EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01997A0716(01)-20160301

Consolidated text: EURO-MEDITERRANE INTERIM-ASSOCIATIEOVEREENKOMST voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1997/430/2016-03-01

1997A1716 — NL — 01.03.2016 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

EURO-MEDITERRANE INTERIM-ASSOCIATIEOVEREENKOMST

voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds

(PB L 187 van 16.7.1997, blz. 3)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

OVEREENKOMST in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook betreffende liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de vervanging van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de interim-associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit

  L 2

6

5.1.2005

 M2

BESLUIT Nr. 1/2009 VAN HET GEMENGD COMITÉ EG-PLO 2009/823/EG van 24 juni 2009

  L 298

1

13.11.2009

►M3

OVEREENKOMST in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie, enerzijds, en de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds, inzake verdere liberalisering van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten en tot wijziging van de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds

  L 328

5

10.12.2011

 M4

BESLUIT Nr. 1/2014 VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-PLO 2014/867/EU van 8 mei 2014

  L 347

42

3.12.2014

►M5

BESLUIT Nr. 1/2016 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-PLO van 18 februari 2016

  L 205

24

30.7.2016




▼B

EURO-MEDITERRANE INTERIM-ASSOCIATIEOVEREENKOMST

voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds



De EUROPESE GEMEENSCHAP,

hierna „de Gemeenschap” te noemen, enerzijds,

en de PALESTIJNSE BEVRIJDINGSORGANISATIE (PLO) TEN BEHOEVE VAN DE PALESTIJNSE AUTORITEIT VAN DE WESTELIJKE JORDAANOEVER EN DE GAZASTROOK,

hierna „de Palestijnse Autoriteit” te noemen,

anderzijds,

GELET OP het belang van de bestaande banden tussen de Gemeenschap en de Palestijnse bevolking van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en hun gemeenschappelijke waarden,

OVERWEGENDE dat de Gemeenschap en de PLO deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van wederkerigheid en partnerschap tot stand wensen te brengen,

GELET OP het belang dat de partijen hechten aan de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de politieke en economische vrijheden waarop hun betrekkingen zijn gegrondvest,

VERLANGENDE het kader van de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en het Midden-Oosten te versterken en de doelstelling van regionale economische integratie van de landen van het Midden-Oosten te verwezenlijken zodra de omstandigheden dit toelaten,

GELET OP het verschil in economische en sociale ontwikkeling tussen de partijen en de noodzaak de bestaande inspanningen ter bevordering van economische en sociale ontwikkeling van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te intensiveren,

VERLANGENDE samenwerking in te stellen, ondersteund door een regelmatige dialoog over economische, culturele, wetenschappelijke en onderwijskwesties, ter bevordering van wederzijdse kennis en begrip,

GELET OP de toezeggingen van de partijen met betrekking tot vrijhandel, met name in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994,

VERLANGENDE voort te bouwen op de bestaande autonome handelsregelingen tussen de partijen en deze in een overeenkomst op basis van wederkerigheid vast te leggen,

OVERTUIGD van de noodzaak van bevordering van het scheppen van een nieuw klimaat voor hun economische betrekkingen, met het oog op betere voorwaarden voor investeringsstromen,

GELET OP de rechten en verplichtingen van de partijen in het kader van de internationale overeenkomsten die zij hebben ondertekend,

OVERTUIGD dat volledige deelname van de Palestijnse Autoriteit aan het tijdens de conferentie van Barcelona gelanceerde Euro-mediterrane partnerschap een belangrijke stap is voor de normalisering van de betrekkingen tussen de partijen, hetgeen een interim-overeenkomst in deze fase wenselijk maakt,

ZICH BEWUST VAN het grote politieke belang van de Palestijnse verkiezingen op 20 januari 1996 voor het proces dat leidt tot een permanente regeling op grond van resoluties 242 en 338 van de VN-Veiligheidsraad,

ERKENNENDE DAT deze overeenkomst door een Euro-mediterrane associatieovereenkomst vervangen moet worden zodra de omstandigheden dit toelaten,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:



Artikel 1

1.  Er wordt een interim-associatieovereenkomst inzake handel en samenwerking tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit.

2.  Deze associatie heeft ten doel:

 een passend kader tot stand te brengen voor een veelomvattende dialoog met het oog op de ontwikkeling van nauwe betrekkingen tussen de partijen;

 de voorwaarden te scheppen voor de geleidelijke liberalisering van de handel;

 de ontwikkeling van evenwichtige economische en sociale betrekkingen tussen de partijen te bevorderen door dialoog en samenwerking;

 bij te dragen aan de sociale en economische ontwikkeling van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook;

 de regionale samenwerking te bevorderen met het oog op de consolidatie van het vreedzaam samenleven en de economische en politieke stabiliteit;

 de samenwerking op alle gebieden van wederzijds belang te bevorderen.

Artikel 2

De betrekkingen tussen de partijen en alle bepalingen van deze overeenkomst berusten op de eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele mensenrechten zoals omschreven in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, die ten grondslag ligt aan het interne en externe beleid van de partijen en die een essentieel onderdeel van deze overeenkomst vormt.



TITEL I

VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN



BASISBEGINSELEN

Artikel 3

De Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit stellen gedurende een overgangsperiode tot uiterlijk 31 december 2001 geleidelijk een vrijhandelszone in overeenkomstig de bepalingen van deze titel en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 en andere multilaterale overeenkomsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in de bijlagen bij de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hierna „GATT” te noemen.



HOOFDSTUK 1

INDUSTRIEPRODUCTEN

Artikel 4

▼M3

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Europese Unie en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, met uitzondering van de producten die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) en van het douanetarief van de Palestijnse Autoriteit, en met uitzondering van de in bijlage 1, punt 1, ii), bij de Landbouwovereenkomst van de GATT opgenomen producten. Dit hoofdstuk blijft evenwel van toepassing op chemisch zuivere lactose van GN-code 1702 11 00 en glucose en glucosestroop die in droge toestand 99 of meer gewichtspercenten glucose van de GN-codes ex 1702 30 50 en ex 1702 30 90 bevat.

▼B

Artikel 5

Er waren geen douanerechten bij invoer of heffingen van gelijke werking ingevoerd in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Artikel 6

De invoer in de Gemeenschap van producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook is vrij van douanerechten of heffingen van gelijke werking en vrij van kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking.

Artikel 7

1.  De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor de handhaving door de Gemeenschap van een landbouwelement voor producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en genoemd in bijlage 1.

De voor landbouwproducten geldende bepalingen van hoofdstuk 2 zijn mutatis mutandis van toepassing op het landbouwelement.

2.  Voor de in bijlage 2 opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap mag de Palestijnse Autoriteit gedurende de looptijd van de overeenkomst douanerechten bij invoer en heffingen van gelijke werking handhaven die niet hoger zijn dan die welke op 1 juli 1996 van kracht waren.

3.  Het bij artikel 63 ingestelde Gemengd Comité kan besluiten tot verdere concessies die de partijen elkaar op basis van wederkerigheid toekennen.

Artikel 8

1.  De douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van de in bijlagen 2 en 3 vermelde producten, worden afgeschaft bij de inwerkingtreding van de overeenkomst.

2.  Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst mag de Palestijnse Autoriteit voor de in bijlage 3 opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook fiscale heffingen toepassen die niet hoger zijn dan 25 % van de waarde van het product. Deze heffingen worden geleidelijk afgeschaft volgens het hierna volgende tijd schema:

Een jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 90 % van het basisrecht.

Twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 80 % van het basisrecht.

Drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 70 % van het basisrecht.

Vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht.

Vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst wordt elke resterende heffing afgeschaft.

3.  Indien zich met betrekking tot een bepaald product ernstige problemen voordoen, kan het in lid 2 genoemde tijdschema in overleg worden herzien door het Gemengd Comité, met dien verstande dat het niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode van vijf jaar. Indien het Gemengd Comité geen besluit heeft genomen binnen 30 dagen na het verzoek om herziening van het tijdschema, kan de Palestijnse Autoriteit het tijdschema voorlopig opschorten voor een periode van maximaal een jaar.

4.  Indien de heffing wordt verlaagd erga omnes, treedt de verlaagde heffing in de plaats van de in lid 2 bedoelde basisheffing, met ingang van de datum waarop de verlaging toepassing vindt.

5.  De Palestijnse Autoriteit deelt de Gemeenschap zijn basisrechten en -heffingen mede.

Artikel 9

De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op de douanerechten van fiscale aard.

Artikel 10

1.  In afwijking van de artikelen 5 en 8, mag de Palestijnse Autoriteit buitengewone maatregelen van beperkte duur nemen door douanerechten in te stellen, te verhogen of opnieuw in te stellen.

2.  Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van bepaalde sectoren waarin herstructureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.

3.  De invoerrechten die krachtens deze buitengewone maatregelen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25 % ad valorem bedragen en dienen een preferentie voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden. De totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn mag niet meer bedragen dan 15 % van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap gedurende het laatste jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.

4.  Deze maatregelen gelden voor een periode van ten hoogste vijf jaar, tenzij het Gemengd Comité de toepassing ervan over een langere periode toestaat.

5.  De Palestijnse Autoriteit stelt het Gemengd Comité in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen. Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt de Palestijnse Autoriteit aan het Comité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten over. Dit tijdschema dient te voorzien in de geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij werden ingesteld. Het Gemengd Comité kan een ander tijdschema vaststellen.



