EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01994A0103(01)-20180823

Consolidated text: Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1994/1/2018-08-23

01994A0103(01) — NL — 23.08.2018 — 015.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

OVEREENKOMST BETREFFENDE DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

(PB L 001 van 3.1.1994, blz. 3)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

PROTOCOL TOT AANPASSING VAN DE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

  L 1

572

3.1.1994

►M2

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 2/94 van 8 februari 1994

  L 85

64

30.3.1994

►M3

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 3/94 van 8 februari 1994

  L 85

65

30.3.1994

 M4

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 4/94 van 8 februari 1994

  L 85

66

30.3.1994

 M5

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 5/94 van 8 februari 1994

  L 85

71

30.3.1994

 M6

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 6/94 van 8 maart 1994

  L 95

22

14.4.1994

►M7

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 7/94 van 21 maart 1994

  L 160

1

28.6.1994

►M8

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 8/94 van 7 juni 1994

  L 198

142

30.7.1994

►M9

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 10/94 van 12 augustus 1994

  L 253

32

29.9.1994

►M10

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 11/94 van 12 augustus 1994

  L 253

34

29.9.1994

 M11

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 1/95 van 27 januari 1995

  L 47

19

2.3.1995

►M12

BESLUIT VAN DE EER-RAAD Nr. 1/95 van 10 maart 1995

  L 86

58

20.4.1995

►M13

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 35/95 van 19 mei 1995

  L 205

39

31.8.1995

►M14

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 36/95 van 19 mei 1995

  L 205

45

31.8.1995

 M15

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 4/96 van 29 februari 1996

  L 102

45

25.4.1996

 M16

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 45/96 van 19 juli 1996

  L 291

38

14.11.1996

►M17

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 54/96 van 4 oktober 1996

  L 21

9

23.1.1997

 M18

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 71/96 van 22 november 1996

  L 21

12

23.1.1997

►M19

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 56/96 van 28 oktober 1996

  L 58

50

27.2.1997

►M20

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 70/96 van 29 november 1996

  L 71

43

13.3.1997

►M21

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 84/96 van 20 december 1996

  L 71

44

13.3.1997

►M22

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 55/96 van 28 oktober 1996

  L 85

64

27.3.1997

►M23

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 83/96 van 13 december 1996

  L 145

52

5.6.1997

 M24

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 13/97 van 14 maart 1997

  L 182

44

10.7.1997

 M25

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 39/97 van 10 juli 1997

  L 290

24

23.10.1997

 M26

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 40/97 van 27 juni 1997

  L 290

26

23.10.1997

 M27

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 41/97 van 10 juli 1997

  L 290

27

23.10.1997

 M28

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 42/97 van 10 juli 1997

  L 290

28

23.10.1997

 M29

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 43/97 van 10 juli 1997

  L 290

29

23.10.1997

 M30

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 44/97 van 10 juli 1997

  L 290

30

23.10.1997

 M31

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 45/97 van 10 juli 1997

  L 290

31

23.10.1997

 M32

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 46/97 van 11 juli 1997

  L 290

32

23.10.1997

►M33

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 37/97 van 27 juni 1997

  L 160

38

4.6.1998

►M34

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 38/97 van 27 juni 1997

  L 160

39

4.6.1998

 M35

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 73/97 van 4 oktober 1997

  L 193

39

9.7.1998

►M36

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 86/97 van 31 oktober 1997

  L 193

40

9.7.1998

►M37

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 98/97 van 12 december 1997

  L 193

55

9.7.1998

 M38

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 99/97 van 9 december 1997

  L 193

59

9.7.1998

 M39

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 102/97 van 15 december 1997

  L 193

62

9.7.1998

 M40

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 13/98 van 6 maart 1998

  L 272

18

8.10.1998

►M41

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 18/98 van 6 maart 1998

  L 272

31

8.10.1998

►M42

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 54/98 van 3 juni 1998

  L 30

57

4.2.1999

►M43

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 77/98 van 31 juli 1998

  L 172

56

8.7.1999

 M44

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 78/98 van 17 juli 1998

  L 172

57

8.7.1999

 M45

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 79/98 van 17 juli 1998

  L 172

58

8.7.1999

 M46

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 80/98 van 31 juli 1998

  L 172

59

8.7.1999

 M47

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 81/98 van 31 juli 1998

  L 172

60

8.7.1999

 M48

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 99/98 van 25 september 1998

  L 189

73

22.7.1999

 M49

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 114/98 van 27 november 1998

  L 277

51

28.10.1999

 M50

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 35/2000 van 31 maart 2000

  L 141

62

15.6.2000

►M51

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 36/2000 van 31 maart 2000

  L 141

64

15.6.2000

 M52

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 37/2000 van 31 maart 2000

  L 141

65

15.6.2000

►M53

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 38/2000 van 31 maart 2000

  L 141

66

15.6.2000

►M54

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 39/2000 van 11 april 2000

  L 141

67

15.6.2000

►M55

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 40/2000 van 11 april 2000

  L 141

68

15.6.2000

►M56

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 22/1999 van 26 februari 1999

  L 148

47

22.6.2000

►M57

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 23/1999 van 26 februari 1999

  L 148

48

22.6.2000

►M58

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 24/1999 van 26 februari 1999

  L 148

49

22.6.2000

 M59

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 25/1999 van 26 februari 1999

  L 148

51

22.6.2000

 M60

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 26/1999 van 26 februari 1999

  L 148

53

22.6.2000

►M61

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 27/1999 van 26 februari 1999

  L 148

54

22.6.2000

 M62

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 44/2000 van 19 mei 2000

  L 174

55

13.7.2000

►M63

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 45/2000 van 19 mei 2000

  L 174

57

13.7.2000

►M64

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 46/2000 van 19 mei 2000

  L 174

58

13.7.2000

►M65

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 47/2000 van 22 mei 2000

  L 174

59

13.7.2000

 M66

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 64/2000 van 28 juni 2000

  L 237

83

21.9.2000

►M67

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 70/2000 van 2 augustus 2000

  L 250

53

5.10.2000

 M68

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 38/1999 van 30 maart 1999

  L 266

27

19.10.2000

 M69

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 45/1999 van 26 maart 1999

  L 266

53

19.10.2000

►M70

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 60/1999 van 30 april 1999

  L 284

38

9.11.2000

►M71

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 69/1999 van 2 juni 1999

  L 284

55

9.11.2000

►M72

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 70/1999 van 2 juni 1999

  L 284

57

9.11.2000

►M73

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 71/1999 van 2 juni 1999

  L 284

59

9.11.2000

►M74

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 72/1999 van 15 juni 1999

  L 284

61

9.11.2000

 M75

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 73/1999 van 28 mei 1999

  L 284

63

9.11.2000

►M76

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 47/1999 van 28 mei 1999

  L 284

65

9.11.2000

 M77

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 82/1999 van 25 juni 1999

  L 296

39

23.11.2000

►M78

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 83/1999 van 25 juni 1999

  L 296

41

23.11.2000

►M79

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 89/1999 van 25 juni 1999

  L 296

51

23.11.2000

►M80

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 90/1999 van 25 juni 1999

  L 296

53

23.11.2000

►M81

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 99/1999 van 30 juli 1999

  L 296

78

23.11.2000

►M82

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 100/1999 van 30 juli 1999

  L 296

79

23.11.2000

►M83

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 82/2000 van 2 oktober 2000

  L 315

26

14.12.2000

 M84

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 83/2000 van 2 oktober 2000

  L 315

28

14.12.2000

►M85

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 84/2000 van 2 oktober 2000

  L 315

30

14.12.2000

 M86

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 85/2000 van 2 oktober 2000

  L 315

32

14.12.2000

►M87

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 99/2000 van 27 oktober 2000

  L 7

29

11.1.2001

►M88

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 100/2000 van 10 november 2000

  L 7

32

11.1.2001

►M89

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 101/2000 van 10 november 2000

  L 7

36

11.1.2001

►M90

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 102/2000 van 10 november 2000

  L 7

38

11.1.2001

►M91

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 112/2000 van 15 december 2000

  L 52

37

22.2.2001

 M92

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 114/2000 van 22 december 2000

  L 52

40

22.2.2001

►M93

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 172/1999 van 26 november 1999

  L 61

31

1.3.2001

►M94

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 173/1999 van 26 november 1999

  L 61

33

1.3.2001

 M95

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 174/1999 van 26 november 1999

  L 61

35

1.3.2001

 M96

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 187/1999 van 17 december 1999

  L 74

18

15.3.2001

 M97

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 188/1999 van 17 december 1999

  L 74

20

15.3.2001

►M98

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 192/1999 van 17 december 1999

  L 74

32

15.3.2001

►M99

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 17/2000 van 28 januari 2000

  L 103

34

12.4.2001

►M100

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 24/2000 van 25 februari 2000

  L 103

51

12.4.2001

►M101

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 58/2001 van 18 mei 2001

  L 165

64

21.6.2001

►M102

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 59/2001 van 18 mei 2001

  L 165

65

21.6.2001

►M103

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 87/2001 van 19 juni 2001

  L 238

41

6.9.2001

►M104

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 88/2001 van 19 juni 2001

  L 238

43

6.9.2001

 M105

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 98/2001 van 13 juli 2001

  L 251

25

20.9.2001

►M106

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 99/2001 van 13 juli 2001

  L 251

26

20.9.2001

 M107

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 100/2001 van 13 juli 2001

  L 251

27

20.9.2001

►M108

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 140/2001 van 23 november 2001

  L 22

34

24.1.2002

►M109

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 164/2001 van 11 december 2001

  L 65

46

7.3.2002

►M110

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 165/2001 van 11 december 2001

  L 65

48

7.3.2002

►M111

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 46/2002 van 19 april 2002

  L 154

34

13.6.2002

►M112

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 66/2002 van 31 mei 2002

  L 238

38

5.9.2002

 M113

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 67/2002 van 31 mei 2002

  L 238

40

5.9.2002

►M114

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 94/2002 van 25 juni 2002

  L 266

71

3.10.2002

►M115

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 111/2002 van 12 juli 2002

  L 298

37

31.10.2002

►M116

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 135/2002 van 27 september 2002

  L 336

36

12.12.2002

►M117

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 140/2002 van 8 november 2002

  L 19

5

23.1.2003

►M118

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 154/2002 van 8 november 2002

  L 19

52

23.1.2003

►M119

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 18/2003 van 31 januari 2003

  L 94

78

10.4.2003

►M120

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 19/2003 van 31 januari 2003

  L 94

80

10.4.2003

►M121

PROTOCOL tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Tsjechische Republiek, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies

  L 107

17

30.4.2003

►M122

PROTOCOL tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Slowaakse Republiek, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies

  L 107

40

30.4.2003

►M123

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 32/2003 van 14 maart 2003

  L 137

32

5.6.2003

 M124

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ EER nr. 38/2003 van 14 maart 2003

  L 137

46

5.6.2003

►M125

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 64/2003 van 16 mei 2003

  L 193

54

31.7.2003

►M126

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 85/2003 van 20 juni 2003

  L 257

42

9.10.2003

►M127

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 86/2003 van 20 juni 2003

  L 257

44

9.10.2003

►M128

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 96/2003 van 11 juli 2003

  L 272

34

23.10.2003

 M129

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 163/2003 van 7 november 2003

  L 41

64

12.2.2004

►M130

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 164/2003 van 7 november 2003

  L 41

67

12.2.2004

►M131

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 165/2003 van 7 november 2003

  L 41

69

12.2.2004

►M132

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 181/2003 van 5 december 2003

  L 88

63

25.3.2004

►M133

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 9/2004 van 6 februari 2004

  L 116

56

22.4.2004

 M134

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 10/2004 van 6 februari 2004

  L 116

58

22.4.2004

►M135

OVEREENKOMST betreffende de deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte

  L 130

11

29.4.2004

►M136

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 78/2004 van 8 juni 2004

  L 219

13

19.6.2004

►M137

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 79/2004 van 8 juni 2004

  L 219

24

19.6.2004

►M138

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 58/2004 van 23 april 2004

  L 277

29

26.8.2004

 M139

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 65/2004 van 26 april 2004

  L 277

182

26.8.2004

►M140

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 66/2004 van 26 april 2004

  L 277

183

26.8.2004

►M141

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITE VAN DE EERNr. 67/2004 van 26 april 2004

  L 277

185

26.8.2004

►M142

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 138/2004 van 29 oktober 2004

  L 342

30

18.11.2004

►M143

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 87/2004 van 8 juni 2004

  L 349

48

25.11.2004

 M144

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 88/2004 van 8 juni 2004

  L 349

49

25.11.2004

►M145

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 89/2004 van 8 juni 2004

  L 349

51

25.11.2004

►M146

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 90/2004 van 8 juni 2004

  L 349

52

25.11.2004

►M147

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 115/2004 van 6 augustus 2004

  L 64

1

10.3.2005

►M148

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 116/2004 van 6 augustus 2004,

  L 64

3

10.3.2005

►M149

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 117/2004 van 6 augustus 2004,

  L 64

5

10.3.2005

►M150

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 130/2004 van 24 september 2004

  L 64

57

10.3.2005

►M151

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 137/2004 van 24 september 2004

  L 64

80

10.3.2005

►M152

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 160/2004 van 29 oktober 2004

  L 102

45

21.4.2005

►M153

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 177/2004 van 3 december 2004

  L 133

33

26.5.2005

►M154

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 178/2004 van 3 december 2004

  L 133

35

26.5.2005

►M155

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 180/2004 van 16 december 2004

  L 133

42

26.5.2005

►M156

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 181/2004 van 16 december 2004

  L 133

44

26.5.2005

►M157

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 182/2004 van 16 december 2004

  L 133

46

26.5.2005

►M158

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 183/2004 van 16 december 2004

  L 133

48

26.5.2005

►M159

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 23/2005 van 8 februari 2005

  L 161

52

23.6.2005

►M160

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 40/2005 van 11 maart 2005

  L 198

38

28.7.2005

►M161

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 43/2005 van 11 maart 2005

  L 198

45

28.7.2005

►M162

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 72/2005 van 29 april 2005

  L 239

64

15.9.2005

►M163

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 73/2005 van 29 april 2005

  L 239

66

15.9.2005

 M164

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 74/2005 van 29 april 2005

  L 239

67

15.9.2005

►M165

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 75/2005 van 29 april 2005

  L 239

68

15.9.2005

►M166

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 88/2005 van 10 juni 2005

  L 268

24

13.10.2005

►M167

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 89/2005 van 10 juni 2005

  L 268

25

13.10.2005

►M168

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 107/2005 van 8 juli 2005

  L 306

45

24.11.2005

 M169

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 136/2005 van 21 oktober 2005

  L 321

1

8.12.2005

►M170

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 123/2005 van 30 september 2005

  L 339

32

22.12.2005

►M171

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 129/2005 van 30 september 2005

  L 339

55

22.12.2005

►M172

BESLUIT Nr. 135/2005 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER van 21 oktober 2005

  L 14

24

19.1.2006

►M173

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 17/2006 van 27 januari 2006

  L 92

46

30.3.2006

►M174

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 38/2006 van 10 maart 2006

  L 147

58

1.6.2006

►M175

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 39/2006 van 10 maart 2006

  L 147

61

1.6.2006

►M176

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 40/2006 van 10 maart 2006

  L 147

63

1.6.2006

►M177

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 41/2006 van 10 maart 2006

  L 147

64

1.6.2006

►M178

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 73/2006 van 2 juni 2006

  L 245

44

7.9.2006

►M179

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 74/2006 van 2 juni 2006

  L 245

45

7.9.2006

►M180

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 75/2006 van 2 juni 2006

  L 245

46

7.9.2006

►M181

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 98/2006 van 7 juli 2006

  L 289

50

19.10.2006

 M182

BESLUIT Nr. 128/2006 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER van 22 september 2006

  L 333

60

30.11.2006

►M183

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 138/2006 van 27 oktober 2006

  L 366

83

21.12.2006

►M184

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 139/2006 van 27 oktober 2006

  L 366

85

21.12.2006

►M185

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 153/2006 van 8 december 2006

  L 89

25

29.3.2007

 M186

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 161/2006 van 8 december 2006

  L 89

40

29.3.2007

►M187

OVEREENKOMST betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte

  L 221

15

25.8.2007

►M188

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 63/2007 van 15 juni 2007

  L 304

43

22.11.2007

►M189

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 64/2007 van 15 juni 2007

  L 304

45

22.11.2007

►M190

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 65/2007 van 15 juni 2007

  L 304

47

22.11.2007

►M191

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 66/2007 van 15 juni 2007

  L 304

49

22.11.2007

►M192

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 67/2007 van 29 juni 2007

  L 304

51

22.11.2007

►M193

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 68/2007 van 15 juni 2007

  L 304

52

22.11.2007

►M194

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 69/2007 van 15 juni 2007

  L 304

53

22.11.2007

►M195

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 70/2007 van 29 juni 2007

  L 304

54

22.11.2007

 M196

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 71/2007 van 29 juni 2007

  L 304

56

22.11.2007

►M197

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 96/2007 van 27 juli 2007

  L 47

1

21.2.2008

►M198

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 97/2007 van 28 september 2007

  L 47

3

21.2.2008

►M199

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 115/2007 van 28 september 2007

  L 47

36

21.2.2008

►M200

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 131/2007 van 28 september 2007

  L 47

67

21.2.2008

►M201

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 132/2007 van 26 oktober 2007

  L 100

1

10.4.2008

►M202

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 142/2007 van 26 oktober 2007

  L 100

70

10.4.2008

►M203

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 147/2007 van 26 oktober 2007

  L 100

99

10.4.2008

►M204

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 19/2008 van 1 februari 2008

  L 154

38

12.6.2008

►M205

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 20/2008 van 1 februari 2008

  L 154

40

12.6.2008

►M206

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 39/2008 van 14 maart 2008

  L 182

42

10.7.2008

►M207

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 75/2008 van 6 juni 2008

  L 257

41

25.9.2008

►M208

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 76/2008 van 6 juni 2008

  L 257

45

25.9.2008

►M209

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 77/2008 van 6 juni 2008

  L 257

46

25.9.2008

►M210

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 78/2008 van 6 juni 2008

  L 257

47

25.9.2008

►M211

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 81/2008 van 4 juli 2008

  L 280

12

23.10.2008

►M212

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 93/2008 van 4 juli 2008

  L 280

34

23.10.2008

►M213

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 94/2008 van 4 juli 2008

  L 280

36

23.10.2008

 M214

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 109/2008 van 26 september 2008

  L 309

39

20.11.2008

►M215

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 110/2008 van 5 november 2008

  L 339

93

18.12.2008

►M216

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 40/2009 van 17 maart 2009

  L 130

36

28.5.2009

►M217

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 61/2009 van 29 mei 2009

  L 232

13

3.9.2009

►M218

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. 75/2009 van 29 mei 2009

  L 232

39

3.9.2009

►M219

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EERNr. 76/2009 van 30 juni 2009

  L 232

40

3.9.2009

►M220

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 90/2009 van 3 juli 2009

  L 277

43

22.10.2009

►M221

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 91/2009 van 3 juli 2009

  L 277

45

22.10.2009

►M222

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 92/2009 van 3 juli 2009

  L 277

47

22.10.2009

 M223

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 93/2009 van 3 juli 2009

  L 277

49

22.10.2009

►M224

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 94/2009 van 8 juli 2009

  L 277

50

22.10.2009

►M225

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 117/2009 van 22 oktober 2009

  L 334

20

17.12.2009

►M226

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 118/2009 van 22 oktober 2009

  L 334

22

17.12.2009

►M227

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 119/2009 van 22 oktober 2009

  L 334

23

17.12.2009

►M228

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 153/2009 van 4 december 2009

  L 62

56

11.3.2010

►M229

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 159/2009 van 4 december 2009

  L 62

65

11.3.2010

►M230

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 160/2009 van 4 december 2009

  L 62

67

11.3.2010

►M231

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 16/2010 van 29 januari 2010

  L 101

26

22.4.2010

►M232

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 57/2010 van 30 april 2010

  L 181

26

15.7.2010

►M233

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 58/2010 van 30 april 2010

  L 181

27

15.7.2010

►M234

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 78/2010 van 11 juni 2010

  L 244

37

16.9.2010

►M235

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 79/2010 van 11 juni 2010

  L 244

39

16.9.2010

►M236

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 80/2010 van 11 juni 2010

  L 244

41

16.9.2010

►M237

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 92/2010 van 2 juli 2010

  L 277

46

21.10.2010

 M238

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 96/2010 van 2 juli 2010

  L 277

53

21.10.2010

►M239

OVEREENKOMST tussen de Europese Unie, IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen betreffende een financieel mechanisme van de EER voor de periode 2009-2014

  L 291

4

9.11.2010

 M240

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 4/2011 van 11 februari 2011

  L 117

1

5.5.2011

 M241

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 50/2011 van 20 mei 2011

  L 196

29

28.7.2011

►M242

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 76/2011 van 1 juli 2011

  L 262

33

6.10.2011

 M243

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 91/2011 van 19 juli 2011

  L 262

63

6.10.2011

►M244

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 92/2011 van 19 juli 2011

  L 262

64

6.10.2011

 M245

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 104/2011 van 30 september 2011

  L 318

42

1.12.2011

►M246

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 61/2012 van 30 maart 2012

  L 207

41

2.8.2012

►M247

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 101/2012 van 30 april 2012

  L 248

39

13.9.2012

►M248

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 102/2012 van 30 april 2012

  L 248

40

13.9.2012

►M249

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 109/2012 van 15 juni 2012

  L 270

31

4.10.2012

►M250

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 121/2012 van 15 juni 2012

  L 270

44

4.10.2012

►M251

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 122/2012 van 15 juni 2012

  L 270

46

4.10.2012

►M252

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 139/2012 van 13 juli 2012

  L 309

21

8.11.2012

►M253

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 140/2012 van 13 juli 2012

  L 309

23

8.11.2012

►M254

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 141/2012 van 13 juli 2012

  L 309

25

8.11.2012

 M255

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 142/2012 van 13 juli 2012

  L 309

26

8.11.2012

►M256

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 143/2012 van 13 juli 2012

  L 309

27

8.11.2012

►M257

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 190/2012 van 28 september 2012

  L 341

44

13.12.2012

►M258

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 204/2012 van 26 oktober 2012

  L 21

57

24.1.2013

►M259

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 233/2012 van 7 december 2012

  L 81

35

21.3.2013

►M260

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 18/2013 van 1 februari 2013

  L 144

23

30.5.2013

►M261

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 101/2013 van 3 mei 2013

  L 291

67

31.10.2013

►M262

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 118/2013 van 14 juni 2013

  L 318

20

28.11.2013

 M263

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 132/2013 van 14 juni 2013

  L 318

34

28.11.2013

►M264

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 133/2013 van 8 juli 2013

  L 345

1

19.12.2013

►M265

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 134/2013 van 8 juli 2013

  L 345

2

19.12.2013

►M266

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 211/2013 van 8 november 2013

  L 92

37

27.3.2014

►M267

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 212/2013 van 8 november 2013

  L 92

38

27.3.2014

►M268

OVEREENKOMST betreffende de deelname van de Republiek Kroatië aan de Europese Economische Ruimte en drie daarmee verband houdende overeenkomsten

  L 170

5

11.6.2014

►M269

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 109/2014 van 16 mei 2014

  L 310

80

30.10.2014

►M270

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 110/2014 van 16 mei 2014

  L 310

82

30.10.2014

►M271

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 111/2014 van 16 mei 2014

  L 310

83

30.10.2014

►M272

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 112/2014 van 16 mei 2014

  L 310

84

30.10.2014

►M273

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 146/2014 van 27 juni 2014

  L 342

55

27.11.2014

►M274

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 147/2014 van 27 juni 2014

  L 342

56

27.11.2014

►M275

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 148/2014 van 27 juni 2014

  L 342

58

27.11.2014

►M276

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 149/2014 van 27 juni 2014

  L 342

59

27.11.2014

►M277

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 150/2014 van 27 juni 2014

  L 342

60

27.11.2014

►M278

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITE VAN DE EER Nr. 151/2014 van 27 juni 2014

  L 342

61

27.11.2014

►M279

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 157/2014 van 9 juli 2014

  L 15

85

22.1.2015

►M280

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 158/2014 van 9 juli 2014

  L 15

86

22.1.2015

►M281

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 159/2014 van 9 juli 2014

  L 15

87

22.1.2015

►M282

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 192/2014 van 25 september 2014

  L 202

44

30.7.2015

►M283

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 201/2014 van 25 september 2014

  L 202

55

30.7.2015

►M284

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 202/2014 van 25 september 2014

  L 202

56

30.7.2015

►M285

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 244/2014 van 24 oktober 2014

  L 230

52

3.9.2015

►M286

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 247/2014 van 13 november 2014

  L 263

36

8.10.2015

►M287

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 248/2014 van 13 november 2014

  L 263

38

8.10.2015

►M288

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 249/2014 van 13 november 2014

  L 263

40

8.10.2015

►M289

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 250/2014 van 13 november 2014

  L 263

42

8.10.2015

►M290

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 251/2014 van 13 november 2014

  L 263

44

8.10.2015

►M291

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 252/2014 van 13 november 2014

  L 263

46

8.10.2015

►M292

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 253/2014 van 13 november 2014

  L 263

47

8.10.2015

►M293

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 300/2014 van 12 december 2014

  L 311

55

26.11.2015

►M294

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 301/2014 van 12 december 2014

  L 311

56

26.11.2015

►M295

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 32/2015 van 25 februari 2015

  L 93

49

7.4.2016

►M296

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 33/2015 van 25 februari 2015

  L 93

50

7.4.2016

 M297

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 70/2015 van 20 maart 2015

  L 129

54

19.5.2016

►M298

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 71/2015 van 20 maart 2015

  L 129

56

19.5.2016

►M299

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 72/2015 van 20 maart 2015

  L 129

85

19.5.2016

►M300

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 73/2015 van 20 maart 2015

  L 129

87

19.5.2016

►M301

OVEREENKOMST tussen de Europese Unie, IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen betreffende een financieel mechanisme van de EER voor de periode 2014-2021

  L 141

3

28.5.2016

►M302

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 102/2015 van 30 april 2015

  L 211

55

4.8.2016

►M303

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 105/2015 van 30 april 2015

  L 211

60

4.8.2016

►M304

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 129/2015 van 30 april 2015

  L 211

90

4.8.2016

►M305

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 172/2015 van 11 juni 2015

  L 341

73

15.12.2016

►M306

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 173/2015 van 11 juni 2015

  L 341

74

15.12.2016

►M307

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 174/2015 van 11 juni 2015

  L 341

75

15.12.2016

►M308

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 196/2015 van 10 juli 2015

  L 8

33

12.1.2017

►M309

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 280/2015 van 30 oktober 2015

  L 161

68

22.6.2017

►M310

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 40/2016 van 5 februari 2016

  L 189

60

20.7.2017

►M311

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 63/2016 van 18 maart 2016

  L 270

34

19.10.2017

►M312

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 64/2016 van 18 maart 2016

  L 270

35

19.10.2017

►M313

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 65/2016 van 18 maart 2016

  L 270

36

19.10.2017

►M314

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 132/2016 van 3 juni 2016

  L 308

39

23.11.2017

►M315

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 133/2016 van 3 juni 2016

  L 308

40

23.11.2017

►M316

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER NR. 160/2016 van 8 juli 2016

  L 73

34

15.3.2018

►M317

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER NR. 161/2016 van 8 juli 2016

  L 73

35

15.3.2018

►M318

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER NR. 162/2016 van 8 juli 2016

  L 73

36

15.3.2018

►M319

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 197/2016 van 23 september 2016

  L 80

42

22.3.2018

►M320

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 115/2017 van 13 juni 2017

  L 142

13

7.6.2018

►M321

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 116/2017 van 13 juni 2017

  L 142

39

7.6.2018

►M322

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 117/2017 van 13 juni 2017

  L 142

40

7.6.2018

►M323

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 154/2018 van 6 juli 2018

  L 183

23

19.7.2018

►M324

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 254/2016

  L 215

52

23.8.2018

►M325

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER Nr. 255/2016

  L 215

53

23.8.2018


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 198, 28.7.2005, blz.  65 (182/2004)

►C2

Rectificatie, PB L 053, 23.2.2006, blz.  65 (89/2005)

 C3

Rectificatie, PB L 047, 21.2.2008, blz.  69 (131/2007)

 C4

Rectificatie, PB L 247, 13.9.2012, blz.  16 (104/2011)




▼B

OVEREENKOMST BETREFFENDE DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

INHOUDSOPGAVE

PREAMBULE

DEELI

DOELSTELLINGEN EN BEGINSELEN

DEEL II

HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN

Hoofdstuk 1:

De grondbegìnselen

Hoofdstuk 2:

Landbouw- en visserijprodukten

Hoofdstuk 3:

Samenwerking op het gebied van douaneaangelegenheden en handelsbevordering

Hoofdstuk 4:

Andere voorschriften inzake het vrije verkeer van goederen

Hoofdstuk 5:

Kolen- en staalprodukten

DEEL III

HET VRIJE VERKEER VAN PERSONEN, DIENSTEN EN KAPITAAL

Hoofdstuk 1:

Werknemers en zelfstandigen

Hoofdstuk 2:

Recht van vestiging

Hoofdstuk 3:

Diensten

Hoofdstuk 4:

Kapitaal

Hoofdstuk 5:

Samenwerking bij het economisch en monetair beleid

Hoofdstuk 6:

Vervoer

DEEL IV

MEDEDINGING EN ANDERE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS

Hoofdstuk 1:

Regels voor ondernemingen

Hoofdstuk 2:

Steunmaatregelen van de Staten

Hoofdstuk 3:

Verdere gemeenschappelijke regels

DEEL V

HORIZONTALE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE VIER VRIJHEDEN

Hoofdstuk 1:

Sociaal beleid

Hoofdstuk 2:

Bescherming van de consument

Hoofdstuk 3:

Het milieu

Hoofdstuk 4:

Statistieken

Hoofdstuk 5:

Vennootschapsrecht

DEEL VI

SAMENWERKING BUITEN HET KADER VAN DE VIER

DEEL VII

BEPALINGEN INZAKE DE INSTELLINGEN

Hoofdstuk 1:

De structuur van de associane

Hoofdstuk 2:

De besluitvormingsprocedure

Hoofdstuk 3:

Homogeniteit, toezichtprocedure en beslechting van geschillen

Hoofdstuk 4:

Vrijwaringsmaatregelen

DEEL VIII

FINANCIEEL MECHANISME

DEEL IX

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

PROTOCOLLEN

BIJLAGEN

SLOTAKTE



PREAMBULE

▼M187

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE REPUBLIEK BULGARIJE,

DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

IERLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

▼M268

DE REPUBLIEK KROATIË,

▼M187

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

►M268  ————— ◄ HONGARIJE,

►M268  DE REPUBLIEK ◄ MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

ROEMENIË,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

en

IJSLAND,

HET VORSTENDOM LIECHTENSTEIN,

HET KONINKRIJK NOORWEGEN,

▼B

hierna de OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN te noemen;

OVERTUIGD van de bijdrage die een Europese Economische Ruimte zal leveren aan de totstandbrenging van een Europa gebaseerd op vrede, democratie en mensenrechten;

OPNIEUW BEVESTIGEND de hoge prioriteit die wordt toegekend aan de bevoorrechte relatie tussen de Europese Gemeenschap, haar Lid-Staten en de EVA-Staten gebaseerd op nabuurschap, traditionele gemeenschappelijke waarden en een Europese identiteit;

VASTBESLOTEN op basis van de beginselen van de markteconomie bij te dragen aan de mondiale vrijmaking van de handel en internationale samenwerking op handelsgebied, met name in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel en de Overeenkomst betreffende de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;

OVERWEGENDE het oogmerk een dynamische en homogene Europese Economische Ruimte tot stand te brengen, gebaseerd op gemeenschappelijke regels en gelijke mededingingsvoorwaarden, en voorzien van een passend uitvoeringsmechanisme, mede op gerechtelijk niveau, een en ander op basis van gelijkheid en wederkerigheid en van een algeheel evenwicht wat betreft de voordelen en de rechten en plichten voor de overeenkomstsluitende partijen;

VASTBESLOTEN te voorzien in een zo volledig mogelijke verwezenlijking van het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal in de gehele Europese Economische Ruimte, alsmede in een sterkere en ruimere samenwerking op het gebied van begeleidende en horizontale beleidsmaatregelen;

STREVENDE naar een harmonische ontwikkeling van de Europese Economische Ruimte en overtuigd van de noodzaak via de uitvoering van deze Overeenkomst bij te dragen aan vermindering van de economische en sociale regionale verschillen;

VERLANGENDE bij te dragen aan de versterking van de samenwerking tussen de leden van het Europese Parlement en de parlementen van de EVA-Staten alsmede tussen de sociale partners in de Europese Gemeenschap en de EVA-Staten;

OVERTUIGD van de belangrijke rol die personen in de Europese Economische Ruimte via de uitoefening van de door deze Overeenkomst aan hen toegekende rechten en via een verdediging daarvan in rechte zullen spelen;

VASTBESLOTEN de kwaliteit van het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren en zorg te dragen voor een behoedzaam en rationeel gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, met name op basis van het beginsel van duurzame ontwikkeling en preventief handelen;

VASTBESLOTEN bij de verdere uitwerking van regels uit te gaan van een hoog beschermingsniveau wat betreft de gezondheid, de veiligheid en het milieu;

WIJZENDE op het belang van de ontwikkeling van de sociale dimensie, inclusief de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, in de Europese Economische Ruimte en wensende de economische en sociale vooruitgang te verzekeren en de voorwaarden voor volledige werkgelegenheid, een hogere levensstandaard en betere arbeidsvoorwaarden binnen de Europese Economische Ruimte te verbeteren;

VASTBESLOTEN de belangen van de consumenten te bevorderen en hun positie op de markt te versterken, waarbij een hoog beschermingsniveau wordt nagestreefd;

VERLANGENDE de gemeenschappelijke doelstellingen van versterking van de wetenschappelijke en technologische basis van de Europese industrie en verbetering van haar internationale concurrentiepositie te verwezenlijken;

OVERWEGENDE dat de sluiting van deze Overeenkomst op generlei wijze afbreuk doet aan de mogelijkheid van een EVA-Staat toe te treden tot de Europese Gemeenschappen;

OVERWEGENDE dat de overeenkomstsluitende partijen, met volledige eerbiediging van de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties, streven naar een uniforme uitlegging en toepassing van deze Overeenkomst en van die bepalingen van de communautaire wetgeving die in hoofdzaak in deze Overeenkomst zijn overgenomen, en te komen tot een gelijke behandeling van personen en ondernemingen wat betreft de vier vrijheden en de mededingingsvoorwaarden;

OVERWEGENDE dat deze Overeenkomst geen beperkingen stelt aan de besluitvormingsautonomie van de overeenkomstsluitende partijen noch aan hun bevoegdheid tot het sluiten van verdragen, behoudens het bepaalde in deze Overeenkomst en de door het volkenrecht gestelde beperkingen;

HEBBEN BESLOTEN de volgende Overeenkomst te sluiten:



DEEL I

DOELSTELLINGEN EN BEGINSELEN

Artikel 1

1.  
Het doel van deze Associatieovereenkomst is de bevordering van een gestadige en evenwichtige versterking van de handel en de economische betrekkingen tussen de overeenkomstsluitende partijen onder gelijke mededingingsvoorwaarden en met inachtneming van dezelfde voorschriften met het oog op de totstandbrenging van een homogene Europese Economische Ruimte, hierna „EER” te noemen.
2.  

Ten einde de in lid 1 genoemde doelstellingen te bereiken, voorziet de associatie, in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst, in:

a) 

het vrije verkeer van goederen,

b) 

het vrije verkeer van personen,

c) 

het vrije verkeer van diensten,

d) 

het vrije verkeer van kapitaal,

e) 

de totstandbrenging van een systeem waardoor wordt gewaarborgd dat de mededinging niet wordt vervalst en dat de mededingingsregels gelijkelijk worden nagekomen, alsmede

f) 

nauwere samenwerking op andere gebieden, zoals onderzoek en ontwikkeling, het milieu, het onderwijs en het sociaal beleid.

Artikel 2

In deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

a) 

„Overeenkomst”: de hoofdovereenkomst met de daarbij behorende protocollen en bijlagen alsmede de daarin genoemde besluiten;

b) 

►M135  „EVA-Staten”: ►M187  ————— ◄ IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen; ◄

c) 

„overeenkomstsluitende partijen”: wat de Gemeenschap en de Lid-Staten van de EG betreft, de Gemeenschap en de Lid-Staten van de EG, of de Gemeenschap, of de Lid-Staten van de EG. De per geval aan deze term te hechten betekenis moet worden afgeleid uit de betrokken bepalingen van deze Overeenkomst en de onderscheiden bevoegdheden van de Gemeenschap en de Lid-Staten van de EG zoals deze voortvloeit uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ►M135  ————— ◄ ;

▼M135

d) 

„Toetredingsakte van 16 april 2003”: de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd te Athene op 16 april 2003;

▼M187

e) 

„Toetredingsakte van 25 april 2005”: de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Bulgarije en Roemenië en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd te Luxemburg op 25 april 2005;

▼M268 —————

▼M268

f) 

het begrip „Toetredingsakte van 9 december 2011” heeft betrekking op de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, ondertekend te Brussel op 9 december 2011.

▼B

Artikel 3

De overeenkomstsluitende partijen treffen alle algemene of bijzondere maatregelen welke geschikt zijn om de nakoming van de uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te verzekeren.

Zij onthouden zich van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst in gevaar kunnen brengen.

Voorts vergemakkelijken zij de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst.

Artikel 4

Binnen de werkingssfeer van deze Overeenkomst en onverminderd de daarin vervatte bijzondere bepalingen, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.

Artikel 5

Een overeenkomstsluitende partij kan een vraagstuk dat zij van belang acht te allen tijde aan de orde stellen op het niveau van het Gemengd Comité van de EER of de EER-Raad op de respectievelijk in artikel 92, lid 2, en artikel 89, lid 2, vastgestelde wijzen.

Artikel 6

Onverminderd de toekomstige ontwikkelingen van de jurisprudentie, worden de bepalingen van deze Overeenkomst, voor zover zij in essentie gelijk zijn aan de overeenkomstige regels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de ter uitvoering van die Verdragen aangenomen besluiten, wat de tenuitvoerlegging en toepassing betreft, uitgelegd overeenkomstig de desbetreffende uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen daterende van vóór de ondertekening van deze Overeenkomst.

Artikel 7

De in de bijlagen bij deze Overeenkomst of in beschikkingen van het Gemengd Comité van de EER vermelde of vervatte besluiten zijn verbindend voor de overeenkomstsluitende partijen en maken deel uit van of worden opgenomen in hun interne rechtsorde, zulks op de volgende wijze:

a) 

een met een EEG-verordening overeenstemmend besluit wordt als zodanig opgenomen in de interne rechtsorde van de overeenkomstsluitende partijen;

b) 

een met een EEG-richtlijn overeenstemmend besluit laat aan de instanties van de overeenkomstsluitende partijen de vrijheid om de vorm, middelen en wijze van tenuitvoerlegging te kiezen.



DEEL II

HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN



HOOFDSTUK 1

DE GRONDBEGINSELEN

Artikel 8

1.  
Het vrije verkeer van goederen tussen de overeenkomstsluitende partijen wordt in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst tot stand gebracht.
2.  
Tenzij anders bepaald, zijn de artikelen 10 tot en met 15, 19, 20, 25, 26 en 27 slechts van toepassing op produkten van oorsprong uit de overeenkomstsluitende partijen.
3.  

Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van deze Overeenkomst slechts van toepassing op:

a) 

de produkten vallende onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen, met uitzondering van de in Protocol 2 vermelde produkten;

b) 

de in Protocol 3 opgenomen produkten, behoudens de in dat protocol vervatte specifieke regelingen.

Artikel 9

1.  
Protocol 4 bevat de regels inzake oorsprong. Zij doen geen afbreuk aan de internationale verplichtingen die door de overeenkomstsluitende partijen in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel zijn of kunnen worden aangegaan.
2.  
Met het oog op de ontwikkeling van de in deze Overeenkomst bereikte resultaten zullen de overeenkomstsluitende partijen zich blijven inspannen om alle aspecten van de regels inzake oorsprong verder te verbeteren en te vereenvoudigen en de samenwerking op douanegebied uit te breiden.
3.  
Een eerste onderzoek zal plaatsvinden vóór eind 1993. Vervolgens vindt om de twee jaar een onderzoek plaats. Op basis daarvan zeggen de overeenkomstsluitende partijen toe een besluit te zullen nemen over passende in de Overeenkomst op te nemen maatregelen.

Artikel 10

In- en uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking zijn tussen de overeenkomstsluitende partijen verboden. Onverminderd de in Protocol 5 opgenomen regelingen geldt zulks eveneens voor douanerechten van fiscale aard.

Artikel 11

Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de overeenkomstsluitende partijen verboden.

Artikel 12

Kwantitatieve uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de overeenkomstsluitende partijen verboden.

Artikel 13

Het bepaalde in de artikelen 11 en 12 vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de - openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren, planten, het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de overeenkomstsluitende Staten vormen.

Artikel 14

De overeenkomstsluitende partijen heffen op produkten van de andere overeenkomstsluitende partijen, al dan niet rechtstreeks, geen hogere binnenlandse belastingen van welke aard ook dan die welke, al dan niet rechtstreeks, op gelijksoortige nationale produkten worden geheven.

Bovendien heffen de overeenkomstsluitende partijen op de produkten van de overige overeenkomstsluitende partijen geen zodanige binnenlandse belastingen, dat daardoor andere produkties zijdelings worden beschermd.

Artikel 15

Bij de uitvoer van produkten naar het grondgebied van een der overeenkomstsluitende partijen mag de teruggave van binnenlandse belastingen niet het bedrag overschrijden dat daarover al dan niet rechtstreeks geheven is.

Artikel 16

1.  
De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat nationale monopolies van commerciële aard zo worden aangepast dat elke discriminatie tussen onderdanen van de Lid-Staten van de EG en onderdanen van de EVA-Staten wat de voorwaarden van de voorziening en afzet van goederen betreft, zal zijn uitgesloten.
2.  
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op elk lichaam waardoor de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen de invoer of de uitvoer tussen de overeenkomstsluitende partijen in rechte of in feite rechtstreeks of zijdelings beheersen, leiden of aanmerkelijk beïnvloeden. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de door een Staat gedelegeerde monopolies.



HOOFDSTUK 2

LANDBOUW- EN VISSERIJPRODUCTEN

Artikel 17

Bijlage I bevat specifieke bepalingen en regelingen op veterinair en fytosanitair gebied.

Artikel 18

Onverminderd de specifieke regelingen betreffende de handel in landbouwprodukten zorgen de overeenkomstsluitende partijen ervoor dat aan de in de artikelen 17 en 23, onder a) en b), vervatte regelingen, zoals deze van toepassing zijn op andere produkten dan die welke onder artikel 8, lid 3, vallen, geen afbreuk wordt gedaan door andere technische handelsbelemmeringen. Artikel 13 is van toepassing.

Artikel 19

1.  
De overeenkomstsluitende partijen bestuderen eventuele moeilijkheden die bij hun handel in landbouwprodukten rijzen en pogen hiervoor passende oplossingen te vinden.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen verplichten zich tot voortzetting van hun inspanningen met het oog op de geleidelijke liberalisatie van de handel in landbouwprodukten.
3.  
Hiertoe onderwerpen zij de voorwaarden waaronder de handel in landbouwprodukten plaatsvindt vóór eind 1993 en daarna om de twee jaar aan een onderzoek.
4.  
De overeenkomstsluitende partijen zullen, in het licht van de resultaten van dat onderzoek, in het kader van het landbouwbeleid van hun respectieve landen en met inachtneming van de resultaten van de Uruguay ronde, binnen het kader van deze Overeenkomst op preferentiële, bilaterale of multilaterale basis, op grondslag van wederkerigheid en wederzijds voordeel beslissen over verdere verminderingen van alle soorten handelsbelemmeringen in de landbouwsector, inclusief die welke voortvloeien uit nationale monopolies van commerciële aard op landbouwgebied.

Artikel 20

Protocol 9 bevat bepalingen en regelingen die van toepassing zijn op vis en andere produkten van de zee.



HOOFDSTUK 3

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DOUANEAANGELEGENHEDEN EN HANDELSBEVORDERING

Artikel 21

1.  
Ten einde de onderlinge handel te bevorderen, vereenvoudigen de overeenkomstsluitende partijen de grenscontroles en -formaliteiten. Hiertoe strekkende regelingen, zijn opgenomen in Protocol 10.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand in douaneaangelegenheden, ten einde ervoor te zorgen dat de douanewetgeving correct wordt toegepast. Hiertoe strekkende regelingen zijn opgenomen in Protocol 11.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen versterken en verbreden de samenwerking met het oog op vereenvoudiging van de procedures voor de handel in goederen, met name in het kader van communautaire programma’s, projecten en acties die beogen de handel overeenkomstig de in deel VI vervatte regels te vergemakkelijken.
4.  
In afwijking van artikel 8, lid 3, is dit artikel van toepassing op alle produkten.

Artikel 22

Een overeenkomstsluitende partij die de verlaging overweegt van het daadwerkelijke niveau van haar rechten of heffingen van gelijke werking geldende voor derde landen die in aanmerking komen voor de meestbegunstigingsclausule of die schorsing van de toepassing daarvan overweegt, stelt het Gemengd Comité van de EER, voor zover zulks uitvoerbaar is, uiterlijk 30 dagen voordat een dergelijke verlaging of schorsing van kracht wordt, hiervan in kennis. Hij neemt nota van eventuele bezwaren van andere overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van mogelijk hieruit voortvloeiende verstoringen.



HOOFDSTUK 4

ANDERE VOORSCHRIFTEN INZAKE HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN

Artikel 23

Specifieke bepalingen en regelingen zijn vervat in:

a) 

Protocol 12 en bijlage II wat betreft technische voorschriften, normen, keuring en certificering;

b) 

Protocol 47 wat betreft de afschaffing van technische belemmeringen voor de handel in wijn;

c) 

bijlage III wat betreft produktaansprakelijkheid.

Zij zijn van toepassing op alle produkten, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 24

Bijlage IV bevat specifieke bepalingen en regelingen betreffende energie.

Artikel 25

Wanneer naleving van het bepaalde in de artikelen 10 en 12 leidt tot

a) 

wederuitvoer naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende overeenkomstsluitende partij voor het betrokken produkt kwantitatieve beperkingen, uitvoerrechten of maatregelen of heffingen van gelijke werking handhaaft, dan wel

b) 

een ernstig of dreigend ernstig tekort aan een voor de exporterende overeenkomstsluitende partij essentieel produkt,

en voornoemde situaties aanleiding geven of kunnen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende overeenkomstsluitende partij, kan die partij passende maatregelen overeenkomstig de in artikel 113 vermelde procedures treffen.

Artikel 26

In de betrekkingen tussen de overeenkomstsluitende partijen worden geen anti-dumpingmaatregelen, compenserende rechten en maatregelen tegen ongeoorloofde handelspraktijken van derde landen toegepast, tenzij in deze Overeenkomst anders wordt bepaald.



HOOFDSTUK 5

KOLEN- EN STAALPRODUKTEN

Artikel 27

De Protocollen 14 en 25 bevatten bepalingen en regelingen betreffende kolen- en staalprodukten.



DEEL III

HET VRIJE VERKEER VAN PERSONEN, DIENSTEN EN KAPITAAL



HOOFDSTUK 1

WERKNEMERS EN ZELFSTANDINGEN

Artikel 28

1.  
Tussen de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten wordt vrij verkeer van werknemers tot stand gebracht.
2.  
Dit houdt de afschaffing in van elke discriminatie op grond van nationaliteit tussen de werknemers van de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
3.  

Het houdt behoudens de uit hoofde van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid gerechtvaardigde beperkingen het recht in om:

a) 

in te gaan op een feitelijk aanbod tot tewerkstelling;

b) 

zich te dien einde vrij te verplaatsen binnen het grondgebied van de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten;

c) 

op het grondgebied van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat te verblijven ten einde daar een beroep uit te oefenen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke voor de tewerkstelling van nationale werknemers gelden;

d) 

op het grondgebied van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat verblijf te houden, na er een betrekking te hebben vervuld.

4.  
De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op betrekkingen in overheidsdienst.
5.  
Bijlage V bevat specifieke bepalingen inzake het vrije verkeer van werknemers.

Artikel 29

Met het oog op de totstandkoming van het vrije verkeer van werknemers en zelfstandigen waarborgen de overeenkomstsluitende partijen voor werknemers en zelfstandigen en hun rechthebbenden op het gebied van de sociale zekerheid, overeenkomstig bijlage VI, met name:

a) 

dat, met het oog op het verkrijgen en het behoud van het recht op uitkeringen alsmede voor de berekening daarvan, al die tijdvakken worden bijeengeteld welke door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen;

b) 

dat de uitkeringen aan personen die op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen verblijven, zullen worden betaald.

Artikel 30

Ten einde de toegang tot en de uitoefening van werkzaamheden voor werknemers en zelfstandigen te vergemakkelijken, treffen de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig bijlage VII de noodzakelijke maatregelen inzake de onderlinge erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels en de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de overeenkomstsluitende partijen betreffende de toegang tot en de uitoefening van werkzaamheden door werknemers en zelfstandigen.



HOOFDSTUK 2

RECHT VAN VESTIGING

Artikel 31

1.  
In het kader van de bepalingen van deze Overeen komst zijn er geen beperkingen van de vrijheid van vestiging voor onderdanen van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat op het grondgebied van een andere staat bij de Overeenkomst. Dit geldt eveneens voor de oprichting van agentschappen, filialen of dochterondernemingen door de onderdanen van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat die op het grondgebied van een van deze staten zijn gevestigd.

De vrijheid van vestiging omvat, behoudens de bepalingen van hoofdstuk 4, de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan alsmede de oprichting en het beheer van ondernemingen, en met name van vennootschappen in de zin van artikel 34, tweede alinea, overeenkomstig de bepalingen welke door de wetgeving van het land van vestiging voor de eigen onderdanen zijn vastgesteld.

2.  
De bijlagen VIII tot en met XI bevatten specifieke bepalingen inzake het recht van vestiging.

Artikel 32

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn, wat de betrokken overeenkomstsluitende partij betreft, niet van toepassing op de werkzaamheden ter uitoefening van het openbaar gezag in deze overeenkomstsluitende partij, zelfs indien deze slechts voor een bepaalde gelegenheid geschieden.

Artikel 33

De voorschriften van dit hoofdstuk en de maatregelen uit hoofde daarvan genomen doen niet af aan de toepasselijkheid van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen waarbij een bijzondere regeling is vastgesteld voor vreemdelingen, welke bepalingen uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid gerechtvaardigd zijn.

Artikel 34

Vennootschappen welke in overeenstemming met de wetgeving van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat zijn opgericht en welke hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen hebben, worden voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld met natuurlijke personen die onderdaan zijn van de Lid-Staten van de EG of de EVA-Staten.

Onder vennootschappen worden verstaan maatschappen naar burgerlijk recht of handelsrecht, de coöperatieve verenigingen of vennootschappen daaronder begrepen, en de overige rechtspersonen naar publiek- of privaatrecht, met uitzondering van vennootschappen welke geen winst beogen.

Artikel 35

De bepalingen van artikel 30 zijn van toepassing op het onderwerp dat in dit hoofdstuk is geregeld.



HOOFDSTUK 3

DIENSTEN

Artikel 36

1.  
In het kader van de bepalingen van deze Overeenkomst zijn er geen beperkingen van het vrij verrichten van diensten binnen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de onderdanen van de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten die in een andere Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat zijn gevestigd dan die, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.
2.  
De bijlagen IX tot en met XI bevatten specifieke bepalingen inzake het vrij verrichten van diensten.

Artikel 37

In deze Overeenkomst worden als diensten beschouwd de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden, voor zover de bepalingen betreffende het vrije verkeer van goederen, kapitaal en personen op deze dienstverrichtingen niet van toepassing zijn.

Diensten omvatten met name werkzaamheden:

a) 

van industriële aard,

b) 

van commerciële aard,

c) 

van het ambacht,

d) 

van de vrije beroepen.

Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 2, kan degene die de dienst verricht, daartoe zijn werkzaamheden tijdelijk uitoefenen in het land waar de dienst wordt verricht, onder dezelfde voorwaarden als die welke dat land aan zijn eigen onderdanen oplegt.

Artikel 38

Het vrije verkeer van diensten op het gebied van het vervoer wordt geregeld door de bepalingen van hoofdstuk 6.

Artikel 39

De bepalingen van de artikelen 30 en 32 tot en met 34 zijn van toepassing op het onderwerp dat in dit hoofdstuk is geregeld.



HOOFDSTUK 4

KAPITAAL

Artikel 40

In het kader van de bepalingen van deze Overeenkomst zijn er tussen de overeenkomstsluitende partijen geen beperkingen van het verkeer van kapitaal toebehorende aan personen die woonachtig of gevestigd zijn in de Lid-Staten van de EG of de EVA-Staten en is er geen discriminerende behandeling op grond van de nationaliteit of van de vestigingsplaats van partijen of op grond van het gebied waar het kapitaal wordt belegd. Bijlage XII bevat de bepalingen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit artikel.

Artikel 41

De lopende betalingen met betrekking tot het verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal tussen de overeenkomstsluitende partijen zijn in het kader van de bepalingen van deze Overeenkomst vrij van alle beperkingen.

Artikel 42

1.  
Wanneer binnenlandse voorschriften met betrekking tot de kapitaalmarkt en het kredietwezen worden toegepast op het overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst geliberaliseerd kapitaalverkeer, dan geschiedt zulks op niet-discriminerende wijze.
2.  
Leningen voor de middellijke of onmiddellijke financiering van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat of van zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen kunnen in de overige Lid-Staten van de EG of de EVA-Staten slechts worden uitgeschreven of geplaatst nadat tussen de betrokken staten ter zake overeenstemming is bereikt.

Artikel 43

1.  
Wanneer verschillen tussen de deviezenregelingen van de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten de personen die woonachtig of gevestigd zijn in een van deze landen ertoe zouden brengen de in artikel 40 bedoelde transfermogelijkheden op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen te benutten, ten einde de door een van deze landen ten opzichte van derde landen getroffen regeling te ontgaan, kan de betrokken overeenkomstsluitende partij passende maatregelen treffen om deze moeilijkheden weg te nemen.
2.  
Ingeval kapitaalbewegingen verstoringen in de werking van de kapitaalmarkt in een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat tot gevolg hebben, kan de betrokken overeenkomstsluitende partij beschermende maatregelen op het gebied van het kapitaalverkeer nemen.
3.  
Indien de bevoegde instanties van een overeenkomstsluitende partij in de wisselkoers een wijziging aanbrengen die de mededingingsvoorwaarden ernstig vervalst, kunnen de overige overeenkomstsluitende partijen voor een strikt beperkte periode de maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om de gevolgen van die handelwijze te ondervangen.
4.  
In geval van moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat, die voortvloeien hetzij uit het ontbreken van het globaal evenwicht van zijn balans hetzij uit de aard van zijn beschikbare deviezen, en die met name de werking van deze Overeenkomst in gevaar kunnen brengen, kan de betrokken overeenkomstsluitende partij beschermende maatregelen treffen.

Artikel 44

De Gemeenschap enerzijds en de EVA-Staten anderzijds passen hun interne procedures toe, zoals bepaald in Protocol 18, om de bepalingen van artikel 43 uit te voeren.

Artikel 45

1.  
Het Gemengd Comité van de EER wordt in kennis gesteld van de beschikkingen, adviezen en aanbevelingen verband houdende met de in artikel 43 beschreven maatregelen.
2.  
Over alle maatregelen wordt in het Gemengd Comité van de EER voorafgaand overleg gepleegd en informatie uitgewisseld.
3.  
In de in artikel 43, lid 2, bedoelde situatie kan de betrokken overeenkomstsluitende partij evenwel om reden van hun geheim of dringend karakter, maatregelen zelf treffen, wanneer zij noodzakelijk zijn, zonder voorafgaand overleg en voorafgaande uitwisseling van informatie.
4.  
In het in artikel 43, lid 4, bedoelde geval dat er een plotselinge crisis in de betalingsbalans optreedt en de procedures van lid 2 niet kunnen worden gevolgd, kan de betrokken overeenkomstsluitende partij te harer bescherming de noodzakelijke beschermende maatregelen treffen. Die maatregelen moeten zo weinig mogelijk verstoringen in de werking van de Overeenkomst teweegbrengen en mogen niet verder reiken dan strikt onvermijdelijk is om de plotseling opgetreden moeilijkheden te overwinnen.
5.  
Wanneer er maatregelen overeenkomstig de leden 3 en 4 worden getroffen, wordt hiervan uiterlijk op de datum van hun inwerkingtreding mededeling gedaan en vinden de uitwisseling van informatie, het overleg en de in lid 1 bedoelde kennisgevingen zo spoedig mogelijk daarna plaats.



HOOFDSTUK 5

SAMENWERKING BIJ HET ECONOMISCH EN MONETAIR BELEID

Artikel 46

De overeenkomstsluitende partijen wisselen meningen en informatie uit over de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst en het effect van de integratie op hun economische bedrijvigheid en hun economisch en monetair beleid. Voorts kunnen zij macro-economische situaties, beleid en vooruitzichten bespreken. Deze uitwisseling van meningen en informatie is niet bindend.



HOOFDSTUK 6

VERVOER

Artikel 47

1.  
De artikelen 48 tot en met 52 zijn van toepassing op het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren.
2.  
Bijlage XIII bevat specifieke bepalingen betreffende alle wijzen van vervoer.

Artikel 48

1.  
De bepalingen van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat betreffende het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren die niet onder bijlage XIII vallen, worden in hun rechtstreekse of zijdelingse uitwerking niet minder gunstig gemaakt voor de vervoerondernemers van de overige staten dan voor de nationale vervoerondernemers.
2.  
Elke overeenkomstsluitende partij die van het in lid 1 vervatte beginsel afwijkt, stelt het Gemengd Comité van de EER daarvan in kennis. Indien andere overeenkomstsluitende partijen de afwijking niet aanvaarden, kunnen zij overeenkomstige tegenmaatregelen nemen.

Artikel 49

Met deze Overeenkomst is verenigbaar steun die beantwoordt aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer of die overeenkomt met de vergoeding van bepaalde met het begrip „openbare dienst” verbonden, verplichte dienstverrichtingen.

Artikel 50

1.  
In het verkeer op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen zijn er geen discriminaties welke daarin bestaan, dat een vervoerondernemer voor dezelfde verbindingen verschillende vrachtprijzen en vervoervoorwaarden voor gelijke goederen toepast naar gelang van het land van herkomst of bestemming van de vervoerde waren.
2.  
De overeenkomstig deel VII bevoegde autoriteit onderzoekt eigener beweging of op verzoek van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat de in dit artikel bedoelde gevallen van discriminatie en neemt in het kader van haar interne regels de noodzakelijke beschikkingen.

Artikel 51

1.  
Behoudens machtiging van de in artikel 50, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteit, is het verboden voor het vervoer op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen de toepassing van prijzen en voorwaarden op te leggen welke enig element van steun of bescherming in het belang van een of meer ondernemingen of bepaalde industrieën inhouden.
2.  
De bevoegde autoriteit onderwerpt eigener beweging of op verzoek van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat de in lid 1 bedoelde prijzen en voorwaarden aan een onderzoek en houdt daarbij met name rekening, enerzijds met de vereisten van een passend regionaal economisch beleid, met de behoeften van minder ontwikkelde gebieden alsmede met de vraagstukken welke zich in door politieke omstandigheden ernstig benadeelde streken voordoen, en anderzijds met de gevolgen van die prijzen en voorwaarden voor de mededinging tussen de takken van vervoer.

De bevoegde autoriteit neemt in het kader van haar interne regels de noodzakelijke beschikkingen.

3.  
Het in lid 1 bedoelde verbod geldt niet voor mededingingstarieven.

Artikel 52

De heffingen of andere rechten welke naast de vervoerprijs door een vervoerondernemer in verband met het overschrijden der grens in rekening worden gebracht, mogen een redelijk peil niet te boven gaan, gelet op de werkelijke kosten welke door die grensoverschrijding feitelijk zijn veroorzaakt. De overeenkomstsluitende partijen streven naar een geleidelijke verlaging van die kosten.



DEEL IV

MEDEDINGING EN ANDERE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS



HOOFDSTUK 1

REGELS VOOR ONDERNEMINGEN

Artikel 53

1.  

Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied wordt verhinderd, beperkt of vervalst en met name die welke bestaan in:

a) 

het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de aan- of verkoopprijzen of van andere contractuele voorwaarden;

b) 

het beperken of controleren van de produktie, de afzet, de technische ontwikkeling of de investeringen;

c) 

het verdelen van de markten of van de voorzieningsbronnen;

d) 

het ten opzichte van handelspartners toepassen van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

e) 

het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten van de aanvaarding door de handelspartners van bijkomende prestaties welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

2.  
De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.
3.  

De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard:

— 
voor elke overeenkomst of groep van overeenkomsten tussen ondernemingen,
— 
voor elk besluit of groep van besluiten van ondernemersverenigingen, en
— 
voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen

die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a) 

beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn;

b) 

de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen.

Artikel 54

Onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst en verboden, voor zover de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, is het, dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied of op een wezenlijk deel daarvan.

Dit misbruik kan met name bestaan in:

a) 

het rechtstreeks of zijdelings opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of van andere onbillijke contractuele voorwaarden;

b) 

het beperken van de produktie, de afzet of de technische ontwikkeling ten nadele van de verbruikers;

c) 

het toepassen ten opzichte van handelspartners van ongelijke voorwaarden bij gelijkwaardige prestaties, hun daarmede nadeel berokkenend bij de mededinging;

d) 

het feit dat het sluiten van overeenkomsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden door de handelspartners van bijkomende prestaties, welke naar hun aard of volgens het handelsgebruik geen verband houden met het onderwerp van deze overeenkomsten.

Artikel 55

1.  
Onverminderd de bepalingen die uitvoering geven aan de artikelen 53 en 54, zoals die in Protocol 21 en bijlage XIV van deze Overeenkomst zijn vervat, waken de Commissie van de EG en de in artikel 108, lid 1, bedoelde Toezichthoudende Autoriteit van de EVA over de toepassing van de in de artikelen 53 en 54 neergelegde beginselen.

De in artikel 56 bedoelde bevoegde toezichthoudende autoriteit stelt, eigener beweging of op verzoek van een staat binnen het onderscheiden rechtsgebied of van het andere toezichthoudende orgaan, een onderzoek in naar de gevallen van vermoedelijke inbreuk op deze beginselen. De bevoegde toezichthoudende autoriteit verricht het onderzoek in samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten binnen het onderscheiden rechtsgebied en met het andere toezichthoudende orgaan dat haar overeenkomstig zijn interne regels behulpzaam is.

Indien haar blijkt dat inbreuk is gepleegd, stelt zij passende middelen voor om daaraan een eind te maken.

2.  
Wordt aan deze inbreuken geen eind gemaakt, dan stelt de bevoegde toezichthoudende autoriteit de inbreuk op de beginselen in een met redenen omklede beschikking vast.

De bevoegde toezichthoudende autoriteit kan haar beschikking bekendmaken en de staten binnen het onderscheiden rechtsgebied machtigen de noodzakelijke tegenmaatregelen, waarvan zij de voorwaarden en de wijze van toepassing bepaalt, te treffen om de toestand te verhelpen. Zij kan de andere toezichthoudende autoriteit eveneens verzoeken om de staten binnen het onderscheiden rechtsgebied te machtigen tot het treffen van dergelijke maatregelen.

Artikel 56

1.  

Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 53 van toepassing is, wordt door de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig de volgende bepalingen beslist:

a) 

over afzonderlijke gevallen waarin alleen de handel tussen de EVA-Staten ongunstig wordt beïnvloed, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA;

b) 

onverminderd het bepaalde onder c) beslist de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, zoals bepaald in artikel 58, Protocol 21 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, Protocol 23 en bijlage XIV, over de gevallen waarin de omzet van de betrokken ondernemingen op het grondgebied van de EVA-Staten 33 % of meer bedraagt van hun omzet op het door deze overeenkomst bestreken grondgebied;

c) 

over de overige gevallen alsmede over de onder b) bedoelde gevallen waarin de handel tussen de Lid-Staten van de EG ongunstig wordt beïnvloed, beslist de Commissie van de EG met inachtneming van het bepaalde in artikel 58, Protocol 21, Protocol 23 en bijlage XIV.

2.  
Over afzonderlijke gevallen waarop artikel 54 van toepassing is, wordt beslist door de toezichthoudende autoriteit op het rechtsgebied waarvan het bestaan van een machtspositie is geconstateerd. Het in lid 1, onder b) en c), bepaalde is slechts van toepassing indien er een machtspositie bestaat binnen het rechtsgebied van beide toezichthoudende autoriteiten.
3.  
Over afzonderlijke gevallen waarop lid 1, onder c), van toepassing is en waarvan de gevolgen voor de handel tussen de Lid-Staten van de EG of voor de mededinging binnen de Gemeenschap niet merkbaar zijn, wordt beslist door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.
4.  
De termen „ondernemingen” en „omzet” worden voor de toepassing van dit artikel in Protocol 22 gedefinieerd.

Artikel 57

1.  
Concentraties die overeenkomstig lid 2 aan toezicht onderworpen zijn en die een machtspositie creëren of versterken ten gevolge waarvan een daadwerkelijke mededinging op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied of op een wezenlijk deel daarvan aanzienlijk wordt belemmerd, worden onverenigbaar met deze Overeenkomst verklaard.
2.  

Op concentraties waarop lid 1 van toepassing is, wordt toezicht gehouden door:

a) 

de Commissie van de EG in de gevallen waarop Verordening (EEG) nr. 4064/89 van toepassing is, overeenkomstig die verordening en overeenkomstig de Protocollen 21 en 24 en bijlage XIV. Aan de Commissie van de EG wordt de uitsluitende bevoegdheid toegekend over deze gevallen te beslissen, met dien verstande dat het Hof van Justitie van de EG de wettigheid hiervan kan nagaan;

b) 

de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in de gevallen die niet onder het bepaalde in punt a) vallen, wanneer de in bijlage XIV vermelde drempels op het grondgebied van de EVA-Staten zijn bereikt overeenkomstig de Protocollen 21 en 24 en bijlage XIV, zulks onverminderd de bevoegdheden van de Lid-Staten van de EG.

Artikel 58

De bevoegde autoriteiten werken samen overeenkomstig het bepaalde in de Protocollen 23 en 24, met het oog op de ontwikkeling en het behoud van een uniform toezichtbeleid in de gehele Europese Economische Ruimte op het gebied van de mededinging en met het oog op de bevordering van een homogene tenuitvoerlegging, toe passing en interpretatie van de daartoe strekkende bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 59

1.  
De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat met betrekking tot de openbare bedrijven en de ondernemingen waaraan de Lid-Staten van de EG of de EVA-Staten bijzondere of uitsluitende rechten verlenen, geen enkele maatregel wordt vastgesteld of gehandhaafd welke in strijd is met de regels van deze Overeenkomst, met name die bedoeld in de artikelen 4 en 53 tot en met 63.
2.  
Ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang of die het karakter dragen van een fiscaal monopolie, vallen onder de regels van deze Overeenkomst, met name onder de mededingingsregels, voor zover de toepassing daarvan de vervulling, in feite of in rechte, van de hun toevertrouwde bijzondere taken niet verhindert. De ontwikkeling van het handelsverkeer mag niet worden beïnvloed in een mate die strijdig is met het belang van de overeenkomstsluitende partijen.
3.  
De Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA waken binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden over de toepassing van dit artikel en treffen, voor zover nodig, passende maatregelen ten aanzien van de staten binnen hun onderscheiden rechtsgebied.

Artikel 60

Bijlage XIV bevat specifieke bepalingen ter uitvoering van de beginselen neergelegd in de artikelen 53, 54, 57 en 59.



HOOFDSTUK 2

STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN

Artikel 61

1.  
Behoudens de afwijkingen waarin deze Overeenkomst voorziet, zijn steunmaatregelen van de Lid-Staten van de EG, de EVA-Staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde produkties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig beïnvloedt.
2.  

Met de werking van deze Overeenkomst zijn verenigbaar:

a) 

steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers op voorwaarde dat deze toegepast worden zonder onderscheid naar de oorsprong van de produkten;

b) 

steunmaatregelen tot herstel van schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen.

c) 

steunmaatregelen aan de economie van bepaalde streken van de Bondsrepubliek Duitsland die nadeel ondervinden van de deling van Duitsland, voor zover deze steunmaatregelen noodzakelijk zijn om de door deze deling berokkende economische nadelen te compenseren.

3.  

Als verenigbaar met de werking van deze Overeenkomst kunnen worden beschouwd:

a) 

steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst;

b) 

steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een Lid-Staat van de EG of een EVA-Staat op te heffen;

c) 

steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad;

d) 

andere soorten van steunmaatregelen aangewezen door het Gemengd Comité van de EER overeenkomstig deel VII.

Artikel 62

1.  

Op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen worden alle bestaande regelingen inzake over heidssteun en alle plannen om overheidssteun te verlenen of te wijzigen voortdurend onderzocht op hun verenig baarheid met artikel 61. Dit onderzoek wordt uitgevoerd:

a) 

wat de Lid-Staten van de EG betreft, door de Commissie van de EG overeenkomstig de in artikel 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap vastgestelde regels;

b) 

wat de EVA-Staten betreft, door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA overeenkomstig de regels neergelegd in een overeenkomst tussen de EVA-Staten waarbij deze autoriteit, die de in Protocol 26 vastgestelde bevoegdheden en taken heeft, wordt ingesteld.

2.  
Met het oog op een uniform toezichtbeleid op het gebied van overheidssteun op het gehele door deze Overeenkomst bestreken grondgebied werken de Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA samen overeenkomstig het bepaalde in Protocol 27.

Artikel 63

Bijlage XV bevat specifieke bepalingen inzake overheidssteun.

Artikel 64

1.  
Indien een van de toezichthoudende autoriteiten van oordeel is dat de tenuitvoerlegging door de andere toezichthoudende autoriteit van de artikelen 61 en 62 van deze Overeenkomst en van artikel 5 van Protocol 14 niet in overeenstemming is met de handhaving van gelijke mededingingsvoorwaarden op het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied, wordt daarover overeenkomstig de procedure van Protocol 27, punt f), binnen twee weken van gedachten gewisseld.

Indien tegen het einde van deze periode van twee weken geen gemeenschappelijk aanvaarde oplossing is bereikt, kan de bevoegde autoriteit van de benadeelde overeenkomstsluitende partij onverwijld passende tussentijdse maatregelen nemen om aan de ontstane vervalsing van de mededinging een einde te maken.

Vervolgens wordt in het Gemengd Comité van de EER overleg gepleegd, ten einde een voor alle betrokkenen aanvaardbare oplossing uit te werken.

Indien het Gemengd Comité van de EER binnen drie maanden geen oplossing heeft kunnen uitwerken, en indien de desbetreffende feitelijke gedraging de mededinging zodanig vervalst of dreigt te vervalsen dat de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig wordt beïnvloed, kunnen de tussentijdse maatregelen worden vervangen door definitieve maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om de gevolgen van die vervalsing te compenseren. Er wordt voorrang verleend aan maatregelen die de werking van de EER zo weinig mogelijk verstoren.

2.  
De bepalingen van dit artikel zijn eveneens van toepassing op staatsmonopolies die na de datum van ondertekening van de Overeenkomst tot stand komen.



HOOFDSTUK 3

VERDERE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS

Artikel 65

1.  
Bijlage XVI bevat specifieke bepalingen en regelingen betreffende aanbestedingen die, tenzij anders bepaald, op alle vermelde produkten en diensten van toepassing zijn.
2.  
Protocol 28 en bijlage XVII bevatten specifieke bepalingen en regelingen betreffende de intellectuele, industriële en commerciële eigendom die, tenzij anders bepaald, op alle produkten en diensten van toepassing zijn.



DEEL V

HORIZONTALE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE VIER VRIJHEDEN



HOOFDSTUK 1

SOCIAAL BELEID

Artikel 66

De overeenkomstsluitende partijen erkennen de noodzaak, verbetering van de levensstandaard en de arbeidsvoorwaarden van de werknemers te bevorderen.

Artikel 67

1.  
De overeenkomstsluitende partijen beijveren zich om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen ten einde de gezondheid en de veiligheid van de werknemers te beschermen. Om dit doel te bereiken worden geleidelijk minimumeisen ingevoerd met inachtneming van de in elk van de overeenkomstsluitende partijen bestaande omstandigheden en technische voorschriften. Dergelijke minimumeisen beletten niet dat een overeenkomstsluitende partij maatregelen voor een hogere graad van bescherming van de arbeidsvoorwaarden handhaaft en treft welke met deze Overeenkomst verenigbaar zijn.
2.  
Bijlage XVIII bevat de als de in lid 1 genoemde minimumeisen in te voeren bepalingen.

Artikel 68

De overeenkomstsluitende partijen treffen op het gebied van het arbeidsrecht de maatregelen die noodzakelijk zijn om de goede werking van deze Overeenkomst te waarborgen. Deze maatregelen zijn opgenomen in bijlage XVIII.

Artikel 69

1.  
Elke overeenkomstsluitende partij verzekert en handhaaft de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke arbeid.

Onder beloning in de zin van dit artikel dient te worden verstaan het gewone basis- of minimumloon of -salaris, en alle overige voordelen in geld of in natura die de werkgever direct of indirect aan de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking betaalt.

Gelijkheid van beloning zonder onderscheid naar kunne houdt in:

a) 

dat de beloning voor dezelfde arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van een zelfde maatstaf;

b) 

dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor een zelfde functie.

2.  
Bijlage XVIII bevat specifieke bepalingen voor de tenuitvoerlegging van lid 1.

Artikel 70

De overeenkomstsluitende partijen bevorderen het beginsel van gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke werknemers via de tenuitvoerlegging van de in bijlage XVIII opgenomen bepalingen.

Artikel 71

De overeenkomstsluitende partijen beijveren zich de dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau te bevorderen.



HOOFDSTUK 2

BESCHERMING VAN DE CONSUMENT

Artikel 72

Bijlage XIX bevat bepalingen inzake de bescherming van de consument.



HOOFDSTUK 3

HET MILIEU

Artikel 73

1.  

Het optreden van de overeenkomstsluitende partijen op milieu-gebied heeft tot doel:

a) 

de kwaliteit van het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren;

b) 

bij te dragen tot de bescherming van de gezondheid van de mens;

c) 

zorg te dragen voor een behoedzaam en rationeel gebruik van de. natuurlijke hulpbronnen.

2.  
Het optreden van de overeenkomstsluitende partijen op milieu-gebied berust op de beginselen van pre ventief handelen, bestrijding van milieuaantastingen bij voorrang aan de bron en het beginsel dat de vervuiler betaalt. De eisen ter zake van milieubescherming vormen een bestanddeel van de andere takken van beleid van de overeenkomstsluitende partijen.

Artikel 74

Bijlage XX bevat de specifieke bepalingen inzake beschermende maatregelen die overeenkomstig artikel 73 van toepassing zijn.

Artikel 75

De in artikel 74 bedoelde beschermende maatregelen beletten niet dat een overeenkomstsluitende partij maatregelen voor een verdergaande bescherming handhaaft en treft welke met deze Overeenkomst verenigbaar zijn.



HOOFDSTUK 4

STATISTIEKEN

Artikel 76

1.  
De overeenkomstsluitende partijen zorgen voor de produktie en verspreiding van samenhangende en vergelijkbare statistische informatie voor het beschrijven en volgen van alle ter zake doende economische, sociale en milieuaspecten van de Europese Economische Ruimte.
2.  
Hiertoe ontwikkelen en gebruiken de overeenkomstsluitende partijen geharmoniseerde methoden, definities en indelingen alsmede gemeenschappelijke programma’s en procedures; de statistische werkzaamheden worden op de passende administratieve niveaus georganiseerd en de noodzaak van vertrouwelijke behandeling van de statistische informatie wordt naar behoren in acht genomen.
3.  
Bijlage XXI bevat specifieke bepalingen inzake statistieken.
4.  
Protocol 30 bevat specifieke bepalingen inzake de organisatie van de samenwerking op het gebied van de statistieken.



HOOFDSTUK 5

VENNOOTSCHAPSRECHT

Artikel 77

Bijlage XXII bevat specifieke bepalingen inzake het vennootschapsrecht.



DEEL VI

SAMENWERKING BUITEN HET KADER VAN DE VIER VRIJHEDEN

Artikel 78

De overeenkomstsluitende partijen versterken en verbreden de samenwerking in het kader van de werkzaamheden van de Gemeenschap op het gebied van:

— 
onderzoek en technologische ontwikkeling,
— 
informatiediensten,
— 
milieu,
— 
onderwijs, opleiding en jongerenbeleid,
— 
sociaal beleid,
— 
bescherming van de consument,
— 
kleine en middelgrote ondernemingen,
— 
toerisme,
— 
de audiovisuele sector en
— 
burgerbescherming,

voor zover deze onderwerpen niet in andere delen van deze Overeenkomst worden geregeld.

Artikel 79

1.  
De overeenkomstsluitende partijen stellen alles in het werk, met name via de in deel VII vastgestelde procedures, om hun dialoog te versterken ten einde te bepalen op welke terreinen en voor welke werkzaamheden nauwere samenwerking zou kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van hun gemeenschappelijke doelstellingen op de in artikel 78 genoemde gebieden.
2.  
Zij wisselen met name informatie uit en plegen, op verzoek van een overeenkomstsluitende partij, overleg in het Gemengd Comité van de EER over plannen of voorstellen voor de totstandbrenging of wijziging van kaderprogramma’s, specifieke programma’s, acties en projecten op de in artikel 78 genoemde terreinen.
3.  
Deel VII is mutatis mutandis van toepassing op het onderhavige deel, wanneer zulks in laatstgenoemd deel of Protocol 31 speciaal wordt bepaald.

Artikel 80

De in artikel 78 bedoelde samenwerking vindt normaliter in een van de volgende vormen plaats:

— 
deelneming door EVA-Staten aan communautaire kader-programma’s, specifieke programma’s, projecten of andere acties;
— 
totstandbrenging van gezamenlijke activiteiten op specifieke terreinen, inclusief overleg over of coördinatie van activiteiten, het samenvoegen van bestaande activiteiten en de totstandbrenging van gezamenlijke ad hoc-activiteiten;
— 
formele en informele uitwisseling of verstrekking van informatie;
— 
gemeenschappelijke inspanningen om bepaalde activiteiten op het gehele grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen aan te moedigen;
— 
parallelle wetgeving, in voorkomend geval, met een identieke of gelijksoortige inhoud;
— 
coördinatie van inspanningen en activiteiten, wanneer zulks van wederzijds belang is, via of in het kader van internationale organisaties en van samenwerking met derde landen.

Artikel 81

Wanneer de samenwerking de vorm aanneemt van deelneming door EVA-Staten in een communautair kaderprogramma, specifiek programma, project of andere actie, zijn de volgende beginselen van toepassing:

a) 

De EVA-Staten moeten toegang hebben tot alle delen van een programma.

b) 

In de status van de EVA-Staten in de commissies die de Commissie bijstaan bij het beheer of de ontwikkeling van een communautaire activiteit waaraan EVA-Staten op grond van hun deelneming financieel kunnen bijdragen, moet deze bijdrage ten volle tot uiting komen.

c) 

Besluiten van de Gemeenschap die geen verband houden met de algemene begroting van de Gemeenschap, en al dan niet rechtstreeks betrekking hebben op een kaderprogramma, een specifiek programma, een project of andere actie waaraan EVA-Staten via een in het kader van deze Overeenkomst genomen besluit deelnemen, zijn onderworpen aan het bepaalde in artikel 79, lid 3. De voorwaarden voor de voortgezette deelneming aan bedoelde activiteit kunnen door het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd overeenkomstig artikel 86.

d) 

Op projectniveau hebben instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EVA-Staten dezelfde rechten en verplichtingen in het communautaire programma of een andere actie als die welke gelden voor de instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de Lid-Staten van de EG waarmee het partnerschap wordt aangegaan. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor deelnemers aan uitwisselingen tussen EVA-Staten en Lid-Staten van de EG in het kader van bedoelde activiteit.

e) 

De EVA-Staten, hun instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen hebben dezelfde rechten en verplichtingen ten aanzien van de verspreiding, evaluatie en exploitatie van resultaten als die welke gelden voor de Lid-Staten van de EG, hun instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen.

f) 

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe om, in overeenstemming met hun onderscheiden voorschriften en regelingen, het verkeer van deelnemers aan het programma of een andere actie in de mate waarin zulks noodzakelijk is te vergemakkelijken.

Artikel 82

1.  

Wanneer de samenwerking in het kader van dit deel een financiële deelneming van de EVA-Staten omvat, vindt die deelneming in een van de volgende vormen plaats:

a) 

De bijdrage van de EVA-Staten als gevolg van hun deelneming aan communautaire activiteiten wordt berekend naar rato van:

— 
de vastleggingskredieten en
— 
de betalingskredieten

die elk jaar voor de Gemeenschap op de algemene communautaire begroting worden opgevoerd op elke begrotingslijn overeenstemmende met de betrokken activiteiten.

De „evenredigheidsfactor” aan de hand waarvan de deelneming van de EVA-Staten wordt bepaald, is de som van de verhoudingsgetallen tussen het bruto binnenlands produkt tegen marktprijzen van elk van de EVA-Staten enerzijds en de som van de bruto binnenlandse produkten tegen marktprijzen van de Lid-Staten van de EG en die EVA-Staat anderzijds. Deze factor wordt voor elk begrotingsjaar aan de hand van de meest recente statistische gegevens berekend.

Het bedrag van de bijdrage van de EVA-Staten is zowel wat de vastleggingskredieten als wat de betalingskredieten betreft een aanvulling op de voor de Gemeenschap opgevoerde bedragen op de algemene begroting op elke begrotingslijn overeenstemmende met de betrokken activiteiten.

De elk jaar door de EVA-Staten te betalen bijdragen worden op basis van de betalingskredieten vastgesteld.

Verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan vóór de inwerkingtreding op basis van deze Overeenkomst van de deelneming van de EVA-Staten aan de betrokken activiteiten — en de daaruit voortvloeiende betalingen —, geven geen aanleiding tot een bijdrage van de EVA-Staten.

b) 

De financiële bijdrage van de EVA-Staten als gevolg van hun deelneming aan bepaalde projecten of andere activiteiten wordt gebaseerd op het beginsel dat elke overeenkomstsluitende partij haar eigen kosten dekt en een door het Gemengd Comité van de EER vast te stellen passende bijdrage levert aan de algemene kosten van de Gemeenschap.

c) 

Het Gemengd Comité van de EER neemt de nodige besluiten betreffende de bijdrage van de overeenkomstsluitende partijen in de kosten van de activiteit.

2.  
Protocol 32 bevat de nadere bepalingen voor de tenuitvoerlegging van dit artikel.

Artikel 83

Wanneer de samenwerking de vorm van een uitwisseling van informatie tussen overheidsinstanties aanneemt, hebben de EVA-Staten dezelfde rechten om informatie te ontvangen en verplichtingen om informatie te verstrekken als de Lid-Staten van de EG, op voorwaarde dat wordt voldaan aan de eisen van vertrouwelijkheid die door het Gemengd Comité van de EER worden vastgesteld.

Artikel 84

Protocol 31 bevat bepalingen inzake samenwerking op bepaalde specifieke terreinen.

Artikel 85

Tenzij anders bepaald in Protocol 31 gelden voor op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst reeds tussen de Gemeenschap en afzonderlijke EVA-Staten bestaande samenwerking op de in artikel 78 vermelde gebieden na die datum de desbetreffende bepalingen van het onderhavige deel en van Protocol 31.

Artikel 86

Het Gemengd Comité van de EER geeft overeenkomstig deel VII alle beschikkingen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 78 tot en met 85 en de daaruit voortvloeiende maatregelen, zoals bij voorbeeld het aanvullen en wijzigen van de bepalingen van Protocol 31 alsmede het invoeren van de overgangsregelingen die voor de tenuitvoerlegging van artikel 85 nodig zijn.

Artikel 87

De overeenkomstsluitende partijen doen het nodige om de samenwerking in het kader van de activiteiten van de Gemeenschap op niet in artikel 78 vermelde terreinen te ontwikkelen, te versterken of te verbreden, wanneer een dergelijke samenwerking wordt geacht een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van deze Overeenkomst of anderszins door de overeenkomstsluitende partijen van wederzijds belang wordt geoordeeld. Dit kan ertoe leiden dat aan de in artikel 78 vermelde terreinen nieuwe terreinen worden toegevoegd.

Artikel 88

Onverminderd het bepaalde in andere delen van deze Overeenkomst beletten de bepalingen van dit deel overeenkomstsluitende partijen niet om zelfstandig maatregelen uit te werken, aan te nemen en ten uitvoer te leggen.



DEEL VII

BEPALINGEN INZAKE DE INSTELLINGEN



HOOFDSTUK 1

DE STRUCTUR VAN DE ASSOCIATIE



Afdeling 1

De EER-Raad

Artikel 89

1.  
Er wordt een EER-Raad ingesteld die met name verantwoordelijk is voor het geven van de politieke impulsen bij de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst en het vaststellen van de algemene richtsnoeren voor het Gemengd Comité van de EER.

Daartoe beoordeelt de EER-Raad de algemene werking en de ontwikkeling van de Overeenkomst en neemt hij de politieke besluiten die leiden tot wijziging van de Overeenkomst.

2.  
De overeenkomstsluitende partijen — wat de Gemeenschap en de Lid-Staten van de EG betreft elk op hun onderscheiden bevoegdheidsterreinen — kunnen iedere aangelegenheid die aanleiding geeft tot moeilijkheden, na bespreking ervan in het Gemengd Comité van de EER, of in uitzonderlijk urgente gevallen direct, in de EER-Raad aan de orde stellen.
3.  
De EER-Raad stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 90

1.  
De EER-Raad bestaat uit de leden van de Raad van de Europese Gemeenschappen en leden van de Commissie van de EG en één lid van de regering van elk van de EVA-Staten.

De leden van de EER-Raad kunnen worden vertegenwoordigd overeenkomstig de in zijn reglement van orde vast te stellen voorwaarden.

2.  
De EER-Raad geeft beschikkingen op basis van overeenstemming tussen de Gemeenschap enerzijds en de EVA-Staten anderzijds.

Artikel 91

1.  
Het voorzitterschap van de EER-Raad wordt afwisselend voor een periode van zes maanden uitgeoefend door een lid van de Raad van de Europese Gemeenschappen en een lid van de regering van een EVA-Staat.
2.  
De EER-Raad wordt twee maal per jaar door zijn voorzitter bijeengeroepen. De EER-Raad komt overeenkomstig zijn reglement van orde eveneens bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen.



Afdeling 2

Het Gemengd Comité van de EER

Artikel 92

1.  
Er wordt een Gemengd Comité van de EER ingesteld, dat de daadwerkelijke tenuitvoerlegging en werking van de Overeenkomst verzekert. Daartoe wisselt het denkbeelden en informatie uit en neemt het in de gevallen waarin deze Overeenkomst voorziet besluiten.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen — wat de Gemeenschap en de Lid-Staten van de EG betreft elk op hun onderscheiden bevoegdheidsterreinen — plegen in het Gemengd Comité van de EER overleg over ieder door een van hen aan de orde gesteld punt dat van belang is voor de Overeenkomst en dat aanleiding geeft tot moeilijkheden.
3.  
Het Gemengd Comité van de EER stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 93

1.  
Het Gemengd Comité van de EER bestaat uit vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende partijen.
2.  
Het Gemengd Comité van de EER geeft beschikkingen op basis van overeenstemming tussen de Gemeenschap enerzijds en de met één stem sprekende EVA-Staten anderzijds.

Artikel 94

1.  
Het voorzitterschap van het Gemengd Comité van de EER wordt afwisselend voor een periode van zes maanden uitgeoefend door de vertegenwoordiger van de Gemeenschap, in casu de Commissie, en de vertegenwoordiger van een van de EVA-Staten.
2.  
Om zijn taken te vervullen komt het Gemengd Comité van de EER in beginsel ten minste eenmaal per maand bijeen. Het komt overeenkomstig zijn reglement van orde eveneens bijeen op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen.
3.  
Het Gemengd Comité van de EER kan besluiten om subcomités of werkgroepen op te richten om het te helpen zijn taken uit te voeren. Het Gemengd Comité van de EER stelt in zijn reglement van orde de samenstelling en wijze van functioneren van deze sub-comités en werkgroepen vast. Hun taken worden per geval door het Comité vastgesteld.
4.  
Het Gemengd Comité van de EER brengt jaarlijks verslag uit over de werking en de ontwikkeling van de Overeenkomst.



