V en V bis neergelegde bepalingen ◄ worden inlichtingen betreffende natuurlijke personen en rechtspersonen in het kader van deze verordening slechts verstrekt indien zulks strikt noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen of bestrijden van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.
3. Het bepaalde in de vorige leden vormt er geen beletsel voor dat de krachtens deze verordening verkregen gegevens worden gebruikt bij gerechtelijke procedures of rechtsvervolgingen die later worden ingesteld wegens niet-naleving van de douane- of landbouwvoorschriften.
De bevoegde autoriteit die deze inlichtingen heeft verstrekt, wordt onverwijld van een dergelijk gebruik in kennis gesteld.
4. Wanneer een lidstaat de Commissie ervan in kennis stelt dat een natuurlijke persoon of een rechtspersoon waarvan de naam hem werd medegedeeld krachtens de bepalingen van de onderhavige verordening, na aanvullend onderzoek niet bij een onregelmatigheid betrokken blijkt te zijn, deelt de Commissie dit onverwijld mede aan de instanties waaraan uit hoofde van deze verordening persoonsgegevens werden medegedeeld. Deze persoon wordt dan niet langer behandeld als een persoon die op basis van de eerste mededeling als betrokken bij een onregelmatigheid werd beschouwd.
Wanneer de op deze persoon betrekking hebbende persoonsgegevens in het in artikel 23 bedoelde DIS zijn opgeslagen, dienen zij daaruit te worden verwijderd.
Artikel 46
Voor de toepassing van deze verordening nemen de lidstaten alle nodige maatregelen teneinde:
a) intern een goede coördinatie te verzekeren tussen de in artikel 1, lid 1, bedoelde administratieve autoriteiten;
b) in hun wederzijdse betrekkingen en voorzover nodig te zorgen voor een rechtstreekse samenwerking tussen de autoriteiten die zij hiertoe speciaal machtigen.
Artikel 47
De lidstaten kunnen in onderling overleg en voorzover nodig de modaliteiten vaststellen waarmee de goede werking van de wederzijdse bijstand als bedoeld in deze verordening kan worden verzekerd, met name om te vermijden dat het toezicht op personen of goederen wordt onderbroken, hetgeen nadelig zou kunnen zijn voor de vaststelling van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.
Artikel 48
1. Deze verordening verplicht de administratieve autoriteiten van de lidstaten niet elkaar bijstand te verlenen ingeval deze bijstand kan leiden tot verstoring van de openbare orde of van andere wezenlijke belangen, met name op het gebied van gegevensbescherming, van de lidstaat waar zij gevestigd zijn.
2. Elke weigering van bijstand wordt met redenen omkleed.
De Commissie wordt zo spoedig mogelijk van de weigering van bijstand en van de aangevoerde redenen in kennis gesteld.
Artikel 49
Onverminderd het recht op informatie dat de Commissie aan andere regelingen ontleent, delen de lidstaten de Commissie administratieve of rechterlijke beslissingen mede of de essentiële elementen daarvan die betrekking hebben op de toepassing van sancties wegens niet-naleving van de douane- of landbouwvoorschriften in gevallen waaromtrent mededelingen zijn gedaan overeenkomstig de artikelen 17 en 18.
Artikel 50
Onverminderd de aan het DIS verbonden kosten en de bij wijze van schadevergoeding te betalen bedragen waarin artikel 40 voorziet, zien de lidstaten en de Commissie af van iedere eis tot terugbetaling van de kosten die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien, behalve wat de vergoedingen betreft die eventueel aan deskundigen worden betaald.
Artikel 51
Deze verordening laat de toepassing in de lidstaten van de regels inzake de strafrechtelijke vervolging en de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, met inbegrip van de regels betreffende het geheim van het onderzoek, onverlet.
Artikel 51 bis
De Commissie brengt in samenwerking met de lidstaten jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de maatregelen die zijn genomen ter uitvoering van deze verordening.
Artikel 52
1. Verordening (EEG) nr. 1468/81 wordt ingetrokken.
2. De verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 1468/81 worden geacht te zijn gedaan naar de onderhavige verordening.
Artikel 53
►M2 ————— ◄ Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Zij is toepasselijk met ingang van 13 maart 1998.
Voor vervoerders die op 8 oktober 2015 gebonden zijn door privaatrechtelijke contractuele verbintenissen die de nakoming van hun meldingsverplichting beschreven in artikel 18 bis, lid 4, in de weg staan, wordt deze verplichting van toepassing op 9 oktober 2016.