HOOFDSTUK 2

▼M3

LANDBOUWPRODUCTEN, VERWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN, VIS EN VISSERIJPRODUCTEN

▼B

Artikel 11

▼M3

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de producten van oorsprong uit de Europese Unie en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) en van het douanetarief van de Palestijnse Autoriteit en op de producten die zijn opgenomen in bijlage 1, punt 1, ii), bij de Landbouwovereenkomst van de GATT, met uitzondering van chemisch zuivere lactose van GN-code 1702 11 00 en van glucose en glucosestroop die in droge toestand 99 of meer gewichtspercenten glucose van de GN-codes ex 1702 30 50 en ex 1702 30 90 bevat, waarvoor al rechtenvrije toegang tot de markt is verleend in hoofdstuk 1.

▼B

Artikel 12

▼M3

De Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit stellen geleidelijk een grotere liberalisering in van hun onderlinge handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten die van belang zijn voor beide partijen.

▼B

Artikel 13

▼M3

1.  De in Protocol nr. 1 genoemde landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn bij invoer in de Europese Unie onderworpen aan de in dat protocol vastgestelde regelingen.

2.  De in Protocol nr. 2 genoemde landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie zijn bij invoer in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook onderworpen aan de in dat protocol vastgestelde regelingen.

▼B

Artikel 14

1.  Met ingang van 1 januari 1999 onderzoeken de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit de situatie met het oog op de vaststelling van de door de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit met ingang van 1 januari 2000 toe te passen maatregelen overeenkomstig de in artikel 12 omschreven doelstelling.

2.  Onverminderd lid 1 en rekening houdend met de omvang van de handel in landbouwproducten tussen de partijen en de bijzondere gevoeligheid van deze producten, onderzoeken de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit in het Gemengd Comité, product per product, systematisch en op basis van wederkerigheid, de mogelijkheid om elkaar verdere concessies toe te staan.



HOOFDSTUK 3

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 15

1.  In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.

2.  In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.

3.  De Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit stellen onderling geen douanerechten bij uitvoer of heffingen van gelijke werking, noch kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking in.

Artikel 16

1.  Voor producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de lidstaten onderling geldt.

2.  De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden.

Artikel 17

1.  Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid van één der partijen een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid, kan de betrokken partij voor de betrokken producten de in deze overeenkomst vervatte regelingen wijzigen.

2.  De betrokken partij stelt daarvan het Gemengd Comité in kennis. Op verzoek van de andere partij komt het Gemengd Comité bijeen om op passende wijze rekening te houden met de belangen van de andere partij.

3.  Ingeval de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit op grond van lid 1 de in deze overeenkomst vervatte regeling voor landbouwproducten wijzigen, verlenen zij voor de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze overeenkomst voorziet.

4.  Over de toepassing van dit artikel kan in het Gemengd Comité overleg worden gepleegd.

Artikel 18

1.  Beide partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit de andere partij.

2.  Voor producten die naar het grondgebied van één der partijen worden uitgevoerd mogen de terugbetaalde bedragen aan indirecte binnenlandse belastingen niet hoger zijn dan de bedragen van de op deze producten rechtstreeks of onrechtstreeks toegepaste indirecte belastingen.

Artikel 19

1.  Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.

2.  De partijen plegen binnen het Gemengd Comité overleg over de overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhandelszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelsbeleid ten aanzien van derde landen. Dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Europese Unie, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de partijen.

Artikel 20

Indien één der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk overeenkomstig de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT en haar nationale wettelijke regeling ter zake, en volgens de voorwaarden en procedures van artikel 23.

Artikel 21

Indien een product wordt ingevoerd in hoeveelheden en onder omstandigheden die:

 ernstige schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van één der partijen, of

 ernstige verstoringen veroorzaken of dreigen te veroorzaken in enige sector van de economie, of

 aanleiding geven of dreigen te geven tot moeilijkheden die zouden kunnen leiden tot een belangrijke verslechtering van de economische situatie in een bepaald gebied,

kan de desbetreffende partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 23.

Artikel 22

Wanneer de naleving van artikel 15, lid 3:

i) ertoe leidt dat goederen wederuitgevoerd worden naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken product kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of

ii) een ernstig tekort veroorzaakt of dreigt te veroorzaken van een product dat van wezenlijk belang is voor de exporterende partij,

en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 23. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet langer gerechtvaardigd zijn.

Artikel 23

1.  Indien de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit de invoer van producten die de in artikel 21 bedoelde moeilijkheden zouden kunnen geven, aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handelsstromen, dient de andere partij hiervan in kennis te worden gesteld.

2.  In de in artikel 20, 21 en 22 bedoelde gevallen doet de betrokken partij het Gemengd Comité, alvorens de in genoemde artikelen bedoelde maatregelen worden genomen of, in de gevallen waarop lid 3, onder d), van toepassing is, zo spoedig mogelijk, alle ter zake dienende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie toekomen, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Bij voorrang moeten die passende maatregelen worden gekozen die de werking van de overeenkomst het minst verstoren.

De vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het Gemengd Comité, dat hierover periodiek overleg pleegt, meer bepaald met het oog op de afschaffing van deze maatregelen zodra de omstandigheden dit toelaten.

3.  Voor de toepassing van lid 2 geldt het hierna volgende:

a) de exporterende partij wordt van de in artikel 20 bedoelde dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de importerende partij een onderzoek hebben geopend. Indien geen einde is gemaakt aan de dumping in de betekenis van artikel VI van de GATT of geen andere bevredigende oplossing is gevonden binnen dertig dagen na kennisgeving van deze zaak, kan de importerende partij passende maatregelen nemen.

b) De moeilijkheden welke voortvloeien uit de omstandigheden bedoeld in artikel 21 worden voorgelegd aan het Gemengd Comité dat alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een einde te maken aan deze moeilijkheden.

Indien het Gemengd Comité of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden of geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden binnen dertig dagen na kennisgeving van deze zaak, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen. Deze maatregelen mogen niet verder strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de gerezen moeilijkheden.

c) De moeilijkheden die voortvloeien uit de in artikel 22 bedoelde omstandigheden worden aan het Gemengd Comité voorgelegd.

Het Gemengd Comité kan elke beslissing nemen die nodig is om een einde te maken aan de moeilijkheden. Indien het geen beslissing heeft genomen binnen dertig dagen nadat de zaak aan het Comité is voorgelegd, kan de exporterende partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product.

d) Wanneer uitzonderlijke omstandigheden die tot onmiddellijk optreden nopen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek, al naar gelang van het geval,onmogelijk maken, kan de betrokken partij in de in artikel 20, 21 en 22 bedoelde omstandigheden onverwijld de voorzorgsmaatregelen treffen die strikt noodzakelijk zijn om het probleem op te lossen. De andere partij wordt hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.

▼M3

Artikel 23 bis

Tijdelijke intrekking van de preferenties

1.  De partijen zijn van oordeel dat administratieve samenwerking en bijstand cruciaal zijn voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferenties die krachtens deze overeenkomst worden toegekend. Zij verbinden zich ertoe onregelmatigheden en fraude in verband met douanekwesties en aanverwante zaken te bestrijden.

2.  Wanneer een partij op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve medewerking/bijstand is verleend en/of dat zich in het kader van deze overeenkomst onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de preferentiële regeling ten aanzien van de producten in kwestie overeenkomstig dit artikel tijdelijk schorsen.

3.  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder niet-verlening van administratieve medewerking/bijstand onder meer verstaan:

a) herhaaldelijke niet-nakoming van de verplichting om de oorsprong van de producten in kwestie te controleren;

b) herhaaldelijke weigering om de daaropvolgende controle van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mee te delen, of onnodige vertraging daarbij;

c) herhaaldelijke weigering om toestemming te verlenen voor het uitvoeren van onderzoeksmissies om de authenticiteit van documenten of de juistheid van gegevens vast te stellen die van belang zijn voor de desbetreffende preferentiële regeling, of onnodige vertraging daarbij.

4.  Voor de toepassing van dit artikel is onder andere sprake van onregelmatigheden of fraude wanneer de invoer van goederen, zonder dat daar een bevredigende verklaring voor is, snel stijgt tot boven het gebruikelijke niveau van de productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij, en de stijging in verband kan worden gebracht met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.

5.  Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a) De partij die op basis van objectieve informatie heeft geconstateerd dat er geen administratieve samenwerking/bijstand is verleend en/of dat er zich onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, stelt het Gemengd Comité onverwijld in kennis van haar constatering en van de objectieve informatie en treedt, op basis van alle relevante informatie en feitelijke constateringen, in het kader van het Gemengd Comité in overleg om tot een vergelijk te komen.

b) Wanneer de partijen in overleg zijn getreden in het kader van het Gemengd Comité en zij niet binnen drie maanden na de kennisgeving tot een vergelijk zijn gekomen, kan de betrokken partij de preferentiële regeling voor de desbetreffende producten tijdelijk schorsen. Het Gemengd Comité wordt van een tijdelijke schorsing onverwijld in kennis gesteld.

c) Een tijdelijke schorsing op grond van dit artikel mag niet verder gaan dan nodig is om de financiële belangen van de betrokken partij te vrijwaren. De schorsingstermijn bedraagt maximaal zes maanden en kan worden verlengd indien de omstandigheden die aanleiding gaven tot de aanvankelijke schorsing, op de vervaldatum van de termijn niet zijn gewijzigd. In het Gemengd Comité vindt regelmatig overleg plaats over tijdelijke schorsingen, met name om ervoor te zorgen dat deze worden beëindigd zodra de schorsingsvoorwaarden niet meer zijn vervuld.

Elke partij publiceert volgens haar interne procedures, in het geval van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie, bekendmakingen aan importeurs over alle: in lid 5, onder a), bedoelde kennisgevingen; in lid 5, onder b), bedoelde besluiten; en in lid 5, onder c), bedoelde verlengingen of beëindigingen.