Afdeling 3

Parlementaire samenwerking

Artikel 95

1.  
Er wordt een Gemengd Parlementair Comité van de EER ingesteld dat bestaat uit gelijke aantallen leden van het Europese Parlement enerzijds en de parlementen van de EVA-Staten anderzijds. Het totale aantal leden van het Comité is neergelegd in de statuten in Protocol 36.
2.  
Het Gemengd Parlementair Comité van de EER komt afwisselend bijeen in de Gemeenschap en in een EVA-Staat, overeenkomstig de in het statuut in Protocol 36 vastgestelde bepalingen.
3.  
Het Gemengd Parlementair Comité van de EER draagt door middel van dialoog en beraadslagingen bij tot een beter begrip tussen de Gemeenschap en de EVA-Staten op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen.
4.  
Het Gemengd Parlementair Comité van de EER kan zijn standpunten in de vorm van verslagen of resoluties kenbaar maken. Het bestudeert met name het jaarlijks verslag van het Gemengd Comité van de EER dat overeenkomstig artikel 94, lid 4, over de werking en de ontwikkeling van de Overeenkomst wordt opgesteld.
5.  
De voorzitter van de EER-Raad kan voor het Gemengd Parlementair Comité van de EER verschijnen om te worden gehoord.
6.  
Het Gemengd Parlementair Comité van de EER stelt zijn reglement van orde vast.



Afdeling 4

Samenwerking tussen de economische en sociale partners

Artikel 96

1.  
De leden van het Economisch en Sociaal Comité en andere organen die de sociale partners in de Gemeenschap vertegenwoordigen en de overeenkomstige organen in de EVA-Staten beijveren zich om hun onderlinge contacten te versterken en georganiseerd en regelmatig samen te werken ten einde de bewustwording van de economische en sociale aspecten van de groeiende verstrengeling van de economieën en de belangen van de overeenkomstsluitende partijen in het kader van de EER te verhogen.
2.  
Daartoe wordt hierbij een Raadgevend Comité van de EER opgericht, dat bestaat uit gelijke aantallen leden van het Economisch en Sociaal Comité van de Gemeenschap enerzijds en het Raadgevend Comité van de EVA anderzijds. Het Raadgevend Comité van de EER kan zijn standpunten kenbaar maken in de vorm van verslagen of resoluties.
3.  
Het Raadgevend Comité van de EER stelt zijn reglement van orde vast.



HOOFDSTUK 2

DE BESLUITVORMINGSPROCEDURE

Artikel 97

Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan het recht van elke overeenkomstsluitende partij om, onverminderd het beginsel van non-discriminatie en na de overige overeenkomstsluitende partijen te hebben ingelicht, haar interne wetgeving op de door de Overeenkomst bestreken gebieden te wijzigen:

— 
indien het Gemengd Comité van de EER oordeelt dat de gewijzigde wetgeving geen afbreuk doet aan de goede werking van de Overeenkomst of
— 
indien de in artikel 98 bedoelde procedures zijn afgerond.

Artikel 98

De bijlagen bij deze Overeenkomst en de Protocollen 1 tot en met 7, 9, 10, 11, 19 tot en met 27, 30, 31, 32, 37, 39, 41 en 47, kunnen bij besluit van het Gemengd Comité van de EER overeenkomstig de artikelen 93, lid 2, 99, 100, 102 en 103 worden gewijzigd.

Artikel 99

1.  
Zodra er door de Commissie van de EG nieuwe wetgeving wordt voorbereid op een terrein waarop deze Overeenkomst van toepassing is, wint de Commissie van de EG informeel advies in bij deskundigen uit de EVA-Staten op dezelfde wijze als zij voor de uitwerking van haar voorstellen advies inwint bij deskundigen uit de Lid-Staten van de Gemeenschap.
2.  
Wanneer de Commissie van de EG haar voorstel aan de Raad van de Europese Gemeenschappen toe zendt, doet zij afschriften daarvan toekomen aan de EVA-Staten.

Op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen vindt er in het Gemengd Comité van de EER een inleidende gedachtenwisseling plaats.

3.  
In de fase voorafgaand aan het besluit van de Raad van de Europese Gemeenschappen plegen de overeenkomstsluitende partijen, in een voortdurend informatie- en raadplegingsproces, op belangrijke momenten op verzoek van een hunner opnieuw overleg met elkaar in het Gemengd Comité van de EER.
4.  
De overeenkomstsluitende partijen werken in de informatie- en overlegfase te goeder trouw samen met het uiteindelijke oogmerk de besluitvorming in het Gemengd Comité van de EER te vergemakkelijken.

Artikel 100

De Commissie van de EG zorgt, naar gelang de betrokken terreinen, voor een zo ruim mogelijke deelneming van deskundigen van de EVA-Staten in de voorbereidende fase van ontwerp-maatregelen die vervolgens worden voorgelegd aan de commissies die de Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden. Bij de uitwerking van ontwerp-maatregelen worden deskundigen van de EVA-Staten dan ook in dezelfde mate door de Commissie ingeschakeld als deskundigen van de Lid-Staten van de EG.

In de gevallen waarin voornoemde maatregelen overeenkomstig de procedure die past bij het soort ingeschakelde commissie, aan de Raad worden voorgelegd, deelt de Commissie van de EG de standpunten van de deskundigen van de EVA-Staten aan de Raad van de Europese Gemeenschappen mee.

Artikel 101

1.  
Wat de commissies betreft die noch onder artikel 81 noch onder artikel 100 vallen, worden deskundigen uit de EVA-Staten ingeschakeld bij de werkzaamheden wanneer de goede werking van deze Overeenkomst zulks vereist.

Bedoelde commissies zijn vermeld in Protocol 37. De wijze van uitvoering van deze samenwerking wordt uiteengezet in de desbetreffende sectoriële protocollen en bijlagen waarin de betrokken onderwerpen worden behandeld.

2.  
Indien de overeenkomstsluitende partijen tot de conclusie komen dat een dergelijke samenwerking tot andere commissies met soortgelijke kenmerken moet worden uitgebreid, kan het Gemengd Comité van de EER Protocol 37 wijzigen.

Artikel 102

1.  
Ten einde de rechtszekerheid en de homogeniteit van de EER te waarborgen, laat het Gemengd Comité van de EER zo min mogelijk tijd verstrijken tussen zijn besluit betreffende een wijziging van een bijlage bij deze Overeenkomst en de aanneming door de Gemeenschap van de overeenkomstige nieuwe communautaire wetgeving met het oog op gelijktijdige toepassing van de communautaire wetgeving en de wijzigingen van de bijlagen bij de Overeenkomst. Met het oog hierop stelt de Gemeenschap, wanneer zij wetgeving aanneemt betreffende een onderwerp dat door deze Overeenkomst wordt geregeld, de overige overeenkomstsluitende partijen in het Gemengd Comité van de EER hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.
2.  
In het Gemengd Comité van de EER wordt vastgesteld op welk deel van een bijlage bij de Overeenkomst de nieuwe wetgeving rechtstreeks betrekking heeft.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen doen al het mogelijke om overeenstemming te bereiken over aangelegenheden die deze Overeenkomst betreffen.

Het Gemengd Comité van de EER doet met name het nodige om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden indien er een ernstig probleem rijst op een gebied dat in de EVA-Staten onder de bevoegdheid van de wetgever valt.

4.  
Indien er ondanks de toepassing van het voorgaande lid geen overeenstemming kan worden bereikt over een wijziging van een bijlage bij deze Overeenkomst, beziet het Gemengd Comité van de EER alle verdere mogelijkheden tot bescherming van de goede werking van deze Overeenkomst en neemt het de daartoe noodzakelijke besluiten, inclusief de mogelijkheid van erkenning van de gelijkwaardigheid van wetgeving. Een dergelijk besluit wordt uiterlijk genomen zes maanden na de datum van voorlegging aan het Gemengd Comité van de EER of op het moment van inwerkingtreding van de overeenkomstige communautaire regelgeving, wanneer dat tijdstip later valt.
5.  
Indien het Gemengd Comité van de EER aan het einde van de in lid 4 genoemde termijn geen besluit heeft genomen over een wijziging van een bijlage bij deze Overeenkomst, wordt het betrokken deel daarvan, zoals dit overeenkomstig lid 2 werd vastgesteld, als voorlopig geschorst beschouwd, behoudens een andersluidend besluit van het Gemengd Comité van de EER. Een dergelijke schorsing wordt zes maanden na het einde van de in lid 4 bedoelde periode van kracht, maar in geen geval vóór de datum waarop het overeenkomstige EG-besluit in de Gemeenschap ten uitvoer wordt gelegd. Het Gemengd Comité van de EER blijft zoeken naar overeenstemming over een wederzijds aanvaardbare oplossing zodat de schorsing zo spoedig mogelijk kan worden beëindigd.
6.  
De praktische gevolgen van de in lid 5 bedoelde schorsing worden in het Gemengd Comité van de EER besproken. De rechten en verplichtingen van personen en ondernemingen krachtens deze Overeenkomst, blijven onverlet. De overeenkomstsluitende partijen besluiten welke aanpassingen in verband met de schorsing noodzakelijk zijn.

Artikel 103

1.  
Indien een besluit van het Gemengd Comité van de EER voor een overeenkomstsluitende partij slechts verbindend is nadat aan grondwettelijke eisen is voldaan, treedt dat besluit, indien het een datum bevat, op die datum in werking, mits de betrokken overeenkomstsluitende partij de andere overeenkomstsluitende partijen vóór die datum ervan in kennis heeft gesteld dat aan de grondwettelijke eisen is voldaan.

Bij ontbreken van een dergelijke kennisgeving vóór die datum treedt het besluit in werking op de eerste dag van de tweede maand na de laatste kennisgeving.

2.  
Indien een dergelijke kennisgeving bij het verstrijken van een termijn van zes maanden na het besluit van het Gemengd Comité van de EER niet heeft plaatsgevonden, wordt het besluit van het Gemengd Comité van de EER voorlopig ten uitvoer gelegd totdat is voldaan aan de grondwettelijke eisen, tenzij een overeenkomstsluitende partij te kennen geeft dat voorlopige toepassing niet plaats kan vinden. In laatstgenoemd geval of indien een overeenkomstsluitende partij kennis geeft van de niet-bekrachtiging van een besluit van het Gemengd Comité van de EER, wordt de in artikel 102, lid 5, bedoelde schorsing één maand na een dergelijke kennisgeving van kracht, maar in geen geval vóór het tijdstip waarop het overeenkomstige EG-besluit in de Gemeenschap ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 104

Door het Gemengd Comité van de EER genomen besluiten in de gevallen waarin deze Overeenkomst voorziet, zijn, tenzij daarin anders wordt bepaald, vanaf hun inwerkingtreding verbindend voor de overeenkomstsluitende partijen, die de nodige maatregelen nemen om hun tenuitvoerlegging en toepassing te verzekeren.



HOOFDSTUK 3

HOMOGENITEIT, TOEZICHTPROCEDURE EN BESLECHTING VAN GESCHILLEN



Afdeling 1

Homogeniteit

Artikel 105

1.  
Met het oog op de verwezenlijking van het streven van de overeenkomstsluitende partijen om te komen tot een zo uniform mogelijke uitlegging van de bepalingen van de Overeenkomst en van die bepalingen van de communautaire wetgeving die in essentie in de Overeenkomst zijn overgenomen, handelt het Gemengd Comité van de EER overeenkomstig dit artikel.
2.  
Het Gemengd Comité van de EER volgt nauwgezet de ontwikkeling van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en het in artikel 180, lid 2, bedoelde EVA-Hof. Daartoe worden de arresten van beide hoven ter kennis gebracht van het Gemengd Comité van de EER, dat het nodige doet om de homogene uitlegging van de overeenkomst te handhaven.
3.  
Is het Gemengd Comité van de EER, binnen twee maanden nadat het in kennis is gesteld van een verschil in jurisprudentie van beide hoven, er niet in geslaagd de homogene uitlegging van de Overeenkomst te handhaven, dan kunnen de procedures van artikel 111 worden toegepast.

Artikel 106

Ten einde te komen tot een zo uniform mogelijke uitlegging van deze Overeenkomst, met volledige eerbiediging van de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties, stelt het Gemengd Comité van de EER een systeem in voor de uitwisseling van informatie betreffende de beslissingen van het EVA-Hof, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen en de rechterlijke instanties van de EVA-Staten die in laatste aanleg uitspraak doen. Dit systeem omvat:

a) 

toezending aan de griffier van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van uitspraken van deze rechterlijke instanties over de uitlegging en toepassing van enerzijds deze Overeenkomst en anderzijds het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal zoals die werden gewijzigd of aangevuld, alsmede van de ter uitvoering daarvan aangenomen besluiten voor zover die betrekking hebben op bepalingen die in essentie gelijk zijn aan die van deze Overeenkomst;

b) 

de classificatie van die uitspraken door de griffier van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, met inbegrip van, voor zover nodig, het maken en publiceren van vertalingen en samenvattingen;

c) 

toezending, door de griffier van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de documentatie aan de door elke overeenkomstsluitende partij aan te wijzen bevoegde nationale instanties.

Artikel 107

Protocol 34 bepaalt hoe een EVA-Staat een rechterlijke instantie kan toestaan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te verzoeken een uitspraak te doen over de uitlegging van een EER-regel.



Afdeling 2

Toezichtprocedure

Artikel 108

1.  
De EVA-Staten stellen een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit in (de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA) alsmede soortgelijke procedures als die welke in de Gemeenschap bestaan, met inbegrip van procedures voor de naleving van de verplichtingen krachtens deze Overeenkomst en voor de toetsing van de wettigheid van handelingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op het gebied van de mededinging.
2.  
De EVA-Staten richten een hof van justitie op (het EVA-Hof).

In overeenstemming met een afzonderlijke overeenkomst tussen de EVA-Staten in verband met de toepassing van deze Overeenkomst, is het EVA-Hof in het bijzonder bevoegd ter zake van:

a) 

vorderingen inzake de toezichtprocedure betreffende de EVA-Staten;

b) 

beroepen betreffende beschikkingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op het gebied van de mededinging;

c) 

de beslechting van geschillen tussen twee of meer EVA-Staten.

Artikel 109

1.  
Op de naleving van de verplichtingen krachtens deze Overeenkomst wordt toegezien door enerzijds de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en anderzijds de Commissie van de EG, die handelt in overeenstemming met het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, ►M135  ————— ◄ en deze Overeenkomst.
2.  
Ten einde een uniform toezicht in de gehele EER te verzekeren, wordt door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG samengewerkt, informatie uitgewisseld en overleg gepleegd over kwesties betreffende het toezichtbeleid en over afzonderlijke gevallen.
3.  
Klachten betreffende de toepassing van deze Overeenkomst worden gericht tot de Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, die elkaar in kennis stellen van de ontvangen klachten.
4.  
Elk van beide organen onderzoekt alle klachten ter zake waarvan het bevoegd is en geeft de klachten ter zake waarvan het andere orgaan bevoegd is aan dat orgaan door.
5.  
Bij onenigheid tussen deze twee organen over de maatregelen die in verband met een klacht of met het resultaat van het onderzoek moeten worden genomen, kan elk van deze organen de zaak voorleggen aan het Gemengd Comité van de EER, dat overeenkomstig artikel 111 optreedt.

Artikel 110

De krachtens deze Overeenkomst door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG genomen beschikkingen welke voor natuurlijke of rechtspersonen met uitzondering van de staten een geldelijke verplichting inhouden, vormen executoriale titel. Hetzelfde geldt voor krachtens deze Overeenkomst gedane soortgelijke uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen en het EVA-Hof.

De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de regels van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de toezichtprocedure, op de toezichtprocedure aangebracht door de autoriteit die door elke overeenkomstsluitende partij daartoe wordt aangewezen en wordt bekendgemaakt aan de andere overeenkomstsluitende partijen, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, de Commissie van de EG, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen en het EVA-Hof.

Nadat deze formaliteiten op verzoek van de belanghebbende zijn vervuld, kan deze overgaan tot de tenuitvoerlegging in overeenstemming met de wetgeving van de staat op het grondgebied waarvan de tenuitvoerlegging moet plaatsvinden, door zich rechtstreeks tot de bevoegde instantie te wenden.

De tenuitvoerlegging kan alleen worden geschorst krachtens een beschikking van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, voor zover het gaat om beschikkingen van de Commissie van de EG, het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen of het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, of krachtens een beschikking van het EVA-Hof voor zover het gaat om beschikkingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA of het EVA-Hof. Het toezicht op de regelmatigheid van de wijze van tenuitvoerlegging behoort evenwel tot de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties.



Afdeling 3

Beslechting van geschillen

Artikel 111

1.  
Geschillen betreffende de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst kunnen door de Gemeenschap of een EVA-Staat overeenkomstig de volgende bepalingen aan het Gemengd Comité van de EER worden voorgelegd.
2.  
Het Gemengd Comité van de EER kan het geschil beslechten. Het comité ontvangt alle informatie die nuttig kan zijn voor een diepgaand Onderzoek van de situatie met het oog op het uitwerken van een aanvaardbare oplossing. Daartoe onderzoekt het Gemengd Comité alle mogelijkheden om de goede werking van de Overeenkomst in stand te houden.
3.  
Indien een geschil betrekking heeft op de uitlegging van bepalingen van deze Overeenkomst die in essentie gelijk zijn aan overeenkomstige regels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal of ter uitvoering van die Verdragen aangenomen besluiten, en indien het geschil niet beslecht is binnen drie maanden nadat het aan het Gemengd Comité van de EER is voorgelegd, kunnen de overeenkomstsluitende partijen die bij het geschil zijn betrokken, overeenkomen het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te verzoeken zich over de uitlegging van de desbetreffende regels uit te spreken.

Indien het Gemengd Comité van de EER in een dergelijk geschil geen oplossing bereikt binnen zes maanden vanaf het tijdstip waarop de procedure is ingeleid of indien de overeenkomstsluitende partijen die bij het geschil zijn betrokken tegen die tijd niet hebben besloten het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen om een beslissing te verzoeken, kan een overeenkomstsluitende partij, ten einde eventuele onevenwichtige situaties te corrigeren,

— 
hetzij overeenkomstig artikel 112, lid 2, en volgens de procedure van artikel 113 het initiatief tot een vrijwaringsmaatregel nemen;
— 
hetzij artikel 102 mutatis mutandis toepassen.
4.  
Indien een geschil betrekking heeft op het toepassingsgebied of de duur van vrijwaringsmaatregelen die overeenkomstig artikel 111, lid 3, of artikel 112 zijn ge nomen, dan wel op de evenredigheid van de overeenkomstig artikel 114 genomen maatregelen om het even wicht te herstellen, en indien het Gemengd Comité van de EER er niet in slaagt het geschil op te lossen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de zaak aan het comité is voorgelegd, kan elke overeenkomstsluitende partij het geschil overeenkomstig de procedures van Protocol 33 aan arbitrage onderwerpen. Vraagstukken inzake de uitlegging van de in lid 3 bedoelde bepalingen van deze Overeenkomst mogen in die procedures niet worden behandeld. De arbitrageuitspraak is bindend voor de partijen bij het geschil.



HOOFDSTUK 4

VRIJWARINGSMAATREGELEN

Artikel 112

1.  
Indien er mogelijk aanhoudende ernstige economische, maatschappelijke of met het milieu verband houdende moeilijkheden van sectoriële of regionale aard rijzen, mag een overeenkomstsluitende partij overeenkomstig de in artikel 113 vastgestelde voorwaarden en procedures unilateraal passende maatregelen treffen.
2.  
Dergelijke vrijwaringsmaatregelen zijn naar draagwijdte en duur beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de situatie te verhelpen. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van deze Overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren.
3.  
De vrijwaringsmaatregelen zijn ten aanzien van alle overeenkomstsluitende partijen van toepassing.

Artikel 113

1.  
Een overeenkomstsluitende partij die overweegt vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 112 te treffen, stelt de overige overeenkomstsluitende partijen hiervan onverwijld via het Gemengd Comité van de EER in kennis en verstrekt alle relevante inlichtingen.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen plegen onmiddellijk overleg in het Gemengd Comité van de EER om een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden.
3.  
De betrokken overeenkomstsluitende partij mag geen vrijwaringsmaatregelen nemen binnen een maand na de datum van kennisgeving overeenkomstig lid 1, tenzij de overlegprocedure overeenkomstig lid 2 vóór het verstrijken van de gestelde termijn is beëindigd. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden die onmiddellijke maatregelen vereisen voorafgaand onderzoek uitsluiten, mag de betrokken overeenkomstsluitende partij onmiddellijk de vrijwaringsmaatregelen toepassen die strikt noodzakelijk zijn om de situatie te verhelpen.

Voor de Gemeenschap neemt de EG-Commissie het initiatief tot de vrijwaringsmaatregelen.

4.  
De betrokken overeenkomstsluitende partij stelt het Gemengd Comité van de EER onverwijld in kennis van de getroffen maatregelen en verstrekt alle relevante inlichtingen.
5.  
Vanaf de datum van invoering wordt over de vrijwaringsmaatregelen om de drie maanden overleg gepleegd in het Gemengd Comité van de EER, met het oog op de intrekking ervan vóór de gestelde vervaldatum of de beperking van het toepassingsgebied.

Elke overeenkomstsluitende partij kan het Gemengd Comité van de EER te allen tijde om herziening van de maatregelen verzoeken.

Artikel 114

1.  
Indien een vrijwaringsmaatregel van een overeenkomstsluitende partij het evenwicht tussen de uit deze Overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen verstoort, kan elke andere overeenkomstsluitende partij ten aanzien van die partij de strikt noodzakelijke evenredige maatregelen nemen om het evenwicht te herstellen. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van de EER zo weinig mogelijk verstoren.
2.  
De procedure van artikel 113 is van toepassing.



DEEL VIII

FINANCIEEL MECHANISME

Artikel 115

De overeenkomstsluitende partijen zijn het erover eens dat met het oog op de bevordering van een gestadige en evenwichtige versterking van hun handel en hun economische betrekkingen, zoals bepaald in artikel 1, de economische en sociale verschillen tussen hun regio’s moeten worden teruggedrongen. Zij wijzen in dit verband op de elders in deze Overeenkomst en de daarbij behorende protocollen vastgestelde desbetreffende bepalingen, inclusief sommige betreffende landbouw en visserij.

Artikel 116

De EVA-Staten stellen een financieel mechanisme in om in het kader van de EER en in aanvulling op de stappen die de Gemeenschap in dezen reeds heeft gezet bij te dragen tot de in artikel 115 vastgestelde doelstellingen.

Artikel 117

▼M301

Protocol 38, Protocol 38 bis, het addendum bij Protocol 38 bis, Protocol 38 ter, het addendum bij Protocol 38 ter en Protocol 38 quater bevatten bepalingen betreffende het financieel mechanisme.

▼B



DEEL IX

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 118

1.  
Wanneer een overeenkomstsluitende partij meent dat het in het belang van alle overeenkomstsluitende partijen nuttig zou zijn de bij deze Overeenkomst tot standgebrachte betrekkingen verder te ontwikkelen door ze uit te breiden tot niet door de Overeenkomst bestreken gebieden, legt zij daartoe in de EER-Raad een met redenen omkleed verzoek voor aan de overige overeenkomst sluitende partijen. De EER-Raad kan het Gemengd Comité van de EER opdracht geven alle aspecten van dit verzoek te onderzoeken en een verslag te publiceren.

De EER-Raad kan in voorkomend geval de politieke besluiten nemen met het oog op het openen van onderhandelingen tussen de overeenkomstsluitende partijen.

2.  
De uit de in lid 1 bedoelde onderhandelingen voortvloeiende overeenkomsten moeten door de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig hun eigen procedures worden bekrachtigd of goedgekeurd.

Artikel 119

De bijlagen en de daarin vermelde besluiten, zoals aangepast voor de toepassing van deze Overeenkomst, en de protocollen vormen een integrerend bestanddeel van deze Overeenkomst.

Artikel 120

Tenzij anders wordt bepaald in deze Overeenkomst en met name in de ►M1  Protocollen 41 en 43 ◄ , hebben de bepalingen van de onderhavige Overeenkomst voorrang boven de bepalingen in bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Europese Economische Gemeenschap enerzijds en één of meerdere EVA-Staten anderzijds, voor zover de onderhavige Overeenkomst dezelfde onderwerpen regelt.

Artikel 121

De bepalingen van deze Overeenkomst vormen geen beletsel voor samenwerking:

a) 

in het kader van de Noorse samenwerking, voor zover die samenwerking de goede werking van deze Overeenkomst niet schaadt;

b) 

in het kader van de regionale unie tussen Zwitserland en Liechtenstein, voor zover de doelstellingen van die unie niet door de uitvoering van deze Overeenkomst worden bereikt en de goede werking van de Overeenkomst niet wordt geschaad;

▼M135 —————

▼B

Artikel 122

De vertegenwoordigers, afgevaardigden en deskundigen van de overeenkomstsluitende partijen alsmede de ambtenaren en andere personeelsleden die bij deze Overeenkomst zijn betrokken, mogen, ook nadat zij hun taken hebben beëindigd, geen ruchtbaarheid geven aan inlichtingen, die krachtens hun aard zijn onderworpen aan het beroepsgeheim en met name aan inlichtingen betreffende ondernemingen, hun handelsbetrekkingen of de elementen van hun kostprijs.

Artikel 123

Niets in deze Overeenkomst verhindert een overeenkomstsluitende partij maatregelen te treffen:

a) 

die zij noodzakelijk acht ter voorkoming van de verbreiding van inlichtingen die strijdig zijn met de wezenlijke belangen van haar veiligheid;

b) 

die betrekking hebben op de produktie van of de handel in wapens, munitie en oorlogsmateriaal of andere produkten die onontbeerlijk zijn voor defensiedoeleinden of onderzoek, ontwikkeling of produktie onontbeerlijk voor defensiedoeleinden, mits dergelijke maatregelen geen afbreuk doen aan de mededingingsverhoudingen voor produkten die niet bestemd zijn voor specifiek militaire doeleinden;

c) 

die zij noodzakelijk acht voor haar eigen veiligheid in geval van ernstige binnenlandse onlusten waardoor de openbare orde wordt verstoord, in geval van oorlog of van een ernstige internationale spanning welke oorlogsgevaar inhoudt, of om te voldoen aan de verplichtingen die zij met het oog op het behoud van de vrede en van de internationale veiligheid heeft aangegaan.

Artikel 124

De overeenkomstsluitende partijen verlenen nationale behandeling wat betreft financiële deelneming door de onderdanen van de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten in het kapitaal van rechtspersonen in de zin van artikel 34, onverminderd de toepassing van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 125

Deze Overeenkomst laat de regeling van het eigendomsrecht van de overeenkomstsluitende partijen onverlet.

Artikel 126

1.  
De Overeenkomst is van toepassing op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ►M135  ————— ◄ van toepassing is en onder de in ►M135  dat Verdrag ◄ neergelegde voorwaarden en op de grondgebieden van ►M135   ►M187  ————— ◄ IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen ◄ .
2.  

In afwijking van lid 1 is deze Overeenkomst niet van toepassing op de Ålandeilanden. De regering van Finland kan evenwel door een verklaring die bij de bekrachtiging van deze Overeenkomst wordt neergelegd bij de depositaris, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de overeenkomstsluitende partijen, ervan kennis geven dat de Overeenkomst op die eilanden van toepassing is onder dezelfde voorwaarden als waaronder zij voor andere delen van Finland geldt, behoudens de volgende bepalingen:

a) 

De bepalingen van deze Overeenkomst vormen geen beletsel voor de toepassing te allen tijde op de Ålandeilanden van de geldende voorschriften inzake:

i) 

beperkingen op het recht voor natuurlijke personen die niet in het bezit zijn van het regionale burgerschap van Åland, en voor rechtspersonen, om op de Ålandeilanden onroerend goed aan te kopen en te bezitten zonder toestemming van de bevoegde autoriteiten van de eilanden;

ii) 

beperkingen op het recht van vestiging en het recht diensten te verrichten van natuurlijke personen die niet in het bezit zijn van het regionale burgerschap van Åland of van een rechtspersoon, zonder toestemming van de bevoegde autoriteiten van de eilanden.

b) 

Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten die Ålanders in Finland genieten.

c) 

De autoriteiten van de Ålandeilanden behandelen alle natuurlijke en rechtspersonen van de overeenkomstsluitende partijen op gelijke voet.

Artikel 127

Elke overeenkomstsluitende partij kan deze Overeenkomst opzeggen, mits zij daarvan ten minste twaalf maanden tevoren schriftelijk kennis geeft aan de overige overeenkomstsluitende partijen.

Onmiddellijk na de kennisgeving van de voorgenomen opzegging, roepen de overige overeenkomstsluitende partijen een diplomatieke conferentie bijeen ten einde te bezien welke wijzigingen in de Overeenkomst moeten worden aangebracht.

Artikel 128

►M1

 

Elke Europese Staat die tot de Gemeenschap toetreedt, moet, en de Zwitserse Bondsstaat of elke Europese Staat die tot de EVA toetreedt, kan, vragen partij te worden bij deze Overeenkomst. Deze aanvragen wordt tot de EER-Raad gericht.

 ◄

2.  
De voorwaarden voor een dergelijk lidmaatschap worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de overeenkomstsluitende partijen en de Staat die de aanvraag doet. Bedoelde overeenkomst behoeft bekrachtiging of goedkeuring door alle overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig hun eigen procedures.

Artikel 129

1.  
Deze Overeenkomst wordt opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de IJslandse, de Nederlandse, de Noorse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde elk van deze teksten gelijkelijk authentiek.

▼M268

Naar aanleiding van de uitbreidingen van de Europese Economische Ruimte zijn eveneens de versies van deze overeenkomst in de Bulgaarse, de Estse, de Hongaarse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse en de Tsjechische taal gelijkelijk authentiek.

De teksten van de in de bijlagen genoemde besluiten zijn gelijkelijk authentiek in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zoals zij in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn verschenen, en worden met het oog op hun echtverklaring in de IJslandse en Noorse taal opgemaakt en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

▼B

2.  
Deze Overeenkomst zal door de overeenkomstsluitende partijen worden bekrachtigd of goedgekeurd overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen.

Zij zal worden neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen dat voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan toezendt aan alle andere overeenkomstsluitende partijen.

De akten van bekrachtiging of goedkeuring zullen worden nedergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen dat alle andere overeenkomstsluitende partijen hiervan in kennis stelt.

▼M1

3.  
Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum en op de voorwaarden als bepaald in het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

▼B

En fe de lo cual, los plenipotenciarios abajo firmantes suscriben el presente acuerdo.

Til bekræftelse heraf har undertegnede befuldmægtigede underskrevet denne aftale.

Zu Urkund dessen haben die unterzeichneten Bevollmächtigten ihre Unterschriften unter dieses Abkommen gesetzt.

Εις πίστωση των ανωτέρω, οι υπογεγραμμένοι πληρεξούσιοι έθεσαν τις υπογραφές τους στην παρούσα συμφωνία.

In witness whereof the undersigned Plenipotentiaries have signed this Agreement.

En foi de quoi, les plénipotentiaires soussignés ont apposé leurs signatures au bas du présent accord.

þEssu til staðfestingar hafa undirritaðir fulltrúar, sem til þess hafa fullt umboð, undirritað samning þennan.

In fede di che, i plenipotenziari sottoscritti hanno apposto le loro firme in calce al presente accordo.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben gesteld.

Som bevitnelse på dette har de undertegnede befullmäktigade undertegnet denne avtal.

Em fé do que, os plenipotenciários abaixo assinados apuseram as suas assinaturas no final do presente acordo.

Tämän vakuudeksi alla mainitut täysivaltaiset edustajat ovat allekirjoittaneet tämän sopimuksen.

Till bestyrkande härav har undertecknade befullmäktigade ombud undertecknat detta avtal.

Hecho en Oporto, el dos de mayo de mil novecientos noventa y dos.

Udfærdiget i Porto, den anden maj nitten hundrede og tooghalvfems.

Geschehen zu Porto am zweiten Mai neunzehnhundertzweiundneunzig.

'Εγινε στο Πόρτο, στις δύο Μαΐου χίλια εννιακόσια ενενήντα δύο.

Done at Oporto on the second day of May in the year one thousand nine hundred and ninety-two.

Fait à Porto, le deux mai mil neuf cent quatre-vingt-douze.

Gjört í Oporto annan dag maímánaðar árið nítján hundruð níutíu og tvö.

Fatto a Porto, addì due maggio millenovecentonovantadue.

Gedaan te Oporto, de tweede mei negentienhonderd tweeënnegentig.

Gitt i Oporte på den annen dag i mai i året nittenhundre og nitti to.

Feito no Porto, em dois de Maio de mil novecentos e noventa e dois.

Tehty portossa toisena päivänä toukokuuta tuhat yhdeksänsataayhdeksänkymmentäkaksi.

Undertecknat i Oporto de 2 maj 1992.

Por el Consejo y la Comisión de las Comunidades Europeas

For Rådet og Kommissionen for De Europæiske Fællesskaber

Für den Rat und die Kommission der Europäischen Gemeinschaften

Για το Συμβούλιο και την Επιτροπή των Ευρωπαϊκών Κοινοτήτων

For the Council and the Commission of the European Communities

Pour le Conseil et la Commission des Communautés européennes

Per il Consiglio e la Commissione delle Comunità europee

Voor de Raad en de Commissie van de Europese Gemeenschappen

Pelo Conselho e pela Comissão das Comunidades Europeias

signatory

Pour le royaume de Belgique

Voor het Koninkrijk België

signatory

På Kongeriget Danmarks vegne

signatory

Für die Bundesrepublik Deutschland

signatory

Για την Ελληνική Δημοκρατία

signatory

Por el Reino de España

signatory

Pour la République française

signatory

Thar cheann Na hÉireann

For Ireland

signatory

Per la Repubblica italiana

signatory

Pour le grand-duché de Luxembourg

signatory

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

signatory

Pela República Portuguesa

signatory

For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

signatory

Für die Republik Österreich

signatory

Suomen tasavallan puolesta

signatory

Fyrir Lýðveldið Ísland

signatory

Für das Fürstentum Liechtenstein

signatory

For Kongeriket Norge

signatory

För Konungariket Sverige

signatory

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

signatory

PROTOCOLLEN



PROTOCOL 1

betreffende horizontale aanpassingen



De bepalingen van de besluiten die in de bijlagen bij de Overeenkomst worden vermeld, zijn overeenkomstig de Overeenkomst en dit Protocol van toepassing, tenzij in de desbetreffende bijlage anders wordt bepaald. De specifieke aanpassingen die voor afzonderlijke besluiten noodzakelijk zijn, worden uiteengezet in de bijlage waarin het desbetreffende besluit is opgenomen.

1.   INLEIDENDE GEDEELTEN VAN DE BESLUITEN

De preambules van de bovenbedoelde besluiten worden niet aangepast met het oog op deze Overeenkomst. Zij zijn van belang voor zover noodzakelijk in verband met de correcte interpretatie en toepassing, binnen het kader van de Overeenkomst, van de bepalingen van dergelijke besluiten.

2.   BEPALINGEN BETREFFENDE DE COMITÉS VAN DEEG

De artikelen 81, 111 en 112 van de Overeenkomst en Protocol 31 zijn van toepassing op de procedures, de institutionele regelingen of andere bepalingen in verband met de comités van de EG die in de bovenbedoelde besluiten zijn opgenomen.

3.   BEPALINGEN BETREFFENDE HET VASTSTELLEN VAN PROCEDURES VOOR DE AANPASSING/WIJZIGING VAN COMMUNAUTAIRE BESLUITEN

Wanneer een besluit dat wordt vermeld, voorziet in EG-procedures voor de aanpassing, uitbreiding of wijziging ervan of in het uitwerken van nieuwe communautaire beleidsvoornemens, initiatieven of besluiten, zijn de desbetreffende, in de Overeenkomst vastgestelde besluitvormingsprocedures van toepassing.

4.   UITWISSELING VAN INFORMATIE EN KENNIS GEVINGSPROCEDURES

▼M2

a) 

Wanneer een Lid-Staat van de EG de Commissie van de EG informatie moet verstrekken, dient een EVA-Staat soortgelijke informatie voor te leggen aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, die de informatie doorgeeft aan het Permanent Comité van de EVA-Staten. Hetzelfde geldt wanneer de informatie door de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt. De Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wisselen onderling de informatie uit die zij van de Lid-Staten van de EG of van de EVA-Staten of van de bevoegde autoriteiten hebben gekregen.

▼B

b) 

Wanneer een Lid-Staat van de EG informatie moet verstrekken aan een of meer andere Lid-Staten van de EG, dient hij die informatie ook te verstrekken aan de Commissie van de EG, die deze weer doorgeeft aan het permanent comité voor de verspreiding ervan in de EVA-Staten.

Een EVA-Staat verstrekt overeenkomstige informatie aan een of meer andere EVA-Staten en aan het permanent comité dat de informatie aan de Commissie van de EG doorgeeft voor de verspreiding ervan in de Lid-Staten van de EG. Hetzelfde geldt wanneer de informatie door de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt.

c) 

Op terreinen waarop dringend een snelle overdracht van informatie is geboden, zal naar passende sectoriële oplossingen worden gezocht om rechtstreekse informatie-uitwisseling tot stand te brengen.

d) 

De taken van de Commissie van de EG in samenhang met controle-, goedkeurings-, informatie-, kennisgevings- of overlegprocedures en soortgelijke aangelegenheden worden voor de EVA-Staten uitgevoerd overeenkomstig de door hen onderling vastgestelde procedures, onverminderd het bepaalde in de punten 2, 3 en 7. De Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA of het permanent comité wisselen, al naar het geval, alle informatie met betrekking tot deze zaken uit. Ieder probleem dat zich in dit verband voordoet, kan aan het Gemengd Comité van de EER voorgelegd worden.

5.   EVALUATIE EN RAPPORTAGE

Wanneer de Commissie van de EG of een ander orgaan van de EG, overeenkomstig een desbetreffend besluit, een rapport, een evaluatie, enzovoort moet opstellen, dient de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA of het permanent comité, al naar het geval, tenzij anders bepaald, gelijktijdig een overeenkomstig rapport, evaluatie, enzovoort met betrekking tot de EVA-Staten op te stellen. Al naar gelang het geval plegen de Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA of het permanent comité overleg met elkaar en wisselen onderling informatie uit gedurende de voorbereiding van hun respectieve rapporten, waarvan afschriften aan het Gemengd Comité van de EER worden toegezonden.

6.   PUBLIKATIE VAN INFORMATIE

a) 

Wanneer een Lid-Staat van de EG, overeenkomstig een desbetreffend besluit, bepaalde informatie over feiten, procedures, enzovoort moet publiceren, dienen ook de EVA-Staten, krachtens de Overeenkomst, de desbetreffende informatie op een overeenkomstige manier te publiceren.

b) 

Wanneer feiten, procedures, rapporten, enzovoort overeenkomstig een desbetreffend besluit, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt moeten worden, wordt de overeenkomstige informatie betreffende de EVA-Staten in een afzonderlijk deel daarvan betreffende de EER ( 3 ) bekendgemaakt.

7.   RECHTEN EN VERPLICHTINGEN

De rechten en verplichtingen van de Lid-Staten van de EG of hun overheidslichamen, ondernemingen of onderdanen ten opzichte van elkaar, worden geacht voor de overeenkomstsluitende partijen te gelden, waaronder, al naar het geval, ook de bevoegde autoriteiten, overheidslichamen, ondernemingen of personen van die partijen worden verstaan.

8.   VERWIJZINGEN NAAR GRONDGEBIEDEN

Wanneer de desbetreffende besluiten verwijzingen bevatten naar het grondgebied van de „Gemeenschap” of van de „gemeenschappelijke markt”, worden deze verwijzingen voor de toepassing van de Overeenkomst beschouwd als verwijzingen naar de grondgebieden van de overeenkomstsluitende partijen, zoals bepaald in artikel 126 van de Overeenkomst.

9.   VERWIJZINGEN NAAR ONDERDANEN VAN DE LID-STATEN VAN DE EG

Wanneer de desbetreffende besluiten verwijzingen bevatten naar onderdanen van de Lid-Staten van de EG, worden deze verwijzingen voor de toepassing van de Overeenkomst ook geacht te gelden voor de onderdanen van de EVA-Staten.

10.   VERWIJZINGEN NAAR TALEN

Wanneer de Lid-Staten van de EG of hun overheidslichamen, ondernemingen of onderdanen, overeenkomstig een desbetreffend besluit bepaalde rechten of verplichtingen hebben betreffende het gebruik van één van de officiële talen van de Europese Gemeenschappen, worden de overeenkomstige rechten en verplichtingen betreffende het gebruik van een van de officiële talen van alle overeenkomstsluitende partijen geacht te gelden voor de overeenkomstsluitende partijen, hun bevoegde autoriteiten, overheidslichamen, ondernemingen of personen.

11.   INWERKINGTREDING EN UITVOERING VAN DE BESLUITEN

De bepalingen betreffende de inwerkingtreding of de uitvoering van de in de bijlagen van de Overeenkomst genoemde besluiten gelden niet voor de toepassing van de Overeenkomst. De termijnen en data die gelden voor de inwerkingtreding en de uitvoering van de bedoelde besluiten in de EVA-Staten vloeien voort uit ►M1  de datum van inwerkingtreding ◄ , van de Overeenkomst, en uit bepalingen betreffende overgangsregelingen.

12.   ADRESSATEN VAN DE COMMUNAUTAIRE BESLUITEN

De bepalingen die aangeven dat een communautair besluit tot de Lid-Staten van de Gemeenschap is gericht, gelden niet voor de toepassing van de Overeenkomst.

▼M108

PROTOCOL 2

betreffende producten die overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder a), van het toepassingsgebied van de overeenkomst zijn uitgesloten



GS-post

Omschrijving

 

 

3502

 

Albuminen, albuminaten en andere derivaten van albuminen:

 

– ovoalbumine:

ex 11

– – gedroogd, andere dan ongeschikt of ongeschikt gemaakt voor menselijke consumptie

ex 19

– – andere ovoalbumine, andere dan ongeschikt of ongeschikt gemaakt voor menselijke consumptie

ex 20

– lactoalbumine, concentraten van twee of meer weiproteïnen daaronder begrepen, andere dan ongeschikt of ongeschikt gemaakt voor menselijke consumptie

3823

 

Industriële eenwaardige vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils; industriële vetalcoholen:

 

– industriële eenwaardige vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils:

ex 11

– – stearinezuur voor veevoeder

ex 12

– – oliezuur voor veevoeder

ex 13

– – tallvetzuren voor veevoeder

ex 19

– – andere voor veevoeder

ex 70

– industriële vetalcoholen voor veevoeder

PROTOCOL 3

betreffende de producten bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b), van de overeenkomst





Artikel 1

1.  
Onverminderd de bepalingen van dit Protocol zijn de bepalingen van de Overeenkomst van toepassing op de in de tabellen I en II genoemde producten.
2.  
De bepalingen van dit Protocol zijn ►M153  ————— ◄ niet van toepassing op Liechtenstein.

Artikel 2

1.  
Voor de in tabel I genoemde producten gelden de in de bijlagen bij die tabel opgenomen douanerechten.

▼M320

Op de producten opgenomen in tabel I, van oorsprong uit IJsland of de Europese Unie, overeenkomstig de bepalingen van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euromediterrane preferentiële oorsprongsregels, zijn de douanerechten van toepassing overeenkomstig respectievelijk punt 4 bis van bijlage I bij tabel I en punt 1 bis van bijlage II bij tabel I.

▼M108

2.  
Deze douanerechten wordt jaarlijks herzien. Het Gemengd Comité kan ze aanpassen in verband met de ontwikkeling van de kosten van de landbouwgrondstoffen in de overeenkomstsluitende partijen en/of wederzijdse concessies.

Artikel 3

1.  
Dit protocol staat er niet aan in de weg dat iedere overeenkomstsluitende partij zijn systeem van uitvoerrestituties kan toepassen op de in tabel I genoemde producten, waarbij rekening wordt gehouden met de prijsverschillen voor landbouwgrondstoffen tussen de wereldmarkt en de markten van de overeenkomstsluitende partijen.
2.  
Wanneer voor de bij de productie van de uitgevoerde producten gebruikte landbouwgrondstoffen productierestituties of directe subsidies worden toegekend, worden de uitvoerrestituties dienovereenkomstig verlaagd.

Artikel 4

De overeenkomstsluitende partijen stellen elkaar periodiek in kennis van de hoogte van de voor landbouwgrondstoffen toegekende restituties waarvoor de in tabel I vermelde producten in aanmerking kunnen komen en van de hiermee in verband staande wijzigingen in het landbouwbeleid, met inbegrip van de institutionele prijzen.

Artikel 5

1.  
De overeenkomstsluitende partijen mogen voor de in tabel II genoemde producten geen douanerechten of heffingen van gelijke werking op de invoer heffen, noch uitvoerrestituties verlenen.
2.  
De bepalingen van artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de in tabel II genoemde producten.

Artikel 6

Op verzoek van een overeenkomstsluitende partij kan dit protocol door het Gemengd Comité van de EER worden herzien. Deze herziening kan zich ook uitstrekken tot wijzigingen in de tabellen I en II betreffende het toepassingsgebied en de van toepassing zijnde rechten.

Artikel 7

1.  
De overeenkomstsluitende partijen stellen het Gemengd Comité van de EER in kennis van de gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften die voor de toepassing van dit protocol worden vastgesteld.
2.  
Iedere overeenkomstsluitende partij kan te allen tijde verzoeken om een discussie in het Gemengd Comité van de EER over de werking van dit protocol.



TABEL I

GS-post

Omschrijving

 

 

0403

 

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao:

10

– yoghurt:

ex 10

– – gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

90

– andere:

ex 90

– – gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

0501

 

Mensenhaar, onbewerkt, ook indien gewassen of ontvet; afval van mensenhaar

0502

 

Haar van varkens of van wilde zwijnen; dassenhaar en ander dierlijk haar, voor borstelwerk; afval van dit haar

0503

 

Paardenhaar (crin) en afval van paardenhaar, ook indien in vliezen, al dan niet op een onderlaag

0505

 

Vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt; poeder en afval, van veren of van delen van veren

0507

 

Ivoor, schildpad, walvisbaarden (walvisbaardhaar daaronder begrepen), horens, geweien, hoeven, nagels, klauwen en snavels, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet in vorm gesneden; poeder en afval van deze stoffen

0508

 

Koraal en dergelijke stoffen, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet verder bewerkt; schelpen en schalen, van schaaldieren, van weekdieren of van stekelhuidigen, alsmede rugplaten van inktvissen, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet in vorm gesneden, alsmede poeder en afval van deze stoffen

0509

 

Echte sponzen

0510

 

Grijze amber, bevergeil, civet en muskus; Spaanse vlieg; gal, ook indien gedroogd; klieren en andere stoffen van dierlijke oorsprong, die worden gebruikt voor het bereiden van farmaceutische producten, vers, gekoeld, bevroren of anderszins voorlopig geconserveerd

0710

 

Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren:

40

– suikermaïs ( Zea mays var. saccharata)

0711

 

Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie:

90

– andere groenten; mengsels van groenten:

ex 90

– – suikermaïs ( Zea mays var. saccharata)

1302

 

Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agar-agar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd:

 

– plantensappen en plantenextracten:

14

– – van pyretrum of van wortels van rotenon bevattende planten

19

– – andere:

ex 19

– – – plantenextracten, onderling vermengd, voor de vervaardiging van dranken of van producten voor menselijke consumptie

ex 19

– – – andere dan vanille-oleohars en plantenextracten, onderling vermengd, voor de vervaardiging van dranken of van producten voor menselijke consumptie, voor geneeskundig gebruik

20

– pectinestoffen, pectinaten en pectaten:

ex 20

– – met een gehalte aan toegevoegde suiker van 5 of meer gewichtspercenten

1401

 

Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de mandenmakerij of voor vlechtwerk (bijvoorbeeld bamboe, rotting, riet, bies, teen, raffia, lindebast, alsmede gezuiverd, gebleekt of geverfd stro van graangewassen)

1402

 

Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt als opvulmateriaal (bijvoorbeeld kapok, plantenhaar („crin végétal” ), zeegras), ook indien in vliezen, al dan niet bevestigd op een onderlaag of tussen twee lagen, van andere stof

1403

 

Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het vervaardigen van bezems en van borstels (bijvoorbeeld sorghopluimen en -stro, piassava, hondsgras, istle), ook indien in wrongen of in bosjes

1404

 

Plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen:

10

– ruw plantaardig materiaal van de soort hoofdzakelijk gebruikt als verf- of looistof

90

– andere

1517

 

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516:

10

– margarine, andere dan vloeibare margarine:

ex 10

– – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

90

– andere:

ex 90

– – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

ex 90

– – mengsels en bereidingen voor menselijke consumptie van de soorten gebruikt als preparaten voor het insmeren van bakvormen

1520

 

Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen:

ex 00

voor voederdoeleinden (1)

1522

 

Dégras; afvallen, afkomstig van de behandeling van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was:

ex 00

dégras voor voederdoeleinden (1)

1702

 

Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthoning, ook indien met natuurhoning vermengd; karamel:

50

– chemisch zuivere fructose

90

– andere, invertsuiker daaronder begrepen:

ex 90

– – chemisch zuivere maltose

1704

 

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen)

1806

 

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten

1901

 

Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen

1902

 

Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid:

 

– deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid:

11

– – waarin ei is verwerkt

19

– – andere

20

– gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid):

ex 20

– – andere dan producten bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel combinaties daarvan

30

– andere deegwaren

40

– koeskoes

1903

 

Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke

1904

 

Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs), in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel en gries), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen

1905

 

Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel

2001

 

Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur:

90

– andere:

ex 90

– – suikermaïs (Zea mays var. saccharata); palmharten; broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten

2004

 

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006:

10

– aardappelen:

ex 10

– – in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken

90

– andere groenten en mengsels van groenten:

ex 90

– – suikermaïs ( Zea mays var. saccharata)

2005

 

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006:

20

– aardappelen:

ex 20

– – in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken

80

– suikermaïs ( Zea mays var. saccharata)

2006

 

Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd)

ex 2006

– suikermaïs ( Zea mays var. saccharata)

2007

 

Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

2008

 

Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

– noten, grondnoten en andere zaden, ook indien onderling vermengd:

11

– – grondnoten:

ex 11

– – – pindakaas

ex 11

– – – grondnoten, gebrand

 

– andere, mengsels, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2008 19 , daaronder begrepen:

ex 91

– – palmharten voor voederdoeleinden (1)

99

– – andere:

ex 99

– – – maïs, andere dan suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

2101

 

Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan:

 

– extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie:

12

– – preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie:

ex 12

– – – bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten melkproteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

20

– extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté:

ex 20

– – bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten melkproteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

30

– gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan:

ex 30

– – gebrande koffiesurrogaten, andere dan gebrande cichorei; extracten, essences en concentraten van gebrande koffiesurrogaten, andere dan van gebrande cichorei

2102

 

Gist, ook indien inactief; andere eencellige micro-organismen, dood (andere dan de vaccins bedoeld bij post 3002); samengesteld bakpoeder

2103

 

Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd:

20

– tomatenketchup en andere tomatensausen

30

– mosterdmeel en bereide mosterd:

ex 30

– – bereide mosterd met een gehalte aan toegevoegde suiker van 5 of meer gewichtspercenten

90

– andere:

ex 90

– – andere dan mangochutney, vloeibaar

2104

 

Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon; samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie

2105

 

Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend (2)

2106

 

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen (3):

ex 2106

– suikerstroop, andere dan gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

2202

 

Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009

2203

 

Bier van mout

2205

 

Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen

2207

 

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 80 % vol of meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte:

20

– ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte

2208

 

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten:

40

– rum en tafia

50

– gin en jenever

60

– wodka

70

– likeuren:

ex 70

– – likeuren met een gehalte aan toegevoegde suiker van meer dan 5 gewichtspercenten

90

– andere:

ex 90

– – aquavit

2209

 

Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur

2402

 

Sigaren, cigarillo's en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten

2403

 

Andere tabak en tabakssurrogaten, tot verbruik bereid; „gehomogeniseerde” en „gereconstitueerde” tabak; tabaksextracten en tabakssausen

2905

 

Acyclische alcoholen, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan:

 

– andere meerwaardige alcoholen:

43

– – mannitol

44

– – D-glucitol (sorbitol)

3302

 

Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken:

10

– van de soort gebruikt in de voedingsmiddelen- en drankenindustrie

3501

 

Caseïne, caseïnaten en andere derivaten van caseïne; lijm van caseïne

3505

 

Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bijvoorbeeld voorgegelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel

3809

 

Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, in de papierindustrie, in de lederindustrie of in dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen:

10

– op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen

3824

 

Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen; residuen van de chemische of van aanverwante industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen:

60

– sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905 44

(1)   

Deze uitsplitsing geldt alleen voor Noorwegen.

(2)   

Voor IJsland zijn de bepalingen van Protocol 3 niet van toepassing op producten die onder post 2105 vallen.

(3)   

Voor IJsland zijn de bepalingen van Protocol 3 niet van toepassing op producten hoofdzakelijk bestaande uit vet en water, die meer dan 15 gewichtspercenten boter of andere van melk afkomstige vetstoffen bevatten en onder post 2106 90 vallen.

BIJLAGE I BIJ TABEL I

Communautaire invoerregeling

1. Voor de berekening van de agrarische elementen en de aanvullende invoerrechten worden de volgende basisbedragen gebruikt:

— 
granen (zachte en harde tarwe, rogge, gerst en maïs): 7,583 EUR/100 kg
— 
langkorrelige gedopte rijst: 25,610 EUR/100 kg
— 
volle-melkpoeder: 126,488 EUR/100 kg
— 
magere-melkpoeder: 115,236 EUR/100 kg
— 
boter: 183,912 EUR/100 kg
— 
suiker: 40,640 EUR/100 kg
— 
melasse: 0,34 EUR/100 kg.

2. De „de minimis”-hoeveelheid waaronder geen invoerrecht wordt geheven voor zetmeel/glucose en saccharose/invertsuiker/isoglucose, bedraagt 5 %.

3. De tranches van de theoretische en de overeengekomen hoeveelheden agrarische grondstoffen, die in aanmerking moeten worden genomen, en de voor de berekening van de douanerechten gebruikte standaardsamenstellingen zijn opgenomen in het aanhangsel.

▼M142

4. De douanerechten voor de in onderstaande tabel opgenomen producten luiden als aangegeven.



GN-code

Toegepast recht

Toelichting

0501 00 00

Nul

 

0502 10 00

Nul

 

0502 90 00

Nul

 

0503 00 00

Nul

 

0505 10 10

Nul

 

0505 10 90

Nul

 

0505 90 00

Nul

 

0507 10 00

Nul

 

0507 90 00

Nul

 

0508 00 00

Nul

 

0509 00 10

Nul

 

0509 00 90

Nul

 

0510 00 00

Nul

 

1302 14 00

Nul

 

1302 19 30

Nul

 

1302 19 91

Nul

 

ex 1302 20 10

18,6 %

Met een gehalte aan toegevoegde suiker van 5 of meer gewichtspercenten

ex 1302 20 90

10,9 %

Met een gehalte aan toegevoegde suiker van 5 of meer gewichtspercenten

1401 10 00

Nul

 

1401 20 00

Nul

 

1401 90 00

Nul

 

1402 00 00

Nul

 

1403 00 00

Nul

 

1404 10 00

Nul

 

1404 90 00

Nul

 

1517 10 10

0 % + 26,1 EUR/100 kg

 

1517 90 10

0 % + 26,1 EUR/100 kg

 

1517 90 93

Nul

 

1702 50 00

Nul

 

1702 90 10

Nul

 

1704 90 10

Nul

 

1806 10 15

Nul

 

1901 90 91

Nul

 

1902 20 10

8,2 %

 

2001 90 60

Nul

 

ex 2006 00 38

9,12 EUR/100 kg

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

ex 2006 00 99

9,12 EUR/100 kg

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

2007 10 10

13,98 % + 4,07 EUR/100 kg

 

2007 10 91

13,14 %

 

2007 10 99

15,15 %

 

2007 91 10

11,64 % + 22,31 EUR/100 kg

 

2007 91 30

11,64 % + 4,07 EUR/100 kg

 

2007 91 90

18,90 %

 

2007 99 10

19,53 %

 

2007 99 20

13,98 % + 19,11 EUR/100 kg

 

2007 99 31

13,98 % + 22,31 EUR/100 kg

 

2007 99 33

13,98 % + 22,31 EUR/100 kg

 

2007 99 35

13,98 % + 22,31 EUR/100 kg

 

2007 99 39

7 % + 22,31 EUR/100 kg

 

2007 99 55

13,98 % + 4,07 EUR/100 kg

 

ex 2007 99 57

13,98 % + 4,07 EUR/100 kg

Kastanjepuree en -pasta

ex 2007 99 57

7 % + 4,07 EUR/100 kg

Andere dan kastanjepuree en -pasta

2007 99 91

20,97 %

 

2007 99 93

13,14 %

 

2007 99 98

16,31 %

 

2008 11 10

Nul

 

2008 11 92

Nul

 

2008 11 96

Nul

 

2102 10 10

Nul

 

2102 10 90

Nul

 

2102 20 11

Nul

 

2102 20 19

Nul

 

2102 20 90

Nul

 

2102 30 00

Nul

 

2103 20 00

Nul

 

ex 2103 30 90

Nul

Met een gehalte aan toegevoegde suiker van 5 of meer gewichtspercenten

2103 90 30

Nul

 

2103 90 90

Nul

 

2104 10 10

Nul

 

2104 10 90

Nul

 

2104 20 00

Nul

 

2106 10 20

12,4 %

 

2106 90 10

24,25 EUR/100 kg

 

2106 90 20

16,8 % min 0,97 EUR/% vol/hl

 

2106 90 92

Nul

 

2202 10 00

Nul (1)

 

2202 90 10

Nul (1)

 

2203 00 01

Nul

 

2203 00 09

Nul

 

2203 00 10

Nul

 

2205 10 10

Nul

 

2205 10 90

Nul

 

2205 90 10

Nul

 

2205 90 90

Nul

 

2207 20 00

9,9 EUR/hl

 

2208 40 11

Nul

 

2208 40 31

Nul

 

2208 40 39

Nul

 

2208 40 51

Nul

 

2208 40 91

Nul

 

2208 40 99

Nul

 

2208 50 11

Nul

 

2208 50 19

Nul

 

2208 50 91

Nul

 

2208 50 99

Nul

 

2208 60 11

Nul

 

2208 60 19

Nul

 

2208 60 91

Nul

 

2208 60 99

Nul

 

2208701011

Nul

Met een gehalte aan toegevoegde suiker van meer dan 5 gewichtspercenten

2208709011

Nul

Met een gehalte aan toegevoegde suiker van meer dan 5 gewichtspercenten

2208905610

Nul

Aquavit

2208907710

Nul

Aquavit

2209 00 11

3,10 EUR/hl

 

2209 00 19

2,33 EUR/hl

 

2209 00 91

2,49 EUR/hl

 

2209 00 99

1,50 EUR/hl

 

2402 10 00

12,60 %

 

2402 20 10

Nul

 

2402 20 90

27,95 %

 

2402 90 00

27,95 %

 

2403 10 10

36,35 %

 

2403 10 90

36,35 %

 

2403 91 00

8,05 %

 

2403 99 10

20,2 %

 

2403 99 90

Nul

 

3302 10 21

5,8 %

 

3501 10 10

Nul

 

3501105010

Nul

Meer dan 50 gewichtspercenten water bevattende

3501105090

2,9 %

Niet meer dan 50 gewichtspercenten water bevattende

3501 10 90

8,7 %

 

3501 90 10

8,1 %

 

3501 90 90

6,2 %

 

3505 10 50

7,5 %

 

(1)   

Het nultarief is tijdelijk geschorst. Voor IJsland geldt de preferentiële regeling van Protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en IJsland (nultarief). Voor Noorwegen wordt Protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen aangepast om hierin een rechtenvrij contingent voor de invoer in de Gemeenschap van deze goederen van oorsprong uit Noorwegen op te nemen.

▼M320

bis . De douanerechten die van toepassing zijn op de volgende producten van oorsprong uit IJsland, bedragen nul:



GN-code

Opmerkingen

0710 40 00

 

0711 90 30

 

ex 1302 20 10

Met een gehalte aan toegevoegde suiker van 5 of meer gewichtspercenten

ex 1302 20 90

Met een gehalte aan toegevoegde suiker van 5 of meer gewichtspercenten

1517 10 10

 

1517 90 10

 

1704 10 10

 

1704 10 90

 

1704 90 10

 

1704 90 30

 

1704 90 51

 

1704 90 55

 

1704 90 61

 

1704 90 65

 

1704 90 71

 

1704 90 75

 

1704 90 81

 

1704 90 99

 

1806 10 15

 

1806 10 20

 

1806 10 30

 

1806 10 90

 

1806 20 10

 

1806 20 30

 

1806 20 50

 

1806 20 70

 

1806 20 80

 

1806 20 95

 

1806 31 00

 

1806 32 10

 

1806 32 90

 

1806 90 11

 

1806 90 19

 

1806 90 31

 

1806 90 39

 

1806 90 50

 

1806 90 60

 

1806 90 70

 

1806 90 90

 

1901 10 00

 

1901 20 00

 

1901 90 11

 

1901 90 19

 

1901 90 99

 

1902 11 00

 

1902 19 10

 

1902 19 90

 

1902 20 10

 

1902 20 91

 

1902 20 99

 

1902 30 10

 

1902 30 90

 

1902 40 10

 

1902 40 90

 

1903 00 00

 

1904 10 10

 

1904 10 30

 

1904 10 90

 

1904 20 10

 

1904 20 91

 

1904 20 95

 

1904 20 99

 

1904 30 00

 

1904 90 10

 

1904 90 80

 

1905 10 00

 

1905 20 10

 

1905 20 30

 

1905 20 90

 

1905 31 11

 

1905 31 19

 

1905 31 30

 

1905 31 91

 

1905 31 99

 

1905 32 05

 

1905 32 11

 

1905 32 19

 

1905 32 91

 

1905 32 99

 

1905 40 10

 

1905 40 90

 

1905 90 10

 

1905 90 20

 

1905 90 30

 

1905 90 45

 

1905 90 55

 

1905 90 60

 

1905 90 90

 

2001 90 30

 

2001 90 40

 

2004 10 91

 

2004 90 10

 

2005 20 10

 

2005 80 00

 

ex 2006 00 38

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

ex 2006 00 99

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

2007 10 10

 

2007 10 91

 

2007 10 99

 

2007 91 10

 

2007 91 30

 

2007 91 90

 

2007 99 10

 

2007 99 20

 

2007 99 31

 

2007 99 33

 

2007 99 35

 

2007 99 39

 

2007 99 50

 

2007 99 93

 

2007 99 97

 

ex 2008 11 91

Geroosterd

2008 99 85

 

2008 99 91

 

ex 2101 12 92

Bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

ex 2101 12 98

Bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

ex 2101 20 92

Bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

ex 2101 20 98

Bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

2101 30 19

 

2101 30 99

 

2102 10 31

 

2102 10 39

 

2102 20 11

 

2102 20 19

 

2103 20 00

 

2103 90 90

 

2104 10 00

 

2106 10 20

 

2106 10 80

 

2106 90 20

 

2106 90 92

 

2202 10 00

 

2202 90 10

 

2202 90 91

 

2202 90 95

 

2202 90 99

 

2205 10 10

 

2205 10 90

 

2205 90 10

 

2205 90 90

 

2207 20 00

 

2208 90 91

 

2208 90 99

 

2209 00 11

 

2209 00 19

 

2209 00 91

 

2209 00 99

 

2402 10 00

 

2402 20 90

 

2402 90 00

 

2403 11 00

 

2403 19 10

 

2403 19 90

 

2403 91 00

 

2403 99 10

 

2905 43 00

 

2905 44 11

 

2905 44 19

 

2905 44 91

 

2905 44 99

 

3302 10 10

 

3302 10 21

 

3302 10 29

 

3501 10 50

 

3501 10 90

 

3501 90 10

 

3501 90 90

 

3505 10 10

 

3505 10 50

 

3505 10 90

 

3505 20 10

 

3505 20 30

 

3505 20 50

 

3505 20 90

 

3809 10 10

 

3809 10 30

 

3809 10 50

 

3809 10 90

 

3824 60 11

 

3824 60 19

 

3824 60 91

 

3824 60 99

 

▼M142

5. Voor de volgende producten bedraagt het ad-valoremgedeelte van de douanerechten 0 %:

0403 10 51 t/m 0403 10 59
0403 10 91 t/m 0403 10 99
0403 90 71 t/m 0403 90 79
0403 90 91 t/m 0403 90 99
0710 40 00
0711 90 30
1704 10
1704 90 30 t/m 1704 90 99
1806 10 20 t/m 1806 10 90
1806 20 10 t/m 1806 20 50
1806 20 70
1806 20 80
1806 20 95
1806 31 00
1806 32
1806 90 11 t/m 1806 90 50
1806 90 60 10
1806 90 60 90
1806 90 70 10
1806 90 70 90
1806 90 90 11
1806 90 90 19
1806 90 90 91
1806 90 90 99
1901 10 00
1901 20 00
1901 90 11
1901 90 19
1901 90 99
1902 11 00
1902 19
1902 20 91
1902 20 99
1902 30
1902 40
1903 00 00
1904
1905
2001 90 30
2001 90 40
2004 10 91
2004 90 10
2005 20 10
2005 80 00
2008 99 85
2008 99 91
2101 12 98 91
2101 20 98 90
2101 30 19
2101 30 99
2105 00
2106 10 80
2106 90 98
2202 90 91 t/m 2202 90 99
3302 10 29
3505 10 10
3505 10 90
3505 20
3809 10 .

6. Voor de volgende producten bedraagt het ad-valoremgedeelte van de douanerechten 5,8 %:

2905 44
3824 60 .

▼M108

7. Voor de volgende producten bedraagt het ad valorem-gedeelte van de douanerechten 7,8 %:

2905 43 00 .

▼M320

8. De tariefcodes in deze bijlage zijn die welke op 1 januari 2004 in de Europese Unie van toepassing zijn. De tariefcodes in lid 4 bis zijn echter die welke op 1 januari 2015 in de Europese Unie van toepassing zijn. Naderhand in de tariefnomenclatuur aangebrachte veranderingen zijn niet van invloed op de inhoud van deze bijlage.

▼M108

Aanhangsel

In punt 3 bedoelde hoeveelheden en samenstellingen



(per 100 kg van de goederen)

Binnen de verschillende tranches in aanmerking te nemen hoeveelheden — melk en zuivelproducten

Melkvet

(gewichtspercenten)

Melkproteïne

(gewichtspercenten)

Magere-melkpoeder

(kg)

Volle-melkpoeder

(kg)

Boter

(kg)

0–1,5

0–2,5

0

0

0

2,5–6

14

0

0

6–18

42

0

0

18–30

75

0

0

30–60

146

0

0

60->

208

0

0

1,5–3

0–2,5

0

0

3

2,5–6

14

0

3

6–18

42

0

3

18–30

75

0

3

30–60

146

0

3

60->

208

0

3

3–6

0–2,5

0

0

6

2,5–12

12

20

0

12->

71

0

6

6–9

0–4

0

0

10

4–15

10

32

0

15->

71

0

10

9–12

0–6

0

0

14

6–18

9

43

0

18->

70

0

14

12–18

0–6

0

0

20

6–18

0

56

2

18->

65

0

20

18–26

0–6

0

0

29

6->

50

0

29

26–40

0–6

0

0

45

6->

38

0

45

40–55

0

0

0

63

55–70

0

0

0

81

70–85

0

0

0

99

85->

0

0

0

117



(per 100 kg van de goederen)

Binnen de verschillende tranches in aanmerking te nemen hoeveelheden — andere dan zuivelproducten

Toe te passen

Witte suiker (kg)

Zachte tarwe (kg)

Maïs (kg)

Sacharose, invertsuiker en/of isoglucose

0–5

0

 

 

5–30

24

 

 

30–50

45

 

 

50–70

65

 

 

70->

93

 

 

Zetmeel/glucose

0–5

 

0

0

5–25

 

22

22

25–70

 

47

47

50–75

 

74

74

75->

 

101

101



Standaardsamenstellingen die worden gebruikt voor de berekening van de douanerechten bij invoer in de Gemeenschap

GN-code

Zachte tarwe

Harde tarwe

Rogge

Gerst

Maïs

Rijst

Witte suiker

Melasse

Magere-melkpoeder

Volle-melkpoeder

Boter

kg

kg

kg

kg

kg

kg

kg

kg

kg

kg

kg

0403 10 51

 

 

 

 

 

 

 

 

100

 

 

0403 10 53

 

 

 

 

 

 

 

 

 

100

 

0403 10 59

 

 

 

 

 

 

 

 

42

 

68

0403 10 91

 

 

 

 

 

 

 

 

9

 

2

0403 10 93

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

5

0403 10 99

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

10

0403 90 71

 

 

 

 

 

 

 

 

100

 

 

0403 90 73

 

 

 

 

 

 

 

 

 

100

 

0403 90 79

 

 

 

 

 

 

 

 

42

 

68

0403 90 91

 

 

 

 

 

 

 

 

9

 

2

0403 90 93

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

5

0403 90 99

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

10

0710 40 00

 

 

 

 

100  (1)

 

 

 

 

 

 

0711 90 30

 

 

 

 

100  (1)

 

 

 

 

 

 

1704 10 11

 

 

 

 

30

 

58

 

 

 

 

1704 10 19

 

 

 

 

30

 

58

 

 

 

 

1704 10 91

 

 

 

 

16

 

70

 

 

 

 

1704 10 99

 

 

 

 

16

 

70

 

 

 

 

1704 90 30

 

 

 

 

 

 

15

 

 

20

 

1806 10 20

 

 

 

 

 

 

60

 

 

 

 

1806 10 30

 

 

 

 

 

 

75

 

 

 

 

1806 10 90

 

 

 

 

 

 

100

 

 

 

 

1806 32 90  (2)

 

 

 

 

 

 

50

 

 

20

 

1901 90 11

 

 

 

195

 

 

 

 

 

 

 

1901 90 19

 

 

 

159

 

 

 

 

 

 

 

1902 11 00

 

167

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 19 10  (3)

 

167

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 19 90  (4)

67

100

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 20 91

 

41

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 20 99

 

116

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 30 10

 

167

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 30 90

 

66

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 40 10

 

167

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 40 90

 

66

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1903 00 00

 

 

 

 

161

 

 

 

 

 

 

1904 10 10

 

 

 

 

213

 

 

 

 

 

 

1904 10 30

 

 

 

 

 

174

 

 

 

 

 

1904 10 90

 

53

 

53

53

53

 

 

 

 

 

1904 20 91

 

 

 

 

213

 

 

 

 

 

 

1904 20 95

 

 

 

 

 

174

 

 

 

 

 

1904 20 99

 

53

 

53

53

53

 

 

 

 

 

1904 90 10

 

 

 

 

 

174

 

 

 

 

 

►M142  19049080  ◄

 

174

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1905 10 00

 

 

140

 

 

 

 

 

 

 

 

1905 20 10

44

 

40

 

 

 

25

 

 

 

 

1905 20 30

33

 

30

 

 

 

45

 

 

 

 

1905 20 90

22

 

20

 

 

 

65

 

 

 

 

1905 90 10

168

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1905 90 20

 

 

 

 

644

 

 

 

 

 

 

2001 90 30

 

 

 

 

100  (1)

 

 

 

 

 

 

2001 90 40

 

 

 

 

40  (1)

 

 

 

 

 

 

2001 90 10

 

 

 

 

100  (1)

 

 

 

 

 

 

2005 80 00

 

 

 

 

100  (1)

 

 

 

 

 

 

2008 99 85

 

 

 

 

100  (1)

 

 

 

 

 

 

2008 99 91

 

 

 

 

40  (1)

 

 

 

 

 

 

2101 30 19

 

 

 

137

 

 

 

 

 

 

 

2101 30 99

 

 

 

245

 

 

 

 

 

 

 

2102 10 31

 

 

 

 

 

 

 

425

 

 

 

2102 10 39

 

 

 

 

 

 

 

125

 

 

 

2105 00 10

 

 

 

 

 

 

25

 

10

 

 

2105 00 91

 

 

 

 

 

 

20

 

 

23

 

2105 00 99

 

 

 

 

 

 

20

 

 

35

 

2202 90 91

 

 

 

 

 

 

10

 

8

 

 

2202 90 95

 

 

 

 

 

 

10

 

 

6

 

2202 90 99

 

 

 

 

 

 

10

 

 

13

 

2905 43 00

 

 

 

 

 

 

300

 

 

 

 

2905 44 11

 

 

 

 

172

 

 

 

 

 

 

2905 44 19

 

 

 

 

 

 

90

 

 

 

 

2905 44 91

 

 

 

 

245

 

 

 

 

 

 

2905 44 99

 

 

 

 

 

 

128

 

 

 

 

3505 10 10

 

 

 

 

189

 

 

 

 

 

 

3505 10 90

 

 

 

 

189

 

 

 

 

 

 

3505 20 10

 

 

 

 

48

 

 

 

 

 

 

3505 20 30

 

 

 

 

95

 

 

 

 

 

 

3505 20 50

 

 

 

 

151

 

 

 

 

 

 

3505 20 90

 

 

 

 

189

 

 

 

 

 

 

3809 10 10

 

 

 

 

95

 

 

 

 

 

 

3809 10 30

 

 

 

 

132

 

 

 

 

 

 

3809 10 50

 

 

 

 

161

 

 

 

 

 

 

3809 10 90

 

 

 

 

189

 

 

 

 

 

 

3824 60 11

 

 

 

 

172

 

 

 

 

 

 

3824 60 19

 

 

 

 

 

 

90

 

 

 

 

3824 60 91

 

 

 

 

245

 

 

 

 

 

 

3824 60 99

 

 

 

 

 

 

128

 

 

 

 

(1)   

Voor 100 kg uitgelekte zoete aardappelen (bataten) of maïs.

(2)   

Voor goederen die 3 of meer doch minder dan 6 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen bevatten, is de aanvullende code 6920 van toepassing.

(3)   

Voor deegwaren van harde tarwe die geen of niet meer dan 3 % andere granen bevatten is de aanvullende code 6921 van toepassing.

(4)   

Voor andere onder deze onderverdeling vallende goederen dan deegwaren van harde tarwe die geen of niet meer dan 3 gewichtspercenten andere granen bevatten, is de aanvullende code 6922 van toepassing.

BIJLAGE II BIJ TABEL I

IJslandse invoerregeling

1.

 



IJslandse tariefcode

Omschrijving

Toegepast tarief

(ISK/kg)

0403

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao:

 

0403.1011

– yoghurt met cacao

53

0403.1012

– yoghurt met vruchten

53

0403.1013

– yoghurt, gearomatiseerd, n.e.g.

53

0403.1021

– drinkyoghurt met cacao

51

0403.1022

– drinkyoghurt met vruchten

51

ex 0403.1029

– drinkyoghurt, gearomatiseerd, n.e.g.

51

0403.9011

– andere met cacao

45

0403.9012

– andere met vruchten

45

0403.9013

– andere, gearomatiseerd, n.e.g.

45

0403.9021

– andere, als drank, met cacao

45

0403.9022

– andere, als drank, met vruchten

45

ex 0403.9029

– andere, als drank, gearomatiseerd, n.e.g.

45

1517

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516:

 

1517.1001

– margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

88

1517.1001

– andere dan margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

88

1806

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten:

– andere bereidingen, hetzij in blokken of in staven, met een gewicht van meer dan 2 kg, hetzij in vloeibare toestand of in de vorm van pasta, poeder, korrels of dergelijke, in recipiënten of in andere verpakkingen, met een inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 2 kg:

 

1806.2003

– – cacaopoeder, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 1901, met een gehalte aan volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder van 30 of meer gewichtspercenten, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, maar niet gemengd met andere stoffen

109

1806.2004

– – cacaopoeder, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 1901, met een gehalte aan volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder van minder dan 30 gewichtspercenten, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, maar niet gemengd met andere stoffen

39

1806.2005

– – andere bereidingen, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 1901, met een gehalte aan volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder van 30 of meer gewichtspercenten

109

1806.2006

– – andere bereidingen, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 1901, met een gehalte aan volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder van minder dan 30 gewichtspercenten

39

 

– andere, in de vorm van tabletten, staven of repen:

 

1806.3101

– – gevulde chocolade, in de vorm van staven of repen

51

1806.3109

– – andere, gevuld, in de vorm van tabletten, staven of repen

51

1806.3202

– – niet-gevulde chocolade bevattende cacaopasta, suiker, cacaoboter en melkpoeder, in de vorm van staven of repen

47

1806.3203

– – niet-gevulde imitatiechocolade, in de vorm van staven of repen

39

1806.3209

– – andere, niet gevuld, in de vorm van tabletten, staven of repen

21

 

– andere:

– – stoffen voor de vervaardiging van dranken:

 

1806.9011

– – – bereidingen voor dranken op basis van goederen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, bevattende 5 of meer gewichtspercenten cacaopoeder, berekend op een geheel ontvette basis, n.e.g., suiker of andere zoetstoffen, naast andere ingrediënten in kleine hoeveelheden en smaakstoffen

22

 

– – andere dan stoffen voor de vervaardiging van dranken:

 

1806.9022

– – – bereidingen voor de voeding van kinderen of voor dieetdoeleinden

18

1806.9023

– – – paaseieren

48

1806.9024

– – – sausen en dipsausen voor consumptie-ijs

39

1806.9025

– – – bedekt, zoals rozijnen, noten,

„gepofte”

granen, drop, karamel en geleiproducten

53

1806.9026

– – – bonbons en pralines

48

1806.9028

– – – cacaopoeder, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 1901, 30 of meer gewichtspercenten volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder bevattend, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, maar niet gemengd met andere stoffen

118

1806.9029

– – – cacaopoeder, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 1901, minder dan 30 gewichtspercenten volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder bevattend, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, maar niet gemengd met andere stoffen

43

1806.9039

– – – andere

47

1901

Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen:

– mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905, in totaal 3 of meer gewichtspercenten volle-melkpoeder, magere-melkpoeder, eieren, van melk afkomstige vetstoffen (zoals boter), kaas of vlees bevattend:

 

1901.2012

– – voor de bereiding van ontbijtkoek bedoeld bij post 1905.2000

25

1901.2013

– – voor de bereiding van koekjes en biscuits, gezoet, bedoeld bij post 1905.3011 en 1905.3029

17

1901.2014

– – voor de bereiding van gemberkoekjes bedoeld bij post 1905.3021

29

1901.2015

– – voor de bereiding van wafels en wafeltjes, bedoeld bij post 1905.3030

10

1901.2016

– – voor de bereiding van beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten, bedoeld bij post 1905.4000

15

1901.2017

– – voor de bereiding van brood bedoeld bij post 1905.9011 met een vulling op basis van boter of andere zuivelproducten

39

1901.2018

– – voor de bereiding van brood bedoeld bij post 1905.9019

5

1901.2019

– – voor de bereiding van koekjes en biscuits, ongezoet, bedoeld bij post 1905.9020

5

1901.2022

– – voor de bereiding van banketbakkerswerk en gebak, bedoeld bij post 1905.9040

33

1901.2023

– – mengsels en deeg, vlees bevattende, voor de bereiding van pasteien, met inbegrip van pizza's, bedoeld bij post 1905.9051

97

1901.2024

– – mengsels en deeg, andere ingrediënten dan vlees bevattende, voor de bereiding van pizza's en dergelijke, bedoeld bij post 1905.9059

53

1901.2029

– – voor de bereiding van producten bedoeld bij post 1905.9090

43

1902

Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid:

 

1902.1100

– deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid, waarin ei is verwerkt

8

 

– gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid):

 

1902.2022

– – gevuld met bereidingen van worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan, bevattende 3 of meer doch niet meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan

41

1902.2031

– – gevuld met kaas, bevattende meer dan 3 gewichtspercenten kaas

35

1902.2041

– – gevuld met vlees en kaas, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten vlees en kaas

142

1902.2042

– – gevuld met vlees en kaas, bevattende meer dan 3 doch niet meer dan 20 gewichtspercenten vlees en kaas

41

 

– andere deegwaren

 

1902.3021

– – met worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan, bevattende meer dan 3 doch niet meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan

41

1902.3031

– – met kaas, bevattende meer dan 3 gewichtspercenten kaas

35

1902.3041

– – met vlees en kaas, bevattende meer dan 3 doch niet meer dan 20 gewichtspercenten vlees en kaas

41

1902.4021

– koeskoes met worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan, bevattende meer dan 3 doch niet meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan

41

1903

Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke:

 

1903.0001

– in detailhandelsverpakking van 5 kg of minder

nul

1903.0009

– andere dan in detailhandelsverpakking van 5 kg of minder

nul

1904

Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel en gries), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen:

– andere:

 

1904.9001

– – meer dan 3 doch niet meer dan 20 gewichtspercenten vlees bevattend

42

1905

Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel:

 

1905.2000

– ontbijtkoek

83

 

– koekjes en biscuits, gezoet, en wafels en wafeltjes, bedekt met chocolade of met cacao bevattend glazuur:

 

1905.3011

– – koekjes en biscuits, gezoet

17

1905.3019

– – andere dan koekjes en biscuits, gezoet

16

 

– koekjes en biscuits, gezoet, en wafels en wafeltjes, niet bedekt met chocolade of met cacao bevattend glazuur:

– – koekjes en biscuits, gezoet:

 

1905.3021

– – – gemberkoekjes

31

1905.3022

– – – koekjes en biscuits, gezoet, met een suikergehalte van minder dan 20 gewichtspercenten

23

1905.3029

– – – andere dan koekjes en biscuits, gezoet

19

1905.3030

– – andere

11

1905.4000

– beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten

16

 

– andere:

– – brood:

 

1905.9011

– – – met een vulling op basis van boter of andere zuivelproducten (bv. knoflookboter)

39

1905.9019

– – – andere

5

1905.9020

– – koekjes en biscuits, ongezoet

5

1905.9040

– – banketbakkerswerk en gebak

35

 

– – pasteien, met inbegrip van pizza's:

 

1905.9051

– – – vlees bevattend

97

1905.9059

– – – andere

53

1905.9090

– – andere

45

2103

Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd:

– andere dan sojasaus, tomatenketchup en andere tomatensausen, mosterdmeel en bereide mosterd:

 

2103.9020

– – mayonaise

19

2103.9030

– – sausen op basis van olie n.e.g. (bijvoorbeeld remouladesaus)

19

2103.9051

– – bevattende meer dan 20 gewichtspercenten vlees

97

2103.9052

– – bevattende 3 of meer doch minder dan 20 gewichtspercenten vlees

52

2104

Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon; samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie:

– preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon

 

2104.1001

– – preparaten voor groentesoep op basis van meel, zetmeel of moutextract

3

2104.1002

– – andere soep in poedervorm, in verpakkingen van 5 kg of meer

31

2104.1003

– – vissoep in blik

27

 

– – andere soep:

 

2104.1011

– – – meer dan 20 gewichtspercenten vlees bevattend

78

2104.1012

– – – 3 of meer doch minder dan 20 gewichtspercenten vlees bevattend

44

2104.1019

– – – andere

21

 

– – andere:

 

2104.1021

– – – meer dan 20 gewichtspercenten vlees bevattend

78

2104.1022

– – – 3 of meer doch minder dan 20 gewichtspercenten vlees bevattend

44

2104.1029

– – – andere

21

 

– samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie:

 

2104.2001

– – meer dan 20 gewichtspercenten vlees bevattend

97

2104.2002

– – 3 of meer doch minder dan 20 gewichtspercenten vlees bevattend

51

2104.2003

– – vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren bevattend

24

2104.2009

– – andere

24

2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

– andere:

– – puddingpoeder:

 

2106.9041

– – – in detailhandelsverpakking van 5 kg of minder, melkpoeder, eiwit of eigeel bevattend

67

2106.9048

– – – andere, melkpoeder, eiwit of eigeel bevattend

80

2106.9049

– – – andere, geen melkpoeder, eiwit of eigeel bevattend

67

2106.9064

– – 3 of meer doch minder dan 20 gewichtspercenten vlees bevattend

41

2202

Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchtenen groentesappen bedoeld bij post 2009:

– andere:

– – van zuivelproducten met andere ingrediënten, mits de zuivelproducten 75 of meer gewichtspercenten, exclusief de verpakking, uitmaken:

 

2202.9011

– – – in verpakkingen van karton

41

2202.9012

– – – in wegwerpverpakkingen van staal

41

2202.9013

– – – in wegwerpverpakkingen van aluminium

41

2202.9014

– – – in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

41

2202.9015

– – – in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

41

2202.9016

– – – in wegwerpverpakkingen van kunststof, gekleurd

41

2202.9017

– – – in wegwerpverpakkingen van kunststof, niet gekleurd

41

2202.9019

– – – andere

41

▼M320

bis . De douanerechten die van toepassing zijn op de volgende producten van oorsprong uit de Europese Unie, bedragen nul:



IJslandse tariefcode

Productomschrijving

0501.0000

Mensenhaar, onbewerkt, ook indien gewassen of ontvet; afval van mensenhaar

0502

Haar van varkens of van wilde zwijnen; dassenhaar en ander dierlijk haar, voor borstelwerk; afval van dit haar:

0502.1000

–  haar van varkens of van wilde zwijnen en afval van dit haar

0502.9000

–  ander

0505

Vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt; poeder en afval, van veren of van delen van veren:

 

–  veren van de soorten die als opvulmateriaal worden gebruikt; dons:

0505.1001

– –  veren

0505.1002

– –  dons van eidereenden, gereinigd

0505.1003

– –  ander dons

0505.1009

– –  andere

0505.9000

–  andere

0507

Ivoor, schildpad, walvisbaarden (walvisbaardhaar daaronder begrepen), horens, geweien, hoeven, nagels, klauwen en snavels, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet in vorm gesneden; poeder en afval van deze stoffen:

 

–  ivoor; poeder en afval, van ivoor:

0507.1001

– –  walvistanden

0507.1009

– –  andere

 

–  andere

0507.9001

– –  walvisbaarden

0507.9002

– –  vogelklauwen

0507.9003

– –  schaaphorens

0507.9004

– –  runderhorens

0507.9009

– –  andere

0508.0000

Koraal en dergelijke stoffen, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet verder bewerkt; schelpen en schalen, van weekdieren, van schaaldieren of van stekelhuidigen, alsmede rugplaten van inktvissen, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet in vorm gesneden, alsmede poeder en afval van deze stoffen

0510.0000

Grijze amber, bevergeil, civet en muskus; Spaanse vlieg; gal, ook indien gedroogd; klieren en andere stoffen van dierlijke oorsprong, die worden gebruikt voor het bereiden van farmaceutische producten, vers, gekoeld, bevroren of anderszins voorlopig geconserveerd

ex 0710

Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren:

0710.4000

–  suikermaïs

ex 0711

Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie:

 

–  andere groenten; mengsels van groenten:

0711.9002

– –  suikermaïs

ex 1302

Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agar-agar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd:

 

–  plantensappen en plantenextracten:

 

– –  andere:

1302.1901

– – –  voor bereidingen voor menselijke consumptie

1302.1909

– – –  andere

 

–  pectinestoffen, pectinaten en pectaten:

1302.2001

– –  bevattende 5 of meer gewichtspercenten toegevoegde suiker

1401

Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor vlechtwerk (bijvoorbeeld bamboe, rotting, riet, bies, teen, raffia, lindebast, alsmede gezuiverd, gebleekt of geverfd stro van graangewassen):

1401.1000

–  bamboe

1401.2000

–  rotting

1401.9000

–  andere

1404

Plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen:

1404.2000

–  katoenlinters

 

–  andere:

1404.9001

– –  kaardebollen

1404.9009

– –  andere

ex 1517

Margarine; mengsels of bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten of oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten of oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516 :

 

–  margarine, andere dan vloeibare margarine:

1517.1001

– –  met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

 

–  andere:

1517.9002

– –  met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

1517.9005

– –  mengsels, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten en oliën voor gebruik als preparaten voor het insmeren van vormen

ex 1702

Andere suikers, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel:

1702.5000

–  chemisch zuivere fructose

 

–  andere, daaronder begrepen invertsuiker en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten:

1702.9004

– –  chemisch zuivere maltose

1704

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen):

1704.1000

–  kauwgom, ook indien omhuld met een suikerlaag

 

–  andere:

1704.9001

– –  amandelpasta in poedervorm met toegevoegde suiker, en imitatie-marsepein (imitatie amandelpasta in poedervorm), in eenheden van 5 kg of meer

1704.9002

– –  amandelpasta in poedervorm met toegevoegde suiker, en imitatie-marsepein (imitatie amandelpasta in poedervorm), in eenheden van minder dan 5 kg

1704.9003

– –  gegoten siersuiker

1704.9004

– –  zoethout, met suiker en zoethoutbereidingen

1704.9005

– –  suikerbonbons, zoete snoepjes (dragees), niet elders genoemd

1704.9006

– –  karamellen

1704.9007

– –  bereidingen van Arabische gom

1704.9008

– –  suikerwerk niet bevattende gluten of eiwitten, speciaal bereid voor personen met allergie en stofwisselingsstoornissen

1704.9009

– –  andere

1806

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten:

 

–  cacaopoeder, waaraan suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd:

1806.1001

– –  voor de vervaardiging van dranken

1806.1009

– –  andere

 

–  andere bereidingen, hetzij in blokken of in staven, met een gewicht van meer dan 2 kg, hetzij in vloeibare toestand of in de vorm van pasta, poeder, korrels of dergelijke, in recipiënten of in andere verpakkingen, met een inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 2 kg:

1806.2010

– –  nogapasta in blokken van 5 kg of meer

1806.2020

– –  poeder voor de bereiding van desserts

 

– –  cacaopoeder, andere dan producten bedoeld bij post 1901 , bevattende 30 of meer gewichtspercenten volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, maar niet gemengd met andere zelfstandigheden:

1806.2031

– – –  met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1806.2039

– – –  andere

 

– –  cacaopoeder, andere dan producten bedoeld bij post 1901 , bevattende minder dan 30 gewichtspercenten volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, maar niet gemengd met andere zelfstandigheden:

1806.2041

– – –  met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1806.2049

– – –  andere

 

– –  andere:

1806.2050

– – –  andere bereidingen, andere dan producten bedoeld bij post 1901 , bevattende 30 of meer gewichtspercenten volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder

1806.2060

– – –  andere bereidingen, andere dan producten bedoeld bij post 1901 , bevattende minder dan 30 gewichtspercenten volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder

1806.2090

– – –  andere

 

–  andere, in de vorm van tabletten, staven of repen:

 

– –  gevuld:

1806.3101

– – –  andere, in de vorm van blokken, staven of repen

1806.3109

– – –  andere

 

– –  niet gevuld:

1806.3201

– – –  chocolade, uitsluitend samengesteld uit cacaopasta, suiker en niet meer dan 30 % cacaoboter, in staven of repen

1806.3202

– – –  chocolade, bevattende cacaopasta, suiker, cacaoboter en melkpoeder, in staven of repen

1806.3203

– – –  imitatiechocolade in staven of repen

1806.3209

– – –  andere

 

–  andere:

 

– –  zelfstandigheden voor de vervaardiging van dranken:

1806.9011

– – –  bereidingen voor dranken op basis van goederen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404 , bevattende 5 of meer gewichtspercenten cacaopoeder, berekend op een geheel ontvette basis, n.e.g., suiker of andere zoetstoffen, naast andere ingrediënten in kleine hoeveelheden en smaakstoffen

1806.9012

– – –  bereidingen voor dranken, bevattende cacao met eiwitten en/of andere voedingsstoffen, ook vitaminen, mineralen, plantaardige vezels, meervoudig onverzadigde vetzuren en smaakstoffen

1806.9019

– – –  andere

 

– –  andere:

1806.9021

– – –  poeder voor de bereiding van desserts; pudding en soepen

1806.9022

– – –  bereidingen voor de voeding van kinderen of voor dieetdoeleinden

1806.9023

– – –  paaseieren

1806.9024

– – –  sauzen en dipsauzen voor consumptie-ijs

1806.9025

– – –  bekleed of bedekt, zoals rozijnen, noten, „gepofte” granen, drop, karamel en geleiproducten

1806.9026

– – –  chocoladecrème (suikerwerk)

1806.9027

– – –  ontbijtgranen

 

– – –  cacaopoeder, andere dan producten bedoeld bij post 1901 , bevattende 30 of meer gewichtspercenten volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, maar niet gemengd met andere zelfstandigheden:

1806.9041

– – – –  met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1806.9049

– – – –  andere

 

– – –  cacaopoeder, andere dan producten bedoeld bij post 1901 , bevattende minder dan 30 gewichtspercenten volle-melkpoeder en/of magere-melkpoeder, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, maar niet gemengd met andere zelfstandigheden:

1806.9051

– – – –  met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1806.9059

– – – –  andere

 

– – –  andere:

1806.9091

– – – –  met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1806.9099

– – – –  andere

1901

Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van bloem, meel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacaopoeder bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404 , geen cacao of minder dan 5 gewichtspercenten cacaopoeder bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen:

1901.1000

–  bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein

 

–  mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 :

 

– –  in totaal 3 of meer gewichtspercenten volle-melkpoeder, magere-melkpoeder, eieren, van melk afkomstige vetstoffen (zoals boter), kaas of vlees bevattend:

1901.2011

– – –  voor de bereiding van bros gebakken brood, bedoeld bij post 1905.1000

1901.2012

– – –  voor de bereiding van ontbijtkoek en dergelijke, bedoeld bij post 1905.2000

1901.2051

– – –  voor de bereiding van koekjes en biscuits, gezoet, bedoeld bij post 1905.3110

1901.2052

– – –  voor de bereiding van koekjes en biscuits, gezoet, bedoeld bij post 1905.3110

1901.2053

– – –  voor de bereiding van gemberkoekjes, bedoeld bij post 1905.3131

1901.2054

– – –  voor de bereiding van wafels en wafeltjes, bedoeld bij post 1905.3201 en 1905.3209 , bevattende toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1901.2055

– – –  voor de bereiding van wafels en wafeltjes, bedoeld bij post 1905.3201 en 1905.3209 , zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1901.2056

– – –  voor de bereiding van beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten, bedoeld bij post 1905.4000

1901.2057

– – –  voor de bereiding van brood, bedoeld bij post 1905.9011 , met een vulling op basis van boter of andere zuivelproducten

1901.2058

– – –  voor de bereiding van brood, bedoeld bij post 1905.9019

1901.2059

– – –  voor de bereiding van koekjes en biscuits, ongezoet, bedoeld bij post 1905.9021 en 1905.9029

1901.2061

– – –  voor de bereiding van hartige en gezouten koekjes en biscuits, bedoeld bij post 1905.9030

1901.2062

– – –  voor de bereiding van banketbakkerswerk en gebak, bedoeld bij post 1905.9041 en 1905.9049 , bevattende toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1901.2063

– – –  voor de bereiding van banketbakkerswerk en gebak, bedoeld bij post 1905.9041 en 1905.9049 , zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1901.2064

– – –  mengsels en deeg, vlees bevattende, voor de bereiding van pasteien, met inbegrip van pizza's, bedoeld bij post 1905.9051

1901.2065

– – –  mengsels en deeg, andere ingrediënten dan vlees bevattende, voor de bereiding van pizza's en dergelijke, bedoeld bij post 1905.9059

1901.2066

– – –  voor de bereiding van snacks in allerlei vormen (vlokvormig, schroefvormig, ringvormig, kegelvormig, staafvormig enz.)