▼M2 —————
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE
VERSTREKKING VAN GEGEVENS
(artikel 30, lid 1)
1. Verstrekking aan openbare instanties
Verstrekking van gegevens aan openbare instanties is alleen toegestaan indien in een bepaald geval:
a) er een duidelijke wettelijke verplichting of machtiging is of een machtiging van de controleautoriteit, of indien
b) deze gegevens voor de ontvanger onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van zijn eigenlijke wettige taak en voorzover het doel van de gegevensverzameling of -verwerking door de ontvanger niet onverenigbaar is met het oorspronkelijk beoogde doel en voorzover de wettelijke verplichtingen van de verstrekkende instantie er niet mee in strijd zijn.
Verstrekking is daarnaast bij uitzondering toegestaan indien in een bepaald geval:
a) de verstrekking zonder enige twijfel in het belang van de betrokkene is, en indien deze daarvoor toestemming heeft gegeven of de omstandigheden ondubbelzinnig een dergelijke toestemming laten veronderstellen, of indien,
b) de verstrekking noodzakelijk is om een ernstig en onmiddellijk gevaar af te wenden.
2. Verstrekking aan particuliere personen
Verstrekking van gegevens aan particuliere personen is alleen toegestaan indien in een bepaald geval er een duidelijke wettelijke verplichting of machtiging is of een machtiging van de controleautoriteit.
Verstrekking van gegevens aan particuliere personen is daarnaast bij uitzondering toegestaan indien in een bepaald geval:
a) de verstrekking zonder enige twijfel in het belang van de betrokkene is, en indien deze daarvoor toestemming heeft gegeven of de omstandigheden ondubbelzinnig een dergelijke toestemming laten veronderstellen, of indien,
b) de verstrekking noodzakelijk is om een ernstig en onmiddellijk gevaar af te wenden.
3. Internationale verstrekking
Verstrekking van gegevens aan buitenlandse autoriteiten is alleen toegestaan indien:
a) er een duidelijk wettelijk voorschrift bestaat dat voortvloeit uit nationaal of internationaal recht,
b) bij ontbreken van een voorschrift, de verstrekking noodzakelijk is om een dreigend en onmiddellijk gevaar af te wenden
en voorzover er geen inbreuk wordt gemaakt op de nationale regelgeving betreffende de bescherming van de betrokkene.
4.1. Verzoek om verstrekking
Behoudens specifieke voorschriften van de nationale wetgeving of internationale overeenkomsten, dienen verzoeken om verstrekking informatie te bevatten over de verzoekende instantie of persoon en over het doel en het motief.
4.2. Voorwaarden voor verstrekking
De kwaliteit van de gegevens moet, voorzover mogelijk, uiterlijk vóór de verstrekking worden geverifieerd. Voor zover mogelijk dienen bij verstrekking van gegevens de rechterlijke beslissingen en de beslissingen om niet te vervolgen te worden vermeld en de op persoonlijke meningen of interpretaties berustende gegevens bij de bron te worden geverifieerd voordat ze verstrekt worden; hun graad van betrouwbaarheid of exactheid moet worden aangegeven.
Indien blijkt dat de gegevens niet meer exact en volledig bijgewerkt zijn, mogen ze niet worden verstrekt: als verouderde of onjuiste gegevens zijn verstrekt, moet de verstrekkende instantie voorzover mogelijk alle instanties waaraan de gegevens zijn verstrekt hiervan op de hoogte stellen.
4.3. Waarborg betreffende de verstrekking
De aan andere instanties, particuliere personen of buitenlandse autoriteiten verstrekte gegevens mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan de in het verzoek om verstrekking gespecificeerde doeleinden.
Voor gebruik voor andere doeleinden dient de verstrekkende instantie toestemming te geven, onverminderd de in de punten 1 tot en met 4.2 opgenomen bepalingen.
( 1 ) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
( 2 ) Als bedoeld in artikel 22, lid 2, onder a), van Verordening nr. 2073/2004 van de Raad van 16 november 2004 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen (PB L 359 van 4.12.2004, blz. 1).
( 3 ) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
( 4 ) Richtlijn 92/84/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 29).
( 5 ) Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikanten (PB L 176 van 5.7.2011, blz. 24).
( 6 ) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).
( 7 ) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
( 8 ) PB L 309 van 25.11.2005, blz. 9.
( 9 ) Besluit 2009/917/JBZ van de Raad van 30 november 2009 inzake het gebruik van informatica op douanegebied (PB L 323 van 10.12.2009, blz. 20).
( 10 ) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 33.
( 11 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).