▼B

Artikel 24

De bepalingen van deze overeenkomst vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, en de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en architectonisch erfgoed, of uit hoofde van de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

Artikel 25

Het begrip „producten van oorsprong” voor de toepassing van de bepalingen van deze titel en de desbetreffende methoden van administratieve samenwerking worden gedefinieerd in Protocol nr. 3. Het Gemengd Comité kan besluiten de nodige aanpassingen aan te brengen op dit protocol met het oog op de toepassing van de cumulatie van oorsprong zoals overeengekomen in de tijdens de conferentie van Barcelona vastgestelde verklaring.

Artikel 26

In het handelsverkeer tussen de partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.



TITEL II

BETALINGSVERKEER, KAPITAALVERKEER, MEDEDINGING, INTELLECTUELE EIGENDOM EN OVERHEIDSOPDRACHTEN



HOOFDSTUK I

BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER

Artikel 27

Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 29 verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan lopende betalingen die verband houden met lopende transacties.

Artikel 28

1.  Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook in vennootschappen die in overeenstemming met de van kracht zijnde wetten zijn opgericht, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.

2.  De partijen raadplegen elkaar met het oog op de vergemakkelijking van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Artikel 29

Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van één of meer lidstaten van de Gemeenschap of van de Palestijnse Autoriteit ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor onmiddellijk gevaar bestaat, kan de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit, al naar gelang van het geval, in overeenstemming met de in de GATT en met de artikelen VIII en XIV van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen met betrekking tot lopende transacties. Deze maatregelen zijn van beperkte duur en mogen niet verder reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans recht te trekken. De Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit, al naar gelang van het geval, brengen deze onverwijld ter kennis van de andere partij, en doet deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema toekomen voor de opheffing van deze maatregelen.



HOOFDSTUK II

MEDEDINGING, INTELLECTUELE EIGENDOM EN OVERHEIDSOPDRACHTEN

Artikel 30

1.  Onverenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst, voor zover van invloed op de handel tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit zijn:

i) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

ii) het misbruik maken van een machtspositie door een of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook of op een wezenlijk deel daarvan;

iii) alle staatssteun die door begunstiging van bepaalde ondernemingen of de productie van bepaalde goederen de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen.

2.  De partijen beoordelen waar nodig alle praktijken die met dit artikel in strijd zijn op grond van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de medingingsregels van de Gemeenschap.

3.  Het Gemengd Comité stelt voor 31 december 2001 bij besluit de nodige voorschriften vast voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 en 2.

In afwachting van de vaststelling van deze voorschriften worden de bepalingen van de overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen toegepast als regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1, onder iii), en de desbetreffende delen van lid 2.

4.  Voor de toepassing van het bepaalde onder lid 1, onder iii), komen de partijen overeen dat de Palestijnse Autoriteit gedurende de periode tot 31 december 2001 overheidssteun aan ondernemingen mag verlenen als instrument om specifieke ontwikkelingsproblemen aan te pakken.

5.  Elke partij garandeert doorzichtigheid ten aanzien van de overheidssteun, onder andere door ieder jaar aan de andere partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma’s te verstrekken. Op verzoek van de ene partij verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.

6.  Met betrekking tot de producten vermeld in titel I, hoofdstuk 2:

 is lid 1, onder iii) niet van toepassing;

 dienen alle praktijken die in strijd zijn met lid 1, onder i), te worden beoordeeld aan de hand van de criteria welke door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 42 en 43 van het Verdrag tot oprichting van de Economische Gemeenschap en in het bijzonder bij Verordening nr. 26/62 van de Raad.

7.  Indien de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 van dit artikel en:

 deze met de in lid 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen niet afdoende kan worden tegengegaan, of dat

 bij ontstentenis van dergelijke voorschriften, de praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of haar nationale industrie, met inbegrip van de dienstverlenende sector, aanmerkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen,

kunnen zij na overleg binnen het Gemengd Comité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg passende maatregelen nemen.

Met betrekking tot praktijken die onverenigbaar zijn met lid 1, onder iii), van dit artikel kunnen, indien de GATT erop van toepassing is, deze passende maatregelen alleen worden vastgesteld overeenkomstig de procedures en onder de voorwaarden bepaald in de GATT of in een ander in het kader daarvan tot stand gekomen instrument dat op beide partijen van toepassing is.

8.  Niettegenstaande eventueel daarmee strijdige bepalingen die overeenkomstig lid 3 zijn vastgesteld, wisselen de partijen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.

Artikel 31

De lidstaten en de Palestijnse Autoriteit passen, onverminderd de in het kader van de GATT aangegane verplichtingen, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodanig dat op 31 december 2001 tussen onderdanen van de lidstaten en de Palestijnse bevolking van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook geen discriminatie meer bestaat wat de voorwaarden voor de levering en afzet van goederen betreft. Het Gemengd Comité wordt in kennis gesteld van de maatregelen welke te dien einde worden genomen.

Artikel 32

Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet het Gemengd Comité erop toe dat op 31 december 2001 geen maatregelen worden vastgesteld of gehandhaafd die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit verstoren of strijdig zijn met de belangen van de partijen. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering, de jure of de facto, van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.

Artikel 33

1.  De partijen waarborgen een adequate en effectieve bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten, overeenkomstig de hoogste internationale normen, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.

2.  De tenuitvoerlegging van dit artikel wordt regelmatig door de partijen onderzocht. In geval van problemen op het gebied van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten die het handelsverkeer beïnvloeden wordt op verzoek van een partij dringend overleg gevoerd in het kader van het Gemengd Comité, teneinde tot wederzijds bevredigende oplossingen te komen.

Artikel 34

1.  De partijen stellen zich een wederzijdse en geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten ten doel.

2.  Het Gemengd Comité neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van lid 1.



TITEL III

ECONOMISCHE SAMENWERKING EN SOCIALE ONTWIKKELING

Artikel 35

Doelstellingen

1.  De partijen komen overeen de economische samenwerking verder uit te breiden ten voordele van beide partijen en overeenkomstig de algemene doelstellingen van deze overeenkomst.

2.  Doel van de samenwerking is het ondersteunen van de inspanningen van de Palestijnse Autoriteit om duurzame economische en sociale ontwikkeling te bereiken.

Artikel 36

Toepassingsbereik

1.  De samenwerking is voornamelijk gericht op sectoren die te lijden hebben van interne problemen of de gevolgen ondervinden van het algemene liberaliseringsproces van de economie van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, in het bijzonder de liberalisering van de handel tussen de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en de Gemeenschap.

2.  Voorts wordt bij de samenwerking prioriteit gegeven aan sectoren die de economieën van de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook dichter bij elkaar brengen, met name sectoren die duurzame groei en werkgelegenheid scheppen.

3.  De samenwerking moet de uitvoering van maatregelen ter ontwikkeling van de intraregionale samenwerking bevorderen.

4.  In het kader van de uitvoering van de verschillende terreinen van de economische samenwerking wordt, waar dit van toepassing is, rekening gehouden met de bescherming van milieu en ecologisch evenwicht.

5.  De partijen kunnen overeenkomen de economische samenwerking uit te breiden tot andere sectoren die niet vallen onder de in deze titel genoemde bepalingen.

Artikel 37

Methoden en modaliteiten

De economische samenwerking wordt met name ten uitvoer gelegd door:

a) een regelmatige economische dialoog tussen de partijen, waarbij alle sectoren van het macro-economisch beleid worden bestreken, meer bepaald het budgettair beleid, het beleid ten aanzien van de betalingsbalans en het monetair beleid;

b) de regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in elke sector waarin wordt samengewerkt, inclusief vergaderingen van ambtenaren en deskundigen;

c) de overdracht van advies, expertise en opleiding;

d) de tenuitvoerlegging van gezamenlijke acties, zoals seminars en workshops;

e) technische bijstand en bijstand op administratief en regelgevend gebied;

f) de aanmoediging van joint ventures;

g) de verspreiding van informatie over samenwerking.

Artikel 38

Industriële samenwerking

De samenwerking heeft als belangrijkste doelstelling:

 de Palestijnse Autoriteit te steunen bij de inspanningen de industrie te moderniseren en te diversifiëren, en in het bijzonder gunstige voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van de particuliere sector en de industrie;

 de samenwerking te bevorderen tussen de economische operatoren van de partijen;

 de samenwerking te bevorderen op het gebied van industriebeleid, mededinging in een open economie en de modernisering en ontwikkeling van de industrie;

 beleid te steunen voor diversifiëring van productie, uitvoer, en buitenlandse afzetmarkten;

 onderzoek en ontwikkeling, innovatie en technologieoverdracht ten behoeve van de industrie te bevorderen;

 ontwikkeling en versterking van de menselijke hulpbronnen waaraan de industrie behoefte heeft;

 het vergemakkelijken van de toegang tot risicokapitaal ten behoeve van de Palestijnse industrie.

Artikel 39

Bevordering van investeringen

Doel van de samenwerking is het scheppen van gunstige en stabiele voorwaarden voor investeringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.

De samenwerking neemt de vorm aan van bevordering van investeringen. Hiervoor moeten worden ontwikkeld:

 geharmoniseerde en vereenvoudigde administratieve procedures;

 regelingen voor gezamenlijke investeringen, met name in het midden- en kleinbedrijf van beide partijen;

 informatiekanalen en methoden om investeringsmogelijkheden te bepalen;

 voorwaarden die investeringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook bevorderen.

De samenwerking kan tevens omvatten: opzet en uitvoering van projecten die blijk geven van daadwerkelijke verwerving en toepassing van basistechnologieën, toepassing van normen, ontwikkeling van menselijk potentieel (bijv. in technologie en management) en het scheppen van banen.