1901.2067

– – –  voor de bereiding van producten, bedoeld bij post 1905.9091

1901.2068

– – –  voor de bereiding van producten, bedoeld bij post 1905.9091

 

– –  andere:

1901.2071

– – –  voor de bereiding van bros gebakken brood, bedoeld bij post 1905.000

1901.2072

– – –  voor de bereiding van ontbijtkoek en dergelijke, bedoeld bij post 1905.2000

1901.2073

– – –  voor de bereiding van koekjes en biscuits, gezoet, bedoeld bij post 1905.3110

1901.2074

– – –  voor de bereiding van koekjes en biscuits, gezoet, bedoeld bij post 1905.3110

1901.2075

– – –  voor de bereiding van gemberkoekjes, bedoeld bij post 1905.3131

1901.2076

– – –  voor de bereiding van wafels en wafeltjes, bedoeld bij post 1905.3201 en 1905.3209

1901.2077

– – –  voor de bereiding van beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten, bedoeld bij post 1905.4000

1901.2078

– – –  voor de bereiding van brood, bedoeld bij post 1905.9011 , met een vulling op basis van boter of andere zuivelproducten

1901.2079

– – –  voor de bereiding van brood, bedoeld bij post 1905.9019

1901.2081

– – –  voor de bereiding van koekjes en biscuits, ongezoet, bedoeld bij post 1905.9021 en 1905.9029

1901.2082

– – –  voor de bereiding van hartige en gezouten koekjes en biscuits, bedoeld bij post 1905.9030

1901.2083

– – –  voor de bereiding van banketbakkerswerk en gebak, bedoeld bij post 1905.9041

1901.2084

– – –  voor de bereiding van banketbakkerswerk en gebak, bedoeld bij post 1905.9049

1901.2085

– – –  mengsels en deeg, vlees bevattende, voor de bereiding van pasteien, met inbegrip van pizza's, bedoeld bij post 1905.9051

1901.2086

– – –  mengsels en deeg, andere ingrediënten dan vlees bevattende, voor de bereiding van pizza's en dergelijke, bedoeld bij post 1905.9059

1901.2087

– – –  voor de bereiding van snacks in allerlei vormen (vlokvormig, schroefvormig, ringvormig, kegelvormig, staafvormig enz.)

1901.2088

– – –  voor de bereiding van producten, bedoeld bij post 1905.9091 , bevattende toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1901.2089

– – –  voor de bereiding van producten, bedoeld bij post 1905.9091

 

–  andere:

 

– –  zelfstandigheden voor de vervaardiging van dranken:

1901.9021

– – –  bereidingen voor dranken op basis van goederen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404 , geen cacao of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, n.e.g., suiker of andere zoetstoffen, naast andere ingrediënten in kleine hoeveelheden en smaakstoffen

1901.9029

– – –  andere bereidingen voor dranken op basis van goederen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404 , geen cacao of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, n.e.g.

1901.9031

– – –  andere bereidingen voor dranken, bevattende toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1901.9039

– – –  andere bereidingen voor dranken

1901.9091

– – –  met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1901.9099

– – –  andere

ex 1902

Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; couscous, ook indien bereid:

 

–  deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid:

1902.1100

– –  waarin ei is verwerkt

1902.1900

– –  andere

 

–  gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid):

 

– –  gevuld met bereidingen van vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren:

1902.2011

– – –  met meer dan 20 gewichtspercenten

1902.2019

– – –  andere

 

– –  gevuld met bereidingen van worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan:

1902.2022

– – –  met een gehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten van worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan:

1902.2029

– – –  andere

 

– –  gevuld met kaas:

1902.2031

– – –  met een kaasgehalte van meer dan 3 gewichtspercenten

1902.2039

– – –  andere

 

– –  gevuld met vlees en kaas:

1902.2041

– – –  met een kaas- en vleesgehalte van meer dan 20 gewichtspercenten

1902.2042

– – –  met een kaas- en vleesgehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

1902.2049

– – –  andere

1902.2050

– –  andere

 

–  andere deegwaren:

1902.3010

– –  met vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren

 

– –  met worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan:

1902.3021

– – –  met een gehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

1902.3029

– – –  andere

 

– –  met kaas:

1902.3031

– – –  met een gehalte van meer dan 3 gewichtspercenten

1902.3039

– – –  andere

 

– –  met vlees en kaas:

1902.3041

– – –  met een gehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten in totaal

1902.3049

– – –  andere

1902.3050

– –  andere

 

–  couscous:

1902.4010

– –  met vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren

 

– –  met worst, vlees, slachtafvallen of bloed, dan wel mengsels daarvan:

1902.4021

– – –  met een gehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

1902.4029

– – –  andere

1902.4030

– –  andere

1903

Tapioca en dergelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke:

1903.0001

–  in detailhandelsverpakking van 5 kg of minder

1903.0009

–  andere

1904

Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan mais) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen

 

–  graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren:

1904.1001

– –  snacks in allerlei vormen (vlokvormig, schroefvormig, ringvormig, kegelvormig, staafvormig enz.)

1904.1003

– –  ontbijtgranen, bevattende meer dan 10 % toegevoegde suiker

1904.1004

– –  andere ontbijtgranen

1904.1009

– –  andere

 

–  bereidingen voor menselijke consumptie verkregen uit ongeroosterde graanvlokken of uit mengsels van ongeroosterde graanvlokken en geroosterde graanvlokken of gepofte granen:

1904.2001

– –  gebaseerd op gepofte granen of geroosterde granen of graanproducten

1904.2009

– –  andere

 

–  bulgurtarwe:

1904.3001

– –  met een vleesgehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

1904.3009

– –  andere

 

–  andere:

1904.9001

– –  met een vleesgehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

1904.9009

– –  met een vleesgehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

1905

Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten, van meel of van zetmeel:

1905.1000

–  bros gebakken brood

1905.2000

–  ontbijtkoek

 

–  koekjes en biscuits, gezoet; wafels en wafeltjes:

 

– –  koekjes en biscuits, gezoet:

1905.3110

– – –  bekleed of bedekt met chocolade of met andere bereidingen die cacao bevatten

1905.3120

– – –  niet bevattende gluten of eiwitten, speciaal bereid voor personen met allergie- en stofwisselingsstoornissen

 

– – –  andere:

1905.3131

– – – –  gemberkoekjes

1905.3132

– – – –  koekjes en biscuits, gezoet, bevattende minder dan 20 % suiker

1905.3139

– – – –  andere koekjes en biscuits, gezoet

 

– –  wafels en wafeltjes:

1905.3201

– – –  bekleed of bedekt met chocolade of met andere bereidingen die cacao bevatten

1905.3209

– – –  andere

1905.4000

–  beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten

 

–  andere:

 

– –  brood:

1905.9011

– – –  met een vulling op basis van hoofdzakelijk boter of andere zuivelproducten (bv. knoflookboter)

1905.9019

– – –  andere

 

– –  koekjes en biscuits, ongezoet:

1905.9021

– – –  niet bevattende gluten of eiwitten, speciaal bereid voor personen met allergie- en stofwisselingsstoornissen

1905.9029

– – –  andere

1905.9030

– –  hartige en gezouten koekjes en biscuits

 

– –  banketbakkerswerk en gebak:

1905.9041

– – –  niet bevattende gluten of eiwitten, speciaal bereid voor personen met allergie- en stofwisselingsstoornissen

1905.9049

– – –  andere

 

– –  pasteien, met inbegrip van pizza's:

1905.9051

– – –  bevattende vlees

1905.9059

– – –  andere

1905.9060

– –  snacks in allerlei vormen (vlokvormig, schroefvormig, ringvormig, kegelvormig, staafvormig enz.)

 

– –  andere

1905.9091

– – –  met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

1905.9099

– – –  andere

ex 2001

Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur:

 

–  andere:

2001.9001

– –  suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

2001.9002

– –  broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten

ex 2001.9009

– –  andere, bevattende palmharten

ex 2004

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren:

 

–  aardappelen:

2004.1001

– –  bloem, meel of vlokken

 

–  andere groenten en mengsels van groenten:

2004.9001

– –  suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

ex 2005

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren:

 

–  aardappelen:

2005.2001

– –  bloem, meel of vlokken

2005.8000

–  suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

ex 2006

Vruchten, noten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd):

 

–  ingevroren groenten:

2006.0011

– –  suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

 

–  andere groenten:

2006.0021

– –  suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

2007

Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchten- of notenmoes en vruchten- of notenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

2007.1000

–  gehomogeniseerde bereidingen

 

–  andere:

2007.9100

– –  citrusvruchten

2007.9900

– –  andere

ex 2008

Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

–  noten, grondnoten en andere zaden, ook indien onderling vermengd:

 

– –  grondnoten:

2008.1101

– – –  pindakaas

ex 2008.1109

– – –  andere, geroosterd

 

–  andere, mengsels, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2008.19 , daaronder begrepen

2008.9100

– –  palmharten

 

– –  andere:

2008.9902

– – –  maïs, andere dan suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

ex 2101

Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan:

 

–  extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie:

 

– –  preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie:

2101.1201

– – –  bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

 

–  extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté:

2101.2001

– –  bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

 

–  gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan:

2101.3001

– –  gebrande koffiesurrogaten, andere dan gebrande cichorei; extracten, essences en concentraten van gebrande koffiesurrogaten, andere dan van gebrande cichorei

2102

Gist, ook indien inactief; andere eencellige micro-organismen, dood (andere dan de vaccins bedoeld bij post 3002 ); samengesteld bakpoeder:

 

–  levende gist:

2102.1001

– –  andere dan voor het bakken van brood, met uitzondering van gist voor gebruik in diervoeders

2102.1009

– –  andere

 

–  inactieve gist; andere eencellige micro-organismen, dood:

2102.2001

– –  inactieve gist

2102.2002

– –  dode eencellige algen

2102.2003

– –  voor gebruik in diervoeders

2102.2009

– –  andere

 

–  samengesteld bakpoeder:

2102.3001

– –  in detailhandelsverpakking van 5 kg of minder

2102.3009

– –  andere

ex 2103

Sauzen en preparaten voor sauzen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd:

2103.2000

–  tomatenketchup en andere tomatensausen

 

–  mosterdmeel en bereide mosterd:

2103.3001

– –  bereide mosterd, bevattende 5 of meer gewichtspercenten toegevoegde suiker

 

–  andere:

2103.9010

– –  bereide groentesauzen op basis van bloem, meel, zetmeel of moutextract

2103.9020

– –  mayonaise

2103.9030

– –  sauzen op basis van olie n.e.g. (bijvoorbeeld remouladesaus)

 

– –  bevattende vlees:

2103.9051

– – –  met meer dan 20 gewichtspercenten

2103.9052

– – –  met een gehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

2103.9059

– – –  andere

 

– –  andere:

2103.9091

– – –  met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

2103.9099

– – –  andere

2104

Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon; samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie:

 

–  preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon:

2104.1001

– –  bereide groentesoepen op basis van bloem, meel, zetmeel of moutextract

2104.1002

– –  andere soep in poedervorm, in verpakkingen van 5 kg of meer

2104.1003

– –  vissoep in blik

 

– –  andere soepen:

2104.1011

– – –  met een vleesgehalte van meer dan 20 gewichtspercenten

2104.1012

– – –  met een vleesgehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

2104.1019

– – –  andere

 

– –  andere:

2104.1021

– – –  met een vleesgehalte van meer dan 20 gewichtspercenten

2104.1022

– – –  met een vleesgehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

2104.1029

– – –  andere

 

–  samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie:

2104.2001

– – –  met een vleesgehalte van meer dan 20 gewichtspercenten

2104.2002

– – –  met een vleesgehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

2104.2003

– –  met vis, schaaldieren, weekdieren of andere ongewervelde waterdieren

2104.2009

– – –  andere

ex 2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

2106.1000

–  proteïneconcentraten en getextureerde proteïnestoffen

 

–  andere:

 

– –  vruchtensappen, verder bereid en gemengd dan vermeld in post 2009 :

2106.9011

– – –  ongegist en geen suiker bevattend, in recipiënten van 50 kg of meer

2106.9012

– – –  andere in andere recipiënten, bevattende toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

2106.9013

– – –  andere in andere recipiënten

 

– –  bereidingen voor dranken:

2106.9023

– – –  mengsels van planten of plantendelen, ook indien met plantenextracten vermengd, voor infusies of theeën

2106.9024

– – –  speciaal bereid voor de voeding van kinderen of voor dieetdoeleinden

2106.9025

– – –  bereidingen voor dranken, bevattende eiwitten en/of andere voedingsstoffen, ook vitaminen, mineralen, plantaardige vezels, meervoudig onverzadigde vetzuren en smaakstoffen

2106.9026

– – –  bereidingen voor dranken, van ginsengextract vermengd met andere ingrediënten, bijvoorbeeld glucose of lactose

2106.9027

– – –  alcoholvrije preparaten (geconcentreerde extracten), zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

2106.9028

– – –  alcoholvrije preparaten (geconcentreerde extracten), bevattende toegevoegde suiker

2106.9029

– – –  alcoholvrije preparaten (geconcentreerde extracten), bevattende toegevoegde zoetstoffen

 

– – –  alcoholische preparaten met een alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol, voor het bereiden van dranken:

2106.9031

– – – –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol tot en met 2,25 % vol

2106.9032

– – – –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 2,25 % vol tot en met 15 % vol

2106.9033

– – – –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 15 % vol tot en met 22 % vol

2106.9034

– – – –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 22 % vol tot en met 32 % vol

2106.9035

– – – –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 32 % vol tot en met 40 % vol

2106.9036

– – – –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 40 % vol tot en met 50 % vol

2106.9037

– – – –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 50 % vol tot en met 60 % vol

2106.9038

– – – –  andere

2106.9039

– – –  andere

 

– –  poeder voor de bereiding van desserts:

2106.9041

– – –  in detailhandelsverpakking van 5 kg of minder, bevattende melkpoeder, eiwit of eigeel

2106.9042

– – –  in detailhandelsverpakking van 5 kg of minder, niet bevattende melkpoeder, eiwit of eigeel

2106.9048

– – –  andere, bevattende melkpoeder, eiwit of eigeel

2106.9049

– – –  andere, niet bevattende melkpoeder, eiwit of eigeel

2106.9051

– –  mengsels van chemische stoffen en levensmiddelen, zoals sacharine en lactose gebruikt als zoetstoffen

2106.9062

– –  soep en pap van vruchten

2106.9064

– –  met een vleesgehalte van 3 tot en met 20 gewichtspercenten

2106.9065

– –  capsules van oliën van vislevers en andere vitaminen, n.e.g.

2106.9066

– –  voedingssupplementen, n.e.g.

2106.9067

– –  vegetarische room

2106.9068

– –  vegetarische kaas

 

– –  snoepgoed, zonder suiker noch cacao:

2106.9071

– – –  kauwgom

2106.9072

– – –  andere

2106.9079

– –  andere

2202

Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009 :

 

–  water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd:

 

– –  koolzuurhoudende dranken, waaraan suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd:

2202.1011

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2202.1012

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2202.1013

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2202.1014

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2202.1015

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2202.1016

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2202.1019

– – –  andere

 

– –  koolzuurhoudende dranken, waaraan geen suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd:

2202.1031

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2202.1032

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2202.1033

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2202.1034

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2202.1035

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2202.1036

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2202.1039

– – –  andere

 

– –  speciaal bereid voor de voeding van kinderen of voor dieetdoeleinden:

2202.1041

– – –  in verpakkingen van karton

2202.1042

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2202.1043

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2202.1044

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2202.1045

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2202.1046

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2202.1047

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2202.1049

– – –  andere

 

– –  andere:

2202.1091

– – –  in verpakkingen van karton

2202.1092

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2202.1093

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2202.1094

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2202.1095

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2202.1096

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2202.1097

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2202.1099

– – –  andere

 

–  andere:

 

– –  van zuivelproducten met andere ingrediënten, mits de zuivelproducten 75 of meer gewichtspercenten, exclusief de verpakking, uitmaken:

2202.9011

– – –  in verpakkingen van karton

2202.9012

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2202.9013

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2202.9014

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2202.9015

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2202.9016

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2202.9017

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2202.9019

– – –  andere

 

– –  speciaal bereid voor de voeding van kinderen of voor dieetdoeleinden:

2202.9021

– – –  in verpakkingen van karton

2202.9022

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2202.9023

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2202.9024

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2202.9025

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2202.9026

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2202.9027

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2202.9029

– – –  andere

 

– –  dranken van sojabonen:

2202.9031

– – –  in verpakkingen van karton

2202.9032

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2202.9033

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2202.9034

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2202.9035

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2202.9036

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2202.9037

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2202.9039

– – –  andere

 

– –  dranken op basis van rijst en/of amandelen:

2202.9041

– – –  in verpakkingen van karton

2202.9042

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2202.9043

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2202.9044

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2202.9045

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2202.9046

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2202.9047

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2202.9049

– – –  andere

 

– –  andere:

2202.9091

– – –  in verpakkingen van karton

2202.9092

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2202.9093

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2202.9094

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2202.9095

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2202.9096

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2202.9097

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2202.9099

– – –  andere

2203

Bier van mout:

 

–  moutbier met een alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol tot en met 2,25 % vol:

2203.0011

– –  in wegwerpverpakkingen van staal

2203.0012

– –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2203.0013

– –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2203.0014

– –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2203.0015

– –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2203.0016

– –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2203.0019

– –  andere

 

–  andere:

2203.0091

– –  in wegwerpverpakkingen van staal

2203.0092

– –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2203.0093

– –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2203.0094

– –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2203.0095

– –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2203.0096

– –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2203.0099

– –  andere

2205

Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen:

 

–  in verpakkingen met een inhoud van niet meer dan 2 l:

 

– –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol tot en met 2,25 % vol:

2205.1011

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2205.1012

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2205.1013

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2205.1014

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2205.1015

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2205.1016

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2205.1019

– – –  andere

 

– –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 2,25 % vol tot en met 15 % vol pure alcohol en uitsluitend gegiste, niet-gedistilleerde alcohol bevattend:

2205.1021

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2205.1022

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2205.1023

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2205.1024

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2205.1025

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2205.1026

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2205.1029

– – –  andere

 

– –  andere:

2205.1091

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2205.1092

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2205.1093

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2205.1094

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2205.1095

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2205.1096

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2205.1099

– – –  andere

 

–  andere:

 

– –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol tot en met 2,25 % vol:

2205.9011

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2205.9012

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2205.9013

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas

2205.9015

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2205.9016

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2205.9019

– – –  andere

 

– –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 2,25 % vol tot en met 15 % vol pure alcohol en uitsluitend gegiste, niet-gedistilleerde alcohol bevattend:

2205.9021

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2205.9022

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2205.9023

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2205.9025

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2205.9026

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2205.9029

– – –  andere

 

– –  andere:

2205.9091

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2205.9092

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2205.9093

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2205.9095

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2205.9096

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2205.9099

– – –  andere

ex 2207

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol of meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte:

2207.2000

–  ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte

ex 2208

Ethylalcohol, niet-gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten:

 

–  rum en andere gedistilleerde dranken verkregen door het distilleren van gegiste suikerrietproducten:

2208.4011

– –  in wegwerpverpakkingen van staal

2208.4012

– –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2208.4013

– –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2208.4014

– –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2208.4015

– –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2208.4016

– –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2208.4019

– –  andere

 

–  gin en jenever:

 

– –  gin:

2208.5031

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2208.5032

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2208.5033

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2208.5034

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2208.5035

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2208.5036

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2208.5039

– – –  andere

 

– –  jenever:

2208.5041

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2208.5042

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2208.5043

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2208.5044

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2208.5045

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2208.5046

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2208.5049

– – –  andere

 

–  wodka:

2208.6011

– –  in wegwerpverpakkingen van staal

2208.6012

– –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2208.6013

– –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2208.6014

– –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2208.6015

– –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2208.6016

– –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2208.6019

– –  andere

 

–  likeuren:

 

– –  met een alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5 % vol tot en met 2,25 % vol:

2208.7021

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2208.7022

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2208.7023

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2208.7024

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2208.7025

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2208.7026

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2208.7029

– – –  andere

 

– –  andere:

2208.7081

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2208.7082

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2208.7083

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2208.7084

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2208.7085

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2208.7086

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2208.7089

– – –  andere

 

–  andere:

 

– –  aqua vitae (brennivín):

2208.9021

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2208.9022

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2208.9023

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2208.9024

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2208.9025

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2208.9026

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2208.9029

– – –  andere

 

– –  aquavit:

2208.9031

– – –  in wegwerpverpakkingen van staal

2208.9032

– – –  in wegwerpverpakkingen van aluminium

2208.9033

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van meer dan 500 ml

2208.9034

– – –  in wegwerpverpakkingen van glas met een inhoud van niet meer dan 500 ml

2208.9035

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, gekleurd

2208.9036

– – –  in wegwerpverpakkingen van plastic, niet gekleurd

2208.9039

– – –  andere

2209.0000

Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur

2402

Sigaren, cigarillo's en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten:

 

–  sigaren en cigarillo's, tabak bevattend:

2402.1001

– –  in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2402.1009

– –  andere

 

–  sigaretten, tabak bevattend:

2402.2001

– –  in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2402.2009

– –  andere

 

–  andere:

 

– –  sigaren, knaksigaren en cigarillo's, van tabakssurrogaten:

2402.9011

– – –  in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2402.9019

– – –  andere

 

– –  andere:

2402.9091

– – –  in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2402.9099

– – –  andere

2403

Andere tabak en tabakssurrogaten, tot verbruik bereid; „gehomogeniseerde” en „gereconstitueerde” tabak; tabaksextracten en tabakssauzen:

 

–  rooktabak, ook indien tabakssurrogaten bevattend, ongeacht in welke verhouding:

 

– –  waterpijptabak bedoeld bij aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk:

2403.1101

– – –  in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2403.1109

– – –  andere

 

– –  andere:

2403.1901

– – –  in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2403.1909

– – –  andere

 

– –  „gehomogeniseerde” en „gereconstitueerde” tabak:

2403.9101

– – –  in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2403.9109

– – –  andere

 

– –  andere:

 

– – –  snuiftabak, bevattende solutio ammoniae:

2403.9911

– – – –  in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2403.9919

– – – –  andere

 

– – –  andere snuiftabak:

2403.9921

– – – –  in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2403.9929

– – – –  andere

 

– – –  andere:

2403.9992

– – – –  imitatie-snuiftabak

2403.9993

– – – –  imitatietabak voor oraal gebruik

2403.9994

– – – –  andere, in het land binnengebracht door reizigers, bemanningsleden en anderen voor hun persoonlijk gebruik, of naar het land verstuurd in het kader van niet beroepsmatige invoer

2403.9999

– – – –  andere

▼M320

2. De tariefcodes in lid 1 zijn die welke op 1 juli 2001 in IJsland van toepassing zijn. De tariefcodes in lid 1 bis zijn die welke op 1 januari 2015 in IJsland van toepassing zijn. Naderhand in de tariefnomenclatuur aangebrachte veranderingen zijn niet van invloed op de inhoud van deze bijlage.

▼M108

3.

 



GS-code

Omschrijving

 

 

2105

 

Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend

2106

 

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

.90

– andere:

ex .90

– – producten hoofdzakelijk bestaande uit vet en water, meer dan 15 gewichtspercenten boter of andere van melk afkomstige vetten bevattend

4. De onder punt 3 genoemde tijdelijke regeling zal voor eind 2007 door de overeenkomstsluitende partijen worden herzien.

BIJLAGE III BIJ TABEL I

Noorse invoerregeling

1.

Onderstaande referentietarieven (NOK/kg) voor de agrarische grondstoffen worden voor de berekening van de voor de verwerkte landbouwproducten geldende rechten gebruikt, tenzij onder punt 6 anders wordt bepaald:



 

Matrix ()

Standaardsamenstelling

Werkelijk gehalte

Volle-melkpoeder (*)

11,43

11,43

11,43

Magere-melkpoeder (*)

12,16

12,16

12,16

Boter (*)

12,74

12,74

12,74

Melk voor de yoghurtbereiding

 ()

3,01

3,01

Melk voor de bereiding van dranken

 ()

2,23

2,23

Vloeibare volle melk

 ()

1,43

Vloeibare magere melk

 ()

1,07

Gecondenseerde melk, vet

 ()

4,98

Gecondenseerde melk, mager

 ()

4,72

Melkpoeder, 20 % vet

 ()

11,41

Karnemelkpoeder

 ()

11,93

Room

 ()

4,48

Roommengsel

 ()

5,33

Dikke zure room

 ()

6,69

Room in poedervorm

 ()

10,77

Weipoeder

 ()

3,00

Caseïnaten

 ()

33,47

Melkalbumine

 ()

33,47

Tarwemeel (*)

1,96

1,96

1,96

Roggemeel

1,96

2,16

1,96

Meel van harde tarwe

1,96

1,32

1,96

Gerstmeel

1,96

1,96

Meel van mengkoren

1,96

1,96

Maïsmeel

0

0

Rijstmeel

0

0

Meel van andere granen

0

0

Zachte tarwe

1,52

1,52

Harde tarwe

0,98

0,98

Gerst

1,37

1,37

Haver

1,17

1,17

Rogge

1,46

1,46

Mengkoren

1,46

1,46

Maïs

0

0

Andere granen

0

0

Tarwezemelen

1,96

1,96

Haverzemelen

1,96

1,96

Geplette haver

1,96

1,96

Tarwemout

0

0

Gerstmout

0

0

Tarwegluten

0

0

Rijst

0

0

Aardappelzetmeel (*)

4,41

4,41

4,41

Ander zetmeel (*)

4,41

4,41

Gemodificeerd zetmeel

4,41

4,41

Glucose en glucosestroop

4,41

4,41

4,41

Suiker

0

0

Maltodextrine

0

0

Aardappelen

0,81

0,81

Aardappelmeel, aardappelvlokken

3,75

12,01

12,01

Rundvlees, zonder been (14 % vet) (*)

25,89

25,89

25,89

Varkensvlees (23 % vet)

19,23

19,23

19,23

Schapenvlees

8,63

8,63

Vlees van pluimvee

3,02

3,02

Andere vetten dan boter

0

0

Bevroren frambozen (*)

4,29  ()

4,29  ()

Frambozenconcentraat

22,22  ()

22,22  ()

Bevroren zwarte aalbessen

0  ()

0  ()

Zwarte-aalbessenconcentraat

0  ()

0  ()

Bevroren aardbeien

4,45  ()

4,45  ()

4,45  ()

Aardbeienconcentraat

23,05  ()

23,05  ()

Appelpulp

0

0

Appelconcentraat

0

0

Kaas (*)

20,08

20,08

20,08

Kaas in poedervorm

12,45

12,45

Heeleipoeder (*)

45,37

45,37

45,37

Eieren in de schaal

9,48

9,48

Verduurzaamd eigeel (vloeibaar eigeel)

26,90

26,90

26,90

Eigeel in poedervorm

56,81

56,81

Heeleipasta (hele eieren uit de schaal)

9,32

9,32

9,32

Vloeibare albumine

0

0

Albumine in poedervorm

0

0

(1)   

De met een asterisk (*) aangegeven referentietarieven voor agrarische grondstoffen dienen als grondslag voor de berekening van de rechten voor verwerkte landbouwproducten volgens het matrixsysteem; de andere referentietarieven voor de in deze rubriek aan te geven grondstoffen zijn verkregen door toepassing van de omrekeningscoëfficiënten.

(2)   

De matrixreferentietarieven voor deze grondstoffen hangen af van het werkelijke gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen en melkproteïnen in combinatie met de omrekeningscoëfficiënt.

(3)   

De referentietarieven voor deze grondstoffen worden jaarlijks gezamenlijk vóór 15 juni herzien. Bij deze gezamenlijke herzieningen wordt rekening gehouden met de marktprijzen, de marktsituatie, de Noorse productie en de invoer in Noorwegen.

▼M142

2.

De tariefcodes in deze bijlage zijn die welke op 1 januari 2004 in Noorwegen van toepassing zijn. Naderhand in de tariefnomenclatuur aangebrachte veranderingen zijn niet van invloed op de inhoud van deze bijlage.

▼M108

3.

De „de minimis”-hoeveelheid waaronder geen invoerrecht wordt geheven voor meel, zetmeel en/of glucose, bedraagt 5 procent.

4.

De „de minimis”-hoeveelheid waaronder geen invoerrecht wordt geheven voor bijkomende grondstoffen (vlees, kaas, eieren en zacht fruit (bevroren frambozen, zwarte aalbessen en aardbeien)) bedraagt 3 procent. Bij de berekening van het recht wordt vers fruit gelijkgesteld met dezelfde hoeveelheid bevroren fruit.

5.

De tranches van de theoretische en de overeengekomen hoeveelheden agrarische grondstoffen, die in aanmerking moeten worden genomen, en de voor de berekening van de douanerechten gebruikte standaardsamenstellingen zijn opgenomen in het aanhangsel.

6.



Noorse tariefcode

Omschrijving

 

 

19.04

 

Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); ►M142  Granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen ◄ :

– Bereidingen voor menselijke consumptie verkregen uit ongeroosterde graanvlokken of uit mengsels van ongeroosterde graanvlokken en geroosterde graanvlokken of gepofte granen:

.2010

– – bereidingen van de soort „Müsli”, op basis van niet-geroosterde graanvlokken

21.04

 

Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon; samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie:

– preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon:

– – in luchtdichte verpakkingen:

.1020

– – – groentesoep, ook indien voorgekookt, geen vlees of vleesextracten bevattend

.1030

– – – vissoep bevattende 25 of meer gewichtspercenten vis

.1040

– – – andere

 

– – andere:

.1050

– – – vlees of vleesextracten bevattend

.1060

– – – vissoep bevattende 25 of meer gewichtspercenten vis

.1090

– – – andere

▼M142

7.

De douanerechten voor de in onderstaande tabel opgenomen producten luiden als aangegeven.



Noorse tariefcode

Omschrijving

Toegepast recht (NOK/kg)

05.01

Mensenhaar, onbewerkt, ook indien gewassen of ontvet; afval van mensenhaar

Nul

05.02

Haar van varkens of van wilde zwijnen; dassenhaar en ander dierlijk haar, voor borstelwerk; afval van dit haar

Nul

05.03

Paardenhaar (crin) en afval van paardenhaar, ook indien in vliezen, al dan niet op een onderlaag

Nul

05.05

Vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt; poeder en afval, van veren of van delen van veren

Nul

05.07

Ivoor, schildpad, walvisbaarden (walvisbaardhaar daaronder begrepen), horens, geweien, hoeven, nagels, klauwen en snavels, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet in vorm gesneden; poeder en afval van deze stoffen

Nul

05.08

Koraal en dergelijke stoffen, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet verder bewerkt; schelpen en schalen, van schaaldieren, van weekdieren of van stekelhuidigen, alsmede rugplaten van inktvissen, ruw of eenvoudig voorbehandeld, doch niet in vorm gesneden, alsmede poeder en afval van deze stoffen

Nul

05.09

Echte sponsen

Nul

05.10

Grijze amber, bevergeil, civet en muskus; Spaanse vlieg; gal, ook indien gedroogd; klieren en andere stoffen van dierlijke oorsprong, die worden gebruikt voor het bereiden van farmaceutische producten, vers, gekoeld, bevroren of anderszins voorlopig geconserveerd

Nul

07.10

Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren:

– suikermaïs:

 

.4010

– – voor voederdoeleinden

1,73

.4090

– – andere

Nul

07.11

Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie:

– andere groenten; mengsels van groenten:

– – suikermaïs:

 

.9011

– – – voor voederdoeleinden

1,73

.9020

– – – andere

Nul

13.02

Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agar-agar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd:

– plantensappen en plantenextracten:

 

.1400

– – van pyretrum of van wortels van rotenon bevattende planten

– – andere:

Nul

.1903

– – – plantenextracten, onderling vermengd, voor de vervaardiging van dranken of van producten voor menselijke consumptie

Nul

.1904

– – – voor therapeutisch en profylactisch (geneeskundig) gebruik

– pectinestoffen, pectinaten en pectaten:

Nul

ex .2000

– – met een gehalte aan toegevoegde suiker van 5 of meer gewichtspercenten

Nul

14.01

Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de mandenmakerij of voor vlechtwerk (bijvoorbeeld bamboe, rotting, riet, bies, teen, raffia, lindebast, alsmede gezuiverd, gebleekt of geverfd stro van graangewassen)

Nul

14.02

Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt als opvulmateriaal (bijvoorbeeld kapok, plantenhaar („crin végétal”), zeegras), ook indien in vliezen, al dan niet bevestigd op een onderlaag of tussen twee lagen, van andere stof

Nul

14.03

Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het vervaardigen van bezems en van borstels (bijvoorbeeld sorghopluimen en -stro, piassava, hondsgras, istle), ook indien in wrongen of in bosjes

Nul

14.04

Plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

.1000

– ruw plantaardig materiaal van de soort hoofdzakelijk gebruikt als verf of looistof

Nul

.9000

– andere

Nul

15.17

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 15.16 :

– margarine, andere dan vloeibare margarine:

– – - andere:

– – – dierlijke:

 

.1021

– – – – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

– – – plantaardige:

14,5 %

.1031

– – – – - met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

– andere:

– – andere:

– – – vloeibare margarine:

14,5 %

.9032

– – – – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

– – – vloeibare mengsels, voor menselijke consumptie, van dierlijke en plantaardige oliën, hoofdzakelijk bestaande uit plantaardige oliën:

14,5 %

.9041

– – – – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

– – – andere:

10,2 %

.9091

– – – – met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten

Nul

ex .9098

– – – – - mengsels en bereidingen voor menselijke consumptie van de soorten gebruikt als preparaten voor het insmeren van bakvormen

Nul

15.20

Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen:

 

.0010

– voor voederdoeleinden

3,79

15.22

Dégras; afvallen, afkomstig van de behandeling van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was:

 

.0011

– voor voederdoeleinden

3,79

17.02

Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel:

– chemisch zuivere fructose:

 

.5010

– – voor voederdoeleinden

1,37

.5090

– – andere

– andere, daaronder begrepen invertsuiker en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten:

Nul

ex .9022

– – chemisch zuivere maltose voor voederdoeleinden

1,37

ex .9022

– – chemisch zuivere maltose, niet voor voederdoeleinden

Nul

18.06

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten:

 

.1000

– cacaopoeder, waaraan suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd

Nul

19.01

Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 04.01 tot en met 04.04 , geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen:

– bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein:

 

.1010

– – van producten bedoeld bij de posten 04.01 tot en met 04.04

– andere:

5,10  (1)

.9010

– – moutextract

Nul

19.04

Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen:

– graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren:

 

.1010

– – „cornflakes”

– – andere:

Nul

.1091

– – – popcorn

Nul

.1099

– – – andere

– andere:

– – voorgekookte rijst zonder toegevoegde ingrediënten:

Nul

.9010

– – – voor voederdoeleinden

1,11

.9020

– – – andere

Nul

19.05

Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel:

 

.2000

– ontbijtkoek

0,75

20.01

Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur:

– andere:

– – groenten:

– – – suikermaïs (Zea mays var. saccharata):

 

.9031

– – – – voor voederdoeleinden

1,73

.9041

– – – – andere

– – – andere:

Nul

.9062

– – – – palmharten

2,22

.9063

– – – – broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten

2,22

20.04

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 20.06 :

– andere groenten en mengsels van groenten:

– – suikermaïs (Zea mays var. saccharata):

 

.9011

– – – voor voederdoeleinden

1,73

.9020

– – – andere

Nul

20.05

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 20.06 :

– suikermaïs (Zea mays var. saccharata):

 

.8010

– – voor voederdoeleinden

1,73

.8090

– – andere

Nul

20.06

Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd):

– andere:

 

ex .0031

– – suikermaïs (Zea mays var. saccharata) met een suikergehalte van meer dan 13 gewichtspercenten, voor voederdoeleinden

1,94

ex .0031

– – suikermaïs (Zea mays var. Saccharata) met een suikergehalte van meer dan 13 gewichtspercenten, niet voor voederdoeleinden

Nul

ex .0091

– – suikermaïs (Zea mays var. Saccharata) met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten, voor voederdoeleinden

1,94

ex .0091

– – suikermaïs (Zea mays var. Saccharata) met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten, niet voor voederdoeleinden

Nul

20.07

Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

– gehomogeniseerde bereidingen:

 

.1001

– – met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

5,30

ex .1009

– – andere, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, van andere grondstoffen dan aardbeien, zwarte bessen en frambozen

3,28

ex .1009

– – andere

– andere:

– – citrusvruchten:

4,55

.9110

– – – met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Nul

.9190

– – – andere

– – andere:

– – – met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

Nul

.9902

– – – – van abrikozen, mango's, kiwi's, perziken of mengsels daarvan

Nul

ex .9903

– – – – van rode bosbessen (Vaccinium vitis-idaea), blauwe bosbessen (Vaccinium myrtillus), andere bessen van het geslacht Vaccinium of bergbraambessen (Noorse tariefcode 0810.9010 ), of mengsels van deze bessen

1,76

ex .9903

– – – – andere

– – – andere:

5,30

.9907

– – – – van abrikozen, mango's, kiwi's, perziken of mengsels daarvan

Nul

ex .9908

– – – – van andere grondstoffen dan aardbeien, zwarte bessen en frambozen

1,76

ex .9908

– – – – andere

5,30

20.08

Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen:

– noten, grondnoten en andere zaden, ook indien onderling vermengd:

– – grondnoten:

 

.1110

– – – pindakaas

– – – andere:

Nul

.1180

– – – – voor voederdoeleinden

1,69

.1191

– – – – andere

– andere mengsels, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2008.19 , daaronder begrepen:

– – palmharten:

Nul

.9110

– – – voor voederdoeleinden

– – andere:

4,67

ex .9903

– – – maïs, andere dan suikermaïs (Zea mays var. saccharata), voor voederdoeleinden

2,67

21.01

Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan:

– extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie:

– – preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie:

 

ex .1202

– – – preparaten op basis van koffie, bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

Nul

ex .1209

– – – andere, bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

– extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté:

Nul

ex .2010

– – extracten, essences en concentraten, van thee, bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

– – andere:

Nul

ex .2091

– – – preparaten op basis van thee of van maté, bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

Nul

ex .2099

– – – andere, bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, 2,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige proteïnen, 5 of meer gewichtspercenten suiker of 5 of meer gewichtspercenten zetmeel

Nul

ex .3000

– gebrande koffiesurrogaten, andere dan gebrande cichorei; extracten, essences en concentraten van gebrande koffiesurrogaten, andere dan van gebrande cichorei

Nul

21.02

Gist, ook indien inactief; andere eencellige micro-organismen, dood (andere dan de vaccins bedoeld bij post 30.02 ); samengesteld bakpoeder:

– levende gist:

 

.1010

– – wijngist

Nul

.1020

– – bakkersgist, vloeibaar, geperst of gedroogd

Nul (2)

.1090

– – andere

– inactieve gist; andere eencellige micro-organismen, dood:

Nul

.2010

– – gist voor voederdoeleinden

2,58

.2020

– – andere inactieve gist

Nul

.2031

– – andere eencellige micro-organismen, dood, voor voederdoeleinden

2,58

.2040

– – andere eencellige micro-organismen, dood, niet voor voederdoeleinden

Nul

.3000

– samengesteld bakpoeder

Nul

21.03

Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd:

– tomatenketchup en andere tomatensausen:

 

.2010

– – tomatenketchup

– mosterdmeel en bereide mosterd:

– – bereide mosterd:

Nul

.3009

– – – bereide mosterd, bevattende 5 of meer gewichtspercenten toegevoegde suiker

Nul

21.04

Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon; samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie:

– preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon:

– – in luchtdichte verpakking:

– – – vleesbouillon:

 

.1011

– – – gedroogd

Nul

21.05

Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend:

– ander:

 

.0090

– – ander

Nul

21.06

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

– andere:

 

.9010

– – samengestelde alcoholvrije preparaten (zogenaamde „geconcentreerde extracten”) op basis van producten bedoeld bij post 13.02 , voor de vervaardiging van dranken

Nul

.9020

– – preparaten op basis van appelsap of zwartebessensap, voor de vervaardiging van dranken

– – andere preparaten van een soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken:

8,73 %

.9039

– – – andere dan siropen met smaak- of kleurstoffen

– – zuurtjes en kauwgom, geen suiker bevattend:

Nul

.9041

– – – zuurtjes

– – – kauwgom:

Nul

.9043

– – – – kauwgom, nicotine bevattend

Nul

.9044

– – – – andere

– – andere:

– – – roomvervangers:

Nul

.9051

– – – – in droge vorm

5,83

.9052

– – – – vloeibaar

2,92

22.02

Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 20.09 :

 

.1000

– water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd

– andere:

Nul

.9010

– – alcoholvrije wijn

Nul

.9020

– – alcoholvrij bier (bier met een alcohol-volumegehalte van niet meer dan 0,5 % vol)

Nul

.9090

– – ander

Nul

22.03

Bier van mout

Nul

22.05

Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen

Nul

22.07

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 80 % vol of meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte:

 

.2000

– ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte

Nul

22.08

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten:

 

.4000

– rum en tafia

Nul

.5000

– gin en jenever

Nul

.6000

– wodka

– likeuren:

Nul

ex .7000

– – likeuren die meer dan 5 gewichtspercenten suiker bevatten

– andere:

Nul

.9003

– – aquavit (gedistilleerde drank met komijnzaad)

Nul

22.09

Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur

Nul

24.02

Sigaren, cigarillo's en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten:

– sigaren en cigarillo's, tabak bevattend:

 

.1001

– – sigaren

Nul

.1009

– – andere

Nul

.2000

– sigaretten, tabak bevattend

Nul

.9000

– andere

Nul

24.03

Andere tabak en tabakssurrogaten, tot verbruik bereid; „gehomogeniseerde” en „gereconstitueerde” tabak; tabaksextracten en tabakssausen:

 

.1000

– rooktabak, ook indien tabakssurrogaten bevattend, ongeacht in welke verhouding

– andere:

Nul

.9100

– – „gehomogeniseerde” en „gereconstitueerde” tabak

– – andere:

Nul

.9910

– – – tabaksextracten en tabakssausen

Nul

.9990

– – – andere

Nul

29.05

Acyclische alcoholen, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan:

– andere meerwaardige alcoholen:

 

.4300

– – mannitol

Nul

.4400

– – D-glucitol (sorbitol)

Nul

33.02

Mengsels van reukstoffen en mengsels (oplossingen in alcohol daaronder begrepen) op basis van een of meer van deze zelfstandigheden met andere stoffen, van de soort gebruikt als grondstof voor de industrie; andere bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken:

 

.1000

– van de soort gebruikt in de voedingsmiddelen- en drankenindustrie

Nul

35.05

Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bijvoorbeeld voorgegelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel:

– dextrine en ander gewijzigd zetmeel:

 

.1001

– – door ethervorming of door verestering gewijzigd

7,40  (3)

.1009

– – andere

7,40  (3)

.2000

– lijm

Nul

38.09

Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, in de papierindustrie, in de lederindustrie of in dergelijke industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

.1000

– op basis van zetmeel of van zetmeelhoudende stoffen

Nul

38.24

Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

.6000

– sorbitol, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2905.44

Nul

(1)   

Het agrarische element is gebaseerd op de standaardsamenstelling in Protocol nr. 2 bij de vrijhandelsovereenkomst.

(2)   

De vrijstelling van rechten geldt vanaf 1 januari 2005.

(3)   

Voor technisch gebruik bedraagt het douanerecht nul.

▼M108

8.



Noorse tariefcode

Omschrijving

1806.2012

Puddingpoeder in recipiënten of in andere verpakkingen, met een inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 2 kg

1806.2090

Andere (andere dan consumptie-ijs- of puddingpoeder) in de vorm van tabletten, staven of repen, met een gewicht van meer dan 2 kg, hetzij in vloeibare toestand of in de vorm van pasta, poeder, korrels of dergelijke, in recipiënten of in andere verpakkingen, met een inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 2 kg

1806.3100

Andere, in de vorm van tabletten, staven of repen, gevuld

1806.3200

Andere, in de vorm van tabletten, staven of repen, niet gevuld

1806.9010

Andere chocolade, inclusief suikerwerk, cacao bevattend (andere dan in de vorm van tabletten, staven of repen, met een gewicht van meer dan 2 kg, of in vloeibare toestand of in de vorm van pasta, poeder, korrels of dergelijke, in recipiënten of in andere verpakkingen, met een inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 2 kg

1806.9022

Puddingpoeder

1806.9090

Andere bereidingen voor menselijke consumptie

2103.9099

Andere sausen en bereidingen daarvoor; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten (andere dan tomatenketchup en andere tomatensausen, mosterdmeel en bereide mosterd, mayonaise en remouladesaus en vloeibare mangochutney)

▼M142

9.

Het douanerecht voor glutenvrij verklaarde producten voor coeliakiepatiënten, die zijn ingedeeld onder de Noorse codes 1901.2097 en 1901.2098 (mengsels voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905 ) bedraagt 0,37 NOK/kg.

10.

Het douanerecht voor producten die zijn ingedeeld onder de Noorse code ex 2008.9903 (maïs, andere dan suikermaïs (Zea mays var. saccharata), niet voor voederdoeleinden), wordt berekend volgens het matrixsysteem. Het maximale douanerecht bedraagt echter niet meer dan 12 NOK/kg.

11.

Het douanerecht voor producten die zijn ingedeeld onder de Noorse code 2106.9060 (geëmulgeerde vetten en dergelijke producten, bevattende meer dan 15 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, voor menselijke consumptie), wordt berekend volgens het matrixsysteem. Het maximale douanerecht bedraagt echter niet meer dan 7 NOK/kg.

▼M108

AANHANGSEL

In punt 5 bedoelde hoeveelheden en samenstellingen



(per 100 kg van de goederen)

Binnen de verschillende tranches in aanmerking te nemen hoeveelheden — melk en zuivelproducten

Melkvet

(gewichtspercenten)

Melkproteïne

(gewichtspercenten)

Magere-melkpoeder

(kg)

Volle-melkpoeder

(kg)

Boter

(kg)

0–1,5

0–2,5

0

0

0

2,5–6

14

0

0

6–18

42

0

0

18–30

75

0

0

30–60

146

0

0

60->

208

0

0

1,5–3

0–2,5

0

0

3

2,5–6

14

0

3

6–18

42

0

3

18–30

75

0

3

30–60

146

0

3

60->

208

0

3

3–6

0–2,5

0

0

6

2,5–12

12

20

0

12->

71

0

6

6–9

0–4

0

0

10

4–15

10

32

0

15->

71

0

10

9–12

0–6

0

0

14

6–18

9

43

0

18->

70

0

14

12–18

0–6

0

0

20

6–18

0

56

2

18->

65

0

20

18–26

0–6

0

0

29

6->

50

0

29

26–40

0–6

0

0

45

6->

38

0

45

40–55

0

0

0

63

55–70

0

0

0

81

70–85

0

0

0

99

85->

0

0

0

117



(per 100 kg van de goederen)

Binnen de verschillende tranches in aanmerking te nemen hoeveelheden — andere producten dan melk en zuivelproducten

Tranches

Toe te passen

 

 

Zetmeel/glucose

0–5

0

 

5–15

12,5

(3,13 NOS + 9,38 PS)

15–25

22,5

(5,63 NOS + 16,88 PS)

25–50

43,75

(10,94 NOS + 32,81 PS)

50–75

68,75

(17,19 NOS + 51,56 PS)

75->

100

(25 NOS + 75 PS)

Meel van granen

0–5

0

 

5–15

12,5

 

15–25

22,5

 

25–35

32,5

 

35–45

42,5

 

45–55

52,5

 

55–65

62,5

 

65–75

72,5

 

75->

115

 

Vlees

0–3

0

 

3–6

5,25

 

6–10

7,5

 

10–15

12,5

 

15–20

17,5

 

20->

50

 

Kaas

0–3

0

 

3–5

4,5

 

5–10

8,75

 

10–15

13,75

 

15–20

18,75

 

20–30

27,5

 

30–50

45

 

50->

60

 

Eieren

0–3

0

 

3–5

4,5

 

5–10

8,75

 

10–15

13,75

 

15–20

18,75

 

20–30

27,5

 

30–50

45

 

50->

60

 

Zacht fruit

0–3

0

 

3–5

4,5

 

5–10

8,75

 

10–15

13,75

 

15–20

18,75

 

20–30

27,5

 

30–50

45

 

50->

60

 



Standaardsamenstellingen gebruikt voor de berekening van de douanerechten bij invoer in Noorwegen

NO-code

Melk voor yoghurt

Aardbeien

Glucose

Boter

Magere-melkpoeder

Volle-melkpoeder

Tarwemeel

Aardappelzetmeel

Heeleipoeder

Meel van harde tarwe

Heeleipasta

Roggemeel

Rundvlees 14%

Varkensvlees 23%

Kaas

Aardappelmeel/vlokken

Verduurzaamd eigeel

Melk voor dranken

%

%

%

%

%

%

%

%

%

%

%

%

%

%

%

%

%

%

0403 10 20

381

30

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0403 10 30

103

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0403 10 91

103

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0403 90 01

103

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0403 90 02

103

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1704 10 00

 

 

18

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1704 90 10

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1704 90 91

 

 

35

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1806 20 11

 

 

 

 

95

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1806 90 21

 

 

 

 

95

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1901 20 10

 

 

 

 

 

 

35

5

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1901 20 91

 

 

 

 

 

 

35

5

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1901 20 92

 

 

 

 

2

 

35

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

1902 11 00

 

 

 

 

 

 

 

 

2

108

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 19 00

 

 

 

 

 

 

 

 

 

105

 

 

 

 

 

 

 

 

1902 40 00

 

 

 

 

 

 

 

 

 

105

 

 

 

 

 

 

 

 

1903 00 00

 

 

 

 

 

 

 

100

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1905 10 00

 

 

 

 

 

 

22

 

 

 

 

88

 

 

 

 

 

 

►M142  1905 32 00  ◄

 

 

 

 

 

3

70

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1905 40 00

 

 

 

 

2

 

85

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1905 90 10

 

 

 

 

 

 

25

 

 

 

 

 

5

5

15

 

 

 

1905 90 22

 

 

 

 

 

1

65

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1905 90 32

 

 

 

 

 

 

30

 

 

 

 

100

 

 

 

 

 

 

1905 90 33

 

 

 

 

2

 

35

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

2004 10 10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

95

 

 

2004 10 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

46

 

 

2005 20 10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

95

 

 

2005 20 20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

46

 

 

2103 20 21

 

 

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2103 20 29

 

 

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2103 90 10

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

ex 2104 10 10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15  (1)

 

 

 

 

 

2105 00 10

 

 

 

 

 

35

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2105 00 20

 

6

 

 

 

35

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2202 90 30

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

95

3501 10 00

 

 

 

 

300

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3501 90 10

 

 

 

 

300

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(1)   

De standaardsamenstelling is niet van toepassing op gedroogde vleesbouillon



TABEL II

GS-post

Omschrijving

 

 

0901

 

Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand; bolsters en schillen, van koffie; koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht de mengverhouding

0902

 

Thee

1302

 

Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agar-agar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd:

 

– plantensappen en plantenextracten:

.12

– – van zoethout

.13

– – van hop

.20

– pectinestoffen, pectinaten en pectaten:

ex .20

– – met een gehalte aan toegevoegde suiker van minder dan 5 gewichtspercenten

 

– plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd, verkregen uit plantaardige producten:

.31

– – agar-agar

.32

– – plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd, uit sint-jansbrood, uit sint-jansbroodpitten of uit guarzaden

.39

– – andere

1404

 

Plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen:

.20

– katoenlinters

1516

 

Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid:

.20

– plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan:

ex .20

– – gehydrogeneerde ricinusolie, zogeheten „opal wax”

1518

 

Standolie en andere dierlijke of plantaardige oliën, alsmede fracties daarvan, gekookt, geoxideerd, gedehydreerd, gezwaveld, geblazen of op andere wijze chemisch gewijzigd, andere dan die bedoeld bij post 1516; mengsels en bereidingen van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, elders genoemd noch elders onder begrepen:

ex 1518

– linoxyne

1520

 

Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen (1)

1521

 

Plantaardige was (andere dan triglyceriden), bijenwas, was van andere insecten, alsmede walschot (spermaceti), ook indien geraffineerd of gekleurd

1522

 

Dégras; afvallen, afkomstig van de behandeling van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was (2)

1803

 

Cacaopasta, ook indien ontvet

1804

 

Cacaoboter, cacaovet en cacao-olie

1805

 

Cacaopoeder, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

2002

 

Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur:

.90

– andere

2008

 

Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

– andere, mengsels, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2008 19 , daaronder begrepen:

.91

– – palmharten (3)

2101

 

Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan:

 

– extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie:

.11

– – extracten, essences en concentraten

.12

– – preparaten op basis van extracten, essences of concentraten of op basis van koffie:

ex .12

– – – geen of minder dan 1,5 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, geen of minder dan 2,5 gewichtspercenten melkproteïnen, geen of minder dan 5 gewichtspercenten suiker of geen of minder dan 5 gewichtspercenten zetmeel bevattend

.20

– extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté:

ex .20

– – geen of minder dan 1,5 gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen, geen of minder dan 2,5 gewichtspercenten melkproteïnen, geen of minder dan 5 gewichtspercenten suiker of geen of minder dan 5 gewichtspercenten zetmeel bevattend

.30

– gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan:

ex .30

– – gebrande cichorei; extracten, essences en concentraten van gebrande cichorei

2103

 

Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd:

.10

– sojasaus

.30

– mosterdmeel en bereide mosterd:

ex .30

– – mosterdmeel; bereide mosterd met een gehalte aan toegevoegde suiker van minder dan 5 gewichtspercenten

.90

– andere:

ex .90

– – mangochutney, vloeibaar

2201

 

Water, natuurlijk of kunstmatig mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, noch gearomatiseerd; ijs en sneeuw

2208

 

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten:

.20

– dranken, gedistilleerd uit wijn of druivenmoer

.30

– whisky

.70

– likeuren:

ex .70

– – likeuren, andere dan die met een gehalte aan toegevoegde suiker van minder dan 5 gewichtspercenten

.90

– andere:

ex .90

– – andere dan aquavit

(1)   

Voor Noorwegen is op producten voor voederdoeleinden die bij deze post worden ingedeeld, tabel I van toepassing.

(2)   

Voor Noorwegen is op dégras voor voederdoeleinden die bij deze post worden ingedeeld, tabel I van toepassing.

(3)   

Voor Noorwegen is op palmharten voor voederdoeleinden die bij deze post worden ingedeeld, tabel I van toepassing.

▼M298

PROTOCOL 4

inzake oorsprongsregels

INHOUDSOPGAVE

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

TITEL II

DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

Artikel 2

Algemene voorwaarden

Artikel 3

Diagonale cumulatie van oorsprong

Artikel 4

Volledig verkregen producten

Artikel 5

Toereikende be- of verwerking

Artikel 6

Ontoereikende be- of verwerking

Artikel 7

In aanmerking te nemen eenheid

Artikel 8

Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Artikel 9

Stellen en assortimenten

Artikel 10

Neutrale elementen

TITEL III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 11

Territorialiteitsbeginsel

Artikel 12

Rechtstreeks vervoer

Artikel 13

Tentoonstellingen

TITEL IV

TERUGGAVE OF VRIJSTELLING

Artikel 14

Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten

TITEL V

BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 15

Algemene voorwaarden

Artikel 16

Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

Artikel 17

Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

Artikel 18

Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

Artikel 19

Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Artikel 20

Gescheiden boekhouding

Artikel 21

Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED

Artikel 22

Toegelaten exporteur

Artikel 23

Geldigheid van het bewijs van oorsprong

Artikel 24

Overlegging van het bewijs van oorsprong

Artikel 25

Invoer in deelzendingen

Artikel 26

Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

Artikel 27

Leveranciersverklaring

Artikel 28

Documenten ter staving

Artikel 29

Bewaring van bewijzen van oorsprong, leveranciersverklaringen en andere bewijsstukken

Artikel 30

Verschillen en vormfouten

Artikel 31

In euro uitgedrukte bedragen

TITEL VI

REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32

Administratieve samenwerking

Artikel 33

Controle van de bewijzen van oorsprong

Artikel 34

Controle van de leveranciersverklaring

Artikel 35

Geschillenbeslechting

Artikel 36

Sancties

Artikel 37

Vrije zones

TITEL VII

CEUTA EN MELILLA

Artikel 38

Toepassing van het protocol

Artikel 39

Bijzondere voorwaarden

LIJST VAN BIJLAGEN

Bijlage I:

Inleidende aantekeningen bij de lijst in bijlage II

Bijlage II:

Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt

Bijlage IIIa:

Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Bijlage IIIb:

Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED

Bijlage IVa:

Tekst van de oorsprongsverklaring

Bijlage IVb:

Tekst van de oorsprongsverklaring EUR-MED

Bijlage V:

Model van de leveranciersverklaring

Bijlage VI:

Model van de leveranciersverklaring voor herhaald gebruik

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de aanvaarding van bewijzen van oorsprong die in het kader van de in artikel 3 van Protocol 4 bedoelde overeenkomsten werden afgegeven voor producten van oorsprong uit de Europese Unie, IJsland of Noorwegen

Gezamenlijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra

Gezamenlijke verklaring betreffende de Republiek San Marino

Gezamenlijke verklaring betreffende de opzegging van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels door een overeenkomstsluitende partij



TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

a)

„vervaardiging” : elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

b)

„materiaal” : alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

c)

„product” : het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

d)

„goederen” : zowel materialen als producten;

e)

„douanewaarde” : de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (WTO-overeenkomst inzake de douanewaarde);

f)

„prijs af fabriek” : de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de EER in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

g)

„waarde van de materialen” : de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EER is betaald;

h)

„waarde van de materialen van oorsprong” : de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

i)

„toegevoegde waarde” : de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in artikel 3 genoemde landen waar cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de EER voor deze materialen is betaald;

j)

„hoofdstukken” en „posten” : de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;

k)

„ingedeeld” : de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

l)

„zending” : producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één enkele factuur;

m)

„gebieden” : ook de territoriale wateren.



TITEL II

DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

Artikel 2

Algemene voorwaarden

1.  

Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de EER:

a) 

geheel en al in de EER verkregen producten in de zin van artikel 4;

b) 

in de EER verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5.

In dit verband worden de gebieden van de overeenkomstsluitende partijen waarop deze overeenkomst van toepassing is, als een enkel grondgebied beschouwd.

2.  
In afwijking van lid 1 wordt het grondgebied van het Vorstendom Liechtenstein voor de vaststelling van de oorsprong van de in de tabellen I en II van Protocol 3 genoemde producten, geacht geen deel uit te maken van de EER. Deze producten worden uitsluitend geacht van oorsprong te zijn uit de EER indien ze geheel en al verkregen zijn op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partijen of indien ze aldaar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.

Artikel 3

Diagonale cumulatie van oorsprong

1.  
Onverminderd artikel 2 worden producten als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij daar zijn verkregen en in die producten materialen zijn verwerkt van oorsprong uit Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein) ( 4 ), IJsland, Noorwegen, de Faeröer, Turkije, de Europese Unie, of een land dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie ( 5 ), op voorwaarde dat deze materialen in de EER be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 6 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
2.  
Onverminderd artikel 2 worden producten als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij daar zijn verkregen en in die producten materialen zijn verwerkt van oorsprong uit een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, dat gebaseerd is op de Verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije ( 6 ), op voorwaarde dat deze materialen in de EER be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 6 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
3.  
Indien de in de EER verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 6 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit de EER beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de EER gebruikte materialen van oorsprong.
4.  
De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in de EER geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.
5.  

De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

a) 

een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming;

b) 

materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol,

en

c) 

kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in de andere overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures.

De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks).

De Europese Unie zal de andere overeenkomstsluitende partijen door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de data van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.

Artikel 4

Volledig verkregen producten

1.  

Als geheel en al in de EER verkregen worden beschouwd:

a) 

aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

b) 

aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

c) 

aldaar geboren en gefokte levende dieren;

d) 

producten afkomstig van aldaar gefokte levende dieren;

e) 

producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f) 

producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de overeenkomstsluitende partijen uit de zee gewonnen producten;

g) 

producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;

h) 

aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

i) 

afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte industriële bewerkingen;

j) 

producten gewonnen uit een buiten de territoriale wateren gelegen zeebodem of de ondergrond daarvan, mits een overeenkomstsluitende partij exclusieve ontginningsrechten op deze bodem of ondergrond heeft;

k) 

goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.

2.  

De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

a) 

die in een lidstaat van de Europese Unie of een EVA-staat zijn ingeschreven of geregistreerd;

b) 

die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat voeren;

c) 

die voor ten minste 50 % toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Europese Unie of van een EVA-staat of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;

d) 

waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Europese Unie of van een EVA-staat,

en

e) 

waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat.

Artikel 5

Toereikende be- of verwerking

1.  
Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

Deze voorwaarden geven voor alle onder de overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen bij de vervaardiging van deze producten moeten ondergaan en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

2.  

In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage II bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

a) 

de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 % van de prijs af fabriek van het product;

b) 

wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden.

Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.

3.  
De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 6.

Artikel 6

Ontoereikende be- of verwerking

1.  

Behoudens hetgeen is bepaald in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 5 is voldaan:

a) 

conserverende behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

b) 

het splitsen en samenvoegen van colli;

c) 

het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

d) 

het strijken of persen van textiel;

e) 

het schilderen of polijsten;

f) 

het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten van granen en rijst;

g) 

het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;

h) 

het pellen, ontpitten of schillen van vruchten of groenten;

i) 

het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;

j) 

het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);

k) 

het eenvoudig verpakken in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaartjes of plankjes en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking;

l) 

het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

m) 

het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;

n) 

het mengen van suiker met andere stoffen;

o) 

het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

p) 

een combinatie van twee of meer van de onder a) tot en met o) vermelde handelingen;

q) 

het slachten van dieren.

2.  
Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan als ontoereikend in de zin van lid 1 moeten worden beschouwd, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de EER heeft ondergaan tezamen beschouwd.

Artikel 7

In aanmerking te nemen eenheid

1.  
De voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

Hieruit volgt dat:

a) 

wanneer een uit een groep of verzameling van artikelen bestaand product onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

b) 

wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld, de bepalingen van dit protocol op elk van deze producten op zich beschouwd, van toepassing zijn.

2.  
Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 8

Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 9

Stellen en assortimenten

Stellen en assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 10

Neutrale elementen

Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van de volgende elementen die bij de vervaardiging ervan gebruikt mochten zijn:

a) 

energie en brandstof;

b) 

fabrieksuitrusting;

c) 

machines en werktuigen;

d) 

goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bestemd zijn om daarin voor te komen.



TITEL III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 11

Territorialiteitsbeginsel

1.  
Behoudens artikel 3 en lid 3 van dit artikel moet voor de verkrijging van het karakter van product van oorsprong zonder onderbreking in de EER zijn voldaan aan de voorwaarden van titel II.
2.  

Behoudens artikel 3 worden producten van oorsprong die uit de EER naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens terugkeren, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) 

de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen,

en

b) 

de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

3.  

De verkrijging van het karakter van product van oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen buiten de EER van uit de EER uitgevoerde en later teruggekeerde materialen, indien:

a) 

deze materialen geheel en al in de EER zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 6 zijn genoemd,

en

b) 

ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

i) 

de teruggekeerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen,

en

ii) 

de totale buiten de EER toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.

4.  
Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de EER verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel de lijst in bijlage II de regel bevat volgens welke de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen een bepaalde waarde niet mogen overschrijden, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij zijn be- of verwerkt, tezamen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de EER toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden.
5.  
Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder „totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de EER gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.
6.  
De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 5, lid 2.
7.  
De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op de producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem.
8.  
De in dit artikel bedoelde be- of verwerkingen buiten de EER moeten plaatsvinden in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.

Artikel 12

Rechtstreeks vervoer

1.  
De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks binnen de EER zijn vervoerd of over het grondgebied van een in artikel 3 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is. Producten die één enkele zending vormen, kunnen evenwel via een ander gebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dat gebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de EER worden vervoerd.

2.  

Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

a) 

een enkel vervoersdocument voor het vervoer van het land van uitvoer door het land van doorvoer, of

b) 

een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat waarin:

i) 

de producten nauwkeurig zijn omschreven;

ii) 

de data zijn vermeld waarop de producten zijn gelost en opnieuw geladen, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen,

en

iii) 

wordt verklaard onder welke omstandigheden de producten in het land van doorvoer verbleven, of

c) 

bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 13

Tentoonstellingen

1.  

De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan een in artikel 3 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is, zijn verzonden en die na de tentoonstelling in de EER worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) 

een exporteur deze producten vanuit een van de overeenkomstsluitende partijen naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

b) 

deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in een andere overeenkomstsluitende partij;

c) 

de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan,

en

d) 

de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

2.  
Een bewijs van oorsprong wordt overeenkomstig titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld zijn. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld.
3.  
Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.



TITEL IV

TERUGGAVE OF VRIJSTELLING

Artikel 14

Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten

1.  
Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de EER of een van de in artikel 3 genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de overeenkomstsluitende partijen niet in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
2.  
Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor de algehele of gedeeltelijke teruggave, kwijtschelding of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in een van de overeenkomstsluitende partijen van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke teruggave, kwijtschelding of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit deze materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
3.  
De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4.  
De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 7, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 8 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 9, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
5.  
De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst.



TITEL V

BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 15

Algemene voorwaarden

1.  

Producten van oorsprong die in een van de overeenkomstsluitende partijen worden ingevoerd, vallen onder de toepassing van de overeenkomst op overlegging van een van de volgende bewijzen van oorsprong:

a) 

een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IIIa is opgenomen;

b) 

een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED, waarvan het model in bijlage IIIb is opgenomen;

c) 

in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna „oorsprongsverklaring” of „EUR-MED-oorsprongsverklaring” genoemd); de teksten van de oorsprongsverklaringen zijn opgenomen in de bijlagen IVa en b.

2.  
Niettegenstaande lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

Artikel 16

Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

1.  
Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2.  
Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in de bijlagen IIIa en b opgenomen. Deze formulieren worden in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld, ingevuld overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
3.  
De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, dient steeds in staat te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt afgegeven, de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4.  

Behoudens lid 5 wordt een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven door de douaneautoriteiten van een overeenkomstsluitende partij in de volgende gevallen:

— 
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of een van de andere in artikel 3, lid 1 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in artikel 3, lid 2 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol;
— 
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de in artikel 3 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een oorsprongsverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong.
5.  

Het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een overeenkomstsluitende partij indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of uit een van de in artikel 3 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is en indien aan de voorwaarden van dit protocol is voldaan, en:

— 
cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de in de artikel 3, lid 2, genoemde landen, of
— 
de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen, of
— 
de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen.
6.  

Een certificaat inzake het goederenverkeer EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels in vak 7:

— 
indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:
„CUMULATION APPLIED WITH …” (naam land(en));
— 
indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:

„NO CUMULATION APPLIED”.

7.  
De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
8.  
De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
9.  
Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

Artikel 17

Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

1.  

In afwijking van artikel 16, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien

a) 

dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd,

of

b) 

ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

2.  
In afwijking van artikel 16, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft en waarvoor ten tijde van de uitvoer een certificaat inzake goederenverkeer EUR-1 was afgegeven, indien ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat aan de in artikel 16, lid 5, genoemde voorwaarden is voldaan.
3.  
Met het oog op de toepassing van de leden 1 en 2 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
4.  
Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
5.  

Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

„ISSUED RETROSPECTIVELY”.

Op achteraf krachtens lid 2 afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

„ISSUED RETROSPECTIVELY (Original EUR.1 no …(datum en plaats van afgifte)”.
6.  
De in lid 5 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.

Artikel 18

Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

1.  
In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2.  

Op het aldus afgegeven duplicaat wordt het volgende Engelse woord aangebracht:

„DUPLICATE”.

3.  
De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.
4.  
Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, is vanaf die datum geldig.

Artikel 19

Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de overeenkomstsluitende partijen onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1- of EUR-MED-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de EER. Dit certificaat of deze certificaten EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 20

Gescheiden boekhouding

1.  
Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkene toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding (hierna: „de methode” genoemd) wordt gebruikt.
2.  
Met behulp van de methode moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode hetzelfde aantal producten „van oorsprong” wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.
3.  
De douaneautoriteiten kunnen aan de verlening van de in lid 1 bedoelde vergunning voor het gebruik van deze methode de door hen passend geachte voorwaarden verbinden.
4.  
De methode wordt toegepast, en de toepassing ervan wordt vastgelegd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.
5.  
Het bedrijf dat de methode toepast, kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
6.  
De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.

Artikel 21

Voorwaarden voor het opstellen van een oorsrpongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED

1.  

Een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED als bedoeld in artikel 15, lid 1, onder c), kan worden opgesteld door:

a) 

een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22,

of

b) 

iedere exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.

2.  

Behoudens lid 3 kan een oorsprongsverklaring worden opgesteld in de volgende gevallen:

— 
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of een van de andere in artikel 3, lid 1 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in artikel 3, lid 2, genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol;
— 
indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de in artikel 3 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een oorsprongsverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong.
3.  

Een oorsprongsverklaring EUR-MED kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de EER, of uit een van de in artikel 3 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, en aan de voorwaarden van dit protocol voldoen, en:

— 
cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de in de artikel 3, lid 2, genoemde landen, of
— 
de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen,
of
— 
de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen.
4.  

Een oorsprongsverklaring EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels:

— 
indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:
„CUMULATION APPLIED WITH …” (naam land(en));
— 
indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:

„NO CUMULATION APPLIED”.

5.  
De exporteur die een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
6.  
Een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED, waarvan de tekst in de bijlagen IVa en b is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlagen opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de verklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.
7.  
Oorsprongsverklaringen en oorsprongsverklaringen EUR-MED worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 hoeft de factuurverklaringen niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten van het land van uitvoer een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor elke oorsprongsverklaring waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
8.  
Een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden.

Artikel 22

Toegelaten exporteur

1.  
De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur (hierna „toegelaten exporteur” genoemd) die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen oorsprongsverklaringen of oorsprongsverklaringen EUR-MED op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle waarborgen bieden die nodig zijn voor de controle op het karakter van het product van oorsprong en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
2.  
De douaneautoriteiten kunnen de verlening van de status van toegelaten exporteur van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden afhankelijk stellen.
3.  
De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer van de douanevergunning toe, dat in de oorsprongsverklaring of de oorsprongsverklaring EUR-MED moet worden vermeld.
4.  
De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5.  
De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning op enigerlei wijze misbruikt.

Artikel 23

Geldigheid van het bewijs van oorsprong

1.  
Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.
2.  
Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3.  
In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 24

Overlegging van het bewijs van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer overgelegd overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit bewijs verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.

Artikel 25

Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2, onder a), voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 26

Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

1.  
Producten die in kleine colli door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover het om invoer gaat waaraan ieder handelskarakter vreemd is en bij hun aangifte wordt verklaard dat de producten aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2.  
Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van diens gezin, worden beschouwd als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is voor zover noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.
3.  
Voorts mag de totale waarde van deze producten niet hoger zijn dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 27

Leveranciersverklaring

1.  
Indien in een van de overeenkomstsluitende partijen een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven of een oorsprongsverklaring opgesteld voor producten van oorsprong, bij de vervaardiging waarvan goederen uit andere overeenkomstsluitende partijen zijn gebruikt die in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen, wordt rekening gehouden met de leveranciersverklaring die in overeenstemming met dit artikel voor die goederen is afgegeven.
2.  
De in lid 1 bedoelde leveranciersverklaring dient als bewijs van de be- of verwerking van de betrokken goederen in de EER wanneer moet worden vastgesteld of de producten, bij de vervaardiging waarvan deze goederen zijn gebruikt, als producten van oorsprong uit de EER kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van het protocol voldoen.
3.  
Een afzonderlijke leveranciersverklaring wordt, behalve in de in lid 4 bedoelde gevallen, door de leverancier voor iedere zending goederen in de in bijlage V omschreven vorm opgesteld op een blad papier dat aan de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument wordt gehecht. De goederen moeten in deze verklaring voldoende nauwkeurig zijn omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd.
4.  
Indien een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig goederen toezendt waarvan de be- of verwerking in de EER naar verwachting voor langere tijd constant zal blijven, mag hij één enkele leveranciersverklaring, hierna „langlopende leveranciersverklaring” genoemd (ook wel „leveranciersverklaring voor herhaald gebruik” genoemd), opstellen ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen.

Een langlopende leveranciersverklaring is gewoonlijk een jaar geldig vanaf de datum van opstelling. De douaneautoriteiten van het land waarin de verklaring wordt opgesteld, kunnen toestaan dat op door hen te stellen voorwaarden verklaringen met een langere geldigheidsduur worden opgesteld.

De langlopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier in de in bijlage VI omschreven vorm opgesteld. De goederen dienen daarin voldoende nauwkeurig te zijn omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd. De leverancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste partij goederen waarop ze betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending.

Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer betrekking heeft op de geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.

5.  
De in de leden 3 en 4 bedoelde leveranciersverklaring wordt getypt of gedrukt in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig het nationale recht van het land waar de verklaring wordt opgesteld en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De verklaring mag ook met de hand worden opgesteld; in dat geval moet dit met inkt en in blokletters geschieden.
6.  
De leverancier die een verklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring is opgesteld, steeds alle documenten overleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.

Artikel 28

Documenten ter staving

De in artikel 16, lid 3, artikel 21, lid 5 en artikel 27, lid 6, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de EER of een van de in artikel 3 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, en dat de in de leveranciersverklaring verstrekte informatie juist is, kunnen onder meer de volgende zijn:

a) 

een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de goederen te verkrijgen;

b) 

in de overeenkomstsluitende partij afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht van die partij gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

c) 

in de overeenkomstsluitende partij afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht van die partij gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de EER blijkt;

d) 

certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of oorsprongsverklaringen of oorsprongsverklaringen EUR-MED waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de overeenkomstsluitende partijen zijn afgegeven of opgesteld, of die in een in artikel 3 genoemd land zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit protocol;

e) 

leveranciersverklaringen waaruit de in de EER verrichte be- of verwerking van de gebruikte materialen blijkt en die in de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig dit protocol zijn opgesteld;

f) 

passende bewijsstukken betreffende be- of verwerking buiten de EER in toepassing van artikel 11 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan.

Artikel 29

Bewaring van bewijzen van oorsprong, leveranciersverklaringen en andere bewijsstukken

1.  
De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, bewaart de in artikel 16, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
2.  
De exporteur die een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED opstelt, bewaart een kopie van deze oorsprongsverklaring en van de in artikel 21, lid 5, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
3.  
De leverancier die een leveranciersverklaring opstelt, bewaart kopieën van de verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere handelsdocument waaraan zijn verklaring werd gehecht, alsmede de in artikel 27, lid 6, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.

De leverancier die een langlopende leveranciersverklaring opstelt, bewaart kopieën van de verklaring en van de facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop zijn aan de afnemer gezonden verklaring betrekking had, alsmede de in artikel 27, lid 6, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar. Deze periode begint op de dag waarop deze langlopende leveranciersverklaring vervalt.

4.  
De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED afgeven, bewaren het in artikel 16, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.
5.  
De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED en de oorsprongsverklaringen en oorsprongsverklaringen EUR-MED die bij hen werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.

Artikel 30

Verschillen en vormfouten

1.  
Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
2.  
Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 31

In euro uitgedrukte bedragen

1.  
Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Europese Unie en van de in artikel 3 genoemde landen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2.  
Artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3.  
De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van de maand oktober van elk jaar. De bedragen worden de Europese Commissie uiterlijk op 15 oktober meegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
4.  
Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag, naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan vijf procent afwijken van het bedrag dat het resultaat is van de omrekening. Een land mag de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven indien de omrekening van dat bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, leidt tot een stijging van minder dan 15 % van die tegenwaarde. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5.  
De in euro uitgedrukte bedragen worden op verzoek van de overeenkomstsluitende partijen door het Gemengd Comité van de EER herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Gemengd Comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.



TITEL VI

REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32

Administratieve samenwerking

1.  
De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen doen elkaar via de Europese Commissie specimens van de afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en EUR-MED, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de oorsprongsverklaringen en oorsprongsverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen.
2.  
Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de overeenkomstsluitende partijen elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1- en EUR-MED-certificaten en de oorsprongsverklaringen en oorsprongsverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 33

Controle van de bewijzen van oorsprong

1.  
Bewijzen van oorsprong worden achteraf, door middel van steekproeven, gecontroleerd of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2.  
Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, de factuur, indien deze is overgelegd, de oorsprongsverklaring of de oorsprongsverklaring EUR-MED of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, indien van toepassing onder vermelding van de redenen waarom een controle wordt aangevraagd. Zij voegen bij dit verzoek om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3.  
De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
4.  
Wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling van de betrokken producten in afwachting van de resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5.  
De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de EER of een in artikel 3 genoemd land beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
6.  
Wanneer bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het controleverzoek geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord onvoldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentie niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 34

Controle van de leveranciersverklaring

1.  
Leveranciersverklaringen en langlopende leveranciersverklaringen worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het land waar zulke verklaringen zijn gebruikt om EUR.1- of EUR-MED-certificaten of oorsprongsverklaringen of oorsprongsverklaringen EUR-MED op te stellen, redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van de verklaring of de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
2.  
Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer de leveranciersverklaring, de factuur, de pakbon of andere handelsdocumenten die betrekking hebben op de goederen die door de leveranciersverklaring werden gedekt terug aan de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring werd opgesteld, onder vermelding van de materiële of formele redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd.

Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens in de leveranciersverklaring onjuist zijn.

3.  
De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
4.  
De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring juist zijn en in hoeverre de verklaring in aanmerking kan worden genomen voor het opstellen van een EUR.1- of EUR-MED-certificaat of een oorsprongsverklaring of een oorsprongsverklaring EUR-MED.

Artikel 35

Geschillenbeslechting

Geschillen ten aanzien van de in de artikelen 33 en 34 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Gemengd Comité van de EER voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 36

Sancties

Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel een preferentiële behandeling van de goederen te verkrijgen.

Artikel 37

Vrije zones

1.  
De overeenkomstsluitende partijen nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2.  
In afwijking van lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de EER die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt.



TITEL VII

CEUTA EN MELILLA

Artikel 38

Toepassing van het protocol

1.  
De in dit protocol gebruikte term „EER” heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla. Onder „producten van oorsprong uit de EER” worden geen producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla verstaan.
2.  
Voor de toepassing van Protocol 49 betreffende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 39.

Artikel 39

Bijzondere voorwaarden

1.  

Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 12, worden beschouwd als:

1. 

producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

a) 

volledig in Ceuta en Melilla verkregen producten;

b) 

in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

i) 

deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5,

of

ii) 

deze producten van oorsprong zijn uit de EER en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 genoemde be- of verwerkingen;

2. 

producten van oorsprong uit de EER:

a) 

geheel en al in de EER verkregen producten;

b) 

in de EER verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voor zover:

i) 

deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5,

of

ii) 

deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de EER en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 genoemde be- of verwerkingen.

2.  
Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.
3.  
De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „EER” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de oorsprongsverklaring of de oorsprongsverklaring EUR-MED. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de oorsprongsverklaring of de oorsprongsverklaring EUR-MED.
4.  
De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

▼M298 —————

▼M298

BIJLAGE I

Inleidende aantekeningen bij de lijst in bijlage II

Zie bijlage I bij aanhangsel I van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels.

Elke verwijzing naar „dit aanhangsel” in opmerking 1 en 3.1 van bijlage I bij aanhangsel I van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels moet worden gelezen als een verwijzing naar „dit protocol”.

BIJLAGE II

Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt

Zie bijlage II bij aanhangsel I van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels.

BIJLAGE IIIA

Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Zie bijlage IIIa bij aanhangsel I van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels.

BIJLAGE IIIB

Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED

Zie bijlage IIIb bij aanhangsel I van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels.

BIJLAGE IVA

Tekst van de oorsprongsverklaring

Zie bijlage IVa bij aanhangsel I van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels.

BIJLAGE IVB

Tekst van de oorsprongsverklaring EUR-MED

Zie bijlage IVb bij aanhangsel I van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels.

BIJLAGE V

Leveranciersverklaring

Bij het opstellen van de leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, moet rekening worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten moet echter niet worden overgenomen.

image

image

BIJLAGE VI

Langlopende leveranciersverklaring

Bij het opstellen van de langlopende leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, moet rekening worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten moet echter niet worden overgenomen.

image

image

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

betreffende de aanvaarding van bewijzen van oorsprong die in het kader van de in artikel 3 van Protocol 4 bedoelde overeenkomsten werden afgegeven voor producten van oorsprong uit de Europese Unie, IJsland of Noorwegen

1. Bewijzen van oorsprong die in het kader van de in artikel 3 van Protocol 4 bedoelde overeenkomsten werden afgegeven voor producten van oorsprong uit de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, worden aanvaard voor de toekenning van de preferentiële behandeling waarin de EER-overeenkomst voorziet.

2. Dergelijke producten worden als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij in een aldaar verkregen product zijn verwerkt. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

3. Wanneer dergelijke producten onder de EER-overeenkomst vallen, worden zij bij wederuitvoer naar een andere overeenkomstsluitende partij van de EER als van oorsprong uit de EER beschouwd.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

betreffende het Vorstendom Andorra

1. Producten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het Geharmoniseerd Systeem van oorsprong uit het Vorstendom Andorra worden door IJsland, Liechtenstein en Noorwegen behandeld als producten van oorsprong uit de Europese Unie in de zin van deze overeenkomst.

2. Protocol 4 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

betreffende de Republiek San Marino

1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door IJsland, Liechtenstein en Noorwegen behandeld als producten van oorsprong uit de Europese Unie in de zin van deze overeenkomst.

2. Protocol 4 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

betreffende de opzegging van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels door een overeenkomstsluitende partij

1. Indien een overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst de depositaris van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels schriftelijk te kennen geeft de conventie op grond van artikel 9 te willen opzeggen, onderhandelt de terugtrekkende overeenkomstsluitende partij onverwijld met alle andere overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst over oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst.

2. Tot de inwerkingtreding van deze nieuw overeengekomen oorsprongsregels blijven de op het moment van opzegging geldende oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels van overeenkomstige toepassing tussen de terugtrekkende overeenkomstsluitende partij en de andere overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst. Vanaf de opzegging worden de oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II van de conventie echter zo uitgelegd dat zij uitsluitend bilaterale cumulatie tussen de terugtrekkende overeenkomstsluitende partij en de andere overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst toestaan.

▼B

PROTOCOL 5

betreffende douanerechten van fiscale aard (Liechtenstein ►M1  ————— ◄ )



1. Onverminderd het bepaalde in lid 2 van dit protocol ►M1  mag ◄ Liechtenstein ►M1  ————— ◄ tijdelijk douanerechten van fiscale aard handhaven voor produkten die vallen onder de in de bijgaande tabel vermelde posten mits de voorwaarden van artikel 14 van de Overeenkomst worden nageleefd. Voor de posten 0901 en ex  21 01 worden deze douanerechten ten laatste op 31 december 1996 afgeschaft.

2. Wanneer in Liechtenstein ►M1  ————— ◄ met de produktie wordt begonnen van een produkt dat vergelijkbaar is met één van de in de tabel opgenomen produkten, dient het douanerecht van fiscale aard dat voor laatstgenoemd produkt geldt, te worden afgeschaft.

3. De situatie wordt vóór eind 1996 door het Gemengd Comité van de EER onderzocht.



TABEL

Tariefpost

Omschrijving

0901

Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand; bolsters en schillen, van koffie; surrogaten die koffie bevatten, ongeacht de mengverhouding (voor een overgangsperiode van vier jaar)

ex  21 01

Extracten, essences en concentraten, van koffie, en preparaten op basis van deze extracten, essences en concentraten (voor een overgangsperiode van vier jaar)

2707.1010/9990

2709.0010/0090

2710.0011/0029

Aardolie en distillatieprodukten daarvan

2711.1110/2990

Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen

ex alle tarief-hoofdstukken

Produkten die als motorbrandstof worden gebruikt

ex  84 07

Zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen, voor motorvoertuigen van de posten 8702.9010, 8703.1000/2420, 9010/9030, 8704.3110/3120, 9010/9020

ex  84 08

Zuigermotoren met zelfontsteking (diesel- en semi-dieselmotoren), voor motorvoertuigen van de posten 8702.1010, 8703.1000, 3100/3320, 8704.2110/2120

ex  84 09

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor motoren bedoeld bij post 8407 of 8408:

- cilinderblokken en cilinderkoppen voor motorvoertuigen van de posten 8702.1010, 9010, 8703.1000/2420, 3100/3320, 8704.2110/2120,3110/3120

ex  87 02

Motorvoertuigen voor openbaar vervoer van passagiers, van niet meer dan 1 600 kg per stuk

ex  87 03

Automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere dan die bedoeld bij post 8702), motorvoertuigen van het type „station-wagon” of „break” en racewagens daaronder begrepen

ex  87 04

Automobielen voor goederenvervoer, met een gewicht van niet meer dan 1 600 kg per stuk

ex  87 06

Chassis met motor, voor motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8702.1010, 9010, 8703.1000/9030, 8704.2110/2120, 3110/3120, 9010/9020

ex  87 07

Carrosserieën voor motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8702.1010, 9010, 8703.1000/9030, 8704.2110/2120, 3110/3120, 9010/9020

ex  87 08

Delen en toebehoren van motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8702.1010, 9010, 8703.1000/9030, 8704.2110/2120, 3110/3120, 9010/9020:

1000

- bumpers en delen daarvan

2990

- andere delen en toebehoren van carrosserieën (cabines daaronder begrepen), andere dan die bedoeld bij post 8708. 1000/2010, bagagedragers, nummerplaten en skidragers niet inbegrepen;

- remmen en servoremmen, alsmede delen daarvan:

3100

- gemonteerde remvoeringen

3990

- andere dan persluchttanks, voor remmen

4090

- versnellingsbakken

5090

- drijfassen met differentieel, ook indien met andere organen voor de overbrenging

6090

- draagassen en delen daarvan

7090

- wielen, alsmede delen en toebehoren daarvan, velgen en delen daarvan, niet aan de oppervlakte behandeld, en velgen en delen daarvan, onafgewerkt of geruwd, niet inbegrepen

9299

- knaldempers en uitlaatpijpen, andere dan gewone knaldempers met zijdelingse buizen met een lengte van niet meer dan 15 cm

9390

- koppelingen en delen daarvan

9490

- stuurwielen, stuurkolommen en stuurhuizen

9999

- andere, stuurwielbekledingen niet inbegrepen

▼M1

PROTOCOL 6

betreffende het opbouwen van verplichte reserves door Liechtenstein



Liechtenstein mag een regeling inzake verplichte reserves toepassen voor produkten die in tijden van ernstige voorzieningstekorten noodzakelijk zijn voor het overleven van de bevolking en die in Liechtenstein niet of in onvoldoende mate worden geproduceerd en waarvan op grond van de kenmerken en de aard reserves kunnen worden opgebouwd.

Liechtenstein zal deze regeling zo toepassen dat geen rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie plaatsvindt tussen uit de andere overeenkomstsluitende partijen ingevoerde produkten en soortgelijke of vervangende nationale produkten.

▼B

PROTOCOL 7

betreffende kwantitatieve beperkingen die IJsland mag handhaven



Onverminderd artikel 11 van de Overeenkomst mag IJsland kwantitatieve beperkingen handhaven op de hieronder genoemde produkten:



IJslandse post nr.

Omschrijving

96.03

Bezems en borstels, ook indien zij delen van machines, van toestellen of van voertuigen zijn, met de hand bediende mechanische vegers zonder motor, penselen, kwasten en plumeaus; gerede knotten voor borstelwerk; verfkussens en verfrollen; wissers van rubber of van andere soepele stoffen:

— tandenborstels, scheerkwasten, haarborstels, nagelborstels, wimperborstels en andere borstels voor de lichaamsverzorging, ook indien zij delen van apparaten en toestellen zijn:

96.03 29

- andere:

96.03 29 01

- met borstelruggen van kunststof

96.03 29 09

- andere

PROTOCOL 8

betreffende staatsmonopolies



1. De toepassing van artikel 16 van de Overeenkomst zal niet later plaatsvinden dan 1 januari 1995 in de volgende gevallen van staatsmonopolies van commerciële aard:

— 
Oostenrijks zoutmonopolie,
— 
IJslands kunstmestmonopolie,
— 
►M1  ————— ◄ Liechtensteinse zout- en kruitmonopolies.

2. Artikel 16 is ook van toepassing op wijn (GS-post nr. 22.04).

PROTOCOL 9

betreffende de handel in vis en andere produkten van de zee



Artikel 1

1.  
Onverminderd de in aanhangsel 1 bedoelde bepalingen schaffen de EVA-Staten bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst invoerrechten en heffingen van gelijke werking af voor de produkten die zijn vermeld in tabel I van aanhangsel 2.
2.  
Onverminderd de in aanhangsel 1 bedoelde bepalingen passen de EVA-Staten geen kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking toe op de produkten die zijn vermeld in tabel I van aanhangsel 2. In dit verband is artikel 13 van de Overeenkomst van toepassing.

Artikel 2

1.  
De Gemeenschap schaft bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst invoerrechten en heffingen van gelijke werking af voor de produkten die zijn vermeld in tabel II van aanhangsel 2.
2.  

De Gemeenschap verlaagt geleidelijk de douanerechten op de produkten die zijn vermeld in tabel III van aanhangsel 2 overeenkomstig het volgende tijdschema:

a) 

op 1 januari 1993 wordt elk recht verlaagd tot 86 % van het basisrecht;

b) 

het basisrecht wordt daarna vier keer, telkens met 14 %, verlaagd op 1 januari 1994, 1 januari 1995, 1 januari 1996 en 1 januari 1997.

3.  
De basisrechten waarop de in lid 2 bedoelde achtereenvolgende verlagingen worden toegepast, zijn voor elk produkt de rechten die door de Gemeenschap zijn geconsolideerd in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, of, als het recht niet is geconsolideerd, het autonome recht op 1 januari 1992. Als na 1 januari 1992 tariefverlagingen als gevolg van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-ronde van toepassing worden, worden die verlaagde rechten als basisrechten gehanteerd. Als er in het kader van bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en afzonderlijke EVA-Staten voor bepaalde produkten verlaagde rechten bestaan, worden die rechten als de basisrechten voor elk van de betrokken EVA-Staten beschouwd.
4.  
De overeenkomstig de leden 2 en 3 berekende rechten worden voor de toepassing op een decimaal afgerond door de tweede decimaal te schrappen.
5.  
De Gemeenschap past geen kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking toe op de produkten die zijn vermeld in aanhangsel 2. In dit verband is artikel 13 van de Overeenkomst van toepassing.

Artikel 3

De artikelen 1 en 2 zijn van toepassing op produkten van oorsprong uit de overeenkomstsluitende partijen. De regels van oorsprong zijn opgenomen in Protocol 4 bij de Overeenkomst.

Artikel 4

1.  
Uit overheidsmiddelen verstrekte steun aan de visserijsector die de mededinging vervalst, wordt afgeschaft.
2.  
Wetgeving met betrekking tot de marktordening in de visserijsector wordt zodanig aangepast dat zij de mededinging niet vervalst.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen streven ernaar dat de mededingingsvoorwaarden van dien aard zijn dat zij de andere overeenkomstsluitende partijen in staat stellen zich te onthouden van de toepassing van anti-dumpingmaatregelen en compenserende rechten.

Artikel 5

De overeenkomstsluitende partijen treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle vissersvaartuigen die de vlag van een andere overeenkomstsluitende partij voeren, dezelfde toegang als hun eigen vaartuigen hebben tot havens en voorzieningen voor eerste verkoop en alle bijbehorende uitrusting en technische installaties. Onverminderd het bepaalde in de vorige alinea kan een overeenkomstsluitende partij de aanvoer van vis uit een visbestand van gemeenschappelijk belang over het beheer waarvan er een ernstig meningsverschil bestaat, weigeren.

Artikel 6

Als de nodige aanpassingen van de wetgeving niet naar genoegen van de overeenkomstsluitende partijen zijn uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van de Overeenkomst, kunnen de geschilpunten worden voorgelegd aan het Gemengd Comité van de EER. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, is artikel 114 van de Overeenkomst mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 7

De bepalingen van de in aanhangsel 3 vermelde overeenkomsten hebben voorrang op de bepalingen van dit protocol, voor zover zij de betrokken EVA-Staten een handelsregeling toekennen die gunstiger is dan dit protocol.

AANHANGSEL 1

Artikel 1

Finland mag voor de volgende produkten zijn huidige regeling tijdelijk handhaven. Uiterlijk op 31 december 1992 dient Finland een vast tijdschema voor de afschaffing van deze vrijstellingen voor te leggen.



GS-post

Omschrijving

ex  03 02

Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 :

— zalm

— Oostzeeharing

ex  03 03

Bevroren vis, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 :

— zalm

— Oostzeeharing

ex  03 04

Visfilets en ander visvlees (ook indien fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren:

— verse of gekoelde filets van zalm

— verse of gekoelde filets van Oostzeeharing (Onder „filets” wordt ook verstaan filets waarvan twee zijden bijeen blijven, bij voorbeeld aan de rug of de buik.)

Artikel 2

1.  

Liechtenstein ►M1  ————— ◄ mag invoerrechten handhaven voor de volgende produkten:



GS-post

Omschrijving

ex  03 01 tot 0305

Vis, behalve ex  03 04 bevroren filets, andere dan zeevis, paling of aal, en zalm

Deze regelingen worden vóór 1 januari 1993 opnieuw bekeken.

2.  

Onverminderd eventuele vaststelling van tarieven naar aanleiding van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde, mag Liechtenstein ►M1  ————— ◄ variabele heffingen in het kader van zijn landbouwbeleid handhaven voor de volgende visserijprodukten en andere produkten van de zee:



GS-post

Omschrijving

ex hoofdstuk 15

Vetten en oliën voor menselijke consumptie

ex hoofdstuk 23

Voeder voor gebruiksdieren

Artikel 3

1.  

Zweden mag tot en met 31 december 1993 voor de volgende produkten kwantitatieve invoerbeperkingen toepassen, voor zover zulks nodig is om ernstige verstoring van de Zweedse markt te voorkomen:



GS-post

Omschrijving

ex  03 02

Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 :

— haring

— kabeljauw

2.  
Zolang Finland zijn huidige regeling voor Oostzeeharing tijdelijk handhaaft, mag Zweden voor dit produkt kwantitatieve invoerbeperkingen toepassen als het van oorsprong is uit Finland.

AANHANGSEL 2



TABEL I

GS-post

Omschrijving

0208

Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren:

ex 0208 90

– andere:

– – van walvissen

hoofdstuk 3

Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren

1504

Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1516

Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdeniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid:

ex 1516 10

– dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan:

– – geheel verkregen van vissen of zeezoogdieren

1603

Extracten en sappen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren:

ex 1603 00

– extracten en sappen van walvisvlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde dieren

1604

Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit

1605

Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

2301

Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen:

ex 2301 10

– meel, poeder en pellets, van vlees of van slachtafvallen; kanen:

– – walvismeel

ex 2301 20

– meel, poeder en pellets, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

2309

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren:

ex 2309 90

– andere:

– – visperswater („fish solubles”)



TABEL II

KN-post

Omschrijving

0302 50

0302 69 35

0303 60

0303 79 41

0304 10 31

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocepbalus) en vis van de soort „Boreogadus saida”, vers, gekoeld of bevroren, met inbegrip van filets, vers of gekoeld

0302 62 00

0303 72 00

ex 0304 10 39

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus), vers, gekoeld of bevroren, met inbegrip van filets, vers of gekoeld

0302 63 00

0303 73 00

ex 0304 10 39

Koolvis (Pollachius virens), vers, gekoeld of bevroren, met inbegrip van filets, vers of gekoeld

0302 21 10

0302 21 30

0303 31 10

0303 31 30

ex 0304 10 39

Zwarte heilbot (Reinbardtius hippoglossoides) en Atlantische heilbot (Hippoglossus hippoglossus), vers, gekoeld of bevroren, met inbegrip van filets, vers of gekoeld

0305 62 00

0305 69 10

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocepbalus) en vis van de soort „Boreogadus saida”, gezouten, doch niet gedroogd of gerookt, en deze vis, gepekeld

0305 51 10

0305 59 11

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocepbalus) en vis van de soort „Boreogadus saida”, gedroogd, ongezouten

0305 30 11

0305 30 19

Filets van kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocepbalus) en van de soort „Boreogadus saida”, gedroogd, gezouten of gepekeld, doch niet gerookt

0305 30 90

Andere filets, gedroogd, gezouten of gepekeld, doch niet gerookt

1604 19 91

Andere filets, rauw, enkel omgeven door beslag of door paneermeel (gepaneerd), ook indien in olie voorgebakken, bevroren

1604 30 90

Kaviaarsurrogaten



TABEL III

KN-post

Omschrijving

0301

Levende vis

0302

Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304

0303

Bevroren vis, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304

0304

Visfilets en ander visvlees (ook indien fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren

0305

Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis, ook indien voor of tijdens het roken gekookt; meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie

0306

Schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; schaaldieren in de schaal, gestoomd of in water gekookt, ook indien gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

0307

Weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; ongewervelde waterdieren, andere dan schaal- en weekdieren, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van ongewervelde waterdieren, andere dan schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

1604

Bereidingen en conserven vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit

1605

Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren



Bijvoegsel bij tabel III

GN-post

Omschrijving

a) Zalm:  Pacifische zalm (Oncorhynchus spp.), Atlantische zalm (Salmo salar) en Donauzalm (Hucho huchó)

0301 99 11

Levend

0302 12 00

Vers of gekoeld

0303 10 00

Pacifische zalm, bevroren

0303 22 00

Atlantische en Donauzalm, bevroren

0304 10 13

Filets, vers of gekoeld

0304 20 13

Filets, bevroren

ex 0304 90 97

Ander vlees van zalm, bevroren

0305 30 30

Filets, gezouten of gepekeld, niet gerookt

0305 41 00

Gerookt, met inbegrip van filets

0305 69 50

Gezouten of gepekeld, maar niet gedroogd of gerookt

1604 11 00

Bereidingen of conserven, geheel of in stukken

1604 20 10

Andere bereidingen of conserven

b)  Haring (Clupea harengus, Clupea pallasii)

0302 40 90

Vers of gekoeld, van 16.6. tot en met 14.2.

ex 0302 70 00

Levers, hom en kuit, vers of gekoeld

0303 50 90

Bevroren, van 16.6. tot en met 14.2.

ex 0303 80 00

Levers, hom en kuit, bevroren

ex 0304 10 39

Filets van haring, vers

0304 10 93

Haringlappen, vers, van 16.6. tot en met 14.2.

ex 0304 10 98

Ander vers vlees van haring

0304 20 75

Filets, bevroren

0304 90 25

Ander vlees van haring, bevroren, van 16.6. tot en met 14.2.

ex 0305 20 00

Levers, hom en kuit van haring, gedroogd, gerookt, gezouten of gepekeld

0305 42 00

Gerookt, met inbegrip van filets

0305 59 30

Gedroogd, ook indien gezouten, doch niet gerookt

0305 61 00

Gezouten, gepekeld, doch niet gedroogd of gerookt

1604 12 10

Filets, rauw, enkel omgeven door beslag of door paneermeel (gepaneerd), ook indien in olie voorgebakken, bevroren

1604 12 90

Bereidingen of conserven van haring, geheel of in stukken, doch niet fijngemaakt

ex 1604 20 90

Andere bereidingen of conserven van haring

c)  Makreel (Scomber scombrus, Scomber australasicus, Scomber japonicus)

0302 64 90

Vers of gekoeld, van 16.6. tot en met 14.2.

0303 74 19

Bevroren, van 16.6. tot en met 14.2. (Scomber scombrus, Scomber japonicus)

0303 74 90

Bevroren, van 16.6. tot en met 14.2. (Scomber australasicus)

ex 0304 10 39

Filets van makreel, vers

0304 20 51

Filets, bevroren (Scomber australasicus)

ex 0304 20 53

Filets, bevroren (Scomber scombrus, Scomber japonicus)

ex 0304 90 97

Ander vlees van makreel, bevroren

0305 49 30

Gerookt, met inbegrip van filets

1604 15 10

Bereidingen of conserven, geheel of in stukken (S.s, Sj.)

1604 15 90

Bereidingen of conserven, geheel of in stukken (S. austral.)

ex 1604 20 90

Andere bereidingen of conserven van makreel

d)  Garnalen

0306 13 10

van de familie „Pandalidae”, bevroren

0306 13 30

van het geslacht „Crangon”, bevroren

0306 13 90

Andere garnalen, bevroren

0306 23 10

van de familie „Pandalidae”, niet bevroren

0306 23 31

van het geslacht „Crangon”, vers, gekoeld, gestoomd of in water gekookt

0306 23 39

Andere garnalen van het geslacht „Crangon”

0306 23 90

Andere garnalen, niet bevroren

1605 20 00

Bereidingen of conserven

e)  Jacobsschelpen (Pecten maximus)

ex 0307 21 00

Levend, vers of gekoeld

0307 29 10

Bevroren

ex 1605 90 10

Bereidingen of conserven

f)  Langoestines (Nephrops norvegicus)

0306 19 30

Bevroren

0306 29 30

Niet bevroren

ex 1605 40 00

Bereidingen of conserven

AANHANGSEL 3

Overeenkomsten tussen de Gemeenschap en afzonderlijke EVA-Staten als bedoeld in artikel 7:

— 
Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Zweden, ondertekend op 22 juli 1972, en een latere briefwisseling betreffende landbouw en visserij, ondertekend op 14 juli 1986

▼M1 —————

▼B

— 
Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen, ondertekend op 14 mei 1973, en een latere briefwisseling betreffende landbouw en visserij, ondertekend op 14 juli 1986
— 
Artikel 1 van Protocol nr. 6 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland, ondertekend op 22 juli 1972.

PROTOCOL 10

betreffende de vereenvoudiging van controles en formaliteiten bij het goederenvervoer



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

In dit protocol wordt verstaan onder:

a)

„controles” : elk optreden waarbij de douane of een andere controlerende dienst het vervoermiddel en/of de goederen zelf aan een fysiek onderzoek, inclusief een visuele inspectie, onderwerpt ten einde zich ervan te vergewissen dat het vervoermiddel en deze goederen, wat de aard, oorsprong, staat, hoeveelheid of waarde ervan betreft, overeenstemmen met de gegevens van de overgelegde documenten;

b)

„formaliteiten” : elke formaliteit met betrekking tot de goederen of de vervoermiddelen die de administratie de belanghebbende oplegt en die bestaat uit de overlegging of het onderzoek van de documenten en certificaten welke de goederen vergezellen of van andere gegevens, ongeacht de wijze waarop deze worden voorgelegd of de drager waarop zij zich bevinden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  
Onverminderd de specifieke bepalingen die gelden krachtens de overeenkomsten tussen de Europese Economische Gemeenschap en de EVA-Staten is dit protocol van toepassing op controles en formaliteiten bij het goederenvervoer over een grens tussen een EVA-Staat en de Gemeenschap, en tussen EVA-Staten onderling.
2.  

Dit protocol is niet van toepassing op controles en formaliteiten:

— 
die betrekking hebben op schepen en luchtvaartuigen welke als vervoermiddel worden gebruikt; het is echter wel van toepassing op voertuigen en goederen die door deze schepen en luchtvaartuigen worden vervoerd;
— 
die nodig zijn voor de afgifte van sanitaire of fytosanitaire certificaten in het land van oorsprong of herkomst van de goederen.

▼M219

3.  
De douaneveiligheidsmaatregelen in hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij het protocol zijn slechts van toepassing tussen de Gemeenschap en Noorwegen.
4.  

Wanneer in hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij dit protocol wordt verwezen naar het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen, wordt bedoeld:

— 
het douanegebied van de Gemeenschap;
— 
het douanegebied van Noorwegen.

▼B



HOOFDSTUK II

PROCEDURES

Artikel 3

Steekproefcontroles en formaliteiten

1.  

Onverminderd andersluidende bepalingen van dit protocol nemen de overeenkomstsluitende partijen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

— 
de verschillende in artikel 2, lid 1, bedoelde controles en formaliteiten zo weinig mogelijk oponthoud veroorzaken en zoveel mogelijk op één plaats worden uitgevoerd;
— 
de controles steekproefsgewijs plaatsvinden, behalve in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden.
2.  
Voor de toepassing van lid 1, tweede streepje, is de basis van de steekproef het totale aantal zendingen dat in een bepaalde periode via een grenspost wordt afgehandeld en bij een douanekantoor of controledienst wordt aangebracht, en niet de totale hoeveelheid goederen waaruit elke zending bestaat.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen vergemakkelijken bij de uitvoer, de doorvoer en de invoer van goederen op de plaatsen van vertrek en van bestemming van de goederen, de toepassing van vereenvoudigde procedures en van geautomatiseerde systemen voor het verwerken en verzenden van informatie.
4.  
De overeenkomstsluitende partijen beijveren zich de vestiging van douanekantoren, ook binnen hun grondgebied, op dusdanige wijze te spreiden, dat zoveel mogelijk in de behoeften van het bedrijfsleven wordt voorzien.

Artikel 4

Veterinaire bepalingen

In verband met de bescherming van de menselijke en dierlijke gezondheid en het welzijn van dieren besluit het Gemengd Comité van de EER, overeenkomstig artikel 93, lid 2, van de Overeenkomst, op welke wijze de beginselen van de artikelen 3, 7 en 13 en de bepalingen met betrekking tot vergoedingen voor formaliteiten of controles ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 5

Fytosanitaire bepalingen

1.  
Fytosanitaire controles worden bij invoer slechts steekproefsgewijs en op monster uitgevoerd, behalve in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden. Die controles worden uitgevoerd hetzij op de plaats van bestemming van de goederen, hetzij op een andere plaats die op de onderscheiden grondgebieden wordt aangewezen, waarbij de reisweg van de goederen zo weinig mogelijk wordt verstoord.
2.  
De uitvoeringsbepalingen betreffende identiteitscontroles bij de invoer van goederen die onder de fytosanitaire wetgeving vallen, worden vastgesteld door het Gemengd Comité van de EER overeenkomstig artikel 93, lid 2, van de Overeenkomst. De maatregelen met betrekking tot de vergoedingen voor fytosanitaire formaliteiten en controles worden vastgesteld door het Gemengd Comité van de EER overeenkomstig artikel 93, lid 2, van de Overeenkomst.
3.  
De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op goederen die niet in de Gemeenschap of in een EVA-Staat zijn geproduceerd, behalve wanneer die goederen door hun aard geen fytosanitair risico opleveren of wanneer zij bij binnenkomst op het grondgebied van onderscheiden overeenkomstsluitende partijen een fytosanitaire controle hebben ondergaan waarbij is gebleken dat zij aan de in de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen vastgestelde fytosanitaire voorschriften voldoen.
4.  
Wanneer een overeenkomstsluitende partij van oordeel is dat er onmiddellijk gevaar bestaat voor de binnenkomst of de verspreiding van schadelijke organismen op haar grondgebied, kan zij voorlopige maatregelen nemen om zich tegen dat gevaar te beschermen. De overeenkomstsluitende partijen delen elkaar onverwijld mede welke maatregelen zijn genomen en om welke redenen die noodzakelijk waren.

Artikel 6

Delegatie van bevoegdheden

De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat bij uitdrukkelijke delegatie en voor rekening van de bevoegde instanties, een van de andere vertegenwoordigde diensten, bij voorkeur de douane, bepaalde controles kan uitvoeren waarmee die instanties zijn belast en, voor zover die controles betrekking hebben op het opvragen van de vereiste documenten, de geldigheid en echtheid van die documenten en de identiteit van de daarop vermelde goederen kan nagaan. In dat geval zorgen de betrokken instanties ervoor dat de voor deze controles benodigde middelen ter beschikking staan.

Artikel 7

Erkenning van controles en documenten

Voor de toepassing van dit protocol en onverminderd de mogelijkheid steekproefsgewijs controles te verrichten, erkennen de overeenkomstsluitende partijen bij invoer of doorvoer de door de bevoegde instanties van de andere overeenkomstsluitende partij uitgevoerde controles en opgestelde documenten waaruit blijkt dat de goederen voldoen aan de eisen die de wetgeving van het land van invoer stelt of aan gelijkwaardige eisen in het land van uitvoer.

Artikel 8

Openingstijden van de grensposten

1.  

Wanneer de verkeersomvang zulks rechtvaardigt, zorgen de overeenkomstsluitende partijen ervoor dat:

a) 

de grensposten open blijven, behalve wanneer geen verkeer mag plaatsvinden, zodat:

— 
grensoverschrijding en de daarbij behorende controles en formaliteiten 24 uur per dag kunnen plaatsvinden voor goederen die onder een douane doorvoerregeling vallen, de vervoermiddelen daarvan en ongeladen voertuigen, behalve wanneer een grenscontrole nodig is ter voorkoming van de verspreiding van ziekten of met het oog op het welzijn van dieren;
— 
controles en formaliteiten betreffende het verkeer van vervoermiddelen en goederen die niet onder een douane doorvoerregeling vallen, van maandag tot en met vrijdag gedurende ten minste tien opeenvolgende uren en op zaterdag gedurende ten minste zes opeenvolgende uren kunnen plaatsvinden, behalve indien de betrokken dagen officiële feestdagen zijn;
b) 

in geval van voertuigen en goederen die door luchtvaartuigen worden vervoerd, de onder a), tweede streepje, genoemde tijden aan de werkelijke behoeften worden aangepast, en daartoe eventueel worden gesplitst of uitgebreid.

2.  
Wanneer de veterinaire diensten in het algemeen moeilijkheden ondervinden om de in lid 1, onder a), tweede streepje, en onder b), bedoelde periodes in acht te nemen, zorgen de overeenkomstsluitende partijen ervoor dat tijdens deze perioden een veterinaire deskundige beschikbaar is na een ten minste twaalf uur van tevoren door de vervoerder gedane kennisgeving; bij het transport van levende dieren kan deze termijn echter op ten minste 18 uur worden gesteld.
3.  
Indien verscheidene grensposten in de onmiddellijke nabijheid van een zelfde grensgebied zijn gelegen, mogen de betrokken overeenkomstsluitende partijen voor een aantal daarvan gezamenlijk uitzonderingen op lid 1 vaststellen, mits de andere posten in dat gebied wel goederen en voertuigen overeenkomstig genoemd lid kunnen afhandelen.
4.  
De bevoegde instanties zorgen ervoor dat, in uitzonderlijke gevallen, onder de voorwaarden vastgesteld door de overeenkomstsluitende partijen, de controles en formaliteiten bij de in lid 1 bedoelde grensposten, douanekantoren en diensten buiten de openingstijden kunnen plaatsvinden, wanneer daartoe tijdens de openingstijden een speciaal en met redenen omkleed verzoek is ingediend, op voorwaarde dat zo nodig een vergoeding voor de geleverde diensten wordt betaald.

Artikel 9

Doorrijstroken

Overal waar zulks technisch mogelijk en op grond van de verkeersomvang gerechtvaardigd is, nemen de overeenkomstsluitende partijen maatregelen om bij de grensposten doorrijstroken te doen aanleggen die uitsluitend bestemd zijn voor goederen die onder een douanedoor voerregeling vallen, de vervoermiddelen daarvan, ongeladen voertuigen en alle goederen die niet meer controles en formaliteiten vereisen dan goederen die onder een doorvoerregeling vallen.

▼M219



HOOFDSTUK II bis

DOUANEVEILIGHEIDSMAATREGELEN

Artikel 9 bis

Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) 

„risico”: de kans dat zich in verband met de binnenkomst, de uitgang, de doorvoer, de overbrenging en de bijzondere bestemming van goederen die worden vervoerd tussen het douanegebied van een van de overeenkomstsluitende partijen en dat van een derde land, alsook de aanwezigheid van niet in het vrije verkeer zijnde goederen een gebeurtenis voordoet die een bedreiging vormt voor de veiligheid van de overeenkomstsluitende partijen, de volksgezondheid, het milieu of de consument;

b) 

„risicobeheer”: het systematisch in kaart brengen van risico's en het toepassen van alle maatregelen die vereist zijn om de blootstelling aan risico's te beperken. Dit omvat activiteiten zoals het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico's, het voorschrijven en ondernemen van actie, en het regelmatig toezien op en herzien van het proces en de procesresultaten, op basis van bronnen of strategieën die door de overeenkomstsluitende partijen of internationaal zijn gedefinieerd.

Artikel 9 ter

Algemene bepalingen inzake veiligheid

1.  
De overeenkomstsluitende partijen voeren de douaneveiligheidsmaatregelen die in dit hoofdstuk zijn beschreven ter waarborging van een gelijkwaardig veiligheidsniveau aan hun buitengrenzen in en passen deze toe op goederen die hun douanegebied binnenkomen of verlaten.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen zien af van de toepassing van de in dit hoofdstuk beschreven douaneveiligheidsmaatregelen op goederen die tussen hun douanegebieden worden vervoerd.
3.  
Voor het sluiten van een overeenkomst met een derde land op een door dit hoofdstuk bestreken gebied, raadplegen de overeenkomstsluitende partijen elkaar om zich ervan te vergewissen dat die overeenkomst niet in strijd is met de bepalingen van dit hoofdstuk, met name wanneer die overeenkomst bepalingen bevat die afwijken van de in dit hoofdstuk bedoelde douaneveiligheidsmaatregelen. Elke overeenkomstsluitende partij zorgt ervoor dat overeenkomsten met derde landen geen rechten en plichten scheppen voor een andere overeenkomstsluitende partij tenzij het Gemengd Comité van de EER anders besluit.

Artikel 9 quater

Aangiften vóór aankomst en vóór vertrek

1.  
Voor goederen uit derde landen die het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomen, wordt een aangifte bij binnenkomst (hierna „summiere aangifte bij binnenkomst” genoemd) ingediend, behalve wanneer de goederen uitsluitend over de territoriale wateren of door het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder tussenstop in dit gebied.
2.  
Voor goederen die vanuit het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen naar derde landen gaan, wordt een aangifte bij uitgang (hierna „summiere aangifte bij uitgang” genoemd) ingediend, behalve wanneer de goederen uitsluitend over de territoriale wateren of door het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder tussenstop in dit gebied.
3.  
De summiere aangiften bij binnenkomst of uitgang worden ingediend vóór de goederen het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomen respectievelijk verlaten.
4.  

Het indienen van de in de leden 1 en 2 bedoelde summiere aangiften bij binnenkomst of uitgang is tot en met 31 december 2010 facultatief, mits in de Gemeenschap overgangsmaatregelen van toepassing zijn die ontheffing verlenen van de verplichting dergelijke aangiften in te dienen.

Wanneer, in overeenstemming met de eerste alinea, geen summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang wordt ingediend, wordt de in artikel 9 sexies bedoelde risicoanalyse voor douaneveiligheidszaken ten laatste door de douane uitgevoerd bij het aanbrengen van de goederen bij binnenkomst of uitgang, in voorkomend geval aan de hand van een aangifte die op die goederen betrekking heeft of van enige andere informatie die beschikbaar is.

5.  
Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt welke personen verantwoordelijk zijn voor het indienen van summiere aangiften bij binnenkomst of uitgang en welke autoriteiten bevoegd zijn dergelijke aangiften te aanvaarden.
6.  

Bij bijlage I bij dit protocol wordt het volgende vastgesteld:

— 
de vorm en de inhoud van de summiere aangifte bij binnenkomst en bij uitgang;
— 
de uitzonderingen op de verplichting een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang in te dienen;
— 
de plaats waar de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang moet worden ingediend;
— 
de termijnen waarbinnen de summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang moet worden ingediend;
— 
alle andere voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen.
7.  
Een douaneaangifte kan als summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang worden gebruikt, mits zij alle gegevens bevat die een summiere aangifte moet bevatten.

Artikel 9 quinquies

Bedrijf met AEO-status

1.  

Een overeenkomstsluitende partij kent, op de in bijlage II bij dit protocol vastgestelde voorwaarden, de AEO („authorised economic operator”)-status toe aan een in haar douanegebied gevestigd bedrijf.

Op bepaalde voorwaarden, en met name rekening houdend met internationale overeenkomsten met derde landen, kan ontheffing worden verleend van de eis van vestiging in het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij voor bepaalde categorieën bedrijven met AEO-status. Voorts bepaalt elke overeenkomstsluitende partij of, en op welke voorwaarden, een luchtvaart- of scheepvaartmaatschappij die niet op haar grondgebied is gevestigd maar daar over een regionaal kantoor beschikt, voor de toekenning van deze status in aanmerking komt.

Een bedrijf met AEO-status komt voor faciliteiten bij douaneveiligheidscontroles in aanmerking.

Onder voorbehoud van de in lid 2 bedoelde regels en voorwaarden wordt de door een overeenkomstsluitende partij toegekende AEO-status door de andere overeenkomstsluitende partij erkend zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid van douanecontroles, met name rekening houdend met de uitvoering van overeenkomsten met derde landen die voorzien in de wederzijdse erkenning van de AEO-status.

2.  

Bij bijlage II bij dit protocol wordt het volgende vastgesteld:

— 
de regels inzake de toekenning van de AEO-status, en met name de criteria en voorwaarden voor de toekenning van die status,
— 
het soort faciliteiten dat kan worden toegestaan,
— 
de omstandigheden waarin de status kan worden geschorst of ingetrokken,
— 
de procedures betreffende de uitwisseling van informatie tussen de overeenkomstsluitende partijen van gegevens over hun bedrijven met AEO-status,
— 
alle andere voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen.

Artikel 9 sexies

Douaneveiligheidscontroles en veiligheidsrisicobeheer

1.  
Andere douanecontroles dan onaangekondigde controles worden gebaseerd op de risicoanalyse met behulp van gegevensverwerkingstechnieken.
2.  
Elke overeenkomstsluitende partij stelt haar risicobeheerkader, risicocriteria en prioritaire controlegebieden op veiligheidsgebied vast.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen erkennen de gelijkwaardigheid van elkaars systemen voor veiligheidsrisicobeheer.
4.  

De overeenkomstsluitende partijen werken samen om:

— 
informatie uit te wisselen om hun risicoanalyse en de doeltreffendheid van hun veiligheidscontroles te verbeteren en te versterken, en
— 
binnen een passende termijn een gemeenschappelijk risicobeheerkader, gemeenschappelijke risicocriteria, gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden vast te stellen en een gemeenschappelijk elektronisch risicobeheersysteem op te zetten.
5.  
Het Gemengd Comité van de EER stelt de bepalingen vast die voor de toepassing van dit artikel noodzakelijk zijn.

Artikel 9 septies

Toezicht op de uitvoering van de douaneveiligheidsmaatregelen

1.  
Het Gemengd Comité van de EER stelt de regels vast volgens welke de overeenkomstsluitende partijen toezicht uitoefenen op de uitvoering van dit hoofdstuk en controleren of de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen I en II bij dit protocol in acht worden genomen.
2.  

Het in lid 1 bedoelde toezicht wordt uitgeoefend door middel van:

— 
een periodieke evaluatie van de uitvoering van dit hoofdstuk, en met name van de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen,
— 
een onderzoek om de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk te verbeteren of om deze te wijzigen om ervoor te zorgen dat ze beter aan het doel beantwoorden,
— 
vergaderingen van deskundigen van de overeenkomstsluitende partijen om bepaalde punten en de administratieve procedures, waaronder bezoeken ter plaatse, te bespreken.
3.  
De maatregelen die in overeenstemming met dit artikel zijn genomen doen geen afbreuk aan de rechten van de betrokken bedrijven.

Artikel 9 octies

Bescherming van het beroepsgeheim en van persoonsgegevens

Informatie die in het kader van dit hoofdstuk tussen de overeenkomstsluitende partijen wordt uitgewisseld is beschermd door de wetgeving inzake het beroepsgeheim en de bescherming van persoonsgegevens die van toepassing is in de overeenkomstsluitende partij waaraan de informatie wordt verstrekt.

De informatie wordt niet aan andere personen ter beschikking gesteld dan aan de bevoegde autoriteiten in de overeenkomstsluitende partij en wordt door deze autoriteiten niet voor andere doeleinden gebruikt dan die welke in dit hoofdstuk zijn voorzien.

Artikel 9 nonies

Ontwikkeling van de wetgeving

1.  
Alle wijzigingen van de communautaire wetgeving die gevolgen hebben voor de bij dit hoofdstuk en de bijlagen I en II bij dit protocol vastgestelde rechten en plichten van de overeenkomstsluitende partijen zijn onderworpen aan de bij dit artikel beschreven procedure.
2.  
Zodra de Gemeenschap nieuwe wetgeving opstelt op een gebied waarop dit hoofdstuk betrekking heeft, zal zij informeel deskundigen van de betrokken EVA-staat raadplegen volgens de in artikel 99 van de overeenkomst beschreven procedure.
3.  

Wanneer wijzigingen op dit hoofdstuk en de bijlagen I en II bij dit protocol noodzakelijk zijn om rekening te houden met de ontwikkeling van de communautaire wetgeving op gebieden waarop dit hoofdstuk en de bijlagen I en II betrekking hebben, wordt daartoe op zodanige wijze besloten dat deze wijzigingen gelijktijdig kunnen worden toegepast met die welke in de communautaire wetgeving zijn aangebracht, met inachtneming van de interne procedures van de overeenkomstsluitende partijen.

Indien een besluit niet op zodanige wijze kan worden genomen dat gelijktijdige toepassing mogelijk is, passen de overeenkomstsluitende partijen zo mogelijk en met inachtneming van hun interne procedures voorlopig de wijzigingen toe die in het ontwerpbesluit zijn opgenomen.

4.  
Voor zaken die voor de betrokken EVA-staat van belang zijn, ziet de Gemeenschap erop toe dat deskundigen van de betrokken EVA-staat als waarnemer kunnen deelnemen aan het Comité Douanewetboek dat is opgericht bij artikel 247 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautaire douanewetboek.

Artikel 9 decies

Vrijwaringsmaatregelen en schorsing van de bepalingen van dit hoofdstuk

1.  
Indien een overeenkomstsluitende partij niet voldoet aan de bij dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden of indien de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen in de overeenkomstsluitende partijen niet meer is gegarandeerd, mag een andere overeenkomstsluitende partij, na raadpleging van het Gemengd Comité van de EER en slechts voor een reikwijdte en duur die strikt noodzakelijk zijn voor het regelen van de situatie, de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk geheel of gedeeltelijk schorsen of passende maatregelen nemen. De artikelen 112 tot en met 114 van de overeenkomst zijn van overeenkomstige toepassing.
2.  
Indien de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen niet meer gewaarborgd is omdat geen besluit is genomen over de in artikel 9 nonies, lid 3, bedoelde wijzigingen, wordt de toepassing van dit hoofdstuk geschorst op de datum waarop de betrokken EG-wetgeving van toepassing wordt, tenzij het Gemengd Comité van de EER, na onderzoek van de maatregelen om de toepassing te handhaven, anders besluit.

Artikel 9 undecies

Verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer

De bepalingen van deze overeenkomst vormen geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer, uitgevaardigd door de overeenkomstsluitende partijen of door de lidstaten van de Gemeenschap, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde en de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten en van het milieu, de bescherming van het nationale artistieke, historische en archeologische erfgoed, of de bescherming van de industriële en commerciële eigendom.

Artikel 9 duodecies

Bevoegdheden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Wanneer het gaat om de toepassing van dit hoofdstuk en de bijlagen I en II bij dit protocol, pleegt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, voordat zij optreedt, overleg overeenkomstig artikel 109, lid 2, van de overeenkomst.

Artikel 9 terdecies

Bijlagen

De bijlagen bij dit protocol maken daarvan deel uit.

▼B



HOOFDSTUK III

SAMENWERKING

Artikel 10

Samenwerking tussen instanties

1.  
Ten einde de grensoverschrijding te vereenvoudigen nemen de overeenkomstsluitende partijen de nodige maatregelen om samenwerking op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau tot stand te brengen tussen de met de organisatie van de controles belaste instanties en de verschillende diensten die de controles en formaliteiten aan weerszijden van de grens verrichten.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen zorgen er, elk van haar kant, voor dat de deelnemers aan het in dit protocol bedoelde handelsverkeer de bevoegde instanties snel op de hoogte kunnen brengen van bij de grensoverschrijding ondervonden problemen.
3.  

De in lid 1 bedoelde samenwerking heeft met name betrekking op:

a) 

een inrichting van de grensposten die aan de behoeften van het verkeer voldoet;

b) 

waar mogelijk, de ombouw van grenskantoren tot naast elkaar liggende controlekantoren;

c) 

de harmonisatie van de bevoegdheden van de grensposten en de aan weerszijden van de grens gelegen kantoren;

d) 

het zoeken naar passende oplossingen voor alle gemelde problemen.

4.  
De overeenkomstsluitende partijen werken samen om de openingstijden van de verschillende diensten die controles en formaliteiten aan weerszijden van de grens verrichten, te harmoniseren.

Artikel 11

Kennisgeving van nieuwe controles en formaliteiten

Wanneer een overeenkomstsluitende partij voornemens is een nieuwe controle of formaliteit toe te passen, licht zij de andere overeenkomstsluitende partijen daarover in. De betrokken overeenkomstsluitende partij ziet erop toe dat de ter vereenvoudiging van de grensoverschrijding genomen maatregelen, door de toepassing van deze nieuwe controle of formaliteit hun uitwerking niet verliezen.

Artikel 12

Doorstroming van het verkeer

1.  
De overeenkomstsluitende partijen nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de wachttijden ten gevolge van de verschillende controles en formaliteiten niet langer zijn dan nodig voor de goede uitvoering. Daartoe worden de openingstijden van de met de controles en formaliteiten belaste diensten, de personeelsbezetting en de praktische behandeling van de goederen en de met de uitvoering van controles en formaliteiten verband houdende documenten, door hen op zodanige wijze geregeld dat de wachttijden bij de afwikkeling van het verkeer zoveel mogelijk worden bekort.
2.  
De bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen op wier grondgebied het goederenvervoer zo ernstig is verstoord dat de vereenvoudiging en de versnelde afwikkeling van de grensoverschrijding in het gedrang kunnen komen, lichten onmiddellijk de bevoegde instanties in van de overige overeenkomstsluitende partijen die door die verstoringen worden getroffen.
3.  
De bevoegde instanties van de betrokken overeenkomstsluitende partijen nemen onmiddellijk passende maatregelen om de doorstroming van het verkeer zoveel mogelijk te bevorderen. Deze maatregelen worden ter kennis gebracht van het Gemengd Comité van de EER, dat in voorkomend geval op verzoek van een overeenkomstsluitende partij met spoed bijeenkomt om deze maatregelen te bespreken.

Artikel 13

Administratieve bijstand

Om het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen vlot te doen verlopen en onregelmatigheden of inbreuken gemakkelijker te kunnen opsporen, werken de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig de bepalingen van Protocol 11 op overeenkomstige wijze met elkaar samen.

Artikel 14

Overlegorganen

1.  
De bevoegde instanties van de betrokken overeenkomstsluitende partijen kunnen overlegorganen instellen die met de behandeling van praktische, technische of organisatorische kwesties op regionaal of plaatselijk niveau worden belast.
2.  
Die overlegorganen komen wanneer nodig op verzoek van de bevoegde instanties van een overeenkomstsluitende partij bijeen. Het Gemengd Comité van de EER wordt regelmatig over de besprekingen van die organen ingelicht door de overeenkomstsluitende partijen waaronder die organen ressorteren.



HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Betalingsfaciliteiten

De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat betalingen in verband met de controles en formaliteiten in het handelsverkeer ook kunnen plaatsvinden door middel van gewaarborgde of gecertificeerde internationale bankcheques in de valuta van het land waar de betaling moet worden verricht.

Artikel 16

Verband met andere overeenkomsten en nationale wetgeving

Dit protocol vormt geen beletsel voor de toepassing van verderreikende faciliteiten die twee of meer overeenkomstsluitende partijen elkaar toekennen, noch voor het recht van de overeenkomstsluitende partijen om hun eigen wetgeving op controles en formaliteiten aan hun grenzen toe te passen, op voorwaarde dat zulks geenszins afbreuk doet aan de uit dit protocol voortvloeiende faciliteiten.

▼M219

BIJLAGE I

SUMMIERE AANGIFTEN BIJ BINNENKOMST EN BIJ UITGANG

Artikel 1

Vorm en inhoud van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang

1.  
De summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang wordt met behulp van een gegevensverwerkingstechniek ingediend. Er mag gebruik worden gemaakt van handels-, haven- of vervoersdocumenten, mits deze de nodige gegevens bevatten.
2.  
De summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang bevat de gegevens die voor die aangifte zijn voorgeschreven bij bijlage 30 bis bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek ( 7 ). Zij wordt ingevuld met inachtneming van de toelichting in die bijlage. De summiere aangifte dient te worden gewaarmerkt door degene die ze opstelt.
3.  

De douane staat slechts in een van de volgende omstandigheden toe dat de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang op papier wordt ingediend of op een andere tussen de douaneautoriteiten overeengekomen wijze:

a) 

indien het computersysteem van de douane niet werkt,

b) 

indien de elektronische applicatie van de indiener van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang niet werkt,

mits de douane hetzelfde niveau van risicobeheer toepast als voor summiere aangiften bij binnenkomst of uitgang die met behulp van een gegevensverwerkingstechniek worden ingediend.

De summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang op papier wordt ondertekend door degene die ze opstelt. Summiere aangiften bij binnenkomst of bij uitgang die op papier worden ingediend gaan zo nodig vergezeld van ladinglijsten of andere passende lijsten en bevatten de in lid 2 bedoelde gegevens.

4.  
Elke overeenkomstsluitende partij stelt de voorwaarden en procedures vast volgens welke degene die de summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang indient een of meer gegevens daarvan kan wijzigen na indiening bij de douane.

Artikel 2

Uitzonderingen op de verplichting een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang in te dienen

1.  

Een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang is niet vereist voor de volgende goederen:

a) 

elektrische energie;

b) 

goederen die per pijpleiding binnenkomen of uitgaan;

c) 

brieven, briefkaarten en drukwerk, ook indien op elektronische dragers;

d) 

goederen die volgens de voorschriften van het Wereldpostverdrag worden vervoerd;

▼M258

e) 

goederen waarvoor krachtens de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen een mondelinge douaneaangifte of een douaneaangifte door eenvoudige grensoverschrijding is toegestaan, met uitzondering van roerende goederen en voorwerpen, laadborden, containers en middelen voor het vervoer over de weg, per spoor, door de lucht, over zee of de binnenwateren die in het kader van een vrachtcontract worden vervoerd;

▼M219

f) 

goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers;

g) 

door ATA- en CPD-carnets gedekte goederen;

h) 

goederen die voor vrijstelling in aanmerking komen op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963 of andere consulaire verdragen of het Verdrag van New York inzake bijzondere missies van 16 december 1969;

i) 

wapens en militaire uitrusting die door de autoriteiten die met de militaire verdediging van de overeenkomstsluitende partijen zijn belast in of uit het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij worden gebracht, in het kader van een militair transport of een uitsluitend voor de militaire autoriteiten bestemd transport;

▼M258

j) 

de volgende goederen die het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij rechtstreeks binnenkomen vanaf, of verlaten naar, boor- of productieplatforms of windturbines die door een in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen gevestigde persoon worden geëxploiteerd:

i) 

goederen die bij de bouw, het herstel, het onderhoud of de verbouwing van deze platforms of windturbines daarvan deel zijn gaan uitmaken;

ii) 

goederen die voor de uitrusting van deze platforms of windturbines zijn gebruikt;

iii) 

andere voorzieningen die op die platforms of windturbines worden gebruikt of verbruikt, en

iv) 

ongevaarlijke afvalproducten van deze platforms of windturbines;

▼M219

k) 

goederen in een zending met een intrinsieke waarde van niet meer dan 22 EUR, mits de douane ermee instemt dat, met goedkeuring van het bedrijf, een risicoanalyse wordt verricht aan de hand van de informatie die aanwezig is in of wordt geleverd door het door het bedrijf gebruikte systeem;

l) 

goederen die worden vervoerd onder geleide van formulier 302 als bedoeld in het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;

▼M258

m) 

goederen die vanuit Helgoland, de Republiek San Marino en Vaticaanstad het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij binnenkomen, of daarheen vanaf dat grondgebied worden vervoerd;

n) 

goederen die worden vervoerd aan boord van vaartuigen die een lijndienst onderhouden overeenkomstig artikel 313 ter van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

▼M219

2.  
Een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang is niet vereist in gevallen die geregeld zijn bij internationale veiligheidsverdragen tussen een overeenkomstsluitende partij en een derde land, onder voorbehoud van de procedure als bedoeld in artikel 9 ter, lid 3, van dit protocol.

▼M258

3.  

Een summiere aangifte bij uitgang is niet vereist:

a) 

voor goederen die worden geleverd om als onderdeel of toebehoren in schepen of luchtvaartuigen te worden gemonteerd, motorbrandstof, smeermiddelen en gas noodzakelijk voor de werking van de schepen of luchtvaartuigen, levensmiddelen en andere artikelen bestemd om aan boord te worden verbruikt of verkocht;

b) 

voor goederen die onder een regeling voor douanevervoer worden geplaatst, indien de gegevens voor de summiere aangifte bij uitgang wordt verstrekt in de elektronische aangifte voor douanevervoer, en mits het kantoor van bestemming tevens het douanekantoor van uitgang is;

c) 

voor goederen die in een haven of luchthaven in het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij worden geladen om in een andere haven of luchthaven binnen dat gebied te worden gelost, en tijdens een tussenstop in de haven of luchthaven buiten dat gebied aan boord van het schip of luchtvaartuig blijven;

d) 

voor goederen die in een haven of luchthaven niet worden gelost uit het transportmiddel waarin zij het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij zijn binnengekomen en zullen verlaten;

e) 

voor goederen die tevoren in een haven of luchthaven binnen het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij zijn geladen en aan boord zullen blijven van het transportmiddel waarin zij dat gebied zullen verlaten;

f) 

voor goederen in tijdelijke opslag of in een vrije zone van controletype I die, onder toezicht van hetzelfde douanekantoor, uit het transportmiddel waarmee zij naar de ruimte voor tijdelijke opslag of de vrije zone zijn vervoerd, worden overgeladen in een schip, luchtvaartuig of trein waarin zij vanuit die ruimte of zone het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij zullen verlaten, mits:

i) 

de goederen worden overgeladen binnen veertien kalenderdagen nadat zij voor tijdelijke opslag of in een vrije zone van controletype I zijn aangeboden; in buitengewone omstandigheden kan de douane de termijn met het oog op die omstandigheden verlengen;

ii) 

informatie over de goederen ter beschikking van de douane staat, en

iii) 

voor zover de vervoerder dat weet, er geen sprake is van verandering van bestemming of geadresseerde.

▼M219

Artikel 3

Plaats waar de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang moet worden ingediend

1.  
De summiere aangifte bij binnenkomst wordt ingediend bij het bevoegde douanekantoor in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij waar de goederen vanuit een derde land binnenkomen. Aan de hand van de gegevens in de aangifte voert dat douanekantoor een risicoanalyse en de nodige geachte douaneveiligheidscontroles uit, ook wanneer goederen bestemd zijn voor de andere overeenkomstsluitende partij.
2.  
De summiere aangifte bij uitgang wordt ingediend bij het bevoegde douanekantoor in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij waar de uitgangsformaliteiten voor goederen die voor een derde land zijn bestemd worden vervuld. Een aangifte ten uitvoer die als summiere aangifte bij uitgang wordt gebruikt, wordt evenwel ingediend bij het bevoegde douanekantoor in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij waarin de formaliteiten voor de uitvoer naar een derde land worden vervuld. Dat bevoegde kantoor voert een risicoanalyse uit aan de hand van de gegevens in de aangifte alsmede de nodig geachte douaneveiligheidscontroles.
3.  

Wanneer goederen het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij verlaten op weg naar een derde land via het douanegebied van de andere overeenkomstsluitende partij, worden de in artikel 1, lid 2, bedoelde gegevens door de bevoegde autoriteiten van de eerste overeenkomstsluitende partij meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van de tweede overeenkomstsluitende partij. De overeenkomstsluitende partijen zullen trachten een verbinding te leggen met het oog op het gebruik van een gemeenschappelijk systeem voor het toezenden van gegevens dat alle informatie bevat om vast te kunnen stellen dat de betrokken goederen het douanegebied hebben verlaten.

Het Gemengd Comité van de EER kan echter vaststellen in welke gevallen het toezenden van gegevens niet is vereist, mits dergelijke gevallen geen afbreuk doen aan het bij dit protocol gegarandeerde veiligheidsniveau.

Wanneer de overeenkomstsluitende partijen op de datum waarop dit protocol van toepassing wordt, niet in staat zijn de gegevens toe te zenden als bedoeld in de eerste alinea, wordt de summiere aangifte bij uitgang van voor een derde land bestemde goederen die het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij via het douanegebied van een andere overeenkomstsluitende partij verlaten — rechtstreeks vervoer door de lucht uitgezonderd — uitsluitend ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de tweede overeenkomstsluitende partij.

Artikel 4

Termijnen voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang

1.  
De termijnen voor het indienen van de summiere aangifte bij binnenkomst of bij uitgang zijn die welke zijn vermeld in artikel 184 bis en artikel 592 ter van Verordening (EEG) nr. 2454/93.
2.  
Onder voorbehoud van de in artikel 9 ter, lid 3, van dit protocol bedoelde procedure, zijn de in lid 1 bedoelde termijnen niet van toepassing wanneer internationale veiligheidsverdragen tussen de overeenkomstsluitende partijen en derde landen anders bepalen.

BIJLAGE II

BEDRIJVEN MET EEN AEO-CERTIFICAAT

TITEL I

Toekenning van de AEO-status

Artikel 1

Algemeen

1.  

De criteria voor het verlenen van de AEO-status zijn:

a) 

een goede staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevoorschriften;

b) 

een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende douanecontroles mogelijk maakt;

c) 

in voorkomend geval, het bewijs van solvabiliteit, en

d) 

indien van toepassing, passende veiligheidsnormen.

2.  
Elke overeenkomstsluitende partij stelt de procedure vast volgens welke de AEO-status wordt toegekend en stelt vast welke de juridische gevolgen zijn van die status.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat hun douanediensten erop toezien dat een bedrijf met de AEO-status aan alle voorwaarden en criteria voor het toekennen van die status voldoet en dat zij opnieuw een onderzoek instellen bij een belangrijke wijziging van de betrokken wetgeving of in geval van nieuwe omstandigheden die bij de autoriteiten een redelijk vermoeden hebben doen ontstaan dat het bedrijf niet langer aan de betrokken voorwaarden en criteria voldoet.

Artikel 2

Naleving van de douanevoorschriften

1.  

De staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevoorschriften wordt geacht goed te zijn indien in de drie jaar voorafgaande aan het indienen van de aanvraag geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving zijn begaan door:

a) 

de aanvrager;

b) 

de personen die verantwoordelijk zijn voor het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend of die zeggenschap hebben over de leiding van het bedrijf;

c) 

indien van toepassing, de wettelijke vertegenwoordiger van de aanvrager in douanezaken, en

d) 

de verantwoordelijke voor douanezaken in het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend.

2.  
De staat van dienst op het gebied van de naleving van de douanevoorschriften kan als goed worden beschouwd indien de bevoegde douaneautoriteit eventuele overtredingen als van weinig belang beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van de aanvrager en zij geen twijfel hebben doen ontstaan over diens goede trouw.
3.  
Wanneer de personen die zeggenschap uitoefenen over het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend, in een derde land zijn gevestigd, beoordeelt de douane hun naleving van de douanevoorschriften aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikt.
4.  
Indien de aanvrager minder dan drie jaar geleden is opgericht, beoordeelt de douane diens naleving van de douanevoorschriften aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikt.

Artikel 3

Deugdelijke handels- en vervoersadministratie

Om de douane in staat te stellen vast te stellen of de aanvrager over een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie beschikt, moet deze aan de volgende eisen voldoen:

a) 

een boekhouding bijhouden die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn op de plaats waar de boekhouding wordt bijgehouden en die administratieve douanecontroles vergemakkelijkt;

b) 

de douane fysiek of elektronisch toegang verlenen tot zijn douaneadministratie en, in voorkomend geval, vervoersadministratie;

c) 

over een administratieve organisatie beschikken die in overeenstemming is met de soort en omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goederenstroom en over een systeem van interne controles waarmee onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden opgespoord;

d) 

in voorkomend geval, toereikende procedures toepassen voor het beheer van invoer- en/of uitvoerlicenties en -vergunningen;

e) 

toereikende procedures toepassen voor het bewaren van de bedrijfsadministratie en -informatie en ter bescherming tegen informatieverlies;

f) 

erop toezien dat werknemers zich bewust zijn van de noodzaak de douane in te lichten wanneer zich problemen voordoen in verband met de naleving van de douanevoorschriften en personen aanwijzen die in dat geval contact opnemen met de douane;

g) 

passende IT-veiligheidsmaatregelen hebben genomen om het binnendringen van onbevoegden in zijn computersysteem te voorkomen en zijn documentatie te beschermen.

Artikel 4

Solvabiliteit

1.  
In dit artikel wordt onder solvabiliteit een gezonde financiële situatie verstaan die de aanvrager in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen, de kenmerken van zijn zakelijke activiteiten in aanmerking genomen.
2.  
De aanvrager wordt geacht aan de voorwaarde van solvabiliteit te voldoen als zijn solvabiliteit over de afgelopen drie jaar kan worden aangetoond.
3.  
Wanneer de aanvrager minder dan drie jaar geleden is opgericht, wordt zijn solvabiliteit beoordeeld aan de hand van de beschikbare documenten en informatie.

Artikel 5

Veiligheidsnormen

1.  

De veiligheidsnormen van de aanvrager worden als bevredigend aangemerkt als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de gebouwen voor de door het certificaat gedekte activiteiten zijn gemaakt van materialen die verhinderen dat onbevoegden zich hiertoe onrechtmatig toegang kunnen verschaffen;

b) 

er zijn passende controlemaatregelen genomen om onrechtmatige toegang tot verzendingsruimten, los- en laadkades en los- en laaddekken te voorkomen;

c) 

er zijn maatregelen genomen om het toevoegen, omwisselen of wegnemen van materialen of andere manipulaties van de goederen bij het laden, het lossen en de op- en overslag te voorkomen;

d) 

indien van toepassing zijn er procedures voor het beheer van in- en/of uitvoervergunningen die verband houden met verboden en beperkingen en om goederen waarop deze van toepassing zijn van andere goederen te kunnen onderscheiden;

e) 

de aanvrager heeft maatregelen genomen om zijn handelspartners duidelijk te kunnen identificeren met het oog op de veiligheid van de internationale toeleveringsketen;

f) 

de aanvrager onderwerpt sollicitanten voor veiligheidsgevoelige functies aan veiligheidsonderzoeken, voor zover de wetgeving dit toelaat, en verricht regelmatig achtergrondcontroles;

g) 

de aanvrager ziet erop toe dat de betrokken werknemers actief aan programma's inzake veiligheidsbewustzijn meewerken.

2.  
Wanneer de in de overeenkomstsluitende partijen gevestigde aanvrager houder is van een internationaal erkend veiligheidscertificaat dat op grond van internationale overeenkomsten is afgegeven, van een Europees veiligheidscertificaat dat op grond van de EG-wetgeving is afgegeven, van een internationale norm van de Internationale Organisatie voor Normalisatie, of van een Europese norm van de Europese Organisatie voor Normalisatie of een ander erkend certificaat, wordt aan de in lid 1 vastgestelde criteria geacht te zijn voldaan, voor zover de criteria voor de afgifte van die certificaten identiek of vergelijkbaar zijn met die welke in deze bijlage zijn vastgesteld.



TITEL II

Faciliteiten voor bedrijven met AEO-status

Artikel 6

Faciliteiten voor bedrijven met AEO-status

De douane verleent een bedrijf met AEO-status de volgende faciliteiten:

— 
het bevoegde douanekantoor kan, voordat goederen het douanegebied binnenkomen of verlaten, het bedrijf met AEO-status laten weten dat, als gevolg van een risicoanalyse, de zending voor nadere fysieke controle is geselecteerd. Deze mededeling wordt slechts gedaan wanneer dit de uit te voeren controle niet in gevaar brengt. De douane kan evenwel ook een fysieke controle uitvoeren wanneer het bedrijf met AEO-status niet vooraf op de hoogte is gebracht;
— 
een bedrijf met AEO-status kan summiere aangiften bij binnenkomst en uitgang indienen die minder gegevens bevatten dan die welke vereist zijn volgens bijlage 30 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93. Een vervoerder, een vrachtmakelaar of douane-expediteur mag dergelijke aangiften alleen indienen indien hij goederen in- of uitvoert namens een AEO-bedrijf;
— 
een bedrijf met AEO-status wordt aan minder fysieke en documentaire controles onderworpen dan andere bedrijven. De douane kan anders besluiten om rekening te houden met een bijzonder risico of controleverplichtingen op grond van andere EG-wetgeving;
— 
indien de bevoegde douaneautoriteit na een risicoanalyse voor nader onderzoek toch een zending selecteert die wordt gedekt door een summiere aangifte bij binnenkomst of uitgang of door een door een bedrijf met AEO-status ingediende douaneaangifte, verricht zij de nodige controles bij voorrang. Op verzoek van het AEO-bedrijf kan deze controle, indien de betrokken douaneautoriteit hiermee instemt, op een andere plaats worden verricht dan de plaats van het betrokken douanekantoor.



TITEL III

Schorsing en intrekking van de AEO-status

Artikel 7

Schorsing van de status

1.  

De AEO-status wordt door de douaneautoriteit van afgifte geschorst:

a) 

wanneer blijkt dat de houder van het AEO-certificaat zich niet houdt aan de daarvoor geldende voorwaarden en criteria;

b) 

wanneer de douane voldoende redenen heeft om aan te nemen dat zich feiten hebben voorgedaan die tot een strafrechtelijke vervolging aanleiding geven en die verband houden met een overtreding van de douanewetgeving door het bedrijf met AEO-status;

c) 

op verzoek van het bedrijf met AEO-status, wanneer dit tijdelijk niet in staat is om aan de voorwaarden en criteria voor het toekennen van de status te voldoen.

2.  
In het in lid 1, onder b), bedoelde geval kan de douane evenwel besluiten de AEO-status niet te schorsen, indien zij de overtreding als van weinig belang beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van het bedrijf met AEO-status en de overtreding geen twijfel heeft doen ontstaan over diens goede trouw.
3.  
De schorsing gaat onmiddellijk in wanneer dit wegens de aard en de omvang van het risico voor de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu noodzakelijk is.
4.  
De schorsing is niet van invloed op douaneprocedures die reeds waren begonnen toen de schorsing inging en die nog niet zijn beëindigd.
5.  
Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt hoelang de schorsing moet duren om het AEO-bedrijf de tijd te geven zijn situatie te regulariseren.
6.  
Wanneer het betrokken bedrijf ten genoegen van de douane de nodige maatregelen heeft getroffen om aan de voorwaarden en criteria voor de AEO-status te voldoen, trekt de douaneautoriteit van afgifte de schorsing in.

Artikel 8

Intrekking van de AEO-status

1.  

Het AEO-certificaat wordt door de douaneautoriteit van afgifte ingetrokken:

a) 

wanneer het bedrijf met AEO-status een ernstige overtreding van de douanewetgeving heeft begaan en het geen mogelijkheden meer heeft in beroep te gaan;

b) 

wanneer het bedrijf met AEO-status verzuimt tijdens de in artikel 7, lid 5, bedoelde schorsingstermijn de nodige maatregelen te treffen;

c) 

op verzoek van het bedrijf met AEO-status.

2.  
In het in lid 1, onder a), bedoelde geval kan de douane echter besluiten het AEO-certificaat niet in te trekken, indien zij de overtreding als van weinig belang beschouwt in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten van het bedrijf met AEO-status en de overtreding geen twijfel heeft doen ontstaan over diens goede trouw.
3.  
De intrekking wordt op de dag na de mededeling ervan van kracht.



TITEL IV

Uitwisseling van inlichtingen

Artikel 9

Uitwisseling van inlichtingen

De Europese Commissie en de douane van de betrokken EVA-staat wisselen periodiek de volgende gegevens uit over de bedrijven met AEO-status:

a) 

het identificatienummer van de marktdeelnemer (TIN — Trader Identification Number) in een formaat dat in overeenstemming is met de EORI-wetgeving (Economic Operator Registration and Identification);

b) 

naam en adres van het bedrijf met AEO-status;

c) 

het nummer van het document waarbij de AEO-status werd toegekend;

d) 

de huidige status (van kracht, geschorst, ingetrokken);

e) 

de perioden waarin de status was gewijzigd;

f) 

de datum van ingang van de geldigheid van het certificaat;

g) 

de instantie die het certificaat heeft afgegeven.

▼B

PROTOCOL 11

betreffende wederzijdse bijstand in douanezaken



Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

a)

douanewetgeving : de op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen geldende voorschriften betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder enige andere douaneregeling, met inbegrip van de door genoemde partijen ingestelde verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

b)

douanerechten : alle rechten, belastingen, vergoedingen en andere heffingen die ter uitvoering van de douanewetgeving op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen worden toegepast en ingevorderd, met uitzondering van de vergoedingen en heffingen waarvan het bedrag bij benadering gelijk is aan de kosten van de verleende diensten;

c)

verzoekende autoriteit : een bevoegde administratieve autoriteit welke hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die een verzoek om administratieve bijstand in douanezaken indient;

d)

aangezochte autoriteit : een bevoegde administratieve autoriteit welke hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die een verzoek om administratieve bijstand in douanezaken ontvangt;

e)

overtreding : elke inbreuk op de douanewetgeving en elke poging daartoe.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.  
De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand, op de wijze en onder de voorwaarden vastgesteld in dit protocol, met het oog op de correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder wat de preventie, de opsporing en het onderzoek van overtredingen van deze wetgeving betreft,
2.  
De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd is ter zake van de toepassing van dit protocol. Deze bijstand geldt onverminderd de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken.

Artikel 3

Bijstand op verzoek

1.  
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, met inbegrip van informatie betreffende transacties waarvan bekend is dat zij hebben plaatsgevonden of gepland zijn en die een overtreding vormen of zouden vormen van deze wetgeving.
2.  
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede of goederen die uit het grondgebied van een der overeenkomstsluitende partijen zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze in de andere overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.
3.  

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit zorgt de aangezochte autoriteit ervoor dat toezicht wordt uitgeoefend op:

a) 

natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien waarvan een gegrond vermoeden bestaat dat zij de douanewetgeving overtreden of overtreden hebben;

b) 

goederenbewegingen waarvan wordt bericht dat zij aanleiding kunnen geven tot ernstige overtredingen van de douanewetgeving;

c) 

vervoermiddelen waarvan op redelijke gronden wordt vermoed dat zij voor het plegen van inbreuken op de douanewetgeving werden gebruikt, worden gebruikt of zouden kunnen worden gebruikt.

Artikel 4

Bijstand op eigen initiatief

De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar, in het kader van hun bevoegdheden, bijstand indien zij zulks noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder bij het verkrijgen van informatie omtrent:

— 
transacties die een inbreuk vormden, vormen of zouden vormen op deze wetgeving en die van belang kunnen zijn voor andere overeenkomstsluitende partijen;
— 
nieuwe middelen of methoden die bij dergelijke transacties worden gebruikt;
— 
goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van een ernstige overtreding van de douanewetgeving in verband met de invoer, de uitvoer of de door voer, dan wel van enige andere douaneregeling.

Artikel 5

Afgifte van documenten/Kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig de voorschriften die op haar grondgebied van toepassing zijn, de nodige maatregelen voor:

— 
de afgifte van alle documenten
— 
de kennisgeving van alle besluiten waarop het bepaalde in dit protocol van toepassing is, aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is.

Artikel 6

Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

1.  
Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de voor de behandeling ervan noodzakelijke bescheiden. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
2.  

De overeenkomstig het bepaalde in lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hierna volgende gegevens:

a) 

de naam van de verzoekende autoriteit;

b) 

de gevraagde maatregel;

c) 

het voorwerp en de reden van het verzoek;

d) 

de relevante wetten, regels en andere voorschriften;

e) 

zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;

f) 

een overzicht van de relevante feiten, behalve in de in artikel 5 bedoelde gevallen.

3.  
De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal.
4.  
Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling daarvan worden verzocht. Er kunnen echter voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 7

Behandeling van verzoeken

1.  
De aangezochte autoriteit of, indien deze niet tot zelfstandig handelen bevoegd is, de administratieve dienst waaraan het verzoek door deze autoriteit werd gericht, behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van de haar verleende bevoegdheden met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde overeenkomstsluitende partij handelde, met name door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten.
2.  
Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetten, regels en andere rechtsvoorschriften van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.
3.  
Ter zake bevoegde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen met instemming van de andere betrokken overeenkomstsluitende partij en onder de door deze vastgestelde voorwaarden, van de diensten van de aangezochte autoriteit of van een andere autoriteit die onder de aangezochte autoriteit ressorteert, informatie betreffende inbreuken op de douanewetgeving verkrijgen die de verzoekende autoriteit nodig heeft ter uitvoering van het bepaalde in dit protocol.
4.  
Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde partij wordt verricht.

Artikel 8

Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

1.  
De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van bescheiden, voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden, rapporten en dergelijke.
2.  
De in lid 1 bedoelde bescheiden kunnen worden vervangen door informatie welke met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking in ongeacht welke vorm voor hetzelfde doel wordt verstrekt.

Artikel 9

Gevallen waarin geen bijstand dient te worden verleend

1.  

De overeenkomstsluitende partijen kunnen de in dit protocol bedoelde bijstand weigeren wanneer het verlenen daarvan:

a) 

hun soevereiniteit, openbare orde, veiligheid of andere wezenlijke belangen in het gedrang zou kunnen brengen;

b) 

de toepassing inhoudt van valuta- of belastingregelingen andere dan die welke betrekking hebben op douanerechten; of

c) 

zou leiden tot de schending van een industrieel geheim, een commercieel geheim of een beroepsgeheim.

2.  
Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit bepaalt zelf hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.
3.  
Indien bijstand wordt geweigerd, dienen het daartoe strekkende besluit en de reden welke eraan ten grondslag liggen onverwijld aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 10

Geheimhoudingsplicht

Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in ongeacht welke vorm wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter. Zij valt onder de geheimhoudingsplicht en geniet de bescherming van de ter zake geldende wettelijke voorschriften in de overeenkomstsluitende partij die ze heeft ontvangen en van de overeenkomstige bepalingen waaraan de communautaire autoriteiten onderworpen zijn.

Artikel 11

Gebruik van de informatie

1.  
De verkregen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing van het bepaalde in dit protocol. Het gebruik van deze informatie door een overeenkomstsluitende partij voor andere doeleinden is afhankelijk van de voorafgaande schriftelijke toestemming van de administratieve autoriteit die ze heeft verstrekt en is aan de door deze autoriteit vastgestelde beperkingen onderworpen. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op informatie betreffende overtredingen waarbij verdovende middelen en psychotrope stoffen betrokken zijn. Dergelijke informatie mag worden doorgegeven aan andere autoriteiten die rechtstreeks bij de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen betrokken zijn.
2.  
Het bepaalde in lid 1 vormt geen beletsel voor het gebruik van informatie in enige gerechtelijke of administratieve procedure die achteraf wordt ingesteld wegens niet-naleving van de douanewetgeving.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen kunnen de ter uitvoering van dit protocol verkregen informatie en geraadpleegde bescheiden in hun rapporten, getuigenissen en gerechtelijke procedures als bewijsmateriaal gebruiken.

Artikel 12

Deskundigen en getuigen

Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de grenzen van de hem verleende machtiging, in het rechtsgebied van een andere overeenkomstsluitende partij als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op onderwerpen waarop dit protocol van toepassing is en daarbij de voor het gerechtelijk onderzoek noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden voor te leggen. In het verzoek dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welk onderwerp en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd,

Artikel 13

Kosten van de bijstand

De overeenkomstsluitende partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven welke ter uitvoering van het bepaalde in dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 14

Tenuitvoerlegging

1.  
Het beheer van dit protocol wordt waargenomen door de centrale douaneautoriteiten van de EVA-Staten enerzijds, en de ter zake bevoegde diensten van de Commissie en in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, anderzijds. Zij kunnen de bevoegde organen aanbevelingen doen voor wijzigingen die naar hun mening in dit protocol dienen te worden aangebracht.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen doen elkaar lijsten toekomen van de bevoegde autoriteiten die als contactpersoon voor de tenuitvoerlegging van dit protocol zijn aangewezen.

In gevallen die tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoren, wordt wat dit betreft naar behoren rekening gehouden met specifieke situaties die, om dringende redenen of wegens het feit dat slechts twee landen bij een verzoek om of een uitwisseling van informatie betrokken zijn, rechtstreekse contacten tussen de voor de behandeling van verzoeken of de uitwisseling van informatie bevoegde instanties van de EVA-Staten en de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap noodzakelijk maken. Deze informatie wordt aangevuld met lijsten van ambtenaren van de met de preventie, het onderzoek en de bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving belaste diensten. Deze lijsten worden wanneer nodig herzien.

Met het oog op de goede werking van dit protocol nemen de overeenkomstsluitende partijen maatregelen ter bevordering van directe persoonlijke contacten tussen de met de bestrijding van douanefraude belaste diensten, in voorkomend geval eveneens op het niveau van de plaatselijke autoriteiten, ten einde de uitwisseling van informatie en de behandeling van verzoeken te vergemakkelijken.

3.  
De overeenkomstsluitende partijen raadplegen elkaar en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig dit artikel worden genomen.

Artikel 15

Complementariteit

1.  
Dit protocol vormt een aanvulling op alle overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand, die zijn gesloten of kunnen worden gesloten tussen Lid-Staten van de Europese Gemeenschap en EVA-landen, enerzijds, en tussen EVA-landen onderling, anderzijds, en vormt geen beletsel voor de toepassing daarvan. Zij staat bovendien een ruimere wederzijdse bijstand waarin dergelijke overeenkomsten mogelijkerwijze voorzien, niet in de weg.
2.  
Onverminderd het bepaalde in artikel 11 doen deze overeenkomsten geen afbreuk aan de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie en de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, van alle met betrekking tot douanezaken verkregen informatie die voor de Gemeenschap van belang kan zijn.

PROTOCOL 12

betreffende overeenkomsten met derde landen op het gebied van conformheitsbeoordeling



Over overeenkomsten met derde landen inzake de wederzijdse erkenning van de conformiteitsbeoordeling van produkten waarbij in de EG-wetgeving in het gebruik van een merkteken is voorzien, wordt op initiatief van de Gemeenschap onderhandeld. De Gemeenschap onderhandelt vanuit de gedachte dat de betrokken derde landen met de -EVA-Staten parallelle overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning zullen sluiten die gelijkwaardig zijn aan de met de Gemeenschap te sluiten overeenkomsten. De samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen geschiedt overeenkomstig de algemene informatie- en overlegprocedures van de EER-Overeenkomst. Indien over de betrekkingen met derde landen een geschil ontstaat, wordt daarvoor een oplossing gezocht overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de EER-Overeenkomst.

PROTOCOL 13

betreffende de niet-toepassing van anti-dumping- en compenserende maatregelen



De toepassing van artikel 26 van de Overeenkomst is beperkt tot de onder de Overeenkomst vallende gebieden ten aanzien waarvan het communautaire acquis volledig in de Overeenkomst is opgenomen.

Bovendien laat de toepassing ervan, tenzij de overeenkomstsluitende partijen andere oplossingen overeenkomen, eventuele maatregelen onverlet die door de overeenkomstsluitende partijen worden genomen om de volgende op derde landen gerichte maatregelen te ontwijken:

— 
anti-dumpingmaatregelen;
— 
compenserende rechten;
— 
maatregelen tegen aan derde landen toe te schrijven onwettige praktijken.

PROTOCOL 14

betreffende de handel in kolen- en staalprodukten



Artikel 1

Dit protocol betreft produkten waarop bilaterale Vrijhandelsovereenkomsten (hierna „Vrijhandelsovereenkomsten” genoemd) tussen enerzijds de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en haar Lid-Staten en anderzijds de afzonderlijke EVA-Staten, dan wel, in voorkomend geval, tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de respectieve EVA-Staten van toepassing zijn.

Artikel 2

1.  
De Vrijhandelsovereenkomsten blijven onverminderd van kracht, tenzij in dit protocol anders is bepaald. In die gevallen waarin de Vrijhandelsovereenkomsten niet van toepassing zijn, gelden de bepalingen van de Overeenkomst. In die gevallen waarin de materiële bepalingen van de Vrijhandelsovereenkomsten van kracht blijven, blijven ook de institutionele bepalingen van deze overeenkomsten van kracht.
2.  
Kwantitatieve beperkingen van de uitvoer, maatregelen van gelijke werking alsmede douanerechten en heffingen van gelijke werking die op de handel binnen de Europese Economische Ruimte van toepassing zijn, worden afgeschaft.

Artikel 3

De overeenkomstsluitende partijen voeren geen beperkingen of administratieve en technische voorschriften in die in de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen een belemmering van het vrije verkeer van onder dit protocol vallende produkten zouden vormen.

Artikel 4

De voor ondernemingen geldende materiële regels voor de mededinging in verband met onder dit protocol vallende produkten zijn opgenomen in Protocol 25. De secundaire wetgeving is in Protocol 21 en Bijlage XIV vermeld.

Artikel 5

De overeenkomstsluitende partijen houden zich aan de regels voor steun aan de staalindustrie. Met name erkennen zij de relevantie van en aanvaarden zij de communautaire regels voor de steun aan de ijzer- en staalindustrie die zijn vastgesteld bij Beschikking nr. 89/322/EGKS van de Commissie, welke op 31 december 1991 afloopt. De overeenkomstsluitende partijen verklaren voornemens te zijn in de EER-Overeenkomst nieuwe communautaire regels voor steun aan de ijzer- en staalindustrie op te nemen voordat deze Overeenkomst in werking treedt, op voorwaarde dat deze regels grotendeels met genoemde beschikking overeenstemmen.

Artikel 6

1.  
De overeenkomstsluitende partijen wisselen informatie over hun markten uit. De EVA-Staten stellen alles in het werk om ervoor te zorgen dat de producenten, afnemers en handelaars in de staalsector deze informatie verschaffen.
2.  
De EVA-Staten stellen alles in het werk om ervoor te zorgen dat de op hun grondgebied gevestigde staalproducerende ondernemingen deelnemen aan de jaarlijkse enquêtes in verband met investeringen als bedoeld in artikel 15 van Beschikking nr. 3302/81/EGKS van de Commissie van 18 november 1981. Onverminderd de voorwaarden inzake zakelijke vertrouwelijkheid wisselen de overeenkomstsluitende partijen informatie uit over belangrijke investeringsprojecten en stilleggingsprojecten.
3.  
De algemene institutionele bepalingen van de Overeenkomst zijn van toepassing op alle zaken die betrekking hebben op de uitwisseling van informatie tussen de overeenkomstsluitende partijen.

Artikel 7

De overeenkomstsluitende partijen stellen vast dat de regels betreffende de oorsprong welke zijn neegelegd in Protocol 3 van de Vrijhandelsovereenkomsten tussen de Europese Economische Gemeenschap en afzonderlijke EVA-Staten, worden vervangen door Protocol 4 van deze Overeenkomst.

PROTOCOL 15

betreffende overgangsperioden voor het vrije verkeer van personen ( ►M1  ————— ◄ Liechtenstein)



Artikel 1

De bepalingen van de Overeenkomst en de bijlagen daarbij met betrekking tot het vrije verkeer van personen tussen de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten zijn van toepassing onder voorbehoud van de overgangsbepalingen van dit protocol.

▼M1 —————

▼B

Artikel 5

1.  
Liechtenstein enerzijds en de Lid-Staten van de EG en de overige EVA-Staten anderzijds mogen ten aanzien van onderscheidenlijk de onderdanen van de Lid-Staten van de EG en de overige EVA-Staten en de onderdanen van Liechtenstein hun nationale bepalingen op grond waarvan een voorafgaande inreis-, verblijfs- en werkvergunning vereist is, tot 1 januari 1998 handhaven.
2.  
Liechtenstein mag ten aanzien van de onderdanen van de EG-landen en de overige EVA-Staten tot 1 januari 1998 kwantitatieve beperkingen. handhaven voor nieuwe ingezetenen, seizoenarbeiders en grensarbeiders. Deze kwantitatieve beperkingen, worden geleidelijk verminderd.

Artikel 6

1.  
Liechtenstein mag de nationale bepalingen ter beperking van de beroepsmobiliteit van seizoenarbeiders, met inbegrip van de verplichting voor deze werknemers om het grondgebied van Liechtenstein na afloop van de seizoenvergunning voor ten minste drie maanden te verlaten, tot 1 januari 1998 handhaven. Met ingang van 1 januari 1993 worden seizoenvergunningen voor seizoenarbeiders die bij terugkeer op het grondgebied van Liechtenstein in het bezit zijn van een seizoenarbeidscontract, automatisch verlengd.
2.  
De artikelen 10, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 1612/68, zoals vermeld in punt 2 van bijlage V bij de Overeenkomst, zijn in Liechtenstein met ingang van 1 januari 1995 op ingezetenen en met ingang van 1 januari 1997 op seizoenarbeiders van toepassing.
3.  
De in lid 2 bedoelde regelingen zijn ook van toepassing op de gezinsleden van zelfstandigen op het grondgebied van Liechtenstein.

Artikel 7

Het is Liechtenstein toegestaan de volgende bepalingen te handhaven:

— 
tot 1 januari 1998 de nationale bepalingen op grond waarvan een werknemer die niet in Liechtenstein woont maar daar wel werkt (grensarbeider), verplicht is iedere dag naar het grondgebied van zijn woonplaats terug te keren;
— 
tot 1 januari 1998 de nationale bepalingen ter beperking van de beroepsmobiliteit en de toegang tot beroepen voor alle categorieën werknemers;
— 
tot 1 januari 1995 de nationale bepalingen ter beperking van de toegang tot beroepswerkzaamheden voor in Liechtenstein woonachtige zelfstandigen. Voor niet in Liechtenstein woonachtige zelfstandigen mogen deze beperkingen tot 1 januari 1997 worden gehandhaafd.

Artikel 8

1.  
Behalve de in de artikelen 2, 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde beperkingen mag ►M1  ————— ◄ Liechtenstein vanaf de datum van ondertekening van de Overeenkomst geen nieuwe restrictieve maatregelen ten aanzien van de inreis, de tewerkstelling en het verblijf van werknemers en zelfstandigen invoeren.
2.  
►M1  ————— ◄ Liechtenstein neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat onderdanen van de Lid-Staten van de EG en van de overige EVA-Staten gedurende de overgangsperioden op het grondgebied van ►M1  ————— ◄ ►M1  ————— ◄ Liechtenstein met dezelfde voorrang als de onderdanen van ►M1  ————— ◄ ►M1  ————— ◄ Liechtenstein in aanmerking kunnen komen voor de vervulling van bestaande vacatures.

Artikel 9

▼M1 —————

▼B

2.  
Aan het einde van de overgangsperiode voor Liechtenstein worden de overgangsmaatregelen door de overeenkomstsluitende partijen gezamenlijk opnieuw bezien, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke geografische ligging van Liechtenstein.

Artikel 10

Gedurende de overgangsperioden blijven bestaande bilaterale overeenkomsten van toepassing, tenzij uit de Overeenkomst bepalingen voortvloeien die voor de burgers van de Lid-Staten van de EG en de EVA-Staten gunstiger zijn.

Artikel 11

In dit protocol hebben de daarin gebruikte termen „seizoenarbeider” en „grensarbeider” de betekenis zoals die ten tijde van de ondertekening van de Overeenkomst in de nationale wetgeving van ►M1  ————— ◄ ►M1  ————— ◄ Liechtenstein is gedefinieerd.

PROTOCOL 16

betreffende maatregelen op het gebied van de sociale zekerheid met betrekking tot de overgangsperioden voor het vrije verkeer van personen ( ►M1  ————— ◄ Liechtenstein)



Artikel 1

In dit protocol en in Verordening (EEG) nr. 1408/71 van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB nr. L 149 van 5.7.1971, blz. 2), wordt wat ►M1  ————— ◄ Liechtenstein betreft onder „seizoenarbeider” iedere werknemer verstaan die onderdaan is van een Lid-Staat van de EG of van een andere EVA-Staat en die in het bezit is van een seizoenvergunning in de zin van de nationale wetgeving van ►M1  ————— ◄ ►M1  ————— ◄ Liechtenstein voor een maximale duur van negen maanden.

Artikel 2

Voor de geldigheidsduur van de vergunning heeft de seizoen-arbeider recht op een werkloosheidsuitkering overeenkomstig de ►M1  ————— ◄ ►M1  ————— ◄ Liechtensteinse wetgeving, onder dezelfde voorwaarden als een onderdaan van ►M1  ————— ◄ ►M1  ————— ◄ Liechtenstein en overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1408/71.

Artikel 3

Een gedeelte van de door seizoenarbeiders betaalde werkloos-heidspremies wordt door ►M1  ————— ◄ ►M1  ————— ◄ Liechtenstein terugbetaald aan het land waar deze arbeiders woonachtig zijn, overeenkomstig onderstaande procedure:

a) 

Voor elke Staat wordt het totaalbedrag van de premies vastgesteld op grond van het aantal seizoenarbeiders dat onderdaan is van die Staat en eind augustus in ►M1  ————— ◄ ►M1  ————— ◄ Liechtenstein aanwezig is, de gemiddelde lengte van het seizoen, de lonen en de hoogte van de bijdragen in de ►M1  ————— ◄ ►M1  ————— ◄ Liechtensteinse werkloosheidsverzekering (werkgevers- en werknemersaandeel).

b) 

Het aan elke Staat terugbetaalde bedrag bedraagt vijftig percent van het totale premiebedrag, berekend volgens a).

c) 

De terugbetaling geschiedt alleen als het totale aantal seizoenarbeiders dat in de betrokken Staat woont, gedurende de afrekeningsperiode ►M1  ————— ◄ meer dan vijftig bedraagt.