Artikel 40

Normalisatie en conformiteitsbeoordeling

Doel van de samenwerking is het verkleinen van de verschillen op het gebied van normen en certificering.

In praktische termen betekent dit:

 het bevorderen van het gebruik van communautaire technische voorschriften, en van Europese normen en procedures voor conformiteitsbeoordeling;

 het op niveau brengen van de conformiteitsbeoordeling door Palestijnse certificerende en erkenning verlenende instanties;

 eventueel het bespreken van regelingen voor wederzijdse erkenning;

 samenwerking op het gebied van kwaliteitsbeheer;

 het ontwikkelen van structuren op het gebied van de bescherming van intellectuele, individuele en commerciële eigendom, voor normalisatie en voor het instellen van kwaliteitsnormen.

Artikel 41

Harmonisatie van wetgeving

De samenwerking is erop gericht de wetgeving van de Palestijnse Raad aan te passen aan die van de Gemeenschap op de door de overeenkomst bestreken terreinen.

Artikel 42

Midden- en kleinbedrijf

Doel van de samenwerking is het scheppen van omstandigheden die de ontwikkeling van het MKB op lokale en exportmarkten bevorderen, o.a. door:

 bevordering van contacten tussen bedrijven, in het bijzonder via de netwerken en instrumenten voor de bevordering van industriële samenwerking en partnerschap van de Gemeenschap;

 gemakkelijker toegang tot financieringsbronnen met het oog op investeringen;

 diensten voor informatie en ondersteuning;

 versterking van de menselijke hulpbronnen met als doel het stimuleren van innovatie en het opzetten van projecten en ondernemingen.

Artikel 43

Financiële diensten

Doel van de samenwerking is het verbeteren en ontwikkelen van de financiële diensten.

Dit houdt in:

 versterking en herstructurering van de Palestijnse financiële sector;

 verbetering van de Palestijnse systemen op boekhoudkundig gebied en de controle- en regelgevingsstelsels in de banksector, de verzekeringsbranche en andere financiële sectoren.

Artikel 44

Landbouw en visserij

Belangrijkste doel van de samenwerking op dit gebied is de modernisering en, waar nodig, herstructurering van de landbouw en visserij.

Hieronder vallen modernisering van infrastructuren en uitrusting en de ontwikkeling van technieken voor verpakking, opslag, en afzet, en de verbetering van distributiekanalen.

De samenwerking is meer in het bijzonder gericht op:

 ontwikkeling van stabiele markten;

 steun voor beleid voor diversificatie van productie, export en buitenlandse markten;

 vergroten van de zelfvoorziening op voedselgebied;

 bevordering van milieuvriendelijke landbouw en visserij, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van behoud en rationeel beheer van de visserij;

 nauwere banden op vrijwillige basis tussen groepen bedrijven en handels- en beroepsorganisaties;

 technische bijstand en opleiding;

 harmonisatie van fytosanitaire en veterinaire normen;

 geïntegreerde plattelandsontwikkeling waaronder verbetering van basisdienstverlening en de ontwikkeling van de bijbehorende economische activiteiten;

 samenwerking tussen plattelandsgebieden en uitwisseling van kennis en ervaring op het gebied van plattelandsontwikkeling.

Artikel 45

Sociale ontwikkeling

De partijen erkennen het belang van de sociale ontwikkeling die hand in hand dient te gaan met economische ontwikkeling. Zij geven bijzondere prioriteit aan sociale basisrechten.

De partijen geven prioriteit aan maatregelen gericht op:

 emancipatie van vrouwen en een evenwichtige deelname in het besluitvormingsproces in de economische en sociale sfeer, vooral door onderwijs en via de media;

 de ontwikkeling van gezinsplanning en bescherming van moeders en kinderen;

 verbetering van het stelsel van sociale zekerheid;

 verbetering van de gezondheidszorg;

 verbetering van de leefomstandigheden in dichtbevolkte gebieden in armere streken;

 bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten en de democratie, o.a. via maatschappelijke dialoog en dialoog op het niveau van het bedrijfsleven.

Artikel 46

Vervoer

De samenwerking is gericht op:

 de herstructurering en modernisering van wegen, havens en luchthavens;

 verbetering van passagiers- en vrachtvervoer zowel bilateraal als regionaal;

 opstellen en toepassen van operationele normen die vergelijkbaar zijn met die van de Gemeenschap;

Prioriteit hebben:

 wegtransport, inclusief een geleidelijke versoepeling van de voorwaarden voor doorvoer;

 beheer van spoorwegen, havens en luchthavens, waaronder navigatiesystemen en samenwerking tussen de betrokken nationale instellingen;

 modernisering van de weg-, spoor-, haven- en luchthaveninfrastructuur bij belangrijke verbindingen van gemeenschappelijk belang;

 trans-Europese verbindingen en trajecten van regionaal belang;

 verbetering van de technische uitrusting tot door de Gemeenschap gehanteerde normen voor weg- en spoorvervoer, containervervoer en -overslag.

Artikel 47

Informatie-infrastructuur en telecommunicatie

De samenwerking is gericht op bevordering van economische en sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van een informatiemaatschappij.

Prioritaire samenwerkingsgebieden zijn:

 bevordering van de samenwerking op het gebied van telecommunicatiebeleid, ontwikkeling van netwerken en infrastructuren voor een informatiemaatschappij;

 ontwikkeling van een dialoog over de informatiemaatschappij, en bevordering van informatie-uitwisseling, en de organisatie van seminars en congressen;

 bevordering en uitvoering van gezamenlijke projecten voor de invoering van nieuwe telecommunicatiediensten en -toepassingen die verband houden met de informatiemaatschappij;

 uitwisseling van informatie over normalisering, conformiteitsbeoordeling, en certificering op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën;

 onderlinge verbinding en interoperabiliteit van netwerken en telematicadiensten.

Artikel 48

Energie

Doelstelling van de energiesamenwerking is de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te helpen bij het verwerven van de voor ontwikkeling noodzakelijke technologieën en infrastructuren, vooral met het oog op het vergemakkelijken van verbindingen tussen de economieën van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en de Gemeenschap.

Prioriteit hebben:

 bevordering van duurzame energie;

 bevordering van energiebesparing en energie-efficiëntie;

 operaties ter bevordering van de doorvoer van gas, olie en elektriciteit, toegepast onderzoek op het gebied van databanknetwerken in de economische en sociale sector, in het bijzonder door het leggen van contacten tussen Palestijnse en communautaire operatoren;

 steun voor modernisering en ontwikkeling van energienetwerken en verbinding ervan met de netwerken van de Europese Gemeenschap.

Artikel 49

Wetenschappelijke en technologische samenwerking

De partijen streven naar samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied.

De samenwerking is gericht op:

a) het bevorderen van permanente banden tussen de wetenschappelijke milieus van de partijen, met name door:

 Palestijnse instellingen toegang te geven tot communautaire programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling overeenkomstig de communautaire bepalingen inzake de deelname van derde landen aan deze programma’s;

 Palestijnse deelname aan gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken;

 bevordering van synergie tussen opleiding en onderzoek;

b) het vergroten van de Palestijnse onderzoekscapaciteit;

c) het stimuleren van technologische innovatie, de uitwisseling van nieuwe technologieën en know-how;

d) het bevorderen van activiteiten die gericht zijn op het creëren van synergie met regionaal effect.

Artikel 50

Milieu

Doelstellingen van de samenwerking zijn voorkoming van milieubederf, beperking van verontreiniging, bescherming van de volksgezondheid, en verzekering van het rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen met het oog op duurzame ontwikkeling.

De samenwerking wordt met name toegespitst op: woestijnvorming; waterbeheer; verzilting; de invloed van de landbouw op grond- en waterkwaliteit; goed energiegebruik; het effect van de industriële ontwikkeling op het milieu in het algemeen en de veiligheid van industriële installaties in het bijzonder; afvalbeheer, geïntegreerd beheer van gevoelige gebieden; de kwaliteit van zeewater en de controle op en preventie van zeevervuiling; voorlichting en bewustmaking op milieugebied.

De samenwerking wordt bevorderd door het gebruik van geavanceerde milieubeheerinstrumenten, milieucontrolemethoden en milieutoezicht, inclusief het gebruik van milieu-informatiesystemen (EIS) en milieueffectrapportage (EIA).

Artikel 51

Toerisme

Prioriteiten voor de samenwerking zijn:

 bevordering van investeringen in toerisme;

 vergroting van kennis in de toerisme-industrie en bevordering van een grotere samenhang van beleid dat van invloed is op het toerisme;

 bevordering van seizoenspreiding in het toerisme;

 bevordering van samenwerking tussen regio’s en steden in naburige landen;

 het benadrukken van het belang van het culturele erfgoed voor toerisme;

 zorgen dat het toerisme concurrerender wordt door een grotere professionaliteit, die leidt tot een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme.

Artikel 52

Samenwerking op douanegebied

De douanesamenwerking is erop gericht de eerbiediging van de handelsbepalingen en een eerlijk handelsverkeer te waarborgen.

Hieruit kunnen de volgende soorten samenwerking voortvloeien:

 diverse vormen van informatie-uitwisseling en opleidingsprogramma’s;

 de vereenvoudiging van de controles en de procedures voor de in- en uitklaring van goederen;

 de invoering van het enig administratief document en de aansluiting van de transitoregelingen van de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit;

 technische bijstand door deskundigen uit de Gemeenschap.

Onverminderd de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, vindt wederzijdse bijstand op douanegebied tussen de administratieve autoriteiten van de partijen plaats.