▼M1 —————

▼B

Artikel 5

De geldigheid van dit protocol blijft beperkt tot de duur van de in Protocol 15 vastgestelde overgangsperioden.

PROTOCOL 17

betreffende artikel 34



1. Artikel 34 van de Overeenkomst doet niet af aan de goedkeuring van wetgeving over de toepassing van eventuele maatregelen door de overeenkomstsluitende partijen betreffende de toegang tot hun markten voor derde landen.

Wetgeving op een gebied dat onder de Overeenkomst valt wordt overeenkomstig de in de Overeenkomst vastgestelde procedures behandeld en de overeenkomstsluitende partijen streven naar de uitwerking van overeenkomstige EER-regels.

In alle andere gevallen brengen de overeenkomstsluitende partijen het Gemengd Comité van de EER op de hoogte van de maatregelen en streven, waar nodig, naar de goedkeuring van bepalingen om ervoor te zorgen dat de maatregelen niet worden ontweken via het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partijen.

Indien over dergelijke regels of bepalingen geen overeenstemming kan worden bereikt, kan de betrokken overeenkomstsluitende partij de nodige maatregelen nemen om deze ontwijking te voorkomen.

2. Voor de vaststelling van de begunstigden van de uit artikel 34 voortvloeiende rechten, is titel I van het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging (PB nr. 2, 15.1.1962, blz. 36/62) van toepassing met dezelfde rechtsgevolgen als binnen de Gemeenschap.

PROTOCOL 18

betreffende de interne procedures voor de tenuitvoerlegging van artikel 43 van de Overeenkomst



Voor de Europese Gemeenschap zijn de voor de tenuitvoerlegging van artikel 43 van de Overeenkomst te volgen procedures in het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap neergelegd. Voor de EVA-Staten zijn de procedures uiteengezet in de Overeenkomst inzake het Permanent Comité van de EVA-Staten en zij omvatten de volgende onderdelen:

Een EVA-Staat die van plan is maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 43 van de Overeenkomst dient het Permanent Comité van de EVA-Staten te zijner tijd daarvan kennis te geven.

In geval van vertrouwelijkheid of dringendheid dient de kennisgeving aan de andere EVA-Staten en het Permanent Comité van de EVA-Staten evenwel uiterlijk op de datum van de inwerkingtreding van de maatregelen plaats te vinden.

Het Permanent Comité van de EVA-Staten zal de situatie onderzoeken en een advies uitbrengen betreffende de invoering van de maatregelen. Het blijft de situatie volgen en kan te allen tijde bij meerderheid van stemmen aanbevelingen doen betreffende een mogelijke aanpassing, opschorting of intrekking van de ingevoerde maatregelen of betreffende eventuele andere maatregelen om het betrokken EVA-Staat bij te staan bij de oplossing van zijn problemen.

PROTOCOL 19

betreffende zeevervoer



De overeenkomstsluitende partijen passen de in Verordeningen (EEG) nrs. 4057/86 en 4058/86 van de Raad en Beschikking 83/573/EEG van de Raad bedoelde maatregelen of andere soortgelijke maatregelen niet op elkaar toe indien het acquis met betrekking tot het zeevervoer als vermeld in de Overeenkomst volledig wordt toegepast. De overeenkomstsluitende partijen streven ernaar hun optreden en maatregelen ten aanzien van derde landen en ondernemingen uit derde landen op het gebied van het zeevervoer als volgt te coördineren:

1. 

Indien een overeenkomstsluitende partij besluit toezicht te houden op de activiteiten van bepaalde derde landen op het gebied van de vrachtvaart, dan stelt zij het Gemengd Comité van de EER daarvan in kennis en kan zij andere overeenkomstsluitende partijen voorstellen aan dit optreden mede te werken.

2. 

Indien een overeenkomstsluitende partij besluit diplomatieke stappen te zetten bij een derde land als antwoord op een beperking of een dreiging tot beperking van de vrije toegang tot lading in het zeevervoer, dan stelt zij het Gemengd Comité van de EER daarvan in kennis. De overige verdragsluitende partijen kunnen besluiten zich bij deze diplomatieke stappen aan te sluiten.

3. 

Indien een van de overeenkomstsluitende partijen van plan is maatregelen te nemen of op te treden tegen een derde land en/of rederijen uit derde landen om te reageren op onder meer oneerlijke tariefpraktijken van bepaalde rederijen uit derde landen in het internationale lijnvervoer van goederen of op beperkingen of de dreiging tot beperking van de vrije toegang tot lading in het zeevervoer, dan brengt zij het Gemengd Comité van de EER daarvan op de hoogte. In voorkomend geval mag de overeenkomstsluitende partij die de procedure inleidt de overige overeenkomstsluitende partijen om samenwerking hierbij verzoeken.

De overige overeenkomstsluitende partijen mogen besluiten dezelfde maatregelen te nemen of acties te ondernemen voor hun eigen rechtsgebied. Indien de door een overeenkomstsluitende partij vastgestelde maatregelen of acties worden ontweken via het grondgebied van andere overeenkomstsluitende partijen die dergelijke maatregelen of acties niet hebben vastgesteld, kan de overeenkomstsluitende partij waarvan de maatregelen of acties worden ontweken passende maatregelen nemen om deze situatie te verhelpen.

4. 

Indien een van de overeenkomstsluitende partijen van plan is te onderhandelen over vrachtverdelingsregelingen als omschreven in artikel 5, lid 1, en artikel 6 van Verordening (EEG) van de Raad nr. 4055/86 (PB nr. L 378, 31.12.1986, blz. 1) of de bepalingen van deze verordening uit te breiden tot onderdanen van een derde land als bedoeld in artikel 7 daarvan, dan stelt zij het Gemengd Comité van de EER daarvan in kennis.

Indien een of meer van de overige overeenkomstsluitende partijen bezwaren maken tegen het voorgenomen optreden, dan zal binnen het Gemengd Comité van de EER naar een bevredigende oplossing worden gezocht. Indien de overeenkomstsluitende partijen het niet eens worden, kunnen passende maatregelen worden genomen. Indien er geen andere mogelijkheid is, kunnen deze maatregelen bestaan in de opheffing tussen de overeenkomstsluitende partijen van het bij artikel 1 van de verordening ingestelde beginsel van het vrij verrichten van diensten inzake zeevervoer.

5. 

Indien mogelijk dient de in de punten 1 tot en met 4 bedoelde kennisgeving tijdig te worden gedaan ten einde de overeenkomstsluitende partijen in staat te stellen hun optreden te coördineren.

6. 

Op verzoek van een overeenkomstsluitende partij kan tussen de overeenkomstsluitende partijen overleg plaatsvinden over scheepvaartaangelegenheden die in internationale organisaties worden behandeld, over de diverse aspecten van de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de overeenkomstsluitende partijen en derde landen op scheepvaartgebied en over de functionering van bilaterale of multilaterale overeenkomsten die op dit gebied zijn gesloten.

PROTOCOL 20

betreffende toegang tot de binnenwateren



1. 

De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar het recht op toegang tot hun binnenwateren. Wat de Rijn en de Donau betreft, nemen de overeenkomstsluitende partijen alle maatregelen die nodig zijn om gelijktijdig de beoogde gelijkheid van toegang en vrijheid van vestiging in de binnenvaart te verwezenlijken.

2. 

Tegen 1 januari 1996 zal binnen de betrokken internationale organisaties een regeling worden uitgewerkt die aan alle overeenkomstsluitende partijen wederzijds gelijke toegang garandeert tot de binnenwateren op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen en waarbij rekening wordt gehouden met de verplichtingen uit hoofde van de desbetreffende multilaterale overeenkomsten.

3. 

Het met betrekking tot de binnenwateren relevante acquis geldt vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst voor de EVA-Staten die op dat ogenblik toegang hebben tot de binnenwateren van de Gemeenschap en voor de overige EVA-Staten zodra zij het recht op gelijke toegang verkrijgen.

Artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1101/89 van 27 april 1989, (PB nr. L 116 van 28.4.1989, blz. 25), als aangepast ten behoeve van de Overeenkomst, wordt evenwel toegepast op de na 1 januari 1993 in de vaart gebrachte binnenschepen uit laatstgenoemde EVA-Staten zodra die landen toegang krijgen tot de binnenwateren van de Gemeenschap.

PROTOCOL 21

betreffende de tenuitvoerlegging van mededingingsregels ten aanzien van ondernemingen



Artikel 1

Voor de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal worden aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op grond van een overeenkomst tussen de EVA-Staten de bevoegdheden en taken toebedeeld, die overeenkomen met die van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, op het tijdstip van ondertekening van de Overeenkomst, ten einde uitvoering te kunnen geven aan de in de artikelen 1, lid 2, onder e), en 53 tot en met 60 van de Overeenkomst en de in Protocol 25 vervatte beginselen.

De Gemeenschap neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan de in de artikelen 1, lid 2, onder e), en 53 tot en met 60 van de Overeenkomst en de in Protocol 25 vervatte beginselen, ten einde ervoor te zorgen dat de Commissie van de EG uit hoofde van de Overeenkomst de bevoegdheden en taken heeft die overeenkomen met die, welke haar op het tijdstip van ondertekening van de Overeenkomst zijn toebedeeld voor de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.

Artikel 2

Indien overeenkomstig de in deel VII van de Overeenkomst bedoelde procedures nieuwe besluiten worden vastgesteld betreffende de uitvoering van de artikelen 1, lid 2, onder e), en 53 tot en met 60 en van Protocol 25 of tot wijziging van de in artikel 3 van dit Protocol genoemde besluiten, worden dienovereenkomstige wijzigingen aangebracht in de overeenkomst tot instelling van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, ten einde ervoor te zorgen dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA gelijktijdig de taken en bevoegdheden krijgt toebedeeld die overeenkomen met die van de Commissie van de EG.

Artikel 3

1.  
In aanvulling op de in bijlage XIV genoemde besluiten geven de volgende besluiten de bevoegdheden en taken van de Commissie van de EG weer voor de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap:

De controle op concentraties

1. 

▼M137 32004 R 0139: Artikel 4, leden 4 en 5, en artikelen 6 tot en met 26 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen („de EG-concentratieverordening”) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

▼M43

2. 

►M225  32004 R 0802: Verordening (EG) nr. 802/2004 van de Commissie van 7 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 133 van 30.4.2004, blz. 1), zoals gerectificeerd in PB L 172 van 6.5.2004, blz. 9, gewijzigd bij:

— 
32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1),
— 
32008 R 1033: Verordening (EG) nr. 1033/2008 van de Commissie van 20 oktober 2008 (PB L 279 van 22.10.2008, blz. 3), ◄

▼M273

— 
32013 R 1269: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1269/2013 van de Commissie van 5 december 2013 (PB L 336 van 14.12.2013, blz. 1),

▼M281

— 
32013 R 0519: Verordening (EU) nr. 519/2013 van de Commissie van 21 februari 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 74).

▼B

Algemene procedurele bepalingen

3. 

32003 R 0001: Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1)
▼B , ►M160  zoals gewijzigd bij:

— 
— 
32004 R 0411: Verordening (EG) nr. 411/2004 van de Raad van 26 februari 2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1),
 ◄

▼M185

— 
32006 R 1419: Verordening (EG) nr. 1419/2006 van de Raad van 25 september 2006 (PB L 269 van 28.9.2006, blz. 1).

▼B

4. 

►M154  32004 R 0773: Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het EG‐Verdrag (PB L 123 van 27.04.2004, blz. 18), ◄

▼M201

— 
32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1),

▼M226

— 
32008 R 0622: Verordening (EG) nr. 622/2008 van de Commissie van 30 juni 2008 (PB L 171 van 1.7.2008, blz. 3),

▼M281

— 
32013 R 0519: Verordening (EU) nr. 519/2013 van de Commissie van 21 februari 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 74).

▼M154 —————

▼B

Vervoer

▼M150 —————

▼M70 —————

▼B

10. 

374 R 2988: Verordening (EEG) nr. 2988/74 van de Raad van 26 november 1974 inzake de verjaring van het recht van vervolging en van tenuitvoerlegging op het gebied van het vervoers- en het mededingingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap (PB nr, L 319 van 29.11.1974, blz. 1), ►M150  zoals gewijzigd bij:

— 
32003 R 0001: Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
 ◄

▼M150 —————

▼M70 —————

▼B

13. 

387 R 3975: Verordening (EEG) nr. 3975/87 van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer (PB nr. L 374 van 31.12.1987, blz. 1), gewijzigd bij:

— 
391 R 1284: Verordening (EEG) nr. 1284/91 van de Raad van 14 mei 1991 (PB nr. L 122 van 15.5.1991, blz. 2),

▼M3

— 
392 R 2410: Verordening (EEG) nr. 2410/92 van de Raad van 23 juli 1992 (PB nr. L 240 van 24.8.1992, blz. 18),

▼M150

— 
32003 R 0001: Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1),

▼M160

— 
32004 R 0411: Verordening (EG) nr. 411/2004 van de Raad van 26 februari 2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

▼M70 —————

▼M154 —————

▼B

2.  

In aanvulling op de in bijlage XIV genoemde besluiten geven de volgende besluiten de bevoegdheden en taken van de Commissie van de EG weer voor de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS):

1. 

Artikel 65 EGKS, lid 2, derde tot en met vijfde alinea, lid 3, lid 4, tweede alinea, en lid 5.

2. 

Artikel 66 EGKS, lid 2, tweede tot en met vierde alinea, en de leden 4 tot en met 6.

3. 

354 D 7026: Beschikking nr. 26/54 van de Hoge Autoriteit van de EGKS van 6 mei 1954 houdende een reglement met betrekking tot de ingevolge artikel 66, sub 4, van het Verdrag te verstrekken inlichtingen (PB van de EGKS nr. 9 van 11.5.1954, blz. 350).

4. 

378 S 0715: Beschikking nr. 715/78/EGKS van de Commissie van 6 april 1978 inzake de verjaring van het recht van vervolging en van tenuitvoerlegging op het toepassingsgebied van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (PB nr. L 94 van 8.4.1978, blz. 22).

5. 

384 S 0379: Beschikking nr. 379/84/EGKS van de Commissie van 15 februari 1984 ter omschrijving van de bevoegdheden van de personeelsleden en lasthebbers van de Commissie bij het verrichten van verificaties overeenkomstig het EGKS-Verdrag en in toepassing daarvan genomen beschikkingen (PB nr. L 46 van 16.2.1984, blz. 23).

▼M150 —————

▼B

Artikel 8

De voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Overeenkomst aan de Commissie van de EG toegezonden verzoeken en aanmeldingen zijn geldig in de zin van de Overeenkomst.

De overeenkomstig artikel 56 van de Overeenkomst en artikel 10 van Protocol 23 bevoegde toezichthoudende autoriteit kan verlangen dat binnen een door haar vast te stellen termijn een ingevuld formulier, zoals is voorgeschreven voor de uitvoering van de Overeenkomst, bij haar wordt ingediend. In dit geval worden de verzoeken en aanmeldingen slechts dan als naar behoren gedaan beschouwd, indien de formulieren binnen de gestelde termijnen en overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst zijn ingediend.

▼M150 —————

▼B

Artikel 10

De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst maatregelen worden genomen die strekken tot het verlenen van de nodige bijstand aan ambtenaren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG, ten einde hen in staat te stellen de in de Overeenkomst bedoelde verificaties te verrichten.

Artikel 11

Het verbod van artikel 53, lid 1, is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bestaan op het tijdstip waarop de Overeenkomst in werking treedt en die behoren tot de categorieën genoemd in artikel 53, lid 1, wanneer deze overeenkomsten, besluiten of gedragingen binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst zodanig worden gewijzigd dat zij voldoen aan dé voorwaarden van de in bijlage XIV opgenomen generieke vrijstellingen.

Artikel 12

Het verbod van artikel 53, lid 1, is niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bestaan op het tijdstip waarop de Overeenkomst in werking treedt en die behoren tot de categorieën genoemd in artikel 53, lid 1, wanneer deze overeenkomsten, besluiten of gedragingen binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst zodanig worden gewijzigd dat zij niet langer onder het verbod van artikel 53, lid 1, vallen.

Artikel 13

Overeenkomsten, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen ten gunste waarvan op grond van artikel 85, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Overeenkomst een individuele vrijstelling is verleend, blijven vrijgesteld van de bepalingen van de Overeenkomst tot het tijdstip waarop de in de beschikkingen tot vrijstelling vastgestelde termijn verstrijkt of, indien dit eerder is, de Commissie van de EG een andersluidende beschikking geeft.

▼M150

Toetsingsclausule

Tegen eind 2005 moeten de contractsluitende partijen op verzoek van één van hen de mechanismen voor de handhaving van de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst en de samenwerkingsmechanismen van Protocol 23 bij de Overeenkomst opnieuw bezien, teneinde te zorgen voor homogene en daadwerkelijke toepassing van deze artikelen. De partijen moeten met name Besluit nr. 130/2004 van het Gemengd Comité van de EER van 24 september 2004 toetsen aan hun ervaringen met het nieuwe systeem voor de handhaving van de mededingingsregels, en moeten nagaan of het mogelijk is om het systeem dat bij Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in de EU werd ingevoerd voor de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag door de nationale mededingingsautoriteiten, de horizontale samenwerking tussen nationale mededingingsautoriteiten, en het mechanisme voor uniforme toepassing van de mededingingsregels door nationale autoriteiten ook in de EER in te voeren.

▼B

PROTOCOL 22

betreffende de definitie van „onderneming” en „omzet” (artikel 56)



Artikel 1

Bij de attributie van afzonderlijke zaken overeenkomstig artikel 56 van de Overeenkomst wordt onder „onderneming” verstaan iedere eenheid die activiteiten van commerciële of economische aard ontplooit.

Artikel 2

„Omzet” in de zin van artikel 56 van de Overeenkomst omvat de bedragen met betrekking tot de verkoop van goederen en het leveren van diensten door de betrokken ondernemingen tijdens het laatste boekjaar, in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen, alsmede van belasting over de toegevoegde waarde en andere rechtstreeks met de omzet samenhangende belastingen.

Artikel 3

▼M136

De omzet wordt vervangen door:

a) 

bij kredietinstellingen en andere financiële instellingen: de som van de onderstaande batenposten zoals omschreven in Richtlijn 86/635/EEG van de Raad, in voorkomend geval na aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde en van andere rechtstreeks met de betrokken baten samenhangende belastingen:

i) 

rente en soortgelijke baten;

ii) 

opbrengsten uit effecten:

— 
opbrengsten uit aandelen en andere niet-vastrentende effecten;
— 
opbrengsten uit deelnemingen;
— 
opbrengsten uit aandelen in verbonden ondernemingen;
iii) 

ontvangen provisie;

iv) 

nettobaten uit financiële transacties;

v) 

overige bedrijfsopbrengsten.

De omzet van een kredietinstelling of een financiële instelling in het door de overeenkomst bestreken grondgebied omvat de hierboven omschreven batenposten van het bijkantoor of de afdeling van deze instelling die in het door de overeenkomst bestreken grondgebied is gevestigd;

b) 

bij verzekeringsmaatschappijen: de waarde van de bruto geboekte premies, die alle uit hoofde van de door of namens de verzekeringsonderneming gesloten verzekeringsovereenkomsten ontvangen en te ontvangen bedragen omvatten, met inbegrip van de aan herverzekering afgestane premies en na aftrek van belastingen en parafiscale bijdragen of heffingen over het bedrag van de afzonderlijke premies of het totale premievolume; wat betreft artikel 1, lid 2, onder b), en lid 3, onder b), c) en d), en de laatste zinsnede van beide leden, wordt respectievelijk rekening gehouden met de brutopremies, ontvangen van ingezetenen van het door de overeenkomst bestreken grondgebied.

▼B

Artikel 4

1.  

In afwijking van de voor de toepassing van artikel 56 van de Overeenkomst in artikel 2 van dit Protocol opgenomen definitie van omzet wordt de in aanmerking te nemen omzet gevormd:

a) 

voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over verdeling en voorziening tussen niet met elkaar concurrerende ondernemingen, door de opbrengsten die worden verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten waarop deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en de opbrengsten van andere goederen en diensten die de gebruiker daarmee qua kenmerken, prijs en gebruiksdoeleinden vergelijkbaar acht;

b) 

voor wat betreft overeenkomsten en besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die verband houden met afspraken over de overdracht van technologie tussen ondernemingen die niet met elkaar concurreren, door de opbrengsten verkregen uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten die voortvloeien uit de technologie waarop de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking hebben, en uit de verkoop van die goederen of de verlening van die diensten, ter verbetering of vervanging waarvan deze technologie dient.

2.  
Wanneer echter op het moment van de totstandkoming van de in lid 1, onder a) en b), omschreven afspraken geen aantoonbare omzet uit de verkoop van goederen of de verlening van diensten aanwezig is, zijn de algemene bepalingen van artikel 2 van toepassing.

Artikel 5

1.  
Wanneer in een afzonderlijk geval sprake is van onder Protocol 25 vallende produkten, is de voor de attributie van de zaak in aanmerking te nemen omzet die, welke met deze produkten behaald is.
2.  
Wanneer in afzonderlijke gevallen echter sprake is van zowel onder Protocol 25 vallende produkten als van produkten of diensten waarop de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst van toepassing zijn, wordt de in aanmerking te nemen omzet op de in artikel 2 vastgestelde wijze bepaald aan de hand van alle produkten en diensten.

▼M150

PROTOCOL 23

betreffende de samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten (artikel 58)



ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 1

1.  
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG verstrekken elkaar inlichtingen en plegen onderling overleg inzake algemene beleidskwesties wanneer een van beide toezichthoudende autoriteiten hierom verzoekt.
2.  
Overeenkomstig hun interne regels en met inachtneming van artikel 56 van de Overeenkomst, Protocol 22 en de wederzijdse autonomie met betrekking tot hun besluiten, werken de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG op de hierna bepaalde wijze samen bij de aanpak van afzonderlijke gevallen die vallen onder artikel 56, lid 1, onder b) en c), lid 2, tweede zin, en lid 3, van de Overeenkomst.
3.  
In dit protocol wordt voor de Commissie van de EG onder „grondgebied van een toezichthoudende autoriteit” verstaan het grondgebied van de lidstaten van de EG waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap volgens dat Verdrag van toepassing is, en voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het grondgebied van de EVA-staten waarop de Overeenkomst van toepassing is.

▼M203

Artikel 1A

In het belang van een homogene uitleg door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst en de artikelen 81 en 82 van het Verdrag kan het de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de bevoegde instanties van de EVA-staten ook worden toegestaan om uitsluitend betreffende kwesties van algemeen beleid deel te nemen aan bijeenkomsten van het netwerk van overheidsinstanties dat genoemd wordt in overweging 15 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, de Commissie van de EG en de bevoegde instanties van de EVA-staten en van de lidstaten van de EG zijn bevoegd alle informatie te verstrekken die met het oog op de discussies in dit netwerk betreffende kwesties van algemeen beleid nodig is. De in dit verband verstrekte informatie mag niet worden gebruikt voor dwangmaatregelen. De genoemde deelneming laat de rechten op deelneming van de EVA-staten en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA uit hoofde van de EER-overeenkomst onverlet.

▼M150



DE BEGINFASE VAN DE PROCEDURE

Artikel 2

1.  
In zaken die vallen onder artikel 56, lid 1, onder b) en c), lid 2, tweede zin, en lid 3, van de Overeenkomst, stellen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG elkaar onverwijld in kennis van klachten waarvan niet duidelijk is dat deze aan beide toezichthoudende autoriteiten zijn gericht. Zij verstrekken elkaar ook inlichtingen wanneer zij ambtshalve procedures inleiden.
2.  
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG stellen elkaar onverwijld in kennis van inlichtingen die zij van de nationale mededingingsautoriteiten binnen hun respectieve grondgebied ontvangen in verband met het begin van de eerste formele onderzoeksmaatregel in zaken die vallen onder artikel 56, lid 1, onder b) en c), lid 2, tweede zin, en lid 3, van de Overeenkomst.
3.  
De toezichthoudende autoriteit die de in lid 1 bedoelde inlichtingen heeft ontvangen, kan binnen 30 werkdagen na ontvangst haar opmerkingen terzake kenbaar maken.

Artikel 3

1.  

In zaken die vallen onder artikel 56, lid 1, onder b) en c), lid 2, tweede zin, en lid 3, van de Overeenkomst treedt de bevoegde toezichthoudende autoriteit met de andere toezichthoudende autoriteit in overleg wanneer eerstgenoemde:

— 
aan de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen een verklaring van bezwaar zendt, of
— 
het voornemen bekendmaakt om een beschikking vast te stellen waarbij artikel 53 of 54 van de Overeenkomst niet van toepassing wordt verklaard, of
— 
het voornemen bekendmaakt om een beschikking vast te stellen waarbij de door de ondernemingen gedane toezeggingen ten aanzien van deze ondernemingen een verbindend karakter krijgen.
2.  
Binnen de in de genoemde bekendmaking of verklaring van bezwaar gestelde termijnen kan de andere toezichthoudende autoriteit haar opmerkingen kenbaar maken.
3.  
De van de betrokken ondernemingen of van derden ontvangen opmerkingen worden ter beschikking gesteld van de andere toezichthoudende autoriteit.

Artikel 4

In zaken die vallen onder artikel 56, lid 1, onder b) en c), lid 2, tweede zin, en lid 3, van de Overeenkomst zendt de bevoegde toezichthoudende autoriteit aan de andere toezichthoudende autoriteit de officiële brieven waarmee een dossier wordt afgesloten of een klacht wordt afgewezen.

Artikel 5

In zaken die vallen onder artikel 56, lid 1, onder b) en c), en lid 2, tweede zin, en lid 3, van de Overeenkomst nodigt de bevoegde toezichthoudende autoriteit de andere toezichthoudende autoriteit uit om aanwezig te zijn bij het horen van de betrokken ondernemingen. Deze uitnodiging geldt ook voor de staten ten aanzien waarvan de andere toezichthoudende autoriteit bevoegd is.



ADVIESCOMITÉS

Artikel 6

1.  
In zaken die vallen onder artikel 56, lid 1, onder b) en c), lid 2, tweede zin, en lid 3, van de Overeenkomst stelt de bevoegde toezichthoudende autoriteit de andere toezichthoudende autoriteit op de hoogte van de datum van de zitting van het Adviescomité en verstrekt zij de relevante documenten.
2.  
Het Adviescomité van de toezichthoudende autoriteit die overeenkomstig artikel 56 van de Overeenkomst bevoegd is om over een zaak te beslissen, ontvangt alle documenten die de andere toezichthoudende autoriteit daartoe heeft overgelegd, alsmede de door de bevoegde toezichthoudende autoriteit opgestelde stukken.
3.  
Elke toezichthoudende autoriteit en de staten ten aanzien waarvan zij bevoegd is, hebben het recht om aanwezig te zijn op de vergaderingen van het Adviescomité van de andere toezichthoudende autoriteit en er hun standpunten uiteen te zetten. Zij hebben echter geen stemrecht.
4.  
De raadpleging kan ook plaatsvinden via schriftelijke procedure. De bevoegde toezichthoudende autoriteit belegt evenwel een vergadering indien de toezichthoudende autoriteit die niet bevoegd is om overeenkomstig artikel 56 van de Overeenkomst over een zaak te beslissen, daarom verzoekt.



HET OPVRAGEN VAN DOCUMENTEN EN HET RECHT OM OPMERKINGEN TE MAKEN

Artikel 7

De toezichthoudende autoriteit die niet bevoegd is om overeenkomstig artikel 56 van de Overeenkomst over een zaak te beslissen, kan te allen tijde afschriften opvragen van de belangrijkste documenten betreffende zaken die vallen onder artikel 56, lid 1, onder b) en c), lid 2, tweede zin, en lid 3, van de Overeenkomst, die bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit zijn ingediend, en zij kan bovendien de door haar van belang geachte opmerkingen kenbaar maken vóór een eindbeslissing is genomen.



AMBTELIJKE BIJSTAND

Artikel 8

1.  
Indien de op grond van artikel 56 van de Overeenkomst bevoegde toezichthoudende autoriteit op verzoek of bij beschikking van een onderneming of een ondernemersvereniging, waarvan de zetel zich op het grondgebied van de andere toezichthoudende autoriteit bevindt, verlangt dat zij inlichtingen verstrekt, zendt zij onverwijld een afschrift van dat verzoek of die beschikking toe aan de andere toezichthoudende autoriteit.
2.  
Op verzoek van de op grond van artikel 56 van de Overeenkomst bevoegde toezichthoudende autoriteit verricht de andere toezichthoudende autoriteit overeenkomstig haar interne regels op haar grondgebied inspecties in zaken waarin de verzoekende toezichthoudende autoriteit zulks noodzakelijk acht.
3.  
De bevoegde toezichthoudende autoriteit heeft het recht om aanwezig te zijn bij en actief deel te nemen aan de inspecties die de andere toezichthoudende autoriteit uit hoofde van lid 2 verricht.
4.  
Alle inlichtingen die tijdens dergelijke inspecties op verzoek worden verkregen, worden onmiddellijk na afloop daarvan verstrekt aan de toezichthoudende autoriteit die om de inspecties heeft verzocht.
5.  
Wanneer de bevoegde toezichthoudende autoriteit inspecties op haar grondgebied verricht, stelt zij, indien het zaken betreft die vallen onder artikel 56, lid 1, onder b) en c), lid 2, tweede zin, en lid 3, van de Overeenkomst, de andere toezichthoudende autoriteit op de hoogte van het feit dat zodanige inspecties hebben plaatsgevonden en stelt zij deze autoriteit desgevraagd in kennis van de relevante bevindingen van de inspecties.
6.  
Wanneer de op grond van artikel 56 van de Overeenkomst bevoegde toezichthoudende autoriteit daarin toestemmende natuurlijke of rechtspersonen hoort op het grondgebied van de andere toezichthoudende autoriteit, wordt laatstgenoemde hiervan vooraf in kennis gesteld. De toezichthoudende autoriteit die niet bevoegd is, kan aanwezig zijn bij het verhoor, evenals ambtenaren van de mededingingsautoriteit op wier grondgebied het verhoor wordt afgenomen.



UITWISSELING EN GEBRUIK VAN INLICHTINGEN

Artikel 9

1.  
Voor de toepassing van de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst hebben de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG de bevoegdheid elkaar alle inlichtingen, zowel van feitelijke als van juridische aard, met inbegrip van vertrouwelijke inlichtingen, mee te delen en deze als bewijsmiddel te gebruiken.
2.  
De bij toepassing van dit protocol verkregen of uitgewisselde inlichtingen worden alleen als bewijsmiddel gebruikt voor de procedures van de artikelen 53 en 54 van de Overeenkomst en met betrekking tot het onderwerp waarvoor zij werden verzameld.
3.  
Hebben de in artikel 2, leden 1 en 2, bedoelde inlichtingen betrekking op een zaak die werd ingeleid naar aanleiding van een beroep op de clementieregeling, dan mag de ontvangende toezichthoudende autoriteit deze inlichtingen niet gebruiken als uitgangspunt voor een eigen inspectie, onverminderd de bevoegdheid van de toezichthoudende autoriteit om een inspectie te verrichten op basis van inlichtingen uit andere bronnen.
4.  
Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 5 mogen inlichtingen die vrijwillig zijn verstrekt door een clementieverzoeker, alleen met toestemming van deze verzoeker worden toegezonden aan de andere toezichthoudende autoriteit. Evenzo mogen andere inlichtingen die zijn verkregen tijdens of naar aanleiding van een inspectie of via of naar aanleiding van enige andere onderzoeksmaatregel die hoe dan ook alleen kon worden uitgevoerd dankzij het clementieverzoek, alleen aan de andere toezichthoudende autoriteit worden verstrekt indien de verzoeker heeft ingestemd met de overdracht aan die autoriteit van inlichtingen die hij vrijwillig heeft verstrekt in zijn clementieverzoek. Wanneer de verzoeker eenmaal heeft ingestemd met de overdracht van inlichtingen aan de andere toezichthoudende autoriteit, kan deze toestemming niet meer worden ingetrokken. Deze bepaling doet evenwel niets af aan de verantwoordelijkheid van de verzoeker om bij elke autoriteit waarvoor zulks dienstig lijkt, een clementieverzoek in te dienen.
5.  

In afwijking van lid 4 is de toestemming van de verzoeker voor de overdracht van inlichtingen aan de andere toezichthoudende autoriteit niet vereist in de volgende gevallen:

a) 

er is geen toestemming vereist indien de ontvangende toezichthoudende autoriteit voor dezelfde inbreuk een clementieverzoek van dezelfde verzoeker heeft ontvangen als de toezendende toezichthoudende autoriteit, op voorwaarde dat er op het tijdstip van de overdracht van de inlichtingen voor de verzoeker geen mogelijkheid bestaat om de inlichtingen die hij aan die ontvangende toezichthoudende autoriteit heeft verstrekt, terug te trekken;

b) 

er is geen toestemming vereist indien de ontvangende toezichthoudende autoriteit een schriftelijke toezegging heeft verstrekt dat noch de inlichtingen die aan haar zijn toegezonden, noch andere inlichtingen die zij zou verkrijgen na de datum en het tijdstip van de toezending zoals genoteerd door de toezendende toezichthoudende autoriteit, door haar of door enig andere autoriteit waaraan de inlichtingen vervolgens worden toegezonden, zullen worden gebruikt om sancties op te leggen aan de clementieverzoeker, aan elke andere natuurlijke of rechtspersoon die onder de gunstige behandeling valt die door de toezendende autoriteit wordt geboden naar aanleiding van het beroep dat door de verzoeker is gedaan op de clementieregeling, of aan iedere werknemer of voormalige werknemer van een van de bovengenoemde natuurlijke of rechtspersonen. Aan de verzoeker zal een afschrift worden verstrekt van de schriftelijke verbintenis van de ontvangende autoriteit;

c) 

indien een toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 8, lid 2, inlichtingen verzamelt op verzoek van de toezichthoudende autoriteit waarbij het clementieverzoek is ingediend, is geen toestemming vereist voor de overdracht van die inlichtingen aan en het gebruik daarvan door de toezichthoudende autoriteit waarbij het verzoek is ingediend.



GEHEIMHOUDINGSPLICHT

Artikel 10

1.  
Met het oog op de uitvoering van de hun op grond van dit protocol toevertrouwde taken mogen de Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA aan de staten binnen hun respectieve grondgebied alle inlichtingen toezenden die zij overeenkomstig dit protocol hebben ingewonnen of uitgewisseld.
2.  
De Commissie van de EG, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, de bevoegde autoriteiten van de EG-lidstaten en van de EVA-staten, hun ambtenaren en overige personeelsleden, en andere onder het toezicht van deze autoriteiten werkende personen, alsmede ambtenaren en overige personeelsleden van andere autoriteiten van de staten mogen de inlichtingen die zij bij de toepassing van dit protocol hebben ingewonnen of uitgewisseld en die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen, niet openbaar maken.
3.  
De in de Overeenkomst of in de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen opgenomen regels inzake geheimhoudingsplicht en vertrouwelijke omgang met inlichtingen laten de door dit protocol voorgeschreven uitwisseling en gebruik van inlichtingen onverlet.

▼M154



TOEGANG TOT HET DOSSIER

Artikel 10A

Wanneer een toezichthoudende autoriteit toegang tot het dossier verleent aan de partijen waaraan zij een mededeling van punten van bezwaar heeft gericht, geldt het recht van toegang tot het dossier niet voor interne documenten van de andere toezichthoudende autoriteit of van de mededingingsautoriteiten van de EG-lidstaten en de EVA-staten. Het recht van toegang tot het dossier geldt evenmin voor de briefwisseling tussen de toezichthoudende autoriteiten, tussen een toezichthoudende autoriteit en de mededingingsautoriteiten van de EG-lidstaten of de EVA-staten of tussen de mededingingsautoriteiten van de EG-lidstaten of de EVA-staten, wanneer deze briefwisseling in het dossier van de bevoegde toezichthoudende autoriteit is opgenomen.

▼M150



KLACHTEN EN VERWIJZING VAN ZAKEN

Artikel 11

1.  
Klachten mogen tot elke toezichthoudende autoriteit worden gericht. Klachten die gericht zijn tot de toezichthoudende autoriteit die op grond van artikel 56 van de Overeenkomst niet bevoegd is om over een zaak te beslissen, worden onverwijld verwezen naar de bevoegde toezichthoudende autoriteit.
2.  
Indien bij de voorbereiding of het inleiden van ambtshalve procedures blijkt dat de andere toezichthoudende autoriteit op grond van artikel 56 van de Overeenkomst bevoegd is om over een zaak te beslissen, wordt deze zaak verwezen naar de bevoegde toezichthoudende autoriteit.
3.  

Indien een zaak overeenkomstig de leden 1 en 2 naar de andere toezichthoudende autoriteit is verwezen, kan deze niet meer worden terugverwezen. Een zaak mag niet meer worden verwezen:

— 
nadat aan de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen een verklaring van bezwaar is gezonden;
— 
nadat aan de verzoeker een brief is gezonden waarin hem wordt medegedeeld dat er onvoldoende gronden zijn om naar aanleiding van de klacht op te treden;
— 
na de bekendmaking van het voornemen om een beschikking vast te stellen waarbij artikel 53 of 54 van de Overeenkomst niet van toepassing wordt verklaard, of de bekendmaking van het voornemen om een beschikking vast te stellen waarbij de door de ondernemingen gedane toezeggingen ten aanzien van deze ondernemingen een verbindend karakter krijgen.



TALEN

Artikel 12

Met betrekking tot klachten kunnen natuurlijke personen, rechtspersonen, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG zich tot elkaar richten in een officiële taal van de landen van de EVA of van de Europese Gemeenschap. Dit geldt in alle fasen van de procedure, waarbij het niet van belang is of deze met een klacht is ingeleid, dan wel ambtshalve door de bevoegde toezichthoudende autoriteit is ingesteld.

▼M136

PROTOCOL Nr. 24

betreffende samenwerking op het gebied van concentratiecontrole

ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 1

1.  
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de Europese Gemeenschappen verschaffen elkaar inlichtingen en treden met elkaar in overleg inzake algemene beleidskwesties wanneer één van deze toezichthoudende autoriteiten hierom verzoekt.
2.  
In gevallen waarop artikel 57, lid 2, onder a), van de overeenkomst van toepassing is, werken de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA samen bij de behandeling van concentraties op de hierna bepaalde wijze.
3.  
In de zin van dit protocol omvat het begrip „grondgebied van een toezichthoudende autoriteit” voor de Commissie van de Europese Gemeenschappen het grondgebied van de EG-lidstaten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap blijkens dat Verdrag van toepassing is, en voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het grondgebied van de EVA-staten waarop de EER-overeenkomst van toepassing is.

Artikel 2

1.  

Samenwerking vindt overeenkomstig dit protocol plaats wanneer:

a) 

de totale omzet die door de betrokken ondernemingen op het grondgebied van de EVA-staten wordt behaald, 25 % of meer van hun totale omzet uitmaakt in het door de overeenkomst bestreken grondgebied, of

b) 

ten minste twee van de betrokken ondernemingen elk afzonderlijk op het grondgebied van de EVA-staten een totale omzet van meer dan 250 miljoen EUR hebben behaald, of

c) 

de concentratie de daadwerkelijke mededinging op het grondgebied van de EVA-staten of op een wezenlijk deel daarvan op significante wijze dreigt te belemmeren, met name door een machtspositie in het leven te roepen of te versterken.

2.  

Samenwerking vindt eveneens plaats wanneer:

a) 

de concentratie aan de criteria voor verwijzing overeenkomstig artikel 6 voldoet;

b) 

een EVA-staat overeenkomstig artikel 7 maatregelen wil nemen om gewettigde belangen te beschermen.



BEGINFASE VAN DE PROCEDURE

Artikel 3

1.  
De Commissie van de Europese Gemeenschappen zendt aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA binnen drie werkdagen afschriften toe van de aanmeldingen van de in artikel 2, lid 1 en lid 2, onder a), bedoelde zaken, alsmede, op de kortst mogelijke termijn, van de belangrijkste bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingediende of door haar opgestelde bescheiden.
2.  
De Commissie van de Europese Gemeenschappen voert de voor de toepassing van artikel 57 van de overeenkomst vastgestelde procedures uit, in nauw en voortdurend overleg met de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-staten kunnen met betrekking tot deze procedures hun standpunten kenbaar maken. Met het oog op de toepassing van artikel 6, lid 1, van dit protocol ontvangt de Commissie gegevens van de bevoegde autoriteit van de betrokken EVA-staat en biedt zij deze de mogelijkheid haar opmerkingen kenbaar te maken in elke fase van de procedure tot het tijdstip waarop overeenkomstig dat artikel een beschikking wordt vastgesteld. Met het oog daarop verleent de Commissie van de Europese Gemeenschappen toegang tot het dossier.

Bescheiden die, overeenkomstig dit protocol, door de Commissie aan een EVA-staat en door een EVA-staat aan de Commissie worden toegezonden, worden meegedeeld via de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.



HOORZITTINGEN

Artikel 4

In de in artikel 2, lid 1 en lid 2, onder a), bedoelde gevallen nodigt de Commissie van de Europese Gemeenschappen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA uit om bij het horen van de betrokken ondernemingen aanwezig te zijn. De EVA-staten kunnen eveneens bij deze hoorzittingen aanwezig zijn.



HET ADVIESCOMITÉ VOOR CONCENTRATIES VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP

Artikel 5

1.  
In de in artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde gevallen stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tijdig op de hoogte van de datum van de zitting van het Adviescomité voor concentraties van de Europese Gemeenschap en verstrekt zij de relevante bescheiden.
2.  
Alle daartoe aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA toegezonden bescheiden, met inbegrip van die welke uit de EVA-staten afkomstig zijn, worden tezamen met de overige relevante van de Commissie van de Europese Gemeenschappen afkomstige bescheiden ter beschikking gesteld van het Adviescomité voor concentraties van de Europese Gemeenschap.
3.  
De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-staten hebben het recht om bij de vergaderingen van het Adviescomité voor concentraties van de Europese Gemeenschap aanwezig te zijn en daarin hun standpunten uiteen te zetten; zij hebben echter geen stemrecht.



RECHTEN VAN AFZONDERLIJKE STATEN

Artikel 6

1.  

De Commissie van de Europese Gemeenschappen kan bij beschikking, die zij onverwijld aan de betrokken ondernemingen meedeelt en waarvan zij de bevoegde autoriteiten van de EG-lidstaten en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in kennis stelt, een aangemelde concentratie, in haar geheel of voor een gedeelte, naar een EVA-staat verwijzen wanneer die concentratie:

a) 

in significante mate gevolgen dreigt te hebben voor de mededinging op een markt in die EVA-staat welke alle kenmerken van een afzonderlijke markt vertoont, of

b) 

gevolgen heeft voor de mededinging op een markt in die EVA-staat welke alle kenmerken vertoont van een afzonderlijke markt en welke geen wezenlijk deel van het door de overeenkomst bestreken grondgebied vormt.

2.  
In de in lid 1 bedoelde gevallen kan elke EVA-staat, op dezelfde gronden en voorwaarden als een EG-lidstaat op grond van de artikelen 230 en 243 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, een beroep instellen bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en in het bijzonder verzoeken dat voorlopige maatregelen worden genomen, met het oog op de toepassing van zijn nationale mededingingswetgeving.

▼M137

3.  
Wanneer de concentratie de handel tussen één of meer EG-lidstaten en één of meer EVA-staten ongunstig kan beïnvloeden, stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA onverwijld in kennis van elk verzoek van een EG-lidstaat dat zij overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EG) nr. 139/2004 ontvangt.

Eén of meer EVA-staten kunnen zich bij een in de eerste alinea bedoeld verzoek aansluiten wanneer de concentratie de handel tussen één of meer EG-lidstaten en één of meer EVA-staten beïnvloedt en in significante mate gevolgen dreigt te hebben voor de mededinging op het grondgebied van de EVA-staat of EVA-staten die zich bij het verzoek aansluit respectievelijk aansluiten.

Bij ontvangst van een afschrift van een verzoek als bedoeld in de eerste alinea worden alle nationale termijnen met betrekking tot de concentratie in de EVA-staten opgeschort totdat is besloten waar de concentratie zal worden onderzocht. Zodra een EVA-staat de Commissie en de betrokken ondernemingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij zich niet zal aansluiten bij het verzoek, eindigt de opschorting van zijn nationale termijnen.

Wanneer de Commissie besluit de concentratie te onderzoeken, past of passen de EVA-staat of EVA-staten die zich bij het verzoek heeft respectievelijk hebben aangesloten, niet langer zijn respectievelijk hun nationale mededingingswetgeving op de concentratie toe.

▼M136

4.  
Vóór de aanmelding van een concentratie in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 139/2004 kunnen de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004 genoemde ondernemingen of personen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door middel van een gemotiveerde kennisgeving ervan in kennis stellen dat de concentratie in significante mate gevolgen kan hebben voor de mededinging op een markt in een EVA-staat die alle kenmerken van een afzonderlijke markt vertoont, en dat deze concentratie derhalve geheel of gedeeltelijk door die EVA-staat dient te worden onderzocht.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen zendt alle kennisgevingen overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 139/2004 en overeenkomstig onderhavig lid onverwijld door aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

5.  
Met betrekking tot een concentratie zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004 die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 van die verordening en die vatbaar is voor toetsing krachtens de nationale mededingingswetgeving van ten minste drie EG-lidstaten en minstens één EVA-staat, kunnen de in artikel 4, lid 2, van die verordening bedoelde personen of ondernemingen vóór enige aanmelding ervan bij de bevoegde autoriteiten, de Commissie van de Europese Gemeenschappen middels een gemotiveerde kennisgeving ervan in kennis stellen dat de concentratie door de Commissie dient te worden onderzocht.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen zendt alle kennisgevingen overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 onverwijld door naar de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

Indien ten minste één EVA-staat kenbaar heeft gemaakt het met de verwijzing van de zaak niet eens te zijn, behoudt of behouden de bevoegde EVA-staat of EVA-staten zijn of hun bevoegdheid en wordt de zaak, overeenkomstig onderhavig lid, niet door de EVA-staten verwezen.

Artikel 7

1.  
Onverminderd de uitsluitende bevoegdheid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen om concentraties met een communautaire dimensie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 139/2004 te behandelen, kunnen de EVA-staten de nodige maatregelen treffen voor de bescherming van andere gewettigde belangen dan die welke in genoemde verordening in aanmerking worden genomen, mits deze verenigbaar zijn met de algemene beginselen en andere bepalingen die rechtstreeks of indirect van deze overeenkomst deel uitmaken.
2.  
De openbare veiligheid, het pluralistische karakter van de media en prudentiële voorschriften gelden als gewettigde belangen in de zin van lid 1.
3.  
Van ieder ander openbaar belang moet kennis worden gegeven aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen; deze worden door haar erkend na een beoordeling van de verenigbaarheid ervan met de algemene beginselen en andere bepalingen die rechtstreeks of indirect van deze overeenkomst deel uitmaken, alvorens de hierboven bedoelde maatregelen kunnen worden getroffen. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de betrokken EVA-staat binnen 25 werkdagen na genoemde kennisgeving op de hoogte van haar besluit.



ADMINISTRATIEVE BIJSTAND

Artikel 8

1.  
Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij beschikking van personen, ondernemingen of ondernemersverenigingen die op het grondgebied van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zijn gevestigd, verlangt dat zij gegevens verstrekken, zendt zij onverwijld een afschrift van die beschikking aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA toe. Op verzoek van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zendt de Commissie van de Europese Gemeenschappen aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ook afschriften toe van gewone verzoeken om inlichtingen betreffende een aangemelde concentratie.
2.  
Op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekken de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-staten aan de Commissie alle gegevens die zij nodig heeft om de haar bij artikel 57 van de overeenkomst opgedragen taken te vervullen.
3.  
Wanneer de Commissie van de Europese Gemeenschappen daarin toestemmende natuurlijke of rechtspersonen op het grondgebied van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA hoort, wordt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA hiervan vooraf op de hoogte gesteld. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA kan aanwezig zijn bij het verhoor, evenals ambtenaren van de mededingingsautoriteit op wier grondgebied het verhoor wordt afgenomen.

▼M137

4.  
Op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen verricht de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inspecties op haar grondgebied.
5.  
De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft het recht te worden vertegenwoordigd bij en actief deel te nemen aan de inspecties die overeenkomstig lid 4 plaatsvinden.
6.  
Alle inlichtingen die tijdens deze inspecties op verzoek zijn verkregen, worden onmiddellijk na de afronding van de inspecties aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen toegezonden.

▼M136

7.  
Wanneer de Commissie van de Europese Gemeenschappen inspecties verricht op het grondgebied van de Gemeenschap, stelt zij, indien het zaken betreft die onder artikel 2, lid 1 en lid 2, onder a), vallen, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op de hoogte van het feit dat zodanige inspecties hebben plaatsgevonden en verstrekt zij desgevraagd en op de daartoe geëigende wijze de ter zake dienende bevindingen van de inspecties.



GEHEIMHOUDINGSPLICHT

Artikel 9

1.  
De bij de toepassing van dit protocol verkregen gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de procedures overeenkomstig artikel 57 van de overeenkomst.
2.  
De Commissie van de Europese Gemeenschappen, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, de bevoegde autoriteiten van de EG-lidstaten en van de EVA-staten, hun ambtenaren en overige personeelsleden, en andere onder het toezicht van deze autoriteiten werkende personen, alsmede functionarissen en ambtenaren van andere autoriteiten van de lidstaten en van de EVA-staten zijn verplicht de gegevens die zij bij de toepassing van dit protocol hebben ingewonnen en die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen, niet openbaar te maken.
3.  
De in de overeenkomst of de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen opgenomen regels inzake de geheimhoudingsplicht en de vertrouwelijke omgang met gegevens laten de door dit protocol voorgeschreven uitwisseling en gebruik van gegevens onverlet.



AANMELDINGEN

Artikel 10

1.  
Ondernemingen richten hun aanmeldingen aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 57, lid 2, van de overeenkomst.
2.  
Aanmeldingen of klachten die zijn gericht aan de autoriteit welke, op grond van artikel 57 van de overeenkomst, niet bevoegd is om over een bepaalde zaak beschikking te geven, worden onverwijld aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit overgedragen.

Artikel 11

Als datum van indiening van een aanmelding geldt de datum van ontvangst door de bevoegde toezichthoudende autoriteit.



TALEN

Artikel 12

1.  
Met betrekking tot aanmeldingen kunnen zowel ondernemingen als de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de Europese Gemeenschappen zich tot elkaar richten in een officiële taal van een EVA-staat of van de Gemeenschap naar keuze. Het voorgaande geldt voor alle fasen van een procedure.
2.  
Indien ondernemingen zich tot een toezichthoudende autoriteit willen richten in een taal die niet behoort tot de officiële talen van de staten die onder haar bevoegdheid vallen, noch een werktaal van deze autoriteit is, voegen zij bij elk door hen ingediend document een vertaling daarvan bij in een officiële taal van die autoriteit.
3.  
Wat betreft ondernemingen die geen partij zijn bij de aanmelding, kunnen de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de Europese Gemeenschappen zich op overeenkomstige wijze tot deze ondernemingen richten in een passende officiële taal van een EVA-staat of van de Gemeenschap of in een werktaal van een van deze autoriteiten. Indien zij zich tot een toezichthoudende autoriteit willen richten in een taal die niet behoort tot de officiële talen van de staten die onder de bevoegdheid van deze autoriteit vallen, noch een werktaal van deze autoriteit is, is lid 2 van toepassing.
4.  
De voor de vertaling gekozen taal is tevens de taal waarin de bevoegde autoriteit zich tot de ondernemingen kan richten.



TERMIJNEN EN ANDERE PROCEDURELE VRAAGSTUKKEN

Artikel 13

Met betrekking tot termijnen en andere procedurele bepalingen, met inbegrip van de procedures voor verwijzing van een concentratie tussen de Commissie van de Europese Gemeenschappen en één of meer EVA-staten, gelden de regels voor de toepassing van artikel 57 van de overeenkomst eveneens voor de samenwerking tussen de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-staten, tenzij in dit protocol iets anders is bepaald.

De in ►M137  artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2 ◄ van Verordening (EG) nr. 139/2004 gestelde termijnen vangen, voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de EVA-staten, aan bij ontvangst van de relevante bescheiden door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.



OVERGANGSBEPALING

Artikel 14

Artikel 57 van de overeenkomst is niet van toepassing op concentraties ten aanzien waarvan de overeenkomst, de openbaarmaking of de verwerving van zeggenschap tot stand is gekomen vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst. Het is in geen geval van toepassing op concentraties ten aanzien waarvan vóór dat tijdstip een procedure was ingeleid door een nationale autoriteit die op mededingingsgebied bevoegd is.

▼B

PROTOCOL 25

betreffende de mededinging op het gebied van kolen en staal



Artikel 1

1.  

Verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van verenigingen van ondernemingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot bepaalde produkten die in Protocol 14 worden vermeld en die het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig zouden kunnen beïnvloeden en er direct of indirect toe zouden kunnen leiden dat op het grondgebied waarop deze Overeenkomst van toepassing is de normale werking van de mededinging wordt belet, beperkt of vervalst en in het bijzonder:

a) 

prijzen worden vastgelegd of bepaald;

b) 

de produktie, de technische ontwikkeling of de investeringen worden beperkt of beheerst;

c) 

markten, produkten, afnemers of voorzieningsbronnen worden verdeeld.

2.  

De op grond van artikel 56 van de Overeenkomst bevoegde toezichthoudende autoriteit verleent evenwel voor de in lid 1 bedoelde produkten ontheffing voor specialisatieovereenkomsten en overeenkomsten tot gemeenschappelijke aankoop of verkoop, indien zij van oordeel is:

a) 

dat deze specialisatie of deze gemeenschappelijke aankopen of verkopen tot een duidelijke verbetering van de produktie of de distributie van bedoelde produkten zullen bijdragen;

b) 

dat de overeenkomst onmisbaar is voor het bereiken van deze doeleinden en niet van een meer beperkende aard is dan voor het doel van de overeenkomst noodzakelijk is, en

c) 

dat de overeenkomst niet aan de belanghebbende ondernemingen de macht zou kunnen geven om voor een belangrijk gedeelte van de betrokken produkten op het grondgebied waarop deze Overeenkomst van toepassing is de prijzen vast te stellen of de produktie of de afzet te beheersen of te beperken, noch deze ondernemingen zou kunnen onttrekken aan een daadwerkelijke mededinging van andere ondernemingen op het grondgebied waarop deze Overeenkomst van toepassing is.

Indien de bevoegde toezichthoudende autoriteit, in het bijzonder rekening houdend met de toepassing van het onderhavige lid op de ondernemingen die zich met distributie bezighouden, van oordeel is dat bepaalde overeenkomsten qua aard en werking volstrekt analoog zijn aan de hierboven bedoelde overeenkomsten, verleent zij voor die overeenkomsten eveneens ontheffing, indien zij van mening is dat zij aan dezelfde voorwaarden voldoen.

3.  
De krachtens lid 1 verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig; voor geen enkele rechterlijke instantie van de Lid-Staten van de EG of van de EVA-Staten kan op dezelve een beroep gedaan worden.

Artikel 2

1.  
Behoudens de bepalingen van lid 3 is aan voorafgaande goedkeuring van de uit hoofde van artikel 56 van de Overeenkomst bevoegde toezichthoudende autoriteit onderworpen iedere handeling, die als zodanig en door toedoen van een persoon of een onderneming of van een groep personen of een groep ondernemingen binnen het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied tot direct of indirect gevolg heeft een concentratie van ondernemingen waarvan er ten minste één valt onder het bepaalde in artikel 3, welke het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig zou kunnen beïnvloeden, onafhankelijk van de omstandigheid of deze handeling betrekking heeft op eenzelfde produkt of op verschillende produkten, en of zij geschiedt door een fusie, verwerving van aandelen of andere vermogensbestanddelen, leningen, overeenkomsten of enig ander middel tot beheersing.
2.  

De ingevolge artikel 56 van de Overeenkomst bevoegde toezichthoudende autoriteit verleent de in lid 1 bedoelde goedkeuring indien zij van oordeel is, dat de beoogde handeling aan de betrokken personen of ondernemingen, voor zover het betreft dat produkt of die produkten welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen, niet de macht geeft:

— 
de prijs te bepalen, de produktie of de distributie te beheersen of te beperken of de handhaving van een daadwerkelijke mededinging voor een belangrijk deel van de markt van genoemde produkten te belemmeren; of
— 
zich te onttrekken aan de regels van de mededinging, zoals deze voortvloeien uit de toepassing van deze Overeenkomst, met name door een kunstmatig bevoorrechte positie te scheppen, welke leidt tot een aanmerkelijk voordeel met betrekking tot de voorziening of de afzet.
3.  
Groepen handelingen kunnen, gelet op het belang van de betrokken activa of ondernemingen en de aard van de tot stand te brengen concentratie, van de verplichting tot voorafgaande goedkeuring worden vrijge-, steld.
4.  
Indien de op grond van artikel 56 bevoegde toezichthoudende autoriteit van oordeel is, dat ondernemingen van publiekrechtelijke lichamen of van particulieren in rechte of in feite op de markt van een der produkten welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen een overheersende positie innemen of verkrijgen welke hen aan een daadwerkelijke mededinging op een belangrijk gedeelte van het door deze Overeenkomst bestreken grondgebied onttrekt en deze positie gebruiken voor doeleinden, strijdig met de doelstellingen van deze Overeenkomst, en indien dat misbruik de handel tussen de partijen bij de Overeenkomst nadelig kan beïnvloeden, richt zij tot hen alle aanbevelingen dienstig om te bereiken, dat deze positie niet gebruikt wordt voor die doeleinden.

Artikel 3

Voor de toepassing van de artikelen 1 en 2 en voor het verschaffen van inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van die bepalingen en daarmee samenhangende procedures wordt onder „onderneming” verstaan elke onderneming die zich binnen het grondgebied waarop deze Overeenkomst van toepassing is, bezighoudt met de produktie van kolen en staal, of die de distributie daarvan verzorgt, met uitzondering van de verkoop voor huishoudelijk verbruik of aan de ambachtelijke nijverheid.

Artikel 4

Bijlage XIV bij de Overeenkomst bevat specifieke bepalingen ter uitvoering van de in de artikelen 1 en 2 vervatte beginselen.

Artikel 5

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en de Commissie van de EG zien toe op de toepassing van de in de artikelen 1 en 2 vervatte beginselen overeenkomstig de in Protocol 21 en bijlage XIV bij de Overeenkomst opgenomen bepalingen ter uitvoering van de artikelen 1 en 2.

Artikel 6

In afzonderlijke gevallen die vallen onder de artikelen 1 en 2 van dit Protocol wordt door de Commissie van de EG of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA beslist overeenkomstig artikel 56 van de Overeenkomst.

Artikel 7

Met het oog op de ontwikkeling en het instandhouden van een eenvormig toezicht binnen de Europese Economische Ruimte op het gebied van de mededinging en een zo homogeen mogelijke uitvoering, toepassing en uitleg van de daartoe strekkende bepalingen van deze Overeenkomst, werken de bevoegde autoriteiten samen overeenkomstig Protocol 23.

PROTOCOL 26

betreffende de bevoegdheden en taken van de toezichthoudende autoriteit van de EVA op het gebied van staatssteun



▼M109

Artikel 1

Aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA worden op grond van een overeenkomst tussen de EVA-staten de bevoegdheden toegekend en de taken opgedragen welke overeenkomen met die van de Commissie van de Europese Gemeenschappen op het tijdstip van ondertekening van deze overeenkomst voor de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap die van toepassing zijn op staatssteun, ten einde de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in staat te stellen uitvoering te geven aan artikel 1, lid 2, onder e), en de artikelen 49 en 61 tot en met 63 van de overeenkomst. Aan deze Autoriteit worden zodanige bevoegdheden eveneens toegekend om uitvoering te geven aan de mededingingsregels die van toepassing zijn op staatssteun betreffende producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is en waarnaar in Protocol nr. 14 verwezen wordt.

Article 2

De bevoegdheden en taken van de Commissie van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap worden, afgezien van de in bijlage XV vermelde ►M170  volgende besluiten ◄ , omschreven in:

►M170  1. ◄  

399 R 0659: Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1), ►M135  zoals gewijzigd bij:

— 
Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003. ◄

▼M201

— 
32006 R 1791: Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad van 20 november 2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1),

▼M281

— 
32013 R 0517: Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).

▼M170

2. 

32004 R 0794: Verordening (EG) 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1), zoals gerectificeerd bij PB L 25 van 28.1.2005, blz. 74, en PB 131 van 25.5.2005, blz. 45, ►M227  zoals gewijzigd bij:

— 
32008 R 0271: Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie van 30 januari 2008 (PB L 82 van 25.3.2008, blz. 1),
 ◄

▼M283

— 
32014 R 0372: Verordening (EU) nr. 372/2014 van de Commissie van 9 april 2014 (PB L 109 van 12.4.2014, blz. 14).

▼B

PROTOCOL 27

betreffende samenwerking op het gebied van staatssteun



Ten einde zorg te dragen voor een eenvormige uitvoering, toepassing en uitleg van de regels betreffende staatssteun in het gehele gebied van de overeenkomstsluitende partijen, alsmede voor een evenwichtige ontwikkeling van deze regels, nemen de Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de volgende regels in acht:

a) 

Periodiek of op verzoek van elk der toezichthoudende autoriteiten vindt uitwisseling van informatie en overleg plaats over algemene beleidsaangelegenheden, zoals de uitvoering, de toepassing en de uitleg van de in de Overeenkomst opgenomen regels betreffende staatssteun.

b) 

De Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maken periodiek een overzicht betreffende staatssteun in de respectievelijke landen. Van deze overzichten wordt aan de andere toezichthoudende autoriteit inzage verleend.

c) 

Wanneer met betrekking tot staatssteunregelingen en gevallen van steunverlening de procedure van artikel 93, lid 2, de eerste en tweede alinea's, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap of de overeenkomstige procedure van een overeenkomst tussen de EVA-landen tot instelling van de toezichthoudende autoriteit van de EVA wordt ingeleid, deelt de Commissie van de EG of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA aan de andere toezichthoudende autoriteit en de betrokken partijen mede dat zij hun opmerkingen ter zake kenbaar kunnen maken.

d) 

De toezichthoudende autoriteiten stellen elkaar op de hoogte van alle besluiten zodra deze genomen zijn.

e) 

De inleiding van de onder c) bedoelde procedure en de onder d) bedoelde besluiten worden door de bevoegde toezichthoudende autoriteit openbaar gemaakt.

f) 

Onverminderd het in dit Protocol bepaalde verstrekken de Commissie van de EG en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA elkaar desgevraagd in elk afzonderlijk geval inlichtingen en treden zij in overleg inzake afzonderlijke staatssteunregelingen en gevallen van steunverlening.

g) 

De overeenkomstig punt f) verkregen informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

PROTOCOL 28

betreffende intellectuele eigendom



Artikel 1

Inhoud van de bescherming

1.  
Inde zin van dit Protocol wordt onder „intellectuele eigendom” mede verstaan de bescherming van industriële en commerciële eigendom als bedoeld in artikel 13 van deze Overeenkomst.
2.  
Onverminderd de bepalingen van dit Protocol en Bijlage XVII zullen de overeenkomstsluitende partijen bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst hun wetgeving op het gebied van de intellectuele eigendom aanpassen, ten einde deze verenigbaar te maken met de beginselen van het vrije verkeer van goederen en diensten en met het in het Gemeenschapsrecht bereikte beschermingsniveau dat mede het niveau van uitoefening van de betrokken rechten omvat.
3.  
Overeenkomstig de procedurele bepalingen van deze Overeenkomst en onverminderd de bepalingen van dit Protocol en Bijlage XVII zullen de EVA-Staten hun wetgevingen op het gebied van de intellectuele eigendom desgevraagd na overleg tussen de overeenkomstsluitende partijen aanpassen, ten einde ten minste het beschermingsniveau te bereiken dat op het tijdstip van ondertekening ván de Overeenkomst algemeen in de Gemeenschap geldt.

Artikel 2

Uitputting van de rechten

1.  
Voor zover de uitputting is geregeld in maatregelen of in de jurisprudentie van de Gemeenschap, voorzien de overeenkomstsluitende partijen in een zodanige uitputting van de intellectuele eigendomsrechten als in het Gemeenschapsrecht is vastgelegd. Onverminderd de toekomstige ontwikkeling van de jurisprudentie zal deze bepaling worden uitgelegd in de zin van de relevante uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, die dateren van voor de ondertekening van deze Overeenkomst.
2.  
Wat de octrooirechten betreft, wordt deze bepaling uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst van kracht.

Artikel 3

Gemeenschapsoctrooien

1.  
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich om zoveel mogelijk te streven naar een afronding van de onderhandelingen binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het Akkoord betreffende Gemeenschapsoctrooien (89/695/EEG), met het oog op deelname van de EVA-Staten aan dat Akkoord. Voor IJsland echter wordt deze datum op niet vroeger dan 1 januari 1998 vastgesteld.
2.  
De specifieke voorwaarden voor deelname van de EVA-Staten aan het Akkoord betreffende Gemeenschapsoctrooien (89/695/EEG) zijn afhankelijk van toekomstige onderhandelingen.
3.  
De Gemeenschap verbindt zich om na de inwerkingtreding van het Akkoord betreffende Gemeenschapsoctrooien de EVA-Staten welke daarom verzoeken uit te nodigen tot het voeren van onderhandelingen m de zin van artikel 8 van het Akkoord betreffende Gemeenschapsoctrooien, mits zij bovendien aan het bepaalde in de leden 4 en 5 hebben voldaan.
4.  
De EVA-Staten zullen in hun rechtsstelsels voldoen aan de inhoudelijke bepalingen van het Europees Octrooiverdrag van 5 oktober 1973.
5.  
Wat de octrooieerbaarheid van farmaceutische produkten en levensmiddelen betreft, zal Finland uiterlijk op 1 januari 1995 voldoen aan het bepaalde in lid 4. Wat de octrooieerbaarheid van farmaceutische produkten betreft, zal IJsland uiterlijk op 1 januari 1997 voldoen aan het bepaalde in lid 4. Vóór genoemde data zal de Gemeenschap echter geen uitnodiging als vermeld in lid 3 richten tot Finland c.q. IJsland.
6.  
Onverminderd het bepaalde in artikel 2 kan de houder van een octrooi op een in lid 5 genoemd pro-dukt, dat in een overeenkomstsluitende partij is gedeponeerd op het moment waarop in Finland of IJsland geen octrooi op het produkt kon worden verkregen, of diens rechtverkrijgende, zich beroepen op de rechten die het octrooi verleent, ten einde de import en het in de handel brengen van het produkt in de overeenkomstsluitende partijen te voorkomen, ook als dat produkt voor het eerst in Finland of IJsland door zijn toedoen of met zijn toestemming op de markt is gebracht.

Op dit recht kan voor de in lid 5 bedoelde produkten een beroep worden gedaan tot het einde van het tweede jaar volgend op dat waarin Finland respectievelijk IJsland deze produkten octrooieerbaar hebben gemaakt.

Artikel 4

Halfgeleiderprodukten

1.  
De overeenkomstsluitende partijen hebben het recht om besluiten te nemen ter zake van de uitbreiding van de rechtsbescherming van topografieën van halfgeleiderprodukten tot personen uit een derde land of gebied dat geen partij bij deze Overeenkomst is, die geen recht op bescherming volgens deze Overeenkomst genieten. Zij kunnen daartoe ook overeenkomsten sluiten.
2.  
Ingeval het recht op bescherming van topografieën van halfgeleiderprodukten tot een niet-overeenkomstsluitende partij is uitgebreid, streeft de betrokken overeenkomstsluitende partij ernaar de betrokken niet-overeenkomstsluitende partij ook aan de andere overeenkomstsluitende partijen het recht op bescherming te doen verlenen op voorwaarden die overeenstemmen met die welke voor de betrokken overeenkomstsluitende partij gelden.
3.  
De uitbreiding van rechten verleend bij vergelijkbare of gelijksoortige overeenkomsten of verbintenissen tussen, of gelijksoortige besluiten van elk der overeenkomstsluitende partijen en derde landen wordt door alle overeenkomstsluitende partijen erkend en geëerbiedigd.
4.  
Met betrekking tot de leden 1, 2 en 3 zijn de algemene procedures van deze Overeenkomst voor informatie, overleg en beslechting van geschillen van toepassing.
5.  
In ieder geval waarin gewijzigde verhoudingen ontstaan tussen een overeenkomstsluitende partij en een derde land, vindt er onverwijld overleg plaats in de zin van lid 4 over de gevolgen hiervan voor de voortgang van het vrije verkeer van goederen volgens deze Overeenkomst. Indien over dergelijke overeenkomsten, verbintenissen of besluiten een meningsverschil tussen de Gemeenschap en een andere betrokken overeenkomstsluitende partij blijft bestaan, is Deel VII van deze Overeenkomst van toepassing.

Artikel 5

Internationale verdragen

1.  

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich om vóór 1 januari 1995 toe te treden tot de volgende multilaterale verdragen op het gebied van de industriële, intellectuele en commerciële eigendom:

a) 

Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (Akte van Stockholm, 1967);

b) 

Berner Conventie voor de bescherming van de werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs, 1971);

c) 

Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en van omroeporganisaties (Rome, 1961);

d) 

Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Madrid, 1989);

e) 

Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken (Genève, 1977, herzien in 1979);

f) 

Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1980);

g) 

Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (1984).

2.  
Voor de toetreding van Finland, Ierland en Noorwegen tot het Protocol bij de Schikking van Madrid wordt de datum in lid 1 vervangen door 1 januari 1996 en voor IJsland door 1 januari 1997.
3.  
Op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit Protocol zullen de overeenkomstsluitende partijen de bepalingen van de verdragen genoemd in lid 1, onder a) t/m c) in hun nationale wetgeving inhoudelijk verwerken. Ierland zal de bepalingen van de Berner Conventie echter uiterlijk op 1 januari 1995 in zijn nationale wetgeving inhoudelijk verwerken.

Artikel 6

Onderhandelingen in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT)

Onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschap en haar Lid-Staten ter zake van de intellectuele eigendom, komen de overeenkomstsluitende partijen overeen, de bij deze Overeenkomst ingestelde regeling inzake de intellectuele eigendom te verbeteren in het licht van de resultaten van de onderhandelingen in het kader van de Uruguay-Ronde.

Artikel 7

Wederzijdse informatie en overleg

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich om elkaar op de hoogte te houden in verband met de werkzaamheden in het kader van internationale organisaties en in verband met overeenkomsten op het gebied van de intellectuele eigendom.

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich tevens om op gebieden die door een Gemeenschapsrechtelijke maatregel bestreken worden, desgevraagd vooraf in bovengenoemde kaders overleg te plegen.

Artikel 8

Overgangsbepalingen

De overeenkomstsluitende partijen komen overeen om onderhandelingen aan te gaan, ten einde volledige deelname aan eventuele toekomstige Gemeenschapsrechtelijke maatregelen inzake de intellectuele eigendom van belanghebbende EVA-Staten mogelijk te maken.

Indien dergelijke maatregelen worden genomen vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, zullen de onderhandelingen over deelname aan dergelijke maatregelen op een zo vroeg mogelijk tijdstip beginnen.

Artikel 9

Bevoegdheid

De bepalingen van dit Protocol laten de bevoegdheid van de Gemeenschap en van haar Lid-Staten op het gebied van de intellectuele eigendom onverlet.

PROTOCOL 29

betreffende de beroepsopleiding



Teneinde het verkeer van jongeren binnen de EER te bevorderen, komen de Overeenkomstsluitende partijen overeen dat zij hun samenwerking op het gebied van de beroepsopleiding versterken en streven naar een verbetering van de omstandigheden voor studenten die in een andere dan de eigen EER-Staat wensen te studeren. In dit verband komen zij overeen dat de bepalingen van de Overeenkomst met betrekking tot het recht van verblijf voor studenten de vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst bestaande mogelijkheden van de afzonderlijke Overeenkomstsluitende partijen ten aanzien van de aan buitenlandse studenten in rekening gebrachte collegegelden onverlet laten.

PROTOCOL 30

betreffende specifieke bepalingen voor de organisatie van samenwerking op het gebied van de statistiek



▼M207

Artikel 1

Algemene bepalingen

1.  
Een conferentie van vertegenwoordigers van de nationale statistische organisaties van de overeenkomstsluitende partijen, het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) en het Bureau voor de statistiek van de EVA-staten (ESO) stelt richtsnoeren op voor de samenwerking op statistisch gebied, ontwikkelt programma's en procedures voor de statistische samenwerking die nauw aansluiten bij de communautaire programma's en procedures, en ziet toe op de tenuitvoerlegging ervan. Deze conferentie en het ►M228  Comité voor het Europees statistisch systeem (CESS) ◄ werken voor de toepassing van dit protocol hun opdrachten uit in het kader van gezamenlijke bijeenkomsten zoals de ►M228  CESS/EER ◄ -conferentie overeenkomstig een door de ►M228  CESS/EER ◄ -conferentie vast te stellen reglement van orde.
2.  
De EVA-staten worden van bij de aanvang van de samenwerking betreffende de in dit protocol bedoelde programma's en acties volledig maar zonder stemrecht betrokken bij de werkzaamheden van de EG-comités en andere organen welke de Commissie bij het beheer en de ontwikkeling van deze programma's en acties bijstaan.
3.  
De statistische informatie van de EVA-staten wordt uit de EVA-staten toegezonden aan Eurostat, die ze opslaat, verwerkt en verspreidt. Het Bureau voor de statistiek van de EVA-staten werkt in dit verband nauw samen met de EVA-staten en Eurostat met het oog op een correcte overbrenging en verspreiding uit de EVA-staten naar de diverse gebruikerskringen, als onderdeel van de EER-statistieken, via de gewone verspreidings-kanalen.
4.  
De EVA-staten nemen de extra kosten van Eurostat voor de opslag, verwerking en verspreiding van gegevens uit hun landen voor hun rekening.
5.  
De EVA-staten leveren een financiële bijdrage in de algemene kosten van de Gemeenschap die voortvloeien uit hun deelname aan in dit protocol genoemde programma's en acties, andere dan die voor opslag, verwerking en verspreiding van gegevens, overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder b), van de Overeenkomst.
6.  
►M228  De statistieken uit de EVA-staten worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164). ◄
7.  
Om te beoordelen of de doelstellingen, prioriteiten en acties in verband met dit protocol werden verwezenlijkt, wordt jaarlijks een gezamenlijk ESO/Eurostat-verslag opgesteld dat wordt voorgelegd aan de in lid 1 genoemde ►M228  CESS/EER ◄ -conferentie en aan het Gemengd Comité van de EER.

▼M274 —————

▼M207

Artikel 3

Statistisch programma 2008-2012

1.  
Het bij het in lid 4 genoemde besluit van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde communautaire statistische programma voor de periode 2008-2012 vormt het kader voor alle statistische werkzaamheden van de EER in de periode die loopt van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012. Alle belangrijke gebieden en statistische thema's van het communautaire statistische programma voor de periode 2008-2012 worden voor de EER-samenwerking op het gebied van de statistiek als relevant beschouwd en komen voor een volwaardige deelname van de EVA-staten in aanmerking.
2.  
Met ingang van 1 januari 2008 wordt elk jaar een specifiek statistisch jaarprogramma van de EER door het Bureau voor de statistiek van de EVA-staten en Eurostat gezamenlijk uitgewerkt. Het statistische jaarprogramma van de EER wordt uitgewerkt als onderdeel van, en gelijklopend met, het door de Commissie overeenkomstig het in lid 4 genoemde besluit van het Europees Parlement en de Raad uitgewerkte jaarlijkse werkprogramma. Het statistische jaarprogramma van de EER wordt door de overeenkomstsluitende partijen goedgekeurd volgens hun eigen interne procedures.
3.  
Met ingang van 1 januari 2008 leveren de EVA-staten, overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst en de desbetreffende financiële reglementen, een financiële bijdrage overeenkomend met 75 % van het bedrag vermeld bij begrotingsonderdelen 29 02 03 en 29 01 04 01 (Beleid inzake statistische informatie) van de begroting van de Gemeenschap.
4.  

Dit protocol heeft betrekking op het volgende besluit van de Gemeenschap:

— 
32007 D 1578: Besluit nr. 1578/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 betreffende het communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012 (PB L 344 van 28.12.2007, blz. 15).

▼M220

Artikel 4

Modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS)

1.  
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2009 deel aan de communautaire programma's en maatregelen waarnaar in lid 4 is verwezen.
2.  
Doelstellingen 1, 2 en 3 en daarop betrekking hebbende maatregelen van de jaarlijkse werkprogramma's die door de Commissie zijn goedgekeurd in overeenstemming met het besluit van het Europees Parlement en de Raad waarnaar in lid 4 is verwezen, gelden als relevant voor de statistische samenwerking in het raam van de EER en staan voor een volledige deelneming door de EVA-staten open.
3.  
Met ingang van 1 januari 2009 leveren de EVA-staten, overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst en de desbetreffende financiële reglementen een financiële bijdrage overeenkomend met 75 % van het bedrag vermeld bij begrotingsonderdelen 29 02 04 en 29 01 04 04 (Modernisering van de Europese ondernemings- en handelsstatistieken) van de begroting van de Gemeenschap.
4.  

Dit artikel heeft betrekking op het volgende besluit van de Gemeenschap:

— 
32008 D 1297: Besluit nr. 1297/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende een programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS) (PB L 340 van 19.12.2008, blz. 76).

▼M265

Artikel 5

Statistisch programma ►M274  2013 tot 2017 ◄

1.  

Dit artikel heeft betrekking op de volgende handeling:

— 
32013 R 0099: Verordening (EU) nr. 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende het Europees statistisch programma 2013-2017 (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 12). ►M274  , gewijzigd bij:
— 
32013 R 1383: Verordening (EU) nr. 1383/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 84).
 ◄
2.  
Het bij Verordening (EU) nr. 99/2013 vastgestelde Europees statistisch programma 2013-2017 vormt het kader voor alle statistische werkzaamheden van de EER in de periode van 1 januari 2013 tot en met ►M274  31 december 2017 ◄ . Alle belangrijke gebieden van het Europees statistisch programma 2013-2017 worden voor de EER-samenwerking op het gebied van de statistiek als relevant beschouwd en komen voor een volwaardige deelname van de EVA-staten in aanmerking.
3.  
►M274  Het Bureau voor de statistiek van de EVA en Eurostat werken gezamenlijk een specifiek jaarlijks statistisch programma van de EER voor de periode 2013 tot 2017 uit. Het jaarlijks statistisch programma van de EER wordt gebaseerd op een gedeelte van het door de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 99/2013 uitgewerkte jaarlijkse werkprogramma, en wordt parallel daarmee opgesteld. Het jaarlijks statistisch programma van de EER wordt door de overeenkomstsluitende partijen goedgekeurd volgens hun eigen interne procedures. ◄
4.  
►M274  De EVA-staten leveren een financiële bijdrage, overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de EER-overeenkomst en de financiële bepalingen voor de uitvoering daarvan, die 75 % bedraagt van het bedrag dat vermeld is in de begrotingsonderdelen 29 02 05 (Europees statistisch programma 2013-2017) en 29 01 04 05 (Beleid inzake statistische informatie — Uitgaven voor administratief beheer) van de begroting van de Europese Unie voor 2013 en die 75 % bedraagt van het bedrag dat vermeld is in de begrotingsonderdelen 29 02 01 (Europees statistisch programma 2013-2017) en 29 01 04 01 (Beleid inzake statistische informatie — Uitgaven voor administratief beheer) van de begroting van de Europese Unie voor 2014 tot 2017. ◄

▼M87 —————

▼B

PROTOCOL 31

betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden



▼M9

Artikel 1

Research and technological development

▼M162

1.  
Vanaf 1 januari 1994 nemen de EVA-staten deel aan de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma’s van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling zoals bedoeld in lid 5, en vanaf 1 januari 2005 aan de werkzaamheden zoals bedoeld in lid 9, door middel van deelname aan de specifieke programma’s.

▼M181

2.  
In overeenstemming met artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst dragen de EVA-staten financieel bij aan de in de leden 5, 9 en 10 bedoelde activiteiten.

▼M9

3.  
De EVA-Staten nemen ten volle deel aan alle EG-Comités die de EG-Commissie bijstaan bij het beheer, de ontwikkeling en de uitvoering van de in lid 5 bedoelde activiteiten.
4.  
Gezien de bijzondere aard van de geplande samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling, worden vertegenwoordigers van de EVA-Staten, in de mate waarin zulks noodzakelijk is voor het goed functioneren van die samenwerking, voorts betrokken bij de werkzaamheden van het Comité voor Wetenschappelijk en Technisch Onderzoek (CREST) en van andere EG-Comités die de EG-Commissie op dit gebied raadpleegt.
5.  

Dit artikel is van toepassing op de volgende communautaire besluiten en daaruit voortvloeiende besluiten:



390 D 0221:

Besluit 90/221/Euratom, EEG van de Raad van 23 april 1990 betreffende het kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (1990-1994) (PB nr. L 117 van 8. 5. 1990, blz. 28).

394 D 1110:

Besluit nr. 1110/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 april 1994 betreffende het vierde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek, technische ontwikkeling en demonstratie (1994-1998) (PB nr. L 126 van 18. 5. 1994, blz. 1), ►M42  zoals gewijzigd bij:

— 396 D 0616: Besluit nr. 616/96/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 86 van 4.4.1996, blz. 69),

— 397 D 2535: Besluit nr. 2535/97/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 18.12.1997, blz. 1), ◄

▼M61

399 D 0182:

Besluit nr. 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998 betreffende het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (1998-2002) (PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1),

▼M118

32002 D 1513:

Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002—2006) (PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1) ►M146  zoals gewijzigd bij:

— 32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).

 ◄

▼M188

32006 D 1982:

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1,

▼M269

32013 R 1291:

Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.

▼M252

6.  
Voor evaluaties en ingrijpende herzieningen van de werkzaamheden van de kaderprogramma’s van werkzaamheden van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling als bedoeld in de leden 5, 8 bis, 8 quater, 9 en 10 wordt de procedure van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst gevolgd.

▼M9

7.  
Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan enerzijds de bilaterale samenwerking krachtens het kaderprogramma van communautaire werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (1987-1991) ( 8 ), en anderzijds de bilaterale kaderovereenkomsten inzake wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de Gemeenschap en de EVA-Staten, voor zover deze betrekking hebben op samenwerking die niet door deze Overeenkomst wordt bestreken.

▼M155

8.  

▼M250

a) 

De EVA-staten nemen volledig deel aan het Europees GNSS-Agentschap, hierna het „Agentschap” genoemd, dat is opgericht bij de volgende verordening van de Unie:

— 
32010 R 0912: Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 tot oprichting van het Europese GNSS-Agentschap, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad inzake de beheersstructuren van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11), ►M295  gewijzigd bij:
— 
32014 R 0512: Verordening (EU) nr. 512/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 72).
 ◄
b) 

De EVA-staten dragen financieel bij aan de werkzaamheden van het onder a) bedoelde Agentschap overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst en Protocol nr. 32 daarbij.

c) 

De EVA-staten nemen volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur van het Agentschap en aan de Raad voor de veiligheidsaccreditatie voor Europese GNSS-systemen van het Agentschap.

d) 

Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.

e) 

De EVA-staten passen op het Agentschap het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie toe.

f) 

In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, door de directeur van het Agentschap in dienst worden genomen.

g) 

Krachtens artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen), met uitzondering van de delen 1 en 2 van hoofdstuk 3, van toepassing op dit lid.

h) 

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van deze verordening, eveneens van toepassing voor alle documenten van het Agentschap, met inbegrip van die betreffende de EVA-staten.

i) 

Wat IJsland betreft, wordt dit lid opgeschort tot nader besluit van het Gemengd Comité van de EER.

j) 

Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.

▼M224

8a.  
a) 

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2009 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit het volgende communautaire besluit:

— 
32008 R 0683: Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s voor navigatie per satelliet (Egnos en Galileo) (PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1), ►M250  gewijzigd bij:
— 
32010 R 0912: Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11). ◄
b) 

De EVA-staten dragen financieel bij aan de onder a) bedoelde werkzaamheden overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst en Protocol nr. 32 bij dezelfde Overeenkomst.

Voorts draagt Noorwegen, tevens gebaseerd op artikel 82, lid 1, onder c), van de Overeenkomst, ten bedrage van 20 114 000 EUR voor het jaar 2008 bij, waarvan de helft betaalbaar is tegen 31 augustus 2012 en de andere helft tegen 31 augustus 2013, op te nemen in het verzoek tot storting als bedoeld in artikel 2, lid 2, eerste alinea, van Protocol nr. 32.

c) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle communautaire comités die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), behalve wat betreft stemrecht.

Onverminderd deze bepaling kan de deelname van de EVA-staten aan de communautaire comités die de Commissie specifiek bijstaan bij veiligheidsaspecten van de onder a) genoemde werkzaamheden, voorts in speciale regelingen worden bepaald die zijn overeen te komen tussen de EVA-staten en de Europese Commissie. Dergelijke regelingen beogen een samenhangende bescherming in de Europese Gemeenschap en de EVA-staten van gegevens, informatie en technologieën van de Europese GNSS-programma’s, alsook de naleving van de internationale verbintenissen van de partijen bij de Overeenkomst in deze sector.

▼M229

d) 

Procedures voor de associatie van de EVA-staten, in overeenstemming met artikel 101 van de Overeenkomst:

Iedere EVA-staat kan, in overeenstemming met artikel 4 van Besluit 2009/334/EG van de Commissie ( 9 ), iemand aanwijzen om als volwaardig lid deel te nemen aan de vergaderingen van de deskundigengroep inzake de beveiliging van de Europese GNSS-systemen (Raad voor de beveiliging van de Europese GNSS-systemen).
De Commissie brengt de deelnemers tijdig op de hoogte van de data van de vergaderingen van de groep en zendt hun de relevante documentatie toe.

▼M224

►M229  e) ◄  

Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.

►M229  f) ◄  

Wat IJsland betreft, wordt dit lid opgeschort tot het Gemengd Comité van de EER een ander besluit treft.

▼M286

8aa.  
a) 

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:

— 
32013 R 1285: Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de uitvoering en exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 876/2002 van de Raad en Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 1).
b) 

De EVA-staten dragen financieel bij aan de onder a) bedoelde werkzaamheden overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van en Protocol 32 bij de EER-overeenkomst.

c) 

De kosten voor de uitbreiding van de geografische dekking van het Egnos-systeem naar het grondgebied van de EVA-staten worden gedragen door de EVA-staten als deel van de financiële bijdrage tot de activiteiten als bedoeld onder a). Een dergelijke uitbreiding van de dekking geschiedt voor zover technisch uitvoerbaar en zonder de uitbreiding te vertragen van de geografische dekking van het Egnos-systeem op het grondgebied van de EU-lidstaten dat zich geografisch in Europa bevindt.

d) 

Op project-niveau hebben de instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EVA-staten de rechten die worden genoemd in artikel 81, onder d), van de EER-overeenkomst.

e) 

De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, kunnen in aanmerking komen voor subsidie met ingang van de aanvangsdatum van de activiteit in het kader van de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit, mits Besluit nr. 247/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de activiteit.

f) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle comités van de Unie die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), behalve wat betreft stemrecht.

De deelname van de EVA-staten aan comités en deskundigenwerkgroepen van de Unie die de Europese Commissie bijstaan specifiek voor de veiligheidsaspecten van de onder a) genoemde activiteiten, wordt geregeld in het reglement van orde van die comités en werkgroepen.

g) 

Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.

h) 

Wat IJsland betreft, wordt dit lid opgeschort tot het Gemengd Comité van de EER een ander besluit treft.

▼M287

8ab.  
a) 

De EVA-staten nemen deel aan de activiteiten die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:

— 
32011 D 1104: Besluit nr. 1104/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de voorwaarden voor toegang tot de overheidsdienst (publiek gereguleerde dienst) die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma (PB L 287 van 4.11.2011, blz. 1).
b) 

De EVA-staten kunnen PRS-gebruikers worden op voorwaarde dat de in artikel 3, lid 5, onder a) en b), van Besluit 1104/2011/EU bedoelde overeenkomsten zijn gesloten.

c) 

De deelname van de EVA-staten aan de comités en groepen van deskundigen in verband met PRS wordt geregeld in hun respectieve reglement van orde.

d) 

Artikel 10 van Besluit 1104/2011/EU van de Raad is niet van toepassing voor de EVA-staten.

e) 

Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.

f) 

Wat IJsland betreft, wordt dit lid opgeschort tot het Gemengd Comité van de EER een ander besluit treft.