Artikel 53

Statistische samenwerking

Hoofddoel van de samenwerking is te zorgen voor de vergelijkbaarheid en het nut van de statistische gegevens over buitenlandse handel, financiën en betalingsbalans, bevolking, migratie, vervoer en communicatie en in het algemeen over alle door deze overeenkomst bestreken terreinen die zich lenen voor het opstellen van statistieken.

Artikel 54

Samenwerking op het gebied van economisch beleid

De samenwerking is gericht op:

 uitwisseling van informatie over de macro-economische situatie, vooruitzichten en ontwikkelingsstrategieën;

 gezamenlijke analyse van economische kwesties van wederzijds belang;

 bevordering van samenwerking tussen economen en beleidsmakers op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook en in de Gemeenschap.

Artikel 55

Regionale samenwerking

Als onderdeel van de uitvoering van de economische samenwerking op diverse gebieden bevorderen de partijen activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling van samenwerking tussen de Palestijnse Autoriteit en andere mediterrane partners, door middel van technische bijstand.

Deze samenwerking is een belangrijk element van de steun van de Gemeenschap aan de ontwikkeling van de regio als geheel.

De volgende activiteiten hebben prioriteit:

 bevordering van intraregionale handel;

 ontwikkeling van regionale samenwerking op milieugebied;

 ontwikkeling van de communicatie-infrastructuur die nodig is voor de economische ontwikkeling van de regio;

 ontwikkeling van de samenwerking met jongeren uit buurlanden.

De partijen versterken de samenwerking op het gebied van regionale ontwikkeling en planning van landgebruik.

Hiertoe kunnen zij de volgende maatregelen nemen:

 gemeenschappelijke activiteiten door regionale en lokale autoriteiten op het gebied van economische ontwikkeling;

 instellen van mechanismen voor de uitwisseling van informatie en ervaring.



TITEL IV

SAMENWERKING OP AUDIOVISUEEL EN CULTUREEL GEBIED EN OP HET GEBIED VAN INFORMATIE EN COMMUNICATIE

Artikel 56

De partijen bevorderen samenwerking in de audiovisuele sector in hun wederzijds voordeel. De partijen streven naar het betrekken van de Palestijnse Autoriteit bij communautaire initiatieven in deze sector waardoor samenwerking op terreinen zoals coproductie, opleiding, ontwikkeling en distributie mogelijk wordt.

Artikel 57

De partijen bevorderen culturele samenwerking. De samenwerkingsterreinen kunnen met name omvatten vertalingen, de uitwisseling van kunstwerken en kunstenaars, het conserveren en restaureren van historische en culturele monumenten en plaatsen, de opleiding van op cultureel gebied werkzame personen, de organisatie van culturele manifestaties met een Europees karakter, de verhoging van het wederzijds begrip en het leveren van een bijdrage aan de verspreiding van informatie over bijzondere culturele evenementen.

Artikel 58

De partijen verplichten zich te bepalen hoe onderwijs en beroepsopleiding significant kunnen worden verbeterd. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar de toegang van vrouwen tot technisch onderwijs, hoger onderwijs en beroepsonderwijs.

Om het niveau van de deskundigheid van leidinggevend personeel in de openbare en de particuliere sector te ontwikkelen wordt intensiever samengewerkt op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding en de samenwerking tussen universiteiten en bedrijven.

jonge mensen moeten worden voorbereid op een actieve rol als burger in een democratische maatschappij. Jongerensamenwerking, waaronder de opleiding van jeugdwerkers, uitwisseling van jongeren en vrijwillige dienstverlening zouden kunnen worden gesteund en ontwikkeld.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan activiteiten en programma’s die kunnen leiden tot permanente banden (Med-Campus,...) tussen gespecialiseerde instellingen in de Gemeenschap en in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, en die het verzamelen en uitwisselen van informatie bevorderen.

Artikel 59

De partijen bevorderen activiteiten van wederzijds belang op het gebied van informatie en communicatie.

Artikel 60

De samenwerking wordt met name verwezenlijkt via:

a) een regelmatige dialoog tussen de partijen;

b) regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in iedere sector van de samenwerking, waaronder bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen;

c) adviesverlening, de overdracht van ervaring, opleiding van jonge Palestijnse afgestudeerden;

d) gezamenlijke activiteiten, zoals seminars en workshops;

e) technische en administratieve bijstand en bijstand op regelgevend gebied;

f) de verspreiding van informatie over samenwerkingsinitiatieven.



TITEL V

FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 61

Teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken wordt een financieel samenwerkingspakket ter beschikking gesteld van de Palestijnse Autoriteit volgens de passende procedures en met de vereiste financiële middelen.

Deze procedures worden in overleg tussen de partijen vastgesteld met behulp van de meest geschikte instrumenten na de inwerkingtreding van de overeenkomst.

De financiële samenwerking heeft vooral betrekking op:

 het opvangen van de economische gevolgen voor de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van de geleidelijke invoering van een vrijhandelszone, door verbetering en herstructurering van de industrie;

 handelsinstellingen die handelsbetrekkingen met buitenlandse markten bevorderen;

 begeleidende maatregelen voor uitgevoerd beleid in de sociale sector;

 verbetering van de economische en sociale infrastructuur;

 bevordering van particuliere investeringen en activiteiten die leiden tot een groei van de werkgelegenheid in de productiesectoren;

 het bevorderen van hervormingen die gericht zijn op de modernisering van de economie;

 diensten;

 stedelijke en plattelandsontwikkeling;

 milieu;

 het opzetten en verbeteren van instellingen voor een goed functioneren van de Palestijnse overheidsdiensten en de bevordering van democratie en mensenrechten.

Artikel 62

Met het oog op een gecoördineerde benadering van de bijzondere macro-economische en financiële problemen die zouden kunnen voortvloeien uit de geleidelijke uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst besteden de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelingen in het handelsverkeer en de financiële stromen tussen de partijen in het kader van de krachtens titel III ingestelde regelmatige economische dialoog.



TITEL VI

INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 63

1.  Hierbij wordt een Gemengd Comité voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit, in deze overeenkomst „Gemengd Comité” genoemd, opgericht. Het Comité is bevoegd besluiten te nemen in gevallen waarin de overeenkomst voorziet en in andere gevallen wanneer dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst.

De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

2.  Het Gemengd Comité kan ook resoluties en aanbevelingen opstellen, of adviezen geven, die het wenselijk acht voor het bereiken van de gemeenschappelijke doelstellingen en een soepel functioneren van de overeenkomst.

3.  Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

Artikel 64

1.  Het Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van de Palestijnse Autoriteit.

2.  De besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de Gemeenschap en van de Palestijnse Autoriteit.

Artikel 65

1.  Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt beurtelings vervuld door de Gemeenschap en door de Palestijnse Autoriteit overeenkomstig de bepalingen van zijn reglement van orde.

2.  Het Gemengd Comité vergadert eens per jaar en telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op initiatief van zijn voorzitter.

Artikel 66

1.  Het Gemengd Comité kan besluiten andere comités in te stellen om bijstand te verlenen bij de vervulling van zijn taken.

2.  Het Gemengd Comité bepaalt de samenstelling en taken van dergelijke comités en de wijze van functioneren.

Artikel 67

1.  Iedere partij mag geschillen die verband houden met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan het Gemengd Comité voorleggen.

2.  Het Gemengd Comité kan het geschil bij besluit beslechten.

3.  Iedere partij is verplicht de maatregelen te treffen die nodig zijn in verband met de uitvoering van het in lid 2 bedoelde besluit.

4.  Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 van dit artikel kan worden beslecht, kan iedere partij de andere ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen. De andere partij moet dan binnen twee maanden een tweede scheidsrechter aanwijzen.

Het Gemengd Comité wijst een derde scheidsrechter aan.

De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen.

Iedere partij bij het geschil moet het nodige doen om de beslissing van de scheidsrechter ten uitvoer te leggen.

Artikel 68

Niets in de overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:

a) die zij nodig acht om de onthulling van informatie te voorkomen die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;

b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of productie die absoluut vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;

c) die zij van vitaal belang voor haar eigen veiligheid acht, in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden of om verplichtingen na te komen die zij voor de handhaving van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.

Artikel 69

Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:

 de regelingen die de Palestijnse Autoriteit ten opzichte van de Gemeenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de lidstaten, hun onderdanen dan wel hun vennootschappen;

 de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van de Palestijnse Autoriteit toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen leden van de Palestijnse bevolking of bedrijven of vennootschappen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.

Artikel 70

1.  De partijen treffen alle algemene of bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

2.  Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting van de overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij het Gemengd Comité alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van de overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van het Gemengd Comité gebracht; op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent in het Gemengd Comité overleg gepleegd.

Artikel 71

De bijlagen 1 tot en met 3 en de Protocollen nrs. 1 tot en met 3 vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst.

De verklaringen worden opgenomen in de slotakte, die een integrerend onderdeel van de overeenkomst vormt.

Artikel 72

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term „partijen” bedoeld de PLO ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit en de Gemeenschap, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 73

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Artikel 74

Deze overeenkomst, die is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 75

1.  Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand na de datum waarop de partijen elkaar kennisgeving doen van het feit dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.

2.  Niet later dan 4 mei 1999 beginnen de onderhandelingen met het oog op de sluiting van een Euro-mediterrane associatieovereenkomst. Tot een dergelijke overeenkomst is gesloten, blijft deze overeenkomst van kracht, eventueel met door de partijen overeengekomen wijzigingen.

3.  Elk van beide partijen kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Deze overeenkomst houdt op van toepassing te zijn zes maanden na de datum van die kennisgeving.

Hecho en Bruselas, el veinticuatro de febrero de mil novecientos noventa y siete.

Udfærdiget i Bruxelles den fireogtyvende februar nitten hundrede og syv og halvfems.