▼M234

8 ter.  
De partijen bij de Overeenkomst bevorderen passende samenwerking tussen de bevoegde organisaties, instellingen en andere organen op hun grondgebied, teneinde de gelijkwaardige deelname van belanghebbenden uit de EVA-staten aan het SESAR-project als van de EU-lidstaten aan te moedigen, met inbegrip van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming SESAR overeenkomstig de basisverordening ( 10 ).

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het comité gemeenschappelijk Europees luchtruim, dat de Commissie bijstaat bij beheer, ontwikkeling en uitvoering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming SESAR, behalve wat betreft stemrecht.

▼M252

8 quater.  
a) 

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2012 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit het volgende EU-besluit:

— 
32010 R 0911: Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 1).
b) 

De EVA-staten dragen financieel bij aan de onder a) bedoelde werkzaamheden overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de EER-overeenkomst en Protocol nr. 32 bij dezelfde Overeenkomst.

c) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle EU-comités die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), met name het GMES-comité, de Beveiligingsraad en het gebruikersforum, behalve wat betreft stemrecht.

d) 

Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.

▼M259 —————

▼M288

8 quinquies.  
a) 

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:

— 
32014 R 0377: Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad van donderdag 3 april 2014 tot instelling van het Copernicus-programma en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 911/2010 (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 44).
b) 

De EVA-staten dragen financieel bij aan de onder a) bedoelde werkzaamheden overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van en Protocol 32 bij de EER-overeenkomst.

c) 

De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de actie in het kader van de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit, mits Besluit nr. 249/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de actie.

d) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle comités van de Unie die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), behalve wat betreft stemrecht.

e) 

Dit lid is niet van toepassing op ►M305  ————— ◄ Liechtenstein.

▼M162

9.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2005 deel aan de communautaire werkzaamheden in het kader van onderstaande begrotingslijn die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2005 is opgenomen:

— 
Begrotingslijn 08 14 01:„Voorbereidende activiteiten voor de versterking van het Europese veiligheidsonderzoek (2005)”.

▼M181

10.  
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2006 deel aan de communautaire werkzaamheden in het kader van onderstaande begrotingslijn die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2006 is opgenomen:
— 
Begrotingslijn 02.04.02:„Voorbereidende activiteiten ter versterking van het Europese veiligheidsonderzoek”.

▼M212

11.  
a) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het Europees Instituut voor innovatie en technologie, („het Instituut”) dat is opgericht bij het volgende communautaire besluit:

— 
32008 R 0294: Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van een Europees Instituut voor innovatie en technologie (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1), ►M269  gewijzigd bij:
— 
32013 R 1292: Verordening (EU) nr. 1292/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 294/2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 174). ◄
►M269   ◄
c) 

Voor het Instituut en zijn personeel zullen de EVA-staten het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toepassen.

d) 

In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de directeur van het Instituut in dienst worden genomen.

e) 

Op grond van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen) van toepassing op dit lid.

f) 

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van deze Overeenkomst, eveneens van toepassing voor alle documenten van het Instituut betreffende de EVA-staten.

▼M299

12.  
a) 

De overeenkomstsluitende partijen streven naar een uitbreiding van de samenwerking in het kader van de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit het volgende communautaire besluit:

— 
32009 R 0723: Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
— 
32013 R 1261: Verordening (EU) nr. 1261/2013 van de Raad van 2 december 2013 (PB L 326 van 6.12.2013, blz. 1).
b) 

Artikel 5, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 723/2009 verwijst naar Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, die niet in de EER-overeenkomst zijn opgenomen. Deze verwijzingen zijn dus enkel relevant bij de toepassing van artikel 5, lid 1, onder d), en doen geen afbreuk aan het toepassingsgebied van de EER-overeenkomst.

c) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle communautaire comités die de Europese Commissie bijstaan bij beheer, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), behalve wat betreft stemrecht.

▼M8

Artikel 2

Informatiediensten en beveiliging van informatiesystemen

1.  
DE EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in ►M83  de leden 5 en 6 ◄ bedoelde communautaire programma's en acties.
2.  
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in ►M83  de leden 5 en 6 ◄ bedoelde programma's en acties.

▼M174

Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst leveren de EVA-Staten in verband met de in lid 7 bedoelde activiteiten een financiële bijdrage aan de begrotingslijnen 09 03 04 en 09 01 04 03 (trans-Europese telecommunicatie-netwerken) en aan latere overeenkomstige begrotingslijnen.

▼M8

3.  
►M174  De EVA-staten nemen vanaf de start van de samenwerking in het kader van de in de leden 5, 6 en 7 bedoelde programma’s en activiteiten, volledig deel aan de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschap in het beheer, de ontwikkeling en de uitvoering van het programma bijstaan. ◄
4.  
Voor de evaluatie en ingrijpende herzieningen van activiteiten van de programma's op het gebied van informatiediensten geldt de in artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst bedoelde procedure.
5.  

Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten en de daarvan afgeleide besluiten:

— 
389 D 0286: Beschikking 89/286/EEG van de Raad van 17 april 1989 betreffende de tenuitvoerlegging op communautair niveau van de hoofdfase van het strategische programma voor innovatie en overdracht van technologie (1989-1994) (programma Sprint) (PB nr. L 112 van 25.4.1989, blz. 12), zoals gewijzigd bij:
— 
394 D 0005: Beschikking 94/5/EG van de Raad van 20 december 1993 (PB nr. L 6 van 8.1.1994, blz. 25);
— 
391 D 0691: Besluit 91/691/EEG van de Raad van 12 december 1991 tot vaststelling van een programma voor een interne markt voor informatiediensten (PB nr. L 377 van 31.12.1991, blz. 41);
— 
392 D 0242: Besluit 92/242/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de beveiliging van informatiesystemen (PB nr. L 123 van 8.5.1992, blz. 19);

▼M23

— 
396 D 0339: Beschikking 96/339/EG van de Raad van 20 mei 1996 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap ter bevordering van de ontwikkeling van een Europese multimedia-inhoudindustrie en ter aanmoediging van het gebruik van multimedia-inhoud in de opkomende informatiemaatschappij (INFO 2000) (PB nr. L 129 van 30.5.1996, blz. 24);

▼M33

— 
396 D 0664: Beschikking 96/664/EG van de Raad van 21 november 1996 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de taalverscheidenheid in de Gemeenschap in de informatiemaatschappij (PB L 306 van 28.11.1996, blz. 40);

▼M71

— 
398 D 0253: Beschikking 98/253/EG van de Raad van 30 maart 1998 tot aanneming van een communautair meerjarenprogramma om de totstandbrenging van de informatiemaatschappij in Europa te stimuleren (Informatiemaatschappij) (PB L 107 van 7.4.1998, blz. 10);

▼M81

— 
399 D 0276: Beschikking nr. 276/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van Internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken (PB L 33 van 6.2.1999, blz. 1); ►M138  zoals gewijzigd bij:
— 
32003 D 1151: Beschikking nr. 1151/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 (PB L 162 van 1.7.2003, blz. 1) ◄

▼M146

— 
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12);

▼M103

— 
32001 D 0048: Beschikking 2001/48/EG van de Raad van 22 december 2000 tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij (PB L 14 van 18.1.2001, blz. 32);

▼M143

— 
32003 D 2256: Beschikking nr. 2256/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 (PB L 336 van 23.12.2003, blz. 1); ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12);
 ◄

▼M178

— 
32005 D 2113: Beschikking nr. 2113/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 34);

▼M171

— 
32005 D 0456: Besluit nr. 456/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap ter verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 1);

▼M173

— 
32005 D 0854: Besluit nr. 854/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter bevordering van een veiliger gebruik van het internet en nieuwe on line-technologieën (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 1);

▼M218

— 
32008 D 1351: Besluit nr. 1351/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 118);

▼M279

— 
32013 R 1316: Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).
De deelname van de EVA-staten beperkt zich tot de telecommunicatiesector van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen.
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma;

▼M285

— 
32014 R 0283: Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1336/97/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 14).

▼M83

6.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2000 deel aan de communautaire acties welke verband houden met de volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2000 opgenomen begrotingslijn:

— 
B5-3 3 4: Promotie van de Europese digitale inhoud op mondiale netwerken.

▼M174

7.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2006 deel aan de activiteiten die voortvloeien uit de volgende besluiten, voor zoverre deze betrekking hebben op projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese telecommunicatienetwerken:

— 
395 R 2236: Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1), gewijzigd bij:
— 
399 R 1655: Verordening (EG) nr. 1655/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 1999 (PB L 197 van 29.7.1999, blz. 1),
— 
32004 R 0788: Verordening (EG) nr. 788/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 17),
— 
32004 R 0807: Verordening (EG) nr. 807/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 46),
— 
32005 R 1159: Verordening (EG) nr. 1159/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 16);
— 
397 D 1336: Beschikking nr. 1336/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende een geheel van richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken (PB L 183 van 11.7.1997, blz. 12), gewijzigd bij:
— 
32002 D 1376: Besluit nr. 1376/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 (PB L 200 van 30.7.2002, blz. 1).

▼B

Artikel 3

Milieu

1.  

In het kader van de activiteiten van de Gemeenschap wordt de samenwerking op milieugebied versterkt, met name op de volgende gebieden:

▼M98

— 
milieubeleid en -actieprogramma's, vooral in het kader van de uit de volgende communautaire besluiten voortvloeiende activiteiten:
— 
493 Y 0517: Resolutie van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 1 februari 1993 betreffende een beleidsplan en actieprogramma van de Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling (PB C 138 van 17.5.1993, blz. 1);
— 
397 D 0150: Besluit 97/150/EG van de Commissie van 24 februari 1997 houdende de instelling van een Europees raadgevend forum voor milieu en duurzame ontwikkeling (PB L 58 van 27.2.1997, blz. 48);

▼M111

— 
32001 D 0704: Besluit 2001/704/EG van de Commissie van 26 september 2001 tot intrekking van Besluit 97/150/EG houdende instelling van het Europees raadgevend forum voor milieu en duurzame ontwikkeling (PB L 258 van 27.9.2001, blz. 20);

▼M100

— 
398 D 2179: Besluit nr. 2179/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 betreffende de herziening van het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap inzake het milieu en duurzame ontwikkeling „Op weg naar duurzame ontwikkeling” (PB L 275 van 10.10.1998, blz. 1);

▼B

— 
integratie van milieubeschermingseisen bij ander beleid;
— 
economische en fiscale instrumenten;
— 
milieukwesties met grensoverschrijdende consequenties;
— 
belangrijke kwesties van regionaal en wereldbelang die door internationale organisaties worden besproken.

De samenwerking omvat onder meer regelmatige bijeenkomsten.

▼M10

2.  
►M253  a) 

De EVA-staten nemen volledig deel aan de werkzaamheden van het Europees Milieuagentschap, hierna het „Agentschap” genoemd, en van het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk, die bij Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk ( 11 ) zijn opgericht.

b) 

De EVA-staten dragen financieel aan de onder a) bedoelde werkzaamheden bij, overeenkomstig artikel 82, lid 1, van de Overeenkomst en Protocol nr. 32 bij dezelfde Overeenkomst.

c) 

De EVA-staten nemen als gevolg van b) volledig deel, zonder stemrecht, aan de werkzaamheden van de raad van bestuur van het Agentschap en worden geassocieerd met de werkzaamheden van het wetenschappelijk comité van het Agentschap.

d) 

De term „lidsta(a)t(en)” en andere termen die verwijzen naar hun overheidsorganen in de artikelen 4 en 5 van de verordening omvatten, naast hun betekenis in de verordening, ook de EVA-staten en hun overheidsorganen.

e) 

De milieugegevens die het Agentschap ontvangt of meedeelt, kunnen openbaar worden gemaakt en zijn toegankelijk voor het publiek, op voorwaarde dat vertrouwelijke informatie binnen de EVA-staten dezelfde graad van bescherming krijgt als binnen de Gemeenschap.

f) 

Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.

g) 

De EVA-staten passen op het Agentschap het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toe.

h) 

In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de directeur van het Agentschap in dienst worden genomen.

i) 

Op grond van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen) van toepassing op dit lid.

j) 

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 401/2009, eveneens van toepassing voor alle documenten van het Agentschap betreffende de EVA-staten. ◄

▼B

3.  
In gevallen waarin het Gemengd Comité van de EER heeft besloten dat de samenwerking de vorm krijgt van parallelle wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen met een identieke of soortgelijke inhoud, zijn de in artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst bedoelde procedures vervolgens van toepassing op de voorbereiding van dergelijke wetgeving op het gebied in kwestie.

▼M101

4.  
►M112  De EVA-staten nemen deel aan de in lid 7 bedoelde communautaire acties. ◄
5.  
Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de overeenkomst dragen de EVA-staten financieel bij aan de in lid 7 vermelde communautaire ►M112  acties ◄ .
6.  
De EVA-staten worden volledig betrokken bij de werkzaamheden van de ►M112  organen ◄ welke de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij het beheer, de nadere uitwerking en de tenuitvoerlegging van de in lid 7 vermelde communautaire ►M112  acties ◄ bijstaan.
7.  

►M112  Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten evenals de daarvan afgeleide besluiten:

a) 

Communautaire besluiten welke in werking treden per 1 januari 2001: ◄

— 
32000 D 2850: Beschikking nr. 2850/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2000 houdende instelling van een communautair kader voor samenwerking op het gebied van door ongevallen veroorzaakte of opzettelijke verontreiniging van de zee (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).
 ◄

▼M112

b) 

Communautaire besluiten welke in werking treden per 1 januari 2002:

— 
32001 D 1411: Besluit nr. 1411/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende een communautair samenwerkingskader ter bevordering van duurzame stadsontwikkeling (PB L 191 van 13.7.2001, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
 ◄

▼M195 —————

▼M172

d) 

Communautaire besluiten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2005:

— 
32002 D 1600: Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

▼B

Artikel 4

▼M253

Onderwijs, opleiding, jeugdzaken en sport

▼B

1.  
Vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst nemen de EVA-Staten deel aan het communautair programma „Jeugd voor Europa”, zulks overeenkomstig Deel VI.
2.  
In overeenstemming met Deel VI nemen de EVA-Staten vanaf 1 januari 1995 deel aan alle programma's van de Europese Gemeenschap op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugdzaken die op dat moment lopen of zijn goedgekeurd. De planning en ontwikkeling van programma's van de Europese Gemeenschap op dit gebied is vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst onderworpen aan de procedures van Deel VI, en met name van artikel 79, lid 3.

▼M36

2 bis.  
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 1997 deel aan de communautaire acties waarop post B3-1011 („Europese vrijwilligersdienst”) van de begroting van de Gemeenschap voor het jaar 1997 betrekking heeft.

▼M56

2 ter.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 augustus 1998 deel aan het volgende communautaire programma:

398 D 1686: Besluit nr. 1686/98/EG van het Europese Parlement en de Raad van 20 juli 1998 tot vaststelling van een communautair actieprogramma betreffende een Europese vrijwilligersdienst voor jongeren (PB L 214 van 31.7.1998, blz. 1).

▼M93

2c.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2000 deel aan ►M51  de volgende communautaire programma's ◄ :

— 
399 D 0382: Besluit 1999/382/EG van de Raad van 26 april 1999 tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma inzake beroepsopleiding „Leonardo da Vinci” (PB L 146 van 11.6.1999, blz. 33), ►M168  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 R 0885: Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).
 ◄

▼M51

— 
399 D 0051: Beschikking 1999/51/EG van de Raad van 21 december 1998 inzake de bevordering van Europese trajecten in alternerende beroepsopleidingen, waaronder begrepen het leerlingwezen (PB L 17 van 22.1.1999, blz. 45).

▼M53

— 
32000 D 0253: Besluit nr. 253/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied „Socrates” (PB L 28 van 3.2.2000, blz. 1) , ►M128  zoals gewijzigd bij:
— 
32003 D 0451: Besluit nr. 451/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 (PB L 69 van 13.3.2003, blz. 6) ◄

▼M146

— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7)

▼M168

— 
32004 R 0885: Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

▼M67

— 
32000 D 1031: Besluit nr. 1031/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2000 tot vaststelling van het communautaire actieprogramma „Jeugd” (PB L 117 van 18.5.2000, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7)
 ◄

▼M168

— 
32004 R 0885: Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

▼M63

2d.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 jannuari 2000 deel aan de communautaire acties in verband met de volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2000 opgenomen begrotingslijn:

— 
B3-1 0 0 3: Voorbereidende maatregelen voor het Europees jaar van de talen 2001.

▼M91

2e.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2001 deel aan het volgende programma:

— 
32000 D 1934: Besluit nr. 1934/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot instelling van het Europees Jaar van de talen 2001 (PB L 232 van 14.9.2000, blz. 1).

▼M125

2f.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2001 deel aan de communautaire acties welke betrekking hebben op volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor de begrotingsjaren 2001, 2002 en 2003 opgenomen begrotingslijnen:

— 
B3-1 0 0 0A: Voorbereidende acties inzake samenwerking op het gebied van onderwijs en jeugdbeleid — Uitgaven voor administratief beheer;
— 
B3-1 0 0 0: Voorbereidende acties inzake samenwerking op het gebied van onderwijs en jeugdbeleid.

▼M126

2g.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2003 deel aan de actie in het kader van:

— 
32003 D 0291: Besluit nr. 291/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 februari 2003 tot instelling van het Europees Jaar van opvoeding door sport 2004 (PB L 43 van 18.2.2003, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7)
 ◄

▼M168

— 
32004 R 0885: Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

▼M140

2h.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2004 deel aan het volgende programma:

— 
32003 D 2317: Besluit nr. 2317/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008) (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 1).

▼M141

2i.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2004 deel aan het volgende programma:

— 
32003 D 2318: Beschikking nr. 2318/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma) (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 9).

▼M147

2j.  

De EVA‐staten nemen, met ingang van 1 januari 2004, deel aan de communautaire acties met betrekking tot de volgende begrotingslijn van de algemene begroting van de Europese Unie voor begrotingsjaar 2004:

— 
Begrotingsartikel 15.07.03:„Proefprojecten voor de participatie van jongeren”.

▼M158

2k.  

De EVA-staten zullen met ingang van 1 januari 2005 deelnemen aan de volgende ►M157   ►C1  programma's ◄  ◄ :

— 
32004 D 0790: Besluit nr. 790/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 24)

▼C1

— 
32004 D 0791: Besluit nr. 791/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 31).
Het besluit wordt voor de toepassing van deze Overeenkomst als volgt aangepast:
De EVA-staten zullen deelnemen aan de acties 2, 3A, 3B en 3C van het programma

▼M166

— 
32004 D 2241: Beschikking nr. 2241/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende een enkel communautair kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass) (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 6).

▼M189

2l.  

De EVA-staten nemen, met ingang van 1 januari 2007 deel aan de volgende programma's:

— 
32006 D 1719: Besluit nr. 1719/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van het programma Jeugd in actie voor de periode 2007-2013 (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30),
— 
32006 D 1720: Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45).

▼M221

2m.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2009 deel aan de acties 1 en 3 van het volgende programma:

— 
32008 D 1298: Besluit nr. 1298/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot invoering van het actieprogramma Erasmus Mundus 2009-2013 voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (PB L 340 van 19.12.2008, blz. 83).

▼M270

2n.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2014 deel aan het volgende programma:

— 
32013 R 1288: Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van „Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50).

▼M36

3.  
►M270  Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de overeenkomst leveren de EVA-staten een financiële bijdrage aan de in de leden 1, 2, 2a, 2b, 2c, 2d, 2e, 2f, 2g, 2h, 2i, 2j, 2k, 2l, 2m en 2n vermelde programma's en acties. ◄

▼B

4.  
Zodra hun medewerking aan de programma's, waaraan zij overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), financieel bijdragen, een aanvang neemt, nemen de EVA-Staten ten volle deel aan alle EG-Comités die de EG-Commissie bijstaan bij het beheer of de ontwikkeling van deze programma's.
5.  
►M8  De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de verschillende werkzaamheden van de Gemeenschap, waaronder Eurydice en Arion, waarbij informatie wordt uitgewisseld, in voorkomend geval met inbegrip van contacten en vergaderingen van deskundigen, seminars en conferenties. ◄ Via het Gemengd Comité van de EER of anderszins nemen de overeenkomstsluitende partijen voorts alle andere initiatieven die in dit opzicht passend lijken.
6.  
De overeenkomstsluitende partijen moedigen passende samenwerking tussen de bevoegde organisaties, instellingen en andere organen op hun respectieve gebieden aan als dit een bijdrage levert aan de versteviging en de verbreding van de samenwerking. Dit geldt met name voor terreinen waarop het Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding (CEDEFOP) ( 12 ) werkzaam is.

▼M110

7.  

De overeenkomstsluitende partijen streven naar een uitbreiding van de samenwerking in het kader van de communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit:

— 
398 H 0561: Aanbeveling 98/561/EG van de Raad van 24 september 1998 betreffende Europese samenwerking ter waarborging van de kwaliteit in het hoger onderwijs (PB L 270 van 7.10.1998, blz. 56)
— 
32001 H 0166: Aanbeveling 2001/166/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2001 betreffende Europese samenwerking inzake kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs (PB L 60 van 1.3.2001, blz. 51),

▼M204

— 
32006 H 0961: Aanbeveling 2006/961/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees Handvest voor kwaliteit bij mobiliteit (PB L 394 van 30.12.2006, blz. 5),
— 
32006 H 0962: Aanbeveling 2006/962/EC van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10).

▼M216

8.  

De partijen bij de Overeenkomst streven naar uitbreiding van de samenwerking in het kader van de volgende communautaire besluiten:

— 
32008 H 0506(01): Aanbeveling 2008/C 111/01 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1),

▼M231

— 
32008 H 1213: Aanbeveling 2008/C 319/03 van de Raad van 20 november 2008 over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie (PB C 319 van 13.12.2008, blz. 8),

▼M232

— 
32009 H 0708(01): Aanbeveling 2009/C 155/01 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (PB C 155 van 8.7.2009, blz. 1),
— 
32009 H 0708(02): Aanbeveling 2009/C 155/02 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de invoering van het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) (PB C 155 van 8.7.2009, blz. 11),

▼M284

— 
32012 H 1222(01): Aanbeveling 2012/C 398/01 van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1).

▼B

Artikel 5

Sociaal beleid

1.  
Op het gebied van het sociaal beleid houdt de in artikel 79, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde dialoog onder meer vergaderingen in, met inbegrip van contacten tussen deskundigen, het onderzoek van kwesties van onderling belang op specifieke gebieden, de uitwisseling van informatie over activiteiten van de overeenkomstsluitende partijen, het opmaken van de balans van de samenwerking en gemeenschappelijke activiteiten zoals seminars en conferenties,
2.  

De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar de versteviging van samenwerking in het kader van communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit de volgende communautaire besluiten:

— 
388 Y 0203: Resolutie van de Raad van 21 december 1987 betreffende de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op de arbeidsplaats (PB nr. C 28 van 3.2.1988, blz. 3).
— 
391 Y 0531: Resolutie van de Raad van 21 mei 1991 betreffende het derde communautaire actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen (1991-1995) (PB nr. C 142 van 31.5.1991, blz. 1).

▼M22

— 
395 D 0593: Besluit 95/593/EG van de Raad van 22 december 1995 betreffende een communautair actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen (1996-2000) (PB nr. L 335 van 30.12.1995, blz. 37).
De EVA-staten nemen aan bedoeld communautair actieprogramma deel in overeenstemming met de bepalingen opgenomen in aanhangsel 2 bij genoemd protocol.

▼B

— 
390 Y 627(06): Resolutie van de Raad van 29 mei 1990 betreffende maatregelen voor bijstand aan langdurig werklozen (PB nr. C 157 van 27.6.1990, blz. 4).
— 
386 X 0379: Aanbeveling 86/379/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de werkgelegenheid voor gehandicapten in de Gemeenschap (PB nr. L 225 van 12.8.1986, blz. 43).
— 
389 D 0457: Besluit 89/457/EEG van de Raad van 18 juli 1989 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op middellange termijn betreffende de economische en maatschappelijke integratie van groepen economisch en sociaal kansarmen (PB nr, L 224 van 2.8.1989, blz. 10),
3.  
De EVA-Staten nemen vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst deel aan de communautaire acties ten behoeve van ouderen ( 13 ).

De EVA-Staten leveren overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder b), van de Overeenkomst een financiële bijdrage.

De EVA-Staten nemen ten volle deel aan de EG-Comités die de EG-Commissie bijstaan bij het beheer of de ontwikkeling van het programma, met uitzondering van kwesties die de verdeling van geldmiddelen van de EG tussen haar Lid-Staten betreffen.

▼M13

4.  
De EVA-Staten nemen in 1995 deel aan de communautaire acties ten behoeve van gehandicapten in overeenstemming met het werkprogramma dat is opgenomen in aanhangsel 1 bij dit Protocol. De financiële bijdrage van de EVA-Staten tijdens deze periode is in overeenstemming met het deel „Budgettaire aspecten” van dat werkprogramma.

▼M251

5.  
De EVA-staten nemen deel aan de communautaire programma’s en acties bedoeld in lid 8, eerste en tweede streepje, met ingang van 1 januari 1996, aan het programma bedoeld in lid 8, derde streepje, met ingang van 1 januari 2000, aan het programma bedoeld in lid 8, vierde streepje, met ingang van 1 januari 2001, aan de programma’s bedoeld in lid 8, vijfde en zesde streepje, met ingang van 1 januari 2002, aan de programma’s bedoeld in lid 8, zevende en achtste streepje, met ingang van 1 januari 2004, aan de programma’s bedoeld in lid 8, negende, tiende en elfde streepje, met ingang van 1 januari 2007 ►M254  , aan het programma bedoeld in lid 8, twaalfde streepje, met ingang van 1 januari 2009 ►M275  , en aan de maatregelen die gefinancierd worden uit de in lid 12 bedoelde begrotingsonderdelen voor de begrotingsjaren 2012 en 2013, met ingang van 1 januari 2012, alsook aan de maatregelen die gefinancierd worden uit de in lid 13 bedoelde begrotingsonderdelen voor ►M306  de financiële jaren 2014 ►M314  , 2015 en 2016 ◄  ◄ , met ingang van 1 januari 2014 ◄  ◄ en aan het programma bedoeld in lid 8, dertiende streepje, met ingang van 1 januari 2012 ►M280  , in het programma bedoeld in het veertiende streepje, met ingang van 1 januari 2014. ◄

▼M13

6.  
Met ingang van die datum dragen de EVA-Staten overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in ►M275  leden 8, 12 en 13 ◄ bedoelde programma’s en acties.
7.  
Vanaf de aanvang van de samenwerking in de in ►M275  leden 8, 12 en 13 ◄ bedoelde programma’s en acties, nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de raadgevende comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze programma’s en acties.
8.  

De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit de volgende communautaire besluiten:

— 
393 D 0136: Besluit 93/136/EEG van de Raad van 25 februari 1993 tot vaststelling van een derde communautair actieprogramma ten behoeve van gehandicapten (Helios II 1993-1996) (PB nr. L 56 van 9.3.1993, blz. 30).
— 
394 D 0782: Besluit 94/782/EG van de Raad van 6 december 1994 betreffende de voortzetting van het Handynet-systeem in het kader van de tot nog toe ondernomen activiteiten betreffende de eerste module „Technische hulpmiddelen” (PB nr. L 316 van 9.12.1994, blz. 42).

▼M54

— 
32000 D 0293: Besluit nr. 293/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma Daphne) (2000-2003) betreffende preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (PB L 34 van 9.2.2000, blz. 1).

▼M104

— 
32001 D 0051: Beschikking 2001/51/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005) (PB L 17 van 19.1.2001, blz. 22), ►M175  zoals gewijzigd bij:
— 
32005 D 1554: Beschikking nr. 1554/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 9).
 ◄

▼M114

— 
32001 D 0903: Besluit 2001/903/EG van de Raad van 3 december 2001 betreffende het Europees Jaar van personen met een handicap 2003 (PB L 335 van 19.12.2001, blz. 15).

▼M115

— 
32002 D 0050: Besluit nr. 50/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 2001 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
 ◄

▼M132

— 
32000 D 0750: Besluit 2000/750/EG van de Raad van 27 november 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie (2001-2006) (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 23).

▼M152

— 
32004 D 0803: Besluit nr. 803/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (2004-2008) ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen (DAPHNE II-programma) (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 1).

▼M183

— 
32006 D 0771: Besluit nr. 771/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) — Naar een rechtvaardige samenleving (PB L 146 van 31.5.2006, blz. 1).

▼M190

— 
32006 D 1672: Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress (PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1), gerectificeerd in PB L 65 van 3.3.2007, blz. 12.

▼M200

— 
32007 D 0779: Besluit nr. 779/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van een specifiek programma ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen voor de periode 2007-2013 (het Daphne III-programma) als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie (PB L 173 van 3.7.2007, blz. 19).

▼M222

— 
32008 D 1098: Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (PB L 298 van 7.11.2008, blz. 20).

▼M251

— 
32011 D 0940: Besluit nr. 940/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2011 betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012) (PB L 246 van 23.9.2011, blz. 5).

▼M280

— 
32013 R 1381: Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma „Rechten, gelijkheid en burgerschap” voor de periode 2014-2020 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 62).
Liechtenstein neemt alleen deel aan de activiteiten in het kader van de begrotingsonderdelen 33 01 04 01 — Ondersteunende uitgaven voor rechten en burgerschap en 33 02 02 — Bestrijding van discriminatie en bevordering van gelijkheid.
Noorwegen wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.

▼B

►M13  9. ◄   
Het Gemengd Comité van de EER geeft de nodige beschikkingen om de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij toekomstige programma's en activiteiten van de Europese Gemeenschap op sociaal gebied te vergemakkelijken.
►M13  10. ◄   
De overeenkomstsluitende partijen moedigen passende samenwerking tussen de bevoegde organisaties, instellingen en andere organen op hun respectieve grondgebieden aan wanneer dit een bijdrage levert aan de versteviging en verbreding van de samenwerking. Dit geldt met name voor terreinen waarop de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden ( 14 ) werkzaam is.

▼M230

11.  
a) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk („het Agentschap”), dat is opgericht bij het volgende communautaire besluit:

— 
31994 R 2062: Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1), gewijzigd bij:
— 
31995 R 1643: Verordening (EG) nr. 1643/95 van de Raad van 29 juni 1995 (PB L 156 van 7.7.1995, blz. 1),
— 
32003 R 1654: Verordening (EG) nr. 1654/2003 van de Raad van 18 juni 2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 38),
— 
32005 R 1112: Verordening (EG) nr. 1112/2005 van de Raad van 24 juni 2005 (PB L 184 van 15.7.2005, blz. 5).
b) 

De EVA-staten dragen financieel aan de onder a) bedoelde werkzaamheden bij, overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst en Protocol 32 bij dezelfde Overeenkomst.

c) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en hebben binnen deze raad dezelfde rechten en plichten als de EU-lidstaten, met uitzondering van stemrecht.

d) 

De EVA-staten stellen binnen zes maanden na de inwerkingtreding van Besluit nr. 160/2009 van 4 december 2009 van het Gemengd Comité van de EER het Agentschap in kennis van de voornaamste componenten van hun nationale informatienetwerken inzake de gezondheid en de veiligheid op het werk, als vastgesteld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2062/94, met de wijzigingen daarop.

e) 

De EVA-staten dragen er in het bijzonder zorg voor om binnen de onder d) vastgelegde periode de instellingen aan te wijzen voor het coördineren en/of het doorsturen naar het Agentschap van de op nationaal niveau bijeengebrachte informatie.

f) 

De EVA-staten stellen het Agentschap tevens in kennis van de naam van de op hun nationaal grondgebied gevestigde instellingen die met het Agentschap kunnen samenwerken met betrekking tot een aantal onderwerpen die van bijzonder belang zijn en die derhalve zouden kunnen fungeren als thematisch centrum van het netwerk.

g) 

Binnen drie maanden na de ontvangst van de onder d), e) en f) bedoelde informatie evalueert de raad van bestuur de voornaamste bestanddelen van het netwerk teneinde rekening te houden met de deelname van de EVA-staten.

h) 

Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.

i) 

Voor het Agentschap en zijn personeel zullen de EVA-staten het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toepassen.

j) 

In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad ( 15 ) kunnen onderdanen van de EVA-staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de uitvoerend directeur van het Agentschap in dienst worden genomen.

k) 

Op grond van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen) van toepassing op dit lid.

l) 

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ( 16 ) is, voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2062/94, eveneens van toepassing voor alle documenten van het Agentschap betreffende de EVA-staten.

▼M254

12.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2012 deel aan de maatregelen die gefinancierd worden uit de volgende begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie voor ►M261  de begrotingsjaren 2012 en 2013 ◄ zijn opgenomen:

— 
begrotingsonderdeel 04 01 04 08: „Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen — Uitgaven voor administratief beheer”,
— 
begrotingsonderdeel 04 03 05: „Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen”.

▼M275

13.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan de maatregelen die gefinancierd worden uit de volgende begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie voor ►M306  de financiële jaren 2014 ►M314  , 2015 en 2016 ◄  ◄ zijn opgenomen:

— 
Begrotingsonderdeel 04 03 01 03: „Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit niet-lidstaten”.

▼B

Artikel 6

Consumentenbescherming

1.  
Op het gebied van de consumentenbescherming trachten de overeenkomstsluitende partijen de onderlinge dialoog op alle passende manieren te versterken, om na te gaan op welke gebieden en bij welke werkzaamheden nauwere samenwerking zou kunnen bijdragen tot het bereiken van hun doelstellingen.
2.  

De overeenkomstsluitende partijen streven naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende communautaire besluiten, met name door te zorgen voor invloed en deelneming van de consument:

▼M8

— 
392 Y 0723: Resolutie van de Raad van 13 juli 1992 betreffende toekomstige prioriteiten voor de ontwikkeling van het beleid inzake consumentenbescherming (PB nr. C 186 van 23.7.1992, blz. 1)
— 
593 DC 0378: Tweede driejarenplan van de Commissie 1993-1995

▼B

— 
388 Y 1117(01): Resolutie van de Raad van 4 november 1988 over de verbetering van de deelneming van de consument aan de normalisatie (PB nr. C 293 van 17.11.1988, blz. 1).

▼M94

3.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2000 deel aan de communautaire activiteiten die voortvloeien uit volgend besluit en de daarvan afgeleide besluiten:

— 
399 D 0283: Besluit nr. 283/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 januari 1999 tot vaststelling van een algemeen kader voor communautaire activiteiten ten behoeve van de consumenten (PB L 34 van 9.2.1999, blz. 1).

▼M145

De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2004 deel aan de communautaire activiteiten die voortvloeien uit volgend besluit en de daarvan afgeleide besluiten:

— 
32004 D 0020: Besluit nr. 20/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 december 2003 tot vaststelling van een algemeen kader voor de financiering van communautaire acties ter ondersteuning van het consumentenbeleid in de periode 2004-2007 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).
 ◄

▼M191

3 bis.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2007 deel aan het volgende programma:

— 
32006 D 1926: Besluit nr. 1926/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid (2007-2013), PB L 404 van 30.12.2006, blz. 39.

▼M290

3 ter.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan het volgende programma:

— 
32014 R 0254: Verordening (EU) nr. 254/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot vaststelling van een meerjarig consumentenprogramma voor de jaren 2014-2020 en tot intrekking van Besluit nr. 1926/2006/EG (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 42).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, kunnen in aanmerking komen voor subsidie met ingang van de aanvangsdatum van de activiteit in het kader van de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit, mits Besluit nr. 251/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de activiteit.
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.

▼M94

4.  
►M290  Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de EER-overeenkomst dragen de EVA-staten financieel bij aan de in de leden 3, 3 bis en 3 ter bedoelde activiteiten. ◄
5.  
►M290  De EVA-staten worden van bij de aanvang van de samenwerking betreffende de in de leden 3, 3 bis en 3 ter bedoelde activiteiten volledig betrokken, evenwel zonder stemrecht, bij de werkzaamheden van de comités en andere organen welke de Commissie bij het beheer of de nadere uitwerking van deze activiteiten bijstaan. ◄

▼B

Artikel 7

▼M106

Ondernemingen, ondernemerschap, en midden- en kleinbedrijf

▼B

1.  

Samenwerking op het gebied van kleine en middel grote ondernemingen wordt met name bevorderd in het kader van acties van de Europese Gemeenschap:

— 
ten einde buitensporige administratieve, financiële en wettelijke beperkingen voor het bedrijfsleven uit de weg te ruimen;
— 
ten einde ondernemingen, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, informatie te verschaffen over en bijstand te verlenen bij beleidsmaatregelen en programma's die voor hen van belang kunnen zijn;
— 
ten einde samenwerking en partnerschap tussen ondernemingen, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, uit verschillende regio's van de Europese Economische Ruimte aan te moedigen.

▼M8

2.  
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in lid 5 bedoelde communautaire programma's en acties.
3.  
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in ►M315  dit artikel ◄ bedoelde programma's en acties.
4.  
Vanaf de aanvang van de samenwerking in het kader van de in ►M315  dit artikel ◄ bedoelde programma's en acties nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de EG-Comités die de Commissie van de EG bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze programma's en acties.
5.  

De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende communautaire besluiten:

— 
393 D 0379: Besluit 93/379/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende een meerjarenprogramma van communautaire acties ter versterking van de prioritaire krachtlijnen en ter verzekering van de continuïteit en de consolidatie van het beleid ten aanzien van de ondernemingen, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf, in de Gemeenschap (PB nr. L 161 van 2.7.1993, blz. 68);

▼M34

— 
397 D 0015: Besluit 97/15/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende een derde meerjarenprogramma voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) in de Europese Unie (1997-2000) (PB L 6 van 10.1.1997, blz. 25);

▼M8

— 
389 Y 1007(01): Resolutie van de Raad van 26 september 1989 betreffende de ontwikkeling van de toelevering in de Gemeenschap (PB nr. C 254 van 7.10.1989, blz. 1);
— 
390 X 0246: Aanbeveling van de Raad van 28 mei 1990 betreffende de tenuitvoerlegging van een beleid van administratieve vereenvoudiging voor het midden- en kleinbedrijf in de Lid-Staten (PB nr. L 141 van 2.6.1990, blz. 55);
— 
393 Y 1203(01): Resolutie van de Raad van 22 november 1993 betreffende de versterking van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, met name het midden- en kleinbedrijf en de ambachtelijke sector, en de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Gemeenschap (PB nr. C 326 van 3.12.1993, blz. 1);

▼M74

— 
398 D 0347: Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) — Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (PB L 155 van 29.5.1998, blz. 43), voorzover het gaat om in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen activiteiten welke betrekking hebben op begrotingslijn B5-5 1 1 (Europese Joint Ventures);

▼M106

— 
32000 D 0819: Beschikking 2000/819/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001-2005) (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 84) ►M135  , zoals gewijzigd bij:
— 
Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003; ◄

▼M163

— 
32004 D 0593: Beschikking nr. 593/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 juli 2004 (PB L 268 van 16.8.2004, blz. 3);

▼M176

— 
32005 D 1776: Besluit nr. 1776/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 (PB L 289 van 3.11.2005, blz. 14);

▼M192

— 
32006 D 1639: Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15);

▼M276

— 
32013 R 1287: Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33).
Liechtenstein en Noorwegen worden vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.

▼M148

6.  

De EVA-staten nemen, met ingang van 1 januari 2004, deel aan de communautaire acties met betrekking tot de volgende begrotingslijnen in de algemene begroting van de Europese Unie voor de begrotings ►M264  begrotingsjaren 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 ◄ :

— 
Begrotingslijn 12.01.04.01:„Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt — Uitgaven voor administratief beheer”,
— 
Begrotingslijn 12.02.01:„Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt”.

▼M179

7.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2006 deel aan de communautaire werkzaamheden in het kader van onderstaande begrotingslijn die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar ►M264  begrotingsjaren 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 ◄ is opgenomen:

▼M213

— 
Begrotingslijn 02.03.01: „Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op de gebieden van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie”.

▼M213

8.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2008 deel aan de communautaire werkzaamheden in het kader van onderstaande begrotingslijn die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar ►M264  begrotingsjaren 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 ◄ is opgenomen:

— 
Begrotingslijn 02.01.04.01: „Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op de gebieden van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie — Uitgaven voor administratief beheer”.

▼M289

9.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2014 deel aan de Unieacties in het kader van onderstaande begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2014 zijn opgenomen:

— 
Begrotingslijn 02.03.01: „Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op de gebieden van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie”,
— 
Begrotingslijn 12.02.01: „Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt”.

De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, komen in aanmerking voor subsidie onder dezelfde voorwaarden als de kosten die worden gemaakt door in de EU-lidstaten gevestigde entiteiten, mits Besluit nr. 250/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de actie.

▼M308

10.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2015 deel aan de Unieacties in het kader van onderstaande begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2015 zijn opgenomen:

— 
Begrotingsonderdeel 02 03 01: „Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op het gebied van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie”;
— 
Begrotingsonderdeel 12 02 01: „Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt”.

▼M315

12.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de Unieacties in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor ►M321  de boekjaren 2016 en 2017 ◄ is opgenomen:

— 
Begrotingsonderdeel 12 02 01: „Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten”.

▼M316

12.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de Unieacties in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2016 is opgenomen:

— 
Begrotingsonderdeel 02 03 01: „Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten”.

▼M317

13.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de Unieacties in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor ►M322  de boekjaren 2016 en 2017 ◄ :

— 
Begrotingsonderdeel 33 02 03 01: „Vennootschapsrecht”.

▼M8

Artikel 8

Toerisme

1.  
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in lid 4 bedoelde communautaire programma's en acties.
2.  
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in lid 4 bedoelde programma's en acties.
3.  
Vanaf de aanvang van de samenwerking in het kader van de in lid 4 bedoelde programma's en acties nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de EG-Comités die de Commissie van de EG bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze programma's en acties.
4.  

De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit het volgende communautair besluit:

— 
392 D 0421: Besluit 92/421/EEG van de Raad van 13 juli 1992 betreffende een actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van toerisme (PB nr. L 231 van 13.8.1992, blz. 26).

Artikel 9

Audiovisuele sector

1.  
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in lid 4 bedoelde communautaire programma's en acties.
2.  
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten voor de in lid 4 bedoelde programma's en acties.
3.  
Vanaf de aanvang van de samenwerking in het kader van de in lid 4 bedoelde programma's en acties nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de EG-Comités die de Commissie van de EG bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze programma's en acties.
4.  

De overeenkomstsluitende partijen streven met name naar hechtere samenwerking in het kader van communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit ►M20  de volgende communautaire besluiten ◄ :

— 
390 D 0685: Besluit 90/685/EEG van de Raad van 21 december 1990 betreffende de tenuitvoerlegging van een actieprogramma ter bevordering van de ontwikkeling van de audiovisuele industrie in Europa (Media) (1991-1995) (PB nr. L 380 van 31.12.1990, blz. 37) .

▼M20

— 
395 D 0563: Besluit 95/563/EG van de Raad van 10 juli 1995 betreffende een programma ter bevordering van de ontwikkeling en de distributie van Europese audiovisuele werken (Media II — Ontwikkeling en distributie) (1996-2000) (PB nr. L 321 van 30. 12. 1995, blz. 25)
— 
395 D 0564: Besluit 95/564/EG van de Raad van 22 december 1995 betreffende de tenuitvoerlegging van een opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele-programma-industrie (Media II — Opleiding) (PB nr. L 321 van 30. 12. 1995, blz. 33);

▼M102

— 
32001 D 0163: Besluit nr. 163/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 januari 2001 betreffende de uitvoering van een opleidingsprogramma voor vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media-opleiding) (2001-2005) (PB L 26 van 27.1.2001, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7)
 ◄

▼M165

— 
32004 D 0845: Besluit nr. 845/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 1), zoals gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 1

▼M168

— 
32004 R 0885: Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

▼M102

— 
32000 D 0821: Besluit 2000/821/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende de uitvoering van een programma ter aanmoediging van de ontwikkeling, de distributie en de promotie van Europese audiovisuele werken (Media Plus — Ontwikkeling, distributie en promotie) (2001-2005) (PB L 336 van 30.12.2000, blz. 82), ►M165  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0846: Besluit nr. 846/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 4), zoals gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 2.
 ◄

▼M168

— 
32004 R 0885: Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

▼M193

— 
32006 D 1718: Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende de uitvoering van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media 2007) (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 12.), gerectificeerd in PB L 31 van 6.2.2007, blz. 10.

▼M244

— 
32009 D 1041: Besluit nr. 1041/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een samenwerkingsprogramma met vakmensen uit derde landen op audiovisueel gebied (Media Mundus) (PB L 288 van 4.11.2009, blz. 10).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.

▼M271

— 
32013 R 1295: Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten nr. 1718/2006/EG, nr. 1855/2006/EG en nr. 1041/2009/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.

▼B

Artikel 10

Burgerbescherming

1.  
De overeenkomstsluitende partijen streven naar hechtere samenwerking in het kader van de communautaire werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit Resolutie 89/223/EEG van de Raad en de vertegenwoordigers van de Lid-Staten in het kader van de Raad bijeen van 13 februari 1989 betreffende de nieuwe ontwikkelingen van de communautaire samenwerking op het gebied van de burgerbescherming (PB nr. C 44 van 23.2.1989, blz. 3).
2.  
De EVA-Staten zorgen ervoor dat het nummer 112 op hun grondgebied wordt ingevoerd als het gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 91/396/EEG van de Raad van 29 juli 1991 inzake de invoering van een gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten (PB nr, L 217 van 6.8.1991, blz. 31).

▼M41

3.  

De overeenkomstsluitende partijen streven naar een versterking van de samenwerking met het oog op verbetering van de onderlinge hulp binnen de Europese Economische Ruimte bij natuurrampen en technische rampen, in het kader van de communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit ►M55  de volgende communautaire besluiten ◄ :

— 
491 Y 0727(01): Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 8 juli 1991 betreffende de verbetering van de onderlinge hulp tussen lidstaten bij natuurrampen en technische rampen (PB C 198 van 27.7.1991, blz. 1).
4.  

De overeenkomstsluitende partijen streven in het bijzonder naar een versterking van de samenwerking in het kader van de communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit ►M55  de volgende communautaire besluiten ◄ :

— 
494 Y 1110(01): Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 31 oktober 1994 inzake de versterking van de communautaire samenwerking op het gebied van de civiele bescherming (PB C 313 van 10.11.1994, blz. 1).

▼M73

5.  
►M116  De EVA-Staten nemen deel aan de in lid 8 bedoelde communautaire actieprogramma's en mechanismen. ◄
6.  
De EVA-staten leveren met betrekking tot de ►M116  communautaire actieprogramma's en mechanismen ◄ bedoeld in lid 8 een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de overeenkomst.
7.  
De EVA-staten nemen deel aan alle werkzaamheden van de comitésdie de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan in het beheer, de uitwerking en de tenuitvoerlegging van de in lid 8 bedoelde ►M116  communautaire actieprogramma's en mechanismen ◄ .
8.  

►M116  Dit artikel heeft betrekking op volgende communautaire besluiten evenals de daarvan afgeleide besluiten:

a) 

Communautaire besluiten welke in werking treden op of vóór 1 januari 2000: ◄

— 
398 D 0022: Beschikking 98/22/EG van de Raad van 19 december 1997 tot invoering van een communautair actieprogramma voor civiele bescherming (PB L 8 van 14.1.1998, blz. 20);

▼M55

— 
399 D 0847: Beschikking 1999/847/EG van de Raad van 9 december 1999 betreffende een communautair actieprogramma voor civiele bescherming (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 53), ►M167   ►C2  zoals gewijzigd bij:
— 
32005 D 0012: Beschikking 2005/12/EG van de Raad van 20 december 2004 tot wijziging van Beschikking 1999/847/EG betreffende de verlenging van een communautair actieprogramma voor civiele bescherming (PB L 6 van 8.1.2005, blz. 7).
 ◄  ◄

▼M116

b) 

►M206  Communautaire besluiten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2008:

— 
32007 D 0779: Beschikking 2007/779/EG, Euratom van de Raad van 8 november 2007 tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming (herschikking) (PB L 314 van 1.12.2007, blz. 9). ◄

▼M197

c) 

Communautaire besluiten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2007:

— 
32007 D 0162: Beschikking 2007/162/EG, Euratom van de Raad van 5 maart 2007 tot instelling van een financieringsinstrument voor civiele bescherming (PB L 71 van 10.3.2007, blz. 9).

▼M277

d) 

Communautaire besluiten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2014:

— 
32013 D 1313: Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.

▼M247

9.  
a) 

De overeenkomstsluitende partijen zullen samenwerken op de gebieden die onder de volgende richtlijn vallen:

— 
32008 L 0114: Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).
b) 

Met het oog op de verwezenlijking van de in Richtlijn 2008/114/EG omschreven doeleinden zullen de overeenkomstsluitende partijen gebruikmaken van de passende vormen van samenwerking die worden vermeld in artikel 80 van de Overeenkomst.

c) 

Krachtens artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen), met uitzondering van de delen 1 en 2 van hoofdstuk 3, van toepassing op dit lid.

▼M8

Artikel 11

Vergemakkelijken van de handel

1.  
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de in lid 4 bedoelde communautaire programma's en acties overeenkomstig artikel 21, lid 3, van de Overeenkomst.
2.  
De EVA-Staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), bij in de kosten voor de in lid 4 bedoelde programma's en acties.
3.  
Vanaf de aanvang van de samenwerking in het kader van de in lid 4 bedoelde programma's en acties nemen de EVA-Staten ten volle deel aan de EG-Comités die de Commissie van de EG bijstaan bij het beheer of het uitwerken van deze pogramma's en acties.
4.  

Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten en de daarvan afgeleide besluiten:

— 
387 D 0499: Besluit 87/499/EEG van de Raad van 5 oktober 1987 tot instelling van een programma van de Gemeenschap betreffende datacommunicatie voor de handel met gebruikmaking van communicatienetten (Tedis) (PB nr. L 285 van 8.10.1987, blz. 35);
— 
389 D 0241: Besluit 89/241 /EEG van de Raad van 5 april 1989 tot wijziging van Besluit 87/499/EEG tot instelling van een programma van de Gemeenschap betreffende datacommunicatie voor de handel met gebruikmaking van communicatienetten (Tedis) (PB nr. L 97 van 11.4.1989, blz. 46);
— 
391 D 0385: Besluit 91/385/EEG van de Raad van 22 juli 1991 tot instelling van de tweede fase van het Tedis-programma (Trade electronic data interchange systems) (PB nr. L 208 van 30.7.1991, blz. 66).

Artikel 12

Vervoer en mobiliteit

1.  
De EVA-Staten nemen met ingang van 1 januari 1994 deel aan de communautaire acties in het kader van begrotingslijn B6-8351 „Vervoer en mobiliteit” die in de EG-begroting voor 1994 is opgenomen.

▼M195

2.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2004 deel aan het volgende programma:

— 
32003 R 1382: Verordening (EG) nr. 1382/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren („Marco Polo-programma”) (PB L 196 van 2.8.2003, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
— 
32004 R 0788: Verordening (EG) nr. 788/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 17).
3.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2007 deel aan het volgende programma:

— 
32006 R 1692: Verordening (EG) nr. 1692/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot instelling van het tweede Marco Polo-programma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren („Marco Polo II”) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1382/2003 (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 1), zoals gerectificeerd in PB L 65 van 3.3.2007, blz. 12, ►M233   gewijzigd bij:
— 
32009 R 0923: Verordening (EG) nr. 923/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 (PB L 266 van 9.10.2009, blz. 1).
 ◄

▼M8

►M195  4. ◄   
►M195  De EVA-staten dragen overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst financieel bij in de kosten van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde acties en programma’s. ◄

▼M195

5.  
De EVA-staten nemen deel aan alle werkzaamheden van de EG-comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan in het beheer, de uitwerking en de tenuitvoerlegging van de in de leden 2 en 3 bedoelde communautaire programma’s.

▼M309

6.  

De EVA-staten nemen deel aan de activiteiten die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:

— 
32013 R 1315: Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1). ►M319  , gewijzigd bij:
— 
32016 R 0758: Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/758 van de Commissie van 4 februari 2016 (PB L 126 van 14.5.2016, blz. 3).
 ◄

De EVA-staten nemen volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van het comité opgericht bij artikel 52 van de verordening.

▼M14

Artikel 13

Kultur

1.  
De samenwerking op cultureel gebied wordt versterkt in het kader van de activiteiten en programma's van de Gemeenschap op dat gebied. De EVA-Staten nemen deel aan de verschillende activiteiten van de Gemeenschap op cultureel gebied zoals de uitwisseling van informatie, vergaderingen van deskundigen, seminars, conferenties en de verscheidene culturele evenementen.

▼M149

2.  
De EVA-staten leveren een financiële bijdrage aan de in de leden 1, 4, 5 en 6 bedoelde activiteiten overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
3.  
De EVA-staten worden volledig betrokken bij de werkzaamheden van de EG‐comités en andere organen welke de Commissie bij het beheer, de nadere uitwerking en de tenuitvoerlegging van de in de leden 1, 4, 5 en 6 bedoelde activiteiten bijstaan.

▼M79

4.  

Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten en de daarvan afgeleide besluiten:

— 
396 D 0719: Besluit nr. 719/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 maart 1996 tot vaststelling van een programma voor steun aan artistieke en culturele activiteiten met een Europese dimensie (Caleidoscoop) (PB L 99 van 20.4.1996, blz. 20), ►M80  zoals gewijzigd bij:
— 
399 D 0477: Besluit nr. 477/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 (PB L 57 van 5.3.1999, blz. 2), ◄
— 
397 D 2085: Besluit nr. 2085/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot vaststelling van een programma voor steun op het gebied van het boek en het lezen, met inbegrip van vertalingen (Ariane) (PB L 291 van 24.10.1997, blz. 26), ►M80  zoals gewijzigd bij:
— 
399 D 0476: Besluit nr. 476/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 (PB L 57 van 5.3.1999, blz. 1), ◄
— 
397 D 2228: Besluit nr. 2228/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1997 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van het cultureel erfgoed (Raphaël-programma) (PB L 305 van 8.11.1997, blz. 31),

▼M64

— 
32000 D 0508: Besluit nr. 508/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 februari 2000 tot instelling van het programma „Cultuur 2000” (PB L 63 van 10.3.2000, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7)
 ◄

▼M156

— 
32004 D 0626: Besluit nr. 626/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 (PB L 99 van 3.4.2004, blz. 3),

▼M168

— 
32004 R 0885: Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1),

▼M194

— 
32006 D 1855: Besluit nr. 1855/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van het programma Cultuur (2007-2013) (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 1).

▼M82

5.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 1999 deel aan de communautaire acties waarop de volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 1999 opgenomen begrotingslijn betrekking heeft:

— 
B3-2 0 0 5:„Experimentele acties in verband met het kaderprogramma voor cultuur”.

▼M149

6.  

De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2004 deel aan de communautaire acties welke verband houden met de volgende in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2004 opgenomen begrotingslijn:

— 
Begrotingslijn 15.04.02.03:„Voorbereidende acties voor samenwerking op cultureel gebied”.

▼M205

7.  

De overeenkomstsluitende partijen streven naar een uitbreiding van de samenwerking in het kader van de communautaire activiteiten die kunnen voortvloeien uit:

— 
32006 H 0585: Aanbeveling 2006/585/EG van de Commissie van 24 augustus 2006 betreffende de digitalisering en onlinetoegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring (PB L 236 van 31.8.2006, blz. 28).

▼M21

Artikel 14

Energieprogramma’s en op milieubewuste energievoorziening betrekking hebbende activiteiten:

1.  
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 1996 deel aan het in lid 5, onder a), bedoelde communautaire programma en de daarop betrekking hebbende acties.
2.  
De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 1996 deel aan het in lid 5, onder b), bedoelde communautaire programma en de daarop betrekking hebbende acties.

▼M57

2 bis.  
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 1998 deel aan het in lid 5, onder c), bedoelde communautaire programma en aan de in het kader van dit programma gevoerde acties.

▼M99

2b.  
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 2000 deel aan het communautair programma vermeld in lid 5, onder d), en aan de in het kader daarvan opgezette acties.

▼M89

2c.  
De EVA-staten nemen deel aan het communautaire programma vermeld in lid 5, onder e), en aan de acties in het kader daarvan met ingang van 1 januari 2000.

▼M90

2d.  
De EVA-staten nemen deel aan het communautaire programma vermeld in lid 5, onder f), en aan de acties in het kader daarvan met ingang van 1 januari 2000.

▼M130

2 quinquies.  

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2003 deel aan het communautaire programma vermeld in lid 5, sub g), en aan de acties in het kader daarvan, behalve aan het specifieke onderdeel „COOPENER” van het programma en de acties in het kader daarvan.

▼M151

— 
Met ingang van 1 januari 2005 nemen de EVA‐staten deel aan het specifieke onderdeel „Coopener” en aan de daaruit voortvloeiende acties in het in lid 5, onder g), bedoelde communautaire programma.

▼M21

3.  
De EVA/EER-staten leveren aan de in ►M130  lid 5, sub a), b), c), d), e), f) en g), ◄ bedoelde communautaire programma’s en de daarop betrekking hebbende acties een financiële bijdrage in overeenstemming met het bepaalde in artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
4.  
De EVA/EER-staten worden van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van de in ►M130  lid 5, sub a), b), c), d), e), f) en g), ◄ bedoelde communautaire programma’s en de daarop betrekking hebbende acties volledig betrokken bij de werkzaamheden van de EG-comités welke de Europese Commissie bij het beheer en de verdere uitwerking van bedoelde programma’s en acties bijstaan.
5.  

De overeenkomstsluitende partijen streven naar intensivering van de samenwerking met betrekking tot de communautaire activiteiten in het kader van de volgende communautaire besluiten:

a) 

393D 0500: Beschikking 93/500/EEG van de Raad van 13 september 1993 inzakede bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap (Altener-programma) (PB nr. L 235 van 18.9.1993, blz. 41);

b) 

396D 0737: Beschikking 96/737/EG van de Raad van 16 december 1996 betreffende een meerjarenprogramma ter bevordering van de energie-efficiëntie in de Gemeenschap (SAVE II-programma) (PB nr. L 335 van 24.12.1996, blz. 50).

▼M57

c) 
— 
398 D 0352: Beschikking 98/352/EG van de Raad van 18 mei 1998 betreffende een meerjarenprogramma ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap (Altener II) (PB L 159 van 3.6.1998, blz. 53).

▼M99

d) 

399 D 0022: Beschikking 1999/22/EG van de Raad van 14 december 1998 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor studies, analyses, prognoses en andere verwante werkzaamheden in de energiesector (1998-2002) (ETAP-programma) (PB L 7 van 13.1.1999, blz. 20).

▼M89

e) 

32000 D 0646: Beschikking nr. 646/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van duurzame energiebronnen in de Gemeenschap (Altener) (1998-2002) (PB L 79 van 30.3.2000, blz. 1).

▼M90

f) 

32000 D 0647: Beschikking nr. 647/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2000 tot vaststelling van een meerjarenprogramma ter bevordering van de energie-efficiëntie (SAVE) (1998-2002) (PB L 79 van 30.3.2000, blz. 6).

▼M130

g) 

32003 D 1230: Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: „Intelligente energie-Europa” (2003-2006) (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 29), ►M146  zoals gewijzigd bij:

— 
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12).
 ◄

▼M19

Artikel 15

Werkgelegenheid

1.  
De samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid wordt geïntensiveerd door de deelneming van de EVA-staten aan het Eures (European Employment Servi-ces)-netwerk. De EVA-staten nemen deel aan alle door de Gemeenschap in het kader van Eures opgezette activiteiten inclusief de uitwisseling van informatie, de vergaderingen van deskundigen, de studiebijeenkomsten, de conferenties en de andere daarmee verband houdende evenementen.
2.  
De EVA-staten leveren aan de in lid 1 ►M278  en die worden uitgevoerd vóór 1 januari 2014, ◄ bedoelde activiteiten een financiële bijdrage in overeenstemming met het bepaalde in artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
3.  
De EVA-staten worden volledig betrokken bij de activiteiten van de werkgroep en van de andere organen welke de Commissie bij het beheer, de nadere uitwerking en de tenuitvoerlegging van de met de Eures verband houdende regelingen bijstaan.

▼M184

4.  
De leden 1 tot en met 3 gelden voor Liechtenstein met ingang van 1 januari 2007.

▼M72

5.  
►M278  De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 1999 deel aan de communautaire activiteiten bedoeld in lid 8, eerste streepje, met ingang van 1 januari 2003 aan de activiteiten bedoeld in lid 8, tweede streepje en met ingang van 1 januari 2014 aan de activiteiten bedoeld in lid 8, derde streepje. ◄
6.  
De EVA-staten leveren een financiële bijdrage aan de in lid 8 bedoelde activiteiten overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de overeenkomst.
7.  
De EVA-staten nemen deel aan alle werkzaamheden van het EG-comité dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaat in het beheer, de uitwerking en de uitvoering van de in lid 8 bedoelde activiteiten.
8.  

De overeenkomstsluitende partijen breiden hun samenwerking met name uit tot de communautaire activiteiten welke worden opgezet naar aanleiding van ►M119  de volgende besluiten ◄ :

— 
398 L 0171: Besluit 98/171/EG van de Raad van 23 februari 1998 betreffende communautaire activiteiten terzake van analyse, onderzoek en samenwerking op het gebied van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt (PB L 63 van 4.3.1998, blz. 26),

▼M119

— 
32002 D 1145: Besluit nr. 1145/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 inzake communautaire stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7),
 ◄

▼M278

— 
32013 R 1296: Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie („EaSI”) en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma. Noorwegen zal alleen deelnemen en financieel bijdragen aan de ►M307  Progress- en EURES-pijlers ◄ van het programma.

▼M291

9.  

►M324  De EVA-staten nemen deel aan de samenwerking als bedoeld in de volgende EU-besluiten:

— 
32014 D 0573: Besluit nr. 573/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 32).
De EVA-staten nemen volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van het bestuur van het netwerk.
— 
32016 D 0344: Besluit (EU) 2016/344 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij de aanpak van zwartwerk (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 12). ◄

▼M17

Artikel 16

Volksgezondheid

1.  

De samenwerking op het gebied van de volksgezondheid wordt geïntensiveerd door de deelneming van de EVA-Staten aan de door de Gemeenschap opgezette activiteiten in het kader van de volgende communautaire besluiten:

▼M120 —————

▼M85

— 
398 D 2119: Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap (PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1), ►M210  gewijzigd bij:
— 
32007 D 0875: Beschikking 2007/875/EG van de Commissie van 18 december 2007 (PB L 344 van 28.12.2007, blz. 48).
 ◄

▼M294

de EVA-staten nemen kennis van het volgende besluit in het kader van de samenwerking waarin is voorzien onder dit streepje:
— 
32012 H 0073: Aanbeveling 2012/73/EU van de Commissie van 6 februari2012 inzake richtsnoeren betreffende gegevensbescherming voor het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS) (PB L 36 van 9.2.2012, blz. 31).

▼M120

— 
32002 D 1786: Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 1), ►M146  zoals gewijzigd bij:
— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7),
 ◄

▼M208

— 
32007 D 1150: Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma Drugspreventie en -voorlichting voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie (PB L 257 van 3.10.2007, blz. 23),

▼M209

— 
32007 D 1350: Besluit nr. 1350/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013) (PB L 301 van 20.11.2007, blz. 3),

▼M292

— 
32014 R 0282: Verordening (EU) nr. 282/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een derde meerjarig actieprogramma van de Unie op het gebied van gezondheid voor de periode 2014-2020 en tot intrekking van Besluit nr. 1350/2007/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 1).
De kosten voor activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 1 januari 2014, kunnen in aanmerking komen voor subsidie vanaf de aanvangsdatum van de actie in het kader van de betrokken subsidieovereenkomst of het betrokken subsidiebesluit, mits Besluit nr. 253/2014 van het Gemengd Comité van de EER van 13 november 2014 in werking treedt voor het einde van de actie.
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.

▼M300

— 
32013 D 1082: Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).
Liechtenstein draagt alle kosten die voortvloeien uit de deelname van het land aan de activiteiten van Besluit nr. 1082/2013/EU. Indien en zodra Liechtenstein gaat deelnemen aan het derde actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (2014-2020), zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 282/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014, worden de gebruikelijke bepalingen inzake de terugbetaling van kosten toegepast.

▼M120 —————

▼M17

►M120  2. ◄   
De EVA-Staten leveren aan de in lid 1 bedoelde programma’s en acties een financiële bijdrage in overeenstemming met artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
►M120  3. ◄   
De EVA-Staten worden volledig betrokken bij de werkzaamheden van de EG-comités welke de Commissie bij het beheer, de nadere uitwerking en de tenuitvoerlegging van de in lid 1 bedoelde programma’s en acties bijstaan.

▼M159

4.  
a) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ‐bestrijding, („het Centrum”), dat is opgericht bij het volgende communautaire besluit:

— 
32004 R 0851: Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1).
b) 

De EVA-staten dragen financieel aan de onder a) bedoelde werkzaamheden bij overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van en Protocol 32 bij de Overeenkomst.

c) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en hebben daarin dezelfde rechten en plichten als de lidstaten van de EU, met uitzondering van stemrecht.

d) 

De EVA-staten nemen volwaardig deel aan de werkzaamheden van het adviesforum en hebben daarin dezelfde rechten en plichten als de lidstaten van de EU.

e) 

De EVA-staten passen op het agentschap en op het personeel daarvan het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen en de toepasselijke, op grond van dat Protocol vastgestelde regels toe.

f) 

In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, kunnen onderdanen van de EVA-Staten die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de directeur van het agentschap in dienst worden genomen.

g) 

Op grond van artikel 79, lid 3, van de Overeenkomst is deel VII van de Overeenkomst (Bepalingen inzake de instellingen) van toepassing op dit lid.

h) 

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is, voor de toepassing van deze verordening, eveneens van toepassing op alle documenten van het Centrum die betrekking hebben op de EVA-Staten.

▼M37

Artikel 17

▼M177

Telematische gegevensuitwisseling

▼M37

1.  
►M177  De EVA-staten nemen, in overeenstemming met het in aanhangsel 3 bij dit protocol opgenomen werkprogramma, met ingang van 1 januari 1997 deel aan de projecten en activiteiten van de in ►M236  lid 6, onder a) ◄ , bedoelde communautaire programma's, en met ingang van 1 januari 2006 aan de projecten en activiteiten van het in ►M236  lid 6, onder b) ◄ , bedoelde communautair programma, voorzover deze projecten en activiteiten relevant zijn voor de andere samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen. ◄

▼M236

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2010 deel aan de projecten en activiteiten van het programma van de Unie bedoeld in lid 6, onder c), voor zover deze projecten en activiteiten tot steun zijn voor andere vormen van samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen.

▼M318

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de projecten en activiteiten van het in lid 6, onder d), bedoelde programma van de Unie.

▼M37

2.  
De EVA-staten leveren aan ►M177  de in ►M236  lid 6 ◄ bedoelde programma's ◄ een financiële bijdrage in overeenstemming met het bepaalde in artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst.
3.  
De EVA-staten nemen van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in ►M236  lid 6, onder a) ◄ bedoelde programma deel aan de op de voor de EER relevante projectgedeelten van het programma betrekking hebbende werkzaamheden van het Comit. Telematische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (Telematics in Administration Committee Ð TAC), dat de Commissie in de tenuitvoerlegging, het beheer en de uitwerking van het programma bijstaat.

▼M177

4.  
De EVA-staten nemen van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in ►M236  lid 6, onder b) ◄ , bedoelde programma, volledig deel, evenwel zonder stemrecht, aan de op de voor de EER relevante projectgedeelten van het programma betrekking hebbende werkzaamheden van het Comité pan-Europese e-overheidsdiensten (PEGSCO), dat de Europese Commissie in de tenuitvoerlegging, het beheer en de uitwerking van het programma bijstaat.

▼M236

5.  
De EVA-staten nemen van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in lid 6, onder c), bedoelde programma, volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan de voor de EER relevante projectgedeelten van het Comité inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten (het ISA-Comité), dat de Commissie in de tenuitvoerlegging, het beheer en de uitwerking van genoemd programma bijstaat, voor zover dit de EER-relevante projectgedeelten van het programma betreft.

▼M318

5a.  
De EVA-staten nemen van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in lid 6, onder d), bedoelde programma, volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan het Comité inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (het ISA2-comité), dat de Europese Commissie in de tenuitvoerlegging, het beheer en de uitwerking van genoemd programma bijstaat.

▼M37

►M236  6. ◄   

►M88  Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten: ◄

▼M177

a) 

met het oog op deelname met ingang van 1 januari 1997:

▼M37

— 
395 D 0468: Besluit 95/468/EG van de Raad van 6 november 1995 betreffende de communautaire bijdrage aan de telematische gegevensuitwiseling tussen overheidsdiensten in de Gemeenschap (IDA) (PB L 269 van 11.11.1995, blz. 23),

▼M88

— 
399 D 1719: Besluit nr. 1719/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende een reeks richtsnoeren, met inbegrip van de vaststelling van projecten van gemeenschappelijk belang, voor trans-Europese netten voor elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA) (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 1), ►M127  zoals gewijzigd bij:
— 
32002 D 2046: Beschikking nr. 2046/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2002 (PB L 316 van 2.11.2002, blz. 4),
 ◄

▼M146

— 
32004 D 0787: Beschikking nr. 787/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 12),

▼M168

— 
32004 R 0885: Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1),

▼M88

— 
399 D 1720: Besluit nr. 1720/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 tot vaststelling van een reeks acties en maatregelen ter verzekering van de interoperabiliteit van en de toegang tot trans-Europese netten voor elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA) (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 9), ►M127  zoals gewijzigd bij:
— 
32002 D 2045: Beschikking nr. 2045/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2002 (PB L 316 van 2.11.2002, blz. 1),
 ◄

▼M146

— 
32004 D 0786: Besluit nr. 786/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7),

▼M168

— 
32004 R 0885: Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad van 26 april 2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

▼M177

b) 

met het oog op deelname met ingang van 1 januari 2006:

— 
32004 D 0387: Besluit 2004/387/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (PB L 144 van 30.4.2004, blz. 65, zoals gerectificeerd in PB L 181 van 18.5.2004, blz. 25),

▼M302 —————

▼M236

c) 

met het oog op deelname met ingang van 1 januari 2010:

— 
32009 D 0922: Besluit nr. 922/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten (ISA) (PB L 260 van 3.10.2009, blz. 20).

▼M318

d) 

met het oog op deelname met ingang van 1 januari 2016:

— 
32015 D 2240: Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA2-programma) als middel om de overheidssector te moderniseren (PB L 318 van 4.12.2015, blz. 1).
Liechtenstein wordt vrijgesteld van deelname en financiële bijdrage aan dit programma.

▼M58

Artikel 18

Uitwisseling tussen ambtelijke diensten van nationale ambtenaren

1.  
De EVA-staten nemen vanaf 1 januari 1999 deel aan de voor de EER relevante gedeelten van het in lid 4 bedoelde communautaire actieplan en -programma.
2.  
De EVA-staten leveren een financiële bijdrage aan het in lid 4 bedoelde actieplan en -programma overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de EER-Overeenkomst.
3.  
De EVA-staten nemen, van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in lid 4 bedoelde communautair actieplan en -programma, deel aan alle werkzaamheden van het EG-comité dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaat in het beheer of de uitwerking van het actieplan en -programma, voorzover dit comité zich dient bezig te houden met aangelegenheden welke tot het toepassingsgebied van de overeenkomst behoren.
4.  

Dit artikel heeft betrekking op de volgende communautaire besluiten:

— 
392 D 0481: Beschikking 92/481/EEG van de Raad van 22 september 1992 betreffende een actieprogramma voor de uitwisseling tussen ambtelijke diensten van de lidstaten van nationale ambtenaren die belast zijn met de tenuitvoerlegging van communautaire wet- en regelgeving inzake de interne markt (PB L 286 van 1.10.1992, blz. 65), gewijzigd bij:
— 
398 D 0889: Beschikking nr. 889/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 126 van 28.4.1998, blz. 6)

▼M65

Artikel 19

Vermindering van economische en sociale ongelijkheden

1.  
De overeenkomstsluitende partijen breiden hun samenwerking met betrekking tot de vermindering van economische en sociale ongelijkheden in de EER uit door de invoering van een financiële bijdrage van de EER-EVA-staten. Met het oog daarop wordt voor de periode 1999-2003 een financieel instrument ingesteld.
2.  
Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder c), van de overeenkomst en de voorwaarden omschreven in aanhangsel 4 van dit protocol leveren de EER-EVA-staten aan de in lid 1 bedoelde samenwerking een bijdrage ten belope van 119,6 miljoen EUR. Deze bijdrage wordt voor het aangaan van betalingsverplichtingen beschikbaar gesteld in vijf gelijke jaarlijkse tranches.

▼M13

Aanhangsel 1 bij Protocol 31

HELIOS II — WERKPROGRAMMA

1995

1.    RAADGEVENDE INSTANTIES ( 17 )

Volledige deelname onder dezelfde voorwaarden als de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, behalve met betrekking tot de stemprocedures (indien bestaand) en de aangelegenheden die worden behandeld in het deel „Budgettaire aspecten” van dit werkprogramma.

1.1.   RAADGEVEND COMITÉ: drie vergaderingen

— 
Twee regeringsvertegenwoordigers uit elke EVA-Staat.

1.2.   EUROPEES GEHANDICAPTENFORUM: drie vergaderingen

— 
Twaalf Europese NGO’s die de belangen behartigen van gehandicapten en gehandicaptenorganisaties in de EVA-Staten.
— 
Twee bestaande vertegenwoordigers van de sociale partners, die de belangen van de sociale partners in de EVA-Staten behartigen.
— 
Één vertegenwoordiger van nationale NGO’s of nationale gehandicaptenraden aangesteld door elke EVA-Staat.

1.3.   VERBINDINGSGROEP: drie vergaderingen

— 
Één regeringsvertegenwoordiger van elke EVA-Staat.
— 
Één vertegenwoordiger van de nationale NGO’s en nationale gehandicaptenraden uit de EVA-Staten die lid zijn van het Forum.

2.    WERKGROEPEN ( 18 )

Volledige deelname onder dezelfde voorwaarden als de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, behalve met betrekking tot de stemprocedures (indien bestaand) en de aangelegenheden die worden behandeld in het deel „Budgettaire aspecten” van dit werkprogramma.

2.1.   WERKGROEP „TECHNISCHE COÖRDINATIE-HANDYNET”: drie vergaderingen

— 
Één vertegenwoordiger van elk nationaal coördinatiecentrum (NCC).

2.2.   HANDYNET-STUDIEGROEP „THESAURUS”: drie vergaderingen

— 
Één vertegenwoordiger uit elke EVA-Staat.

2.3.   GROEP „GEÏNTEGREERD ONDERWIJS — HELIOS”: drie vergaderingen

— 
Twee regeringsvertegenwoordigers uit elke EVA-Staat.

2.4.   GROEP „WERKGELEGENHEID — HELIOS II”: drie vergaderingen

— 
Één regeringsvertegenwoordiger uit elke EVA-Staat.

2.5.   HELIOSWERKGROEPEN „ZELFSTANDIG LEVEN”

— 
Sport: twee vergaderingen
Twee vertegenwoordigers van het Nationaal Comité voor sport voor gehandicapten in elke EVA-Staat.
— 
Mobiliteit en vervoer: twee vergaderingen
Twee regeringsvertegenwoordigers uit elke EVA-Staat.
— 
Toerisme: twee vergaderingen
Drie vertegenwoordigers van NGO’s toeristische organisaties in elke EVA-Staat.

3.    UITWISSELINGSACTIVITEITEN ( 19 )

3.1. De Commissie verstrekt elke EVA-Staat informatie over prioritaire thema’s, de daarmee verband houdende werkzaamheden en de resultaten.

3.2. De EVA-Staten wordt verzocht deelnemers aan te wijzen voor de seminars/conferenties die worden gehouden voor vertegenwoordigers van de „activiteiten” om conclusies te trekken uit hun werkzaamheden in de loop van het jaar.

3.3. Planning en voorbereiding om „activiteiten” in EVA-Staten met ingang van 1 januari 1996 op te nemen in het programma, met inbegrip van:

a) 

de aanwijzing van „activiteiten” door de Regeringen van de EVA-Staten tegen 30 september 1995 in vier sectoren: functionele revalidatie, integratie in het onderwijs, economische integratie, sociale integratie/zelfstandig leven (aantal „activiteiten” overeen te komen);

b) 

eerste vergadering (symposium) voor „activiteiten” in elke sector en beslissingen omtrent medewerking aan bijzondere thema’s.

4.    HANDYNET (19) 

Volledige deelname onder dezelfde voorwaarden als de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, waarbij ernaar wordt gestreefd dat de database tegen 1 januari 1996 volledige informatie bevat die relevant is voor alle EVA-Staten:

— 
de NCC’s verzamelen gegevens en delen die mede aan het deskundigenteam van Helios;
— 
het deskundigenteam van Helios zet de informatie op CD-ROM en stelt bijgewerkte CD-ROM’s gratis ter beschikking (driemaal per jaar) van NCC’s en centra voor gegevensverzameling (DCC);
— 
de informatie- en adviescentra (IAC) verlenen gehandicapten via netwerken enz. toegang tot de informatie op CD-ROM.

5.    SAMENWERKING MET NGO’s (19) 

5.1. De Commissie verstrekt elke EVA-Staat informatie omtrent de thema’s en data van evenementen die worden georganiseerd door NGO’s en waarvoor subsidies worden toegekend (tot 50 % en tot een bepaald maximum) uit het programma Helios II (door elk van de twaalf Europese NGO’s op het forum voorgestelde Europrogramma’s).

5.2. De vertegenwoordigers van EVA-Staten, NGO’s enz. wordt verzocht de evenementen bij te wonen die niet voorbehouden zijn aan een bepaalde organisatie of bepaalde organisaties.

5.3. De Europese NGO’s onderzoeken aanvragen in verband met evenementen die in EVA-Staten worden georganiseerd en die in de Europrogramma’s voor 1996 moeten worden opgenomen en brengen advies uit aan de Commissie met het oog op een definitieve beslissing. (Voor evenementen in het kader van het Europrogramma worden subsidies toegekend die, tot een bepaald maximum, tot 50 % van de totale kosten kunnen bedragen.)

6.    BEWUSTMAKING VAN HET PUBLIEK

6.1. De Commissie verdeelt Helioscope (Helios Review), Helios Flash en andere documentatie, op verzoek, onder organisaties en personen in de EVA-Staten.

6.2. Jaarlijkse dag van de gehandicapten (3 december) — organisaties en personen in de EVA-Staten wordt verzocht deel te nemen aan evenementen op Europees niveau.

6.3. Helios-wedstrijd en prijzen — deelname aan de jaarlijkse conferentie.

6.4. Voorlichtingsstands (conferenties, beurzen enz.)

Plaatsen en evenementen in EVA-Staten die in aanmerking komen voor opneming in het jaarprogramma.

6.5. Nationale Helios-voorlichtingsdag.

1996

1 en 2.    RAADGEVENDE INSTANTIES, WERKGROEPEN

Deelname onder dezelfde voorwaarden als voor 1995, doch de Commissie betaalt de onkosten van de deelnemers op de volgende basis:

— 
regeringsvertegenwoordigers: reiskosten;
— 
anderen: reiskosten, verblijfsvergoeding en vergoeding voor incidentele uitgaven.

Wordt een deelnemer vanwege zijn of haar handicap door een andere persoon vergezeld, dan worden de kosten van laatstgenoemde op dezelfde wijze vergoed als die van de deelnemer.

3.    UITWISSELINGSACTIVITEITEN

Volledige deelname onder dezelfde voorwaarden als de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van deelname van vertegenwoordigers van aangewezen „activiteiten” aan:

— 
studiebezoeken, opleidingsbijeenkomsten enz. die in het kader van specifieke thema’s worden georganiseerd — alle kosten worden door de Commissie tot een bepaald maximum voor elke „activiteit” gedragen; en
— 
seminars/conferenties die aan het eind van het jaar worden gehouden. Alle kosten worden door de Commissie gedragen.

4.    HANDYNET

Idem als voor 1995.

5.    SAMENWERKING MET NGO’s

Volledige deelname onder dezelfde voorwaarden als de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van:

5.1. 

nationale NGO’s en nationale gehandicaptenraden die lid zijn van het forum:

— 
organisatie van een nationale conferentie met een Europese dimensie over een prioritair thema van Helios II — de Commissie betaalt 50 % van de kosten tot een bepaald maximum;
— 
deelname aan nationale voorlichtingsdag — de Commissie betaalt 100 % van de kosten tot een bepaald maximum.
5.2. 

Europese NGO’s — opneming van in de EVA-Staten georganiseerde evenementen in de Euro programma’s.

6.    BEWUSTMAKING VAN HET PUBLIEK

6.1. Zie bij 1995.

6.2. Helios-wedstrijd en prijzen:

— 
elke EVA-Staat wijst een jurylid aan;
— 
projecten van organisaties in de EVA-Staten, die in aanmerking komen voor prijzen;
— 
volledige deelname aan jaarlijkse conferentie waarbij de kosten op dezelfde wijze worden gedekt als voor de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap.

HELIOS II — WERKPROGRAMMA

BUDGETTAIRE ASPECTEN

1995

Geen rechtstreekse bijdrage aan de begroting van de Europese Gemeenschappen.

De EVA-Staten betalen:

— 
de eigen kosten die betrekking hebben op hun deelname;
— 
alle kosten die verband houden met noodzakelijke diensten die worden verstrekt door het deskundigenteam van Helios, zoals salarissen en de reis- en uitrustingskosten van de deskundigen, die voortvloeien uit de uitbreiding van het programma tot de EVA-Staten;
— 
alle kosten die verband houden met bijkomend personeel dat speciaal in dienst is genomen in verband met de deelname van de EVA-Staten.

Voorstellen voor bijkomend personeel:

— 
Twee deskundigen voor het deskundigenteam van Helios in Brussel, die zullen worden ingeschakeld voor activiteiten in verband met Handynet; één secretaris ter ondersteuning.

Noot:

De voorbereidingen door de begrotingsdeskundigen van de Europese Gemeenschap en de EVA-Staten voor het begrotingsjaar 1996 vinden plaats in de eerste helft van 1995 in overeenstemming met de procedure van Protocol 32 bij de Overeenkomst. Deze besprekingen leiden tot definitieve beslissingen over de financiële bijdrage van de EVA-Staten aan de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en hebben ook betrekking op de kwestie van bijkomend personeel.

1996

Volledige bijdrage aan de begroting van de Europese Gemeenschappen (overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst).

▼M22

Aanhangsel 2 bij Protocol nr. 31

1. De EVA-staten nemen deel aan het communautair actieprogramma op middellange termijn inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen (1 januari 1996 tot en met 31 december 2000).

2. De EVA-staten leveren aan het programma een financiële bijdrage in overeenstemming met artikel 82, lid 1, onder a), van de overeenkomst.

3. De EVA-staten worden volledig betrokken bij de werkzaamheden van de EG-comités die de Commissie bij het beheer, de nadere uitwerking en de tenuitvoerlegging van het in lid 1 bedoelde actieprogramma bijstaan.

▼M37

Aanhangsel 3 bij protocol nr. 31

Telematische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA) Werkprogramma

De EVA-staten nemen uitsluitend deel aan de volgende uit artikel 2 van Besluit 95/468/EG van de Raad van 6 november 1995 betreffende de communautaire bijdrage aan telematische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten in de Gemeenschap (IDA) voortvloeiende projecten en activiteiten:

— 
de praktische invoering van elektronische post op basis van X 400
— 
horizontale activiteiten — architectuur, generieke diensten, Testa
— 
horizontale actie — interoperabiliteit van de nationale telematicasystemen
— 
horizontale acties — generieke diensten — controle marktaanbiedingen
— 
horizontale activiteiten — interoperabiliteit inzake informatiegehalte
— 
horizontale activiteiten — juridische aspecten en veiligheidsaspecten
— 
IDA-bewustmakings- en -bevorderingsactiviteiten
— 
horizontale activiteiten — kwaliteitscontrole en projectondersteuning
— 
Tess (telematica voor de sociale zekerheid) = Sosenet (netwerk voor de sociale zekerheid)
— 
Eures (EG, vacatures en werkzoekenden):
De mogelijke deelneming van Liechtenstein wordt in het najaar van 1997 onderzocht, uitgaande van de resultaten van de herziening bedoeld in artikel 9 van protocol nr. 15 van de Overeenkomst
— 
Euphin — Europees informatienetwerk betreffende de volksgezondheid
— 
Animo (Animal Moves Management System):
Noorwegen en IJsland nemen deel met ingang van de datum van inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij de relevante communautaire besluiten in de EER-Overeenkomst worden opgenomen. De mogelijke deelneming van Liechtenstein wordt in het najaar van 1998 onderzocht
— 
Physan — gemeenschappelijke rassenlijst
— 
Physan — europhyt:
De EVA-staten nemen deel met ingang van de datum van inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij de relevante communautaire besluiten in de EEROvereenkomst worden opgenomen
— 
Shift (systeem voor keuringen en controles aan grenscontroleposten bij invoer uit derde landen):
Noorwegen en IJsland nemen deel met ingang van de datum van inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij de relevante communautaire besluiten in de EER-Overeenkomst worden opgenomen.
De mogelijke deelneming van Liechtenstein wordt in het najaar van 1998 onderzocht
— 
ITCG (illegale handel in cultuurgoederen)
— 
Simap (informatiesysteem voor overheidsopdrachten)
— 
Taric (geïntegreerd tarief van de Gemeenschap)
— 
EBTI (Europese bindende tariefinlichtingen)
— 
Transit (communautair/gemeenschappelijk)
— 
CCN/CSI (gemeenschappelijk communicatienetwerk)
— 
Eionet (Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk)
— 
EMEA (Europees Bureau voor geneesmiddelenbeoordeling):
De EVA-staten nemen deel met ingang van de datum van inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij de relevante communautaire besluiten in de EEROvereenkomst worden opgenomen
— 
DSIS (Distributed Statistical Information Services)
— 
Extracom
— 
SERT (Business statistics and telematic network)
— 
Statel — generieke diensten (horizontale activiteiten).

▼M88

I.   PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG

▼M127

De EVA-staten nemen deel aan de volgende projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese netten voor de uitwisseling van informatie tussen overheidsdiensten, voortvloeiend uit artikel 3, lid 1, van Besluit nr. 1719/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd:

▼M88

A.   ALGEMEEN

— 
Uitbouw van netten die nodig zijn voor het functioneren van de Europese agentschappen en instanties en ter ondersteuning van het wettelijk kader dat tot stand is gekomen met de oprichting van de Europese agentschappen.
— 
Uitbouw van netten op het gebied van het beleid betreffende het vrije verkeer van personen, voorzover zulks nodig is om de activiteiten van de overeenkomstsluitende partijen uit hoofde van de overeenkomst te steunen.
— 
Uitbouw van de netten die, in het kader van deze overeenkomst en in onvoorziene omstandigheden, dringend vereist zijn ter ondersteuning van activiteiten van de overeenkomstsluitende partijen, onder meer voor de bescherming van leven en gezondheid van mens, dier en plant, de rechten van de Europese consument, de levensomstandigheden van de personen in de Europese Economische Ruimte of de fundamentele belangen van de overeenkomstsluitende partijen.

▼M127

— 
De EVA-staten nemen deel aan de volgende projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese netten voor de uitwisseling van informatie tussen overheidsdiensten, voortvloeiend uit artikel 3, lid 1, van Besluit nr. 1719/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd:

▼M88

B.   SPECIFIEKE NETTEN TER ONDERSTEUNING VAN DE EMU EN VAN COMMUNAUTAIRE BELEIDSMAATREGELEN EN ACTIVITEITEN

— 
Telematicanetten met betrekking tot de communautaire financiering, met name om een interface te creëren tot de bestaande gegevensbanken van de Commissie om voor Europese organisaties, met name KMO's, de toegang tot de communautaire financieringsbronnen te vergemakkelijken.
— 
Telematicanetten op statistisch gebied, met name betreffende de vergaring en verspreiding van statistische informatie.
— 
Telematicanetten op het gebied van de publicatie van officiële documenten.
— 
Telematicanetten in de industriesector, met name met betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen met industriële aangelegenheden belaste overheidsdiensten, en tussen deze diensten en industriële organisaties, voor de uitwisseling van gegevens in verband met de typegoedkeuring van auto's tussen overheidsdiensten, alsmede diensten voor de vereenvoudiging en verbetering van het invullen van administratieve formulieren.
— 
Telematicanetten met betrekking tot het mededingingsbeleid, met name door de invoering van een betere uitwisseling van elektronische gegevens met de nationale overheidsdiensten om de informatie- en raadplegingsprocedures te verbeteren.