Geschehen zu Brüssel am vierundzwanzigsten Februar neunzehnhundertsiebenundneunzig.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι τέσσερις Φεβρουαρίου χίλια εννιακόσια ενενήντα επτά.

Done at Brussels on the twenty-fourth day of February in the year one thousand nine hundred and ninety-seven.

Fait à Bruxelles, le vingt-quatre février mil neuf cent quatre-vingt-dix-sept.

Fatto a Bruxelles, addì ventiquattro febbraio millenovecentonovantasette.

Gedaan te Brussel, de vierentwintigste februari negentienhonderd zevenennegentig.

Feito em Bruxelas, em vinte e quatro de Fevereiro de mil novecentos e noventa e sete.

Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäneljäntenä päivänä helmikuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäseitsemän.

Som skedde i Bryssel den tjugofjärde februari nittonhundranittiosju.

image

Por la Comunidad Europea

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Voor de Europese Gemeenschap

Pela Comunidade Europeia

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

signatory

signatory

signatory

Lijst van bijlagen

Bijlage 1:

Producten bedoeld in artikel 7, lid 1

Bijlage 2:

Producten bedoeld in artikel 7, lid 2

Bijlage 3:

Producten bedoeld in artikel 8, lid 2

BIJLAGE 1

LIJST VAN IN ARTIKEL 7, LID 1, BEDOELDE PRODUCTEN



GN-Code

Omschrijving

0403

0403 10 51 tot 0403 10 99

0403 90 71 tot 0403 90 99

Karnemelk, gestremde melk en room, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

Yoghurt, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

Yoghurt, andere, gearomatiseerd of bevattende toegevoegde vruchten of cacao

0710 40 00

0711 90 30

Suikermaïs (ook indien gestoomd of in water gekookt), bevroren

Suikermaïs, voorlopig verduurzaamd, bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd, doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

ex  15 17

Margarine, mengsels en bereidingen van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan vetten en oliën of fracties daarvan bedoeld bij post 1516

1517 10 10

1517 90 10

Margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

Andere margarine met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van > 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

ex  17 04

Suikerwerk zonder cacao, (inclusief witte chocolade) met uitzondering van zoethoutextract „drop”, bevattende > 10 gewichtspercenten saccharose (met uitzondering van die met andere toegevoegde stoffen) als bedoeld bij code 1704 90 10

1806

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten

ex  19 01

Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of < 50 gewichtspercenten cacao bevattend, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404 , geen of < 10 gewichtspercenten cacao bevattend, elders genoemd noch elders onder begrepen, en met uitzondering van bereidingen bedoeld bij post 1901 90 91

ex  19 02

Deegwaren met uitzondering van gevulde deegwaren bedoeld bij de posten 1902 20 10 en 1920 30 ; koeskoes, ook indien bereid

1903

Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke

1904

Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren bijvoorbeeld „corn flakes”, alsmede granen (met uitzondering van maïs) in de vorm van korrels, voorgekookt of op andere wijze bereid

1905

Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten, alsmede ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel

2001 90 30

Suikermaïs „zea mays var. saccharata”, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur

2001 90 40

Broodwortelen, zoete aardappelen „bataten” en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur

2004 10 91

Aardappelen in de vorm van meel, gries of vlokken (op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren)

2004 90 10

Suikermaïs (zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren

2005 20 10

Aardappelen in de vorm van meel, gries of vlokken (op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren)

2005 80 00

Suikermaïs (zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

2008 92 45

Bereidingen van de soort „müsli”, op basis van niet-geroosterde graanvlokken

2008 99 85

Maïs (met uitzondering van suikermaïs „zea mays var. saccharata”), bereid of verduurzaamd zonder toegevoegde alcohol of toegevoegde suiker

2008 99 91

Broodwortelen, zoete aardappelen „bataten” en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten, bereid of verduurzaamd zonder toegevoegde alcohol of toegevoegde suiker

2101 10 98

Preparaten op basis van koffie

2101 20 98

Preparaten op basis van thee of van maté

2101 30 19

Koffiesurrogaten, gebrand (met uitzondering van gebrande cichorei)

2101 30 99

Extracten, essences en concentraten, van gebrande koffiesurrogaten (met uitzondering van gebrande cichorei)

2102 10 31 tot 2102 10 39

Bakkersgist

ex  21 03

Sausen en preparaten voor sausen: — — — mayonaise

2105

Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend

ex  21 06

Producten voor menselijke consumptie, niet elders genoemd met uitzondering van de posten 2106 10 20 en 2106 90 92 en met uitzondering van gekleurde of gearomatiseerde suikerstroop

22 029 091

22 029 095

22 029 099

Dranken, alcoholvrij (met uitzondering van vruchten- en groentensappen van post 2009) bevattende producten bedoeld bij posten 0401 tot 0404 of vetstoffen afkomstig van producten bedoeld bij posten 0401 tot 0404

2905 43 00

Mannitol

2905 44

d-Glucitol (sorbitol)

ex 3505 10

Dextrine en ander gewijzigd zetmeel met uitzondering van door ethervorming of verestering gewijzigd zetmeel bedoeld bij post 3505 10 50

3505 20

Lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel

3809 10

Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, de papierindustrie, de lederindustrie of dergelijke industrieën, niet elders genoemd noch elders onder begrepen

3823 60

Sorbitol met uitzondering van post 2905 44

BIJLAGE 2

LIJST VAN IN ARTIKEL 7, LID 2, BEDOELDE PRODUCTEN



GN-code

Omschrijving

1902

Α

Β

1905 10

1905 20 90

Α

Β

Deegwaren en couscous

— van harde tarwe

— andere

Bros gebakken brood, zgn. „knäckebröd”

Ontbijtkoek niet speciaal voor diabetici

— bevattende meer dan 15 gewichtspercenten bloem van granen (met uitzondering van tarwe) op het totale bloemgehalte

— andere

ex  30 00 Α

A1

A1a

A1b

A2

A2a

A2b

— Wafels en wafeltjes

— niet gevuld, ook indien omgeven

— bevattend meer dan 15 gewichtspercenten bloem van granen (met uitzondering van tarwe) op het totale bloemgehalte

— andere

— andere

— bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen of > = 2,5 gewichtspercenten melkeiwitten

— andere

1905 40 10

Α

Β

Beschuit waaraan suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vetstoffen, kaas, vruchten, cacao of dergelijke zijn toegevoegd:

— bevattende meer dan 15 gewichtspercenten bloem van granen (met uitzondering van tarwe) op het totale bloemgehalte

— andere

1905

ex  30 00 ) Β + 9019 )

B1

B2

B2a

B2b

B3

Andere bakkerswaren waaraan suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vetstoffen, kaas, vruchten, cacao of dergelijke zijn toegevoegd:

— waarvan > = 2,5 gewichtsprocent eieren zijn toegevoegd

— met toegevoegde vruchten

— bevattende > = 1,5 gewichtsprocent van melk afkomstige vetstoffen of > = 2,5 gewichtsprocent melkeiwitten; zie bijlage V

— overige

— bevattende > = 10 gewichtsprocent suiker met uitzondering van eieren of gedroogde vruchten

BIJLAGE 3

LIJST VAN IN ARTIKEL 8, LID 2, BEDOELDE PRODUCTEN



GN-Code

Omschrijving

1704 90 39/05

1806 32 00/2

1905 90 90/7

2005 20 90/6

6208 51 00/2

6302 60 00

Snoep en lollies

Chocolade

Koekjes en wafeltjes

Chips en versnaperingen

Badjassen van badstof

Handdoeken

Lijst van protocollen

Protocol nr. 1:  betreffende de voorlopige regelingen voor de invoer in de Europese Unie van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook

Protocol nr. 2:  betreffende de regelingen voor de invoer in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie

Protocol nr. 3:  betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

▼M3

PROTOCOL Nr. 1

betreffende de voorlopige regelingen voor de invoer in de Europese Unie van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook



1. De douanerechten en heffingen van gelijke werking (met inbegrip van hun landbouwelement) die van toepassing zijn op de invoer in de Europese Unie van producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) en van het douanetarief van de Palestijnse Autoriteit en op de producten die zijn opgenomen in bijlage 1, punt 1, ii), bij de Landbouwovereenkomst van de GATT, met uitzondering van de onder hoofdstuk 1 vallende chemisch zuivere lactose van GN-code 1702 11 00 en glucose en glucosestroop die in droge toestand 99 of meer gewichtspercenten glucose van de GN-codes ex 1702 30 50 en ex 1702 30 90 bevat, worden tijdelijk opgeheven overeenkomstig de bepalingen van punt C.1, onder a), van de in 2011 ondertekende Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit inzake verdere liberalisering van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten en tot wijziging van deze overeenkomst.

2. Onverminderd de in punt 1 van dit protocol vastgestelde voorwaarden, geldt met betrekking tot de producten waarop, enerzijds, invoerprijzen overeenkomstig artikel 140 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ( 1 ) en, anderzijds, ad-valoremdouanerechten en specifieke douanerechten overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van toepassing zijn, dat de afschaffing alleen van toepassing is op het ad-valoremgedeelte van het recht.

▼M1

BIJLAGE BIJ PROTOCOL Nr. 1



GN-code (1)

Omschrijving (2)

Verlaging van het douanerecht meestbegunstigde natie (3) (%)

Tariefcontingent (ton, tenzij anders aangegeven)

Verlaging van het douanerecht meestbegunstigde natie buiten huidig of mogelijk tariefcontingent (3) (%)

Referentiehoeveelheid (ton, tenzij anders aangegeven)

Specifieke bepalingen

a

b

c

d

e

0409 00 00

Natuurhonig

100

500

0

 

Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 250 t

ex 0603 10

Afgesneden bloemen en bloemknoppen, vers

100

2 000

0

 

Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 250 t

0702 00 00

Tomaten, vers of gekoeld, van 1 december tot en met 31 maart

100

 

60

2 000

 

ex 0703 10

Uien, vers of gekoeld, van 15 februari tot en met 15 mei

100

 

60

 

 

0709 30 00

Aubergines, vers of gekoeld, van 15 januari tot en met 30 april

100

 

60

3 000

 

ex 0709 60

Vruchten van de geslachten „Capsicum” en „Pimenta”, vers of gekoeld:

 

 

 

 

 

0709 60 10

Niet-scherpsmakende pepers

100

 

40

1 000

 

0709 60 99

Andere

100

 

80

 

 

0709 90 70

Kleine pompoenen (zogenaamde courgettes), vers of gekoeld, van 1 december tot en met eind februari

100

 

60

300

 

ex 0709 90 90

Wilde uien van de soort Muscari comosum, vers of gekoeld, van 15 februari tot en met 15 mei

100

 

60

 

 

0710 80 59

Vruchten van de geslachten „Capsicum” en „Pimenta”, andere dan niet-scherpsmakende pepers, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

100

 

80

 

 

0711 90 10

Vruchten van de geslachten „Capsicum” en „Pimenta”, andere dan niet-scherpsmakende pepers, voorlopig verduurzaamd, doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

100

 

80

 

 

0712 31 00

0712 32 00

0712 33 00

0712 39 00

Paddestoelen, judasoren (Auricularia spp.), trilzwammen (Tremella spp.) en truffels, gedroogd

100

500

0

 

 

ex 0805 10

Sinaasappelen, vers

100

 

60

25 000

 

ex 0805 20

Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); clementines, wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten, vers

100

 

60

500

 

0805 40 00

Pompelmoezen en pomelo’s

100

 

80

 

 

ex 0805 50 10

Citroenen (Citrus limon, Citrus limonum), vers

100

 

40

800

 

0806 10 10

Tafeldruiven, vers, van 1 februari tot en met 14 juli

100

1 000

0

 

Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 500 t

0807 19 00

Meloenen (met uitzondering van watermeloenen), vers, van 1 november tot en met 31 mei

100

 

50

10 000

 

0810 10 00

Aardbeien, vers, van 1 november tot en met 31 maart

100

2 000

0

 

Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 500 t

0812 90 20

Sinaasappelen, voorlopig verduurzaamd, doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

100

 

80

 

 

0904 20 30

Vruchten van de geslachten „Capsicum” en „Pimenta”, andere dan niet-scherpsmakende pepers, niet fijngemaakt en niet gemalen

100

 

80

 

 

1509 10

Olijfolie verkregen bij de eerste persing

100

2 000

0

 

Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 500 t

2001 90 20

Scherpsmakende vruchten van het geslacht „Capsicum”, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur

100

 

80

 

 

2005 90 10

Scherpsmakende vruchten van het geslacht „Capsicum”, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

100

 

80

 

 

(1)   GN-codes overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie (PB L 281 van 30.10.2003, blz. 1).

(2)   Onverminderd de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur heeft de omschrijving van de producten een louter indicatieve waarde; in het kader van deze bijlage is voor de preferentiële regeling de omschrijving van de GN-code bepalend. Wanneer ex-GN-codes zijn vermeld, is de GN-code tezamen met de daarbij behorende omschrijving bepalend voor de toepassing van de preferentiële regeling.

(3)   De vermindering van het recht geldt uitsluitend voor ad-valoremdouanerechten. Voor de producten van GN-code 1509 10 geldt de vermindering van het recht evenwel ook voor het specifieke douanerecht.

▼M3

PROTOCOL Nr. 2

betreffende de regelingen voor de invoer in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie



1. De in de bijlagen vermelde producten van oorsprong uit de Europese Unie mogen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook worden ingevoerd onder de hierna en in de bijlagen vastgestelde voorwaarden.

2. De invoerrechten worden afgeschaft of verlaagd tot het in kolom „a” vermelde niveau, binnen de grenzen van de in kolom „b” vermelde jaarlijkse tariefcontingenten en overeenkomstig de specifieke bepalingen van kolom „c”.

3. Voor de ingevoerde hoeveelheden die de tariefcontingenten overschrijden, gelden de algemene douanerechten die ten aanzien van derde landen van toepassing zijn, onverminderd de specifieke bepalingen van kolom „c”.

4. Voor het eerste jaar wordt de omvang van de tariefcontingenten en van de referentiehoeveelheden berekend door de basishoeveelheid te verlagen naar rato van het gedeelte van de termijn dat reeds is verstreken vóór de datum van inwerkingtreding van dit protocol.

BIJLAGE 1 BIJ PROTOCOL Nr. 2



GN-code

Omschrijving

Recht (%)

Tariefcontingent

(ton, tenzij anders aangegeven)

Specifieke bepalingen

 

 

a

b

c

0102 90 71

Slachtrunderen, levend, met een gewicht van meer dan 300 kg, andere dan vaarzen en koeien

0

300

 

0202 30 90

Vlees van runderen, zonder been, met uitzondering van voorvoeten, zogenaamde „compensated” quarters, als „crops”, „chucks and blades” en „briskets” aangeduide delen, bevroren

0

200

 

0206 22 00

Eetbare levers van runderen, bevroren

0

100

 

0406

Kaas en wrongel

0

200

 

0407 00 19

Broedeieren van pluimvee, andere dan van kalkoenen of ganzen

0

120 000 stuks

 

1101 00 15

Meel van zachte tarwe en spelt

0

13 000

 

2309 90 99

Andere bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren

2

100

 

BIJLAGE 2 BIJ PROTOCOL Nr. 2



PRODUCTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LID 2, VAN DE EURO-MEDITERRANE INTERIM-ASSOCIATIEOVEREENKOMST

GN-code

Omschrijving

1902

Deegwaren en couscous:

A

—  van durumtarwe

B

—  andere

1905 10

Bros gebakken brood, zogenaamd knäckebröd

1905 20 90

Ontbijtkoek, niet speciaal voor diabetici:

A

—  met meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe ten opzichte van het totale bloemgehalte

B

—  andere

ex 1905 32 A

Wafels en wafeltjes

Al

—  niet gevuld, al dan niet bedekt

A1a

—  met meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe ten opzichte van het totale bloemgehalte

A1b

—  andere

A2

—  andere

A2a

—  met een melkvetgehalte van niet minder dan 1,5 % of een melkeiwitgehalte van niet minder dan 2,5 %

A2b

—  andere

1905 40 10

Beschuit, met toegevoegde suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vet, kaas, fruit, cacao of dergelijke:

A

—  met meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe ten opzichte van het totale bloemgehalte

B

—  andere

1905

ex 31) B + ex 90)

Andere bakkerswaren met toegevoegde suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vet, kaas, fruit, cacao of dergelijke:

Bl

—  met niet minder dan 2,5 gewichtspercenten toegevoegde eieren

B2

—  met toegevoegde gedroogde vruchten of noten:

B2a

—  met een melkvetgehalte van niet minder dan 1,5 % en een melkeiwitgehalte van niet minder dan 2,5 %; zie bijlage V.

B2b

—  andere

ВЗ

—  met minder dan 10 gewichtspercenten toegevoegde suiker en zonder toegevoegde eieren, gedroogde vruchten of noten

▼M5

PROTOCOL Nr. 3

betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking



Artikel 1

Toepasselijke regels van oorsprong

1.  Voor de toepassing van deze overeenkomst zijn aanhangsel I en de relevante bepalingen van aanhangsel II van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels ( 2 ) (de „Conventie”), van toepassing.

2.  Alle verwijzingen naar de „desbetreffende overeenkomst” in aanhangsel I en in de relevante bepalingen van aanhangsel II van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels gelden als verwijzingen naar deze overeenkomst.

Artikel 2

Geschillenregeling

1.  Indien er een geschil ontstaat in verband met de controleprocedures in artikel 32 van aanhangsel I van de Conventie dat niet kan worden opgelost door de douaneautoriteit die de controle heeft aangevraagd en de douaneautoriteit die de controle moet uitvoeren, wordt dit aan het Gemengd Comité voorgelegd.

2.  In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 3

Wijzigingen van het protocol

Het Gemengd Comité kan besluiten de bepalingen van dit protocol te wijzigen.

Artikel 4

Opzegging van de Conventie

1.  Indien ofwel de Europese Unie ofwel de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook de depositaris van de Conventie schriftelijk te kennen geeft de Conventie op grond van artikel 9 ervan te willen opzeggen, openen de Unie en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook onmiddellijk onderhandelingen over oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst.

2.  Tot de inwerkingtreding van deze nieuw overeengekomen oorsprongsregels blijven de op het moment van opzegging geldende oorsprongsregels in aanhangsel I van de Conventie en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II ervan van toepassing op deze overeenkomst. Vanaf de opzegging worden de oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II van de Conventie evenwel zo uitgelegd dat zij uitsluitend bilaterale cumulatie tussen de Europese Unie en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook toestaan.

▼B

SLOTAKTE



De gevolmachtigden van:

de EUROPESE GEMEENSCHAP,

hierna „de Gemeenschap” te noemen,

enerzijds, en

de gevolmachtigden van:

de PALESTIJNSE BEVRIJDINGSORGANISATIE (PLO) TEN BEHOEVE VAN DE PALESTIJNSE AUTORITEIT VAN DE WESTELIJKE JORDAANOEVER EN DE GAZASTROOK,

hierna „de Palestijnse Autoriteit” te noemen,

anderzijds,

bijeengekomen te Brussel op 24 februari 1997, voor de ondertekening van de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), anderzijds, hierna de „Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst” te noemen, hebben de volgende teksten aangenomen:



de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst, de bijlagen daarbij en de volgende protocollen:

Protocol nr. 1

betreffende de voorlopige regelingen voor de invoer in de Europese Unie van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook,

Protocol nr. 2

betreffende de regelingen voor de invoer in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie,

Protocol nr. 3

betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking.