▼M127

— 
Telematicanetten op het gebied van onderwijs en cultuur, informatie, communicatie en audiovisuele aangelegenheden, met name voor de uitwisseling van informatie met betrekking tot inhoudskwesties op open netten, en ter bevordering van de ontwikkeling en het vrije verkeer van nieuwe audiovisuele en informatiediensten.

▼M88

— 
Telematicanetten in de vervoerssector, met name ter ondersteuning van de uitwisseling van gegevens over bestuurders, voertuigen en vervoersondernemers.

▼M127

— 
Telematicanetten op het gebied van toerisme, milieu, consumentenbescherming en de bescherming van de volksgezondheid ter ondersteuning van de informatie-uitwisseling tussen de partijen bij deze overeenkomst.

▼M127

— 
Telematicanetten die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het eEuropa-initiatief en het daarmee verband houdende actieplan, vooral het hoofdstuk betreffende de actie Overheid on-line, die zowel particulieren als ondernemingen ten goede moeten komen.
— 
Telematicanetten met betrekking tot het immigratiebeleid, met name door de invoering van een betere uitwisseling van elektronische gegevens met de nationale overheidsdiensten om de informatie- en raadplegingsprocedures te verbeteren. (Dit is uitsluitend voor IJsland en Noorwegen van toepassing).

▼M88

C.   INTERINSTITUTIONELE NETTEN

— 
Telematicanetten ter ondersteuning van de interinstitutionele informatie-uitwisseling, met name
— 
voor de vergemakkelijking van de meertaligheid in de interinstitutionele informatie-uitwisseling door het beheer van de doorstroming en de hulpmiddelen van de vertaaldiensten, gemeenschappelijk gebruik/uitwisseling van meertalige informatiebronnen en de organisatie van een gemeenschappelijke toegang tot terminologische databanken; en
— 
voor een gezamenlijk gebruik van documenten door de Europese agentschappen en organen en de Europese instellingen.

D.   UITBREIDING VAN IDA-NETTEN OP WERELDSCHAAL

— 
Uitbreiding van de IDA-netten tot de landen van de EER en de EVA, de landen uit Midden- en Oost-Europa en andere geassocieerde landen, alsmede de G7-landen en internationale organisaties, met name telematicanetten inzake sociale zekerheid, gezondheidszorg, geneesmiddelen en milieu.

II.   HORIZONTALE ACTIES EN MAATREGELEN

De EVA-staten nemen deel aan de volgende horizontale acties en maatregelen ter verzekering van de interoperabiliteit van en de toegang tot trans-Europese netten voor elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA), voortvloeiend uit artikel 3, lid 1, van Besluit nr. 1720/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad:

— 
algemene diensten,
— 
gemeenschappelijke instrumenten en technieken,
— 
interoperabiliteit van de informatie-inhoud,
— 
referentiepraktijken op juridisch en beveiligingsgebied,
— 
kwaliteitsborging en -toezicht,
— 
interoperabiliteit met nationale en regionale initiatieven,
— 
verspreiding van beste praktijken.

▼M65

Aanhangsel 4 bij protocol nr. 31

FINANCIEEL INSTRUMENT VAN DE EER

Implementatievoorwaarden

1.   Definities

In het hiernavolgende wordt verstaan onder:

1. 

„begunstigde staat”: een staat die overeenkomstig Besluit nr. 47/2000 van het Gemengd Comité van de EER van 22 mei 2000 financiële middelen ontvangt; de begunstigde staat wordt vertegenwoordigd door een aan te wijzen instantie belast met het beheer van de EER-EVA-middelen in het land en met het aangaan van overeenkomsten inzake projecten met het comité; de begunstigde staat is aan de EER-EVA-staten financiële verantwoording verschuldigd;

2. 

„projectpromotor”: het orgaan dat het project opzet; de subsidies worden via de begunstigde staat aan de projectpromotor uitgekeerd;

3. 

„het comité”: het door de EER-EVA-staten ingestelde orgaan belast met de in punt 7 omschreven taken;

4. 

„de controle-instantie”: een onafhankelijk orgaan dat, op basis van een overeenkomst met de begunstigde staat, toezicht houdt op de voortgang van het project, en aan de begunstigde staat en het comité verslag uitbrengt. De controle-instantie wordt door de begunstigde staat aangewezen op basis van een voorstel of een beoordeling met goedkeuring van de Europese Investeringsbank (EIB) en met de instemming van het comité.

2.   Begunstigde staten

Volgende tabel bevat een overzicht van de begunstigde staten en hun aandeel in de middelen.



(in EUR)

Land

1999

2000-2003

Totaal

Spanje

10 859 680

59 321 600

70181280

Portugal

5 023 200

16 265 600

21288800

Griekenland

5 812 560

16 265 600

22078160

Ierland

1 698 320

3 827 200

5525520

UK (Noord-Ierland)

526 240

0

526240

Totaal

23 920 000

95 680 000

119600000

3.   Bijstandsvorm

De bijstand wordt uitsluitend in de vorm van subsidies verstrekt. Een begunstigde staat kan evenwel aan het comité voorstellen om gedeelten van zijn aandeel te gebruiken voor het verminderen van de rentekosten van hoofdzakelijk met leningen gefinancierde projecten. Laatstbedoelde steun wordt eveneens in de vorm van subsidies verleend.

De EER-EVA-bijdrage is nooit groter dan 50 % van de projectkosten, tenzij het gaat om projecten die anders zouden worden gefinancierd met toewijzingen uit de begroting van de nationale, regionale of lokale overheid, in welk geval de bijdrage niet groter kan zijn dan 85 % van de totale kosten. De communautaire maxima voor cofinancieringen worden in geen geval overschreden.

De verantwoordelijkheid van de EER-EVA-staten voor de projecten beperkt zich tot het ter beschikking stellen van de middelen volgens een overeengekomen plan, op voorwaarde dat in de controleverslagen wordt bevestigd dat de projecten werden uitgevoerd in overeenstemming met de projectvoorstellen.

4.   In aanmerking komende activiteiten

De financiële steun is beschikbaar voor projecten op het gebied van het milieu, met inbegrip van stadsvernieuwing, vermindering van stedelijke vervuiling en bescherming van het Europese culturele erfgoed, vervoer met inbegrip van infrastructuur, en onderwijs en opleiding met inbegrip van academisch onderzoek. De overeenkomstsluitende partijen komen overeen ernaar te streven om tweederde van het totale bedrag toe te wijzen voor bovenbedoelde projecten op milieugebied.

5.   Projecten

Van het totale bedrag van 119,6 miljoen EUR wordt cumulatief vanaf 1999 jaarlijks 20 % voor het aangaan van betalingsverplichtingen beschikbaar gemaakt. Verschillende gedeelten van grote projecten kunnen afzonderlijk voor financiering worden ingediend en het comité beoordeelt elk projectvoorstel op zijn merites.

6.   Controle

Voor elk project wordt, tezamen met het projectplan en het tijdschema, de projectbegroting en het betalingsschema, een controleplan opgesteld. In het controleplan worden de belangrijke fasen van het project aangegeven. De controle-instantie brengt in de belangrijke stadia van het project overeenkomstig een vastgesteld plan, minstens eenmaal per jaar, verslag uit aan de begunstigde staat en het comité, waarbij zij onder andere informatie verstrekt over:

— 
de naleving van officiële voorwaarden voor de toekenning en aanschaf van vergunningen en certificeringen;
— 
de voortgang van het project in vergelijking met het oorspronkelijke plan;
— 
de eventuele afwijkingen van, inter alia, de projectbegroting, betalingsschema's, contractuele bepalingen, technische specificaties en de uitvoeringstermijn; de nadelige gevolgen daarvan voor de impact van het project, de verwachte voordelen en de voltooiingstijd; de eventuele maatregelen ter compensering van de gevolgen van afwijkingen;
— 
de op het project betrekking hebbende rekeningen;
— 
het al dan niet voldoen van de voortgang van het project aan de voorwaarden voor het uitgekeerd worden van de volgende tranche.

Indien het verslag niet aan het overeengekomen plan beantwoordt, kan het comité de begunstigde staat verzoeken om aanvullende informatie. Vragen die zich beperken tot verduidelijkingen of verzoeken om informatie die in het verslag ontbreekt, kunnen aan de controle-instantie worden gericht, waarbij de begunstigde staat naar behoren op de hoogte wordt gehouden. Het comité kan besluiten geen machtiging voor verdere uitkeringen te verlenen zolang het verslag niet aan de overeengekomen voorwaarden voldoet. De EER-EVA-staten kunnen met betrekking tot de projecten een audit laten uitvoeren zoals bepaald in punt 10, onder 13.

7.   Organisatie

De EVA-staten stellen een comité in dat

— 
de projecten goedkeurt voor financiering;
— 
zijn goedkeuring hecht aan het controle- en betalingsplan voor elk project;
— 
toeziet op de algemene werking van de bijstand, met name op basis van de controleverslagen;
— 
machtiging verleent voor uitkeringen aan de begunstigden overeenkomstig het betalingsplan, op basis van de controleverslagen.

De EIB

— 
beoordeelt de voorgestelde projecten en brengt daarover verslag uit aan de begunstigde staat;
— 
doet voorstellen met betrekking tot, of beoordeelt en stemt in met, de controle-instanties in de begunstigde staten, die door het comité en de begunstigde staat moeten worden goedgekeurd.

De begunstigde staten

— 
ontvangen en verlenen hun goedkeuring aan de te financieren projecten;
— 
dienen de projecten in bij de EIB ter beoordeling en vervolgens, vergezeld van de EIB-beoordeling, bij de Commissie en het comité.

De Commissie

onderzoekt de voorgestelde projecten op hun verenigbaarheid met de communautaire doelstellingen en, in het bijzonder, met de voorschriften inzake cofinanciering; bij dit onderzoek worden de EER-EVA-bijdragen gelijkgesteld met communautaire financieringen.

De controle-instanties

— 
zien toe op de uitvoering van de projecten in overeenstemming met een aan het goedgekeurde projectplan gehecht rapporteringsplan;
— 
brengen verslag uit aan de begunstigde staat en het comité.

8.   Taalstelsel

De officiële talen van de EER-overeenkomst kunnen worden gebruikt. Van alle bij het comité in te dienen documenten moet door de begunstigde staat/projectpromotor een Engelse vertaling ter beschikking worden gesteld.

9.   Financiële regelingen

De EER-EVA-staten voegen aan elke uitkering aan de begunstigde staten een beoordelings- en controleprovisie toe van 0,5 %, boven het van het overeengekomen totaal van 119,6 miljoen EUR af te boeken bedrag. Alle partijen betalen hun eigen administratiekosten.

De EIB rekent, als consulent van de projectpromotors/begunstigde staten, haar lastgevers voor haar diensten een honorarium aan.

De EER-EVA-staten voeren een degelijk financieel beheer. Voor de uitkeringen aan de begunstigde staten wordt opdracht gegeven door het comité, dat toeziet op de tijdige uitvoering. De vóór de uitkering door de middelen gegenereerde rente behoort toe aan de verstrekkers van de middelen.

10.   Beknopte procedurebeschrijving

1. Een projectpromotor legt een projectontwerp voor aan de begunstigde staat.

2. De begunstigde staat legt het projectontwerp voor aan de Commissie en het comité voor een voorlopig advies betreffende de geschiktheid van het concept.

▼M131

Het comité kan, naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van een begunstigde staat en op basis van objectieve criteria, het voorlopigadviesstadium overslaan.

▼M65

3.  ►M131  In het geval van een positief voorlopig advies of indien dat stadium van de procedure wordt overgeslagen, verzoekt de projectpromoter de EIB om een beoordeling van het project. ◄ Deze beoordeling heeft betrekking op de technische, economische, financiële en administratieve aspecten van het voorstel.

4. De projectpromotor dient het projectplan, met inbegrip van de kostenraming, het tijdschema, het betalingsschema, het controleplan en het beoordelingsrapport van de EIB in bij de begunstigde staat.

5. De begunstigde staat dient het project met de onder 4 vermelde documenten in bij de Commissie voor een definitieve geschiktheidsbeoordeling.

6. De begunstigde staat dient het project met de onder 4 vermelde documenten tegelijkertijd in bij het comité voor goedkeuring.

7. Het comité kan om aanvullende informatie verzoeken of een herziening van het projectplan, meer bepaald het controle/betalingsschema, voorstellen. Het comité hecht zijn goedkeuring aan het (herziene) project of neemt een met redenen omklede negatieve beslissing. Indien het project wordt goedgekeurd, wordt naar de begunstigde staat een toezeggingsbrief met specificatie van de relevante voorwaarden gezonden.

8. De controle-instantie en de begunstigde staat ondertekenen een overeenkomst met betrekking tot het controleplan.

9. De projectpromotor en de begunstigde staat ondertekenen een overeenkomst, en de begunstigde staat en het comité ondertekenen een overeenkomst betreffende de subsidiëring.

10. Een eerste tranche van 10 % wordt aan de begunstigde staat uitgekeerd zodra de projectpromotor het contract met de aannemer heeft ondertekend. De volgende tranches worden uitgekeerd in overeenstemming met het betalingsschema of naar gelang van de werkelijke stand van de uitvoering blijkens een bevredigend controleverslag en na goedkeuring door het comité.

11. De projectpromotor voert het project uit en de controle-instantie brengt verslag uit aan de begunstigde staat en het comité.

12. Indien de tranches niet overeenkomstig het schema kunnen worden uitgekeerd, kan tussen de begunstigde staat en het comité overleg worden gepleegd.

13. Indien het comité of de accountantscommissie van de EVA meer informatie wensen te ontvangen dan die waarin het controleplan voorziet, kunnen zij een eigen audit uitvoeren of voor een audit van het project op eigen kosten een externe auditor aantrekken. De ontvangende staat kan de auditor begeleiden. De projectpromotor en elk eventueel namens hem bij het projectbeheer betrokken orgaan dienen de auditor dezelfde toegang tot relevante informatie te verlenen als zij hun nationale autoriteiten of hun eigen auditors verschaffen.

14. De controle-instantie stelt een voltooiingsrapport of evaluatieverslag betreffende het project op, indien dit in het controleplan wordt voorgeschreven.

11.   Slotopmerkingen

Tenzij gewijzigde omstandigheden daartoe nopen, functioneert het nieuwe financieel instrument op dezelfde wijze als het financieel mechanisme dat ophoudt te bestaan. Naar gelang van de behoefte kunnen supplementaire documenten worden opgesteld.

▼B

PROTOCOL 32

betreffende de financiële bepalingen voor de tenuitvoerlegging van artikel 82



▼M215

Artikel 1

Procedure voor het vaststellen van de financiële deelneming van de EVA-staten voor ieder begrotingsjaar (n)

1.  
Uiterlijk op 31 januari van ieder begrotingsjaar (n–1) verstrekt de Europese Commissie het Permanent Comité van de EVA-staten het financieringsprogramma voor de activiteiten die gedurende de resterende periode van het desbetreffende meerjarige financiële kader zullen worden uitgevoerd, met vermelding van de voor die activiteiten geplande indicatieve vastleggingskredieten.
2.  
Het Permanent Comité van de EVA-staten verstrekt de Europese Commissie uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar (n–1) een lijst van activiteiten van de Gemeenschap die de EVA-staten voor de eerste maal wensen op te nemen in de EER-bijlage bij het voorontwerp van de begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar (n). Deze lijst geldt behoudens nieuwe voorstellen die door de Gemeenschap in de loop van het jaar (n–1) worden ingediend en behoudens het definitieve standpunt van de EVA-staten betreffende hun deelname aan deze activiteiten.
3.  

Uiterlijk op 15 mei van elk begrotingsjaar (n–1) deelt de Europese Commissie het Permanent Comité van de EVA-staten haar standpunt mee betreffende de verzoeken van de EVA-staten om deelname aan activiteiten gedurende het begrotingsjaar (n), met vermelding van de volgende gegevens:

a) 

de „ter informatie” in de staat van uitgaven van het voorontwerp van begroting van de Europese Unie vermelde indicatieve bedragen aan vastleggingskredieten en betalingskredieten voor de activiteiten waaraan de EVA-staten deelnemen of de wens tot deelname hebben geuit, en die overeenkomstig artikel 82 van de Overeenkomst zijn berekend;

b) 

de „ter informatie” in de staat van ontvangsten van het voorontwerp van begroting vermelde raming van de bijdragen van de EVA-staten.

Het standpunt van de Europese Commissie doet geen afbreuk aan de mogelijkheid de besprekingen voort te zetten over activiteiten waarvoor zij de deelname van de EVA-staten niet heeft aanvaard.

4.  
Indien de in lid 3 bedoelde bedragen niet in overeenstemming zijn met artikel 82 van de Overeenkomst, kan het Permanent Comité van de EVA-staten tot en met 30 juni van het begrotingsjaar (n–1) om correcties verzoeken.
5.  
De in lid 3 bedoelde bedragen worden aangepast na de goedkeuring van de algemene begroting van de Europese Unie, met inachtneming van de bepalingen van artikel 82 van de Overeenkomst. Deze aangepaste bedragen worden onverwijld meegedeeld aan het Permanent Comité van de EVA-staten.
6.  
Binnen 30 dagen na de publicatie van de algemene begroting van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie bevestigen de voorzitters van het Gemengd Comité van de EER bij een door de Europese Commissie geïnitieerde briefwisseling dat de in de EER-bijlage bij de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen bedragen in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 82 van de Overeenkomst.
7.  
Uiterlijk op 1 juni van het begrotingsjaar (n) stelt het Permanent Comité van de EVA-staten de Europese Commissie in kennis van de definitieve verdeling van de bijdrage over de EVA-staten. Deze verdeling is bindend.

Is deze informatie op 1 juni van het begrotingsjaar (n) niet verstrekt, dan gelden voorlopig de verdelingspercentages van het begrotingsjaar (n–1). De aanpassing wordt verricht volgens de procedure van artikel 4.

8.  
Indien het Gemengd Comité van de EER niet uiterlijk op 10 juli van het begrotingsjaar (n) (tenzij in uitzonderlijke omstandigheden een latere datum is overeengekomen) een besluit heeft genomen tot vaststelling van de deelname van de EVA-staten aan een activiteit die is opgenomen in de EER-bijlage bij de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar (n), of indien niet uiterlijk op die datum kennis is gegeven van de voltooiing van eventuele grondwettelijke vereisten voor een dergelijk besluit, wordt de deelname van de EVA-staten aan de desbetreffende activiteit uitgesteld tot het begrotingsjaar (n+1), tenzij anders overeengekomen.
9.  
Zodra de deelname van de EVA-staten aan een activiteit voor een begrotingsjaar (n) is vastgesteld, geldt de financiële bijdrage van de EVA-staten voor alle transacties die in dat begrotingsjaar uit hoofde van de desbetreffende begrotingsonderdelen worden verricht, tenzij anders overeengekomen.

Artikel 2

Beschikbaarstelling van de bijdragen van de EVA-staten

1.  
Op basis van de EER-bijlage bij de algemene begroting van de Europese Unie, die overeenkomstig artikel 1, leden 6 en 7, is vastgesteld, stelt de Europese Commissie voor iedere EVA-staat een afroeping van bijdragen op, die berekend wordt aan de hand van de betalingskredieten en overeenkomstig artikel 71, lid 2, van het Financieel Reglement ( 20 ).
2.  
Deze afroeping van bijdragen dient door de EVA-staten uiterlijk op 15 augustus van het begrotingsjaar (n) te zijn ontvangen en houdt een verzoek in tot betaling van de door iedere EVA-staat verschuldigde bijdrage op uiterlijk 31 augustus van dat begrotingsjaar (n).

Indien de algemene begroting van de Europese Unie niet is goedgekeurd vóór 10 juli van het begrotingsjaar (n), of in uitzonderlijke omstandigheden vóór de uit hoofde van artikel 1, lid 8, overeengekomen datum, wordt het verzoek tot betaling gebaseerd op het indicatieve bedrag dat in het voorontwerp van begroting is opgenomen. De aanpassing wordt verricht volgens de procedure van artikel 4.

3.  
De bijdragen worden in euro uitgedrukt en betaald.
4.  
Te dien einde opent elke EVA-staat bij zijn Schatkist of bij de daartoe aangewezen instantie een rekening in euro ten name van de Europese Commissie.
5.  
Elk uitstel van de stortingen op de in lid 4 vermelde rekening geeft aanleiding tot rentebetaling door de desbetreffende EVA-staat tegen de rentevoet die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties in euro toepast, vermeerderd met 1,5 procentpunt. De referentierentevoet is de rentevoet die op 1 juli van dat jaar van kracht is, zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Voorwaarden betreffende de tenuitvoerlegging

1.  
Het gebruik van de uit de deelneming van de EVA-staten voortvloeiende kredieten geschiedt in overeenstemming met het Financieel Reglement.
2.  
Ten aanzien van aanbestedingsprocedures geldt echter dat alle EG-lidstaten en alle EVA-staten kunnen inschrijven op aanbestedingen, in zoverre daarbij sprake is van financiering uit begrotingsonderdelen waaraan de EVA-staten deelnemen.

Artikel 4

Aanpassing van de EVA-bijdrage in het licht van de tenuitvoerlegging

1.  
De bijdragen van de EVA-staten die voor elk betrokken begrotingsonderdeel overeenkomstig artikel 82 van de Overeenkomst worden vastgesteld, blijven gedurende het desbetreffende begrotingsjaar (n) onveranderd.
2.  

Na het afsluiten van de rekeningen voor elk begrotingsjaar berekent de Europese Commissie in het kader van de opstelling van de jaarrekening voor het begrotingsjaar (n+1) het resultaat van de uitvoering van de begroting door de EVA-staten, waarbij rekening wordt gehouden met:

a) 

de bijdragen die door de EVA-staten zijn betaald overeenkomstig artikel 2;

b) 

het aandeel van de EVA-staten in de totale uitvoeringscijfers van de kredieten die zijn opgenomen in de begrotingsonderdelen waarvoor deelname van de EVA-staten is overeengekomen; en

c) 

bedragen voor het dekken van met de Gemeenschap verband houdende uitgaven die door de EVA-staten afzonderlijk worden gedekt, of door EVA-staten in natura gedane betalingen (bijvoorbeeld administratieve bijstand).

3.  
Bedragen die van derden zijn teruggevorderd in het kader van een begrotingsonderdeel waarvoor de deelname van de EVA-staten is overeengekomen, worden behandeld als bestemmingsontvangsten in het kader van datzelfde begrotingsonderdeel, overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder f), van het Financieel Reglement.
4.  
De bijdrage van de EVA-staten voor het begrotingsjaar (n) wordt, uitgaande van het resultaat van de uitvoering van de begroting, aangepast in het kader van de afroeping van bijdragen voor het begrotingsjaar (n+2) en gebaseerd op de definitieve verdeling over de EVA-staten voor het begrotingsjaar (n).
5.  
Indien nodig stelt het Gemengd Comité van de EER aanvullende voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 en 4 vast. Dit geldt in het bijzonder voor met de Gemeenschap verband houdende uitgaven die door de EVA-staten afzonderlijk worden gedragen, en voor hun bijdragen in natura.

Artikel 5

Informatie

1.  
Aan het eind van elk kwartaal verstrekt de Europese Commissie het Permanent Comité van de EVA-staten een uittreksel uit haar rekeningen dat, zowel voor de ontvangsten als voor de uitgaven, de stand weergeeft van de tenuitvoerlegging van de programma's en andere maatregelen waaraan de EVA-staten financieel deelnemen.
2.  
Na het afsluiten van het begrotingsjaar (n) verstrekt de Europese Commissie het Permanent Comité van de EVA-staten de gegevens betreffende de programma's en andere maatregelen waaraan de EVA-staten financieel deelnemen, die opgenomen zijn in het desbetreffende deel van de jaarrekeningen dat overeenkomstig de artikelen 126 en 127 van het Financieel Reglement is opgesteld.
3.  
De Europese Commissie verstrekt het Permanent Comité van de EVA-staten alle overige financiële informatie waar het laatstgenoemde redelijkerwijs om kan verzoeken met betrekking tot de programma's en andere maatregelen waaraan de EVA-staten financieel deelnemen.

Artikel 6

Controle

1.  
De controle op de vaststelling en de beschikbaarheid van alle inkomsten, alsmede de controle op het aangaan van alle betalingsverplichtingen en op de vaststelling van het tijdschema voor alle uitgaven betreffende de deelneming van de EVA-staten, geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Financieel Reglement en de verordeningen die van toepassing zijn op de in de artikelen 76 en 78 van de Overeenkomst vermelde gebieden.
2.  
De controle-instanties van de Gemeenschap en die van de EVA-staten komen passende regelingen overeen om de controle van de inkomsten en de uitgaven betreffende de deelneming van de EVA-staten aan communautaire activiteiten overeenkomstig lid 1 te vergemakkelijken.

Artikel 7

Voor de berekening van de evenredigheidsfactor in aanmerking te nemen bbp-cijfer

De in artikel 82 van de Overeenkomst vermelde bbp-gegevens tegen marktprijzen zijn die welke ingevolge de tenuitvoerlegging van artikel 76 van de Overeenkomst worden gepubliceerd.

▼B

PROTOCOL 33

betreffende arbitrageprocedures



1. Indien een geschil aan arbitrage wordt onderworpen, zijn er drie arbiters, tenzij de partijen bij het geschil anders besluiten,

2. Binnen 30 dagen wijzen de partijen bij het geschil elk een arbiter aan.

3. De aldus aangewezen arbiters benoemen bij consensus een opperarbiter, die onderdaan is van een andere overeenkomstsluitende partij dan die van de aangewezen arbiters. Kunnen zij binnen twee maanden na hun aanwijzing niet tot een akkoord komen, dan kiezen zij de opperarbiter uit een door het Gemengd Comité van de EER opgestelde lijst van zeven personen. Deze lijst wordt door het Gemengd Comité overeenkomstig zijn reglement van orde opgesteld en herzien.

4. Tenzij de overeenkomstsluitende partijen anders besluiten, stelt het arbitragehof zijn reglement van orde vast. Het Hof neemt zijn beslissingen bij meerderheid.

PROTOCOL 34

betreffende de mogelijkheid voor rechterlijke instanties van de EVA-Staten om het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te verzoeken een uitspraak te doen over de uitlegging van EER-regels die overeenkomen met EG-regels



Artikel 1

Indien in een zaak die bij een rechterlijke instantie van een EVA-Staat aanhangig is, een vraag wordt opgeworpen betreffende de uitlegging van bepalingen van de Overeenkomst die in essentie gelijk zijn aan de bepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, zoals gewijzigd of aangevuld, of van ter uitvoering daarvan aangenomen besluiten, kan die rechterlijke instantie zo nodig het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen.

Artikel 2

Een EVA-Staat die voornemens is dit protocol toe te passen, stelt de depositaris en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ervan in kennis in welke mate en volgens welke procedures het protocol op zijn rechterlijke instanties van toepassing zal zijn.

Artikel 3

De depositaris licht de overeenkomstsluitende partijen in over iedere kennisgeving krachtens artikel 2.

PROTOCOL 35

betreffende de tenuitvoerlegging van EER-Voorschriften



overwegende dat deze Overeenkomst tot doel heeft een homogene Europese Economische Ruimte op grond van gemeenschappelijke regels tot stand te brengen, zonder dat de overeenkomstsluitende partijen verplicht zijn wetgevende bevoegdheden aan een instelling van de Europese Economische Ruimte over te dragen;

overwegende dat zulks bijgevolg via nationale procedures zal moeten geschieden;



Enig Artikel

Voor gevallen waarin zich conflicten zouden voordoen tussen de tenuitvoerlegging van EER-regels en andere wetgevende bepalingen verbinden de EVA-Staten zich ertoe zo nodig in hun wetgeving een bepaling op te nemen volgens welke de EER-regels in die gevallen voorrang hebben.

PROTOCOL 36

betreffende de Statuten van het Gemengd Parlementair Comité van de EER



Artikel 1

Het bij artikel 95 van de Overeenkomst ingestelde Gemengd Parlementair Comité van de EER wordt opgericht en functioneert overeenkomstig het bepaalde in de Overeenkomst en deze Statuten.

Artikel 2

▼M135

Het Gemengd Parlementair Comité van de EER bestaat uit vierentwintig leden.

▼B

Het Europees Parlement en de Parlementen van de EVA-Staten benoemen elk een gelijk aantal leden van het Gemengd Parlementair Comité van de EER.

Artikel 3

Het Gemengd Parlementair Comité van de EER kiest uit zijn leden een Voorzitter en een Vice-Voorzitter. Het Voorzitterschap van het Comité wordt beurtelings voor een periode van een jaar waargenomen door een door het Europees Parlement en door een Parlement van een EVA-Staat benoemd lid.

Het Comité benoemt zijn bureau.

Artikel 4

Het Gemengd Parlementair Comité van de EER houdt tweemaal per jaar een algemene zitting, beurtelings in de Gemeenschap en in een EVA-Staat. Het Comité besluit op elke zitting waar de volgende algemene zitting zal worden gehouden. Buitengewone zittingen kunnen worden gehouden wanneer het Comité of het bureau van het Comité daartoe besluit overeenkomstig het reglement van orde van het Comité.

Artikel 5

Het Gemengd Parlementair Comité van de EER stelt zijn reglement van orde vast met een twee derde meerderheid van de leden van het Comité.

Artikel 6

De kosten verbonden aan de deelneming aan het Gemengd Parlementair Comité van de EER komen ten laste van het Parlement dat een lid heeft benoemd.

PROTOCOL 37

houdende de lijst bedoeld in artikel 101



1. Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (Besluit 74/234/EEG van de Commissie)

2. Geneesmiddelencomité (Besluit 75/320/EEG van de Raad)

3. Wetenschappelijk Veterinair Comité (Besluit 81/651/EEG van de Commissie)

▼M309 —————

▼B

5.  ►M242  Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad). ◄

▼M262 —————

▼B

7. Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities (Verordening (EEG) van de Raad nr. 17/62)

8. Raadgevend Comité voor Concentraties (Verordening (EEG) van de Raad nr. 4064/89)

▼M202 —————

▼M76

10. Comité voor farmaceutische specialiteiten (Tweede Richtlijn 75/319/EEG van de Raad)

11. Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (Richtlijn 81/851/EEG van de Raad)

▼M249 —————

▼M78

13.  ►M323  ————— ◄ (Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad)

▼M117

14. Comité voor weesgeneesmiddelen (Verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de Raad)

▼M123

15. Permanent Comité voor biociden (Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad)

▼M133

16. De Beleidsgroep Radiospectrum (Besluit 2002/622/EG van de Commissie)

▼M303 —————

▼M199

18. De groep deskundigen inzake elektronische handel (Besluit 2005/752/EG van de Commissie).

19. De deskundigengroep op hoog niveau voor de i2010-strategie (Besluit 2006/215/EG van de Commissie).

▼M202

20. De groep coördinatoren voor de erkenning van beroepskwalificaties (Besluit 2007/172/EG van de Commissie).

▼M262 —————

▼M211

22. Het Europees Comité voor het effectenbedrijf (Besluit 2001/528/EG van de Commissie).

▼M262 —————

▼M211

25. Het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Besluit 2004/9/EG van de Commissie).

26. Het Europees Comité voor het bankwezen (Besluit 2004/10/EG van de Commissie).

▼M217

27. Coördinatiegroep voor gedecentraliseerde en wederzijdse-erkenningsprocedure (menselijk) (Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad).

28. Coördinatiegroep voor gedecentraliseerde en wederzijdse-erkenningsprocedure (diergeneeskundig) (Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad).

▼M219

29. Het Comité Douanewetboek (Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad).

▼M250 —————

▼M229

32. Raad voor de beveiliging van de Europese GNSS-systemen (Besluit 2009/334/EG van de Commissie).

▼M237

33. Het Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers (Besluit 2009/17/EG van de Commissie).

▼M246

34. De stuurgroep op hoog niveau voor het SafeSeaNet (Besluit 2009/584/EG van de Commissie).

▼M249

35. Het Contactcomité inzake audiovisuele mediadiensten (Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad).

▼M250

36. De Raad voor de veiligheidsaccreditatie voor Europese GNSS-systemen (Verordening (EU) nr. 912/2010).

37. De raad van bestuur (Verordening (EU) nr. 912/2010).

▼M260

38. Het Europees multistakeholderforum inzake elektronische facturering (e-facturering) (Besluit 2010/C 326/07 van de Commissie).

▼M282

39. De Europese groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (Besluit C(2014) 462 van de Commissie van 3 februari 2014 tot oprichting van een Europese groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten).

▼B

PROTOCOL 38

betreffende het financieel mechanisme



Artikel 1

1.  
Het Financieel Mechanisme voorziet in financiële bijstand voor de ontwikkeling en de structurele aanpassing van de in artikel 4 bedoelde regio's, enerzijds in de vorm van rentesubsidies op leningen, anderzijds in de vorm van giften.
2.  
Het Financieel Mechanisme wordt gefinancierd door de EVA-Staten. Deze verlenen daartoe volmacht aan de Europese Investeringsbank, die deze volmacht overeenkomstig de volgende artikelen uitvoert. De EVA-Staten stellen een Comité voor het Financieel Mechanisme in, dat de in de artikelen 2 en 3 voorgeschreven besluiten neemt met betrekking tot rentesubsidies en giften.

Artikel 2

1.  
De in artikel 1 genoemde rentesubsidies worden beschikbaar gesteld in samenhang met de door de Europese Investeringsbank verstrekte leningen en, voor zover mogelijk, in ecu uitgedrukt.
2.  
De rentesubsidie op deze leningen wordt vastgesteld op ►M1  twee ◄ procentpunten per jaar op de rentetarieven van de Europese Investeringsbank en wordt voor elke lening voor tien jaar verleend.
3.  
De aflossing, die in gelijke tranches plaatsvindt, wordt voorafgegaan door een aflossingsvrije periode van twee jaar.
4.  
De rentesubsidies worden verleend na goedkeuring van het Comité voor het Financieel Mechanisme van de EVA en advies van de Commissie van de EG.

▼M1

5.  
De som van de leningen die in aanmerking komen voor de in artikel 1 bedoelde rentesubsidies en in een periode van vijf jaar vanaf 1 juli 1993 in gelijke tranches worden verleend, bedraagt 1 500 miljoen ecu. Indien de EER-Overeenkomst na genoemde datum in werking treedt, loopt die periode vanaf de inwerkingtreding.

▼B

Artikel 3

▼M1

1.  
De som van de in artikel 1 bedoelde giften die in een periode van vijf jaar vanaf 1 juli 1993 in gelijke tranches worden verleend, bedraagt 500 miljoen ecu. Indien de EER-Overeenkomst na genoemde datum in werking treedt, loopt die periode vanaf de inwerkingtreding.

▼B

2.  
Deze giften worden door de Europese Investeringsbank uitgekeerd op basis van de door de ontvangende Lid-Staat van de EG ingediende voorstellen, na advies van de Commissie van de EG en met goedkeuring van het Comité voor het Financieel Mechanisme van de EVA, dat van het verloop van de procedure in kennis wordt gesteld.

Artikel 4

1.  
De in artikel 1 bedoelde financiële bijstand is beperkt tot projecten van overheden en openbare of particuliere ondernemingen, die worden uitgevoerd in Griekenland, het eiland Ierland, Portugal en de in de bijlage genoemde Spaanse regio's. Het aandeel van elke regio in de totale financiële bijstand wordt vastgesteld door de Gemeenschap, die de EVA-Staten daarvan in kennis stelt.
2.  
Voorrang wordt gegeven aan projecten, waarbij de nadruk in het bijzonder wordt gelegd op milieu (met inbegrip van stedelijke ontwikkeling), vervoer (en de daarvoor bestemde infrastructuur) of opleiding en scholing. Met betrekking tot door particuliere ondernemingen ingediende projecten wordt bijzondere aandacht geschonken aan kleine en middelgrote ondernemingen.
3.  
Het maximale subsidiebestanddeel van een met het Financieel Mechanisme gesteund project wordt vastgesteld op een niveau dat niet onverenigbaar is met het door de EG ter zake gevoerde beleid.

Artikel 5

De EVA-Staten treffen die regelingen met de Europese Investeringsbank en de Commissie van de EG welke naar het inzicht van deze betrokkenen dienstig worden geacht voor de goede werking van het Financieel Mechanisme. De aan het beheer van het Financieel Mechanisme verbonden kosten worden in dit kader vastgesteld.

Artikel 6

De Europese Investeringsbank is gerechtigd om als waarnemer de bijeenkomsten van het Gemengd Comité van de EER bij te wonen wanneer op het Financieel Mechanisme betrekking hebbende aangelegenheden die voor de Europese Investeringsbank van belang zijn aan de orde komen.

Artikel 7

Het Gemengd Comité van de EER kan de door het Comité voor de toepassing van het Financieel Mechanisme nodig geachte aanvullende bepalingen vaststellen.

Bijlage bij Protocol 38

Lijst van Spaanse regio’s die in aanmerking komen

Andalucia
Asturias
Castïlla y Leon
Castilla-La Mancha
Ceuta-Melilla
Valencia
Extremadura
Galicia
Islas Canarias
Murcia

▼M135

PROTOCOL 38 bis

betreffende het Financieel Mechanisme van de EER





Artikel 1

De EVA-Staten dragen bij tot de vermindering van economische en sociale verschillen binnen de Europese Economische Ruimte aan de hand van subsidies voor investerings- en ontwikkelingsprojecten in de in artikel 3 vermelde prioritaire sectoren.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage bedraagt in totaal 600 miljoen euro, waarvan over de periode 1 mei 2004 tot en met 30 april 2009 jaarlijkse tranches van 120 miljoen euro beschikbaar worden gemaakt voor het aangaan van betalingsverplichtingen.

Artikel 3

1.  

Voor de subsidies komen projecten in de volgende prioritaire sectoren in aanmerking:

a) 

de bescherming van het milieu, met inbegrip van het leefmilieu, door, inter alia, vermindering van de verontreiniging en bevordering van vernieuwbare energie;

b) 

de bevordering van duurzame ontwikkeling door efficiënter gebruik en beheer van hulpbronnen;

c) 

de bescherming van het Europees cultureel erfgoed met inbegrip van openbaar vervoer en stadsvernieuwing;

d) 

de ontwikkeling van menselijk potentieel door, inter alia, bevordering van onderwijs en opleiding, en uitbreiding van de administratieve capaciteit of dienstverlening van lokale besturen of hun instellingen evenals consolidering van de democratische processen die eraan ten grondslag liggen;

e) 

gezondheids- en kinderzorg.

2.  
Academisch onderzoek kan voor financiering in aanmerking komen voor zover het op een of verschillende van deze prioritaire sectoren betrekking heeft.

Artikel 4

1.  
De EER-EVA-bijdrage in de vorm van subsidies is nooit groter dan 60 % van de projectkosten, tenzij het gaat om projecten die anders zouden worden gefinancierd met toewijzingen uit de begroting van de nationale, regionale of lokale overheid, in welk geval de bijdrage niet groter kan zijn dan 85 % van de totale kosten. De communautaire maxima voor cofinancieringen worden in geen geval overschreden.
2.  
De van toepassing zijnde regels betreffende staatssteun worden nageleefd.
3.  
►M187  De Commissie van de Europese Gemeenschappen kan de voorgestelde projecten op hun verenigbaarheid met de communautaire doelstellingen onderzoeken. ◄
4.  
De verantwoordelijkheid van de EVA-staten voor de projecten beperkt zich tot het ter beschikking stellen van de middelen volgens het overeengekomen plan. Aansprakelijkheid ten aanzien van derden wordt niet aanvaard.

Artikel 5

De middelen worden de begunstigde staten (Tsjechische Republiek, Estland, Griekenland, Spanje, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Slovenië en Slowakijë) overeenkomstig de volgende verdeelsleutel ter beschikking gesteld:



Begunstigde staat

Percentage van de totale bijdrage

Tsjechische Republiek

8,09 %

Estland

1,68 %

Griekenland

5,71 %

Spanje

7,64 %

Cyprus

0,21 %

Letland

3,29 %

Litouwen

4,50 %

Hongarije

10,13 %

Malta

0,32 %

Polen

46,80 %

Portugal

5,22 %

Slovenië

1,02 %

Slowakije

5,39 %

Artikel 6

Met het oog het opnieuw toewijzen van niet-vastgelegde middelen voor hoogprioritaire projecten van een begunstigde staat wordt in november 2006, en opnieuw in november 2008, de regeling opnieuw bekeken.

Artikel 7

1.  
De financiële bijdrage waarin dit protocol voorziet, wordt nauw gecoördineerd met de bilaterale bijdrage van Noorwegen waarin het Noors Financieel Mechanisme voorziet.
2.  
De EVA-staten zien in het bijzonder erop toe dat voor beide in vorige alinea bedoelde financiële mechanismen dezelfde aanvraagprocedures worden toegepast.
3.  
Alle relevante wijzigingen van het cohesiebeleid van de Gemeenschap worden naar behoren in aanmerking genomen.

Artikel 8

1.  
De EVA-staten richten een comité op voor het beheer van het Financieel Mechanisme van de EER.
2.  
Verdere uitvoeringsbepalingen betreffende het Financieel Mechanisme van de EER worden zo nodig door de EVA-staten vastgesteld.
3.  
Voor het dekken van de beheerkosten worden middelen van het in artikel 2 genoemde totaalbedrag gebruikt.

Artikel 9

Aan het einde van de periode van vijf jaar, en onverminderd de rechten en verplichtingen in het kader van de overeenkomst, onderzoeken de overeenkomstsluitende partijen in het licht van artikel 115 opnieuw de behoefte aan maatregelen met betrekking tot de economische en sociale verschillen binnen de Europese Economische Ruimte.

Artikel 10

Indien in artikel 5 van dit protocol vermelde begunstigde Staten op 1 mei 2004 geen partij bij de overeenkomst worden, of indien er zich lidmaatschapswijzigingen binnen de EVA-pijler van de Europese Economische Ruimte voordoen, wordt dit protocol dienovereenkomstig aangepast.

▼M187

ADDENDUM BIJ PROTOCOL 38 bis

betreffende het financieel mechanisme van de EER voor de Republiek Bulgarije en Roemenië



Artikel 1

1.  
Protocol 38 bis is van overeenkomstige toepassing op de Republiek Bulgarije en Roemenië.
2.  
Niettegenstaande het bepaalde in lid 1 is artikel 6 van Protocol 38 bis niet van toepassing. Wanneer niet-vastgelegde middelen van Bulgarije of Roemenië beschikbaar zijn, vindt geen nieuwe toewijzing aan andere begunstigde staten plaats.
3.  
Niettegenstaande het bepaalde in lid 1 is artikel 7 van Protocol 38 bis niet van toepassing.
4.  
Niettegenstaande het bepaalde in lid 1 mogen bijdragen aan niet-gouvernementele organisaties en sociale partners ten hoogste 90 % van de projectkosten belopen.

Artikel 2

De extra bedragen voor de financiële bijdrage ten behoeve van de Republiek Bulgarije en Roemenië zijn 21,5 miljoen EUR voor de Republiek Bulgarije en 50,5 miljoen EUR voor Roemenië voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 april 2009. Deze bijdragen worden ter beschikking gesteld vanaf de datum waarop de Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte, dan wel een overeenkomst tot voorlopige toepassing van die overeenkomst, in werking treedt, en zijn voor vastlegging beschikbaar in één tranche in 2007.

▼M239

PROTOCOL Nr. 38 TER

BETREFFENDE HET FINANCIEEL MECHANISME VAN DE EER (2009-2014)



Artikel 1

IJsland, Liechtenstein en Noorwegen („de EVA-staten”) dragen bij tot de vermindering van economische en sociale verschillen binnen de Europese Economische Ruimte en de versterking van hun betrekkingen met de begunstigde staten door middel van financiële bijdragen ten gunste van de in artikel 3 vermelde prioritaire sectoren.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage bedraagt in totaal 988,5 miljoen EUR, waarvan over de periode van 1 mei 2009 tot en met 30 april 2014 jaarlijkse tranches van 197,7 miljoen EUR beschikbaar worden gemaakt voor het aangaan van betalingsverplichtingen.

Artikel 3

1.  

Voor de financiële bijdragen komen de volgende prioritaire sectoren in aanmerking:

a) 

milieubescherming en milieubeheer;

b) 

klimaatverandering en hernieuwbare energie;

c) 

het maatschappelijk middenveld;

d) 

menselijke en sociale ontwikkeling;

e) 

bescherming van het cultureel erfgoed.

2.  
Academisch onderzoek kan voor financiering in aanmerking komen voor zover dit onderzoek op één of meer van deze prioritaire sectoren betrekking heeft.
3.  
De indicatieve toewijzing voor iedere begunstigde staat bedraagt ten minste 30 % voor de prioritaire sectoren a) en b) gecombineerd, en 10 % voor prioritaire sector c). Overeenkomstig de procedure van artikel 8, lid 2, worden de prioritaire sectoren op flexibele wijze gekozen, geconcentreerd en aangepast volgens de verschillende behoeften van elke begunstigde staat, met inachtneming van de omvang van de betrokken staat en de omvang van de bijdrage.

Artikel 4

1.  
De EVA-bijdrage is nooit groter dan 85 % van de programmakosten. In bijzondere gevallen kan de bijdrage 100 % van de programmakosten bedragen.
2.  
De toepasselijke voorschriften inzake steunmaatregelen van de staten worden nageleefd.
3.  
De Commissie onderzoekt alle programma’s en elke substantiële wijziging in een programma op hun verenigbaarheid met de doelstellingen van de Europese Unie.
4.  
De verantwoordelijkheid van de EVA-staten voor de projecten beperkt zich tot het ter beschikking stellen van de middelen volgens het overeengekomen plan. Aansprakelijkheid ten aanzien van derden wordt niet aanvaard.

Artikel 5

De middelen worden ter beschikking gesteld van de volgende begunstigde staten: Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije.

Aan Spanje wordt 45,85 miljoen EUR ter beschikking gesteld voor overgangssteun voor de periode van 1 mei 2009 tot en met 31 december 2013. Met inachtneming van overgangsaanpassingen worden de overige middelen beschikbaar gesteld volgens de volgende verdeelsleutel:



 

Middelen

(miljoen euro)

Bulgarije

78,60

Tsjechië

61,40

Estland

23,00

Griekenland

63,40

Cyprus

3,85

Letland

34,55

Litouwen

38,40

Hongarije

70,10

Malta

2,90

Polen

266,90

Portugal

57,95

Roemenië

190,75

Slovenië

12,50

Slowakije

38,35

Artikel 6

In november 2011 en nogmaals in november 2013 vindt een evaluatie plaats met het oog op het opnieuw toewijzen van beschikbare, maar niet-vastgelegde middelen ten gunste van projecten met een hoge prioriteit die door een begunstigde staat zijn ingediend.

Artikel 7

1.  
De financiële bijdrage waarin dit protocol voorziet, wordt zorgvuldig gecoördineerd met de bilaterale bijdrage van Noorwegen waarin het financieel mechanisme van Noorwegen voorziet.
2.  
De EVA-staten zien er in het bijzonder op toe dat voor beide in het voorgaande lid bedoelde financiële mechanismen in wezen dezelfde aanvraagprocedures en uitvoeringsprocedures worden toegepast.
3.  
Met alle relevante wijzigingen van het cohesiebeleid van de Europese Unie wordt de nodige rekening gehouden.

Artikel 8

Voor de tenuitvoerlegging van het financieel mechanisme van de EER geldt het volgende:

1. 

In alle uitvoeringsfasen wordt de hoogste mate van transparantie, verantwoording en kosteneffectiviteit in acht genomen, evenals de beginselen van goed bestuur, duurzame ontwikkeling en gelijke behandeling van mannen en vrouwen. De doelstellingen van het financieel mechanisme van de EER worden nagestreefd in het kader van nauwe samenwerking tussen de begunstigde staten en de EVA-staten.

2. 

Teneinde efficiënte en doelgerichte tenuitvoerlegging te waarborgen, sluiten de EVA-staten met elke begunstigde staat, met inachtneming van de nationale prioriteiten, een memorandum van overeenstemming waarin het meerjarige programmeringskader en de structuren voor beheer en controle worden vastgelegd.

3. 

Na de sluiting van het memorandum van overeenstemming dient de begunstigde staat programmeringsvoorstellen in. De EVA-staten verrichten de beoordeling en goedkeuring van de voorstellen en sluiten met de begunstigde staten voor elk programma een subsidieovereenkomst. De omvang van de bijdrage is mede bepalend voor de mate van gedetailleerdheid van het programma. Binnen programma’s kunnen in uitzonderingsgevallen projecten worden aangegeven met de voorwaarden voor selectie, goedkeuring en controle, in overeenstemming met de uitvoeringsbepalingen van lid 8.

De begunstigde staat is verantwoordelijk voor de uitvoering van de overeengekomen programma’s. De begunstigde staten voorzien in een passend beheers- en controlesysteem om een gedegen tenuitvoerlegging en beheer te waarborgen.

4. 

Bij de voorbereiding, tenuitvoerlegging, monitoring en evaluatie van de financiële bijdrage worden waar nuttig partnerschappen aangegaan teneinde brede participatie te waarborgen. De partners kunnen onder andere plaatselijke, regionale en nationale overheden zijn, alsmede particuliere ondernemingen, maatschappelijke organisaties en sociale partners in de begunstigde staten en de EVA-staten.

5. 

Het voor het beheer van het financieel mechanisme van de EER opgezette controlesysteem moet waarborgen dat het beginsel van gezond financieel beheer in acht wordt genomen. De EVA-staten kunnen tevens de volgens hun interne regelgeving vereiste controles verrichten. De begunstigde staten verlenen hiertoe alle noodzakelijke bijstand en verstrekken alle noodzakelijke informatie en documentatie. In geval van onregelmatigheden mogen de EVA-staten de financiering opschorten en verstrekte middelen terugvorderen.

6. 

Projecten binnen het meerjarige programmeringskader in de begunstigde staten kunnen worden uitgevoerd in samenwerking tussen organisaties in de begunstigde staten en in de EVA-staten, overeenkomstig de regelgeving inzake overheidsopdrachten.

7. 

De beheerskosten van de EVA-staten worden bekostigd uit het in artikel 2 genoemde totaalbedrag en worden gespecificeerd in de uitvoeringsbepalingen bedoeld in lid 8.

8. 

De EVA-staten stellen een comité in voor het algemene beheer van het financieel mechanisme van de EER. Nadere uitvoeringsbepalingen betreffende het financieel mechanisme van de EER worden door de EVA-staten vastgesteld na overleg met de begunstigde staten. De EVA-staten streven ernaar deze bepalingen vast te stellen voor de ondertekening van de memoranda van overeenstemming.

Artikel 9

Aan het einde van de periode van vijf jaar, en onverminderd de rechten en verplichtingen in het kader van de Overeenkomst, onderzoeken de overeenkomstsluitende partijen in het licht van artikel 115 opnieuw de behoefte aan maatregelen met betrekking tot de economische en sociale verschillen binnen de Europese Economische Ruimte.

▼M268

ADDENDUM BIJ PROTOCOL 38 TER BETREFFENDE HET FINANCIEEL MECHANISME VAN DE EER VOOR DE REPUBLIEK KROATIË

Artikel 1

1. Protocol 38 ter is van overeenkomstige toepassing op de Republiek Kroatië.

2. Niettegenstaande het bepaalde in lid 1 is de eerste zin van lid 3 van artikel 3 van Protocol 38 ter niet van toepassing.

3. Niettegenstaande het bepaalde in lid 1 is artikel 6 van Protocol 38 ter niet van toepassing. Wanneer niet-vastgelegde middelen van Kroatië beschikbaar zijn, vindt geen nieuwe toewijzing aan andere begunstigde staten plaats.

Artikel 2

De extra bedragen voor de financiële bijdrage zijn 5 miljoen euro voor de Republiek Kroatië voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 april 2014. Deze bijdragen worden ter beschikking gesteld vanaf de datum waarop de Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Kroatië aan de Europese Economische Ruimte, dan wel een overeenkomst tot voorlopige toepassing van die overeenkomst, in werking treedt.

▼M301

PROTOCOL 38 quater

betreffende het financieel mechanisme van de EER (2014-2021)



Artikel 1

1.  
IJsland, Liechtenstein en Noorwegen (hierna „de EVA-staten” genoemd) dragen bij tot de vermindering van economische en sociale verschillen binnen de Europese Economische Ruimte en de versterking van hun betrekkingen met de begunstigde staten door middel van financiële bijdragen ten gunste van de in artikel 3 vermelde prioritaire sectoren.
2.  
Alle programma's en activiteiten die met middelen uit het financieel mechanisme van de EER (2014-2021) worden gefinancierd, zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke waarden van eerbiediging van de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren.

Artikel 2

1.  
De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage bedraagt in totaal 1 548,1 miljoen EUR, waarvan over de periode 1 mei 2014 tot en met 30 april 2021 jaarlijkse tranches van 221,16 miljoen EUR beschikbaar worden gemaakt voor het aangaan van betalingsverplichtingen.
2.  
Het totale bedrag bestaat uit de in artikel 6 bedoelde landspecifieke toewijzingen en het in artikel 7 bedoelde algemene fonds voor regionale samenwerking.

Artikel 3

1.  

De landspecifieke toewijzingen worden ter beschikking gesteld van de volgende prioritaire sectoren:

a) 

innovatie, onderzoek, onderwijs en concurrentievermogen;

b) 

sociale inclusie, jeugdwerkloosheid en armoedebestrijding;

c) 

milieu, energie, klimaatverandering en koolstofarme economie;

d) 

cultuur, het maatschappelijk middenveld, behoorlijk bestuur, grondrechten en fundamentele vrijheden;

e) 

justitie en binnenlandse zaken.

De programmagebieden binnen de prioritaire sectoren waarin de doelstellingen en steungebieden worden vermeld, zijn opgenomen in de bijlage bij het protocol.

2.  
a) 

Overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 3, worden de prioritaire sectoren gekozen, geconcentreerd en aangepast volgens de verschillende behoeften van elke begunstigde staat, met inachtneming van de omvang van de betrokken staat en de omvang van de bijdrage.

b) 

10 % van het totale bedrag van de landspecifieke toewijzingen wordt gereserveerd voor een fonds voor het maatschappelijk middenveld, waarvan de middelen overeenkomstig de in artikel 6 bedoelde verdeelsleutel beschikbaar worden gesteld.

Artikel 4

1.  
Om te garanderen dat de middelen toegespitst worden op de prioritaire sectoren en te zorgen voor een efficiënte tenuitvoerlegging, overeenkomstig de in artikel 1 bedoelde algemene doelstellingen en rekening houdende met de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, met inbegrip van een focus op werkgelegenheid, nationale prioriteiten, landspecifieke aanbevelingen en met de Europese Commissie gesloten partnerschapsovereenkomsten in het kader van het cohesiebeleid van de EU, sluiten de EVA-staten overeenkomstig artikel 10, lid 3, met elke begunstigde staat een memorandum van overeenstemming.
2.  
Overleg met de Europese Commissie vindt plaats op strategisch niveau en komt tot stand tijdens de onderhandelingen over de in artikel 10, lid 3, bedoelde memoranda van overeenstemming om complementariteit en synergie-effecten met het cohesiebeleid van de EU te bevorderen en om na te gaan welke de mogelijkheden zijn voor sterkere effecten van de financiële bijdragen bij de toepassing van de financiële instrumenten.

Artikel 5

1.  
Met inachtneming van de programma's in het kader van de landspecifieke toewijzingen waarvan de uitvoering is toevertrouwd aan de begunstigde landen, bedraagt de EVA-bijdrage maximaal 85 % van de programmakosten, tenzij anders bepaald door de EVA-staten.
2.  
De toepasselijke voorschriften inzake overheidssteun worden nageleefd.
3.  
De verantwoordelijkheid van de EVA-staten voor de projecten beperkt zich tot het ter beschikking stellen van de middelen volgens het overeengekomen plan. Aansprakelijkheid ten aanzien van derden wordt niet aanvaard.

Artikel 6

De landspecifieke toewijzingen worden ter beschikking gesteld van de volgende begunstigde staten: Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Tsjechië, Estland, Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije en Slovenië overeenkomstig de volgende verdeelsleutel:



Begunstigde staat

Middelen (in miljoen EUR)

Bulgarije

115,0

Kroatië

56,8

Cyprus

6,4

Tsjechië

95,5

Estland

32,3

Griekenland

116,7

Hongarije

108,9

Letland

50,2

Litouwen

56,2

Malta

4,4

Polen

397,8

Portugal

102,7

Roemenië

275,2

Slowakije

54,9

Slovenië

19,9

Artikel 7

1.  
Uit het algemene fonds voor regionale ontwikkeling worden middelen ten belope van 55,25 miljoen EUR ter beschikking gesteld. Hiermee wordt bijgedragen tot de totstandkoming van de in artikel 1 bedoelde doelstellingen van het financieel mechanisme van de EER.
2.  

70 % van het fonds wordt ter beschikking gesteld voor de bevordering van duurzame en hoogwaardige banen voor jongeren, met bijzondere aandacht voor de volgende punten:

a) 

programma's inzake arbeids- en opleidingsmobiliteit voor jongeren, vooral voor diegenen die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen;

b) 

programma's voor duaal leren, leerlingplaatsen, jongerenintegratie;

c) 

kennisuitwisseling, beleidsuitwisseling van beste praktijken en wederzijds leren tussen dienstverlenende organisaties/instellingen op het vlak van jongerenwerkgelegenheid.

Dit onderdeel van het fonds wordt ter beschikking gesteld van projecten die betrekking hebben op begunstigde staten en andere EU-lidstaten die kampen met een jongerenwerkloosheid van meer dan 25 % (referentiejaar Eurostat 2013) en heeft betrekking op ten minste twee landen, waaronder in ieder geval één begunstigde staat. De EVA-staten kunnen als partners deelnemen.

3.  
30 % van het fonds wordt ter beschikking gesteld van regionale samenwerking binnen de in artikel 3 bedoelde prioritaire sectoren, met name kennisuitwisseling, beleidsuitwisseling van beste praktijken en institutionele opbouw.

Dit onderdeel van het fonds wordt ter beschikking gesteld van projecten die betrekking hebben op begunstigde staten en aangrenzende derde landen. Projecten hebben betrekking op ten minste drie landen, met inbegrip van ten minste twee begunstigde staten. De EVA-staten kunnen als partners deelnemen.

Artikel 8

Een tussentijdse evaluatie wordt tegen 2020 uitgevoerd door de EVA-staten met het oog op het opnieuw toewijzen van beschikbare, maar niet-vastgelegde middelen binnen de toewijzingen aan de desbetreffende individuele begunstigde staten.

Artikel 9

1.  
De financiële bijdrage waarin dit protocol voorziet, wordt zorgvuldig gecoördineerd met de bilaterale bijdrage van Noorwegen waarin het financieel mechanisme van Noorwegen voorziet.
2.  
De EVA-staten zien er in het bijzonder op toe dat voor beide in het voorgaande lid bedoelde financiële mechanismen in wezen dezelfde aanvraagprocedures en uitvoeringsprocedures worden toegepast.
3.  
Met alle relevante wijzigingen van het cohesiebeleid van de Europese Unie wordt de nodige rekening gehouden.

Artikel 10

Voor de tenuitvoerlegging van het financieel mechanisme van de EER geldt het volgende:

1. 

In alle uitvoeringsfasen wordt de hoogste mate van transparantie, verantwoording en kosteneffectiviteit in acht genomen, evenals de beginselen van goed bestuur, partnerschap en meerlagig bestuur, duurzame ontwikkeling, gelijke behandeling van mannen en vrouwen en non-discriminatie.

De doelstellingen van het financieel mechanisme van de EER worden nagestreefd in het kader van nauwe samenwerking tussen de begunstigde staten en de EVA-staten.

2. 
a) 

De EVA-staten zijn belast met de werking en de uitvoering, inclusief beheer en controle, van het in artikel 7, lid 1, bedoelde algemene fonds voor regionale samenwerking.

b) 

De EVA-staten zijn belast met de werking en de uitvoering, inclusief beheer en controle, van het in artikel 3, lid 2, onder b), bedoelde fonds voor het maatschappelijk middenveld, tenzij anders overeengekomen in het in artikel 10, lid 3, bedoelde memorandum van overeenstemming.

3. 

De EVA-staten sluiten met elke begunstigde staat een memorandum van overeenstemming met betrekking tot de respectieve landspecifieke toewijzing, met uitzondering van het in lid 2, onder a), bedoelde fonds, waarin het meerjarige programmeringskader en de structuren voor beheer en controle worden vastgelegd.

a) 

Op basis van de memoranda van overeenstemming dienen de begunstigde staten bij de EVA-staten specifieke programma's in, waarbij de EVA-staten de voorstellen beoordelen en goedkeuren en voor elk programma subsidieovereenkomsten sluiten met de begunstigde staten. Op uitdrukkelijk verzoek van de EVA-staten of de desbetreffende begunstigde staat voert de Europese Commissie vooraleer een voorstel voor een specifiek programma wordt goedgekeurd, een toetsing uit van dit voorstel om de verenigbaarheid met het cohesiebeleid van de Europese Unie te waarborgen.

b) 

De begunstigde staten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de overeengekomen programma's en voorzien in een passend beheers- en controlesysteem om een gedegen uitvoering en beheer te waarborgen.

c) 

De EVA-staten kunnen tevens de volgens hun interne regelgeving vereiste controles verrichten. De begunstigde staten verlenen hiertoe alle noodzakelijke bijstand en verstrekken alle noodzakelijke informatie en documentatie.

d) 

In geval van onregelmatigheden mogen de EVA-staten de financiering opschorten en verstrekte middelen terugvorderen.

e) 

Bij de voorbereiding, tenuitvoerlegging, monitoring en evaluatie van de financiële bijdrage worden waar nuttig partnerschappen aangegaan teneinde brede participatie te waarborgen. De partners kunnen onder andere plaatselijke, regionale en nationale overheden zijn, alsmede particuliere ondernemingen, maatschappelijke organisaties en sociale partners in de begunstigde staten en de EVA-staten.

f) 

Projecten binnen het meerjarige programmeringskader in de begunstigde staten kunnen worden uitgevoerd in samenwerking tussen onder andere in de begunstigde staten en in de EVA-staten gevestigde organisaties, overeenkomstig de regelgeving inzake overheidsopdrachten.

4. 

De beheerskosten van de EVA-staten worden bekostigd uit het in artikel 2, lid 1, bedoelde totaalbedrag en worden gespecificeerd in de in lid 5 van onderhavig artikel bedoelde uitvoeringsbepalingen.

5. 

De EVA-staten stellen een comité in voor het algemene beheer van het financieel mechanisme van de EER. Nadere uitvoeringsbepalingen betreffende het financieel mechanisme van de EER worden door de EVA-staten vastgesteld na overleg met de begunstigde staten, die kunnen rekenen op assistentie van de Europese Commissie. De EVA-staten streven ernaar deze bepalingen vast te stellen vóór de ondertekening van de memoranda van overeenstemming.

6. 

De EVA-staten brengen verslag uit over hun bijdragen aan de doelstellingen van het financieel mechanisme van de EER en in voorkomend geval aan de elf thematische doelstellingen van de Europese structuur- en investeringsfondsen in 2014-2020 ( 21 ).

Artikel 11

Aan het einde van de in artikel 2 bedoelde periode, en onverminderd de rechten en verplichtingen in het kader van de overeenkomst, onderzoeken de overeenkomstsluitende partijen in het licht van artikel 115 opnieuw de behoefte aan maatregelen met betrekking tot de economische en sociale verschillen binnen de Europese Economische Ruimte.

BIJLAGE BIJ PROTOCOL 38 quater

Innovatie, onderzoek, onderwijs en concurrentievermogen

1. 

Stimulansen voor het bedrijfsleven, innovatie en kmo's

2. 

Onderzoek

3. 

Onderwijs, beurzen, leerlingplaatsen en ondernemerschap bij jongeren

4. 

Evenwicht tussen werk en privéleven

Sociale inclusie, jeugdwerkloosheid en armoedebestrijding

5. 

Uitdagingen voor de Europese volksgezondheid

6. 

Roma-integratie en empowerment

7. 

Kinderen en jongeren die zich in de gevarenzone bevinden

8. 

Participatie van jongeren op de arbeidsmarkt

9. 

Plaatselijke ontwikkeling en armoedebestrijding

Milieu, energie, klimaatverandering en een koolstofarme economie

10. 

Milieu en ecosystemen

11. 

Hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en energiezekerheid

12. 

Matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering

Cultuur, het maatschappelijk middenveld, behoorlijk bestuur, grondrechten en fundamentele vrijheden

13. 

Cultureel ondernemerschap, cultureel erfgoed en culturele samenwerking

14. 

Maatschappelijk middenveld

15. 

Behoorlijk bestuur, aansprakelijke instellingen, transparantie

16. 

Mensenrechten — Nationale uitvoering

Justitie en binnenlandse zaken

17. 

Asiel en migratie

18. 

Penitentiaire diensten en voorlopige hechtenis

19. 

Internationale politiesamenwerking en misdaadbestrijding

20. 

Effectiviteit en efficiëntie van het rechtsstelsel, versterking van de rechtsstaat

21. 

Huiselijk en gendergerelateerd geweld

22. 

Rampenpreventie en rampenparaatheid

▼B

PROTOCOL 39

betreffende de ECU



Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „Ecu” verstaan de Ecu zoals deze door de bevoegde instanties van de Gemeenschap is gedefinieerd. In alle besluiten die in de bijlagen bij de Overeenkomst worden vermeld, wordt „Europese Rekeneenheid” vervangen door „Ecu”.

PROTOCOL 40

betreffende Svalbard



1. Het Koninkrijk Noorwegen heeft het recht bij de bekrachtiging van de EER-Overeenkomst het grondgebied van Svalbard van de toepassing van de Overeenkomst uit te sluiten.

2. Indien het Koninkrijk Noorwegen van dit recht gebruik maakt, blijven de bestaande op Svalbard van toepassing zijnde overeenkomsten, onder meer de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Vrijhandelsassociatie, de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen en de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal enerzijds en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds, op het grondgebied van Svalbard van toepassing.

PROTOCOL 41

betreffende bestaande overeenkomsten



In overeenstemming met het bepaalde in artikel 120 van de EER-Overeenkomst zijn de overeenkomstsluitende partijen overeengekomen dat de volgende bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Europese Economische Gemeenschap enerzijds en een of meer EVA-Staten anderzijds na de inwerkingtreding van de EER-Overeenkomst van kracht blijven:



▼M1 —————

▼B

1.12.1987

Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk enerzijds en de Bondsrepubliek Duitsland en de Europese Economische Gemeenschap anderzijds inzake samenwerking op het gebied van de waterhuishouding in het stroomgebied van de Donau.

19.11.1991

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Republiek Oostenrijk en de Europese Economische Gemeenschap inzake het op de markt brengen op Oostenrijks grondgebied van communautaire tafelwijn en „Landwein/vin de pays” in flessen.

PROTOCOL 42

betreffende bilaterale regelingen inzake specifieke landbouwprodukten



De overeenkomstsluitende partijen nemen er nota van dat er tegelijk met deze Overeenkomst bilaterale overeenkomsten inzake handel in landbouwprodukten zijn gesloten. Deze overeenkomsten, die eerder door de overeenkomstsluitende partijen gesloten overeenkomsten uitbreiden of aanvullen en waarin bovendien onder meer tot uiting komt dat zij zijn overeengekomen gemeenschappelijk te streven naar vermindering van de sociale en economische ongelijkheden tussen hun regio’s, zullen uiterlijk in werking treden op het tijdstip waarop de onderhavige Overeenkomst in werking treedt.

PROTOCOL 43

inzake de Overeenkomst tussen de EG en de Republiek Oostenrijk betreffende het transitovervoer van goederen over de weg en per spoor



De overeenkomstsluitende partijen nemen er nota van dat tegelijk met deze Overeenkomst een bilaterale Overeenkomst is ondertekend tussen de Europese Gemeenschap en Oostenrijk over het transitovervoer van goederen over de weg en per spoor.

De bepalingen van de bilaterale Overeenkomst hebben voorrang boven de bepalingen van deze Overeenkomst voor zover zij betrekking hebben op hetzelfde onderwerp en zulks in deze Overeenkomst is bepaald.

Zes maanden voor het verstrijken van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Oostenrijk over het transitovervoer van goederen over de weg en per spoor, wordt de toestand in het wegvervoer gezamenlijk opnieuw bekeken.

▼M1 —————

▼M135

PROTOCOL 44

▼M268

betreffende vrijwaringsmechanismen naar aanleiding van uitbreidingen van de europese economische ruimte

1.

Toepassing van artikel 112 van de Overeenkomst op de algemene economische vrijwaringsclausule en de vrijwaringsmechanismen vervat in bepaalde overgangsregelingen betreffende het vrije verkeer van werknemers en het wegvervoer

Artikel 112 van de overeenkomst is eveneens van toepassing op de situaties omschreven of bedoeld in:

a) 

artikel 37 van de Toetredingsakte van 16 april 2003, artikel 36 van de Toetredingsakte van 25 april 2005 en artikel 37 van de Toetredingsakte van 9 december 2011, en

b) 

de vrijwaringsmechanismen vervat in de overgangsregelingen, onder de rubriek „Overgangsperiode” in bijlage V (Vrij verkeer van werknemers) en bijlage VIII (Recht van vestiging), in punt 30 (Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad) van bijlage XVIII (Gezondheid en veiligheid op het werk, arbeidsrecht en gelijke behandeling van mannen en vrouwen), in punt 26c (Verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad) en punt 53a (Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad) van bijlage XIII (Vervoer) met dezelfde tijdslimieten, werkingssfeer en gevolgen als die vastgelegd in genoemde bepalingen.

2.

Vrijwaringsclausule betreffende de interne markt

De algemene besluitvormingsprocedure waarin de overeenkomst voorziet, is tevens van toepassing op de besluiten die de Commissie van de Europese Gemeenschappen neemt ter uitvoering van artikel 38 van de Toetredingsakte van 16 april 2003, artikel 37 van de Toetredingsakte van 25 april 2005 en artikel 38 van de Toetredingsakte van 9 december 2011.

▼B

PROTOCOL 45

betreffende overgangsperioden voor Spanje en Portugal



De overeenkomstsluitende partijen zijn van oordeel dat de Overeenkomst niet van invloed is op de overgangsperioden die Spanje en Portugal zijn toegekend in hun Akte van toetreding tot de Europese Gemeenschappen, welke overgangsperioden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst van kracht zouden kunnen blijven, onafhankelijk van de in de Overeenkomst zelf vastgestelde overgangsperioden.

PROTOCOL 46

betreffende de ontwikkeling van de samenwerking in de visserijsector



Op basis van de resultaten van de tweejaarlijkse evaluatie van de stand van zaken op het gebied van de samenwerking in de visserijsector zullen de overeenkomstsluitende partijen trachten deze samenwerking op harmonische en voor alle partijen voordelige wijze te ontwikkelen in het kader van het door elke partij gevoerde visserijbeleid. De eerste evaluatie vindt plaats vóór eind 1993.

PROTOCOL 47

inzake de opheffing van de technische belemmeringen voor het handelsverkeer in wijn



De overeenkomstsluitende partijen staan de invoer en het op de markt brengen toe van wijnprodukten, van oorsprong uit hun grondgebieden, die in overeenstemming zijn met de in ►M7  aanhangsel 1 ◄ bij dit protocol genoemde EG-wetgeving, zoals aangepast voor de toepassing van deze overeenkomst, met betrekking tot de definitie van de produkten, de oenologische procédés, de samenstelling van de produkten en de voorschriften voor de distributie en het op de markt brengen.

▼M7

De overeenkomstsluitende partijen stellen overeenkomstig de bepalingen van aanhangsel 2 een stelsel in voor wederzijdse bijstand tussen de controle-instanties in de wijnsector.

▼B

Voor de toepassing van dit protocol wordt onder „wijnbouwprodukten van oorsprong” verstaan „wijnbouwprodukten waarin alle gebruikte druiven of van druiven afgeleide materialen geheel en al verkregen zijn”.

Voor alle andere doeleinden dan het handelsverkeer tussen de EVA-Staten en de Gemeenschap, mogen de EVA-Staten hun nationale wetgeving blijven toepassen.

Het bepaalde in Protocol 1 inzake horizontale aanpassingen geldt voor de besluiten die zijn opgenomen in ►M7  aanhangsel 1 ◄ bij dit protocol. Het Permanent Comité van de EVA-Staten vervult de in punt 4, onder d), en punt 5 van Protocol 1 vermelde functies.

▼M12

Voor de produkten die vallen onder de in dit Protocol vermelde besluiten kan Liechtenstein de uit zijn regionale unie met Zwitserland voortvloeiende Zwitserse wetgeving parallel aan de wetgeving ter uitvoering van de in dit Protocol vermelde besluiten op de markt van Liechtenstein toepassen. De bepalingen over het vrije verkeer van goederen, die zijn opgenomen in deze Overeenkomst of in de besluiten waarnaar wordt verwezen, zijn, voor wat de uitvoer van Liechtenstein naar de andere overeenkomstsluitende partijen betreft, slechts van toepassing op produkten die in overeenstemming zijn met de in dit Protocol vermelde besluiten.

▼M198

Dit protocol geldt evenwel niet voor Liechtenstein indien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten wordt uitgebreid tot Liechtenstein.

▼M180

AANHANGSEL 1

▼M248 —————

▼M257 —————

▼M248

8. 

►M310  32013 R 1308: Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

a) 

Alleen de volgende bepalingen van de verordening zijn van toepassing:

Artikel 1, lid 2, onder l), zie bijlage I, deel XII,
Artikel 3, lid 1, zie bijlage II, deel IV,
Artikel 75, lid 3, onder f), g), h), k) en m), lid 4 en lid 5, onder d),
Artikel 78, lid 1, onder b), en lid 2, zie bijlage VII, deel II, zie aanhangsel I van bijlage VII,
Artikel 80, zie bijlage VIII,
Artikelen 81 en 82,
Artikel 83, leden 2 en 3,
Artikelen 92 — 108,
Artikelen 112 en 113,
Artikelen 117 — 121,
Artikel 146 en
Artikel 147, leden 1 en 2.

De bepalingen zijn van toepassing met de aanpassingen die kunnen worden afgeleid uit de bepalingen van de hoofdtekst van de overeenkomst, de horizontale aanpassingen in de inleiding tot Protocol 47 bij de overeenkomst en de specifieke aanpassingen in aanhangsel 1 van Protocol 47 bij de overeenkomst.

b) 

De vertegenwoordigers van de EVA-staten nemen volledig deel aan de werkzaamheden van de in artikel 229 van de verordening bedoelde comités wanneer het gaat om aangelegenheden die onder de in de overeenkomst bedoelde besluiten vallen, maar hebben geen stemrecht. ◄

9. 

32009 R 0436: Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie van 26 mei 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad met betrekking tot het wijnbouwkadaster, de verplichte opgaven en de samenstelling van gegevens voor het volgen van de markt, de begeleidende documenten voor het vervoer van producten en de bij te houden registers in de wijnsector (PB L 128 van 27.5.2009, blz. 15), ►M266  gewijzigd bij:

— 
32013 R 0144: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 144/2013 van de Commissie van 19 februari 2013 (PB L 47 van 20.2.2013, blz. 56) ◄ ,

▼M272

— 
32012 R 0314: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 314/2012 van de Commissie van 12 april 2012 (PB L 103 van 13.4.2012, blz. 21), gerectificeerd in PB L 319 van 16.11.2012, blz. 10.

▼M272

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a) 

Alleen de volgende bepalingen van de verordening zijn van toepassing:

Artikel 21, lid 1 en lid 2, onder a), en b),
Artikelen 22 en 23,
Artikel 24, lid 1, onder a), leden 2, 4, en 5, zie bijlage VI,
Artikel 25 en 26, zie bijlage VIII,
Artikel 29, lid 1, lid 2, onder a), en c), en lid 3,
Artikel 31, leden 1, 2, 5, en 6, zie bijlage IXa,
Artikelen 32 tot 35,
Artikel 47,
Artikel 48, lid 1, en
Artikel 49.

De bepalingen zijn van toepassing met de aanpassingen die kunnen worden afgeleid uit de bepalingen van de hoofdtekst van de overeenkomst, de horizontale aanpassingen in de inleiding tot Protocol 47 bij de overeenkomst en de specifieke aanpassingen in aanhangsel I van Protocol 47 bij de overeenkomst.

b) 

Artikel 24, lid 4, eerste alinea, is van toepassing mits de volgende aanpassingen:

In de in artikel 24, lid 1, onder a), iii), bedoelde begeleidende documenten die door een EVA-staat zijn afgegeven, wordt in plaats van het logo van de Unie en de woorden „Europese Unie” in de hoofding de woorden „Europese Economische Ruimte” opgenomen.

c) 

In de derde alinea van artikel 34, lid 1, worden de woorden „Gaat het om communautair vervoer, dan wordt deze informatie doorgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 555/2008” vervangen door „Die informatie wordt verzonden overeenkomstig aanhangsel 2 van Protocol 47 bij de overeenkomst.”.

d) 

In artikel IXa B van de verordening wordt de volgende tekst ingevoegd:

— 
„— 

in het Noors:

a) 

for vin med BOB: „Dette dokumentet attesterer riktigheten av den beskyttede opprinnelsesbetegnelsen”, „nr. […, …] i E-Bacchus-databasen”;

b) 

for vin med BGB: „Dette dokumentet attesterer riktigheten av den beskyttede geografiske betegnelsen”, „nr. […, …] i E-Bacchus-databasen”;

c) 

for vin uten BOB eller BGB, som markedsføres med angivelse av innhøstingsår: „Dette dokumentet attesterer riktigheten av innhøstingsåret, jf. artikkel 118z i forordning (EF) nr. 1234/2007”;

d) 

for vin uten BOB eller BGB, som markedsføres med angivelse av den (eller de) druesorten(e) som er brukt til vinfremstilling: „Dette dokumentet attesterer riktigheten av den (eller de) druesorten(e) som er brukt til vinfremstilling, jf. artikkel 118z i forordning (EF) nr. 1234/2007”;

e) 

for vin uten BOB eller BGB, som markedsføres med angivelse av innhøstingsår og med angivelse av den (eller de) druesorten(e) som er brukt til vinfremstilling: „Dette dokumentet attesterer riktigheten av innhøstingsåret og den (eller de) druesorten(e) som er brukt til vinfremstilling, jf. artikkel 118z i forordning (EF) nr. 1234/2007.”.”

▼M248

10. 

32009 R 0606: Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie van 10 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad, wat betreft de wijncategorieën, de oenologische procedés en de daarvoor geldende beperkingen (PB L 193 van 193 van 24.7.2009, blz. 1), ►M256  gewijzigd bij:

— 
32009 R 1166: Verordening (EG) nr. 1166/2009 van de Commissie van 30 november 2009 (PB L 314 van 1.12.2009, blz. 27),
— 
32011 R 0053: Verordening (EU) nr. 53/2011 van de Commissie van 21 januari 2011 (PB L 19 van 22.1.2011, blz. 1). ◄

▼M266

— 
32013 R 0144: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 144/2013 van de Commissie van 19 februari 2013 (PB L 47 van 20.2.2013, blz. 56),

▼M272

— 
32012 R 0315: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 315/2012 van de Commissie van 12 april 2012 (PB L 103 van 13.4.2012, blz. 38),

▼M296

— 
32013 R 1251: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1251/2013 van de Commissie van 3 december 2013 (PB L 323 van 4.12.2013, blz. 28),
— 
32014 R 0347: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 347/2014 van de Commissie van 4 april 2014 (PB L 102 van 5.4.2014, blz. 9),

▼M311

— 
32015 R 0596: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/596 van de Commissie van 15 april 2015 (PB L 99 van 16.4.2015, blz. 21),

▼M312

— 
32015 R 1576: Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1576 van de Commissie van 6 juli 2015 (PB L 246 van 23.9.2015, blz. 1),

▼M325

— 
32016 R 0765: Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/765 van de Commissie van 11 maart 2016 (PB L 127 van 18.5.2016, blz. 1).

▼M248

11. 

32009 R 0607: Verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 193 van 24.7.2009, blz. 60), ►M256  gewijzigd bij:

— 
32010 R 0401: Verordening (EU) nr. 401/2010 van de Commissie van 7 mei 2010 (PB L 117 van 11.5.2010, blz. 13), gerectificeerd bij PB L 248 van 22.9.2010, blz. 67,
— 
32011 R 0538: Verordening (EU) nr. 538/2011 van de Commissie van 1 juni 2011 (PB L 147 van 2.6.2011, blz. 6),  ◄

▼M257

— 
32011 R 0670: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 670/2011 van de Commissie van 12 juli 2011 (PB L 183 van 13.7.2011, blz. 6).

▼M267

— 
32012 R 0579: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 579/2012 van de Commissie van 29 juni 2012 (PB L 171 van 30.6.2012, blz. 4),
— 
32012 R 1185: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1185/2012 van de Commissie van 11 december 2012 (PB L 338 van 12.12.2012, blz. 18),

▼M281

— 
32013 R 0519: Verordening (EU) nr. 519/2013 van de Commissie van 21 februari 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 74),

▼M304

— 
32013 R 0753: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 753/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 (PB L 210 van 6.8.2013, blz. 21).

▼M267

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze Overeenkomst als volgt aangepast:

a) 

in artikel 70 bis wordt het volgende toegevoegd:

„Indien een en ander op hen van toepassing is, volgen de EVA-staten de procedures van artikel 70 bis, lid 1, onder b), en artikel 70 bis, leden 2 en 4.”;

b) 

in deel A van bijlage X wordt in de tabel het volgende toegevoegd:



„in het Noors

sulfitter” of „svoveldioksid

egg”, „eggprotein”, „eggproduct”, „egglysozym” of „eggalbumin

melk”, „melkeproduct”, „melkekasein” of „melkeprotein””

c) 

in bijlage X bis wordt in de tabel het volgende toegevoegd:



„NO

„bearbeidingsvirksomhet” of „vinprodusent”

„bearbeidet av””.

▼M256

12. 

32010 R 1022: Verordening (EU) nr. 1022/2010 van de Commissie van 12 november 2010 tot goedkeuring van een verhoging van de maxima voor de verrijking van wijn uit in 2010 geoogste druiven in bepaalde wijnbouwzones (PB L 296 van 13.11.2010, blz. 3).

▼M266

13. 

32013 R 0172: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 172/2013 van de Commissie van 26 februari 2013 tot schrapping van bepaalde bestaande wijnnamen uit het in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad bedoelde register (PB L 55 van 27.2.2013, blz. 20).

▼M313

14. 

32014 R 1271: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1271/2014 van de Commissie van 28 november 2014 tot goedkeuring van een verhoging van de maxima voor de verrijking van wijn uit in 2014 geoogste druiven van sommige wijndruivenrassen in bepaalde wijnbouwgebieden of een deel daarvan (PB L 344 van 29.11.2014, blz. 10).

▼M7

AANHANGSEL 2

betreffende wederzijdse bijstand van de controle-instanties in de wijnsector

TITEL I

VOORAFGAANDE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit aanhangsel wordt verstaan onder:

a) 

„regels betreffende de handel in wijn”: alle bepalingen van dit protocol;

b) 

„bevoegde instantie”: alle instanties of diensten die door een overeenkomstsluitende partij zijn aangewezen om ervoor te zorgen dat de regels inzake de handel in wijn worden nageleefd;

c) 

„contactinstantie”: het bevoegde orgaan of de bevoegde instantie die door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen om de contacten met de contactinstanties of andere overeenkomstsluitende partijen te onderhouden;

d) 

„verzoekende instantie”: een door een overeenkomstsluitende partij daarvoor aangewezen bevoegde instantie die verzoekt om bijstand op gebieden die onder de toepassing van dit aanhangsel vallen;

e) 

„aangezochte instantie”: een door een overeenkomstsluitende partij daarvoor aangewezen bevoegde instantie en die wordt verzocht om bijstand op gebieden die onder de toepassing van dit aanhangsel vallen;

f) 

„overtreding”: elke inbreuk op de regels inzake de handel in wijn en elke poging daartoe.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.  
De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand, op de wijze en onder de voorwaarden vastgesteld in dit aanhangsel. De correcte toepassing van de regels inzake de handel in wijn zal inzonderheid worden bewerkstelligd door wederzijdse bijstand en door opsporing en onderzoek van overtredingen van deze regels.
2.  
De bijstand, in het kader van dit aanhangsel, in aangelegenheden waarop deze regels betrekking hebben, geldt voor elke instantie van de overeenkomstsluitende partijen. Deze bijstand geldt onverminderd de regels van het strafrecht of wederzijdse bijstand inzake strafvordering op gerechtelijk niveau.



TITEL II

DOOR DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN UIT TE VOEREN CONTROLES

Artikel 3

Beginselen

1.  
De overeenkomstsluitende partijen nemen de nodige maatregelen om de in artikel 2 bedoelde bijstand door passende controles te verzekeren.
2.  
Deze controles worden stelselmatig of steekproefsgewijze uitgevoerd. Bij steekproefsgewijze controles zien de overeenkomstsluitende partijen erop toe dat deze controles door aantal, aard en frequentie representatief zijn.
3.  

De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat de bevoegde instanties over voldoende, bekwaam en ervaren personeel beschikken om de in lid 1 bedoelde controles op doeltreffende wijze uit te voeren. Zij treffen de nodige maatregelen om de werkzaamheden van het personeel van hun bevoegde instanties te vergemakkelijken, met name doordat dit personeel:

— 
toegang heeft tot de wijngaarden, tot de installaties voor de wijnbereiding, de opslag en de verwerking van wijnbouwprodukten en tot de voertuigen waarmee deze produkten worden vervoerd;
— 
toegang heeft tot de bedrijfsruimten (of opslagplaatsen) en vervoermiddelen van een ieder die, met het oog op de verkoop, wijnbouwprodukten of produkten die voor gebruik in de wijnbouwsector bestemd kunnen zijn, in voorraad heeft, in de handel brengt of vervoert;
— 
een inventaris kan opmaken van de wijnbouwprodukten en van de stoffen of produkten die voor de bereiding van die produkten gebruikt kunnen worden;
— 
monsters kan nemen van de produkten die met het oog op de verkoop in voorraad worden gehouden, die in de handel worden gebracht of vervoerd;
— 
inzage krijgt van de boekhouding of andere voor de controles nuttige bescheiden, en daarvan kopieën of uittreksels kan maken;
— 
passende beschermingsmaatregelen kan nemen met betrekking tot de bereiding, het in vooraad houden, het vervoer, de omschrijving, de aanbiedingsvorm, de uitvoer naar andere overeenkomstsluitende partijen en het in de handel brengen van een wijnbouwprodukt of van een produkt dat bestemd is om voor de bereiding van een wijnbouwprodukt te worden gebruikt, ingeval er reden is om aan te nemen dat een ernstige overtreding van dit protocol is begaan, in het bijzonder in geval van bedrieglijke manipulatie of gevaar voor de volksgezondheid.

Artikel 4

Controle-instanties

1.  
Wanneer een overeenkomstsluitende partij meer dan één bevoegde instantie aanwijst, zorgt zij ervoor dat de werkzaamheden van deze instanties worden gecoördineerd.
2.  

Elke overeenkomstsluitende partij wijst één enkele contactinstantie aan. Deze instantie:

— 
geeft de verzoeken om samenwerking met het oog op de toepassing van dit aanhangsel door aan de contactinstanties van de andere overeenkomstsluitende partijen;
— 
neemt dergelijke verzoeken van de bedoelde contactinstanties in ontvangst en geeft deze door aan de bevoegde instantie van de betrokken overeenkomstsluitende partij waaronder zij ressorteert;
— 
vertegenwoordigt deze overeenkomstsluitende partij bij de andere overeenkomstsluitende partijen in het kader van de in titel III bedoelde samenwerking;
— 
deelt de andere overeenkomstsluitende partijen mede welke maatregelen uit hoofde van artikel 3 zijn genomen.