De gevolmachtigden van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van de Palestijnse Autoriteit hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze slotakte zijn gehecht:

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 33 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 55 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 58 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende gedecentraliseerde samenwerking

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 67 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 70 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende gegevensbescherming

Gemeenschappelijke verklaring betreffende een programma voor steun aan de Palestijnse industrie.

Met betrekking tot Protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking hebben zij voorts de volgende verklaringen aangenomen:

1. Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra;

2. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino.

De gevolmachtigden van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van de Palestijnse Autoriteit hebben eveneens kennis genomen van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling die bij deze slotakte is gevoegd:

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit in verband met artikel 1 van Protocol nr. 1 betreffende de invoer in de Gemeenschap van afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen van onderverdeling 0603 10 van het gemeenschappelijk douanetarief.

De gevolmachtigden van de Palestijnse Autoriteit hebben kennis genomen van de volgende verklaring van de Europese Gemeenschap, die aan deze slotakte is gehecht:

Verklaring betreffende de cumulatie van oorsprong.

Hecho en Bruselas, el veinticuatro de febrero de mil novecientos noventa y siete.

Udfærdiget i Bruxelles den fireogtyvende februar nitten hundrede og syv og halvfems.

Geschehen zu Brüssel am vierundzwanzigsten Februar neunzehnhundertsiebenundneunzig.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι τέσσερις Φεβρουαρίου χίλια εννιακόσια ενενήντα επτά.

Done at Brussels on the twenty-fourth day of February in the year one thousand nine hundred and ninety-seven.

Fait à Bruxelles, le vingt-quatre février mil neuf cent quatre-vingt-dix-sept.

Fatto a Bruxelles, addì ventiquattro febbraio millenovecentonovantasette.

Gedaan te Brussel, de vierentwintigste februari negentienhonderd zevenennegentig.

Feito em Bruxelas, em vinte e quatro de Fevereiro de mil novecentos e noventa e sete.

Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäneljäntenä päivänä helmikuuta vuonna tuhat-yhdeksansataayhdeksankymmentaseitseman.

Som skedde i Bryssel den tjugofjärde februari nittonhundranittiosju.

image

Por la Comunidad Europea

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Voor de Europese Gemeenschap

Pela Comunidade Europeia

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

signatory

signatory

signatory

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Gemeenschappelijke verklaring betreffende intellectuele, industriële en commerciële eigendom (artikel 33)

Voor de toepassing van de overeenkomst worden onder intellectuele, industriële en commerciële eigendom in het bijzonder verstaan auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, octrooien, industriële ontwerpen, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, handels- en dienstenmerken, topografieën van geïntegreerde schakelingen, alsmede de bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (Stockholm Act, 1967) en de bescherming van niet-bekendgemaakte informatie betreffende technische kennis.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 55

De partijen bevestigen opnieuw dat zij zich blijven inzetten voor het vredesproces in het Midden-Oosten en hun opvatting dat vrede moet worden geconsolideerd via regionale samenwerking. De Gemeenschap is bereid gemeenschappelijke ontwikkelingsprojecten te steunen die door de Palestijnse Autoriteit en andere regionale autoriteiten worden ingediend, met inachtneming van de desbetreffende technische en budgettaire procedures van de Gemeenschap.

De partijen bevestigen nogmaals dat deze overeenkomst deel uitmaakt van het op de conferentie van Barcelona van 27 november 1995 in gang gezette proces, en dat de bilaterale samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit een aanvulling is op de regionale samenwerking die plaatsvindt in het kader van het Euro-mediterrane partnerschap.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 58

De partijen komen overeen dat toegang tot werkgelegenheid niet wordt opgenomen in het kader van de uitwisselingsprogramma’s voor jongeren.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende gedecentraliseerde samenwerking

De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de gedecentraliseerde samenwerkingsprogramma’s als middel ter bevordering van de uitwisseling van ervaring en de overdracht van kennis in het Middellandse-Zeegebied en tussen de Europese Gemeenschap en haar mediterrane partners.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 67

Wanneer de arbitrageprocedure toepassing vindt, trachten de partijen te bewerkstelligen dat het Gemengd Comité een derde scheidsrechter binnen twee maanden na de benoeming van de tweede scheidsrechter benoemt.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 70

1. De partijen komen met het oog op de juiste interpretatie en toepassing van de overeen komst overeen dat onder de in artikel 70 van de overeenkomst bedoelde „bijzonder dringende gevallen” wordt verstaan: gevallen van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door een van de partijen. Wezenlijke inbreuk op de overeenkomst houdt in:

 afwijzing van de overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht;

 schending van de essentiële onderdelen van de overeenkomst als bedoeld in artikel 2.

2. De partijen komen overeen dat de in artikel 70 genoemde „passende maatregelen” bestaan uit maatregelen die zijn genomen overeenkomstig het internationaal recht. Indien een van de partijen in een bijzonder dringend geval een maatregel neemt uit hoofde van artikel 70 kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor geschillenbeslechting.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende gegevensbescherming

Partijen komen overeen dat gegevensbescherming wordt gegarandeerd op alle gebieden waar uitwisseling van persoonlijke gegevens gepland is.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende een programma voor steun aan de Palestijnse industrie

De partijen komen overeen dat een steunprogramma ter beschikking van de Palestijnse industrie wordt gesteld, ter bevordering van de groei en ontwikkeling van de capaciteit van de Palestijnse industrie.

De Gemeenschap verleent toegang tot financiering voor het opstarten van bedrijven en tot kapitaal voor Palestijnse bedrijven op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, onder andere in het kader van het ECIP-Programma (European Community Investment Partners), dat financiële steun verleent bij het opstarten van bedrijven, voor bijvoorbeeld haalbaarheidsonderzoek en technische bijstand, en in sommige gevallen toegang biedt tot financiering voor joint ventures. Financiering door middel van leningen, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen, via een revolverend fonds dat wordt beheerd door het Palestijnse Ontwikkelingsfonds, is ook beschikbaar op basis van door de Gemeenschap verstrekte subsidies. De Europese Investeringsbank financiert leningen en risicokapitaal voor Palestijnse bedrijven via plaatselijke banken.

De Gemeenschap heeft een Centrum voor Particuliere Ontwikkeling opgezet op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook om de Palestijnse industrie te voorzien van steun, opleiding en advies op het gebied van het opstarten van bedrijven, planning, management, strategie en marketing.

De Gemeenschap erkent dat de Palestijnse industrie buitenlandse markten moet zoeken. Daarom staat de huidige overeenkomst belastingvrije toegang toe van Palestijnse industrieproducten op markten van de Europese Unie. Het Palestijnse ondernemingscentrum, en daarbinnen het Euro-infocentrum, zijn daarom beschikbaar om contacten en joint ventures tussen de Europese en de Palestijnse industrie te bevorderen, via partnerschapactiviteiten (Euro-partnerschap, Med-partnerschap en Med-Interpriseprogramma's) en diverse andere middelen (zoals het BC-Net en de BRE-netwerken), die in de loop van de tijd beschikbaar komen.

De Gemeenschap erkent ook dat de Palestijnse industrie heeft geleden onder het ontbreken van een economische basisinfrastructuur. Er nota van nemende dat in het kader van de door de Gemeenschap verstrekte bijstand voor de ontwikkeling van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, een deel van deze bijstand verstrekt kan worden als steun aan de Palestijnse industrie, zal de Gemeenschap verzoeken van de Palestijnse Autoriteit in overweging nemen om een deel van deze fondsen, als subsidies of leningen, te mogen besteden aan herstel van de essentiële economische infrastructuur.

In het kader van de economische samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet zullen de partijen regelmatig van gedachten wisselen om vast te stellen hoe het scala aan steunmechanismen dat in deze verklaring wordt beschreven, en andere mechanismen die beschikbaar kunnen komen, het meest effectief kunnen worden gecombineerd om op de meest passende wijze de Palestijnse industrie te steunen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra

1. Producten van oorsprong uit het Prinsdom Andorra die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld, worden door de Palestijnse Autoriteit aanvaard als zijnde van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

2. Protocol nr. 3 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino

1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door de Palestijnse Autoriteit aanvaard als zijnde van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

2. Protocol nr. 3 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

▼M1 —————

▼B

VERKLARINGEN DOOR DE EUROPESE GEMEENSCHAP

Verklaring betreffende de cumulatie van oorsprong

In overeenstemming met de politieke ontwikkelingen is de Gemeenschap bereid, indien de Palestijnse Autoriteit met een of meer andere mediterrane landen overeenkomsten sluit met het oog op de instelling van vrijhandel, de cumulatie van oorsprong in de handel met die landen te overwegen.

▼M3

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN SANITAIRE, FYTOSANITAIRE OF TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN

Eventuele problemen, met name sanitaire, fytosanitaire of technische handelsbelemmeringen die de uitvoering van de onderhavige overeenkomst beletten, lossen de partijen op door middel van de bestaande administratieve regelingen. Vervolgens worden de uitkomsten meegedeeld aan de bevoegde subcomités en aan het Gemengd Comité. De partijen verbinden zich ertoe dergelijke kwesties zo spoedig mogelijk en op een vriendschappelijke wijze te onderzoeken en op te lossen, overeenkomstig de normen van de WTO, OIE, IPPC en de Codex Alimentarius.



( 1 ) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

( 2 ) PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.

Top