TITEL III

WEDERZIJDSE BIJSTAND VAN DE CONTROLE-INSTANTIES

Artikel 5

Bijstand op verzoek

1.  
De aangezochte instantie verschaft de verzoekende instantie alle dienstige informatie voor de correcte toepassing van de regels inzake de handel in wijn, met inbegrip van informatie betreffende transacties waarvan bekend is dat zij hebben plaatsgevonden of gepland zijn en die een overtreding vormen of zouden vormen van deze regels.
2.  
Op een met redenen omkleed verzoek van de verzoekende instantie houdt de aangezochte instantie speciaal toezicht om het beoogde doel te bereiken, verricht zij de daarvoor nodige controles of neemt zij de daartoe nodige maatregelen.
3.  
De in de leden 1 en 2 bedoelde aangezochte instantie treedt op alsof zij voor eigen rekening of op verzoek van een instantie van het eigen land handelt.
4.  

Met instemming van de aangezochte instantie mag de verzoekende instantie eigen functionarissen aanwijzen of functionarissen van een andere bevoegde instantie van de overeenkomstsluitende partij die zij vertegenwoordigt:

— 
hetzij om in de kantoren van de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de aangezochte instantie is gevestigd, inlichtingen in verband met de verificatie van de correcte toepassing van de regels inzake de handel in wijn of over controleactiviteiten te verkrijgen, mede door het maken van kopieën van vervoerdocumenten en andere documenten dan wel uittreksels uit -de registers,
— 
hetzij om aanwezig te zijn bij de activiteiten waarom overeenkomstig lid 2 is verzocht.

De in het eerste streepje bedoelde kopieën mogen slechts met instemming van de aangezochte instantie worden gemaakt.

5.  
De verzoekende instantie die een overeenkomstig lid 4, eerste alinea, aangewezen functionaris naar een overeenkomstsluitende partij wil sturen om aanwezig te zijn bij de in het tweede streepje van die alinea bedoelde controles, stelt de aangezochte bevoegde instantie daarvan tijdig vóór het begin van deze controles in kennis.

De functionarissen van de aangezochte instantie hebben te allen tijde de leiding over de controles.

De functionarissen van de verzoekende instantie:

— 
leggen een machtiging over waarin hun identiteit en functie zijn vermeld;
— 
hebben, binnen de beperkingen die de overeenkomstsluitende partij van de aangezochte instantie zijn eigen functionarissen oplegt bij de uitvoering van de betrokken controles:
— 
het recht van toegang als bedoeld in artikel 3, lid 3;
— 
het recht van informatie over de resultaten van de controles die door de functionarissen van de aangezochte instantie op grond van artikel 3, lid 3, zijn verricht;
— 
nemen tijdens de controles een houding aan die in overeenstemming is met de voorschriften en gebruiken die de functionarissen van de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan de controle wordt verricht, in acht dienen te nemen.
6.  

De in dit artikel bedoelde met redenen omklede verzoeken worden aan de aangezochte instantie van de betrokken overeenkomstsluitende partij toegezonden via de contactinstantie van deze overeenkomstsluitende partij. Hetzelfde geldt voor:

— 
antwoorden op deze verzoeken, en
— 
mededelingen betreffende de toepassing van de leden 2, 4 en 5.

Teneinde de samenwerking tussen de bevoegde instanties doeltreffender te maken en vlotter te doen verlopen, mag een overeenkomstsluitende partij, in afwijking van het bepaalde in de eerste alinea, in sommige gevallen wanneer dit passend is, toestaan dat een bevoegde instantie:

— 
haar met redenen omklede verzoeken of mededelingen rechtstreeks aan een bevoegde instantie van een andere overeenkomstsluitende partij richt;
— 
rechtstreeks antwoordt op de met redenen omklede verzoeken of mededelingen die zij ontvangt van een bevoegde instantie van een andere overeenkomstsluitende partij.

Artikel 6

Dringende kennisgeving

Wanneer een bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij redenen heeft om aan te nemen of er kennis van krijgt dat

— 
een in dit protocol bedoeld produkt niet in overeenstemming is met de regels inzake de handel in wijn of dat frauduleuze handelingen hebben plaatsgevonden om een dergelijk produkt te verkrijgen of in de handel te brengen, en
— 
dit gebrek aan overeenstemming voor een of meer andere overeenkomstsluitende partijen van specifiek belang is en tot administratieve maatregelen of rechtsvervolging aanleiding kan geven,

geeft deze bevoegde instantie hiervan, via de contactinstantie waaronder zij ressorteert, onverwijld kennis aan de contactinstantie van de betrokken overeenkomstsluitende partij.

Artikel 7

Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

1.  
Verzoeken in het kader van dit aanhangsel worden schriftelijk gedaan. Zij gaan vergezeld van de voor de behandeling ervan noodzakelijke bescheiden. In spoedeisende gevallen kunnen mondelinge verzoeken worden aanvaard, mits deze onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
2.  

De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken dienen de hierna volgende gegevens te bevatten:

— 
de naam van de verzoekende instantie;
— 
de maatregel waarom wordt verzocht;
— 
het voorwerp en de reden van het verzoek;
— 
de relevante wetten, regels en andere voorschriften;
— 
zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;
— 
een overzicht van de relevante feiten.
3.  
De verzoeken worden gesteld in een officiële taal van de aangezochte instantie of in een voor deze instantie aanvaardbare taal.
4.  
Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling daarvan worden verzocht; inmiddels kunnen echter voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 8

Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

1.  
de aangezochte instantie deelt de verzoekende instantie de uitslag van het ingestelde onderzoek mede in de vorm van bescheiden, voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden, rapporten en dergelijke.
2.  
De in lid 1 bedoelde bescheiden kunnen worden vervangen door informatie die met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking in ongeacht welke vorm voor hetzelfde doel wordt verstrekt.

Artikel 9

Gevallen waarin geen bijstand hoeft te worden verleend

1.  

De overeenkomstsluitende partij of de aangezochte instantie mag de in dit aanhangsel bedoelde bijstand weigeren wanneer het verlenen daarvan

— 
de soevereiniteit, openbare orde, veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, of
— 
de toepassing inhoudt van valuta- of belastingregelingen.
2.  
Wanneer de verzoekende instantie om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte instantie bepaalt dan zelf hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.
3.  
Indien bijstand wordt geweigerd, dienen het daartoe strekkende besluit en de redenen welke eraan ten grondslag liggen onverwijld aan de verzoekende instantie te worden meegedeeld.

Artikel 10

Gemeenschappelijke bepalingen

1.  

De in de artikelen 5 en 6 bedoelde informatie gaat vergezeld van bescheiden of andere dienstige bewijsstukken, alsmede van de gegevens over de eventuele bestuursrechtelijke maatregelen of rechtsvervolgingen. Zij betreffen met name:

— 
de samenstelling en de organoleptische kenmerken;
— 
de omschrijving en de aanbiedingsvorm;
— 
de naleving van de voorschriften inzake de bereiding en het in de handel brengen van het betrokken produkt.
2.  

De contactinstanties die betrokken zijn bij de zaak waarvoor de in de artikelen 5 en 6 bedoelde procedure van wederzijdse bijstand is ingeleid, stellen elkaar onverwijld in kennis van:

— 
het verloop van het onderzoek, met name via rapporten en andere documenten of informatiemiddelen;
— 
de administratieve of gerechtelijke maatregelen die het gevolg zijn van de betrokken activiteiten.
3.  
De reiskosten in verband met de toepassing van dit aanhangsel komen ten laste van de overeenkomstsluitende partij die een functionaris heeft aangewezen voor de in artikel 5, leden 2 en 4, bedoelde maatregelen.
4.  
Dit artikel laat nationale voorschriften inzake geheimhouding van de rechtspleging onverlet.



TITEL IV

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 11

Monsternemingen

1.  
In het kader van de toepassing van de titels II en III mag de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij de bevoegde instantie van een andere overeenkomstsluitende partij verzoeken om monsters te nemen overeenkomstig de voorschriften van die overeenkomstsluitende partij.
2.  
De aangezochte instantie houdt de üit hoofde van lid 1 genomen monsters ter beschikking en wijst met name het laboratorium aan waar deze monsters moeten worden onderzocht. De verzoekende instantie kan een ander laboratorium aanwijzen om corresponderende monsters te onderzoeken. De aangezochte instantie dient de verzeokende instantie voor dat doel een passend aantal monsters te verstrekken.
3.  
Indien de verzoekende instantie en de aangezochte instantie het oneens zijn over de resultaten van het in lid 2 bedoelde onderzoek, wordt door een in overleg tussen beide partijen aangewezen laboratorium een arbitrageanalyse uitgevoerd.

Artikel 12

Geheimhoudingsplicht

1.  
Alle informatie die ter uitvoering van dit aanhangsel in ongeacht welke vorm wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter. Zij valt onder de geheimhoudingsplicht en wordt beschermd overeenkomstig de wettelijke voorschriften van de overeenkomstsluitende partij die ze heeft ontvangen of, in voorkomend geval, de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de communautaire autoriteiten.
2.  
Dit aanhangsel houdt voor een overeenkomstsluitende partij, wier wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften inzake de bescherming van industrie- en handelsgeheimen strikter zijn dan in dit aanhangsel is bepaald, geen verplichting in om informatie te verstrekken wanneer de verzoekende overeenkomstsluitende partij niet het nodige doet om aan deze striktere bepalingen te voldoen.

Artikel 13

Gebruik van de informatie

1.  
De verkregen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing van het bepaalde in dit aanhangsel en mag in een overeenkomstsluitende partij slechts voor andere doeleinden worden gebruikt als daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verkregen van de administratieve autoriteit die ze heeft vertrekt en de door deze autoriteit vastgestelde beperkingen in acht worden genomen.
2.  
Het bepaalde in lid 1 vormt geen beletsel voor het gebruik van informatie bij gerechtelijke of administratieve procedures die achteraf worden ingesteld voor overtredingen van het gewone strafrecht, voor zover de informatie is verkregen in het kader van een internationale procedure van gerechtelijke bijstand.
3.  
De overeenkomstsluitende partijen mogen overeenkomstig dit aanhangsel verkregen informatie en geraadpleegde bescheiden als bewijsmateriaal in rechte gebruiken in deskundigenverslagen, getuigenissen en aanklachten.

Artikel 14

Door toepassing van dit aanhangsel verkregen informatie — Bewijskracht

De bevoegde instanties van de andere overeenkomstsluitende partijen kunnen zich beroepen op vaststellingen die overeenkomstig dit aanhangsel door de gespecialiseerde functionarissen van de bevoegde instanties van een andere overeenkomstsluitende partij zijn gedaan. In dit geval mag aan die vaststellingen geen geringere waarde worden toegekend, omdat zij niet van de betrokken overeenkomstsluitende partij afkomstig zijn.

Artikel 15

Gecontroleerde personen

Natuurlijke of rechtspersonen en groeperingen van dergelijke personen wier activiteiten aan de in dit aanhangsel genoemde controles kunnen worden onderworpen, mogen deze controles in generlei opzicht hinderen, doch moeten deze te allen tijde vergemakkelijken.

Artikel 16

Tenuitvoerlegging

1.  

de overeenkomstsluitende partijen doen elkaar lijsten toekomen met:

— 
de contactinstanties die zijn aangewezen om op te treden als correspondent voor de toepassing van dit aanhangsel;
— 
de laboratoria die analyses mogen uitvoeren overeenkomstig artikel 11, lid 2.
2.  
De overeenkomstsluitende partijen raadplegen elkaar en houden elkaar vervolgens op de hoogte van alle uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig de bepalingen van dit aanhandsel worden vastgesteld. Zij delen elkaar inzonderheid alle nationale voorschriften mede alsook een overzicht van alle relevante administratieve en rechterlijke uitspraken inzake de toepassing van de regels inzake de handel in wijn.

Artikel 17

Complementariteit

Dit aanhangsel vormt een aanvulling op alle overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die zijn gesloten of kunnen worden gesloten tussen twee of meer overeenkomstsluitende partijen, en vormt geen beletsel voor de toepassing daarvan. Het vormt evenmin een beletsel voor ruimere wederzijdse bijstand, waarin dergelijke overeenkomsten mogelijkerwijze voorzien.

▼B

PROTOCOL 48

betreffende de artikelen 105 en 111



Besluiten van het Gemengd Comité van de EER uit hoofde van de artikelen 105 en 111 kunnen in geen geval afbreuk doen aan de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

PROTOCOL 49

betreffende Ceuta en Melilla



Op onder de Overeenkomst vallende produkten van oorsprong uit de EER die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, is in alle opzichten dezelfde douaneregeling van toepassing als die welke voor produkten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap geldt op grond van Protocol nr. 2 van de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschappen.

De EVA-Staten passen op de invoer van onder de Overeenkomst vallende produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde douaneregeling toe als voor produkten die worden ingevoerd en van oorsprong zijn uit de EER.

▼M121

PROTOCOL

tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Tsjechische Republiek, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies



DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna „de Gemeenschap” te noemen,

enerzijds, en

DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

anderzijds,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Tsjechische Republiek, anderzijds, hierna „de Europaovereenkomst” te noemen, is op 4 oktober 1993 te Luxemburg ondertekend en is op 1 februari 1995 in werking getreden ( 22 ).

(2)

In artikel 21, lid 5, van de Europaovereenkomst is bepaald dat de Gemeenschap en Tsjechië in de Associatieraad per product systematisch en op basis van wederkerigheid de mogelijkheden onderzoeken om elkaar verdere concessies te verlenen. Op deze basis zijn de partijen onderhandelingen aangegaan en hebben ze overeenstemming bereikt.

(3)

voor het eerst is het protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst de preferentiële landbouwregeling van de Europaovereenkomst ( 23 ) verbeterd in verband met de laatste uitbreiding van de Gemeenschap en de resultaten van de Uruguayronde in het kader van de GATT.

(4)

Op 4 mei 2000 en 6 juni 2002 zijn nog twee onderhandelingsrondes inzake de verbetering van concessies voor de handel in landbouwproducten afgerond.

(5)

Enerzijds heeft de Raad, op grond van Verordening (EG) nr. 2433/2000 van 17 oktober 2000 tot vaststelling van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en tot aanpassing, via een autonome overgangsmaatregel, van bepaalde landbouwconconcessies die zijn opgenomen in de Europaovereenkomst met de Tsjechische Republiek ( 24 ), besloten de uit de onderhandelingsronde van 2000 voortvloeiende concessies van de Europese Gemeenschap met ingang van 1 juli 2000 op voorlopige basis toe te passen, anderzijds heeft de Tsjechische regering wetgeving opgesteld op grond waarvan eveneens met ingang van 1 juli de overeenkomstige Tsjechische concessies worden toegepast.

(6)

De bovenstaande concessies worden bij de inwerkingtreding van dit protocol aangevuld en vervangen door de hierin vastgestelde concessies,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:



Artikel 1

De regelingen voor de invoer in de Gemeenschap van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit Tsjechië als aangegeven in de bijlagen A(a) en A(b) bij dit protocol en de regelingen voor de invoer in Tsjechië van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap als aangegeven in de bijlagen B(a) en B(b) bij dit protocol komen in de plaats voor de regelingen die zijn vastgesteld in de in artikel 21, leden 2 en 4, als gewijzigd, bedoelde bijlagen XI en XII van de Europaovereenkomst. De in bijlage C opgenomen overeenkomst tussen de Gemeenschap en Tsjechië betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen vormt een integrerend deel van dit protocol.

Artikel 2

Dit protocol vormt een integrerend deel van de Europaovereenkomst. De bijlagen bij dit protocol vormen een integrerend deel van dit protocol.

Artikel 3

Dit protocol wordt door de Gemeenschap en Tsjechië goedgekeurd overeenkomstig hun onderscheiden procedures. De overeenkomstsluitende partijen nemen de nodige maatregelen voor de tenuitvoerlegging van dit protocol.

De overeenkomstsluitende partijen stellen elkaar ervan in kennis wanneer zij de bovengenoemde procedures hebben afgerond.

Artikel 4

Behoudens de voltooiing van de in artikel 3 bedoelde procedures treedt dit protocol in werking op 1 januari 2003. Wanneer de procedures niet op tijd voltooid zijn, treedt het in werking op de eerste dag van de eerste maand volgende op de kennisgeving door de overeenkomstsluitende partijen dat de procedures zijn afgerond.

Artikel 5

Dit protocol wordt in tweevoud opgesteld in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Tsjechische taal, alle taalversies zijnde gelijkelijk authentiek.

Hecho en Bruselas, el veintitrés de abril del dos mil tres.Udfærdiget i Bruxelles den treogtyvende april to tusind og tre.Geschehen zu Brüssel am dreiundzwanzigsten April zweitausendunddrei.Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι τρεις Απριλίου δύο χιλιάδες τρία.Done at Brussels on the twenty-third day of April in the year two thousand and three.Fait à Bruxelles, le vingt-trois avril deux mille trois.Fatto a Bruxelles, addì ventitré aprile duemilatre.Gedaan te Brussel, de drieëntwintigste april tweeduizenddrie.Feito em Bruxelas, em vinte e três de Abril de dois mil e três.Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäkolmantena päivänä huhtikuuta vuonna kaksituhattakolme.Som skedde i Bryssel den tjugotredje april tjugohundratre.Dáno v Bruselu dne dvacátého tretího dubna roku dva tisíce tri.

Por la Comunidad EuropeaFor Det Europæiske FællesskabFür die Europäische GemeinschaftΓια την Ευρωπαϊκή ΚοινότηταFor the European CommunityPour la Communauté européennePer la Comunità europeaVoor de Europese GemeenschapPela Comunidade EuropeiaEuroopan yhteisön puolestaPå Europeiska gemenskapens vägnar

signatory

za Českou republiku

signatory

BIJLAGE A(a)

In de Gemeenschap geldende douanerechten op onderstaande producten van oorsprong uit Tsjechië worden afgeschaft

GN-code ( 25 )

0101 10 90
0101 90 30
0101 90 90
0104 20 10
0105 19
0106 19 10
0106 39 10
0205 00
0206 80 91
0206 90 91
0208 10 11
0208 10 19
0208 20 00
0208 30 00
0208 40
0208 50 00
0208 90 10
0208 90 55
0208 90 60
0208 90 95
0210 99 31
0307 91 00
0407 00
0409 00 00
0410 00 00
0601
0602
0603 10 30
0603 90 00
0604
0701 10 00
0703 10 11
0703 10 90
0703 20 00
0704 90 10
0705 19 00
0705 21 00
0705 29 00
0708 10 00
0708 90 00
0709 10 00
0709 20 00
0709 30 00
0709 40 00
0709 51 00
0709 52 00
0709 59
0709 60 10
0709 60 99
0709 90 10
0709 90 20
0709 90 40
0709 90 50
0709 90 60
0709 90 90
0710 10 00
0710 80 59
0710 80 61
0710 80 69
0710 80 70
0710 80 80
0710 80 85
0710 80 95
0710 90 00
0711 30 00
0711 40 00
0711 51 00
0711 59 00
0711 90 10
0711 90 50
0711 90 80
0712 20 00
0712 31 00
0712 32 00
0712 33 00
0712 39 00
0712 90 05
0712 90 30
0712 90 50
0712 90 90
0713 50 00
0713 90
0802 12 90
0802 21 00
0802 22 00
0802 31 00
0802 32 00
0802 40 00
0802 90 85
0805 10 80
0805 50 90
0806 20
0807 11 00
0807 19 00
0808 10 10
0808 20 90
0809 40 90
0810 20 90
0810 30 90
0810 40
0810 60 00
0810 90 95
0811 10 19
0811 20 59
0811 20 90
0811 90 31
0811 90 39
0811 90 50
0811 90 70
0811 90 75
0811 90 80
0811 90 95
0812 10 00
0812 90 10
0812 90 20
0812 90 40
0812 90 50
0812 90 60
0812 90 70
0812 90 99
0813 10 00
0813 20 00
0813 30 00
0813 40 10
0813 40 30
0813 40 95
0813 50 15
0813 50 19
0813 50 31
0813 50 39
0813 50 91
0813 50 99
0814 00 00
0901 12 00
0901 21 00
0901 22 00
0901 90 90
0902 10 00
0904 12 00
0904 20
0905 00 00
0907 00 00
0910 40 13
0910 40 19
0910 40 90
0910 91 90
0910 99 99
1105 20 00
1106 10 00
1106 30
1208 10 00
1209 10 00
1209 21 00
1209 23 80
1209 29 50
1209 29 60
1209 29 80
1209 30 00
1209 91
1209 99 91
1209 99 99
1210
1211 90 30
1212 10 10
1212 10 99
1214 90 10
1302 19 05
1502 00 90
1503 00 19
1503 00 90
1511 10 90
1511 90 19
1511 90 91
1511 90 99
1512 11 91
1512 19 91
1513 29 19
1513 29 91
1513 29 99
1515 11 00
1515 19
1515 21
1515 29
1515 90 59
1518 00 31
1518 00 39
1603 00 10
1605 90 30
1703
2001 90 20
2001 90 50
2001 90 70
2001 90 75
2001 90 85
2001 90 91
2002
2003
2005 90 10
2005 90 50
2006 00 91
2006 00 99
2007 91 90
2007 99 10
2008 11 92
2008 11 94
2008 11 96
2008 11 98
2008 19 19
2008 19 93
2008 19 95
2008 19 99
2008 20 19
2008 20 39
2008 20 51
2008 20 59
2008 20 71
2008 20 79
2008 20 91
2008 20 99
2008 30 11
2008 30 31
2008 30 39
2008 30 51
2008 30 55
2008 30 59
2008 30 71
2008 30 75
2008 30 79
2008 30 90
2008 92 72
2009 31 11
2009 39 31
2009 41 10
2009 49 30
2009 50
2009 71
2009 79 19
2009 79 30
2009 79 93
2009 79 99
2009 80 19
2009 80 36
2009 80 38
2009 80 50
2009 80 63
2009 80 69
2009 80 71
2009 80 73
2009 80 79
2009 80 88
2009 80 89
2009 80 95
2009 80 96
2009 80 97
2009 80 99
2009 90 19
2009 90 29
2009 90 39
2009 90 41
2009 90 49
2009 90 51
2009 90 59
2009 90 73
2009 90 79
2009 90 95
2009 90 96
2009 90 97
2009 90 98
2302 50 00
2306 90 19
2308 00 90

BIJLAGE A(b)



Voor invoer van de volgende producten van oorsprong uit Tsjechië in de Gemeenschap gelden onderstaande concessies

(MFN = recht voor meest begunstigde natie)

GN-code (1)

Omschrijving (2)

Geldend recht (3) (4)

(% van MFN)

Hoeveelheid (5) van 1.7.2002 tot en met 30.6.2003

(in ton)

Jaarlijkse hoeveelheid vanaf 1.7.2003

(in ton)

Verdere jaarlijkse quotatoename

in ton

Specifieke bepalingen

0101 90 19

Levende paarden, andere dan slachtpaarden

67

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0102 90 05

Levende runderen met een gewicht van niet meer dan 80 kg

20

178 000 stuks

178 000 stuks

0

 (5) (11)

0102 90 21

0102 90 29

0102 90 41

0102 90 49

Levende runderen met een gewicht van meer dan 80 kg doch niet meer dan 300 kg

20

153 000 stuks

153 000 stuks

0

 (5) (11)

ex 0102 90

Vaarzen en koeien, niet voor de slacht, van de volgende bergrassen: grijs ras, bruin ras, geel ras, gevlekte Simmentalras en Pinzgauras

6 % ad valorem

7 000 stuks

7 000 stuks

0

 (6) (11)

0103 91 10

0103 92 19

Levende varkens, huisdieren

20

1 500

1 500

0

 (11)

0104 10 30

0104 10 80

0104 20 90

Levende schapen en geiten

vrij

2 150

2 150

0

 (7) (11)

0204

Vlees van schapen of van geiten

 

 

 

 

 

0201

0202

Vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren

20

3 500

3 500

0

 (11)

ex  02 03

Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren

vrij

13 000

14 500

1 500

 (10) (11) (14)

0210 11 t/m 0210 19

Vlees van varkens, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

 (10) (11)

0207

Pluimvee, vers, gekoeld of bevroren

vrij

11 700

13 050

1 350

 (10) (11)

0402

Melkpoeder en ingedikte melk

vrij

4 188

5 500

0

 (10) (11)

0403 10 11 t/m 0403 10 39

0403 90 11 t/m 0403 90 69

Karnemelk en yoghurt en andere gegiste of aangezuurde melk en room

vrij

150

300

0

 (10)

0404

Wei en producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk

vrij

300

600

0

 (10)

ex  04 05

Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen, met uitzondering van de GN-codes 0405 20 10 en 0405 20 30

vrij

1 375

1 500

0

 (10) (11)

0406

Kaas en wrongel

vrij

6 630

7 395

765

 (10) (11)

0408 11 80

Eigeel, gedroogd

20

375

375

0

 (11) (12)

0408 19 81

Eigeel, vloeibaar

0408 19 89

Eigeel, bevroren

0408 91 80

Vogeleieren.gedroogd

20

2 750

2 750

0

 (11) (13)

0408 99 80

Vogeleieren, andere

ex 0603 10 10

ex 0603 10 20

ex 0603 10 40

ex 0603 10 50

ex 0603 10 80

Afgesneden bloemen en bloemknoppen, vers

(van 1 november tot en met 31 mei)

2% ad valorem

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0603 10 10

0603 10 20

0603 10 40

0603 10 50

0603 10 80

Afgesneden bloemen en bloemknoppen, vers

20

250

250

0

 (11)

ex 0707 00 05

Komkommers, vers of gekoeld (van 16 mei tot en met 31 oktober)

80

onbeperkt

onbeperkt

 

 (9)

0709 90 70

Kleine pompoenen (zogenaamde courgettes),vers of gekoeld

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (9)

0805 10 10

0805 10 30

0805 10 50

Sinaasappelen, andere dan pomeransen (bittere oranjeappelen), vers

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (9)

0808 10 20

0808 10 50

0808 10 90

Appelen, vers

vrij

500

500

0

 (11)

0809 20 05

0809 20 95

Kersen

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (9)

0809 40 05

Pruimen

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (9)

0810 20 10

Frambozen, vers

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

0810 30 10

Zwarte aalbessen, vers

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

0810 30 30

Rode aalbessen, vers

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

0811 10 90

Aardbeien, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

0811 20 19

Frambozen, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

0811 20 31

Frambozen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

0811 20 39

Zwarte aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

0811 20 51

Rode aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

0811 10 11

0811 20 11

0811 90 11

0811 90 19

0811 90 85

Vruchten

20

500

500

0

 

1001

Tarwe en mengkoren

vrij

100 000

200 000

0

 (10)

1002

Rogge

vrij

5 000

10 000

0

 (10)

1003

Gerst

vrij

42 125

50 000

0

 (10) (11)

1004

Haver

vrij

5 000

10 000

0

 (10)

1005 10 90

1005 90 00

Maïs

vrij

10 000

20 000

0

 (10)

1008

Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen

vrij

5 000

10 000

0

 (10)

1101 00

Meel van tarwe of van mengkoren

20

16 875

16 875

0

 

1107

Mout

vrij

45 250

45 250

0

 (10) (11)

1512 11 10

Zonnebloemzaad- en saffloerolie, alsmede fracties daarvan

Ruwe olie voor technisch of industrieel gebruik

vrij

875

875

0

 (11)

1514 11 10

1514 91 10

Ruwe koolzaad-, raapzaad- en mosterdzaadolie, voor ander gebruik dan voor menselijke consumptie

vrij

11 375

11 375

0

 (11)

1601 00

Worst van alle soorten

vrij

3 680

4 370

690

 (10) (1)

1602 41 t/m1602 49

Bereidingen of conserven van vlees van varkens

1602 31 t/m1602 39

Bereidingen of conserven van vlees van pluimvee

vrij

1 300

1 450

150

 (10) (1)

1602 50 31

Andere bereidingen en conserven van vlees,

65

onbeperkt

onbeperkt

 

 

1602 50 39

van slachtafvallen of van bloed van runderen, andere

65

 

 

1602 50 80

65

 

 

2001 10 00

Komkommers, verduurzaamd

vrij

1 300

1 450

150

 (1)

2007 10 10

Gehomogeniseerde bereidingen met een suikergehalte van meer dan 13 gewichtspercenten

vrij

445

500

0

 (10) (1)

2007 99 31

Jam, gelei, marmelade, moes en pasta van kersen, met een suikergehalte van meer dan 30 gewichtspercenten

83

onbeperkt

onbeperkt

 

 (9)

2009 11 19

Vruchtensappen

vrij

1 000

1 200

200

 (1)

2009 11 99

 

2009 12 00

 

2009 19 19

 

2009 19 98

 

2009 21 00

 

2009 29 19

 

2009 29 99

 

2009 31 19

 

2009 31 51

 

2009 31 59

 

2009 31 91

 

2009 31 99

 

2009 39 19

 

2009 39 39

 

2009 39 55

 

2009 39 59

 

2009 39 95

 

2009 39 99

 

2009 41 91

 

2009 41 99

 

2009 49 19

 

2009 49 93

 

2009 49 99

 

2009 61 10

 (9)

2009 61 90

 

2009 69 11

 

2009 69 19

 (9)

2009 69 51

 (9)

2009 69 59

 (9)

2009 69 90

 

2009 79 11

2009 79 91

Appelsap

vrij

250

250

 

 (9)

(1)   

Als omschreven in Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 279 van 23.10.2001).

(2)   

Ongeacht de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Voor ex GN-codes geschiedt dit op basis van de GN-code en de betrokken omschrijving, gezamenlijk beschouwd.

(3)   

Indien een MFN-minimumrecht bestaat, is het geldende minimumrecht gelijk aan het MFN-minimumrecht vermenigvuldigd met het in deze kolom vermelde percentage.

(4)   

Slechts van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van dit protocol.

(5)   

Het contingent voor dit product is geopend voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië en Slowakije. Ingeval de totale invoer van levende runderen in de Gemeenschap voor een gegeven verkoopseizoen naar alle waarschijnlijkheid meer bedraagt dan 500 000 stuks mag de Gemeenschap de nodige beheersmaatregelen nemen om haar markt te beschermen, niettegenstaande andere volgens de overeenkomst gegeven rechten.

(6)   

Het contingent voor dit product is geopend voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië en Slowakije.

(7)   

De Gemeenschap kan, in het kader van haar wetgeving en in voorkomend geval, rekening houden met de voorzieningsbehoeften van haar markt en met de noodzaak om het marktevenwicht te handhaven.

(8)   

Onderworpen aan regelingen inzake minimuminvoerprijzen, die zijn vermeld in het aanhangsel bij deze bijlage.

(9)   

Alleen van toepassing op het ad valorem-gedeelte van het recht.

(10)   

Deze concessie is uitsluitend van toepassing op producten die niet in aanmerking komen voor enige vorm van exportsubsidie.

(11)   

Onder dit bestaande tariefcontingent vallende hoeveelheden goederen die vanaf 1 juli 2002 vóór de inwerkingtreding van dit protocol in het vrije verkeer worden gebracht, worden volledig afgeboekt op de hoeveelheid die is vastgesteld in de vierde kolom en zijn onderworpen aan het op het tijdstip van invoer geldende recht.

(12)   

In vloeibaar eigeel-equivalent: 1 kg gedroogd eigeel = 2,12 kg vloeibaar eigeel.

(13)   

In vloeibaar equivalent: 1 kg gedroogd ei = 3,9 kg vloeibaar ei.

(14)   

Met uitzondering van varkenshaas, apart aangeboden.

BIJLAGE BIJ BIJLAGE A(b)

Regelingen inzake minimuminvoerprijzen voor bepaalde soorten voor verwerking bestemd kleinfruit

1.

Voor de volgende voor verwerking bestemde producten van oorsprong uit Tsjechië zijn minimuminvoerprijzen vastgesteld:



GN-code

Omschrijving

Minimumprijs bij invoer

(in EUR/100 kg netto)

ex 0810 20 10

Frambozen, vers

63,1

ex 0810 30 10

Zwarte aalbessen, vers

38,5

ex 0810 30 30

Rode aalbessen, vers

23,3

ex 0811 10 90

Aardbeien, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: hele vruchten

75,0

ex 0811 10 90

Aardbeien, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: andere

57,6

ex 0811 20 19

Frambozen, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten: gehele vruchten

99,5

ex 0811 20 19

Frambozen, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten: andere

79,6

ex 0811 20 31

Frambozen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: hele vruchten

99,5

ex 0811 20 31

Frambozen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: andere

79,6

ex 0811 20 39

Zwarte aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: zonder steel

62,8

ex 0811 20 39

Zwarte aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: andere

44,8

ex 0811 20 51

Rode aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: zonder steel

39,0

ex 0811 20 51

Rode aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: andere

29,5

2.

De minimuminvoerprijzen bedoeld in artikel 1 worden per zending toegepast. Wanneer de in de douaneaangifte vermelde waarde lager is dan de minimuminvoerprijs, wordt een compenserend recht geheven dat gelijk is aan het verschil tussen de minimuminvoerprijs en de in de douaneaangifte vermelde waarde.

3.

Wanneer de invoerprijzen van een onder deze bijlage vallend product een tendens vertonen die erop wijst dat deze prijzen op korte termijn onder het niveau van de minimuminvoerprijs kunnen dalen, stelt de Europese Commissie de Tsjechische autoriteiten daarvan in kennis teneinde hen in staat te stellen corrigerende maatregelen te nemen.

4.

Op verzoek van de Gemeenschap of van Tsjechië stelt het Associatiecomité een onderzoek in naar de werking van het systeem of de herziening van de minimuminvoerprijzen. Het Associatiecomité neemt, indien nodig, passende besluiten.

5.

Ter bevordering van het handelsverkeer en in het belang van alle betrokken partijen wordt drie maanden voor de aanvang van elk verkoopseizoen in de Europese Gemeenschap een overlegvergadering georganiseerd. Dit overleg vindt plaats tussen de Europese Commissie en de belanghebbende verenigingen van Europese producenten van de betrokken producten, enerzijds, en de autoriteiten en verenigingen van producenten en exporteurs van al de geassocieerde exportlanden, anderzijds.

Tijdens deze overlegbijeenkomsten wordt van gedachten gewisseld over de marktsituatie voor kleinfruit, met inbegrip van, in het bijzonder, de ramingen van de productie, de voorraadsituatie, de prijsontwikkeling en de marktbeweging, alsmede over de maatregelen die moeten worden getroffen om vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te brengen.

BIJLAGE B(a)

In Tsjechië geldende douanerechten op onderstaande producten van oorsprong uit de Gemeenschap worden afgeschaft

Tsjechische douanecode ( 26 )

0101 90 11
0105 19 20
0105 19 90
0206 10 10
0206 10 91
0206 10 99
0206 21 00
0206 22 00
0206 29 10
0206 29 99
0206 30 20
0206 30 30
0206 30 80
0206 41 20
0206 41 80
0206 49 20
0206 49 80
0206 80 10
0206 80 91
0206 80 99
0206 90 10
0206 90 91
0206 90 99
0407 00 11
0407 00 19
0407 00 30
0407 00 90
0409 00 00
0410 00 00
0601 20 10
0601 20 30
0601 20 90
0602 10 10
0602 10 90
0602 20 10
0602 20 90
0602 30 00
0602 40 10
0602 40 90
0602 90 10
0602 90 30
0602 90 91
0602 90 99
0603 90 00
0604 10 90
0604 91 21
0604 91 29
0604 91 41
0604 91 49
0604 91 90
0604 99 10
0604 99 90
0701 10 00
0703 10 11
0703 10 90
0703 20 00
0704 90 10
0705 19 00
0705 21 00
0705 29 00
0708 10 00
0708 90 00
0709 51 00
0709 60 10
0709 60 99
0709 90 10
0709 90 60
0709 90 90
0710 80 59
0710 80 70
0710 80 95
0710 90 00
0711 40 00
0711 90 10
0711 90 50
0711 90 80
0712 20 00
0712 90 05
0712 90 11
0712 90 30
0712 90 50
0712 90 90
0713 10 10
0713 10 90
0713 40 00
0806 20
0807 11 00
0807 19 00
0808 10 10
0808 20 90
0809 10
0809 20 05
0809 20 95
0809 30
0809 40 05
0810 20 10
0810 20 90
0810 30 10
0810 30 30
0810 30 90
0810 40 10
0810 40 30
0810 40 50
0810 40 90
0811 10 19
0811 10 90
0811 20 19
0811 20 31
0811 20 39
0811 20 51
0811 20 59
0811 20 90
0811 90 31
0811 90 39
0811 90 50
0811 90 70
0811 90 75
0811 90 80
0811 90 85
0811 90 95
0812 10 00
0812 90 10
0812 90 40
0812 90 50
0812 90 60
0812 90 70
0812 90 99
0813
0901 11 00
0901 12 00
0901 21 00
0901 22 00
0901 90 10
0901 90 90
0904 20 10
0904 20 30
0904 20 90
0909 30 00
0909 40 00
1001 10 00
1105 20 00
1204 00 90
1206 00 10
1207 50 10
1207 50 90
1207 91 10
1207 91 90
1209 10 00
1209 21 00
1209 22 10
1209 22 80
1209 23 11
1209 23 15
1209 23 80
1209 24 00
1209 25 10
1209 25 90
1209 26 00
1209 29 10
1209 29 50
1209 29 60
1209 29 80
1210 10 00
1210 20 10
1210 20 90
1302 19 05
1502 00 10
1502 00 90
1503 00
1511 90 19
1511 90 91
1511 90 99
1512 11 91
1512 19 91
1513 19 11
1513 29 19
1513 29 91
1513 29 99
1515 11 00
1515 19 10
1515 19 90
1515 21 10
1515 21 90
1515 29 10
1515 29 90
1515 90 59
1518 00 31
1518 00 39
1703 10 00
1703 90 00
2001 90 20
2001 90 50
2001 90 65
2001 90 70
2001 90 75
2001 90 85
2001 90 91
2002 10 10
2002 10 90
2002 90 11
2002 90 19
2002 90 31
2002 90 39
2002 90 91
2002 90 99
2005 60 00
2005 90 10
2005 90 60
2005 90 70
2005 90 80
2006 00 91
2006 00 99
2007 99 10
2008 20 19
2008 20 39
2008 20 51
2008 20 59
2008 20 71
2008 20 79
2008 20 91
2008 20 99
2008 30 11
2008 30 31
2008 30 39
2008 30 51
2008 30 55
2008 30 59
2008 30 71
2008 30 75
2008 30 79
2008 30 90
2008 50
2008 70
2008 92 72
2008 99 41
2008 99 51
2009 50 10
2009 50 90
2009 61
2009 71
2009 79 19
2009 79 30
2009 79 93
2009 79 99
2009 80 19
2009 80 36
2009 80 38
2009 80 50
2009 80 63
2009 80 69
2009 80 71
2009 80 73
2009 80 79
2009 80 88
2009 80 89
2009 80 96
2009 80 97
2009 80 99
2009 90 19
2009 90 29
2009 90 39
2009 90 51
2009 90 59
2009 90 95
2009 90 96
2009 90 97
2009 90 98

BIJLAGE B(b)



Voor invoer van de volgende producten van oorsprong uit de Gemeenschap in Tsjechië gelden onderstaande concessies

Tsjechische douanecode1 (1)

Omschrijving (2)

Geldend ad valoremrecht (3)

Hoeveelheid (3) vanaf 1.7.2002 tot en met 30.6.2003

(in ton)

Jaarlijkse hoeveelheid vanaf 1.7.2003

(in ton)

Verdere jaarlijkse quota-toename vanaf 1.7.2004

(in ton)

Specifieke bepalingen

ex 0203

Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren

vrij

13 000

14 500

1 500

 (4) (5)

0210 11 t/m 0210 19

Vlees van varkens, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

vrij

0203 19 55

0203 29 55

Vlees van varkens, ander

15

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0204

Vlees van schapen

vrij

150

300

0

 

0207

Pluimvee, vers, gekoeld of bevroren

vrij

5 200

5 800

600

 (4) (5)

0402

Melkpoeder en ingedikte melk

vrij

1 000

1 000

0

 (4) (5)

0403 10 11 t/m 0403 10 39

0403 90 11 t/m 0403 90 69

Karnemelk en yoghurt en andere gegiste of aangezuurde melk en room

vrij

250

500

0

 (4)

0403 10 11 t/m 0403 90 69

Karnemelk en yoghurt en andere gegiste of aangezuurde melk en room

5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0403 90 11 t/m 0403 90 69

12,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0404

Wei en producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk

vrij

300

600

0

 (4)

ex 0405

Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen, met uitzondering van de GN-codes 0405 20 10 en 0405 20 30

vrij

573

800

0

 (4) (5)

0406

Kaas en wrongel

vrij

6 630

7 395

765

 (4) (5)

0408 11

Eigeel van vogeleieren, gedroogd

14,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0408 91

Vogeleieren, gedroogd

14,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 10

Afgesneden bloemen en bloemknoppen, vers

(van 1 januari tot en met 31 mei)

(van 1 november tot en met 31 december)

2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 20

2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 40

2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 50

2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 80

2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 10

Afgesneden bloemen en bloemknoppen, vers

(van 1 juni tot en met 31 oktober)

14,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 20

14,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 40

14,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 50

14,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0603 10 80

14,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0701 90 10

0701 90 90

Aardappelen, andere

6

15 000

15 000

0

 

ex 0702 00

Tomaten, vers

8

2 000

2 000

0

 

ex 0704 10 00

Bloemkool

(van 15 april tot en met 30 november)

6

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0704 90 90

Andere

6

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0705 11 00

Kropsla

(van 1 april tot en met 30 november)

5,9

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0710 21 00

Erwten, bevroren

4,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0806 10 10

Druiven voor tafelgebruik

(van 1 januari tot en met 14 juli)

(van 1 november tot en met 31 december)

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0808 10 20

Golden Delicious

(van 1 augustus tot en met 31 december)

10

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0808 10 50

Granny Smith

(van 1 augustus tot en met 31 december)

10

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0808 10 90

Andere

(van 1 augustus tot en met 31 december)

10

onbeperkt

onbeperkt

 

 

1001 90

Tarwe en mengkoren

vrij

25 000

50 000

0

 (4)

1002

Rogge

vrij

5 000

10 000

0

 (4)

1003

Gerst

vrij

20 000

40 000

0

 (4)

1004

Haver

vrij

5 000

10 000

0

 (4)

1005 90 00

Maïs, andere

vrij

42 150

10 000

0

 (4) (5)

1008

Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen

vrij

5 000

10 000

0

 (4)

1107

Mout

vrij

2 500

5 000

0

 (4)

1515 90 51

Andere plantaardige vetten en vette oliën, vast

12,7

onbeperkt

onbeperkt

 

 

1515 90 91

12,7

onbeperkt

onbeperkt

 

 

1515 90 99

12,7

onbeperkt

onbeperkt

 

 

1516 10

Dierlijke vetten en oliën

10

400

400

0

 

1516 20

Plantaardige vetten en oliën

9

1 000

1 000

0

 

1516 20 95

Plantaardige vetten en oliën

vrij

2 000

2 000

0

 

1516 20 96

vrij

 

1516 20 98

vrij

 

1517 10 90

Margarine

10

530

530

0

 

1601 00

Worst van alle soorten

vrij

3 680

4 370

690

 (4)

1602 41 t/m 1602 49

Bereidingen of conserven van vlees van varkens

1602 31 t/m 1602 39

Bereidingen of conserven van vlees van pluimvee

vrij

1 300

1 450

150

 (4)

ex 1602 20 90

Paté van verschillende omvang

9

479

479

0

 

1602 50

Andere bereidingen en conserven van vlees, van slachtafvallen of van bloed van runderen

9

 

2001 10 00

Komkommers, verduurzaamd

vrij

1 300

1 450

150

 

2007 10 10

Gehomogeniseerde bereidingen met een suikergehalte van meer dan 13 gewichtspercenten

vrij

445

500

0

 (4) (5)

2008 92

Mengsels van vruchten

4

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 69

Druivensap, ander

2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 79 11

2009 79 91

Appelsap

10

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2309 90

Diervoeder

1,2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2401

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak

2,4

2 000

2 000

0

 

(1)   

Als vastgesteld bij Decreet nr. 480/2001 van de regering van de Tsjechische Republiek betreffende het douanetarief van de Tsjechische Republiek.

(2)   

De omschrijving van de goederen wordt geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Voor ex GN-codes geschiedt dit op basis van de GN-code en de betrokken omschrijving, gezamenlijk beschouwd.

(3)   

Slechts van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van dit protocol.

(4)   

Deze concessie is uitsluitend van toepassing op producten die niet in aanmerking komen voor enige vorm van exportsubsidie en die vergezeld gaan van een certificaat (zie bijlage) waarin wordt verklaard dat er geen uitvoerrestituties zijn betaald.

(5)   

Onder dit bestaande tariefcontingent vallende hoeveelheden goederen die vanaf 1 juli 2002 vóór de inwerkingtreding van dit protocol in het vrije verkeer worden gebracht, worden volledig afgeboekt op de hoeveelheid die is vastgesteld in de vierde kolom en zijn onderworpen aan het op het tijdstip van invoer geldende recht.

BIJLAGE BIJ BIJLAGE B(b)

image

image

BIJLAGE C

OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de Tsjechische Republiek betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen

1. Voor invoer van de volgende producten van oorsprong uit Tsjechië in de Gemeenschap gelden onderstaande concessies:



GN-code

Omschrijving

Geldend recht

Jaarlijkse hoeveelheden

(hl)

ex 2204 10

Mousserende wijn

vrij

13 000

ex 2204 21

Wijn van verse druiven

ex 2204 29

2. De Gemeenschap past een preferentieel nulrecht toe binnen de in punt 1 genoemde tariefcontingenten, op voorwaarde dat Tsjechië geen exportsubsidie verleent voor de uitvoer van deze hoeveelheden.

3. Voor invoer van de volgende producten van oorsprong uit de Gemeenschap in Tsjechië gelden onderstaande concessies:



Tsjechische douanecode

Omschrijving

Geldend recht

Jaarlijkse hoeveelheden

(hl)

2204 10 11

Mousserende kwaliteitswijn

vrij

20 000

ex 2204 10 19

Mousserende kwaliteitswijn (1)

2204 2111-78

2204 2181-82

2204 2187-98

2204 2912-75

2204 2981-82

2204 2987-98

Kwaliteitswijn van verse druiven

2204 29

Wijn van verse druiven

25%

300 000

(1)   

Met uitzondering van mousserende wijn die wordt bereid door de toevoeging van CO2.

4. Tsjechië past een preferentieel nulrecht toe binnen de in punt 3 genoemde tariefcontingenten, op voorwaarde dat de Gemeenschap geen exportsubsidie verleent voor de uitvoer van deze hoeveelheden.

5. Deze overeenkomst heeft betrekking op wijn

a) 

die is gemaakt uit verse druiven die volledig zijn geproduceerd en geoogst op het grondgebied van de betrokken overeenkomstsluitende partij, en

b) 
i) 

van oorsprong uit de Gemeenschap en geproduceerd volgens de voorschriften inzake oenologische procédés en behandelingen als bedoeld in Titel V van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt ( 27 )

ii) 

van oorsprong uit Tsjechië en geproduceerd volgens de voorschriften inzake de oenologische procédés en behandelingen overeenkomstig de Tsjechische wetgeving. De bedoelde oenologische voorschriften dienen in overeenstemming te zijn met de communautaire regelgeving.

6. Voor de invoer van wijn in het kader van de bij deze overeenkomst vastgelegde concessies moet een certificaat worden overgelegd dat is afgegeven door een door beide partijen erkende officiële instantie die voorkomt op een gezamenlijk op te stellen lijst, waarin wordt verklaard dat de betrokken wijn voldoet aan het bepaalde in punt 5, onder b).

7. De overeenkomstsluitende partijen onderzoeken de mogelijkheden om elkaar verdere concessies te verlenen, waarbij zij rekening houden met de ontwikkeling van de handel in wijn tussen de overeenkomstsluitende partijen.

8. De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat de toepassing van de wederzijds verleende voordelen niet door andere maatregelen wordt doorkruist.

9. Op verzoek van een van beide overeenkomstsluitende partijen wordt over eventuele problemen in verband met de wijze van toepassing van deze overeenkomst overlegd.

10. Deze overeenkomst is van toepassing in de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, enerzijds, en op het grondgebied van de Tsjechische Republiek, anderzijds.

▼M122

PROTOCOL

tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Slowaakse Republiek, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies



DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna „de Gemeenschap” te noemen,

enerzijds, en

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

anderzijds,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Slowaakse Republiek, anderzijds, hierna „de Europaovereenkomst” te noemen, is op 4 oktober 1993 te Luxemburg ondertekend en is op 1 februari 1995 in werking getreden ( 28 ).

(2)

In artikel 21, lid 5, van de Europaovereenkomst is bepaald dat de Gemeenschap en Slowakije in de Associatieraad per product systematisch en op basis van wederkerigheid de mogelijkheden onderzoeken om elkaar verdere concessies te verlenen. Op deze basis zijn de partijen onderhandelingen aangegaan en hebben zij overeenstemming bereikt.

(3)

Voor het eerst is in het protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst de preferentiële landbouwregeling van de Europaovereenkomst ( 29 ) verbeterd in verband met de laatste uitbreiding van de Gemeenschap en de resultaten van de Uruguayronde in het kader van de GATT.

(4)

Op 3 mei 2000 en 21 juni 2002 zijn nog twee onderhandelingsrondes inzake de verbetering van concessies voor de handel in landbouwproducten afgerond.

(5)

Enerzijds heeft de Raad, op grond van Verordening (EG) nr. 2434/2000 van de Raad tot vaststelling van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en tot aanpassing, via een autonome overgangsmaatregel, van bepaalde landbouwconcessies die zijn opgenomen in de Europaovereenkomst met Slowakije ( 30 ), besloten de uit de onderhandelingsronde van 2000 voortvloeiende concessies van de Europese Gemeenschap met ingang van 1 juli 2000 op voorlopige basis toe te passen, anderzijds heeft de Slowaakse regering wetgeving opgesteld op grond waarvan eveneens met ingang van dezelfde datum de overeenkomstige Slowaakse concessies worden toegepast.

(6)

De bovenstaande concessies worden bij de inwerkingtreding van dit protocol aangevuld en vervangen door de hierin vastgestelde concessies,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:



Artikel 1

De regelingen voor de invoer in de Gemeenschap van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit Slowakije als aangegeven in de bijlagen A(a) en A(b) en de regelingen voor de invoer in Slowakije van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap als aangegeven in de bijlagen B(a) en B(b) bij dit protocol komen in de plaats voor de regelingen die zijn vastgesteld in de in artikel 21, leden 2 en 4, als gewijzigd, bedoelde bijlagen XI en XII van de Europaovereenkomst. De in bijlage C opgenomen overeenkomst tussen de Gemeenschap en Slowakije betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen vormt een integrerend deel van dit protocol.

Artikel 2

Dit protocol vormt een integrerend deel van de Europaovereenkomst. De bijlagen bij dit protocol zijn een onderdeel van dit protocol.

Artikel 3

Dit protocol wordt door de Gemeenschap en Slowakije goedgekeurd overeenkomstig hun eigen procedures. De overeenkomstsluitende partijen nemen de nodige maatregelen voor de uitvoering van dit protocol.

De overeenkomstsluitende partijen stellen elkaar ervan in kennis wanneer zij de bovengenoemde procedures hebben afgerond.

Artikel 4

Behoudens de voltooiing van de in artikel 3 bedoelde procedures treedt dit protocol in werking op 1 januari 2003. Wanneer de procedures niet op tijd voltooid zijn, treedt het in werking op de eerste dag van de eerste maand volgende op de kennisgeving door de overeenkomstsluitende partijen dat de procedures zijn afgerond.

Artikel 5

Dit protocol wordt in tweevoud opgesteld in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Slowaakse taal, alle taalversies zijnde gelijkelijk authentiek

Hecho en Bruselas, el veinticuatro de abril del dos mil tres.Udfærdiget i Bruxelles den fireogtyvende april to tusind og tre.Geschehen zu Brüssel am vierundzwanzigsten April zweitausendunddrei.Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι τέσσερις Απριλίου δύο χιλιάδες τρία.Done at Brussels on the twenty-fourth day of April in the year two thousand and three.Fait à Bruxelles, le vingt-quatre avril deux mille trois.Fatto a Bruxelles, addì ventiquattro aprile duemilatre.Gedaan te Brussel, de vierentwintigste april tweeduizenddrie.Feito em Bruxelas, em vinte e quatro de Abril de dois mil e três.Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäneljäntenä päivänä huhtikuuta vuonna kaksituhattakolme.Som skedde i Bryssel den tjugofjärde april tjugohundratre.V Bruseli dvadsiatchoštvrtého apríla dvetisíetri.

Por la Comunidad EuropeaFor Det Europæiske FællesskabFür die Europäische GemeinschaftΓια την Ευρωπαϊκή ΚοινότηταFor the European CommunityPour la Communauté européennePer la Comunità europeaVoor de Europese GemeenschapPela Comunidade EuropeiaEuroopan yhteisön puolestaPå Europeiska gemenskapens vägnar

signatory

Za Slovenskú republiku

signatory

BIJLAGE A(a)

In de Gemeenschap geldende douanerechten op onderstaande producten van oorsprong uit Slowakije worden afgeschaft

GN-code ( 31 )

0101 10 90
0101 90 19
0101 90 30
0101 90 90
0104 20 10
0106 19 10
0106 39 10
0205 00
0206 80 91
0206 90 91
0207 13 91
0207 14 91
0207 26 91
0207 27 91
0207 35 91
0207 36 89
0208 10 11
0208 10 19
0208 20 00
0208 30 00
0208 40
0208 50 00
0208 90 10
0208 90 55
0208 90 60
0208 90 95
0210 99 10
0210 99 39
0210 99 59
0210 99 79
0210 99 80
0407 00 90
0409 00 00
0410 00 00
06
0701 10 00
0701 90 50
0703 10 11
0703 20 00
0703 90 00
0709 20 00
0709 30 00
0709 40 00
0709 51 00
0709 52 00
0709 59
0709 70 00
0709 90 10
0709 90 20
0709 90 40
0709 90 50
0709 90 90
0710 10 00
0710 21 00
0710 22 00
0710 29 00
0710 30 00
0710 80 51
0710 80 59
0710 80 61
0710 80 69
0710 80 70
0710 80 85
0710 80 95
0710 90 00
0711 30 00
0711 40 00
0711 59 00
0711 90 10
0711 90 50
0711 90 80
0711 90 90
0712 20 00
0712 31 00
0712 32 00
0712 33 00
0712 39 00
0712 90 05
0712 90 30
0712 90 50
0712 90 90
0713 50 00
0713 90
0714 90 90
0802 12 90
0802 21 00
0802 22 00
0802 31 00
0802 32 00
0802 40 00
0802 50 00
0802 90 50
0802 90 60
0802 90 85
0806 20
0808 20 90
0809 40 90
0810 40 30
0810 40 50
0810 40 90
0810 50 00
0810 60 00
0810 90 95
0811 20 59
0811 20 90
0811 90 50
0811 90 70
0811 90 75
0811 90 80
0811 90 85
0811 90 95
0812 10 00
0812 90 10
0812 90 30
0812 90 40
0812 90 50
0812 90 60
0812 90 70
0812 90 99
0813
0814 00 00
0901 12 00
0901 21 00
0901 22 00
0901 90 90
0902 10 00
0904 12 00
0904 20
0905 00 00
0907 00 00
0910 20 90
0910 40
0910 91 90
0910 99 99
1006 10 10
1007 00 10
1105 20 00
1106 10 00
1106 30 90
1208 10 00
1209 10 00
1209 21 00
1209 23 80
1209 29 50
1209 29 60
1209 29 80
1209 30 00
1209 91
1209 99 91
1209 99 99
1210
1211 90 30
1212 10 10
1212 10 99
1214 90 10
1302 19 05
1503 00 19
1503 00 90
1504 10 10
1504 10 99
1504 20 10
1504 30 10
1507
1508
1511 10 90
1511 90 19
1511 90 91
1511 90 99
1512 11 91
1512 19 91
1512 21
1512 29
1513
1515
1516 20 95
1516 20 96
1516 20 98
1518 00 31
1518 00 39
1518 00 91
1518 00 95
1518 00 99
1522 00 91
1602 90 10
1602 90 31
1602 90 41
1602 90 72
1602 90 74
1602 90 76
1602 90 78
1602 90 98
1603 00 10
2001 90 20
2001 90 50
2003 20 00
2003 90 00
2005 60 00
2005 90 10
2005 90 50
2007 91 90
2007 99 10
2007 99 91
2007 99 93
2008 19 11
2008 19 19
2008 19 51
2008 19 95
2008 19 99
2008 92 14
2008 92 34
2008 92 38
2008 92 59
2008 92 72
2008 92 74
2008 92 78
2008 92 93
2008 92 98
2008 99 11
2008 99 19
2008 99 23
2008 99 28
2008 99 37
2008 99 40
2008 99 43
2008 99 45
2008 99 49
2008 99 68
2008 99 99
2009 11 19
2009 11 99
2009 19 19
2009 29 11
2009 29 19
2009 29 91
2009 29 99
2009 31 11
2009 39 31
2009 41
2009 49 19
2009 49 30
2009 49 93
2009 49 99
2009 80 19
2009 80 38
2009 80 50
2009 80 63
2009 80 69
2009 80 71
2302 50 00
2306 90 19
2308 00 90
2309

BIJLAGE A(b)



Voor invoer van de volgende producten van oorsprong uit Slowakije in de Gemeenschap gelden onderstaande concessies

(MFN = recht voor meest begunstigde natie)

GN-code

Omschrijving (1)

Geldend recht (2)

(% van MFN)

Hoeveelheid van 1.7.2002 tot en met 30.6.2003

(in ton)

Jaarlijkse hoeveelheid vanaf 1.7.2003

(in ton)

Jaarlijkse toename

(in ton)

Specifieke bepalingen

0102 90 05

Levende runderen met een gewicht van niet meer dan 80 kg

20

178 000 stuks

178 000 stuks

0

 (3) (9)

0102 90 21

0102 90 29

0102 90 41

0102 90 49

Levende runderen met een gewicht van meer dan 80 kg doch niet meer dan 300 kg

20

153 000 stuks

153 000 stuks

0

 (3) (9)

ex 0102 90

Vaarzen en koeien, niet voor de slacht, van de volgende bergrassen: grijs ras, bruin ras, geel ras, gevlekte Simmentalras en Pinzgauras

6 %

ad valorem

7 000 stuks

7 000 stuks

0

 (4) (9)

0104 10 30

0104 10 80

0104 20 90

Levende schapen en geiten

vrij

4 300

4 300

0

 (5) (9)

0201

0202

Vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren

vrij

3 500

3 500

0

 (8) (9)

ex  02 03

Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren

vrij

2 800

3 000

300

 (8) (9) (12)

0210 11 t/m 0210 19

Vlees van varkens, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

vrij

 (8) (9)

0204

Vlees van schapen of van geiten

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

0206 10 t/m 29

0210 20

Vlees van runderen (slachtafvallen)

vrij

500

1 000

0

 (8)

ex  02 07

Pluimvee, vers, gekoeld of bevroren

(met uitzondering van 0207 13 91 , 0207 14 91 , 0207 26 91 , 0207 27 91 , 0207 35 91 , 0207 36 89 )

vrij

1 560

1 740

180

 (8) (9)

1602 31 t/m 1602 39

Bereidingen of conserven van vlees van pluimvee

0402

Melkpoeder en ingedikte melk

vrij

2 500

3 500

0

 (8) (9)

0403 10 11 t/m 39

0403 90 11 t/m 69

Karnemelk en yoghurt en andere gegiste of aangezuurde melk en room

 

 

 

 

 

0404

Wei en producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk

vrij

250

500

0

 (8) (9)

ex  04 05

Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen, met uitzondering van de GN-codes 0405 20 10 en 0405 20 30

vrij

750

750

0

 (8) (9)

0406

Kaas en wrongel

vrij

2 930

3 000

300

 (8) (9)

0407 00 11

0407 00 19

0407 00 30

Eieren van pluimvee in de schaal

20

3 125

3 125

0

 (9)

0408 11 80

Eigeel, gedroogd

20

250

250

0

 (9) (10)

0408 19 81

Eigeel, vloeibaar

0408 19 89

Eigeel, bevroren

0408 91 80

Vogeleieren, gedroogd

20

1 250

1 250

0

 (9) (11)

0408 99 80

Vogeleieren, andere

0702 00 00

Tomaten, vers of gekoeld

vrij

2 600

2 900

300

 (7) (8) (9)

ex 0707 00 05

Komkommers, vers of gekoeld (van 16 mei tot en met 31 oktober)

80

onbeperkt

onbeperkt

 

 (7)

ex 0708 10 00

Erwten, vers of gekoeld, van 1 september tot en met 31 mei

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0708 10 00

Erwten, vers of gekoeld, van 1 juni tot en met 31 augustus

vrij

130

145

15

 (9)

0709 90 70

Kleine pompoenen (zogenaamde courgettes)

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (7)

0806 10 10

Druiven voor tafelgebruik

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (7)

0808 10

Appelen, vers

vrij

7 625

15 000

0

 (7) (8) (9)

0809 20

Kersen

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (7)

0809 30 90

Perziken

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (7)

0809 40 05

Pruimen

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (7)

0810 20

Frambozen, bramen, moerbeien en loganbessen

vrij

250

250

0

 (6) (9)

0810 20 10

Frambozen, vers

41

onbeperkt

onbeperkt

 

 (6)

0810 30 10

Zwarte aalbessen, vers

vrij

130

145

15

 (6) (9)

0810 30 10

Zwarte aalbessen, vers

41

onbeperkt

onbeperkt

 

 (6)

0810 30 30

Rode aalbessen, vers

vrij

130

145

15

 (6) (9)

0810 30 30

Rode aalbessen, vers

41

onbeperkt

onbeperkt

 

 (6)

0810 30 90

Andere

24

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0811 10 90

Aardbeien, bevroren

36

onbeperkt

onbeperkt

 

 (6)

0811 20 19

Bessen, bevroren, met toegevoegde suiker

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (6)

0811 20 31

Frambozen, bevroren, zonder toegevoegde suiker

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (6)

0811 20 39

Zwarte aalbessen, bevroren

vrij

330

370

40

 (6) (9)

0811 20 39

Zwarte aalbessen, bevroren

28

onbeperkt

onbeperkt

 

 (6)

0811 20 51

Rode aalbessen, bevroren

vrij

350

390

40

 (6) (9)

0811 20 51

Rode aalbessen, bevroren

33

onbeperkt

onbeperkt

 

 (6)

ex  08 11

Met uitzondering van 0811 10 90 ,0811 20 19 , 0811 20 31 , 0811 20 39 , 0811 20 51 , 0811 20 59 , 0811 20 90 , 0811 90 50 , 0811 90 70 , 0811 90 75 , 0811 90 80 , 0811 90 85 , 0811 90 95

20

250

250

0

 (9)

1001

Tarwe en mengkoren

vrij

50 000

100 000

0

 (8)

1002

Rogge

vrij

1 000

2 000

0

 (8)

1003

Gerst

vrij

16 000

15 000

0

 (8) (9)

1004

Haver

vrij

500

1 000

0

 (8)

1005 10 90

1005 90 00

Maïs

vrij

35 000

70 000

0

 (8)

1008

Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen

vrij

500

1 000

0

 (8)

1101 00

Meel van tarwe of van mengkoren

20

16 875

16 875

0

 (9)

1107 10 99

Mout, niet gebrand, niet van tarwe

vrij

18 125

18 125

0

 (9)

1601 00

Worst van alle soorten

vrij

300

350

50

 (8) (9)

1602 41 t/m 1602 49

Bereidingen of conserven van vlees van varkens

1602 50

Andere bereidingen en conserven van vlees, van slachtafvallen of van bloed van runderen

vrij

100

200

0

 (8)

1703

Melasse

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (8)

2001 10 00

Komkommers, verduurzaamd

vrij

125

125

0

 (9)

ex 2001 90 96

Asperges

vrij

130

145

15

 (9)

2002

Bereidingen of conserven van tomaten

vrij

1 300

1 450

150

 (8) (9)

2007 99 31

Jam, gelei, marmelade, moes en pasta van kersen, met een suikergehalte van meer dan 30 gewichtspercenten

83

onbeperkt

onbeperkt

 

 (7)

2009 12 00

Vruchtensappen

vrij

500

600

100

 (9)

2009 19 98

2009 21 00

2009 31 19

2009 31 51

2009 31 59

2009 31 91

2009 31 99

2009 39 19

2009 39 39

2009 39 55

2009 39 59

2009 39 95

2009 39 99

2009 61 10

 (7)

2009 61 90

 

2009 69 11

 

2009 69 19

 (7)

2009 69 51

 (7)

2009 69 59

 (7)

2009 69 90

 

2009 71

2009 79

Appelsap

vrij

250

250

0

 (7) (9)

2009 71

Appelsap

48

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 79 30

Appelsap

48

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 79 93

Appelsap

48

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 79 99

Appelsap

48

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 80 99

Sap van zwarte aalbessen

36

onbeperkt

onbeperkt

 

 

(1)   

Ongeacht de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Voor ex GN-codes geschiedt dit op basis van de GN-code en de betrokken omschrijving, gezamenlijk beschouwd.

(2)   

Indien een MFN-minimumrecht bestaat, is het geldende minimumrecht gelijk aan het MFN-minimumrecht vermenigvuldigd met het in deze kolom vermelde percentage.

(3)   

Het contingent voor dit product is geopend voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië en Slowakije. Ingeval de totale invoer van levende runderen in de Gemeenschap voor een gegeven verkoopseizoen naar alle waarschijnlijkheid meer bedraagt dan 500 000 stuks mag de Gemeenschap de nodige beheersmaatregelen nemen om haar markt te beschermen, niettegenstaande andere volgens de overeenkomst gegeven rechten.

(4)   

Het contingent voor dit product is geopend voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië en Slowakije.

(5)   

De Gemeenschap kan, in het kader van haar wetgeving en in voorkomend geval, rekening houden met de voorzieningsbehoeften van haar markt en met de noodzaak om het marktevenwicht te handhaven.

(6)   

Onderworpen aan regelingen inzake minimuminvoerprijzen, die zijn vermeld in het aanhangsel bij deze bijlage.

(7)   

De reductie is alleen van toepassing op het ad valorem-gedeelte van het recht.

(8)   

Deze concessie is uitsluitend van toepassing op producten die niet in aanmerking komen voor enige vorm van exportsubsidie.

(9)   

Onder dit bestaande tariefcontingent vallende hoeveelheden goederen die vanaf 1 juli 2002 vóór de inwerkingtreding van dit protocol in het vrije verkeer worden gebracht, worden volledig afgeboekt op de hoeveelheid die is vastgesteld in de vierde kolom en zijn onderworpen aan het op het tijdstip van invoer geldende recht.

(10)   

In vloeibaar eigeel-equivalent: 1 kg gedroogd eigeel = 2,12 kg vloeibaar eigeel.

(11)   

In vloeibaar equivalent: 1 kg gedroogd ei = 3,9 kg vloeibaar ei.

(12)   

Met uitzondering van varkenshaas, apart aangeboden.

BIJLAGE BIJ BIJLAGE A(b)

Regelingen inzake minimuminvoerprijzen voor bepaalde soorten voor verwerking bestemd kleinfruit

1.

Voor de volgende voor verwerking bestemde producten van oorsprong uit Slowakije zijn minimuminvoerprijzen vastgesteld:



GN-code

Omschrijving

Minimumprijs bij invoer

(EUR/100 kg netto)

ex 0810 20 10

Frambozen, vers

63,1

ex 0810 30 10

Zwarte aalbessen, vers

38,5

ex 0810 30 30

Rode aalbessen, vers

23,3

ex 0811 10 90

Aardbeien, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: hele vruchten

75,0

ex 0811 10 90

Aardbeien, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: andere

57,6

ex 0811 20 19

Frambozen, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten: gehele vruchten

99,5

ex 0811 20 19

Frambozen, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een suikergehalte van niet meer dan 13 gewichtspercenten: andere

79,6

ex 0811 20 31

Frambozen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: hele vruchten

99,5

ex 0811 20 31

Frambozen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: andere

79,6

ex 0811 20 39

Zwarte aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: zonder steel

62,8

ex 0811 20 39

Zwarte aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: andere

44,8

ex 0811 20 51

Rode aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: zonder steel

39,0

ex 0811 20 51

Rode aalbessen, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: andere

29,5

2.

De minimuminvoerprijzen bedoeld in artikel 1 worden per zending toegepast. Wanneer de in de douaneaangifte vermelde waarde lager is dan de minimuminvoerprijs, wordt een compenserend recht geheven dat gelijk is aan het verschil tussen de minimuminvoerprijs en de in de douaneaangifte vermelde waarde.

3.

Wanneer de invoerprijzen van een onder deze bijlage vallend product een tendens vertonen die erop wijst dat deze prijzen op korte termijn onder het niveau van de minimuminvoerprijs kunnen dalen, stelt de Europese Commissie de autoriteiten van Slowakije daarvan in kennis teneinde hen in staat te stellen corrigerende maatregelen te nemen.

4.

Op verzoek van de Gemeenschap of van Slowakije stelt het Associatiecomité een onderzoek in naar de werking van het systeem of de herziening van de minimuminvoerprijzen. Het Associatiecomité neemt, indien nodig, passende besluiten.

5.

Ter bevordering van het handelsverkeer en in het belang van alle betrokken partijen wordt drie maanden voor de aanvang van elk verkoopseizoen in de Europese Gemeenschap een overlegvergadering georganiseerd. Dit overleg vindt plaats tussen de Europese Commissie en de belanghebbende verenigingen van Europese producenten van de betrokken producten, enerzijds, en de autoriteiten en verenigingen van producenten en exporteurs van al de geassocieerde exportlanden, anderzijds.

Tijdens deze overlegbijeenkomsten wordt van gedachten gewisseld over de marktsituatie voor kleinfruit, met inbegrip van, in het bijzonder, de ramingen van de productie, de voorraadsituatie, de prijsontwikkeling en de marktbeweging, alsmede over de maatregelen die moeten worden getroffen om vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te brengen.

BIJLAGE B(a)

In Slowakije geldende douanerechten op onderstaande producten van oorsprong uit de Gemeenschap worden afgeschaft

Slowaakse douanecode ( 32 )

0101 90 11
0101 90 19
0102 90 90
0103 91 90
0103 92 90
0206 10 10
0206 10 91
0206 10 99
0206 21 00
0206 22 00
0206 29 10
0206 29 99
0206 30 20
0206 30 31
0206 30 80
0206 41 20
0206 41 80
0206 49 20
0206 49 80
0206 80 10
0206 80 91
0206 80 99
0206 90 10
0206 90 91
0206 90 99
0207 13 91
0207 14 91
0207 26 91
0207 27 91
0207 34 10
0207 34 90
0207 35 91
0207 36 81
0207 36 85
0207 36 89
0209 00 11
0209 00 19
0209 00 30
0210 99 10
0210 99 71
0210 99 79
0210 91 00
0210 92 00
0210 93 00
0210 99 39
0210 99 59
0210 99 80
0407 00 90
0408 11 20
0408 19 20
0408 91 20
0408 99 20
0409 00 00
0410 00 00
06
0701 10 00
0703 10 11
0703 90 00
0709 51 00
0709 70 00
0709 90 10
0709 90 90
0710 21 00
0710 22 00
0710 29 00
0710 30 00
0710 80 51
0710 80 59
0710 80 70
0710 80 85
0710 80 95
0710 90 00
0711 40 00
0711 90 10
0711 90 50
0711 90 80
0711 90 90
0712 20 00
0712 90 05
0712 90 11
0712 90 30
0712 90 50
0712 90 90
0713 10 10
0713 10 90
0713 40 00
0806 10 10
0806 20
0808 20 90
0809 20 05
0809 20 95
0809 30 90
0809 40 05
0810 40 10
0810 40 30
0810 40 50
0810 40 90
0811 20 19
0811 20 31
0811 20 59
0811 20 90
0811 90 31
0811 90 50
0811 90 70
0811 90 75
0811 90 80
0811 90 85
0811 90 95
0812 10 00
0812 90 10
0812 90 40
0812 90 50
0812 90 60
0812 90 70
0812 90 99
0813
0901 11 00
0901 12 00
0901 21 00
0901 22 00
0901 90 10
0901 90 90
0904 20 10
0904 20 30
0904 20 90
1001 10 00
1105 20 00
1204 00 90
1205 10 10
1205 90 00
1206 00 10
1207 50 10
1207 50 90
1207 91 10
1207 91 90
1209 10 00
1209 29 60
1209 21 00
1209 22 10
1209 22 80
1209 23 11
1209 23 15
1209 23 80
1209 24 00
1209 25 10
1209 25 90
1209 26 00
1209 29 10
1209 29 50
1209 29 80
1210 10 00
1210 20 10
1210 20 90
1302 19 05
1502 00 10
1503 00 11
1503 00 19
1503 00 30
1503 00 90
1510 00 90
1511 90 19
1511 90 91
1511 90 99
1512 11 91
1512 19 91
1513 19 11
1513 29 19
1513 29 50
1513 29 91
1513 29 99
1515 11 00
1515 19 10
1515 19 90
1515 21 10
1515 21 90
1515 29 10
1515 29 90
1515 90 51
1515 90 59
1515 90 91
1515 90 99
1516 20 95
1516 20 96
1516 20 98
1518 00 31
1518 00 39
1518 00 91
1518 00 95
1518 00 99
1602 90 10
1602 90 31
1602 90 41
1602 90 72
1602 90 74
1602 90 76
1602 90 78
1602 90 98
2001 90 20
2001 90 50
2001 90 65
2001 90 91
2005 60 00
2005 90 10
2007 91 90
2007 99 10
2007 99 91
2007 99 93
2008 20 19
2008 20 39
2008 20 51
2008 20 59
2008 20 71
2008 20 79
2008 20 91
2008 20 99
2008 30
2008 92 12
2008 92 14
2008 92 32
2008 92 34
2008 92 36
2008 92 38
2008 92 51
2008 92 59
2008 92 72
2008 92 74
2008 92 76
2008 92 78
2008 92 92
2008 92 93
2008 92 94
2008 92 97
2008 92 98
2008 99 11
2008 99 19
2008 99 23
2008 99 25
2008 99 26
2008 99 28
2008 99 36
2008 99 37
2008 99 38
2008 99 40
2008 99 41
2008 99 43
2008 99 45
2008 99 46
2008 99 47
2008 99 49
2008 99 51
2008 99 61
2008 99 62
2008 99 68
2008 99 99
2009 61 10
2009 61 90
2009 69 11
2009 69 19
2009 69 51
2009 69 59
2009 69 90
2009 80 19
2009 80 36
2009 80 38
2009 80 50
2009 80 63
2009 80 69
2009 80 71
2309

BIJLAGE B(b)



Voor invoer van de volgende producten van oorsprong uit de Gemeenschap in Slowakije gelden onderstaande concessies

Slowaakse douanecode

Omschrijving (1)

Geldend ad valoremrecht

Hoeveelheid van 1.7.2002 tot en met 30.6.2003

(in ton)

Jaarlijkse hoeveelheid vanaf 1.7.2003

(in ton)

Jaarlijkse toename

(in ton)

Specifieke bepalingen

0201

0202

Vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren

vrij

1 750

3 500

0

 (2)

0206 10 t/m 29

0210

Vlees van runderen (slachtafvallen)

vrij

500

1 000

0

 (2)

0204

Vlees van schapen

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (2)

ex 0203

Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren

vrij

2 800

3 000

300

 (2) (3) (4)

0210 11 t/m 0210 19

Vlees van varkens, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

0207

Pluimvee, vers, gekoeld of bevroren

vrij

650

725

75

 (2) (3)

1602 31 t/m 1602 39

Bereidingen of conserven van vlees van pluimvee

0402

Melkpoeder en ingedikte melk

vrij

350

500

0

 (2) (3)

0403 10 11 t/m 39

0403 90 11 t/m 69

Karnemelk en yoghurt en andere gegiste of aangezuurde melk en room

 

 

 

 

 

0404

Wei en producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk

vrij

250

500

0

 (2) (3)

ex 0405

Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen, met uitzondering van de GN-codes 0405 20 10 en 0405 20 30

vrij

252

300

0

 (2) (3)

0406

Kaas en wrongel

vrij

1 895

2 100

195

 (2) (3)

0408 11 80

Eigeel van vogeleieren, gedroogd

14,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0408 91 80

Vogeleieren, gedroogd

14,5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0701 90 50

Nieuwe aardappelen (primeurs), van 1 januari tot en met 30 juni

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0701 90 10

0701 90 90

Aardappelen, andere

6

500

500

0

 (3)

0702 00 00

Tomaten, vers

vrij

2 600

2 900

300

 (2) (3)

ex 0704 10 00

Bloemkool

(van 15 april tot en met 30 november)

6

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0704 90 10

Witte kool en rode kool

6

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0704 90 90

Andere

6

onbeperkt

onbeperkt

 

 

ex 0705 11 00

Kropsla

(van 1 april tot en met 30 november)

5,9

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0708 10 90

Erwten, vers of gekoeld

(van 1 juni tot en met 31 augustus)

vrij

130

145

15

 (3)

0708 90 00

Peulgroenten

5,9

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0709 60 10

Niet-scherpsmakende pepers

4,3

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0709 60 99

Andere

4,3

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0807 11 00

Watermeloenen

4

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0809 10 00

Abrikozen

4,2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0809 30 10

Nectarines

4

onbeperkt

onbeperkt

 

 

0808 10

Appelen, vers

vrij

7 500

15 000

0

 (2) (3)

1001

Tarwe en mengkoren

vrij

15 000

30 000

0

 (2)

1002

Rogge

vrij

1 000

2 000

0

 (2)

1003

Gerst

vrij

15 000

30 000

0

 (2)

1004

Haver

vrij

500

1 000

0

 (2)

1005 10 90

1005 90 00

Maïs

vrij

5 350

10 000

0

 (2)

1006

Rijst

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 

1008

Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen

vrij

500

1 000

0

 (2)

1107 10 99

Mout

vrij

1 500

3 000

0

 (2)

1516 10

Dierlijke vetten en oliën

10

1 000

1 000

0

 (3)

1516 20

Plantaardige vetten en oliën

9

1 000

1 000

0

 (3) (5)

1517 10 90

Margarine

10

270

270

0

 (3)

1601 00

Worst van alle soorten

vrij

300

350

50

 (2) (3)

1602 41 t/m 1602 49

Bereidingen of conserven van vlees van varkens

ex 1602 20 90

Paté van verschillende omvang

9

265

265

0

 (3)

1602 50

Andere bereidingen en conserven van vlees, van slachtafvallen of van bloed van runderen

vrij

100

200

0

 (2)

1703

Melasse

vrij

onbeperkt

onbeperkt

 

 (2)

ex 2001 90 96

Asperges

vrij

130

145

15

 (3)

2002

Bereidingen of conserven van tomaten

vrij

1 300

1 450

150

 (2) (3)

2005 90 60

Wortelen

5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2005 90 70

Mengsels van groenten

5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2005 90 80

Andere

5

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2008 50

Abrikozen

4

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2008 70

Perziken

4

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2008 92 16

2008 92 16

2008 92 16

Mengsels van vruchten

4

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 69 71

Druivensap

2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 69 79

2

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 71

Appelsap

10

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2009 79

10

onbeperkt

onbeperkt

 

 

2401

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak

2,4

1 000

1 000

0

 (3)

(1)   

De omschrijving van de goederen wordt geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage de codes het preferentiestelsel bepalen. Voor ex GN-codes geschiedt dit op basis van de GN-code en de betrokken omschrijving, gezamenlijk beschouwd.

(2)   

Deze concessie is uitsluitend van toepassing op producten die niet in aanmerking komen voor enige vorm van exportsubsidie en die vergezeld gaan van een certificaat waarin wordt verklaard dat er geen uitvoerrestituties zijn betaald.

(3)   

Onder dit bestaande tariefcontingent vallende hoeveelheden goederen die vanaf 1 juli 2002 vóór de inwerkingtreding van dit protocol in het vrije verkeer worden gebracht, worden volledig afgeboekt op de hoeveelheid die is vastgesteld in de vierde kolom en zijn onderworpen aan het op het tijdstip van invoer geldende recht.

(4)   

Met uitzondering van varkenshaas, apart aangeboden.

(5)   

Met uitzondering van 1516 20 95, 1516 20 96 en 1516 20 98.

BIJLAGE BIJ BIJLAGE B(b)

image

image

BIJLAGE C

OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de Slowaakse Republiek betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen

1.

Voor invoer van de volgende producten van oorsprong uit Slowakije in de Gemeenschap gelden onderstaande concessies:



GN-code

Omschrijving

Geldend recht

Jaarlijkse hoeveelheden

(hl)

ex  22 04

Wijn van verse druiven

vrij

2 500

2.

De Gemeenschap past een preferentieel nulrecht toe binnen de in punt 1 genoemde tariefcontingenten, op voorwaarde dat Slowakije geen exportsubsidie verleent voor de uitvoer van deze hoeveelheden.

3.

Voor invoer van de volgende producten van oorsprong uit de Gemeenschap in Slowakije gelden onderstaande concessies



Slowaakse douanecode

Omschrijving

Geldend recht

Jaarlijkse hoeveelheden

(hl)

ex 2204 10

Mousserende kwaliteitswijn

vrij

10 000

ex 2204 21

Kwaliteitswijn van verse druiven in verpakkingen inhoudende niet meer dan 2 l.

2204 29

Andere wijn van verse druiven in verpakkingen inhoudende niet meer dan 2 l.

25 %

20 000

4.

Slowakije past een preferentieel nulrecht toe binnen de in punt 3 genoemde tariefcontingenten, op voorwaarde dat de Gemeenschap geen exportsubsidie verleent voor de uitvoer van deze hoeveelheden.

5.

Deze overeenkomst heeft betrekking op wijn

a) 

die is gemaakt uit verse druiven die volledig zijn geproduceerd en geoogst op het grondgebied van de betrokken overeenkomstsluitende partij, en

b) 
i) 

van oorsprong uit de Europese Unie en geproduceerd volgens de voorschriften inzake oenologische procédés en behandelingen als bedoeld in Titel V van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt ( 33 )

ii) 

van oorsprong uit Slowakije en geproduceerd volgens de voorschriften inzake de oenologische procédés en behandelingen overeenkomstig de Slowaakse wetgeving. De bedoelde oenologische voorschriften dienen in overeenstemming te zijn met de communautaire regelgeving.

6.

Voor de invoer van wijn in het kader van de bij deze overeenkomst vastgelegde concessies moet een certificaat worden overgelegd dat is afgegeven door een door beide partijen erkende officiële instantie die voorkomt op een gezamenlijk op te stellen lijst, waarin wordt verklaard dat de betrokken wijn voldoet aan het bepaalde in punt 5, onder b).

7.

De overeenkomstsluitende partijen onderzoeken de mogelijkheden om elkaar verdere concessies te verlenen, waarbij zij rekening houden met de ontwikkeling van de handel in wijn tussen de overeenkomstsluitende partijen.

8.

De overeenkomstsluitende partijen zijn overeengekomen onmiddellijk de reeds begonnen onderhandelingen voort te zetten teneinde snel tot overeenstemming te komen met betrekking tot de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van de benamingen van gedistilleerde dranken en wijnen, waaronder de „Slovenske Tokajske Vino”, van oorsprong uit het Slowaakse deel van de wijnbouwregio Tokaj.

9.

De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat de toepassing van de wederzijds verleende voordelen niet door andere maatregelen wordt doorkruist.

10.

Op verzoek van een van beide overeenkomstsluitende partijen wordt over eventuele problemen in verband met de wijze van toepassing van deze overeenkomst overlegd.

11.

Deze overeenkomst is van toepassing in de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, enerzijds, en op het grondgebied van de Slowaakse Republiek, anderzijds.



( ) Zie blz. 67 van dit Publicatieblad.

( ) Zie blz. 67 van dit Publicatieblad.

( 1 ) De inhoudsopgave van het deel betreffende de EER bevat ook gegevens over de plaatsen waar de informatie in kwestie betreffende de EG en haar Lid-Staten kan worden gevonden.

( 2 ) Het Vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

( 3 ) Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo overeenkomstig Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad.

( 4 ) Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Palestina, Syrië, Tunesië, de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.)

( 5 ) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

( 6 387 D 0516: Besluit 87/516/Euratom, EEG van de Raad van 28 september 1987 (PB nr. L 302 van 24.10.1987, blz. 1).

( 7 ) Besluit 2009/334/EG van de Commissie van 20 april 2009 (PB L 101 van 21.4.2009, blz. 22).

( 8 ) 32007 R 0219: Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1), ►M235  gewijzigd bij:

— 
32008 R 1361: Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 (PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12), ◄

▼M293

— 
32014 R 0721: Verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad van 16 juni 2014 (PB L 192 van 1.7.2014, blz. 1).

▼M234

( 9 ) PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13.

( 10 375 R 0337: Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding (PB nr. L 39 van 13.2.1975, blz. 1), gewijzigd bij:

— 
1 79 H: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en aanpassing van de Verdragen - Toetreding van de Helleense Republiek (PB nr. L 291 van 19.11.1979, blz. 99).
— 
1 85 I: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en aanpassing van de Verdragen - Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (PB nr. L 302 van 15.11.1985, blz. 170).

▼M135

— 
Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003.

( 11 391 D 0049: Besluit 91/49/EEG van de Raad van 26 november 1991 (PB nr. L 28 van 2.2.1991, blz. 29) ►M8  Ten aanzien van Besluit 91/49/EEG van de Raad wordt overeengekomen dat de EVA-Staten met ingang van 1 januari 1994 bijdragen in de administratiekosten die verband houden met de vervolgmaatregelen van de Gemeenschap uit hoofde van begrotingslijn B3-4104 „Acties ten behoeve van ouderen”. ◄

( 12 375 R 1365: Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (PB nr. L 139 van 30.5.1975, blz. 1), gewijzigd bij:

— 
1 79 H: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en aanpassing van de Verdragen - Toetreding van de Helleense Republiek (PB nr. L 291 van 19.11.1979, blz. 111)
— 
1 85 I: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en aanpassing van de Verdragen - Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (PB nr. L 302 van 15.11.1985, blz. 170)

▼M161

— 
1 94 N: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 21, zoals aangepast in PB L 1 van 1.1.1995, blz. 1)

▼M135

— 
Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003.

( 13 ) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

( 14 ) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

( 15 ) Besluit 93/136/EEG van de Raad van 25 februari 1993 tot vaststelling van een derde communautair actieprogramma ten behoeve van gehandicapten (Helios II 1993-1996) (PB nr. L 56 van 9.3.1993, blz. 30).

( 16 ) Besluit 94/782/EG van de Raad van 6 december 1994 betreffende de voortzetting van het Handynet-systeem in het kader van de tot nog toe ondernomen activiteiten betreffende de eerste module „Technische hulpmiddelen” (PB nr. L 316 van 9.12.1994, blz. 42).

( 17 ) Besluit 93/136/EEG van de Raad van 25 februari 1993 tot vaststelling van een derde communautair actieprogramma ten behoeve van gehandicapten (Helios II 1993-1996) (PB nr. L 56 van 9.3.1993, blz. 30).

( 18 ) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

( 19 ) 1) Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie; 2) verbetering van de toegang tot en het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatietechnologie; 3) vergroting van de concurrentiekracht van kleine en middelgrote ondernemingen („kmo's”) alsmede van de landbouwsector en van de visserij- en aquacultuursector; 4) ondersteuning van de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken; 5) bevordering van de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en -beheer; 6) behoud en bescherming van het milieu en bevordering van efficiënt gebruik van hulpbronnen; 7) bevordering van duurzaam vervoer en opheffing van knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren; 8) bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit; 9) bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede en discriminatie; 10) investering in onderwijs, opleiding en beroepsopleiding voor vaardigheden en een leven lang leren; 11) vergroting van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden en een doelmatig openbaar bestuur.

( 20 ) PB L 360 van 31.12.1994, blz. 2.

( 21 ) PB L 341 van 16.12.1998, blz. 3.

( 22 ) PB L 280 van 4.11.2000, blz. 1.

( 23 ) Als omschreven in Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 279 van 23.10.2001).

( 24 ) Als vastgesteld bij Decreet nr. 480/2001 van de regering van de Tsjechische Republiek betreffende het douanetarief van de Tsjechische Republiek.

( 25 ) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2585/2001 (PB L 345 van 29.12.2001, blz. 10).

( 26 ) PB L 359 van 31.12.1994, blz. 2.

( 27 ) PB L 306 van 16.11.1998, blz. 3.

( 28 ) PB L 280 van 4.11.2000, blz. 9.

( 29 ) Als omschreven in Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 279 van 23.10.2001).

( 30 ) Als vastgesteld bij Decreet nr. 598/2001 van de regering van de Slowaakse Republiek betreffende het douanetarief van de Slowaakse Republiek.

( 31 ) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2585/2001 (PB L 345 van 29.12.2001, blz. 10).

Top