This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/155/11
Case C-173/05: Action brought on 18 April 2005 by the Commission of the European Communities against the Italian Republic
Zaak C-173/05: Beroep, op 18 april 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek
Zaak C-173/05: Beroep, op 18 april 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek
PB C 155 van 25.6.2005, p. 6–6
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
25.6.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/6 |
Beroep, op 18 april 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek
(Zaak C-173/05)
(2005/C 155/11)
Procestaal: Italiaans
Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 18 april 2005 beroep ingesteld tegen de Italiaanse Republiek door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. Traversa en J. Hottiaux, leden van de juridische dienst van de Commissie.
Verzoekster concludeert dat het het Hof behage:
1) |
vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door de in artikel 6 van de Siciliaanse regionale wet nr. 2 van 26 maart 2002 (bekendgemaakt in GURS, deel I, nr. 14 van 2002) bedoelde „tributo ambientale” (milieubelasting) op gaspijpleidingen te hebben ingevoerd en gehandhaafd, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 23, 25, 26 en 133 EG en de artikelen 4 en 9 van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Volksrepubliek Algerije, ondertekend op 26 april 1976 en goedgekeurd bij verordening (EEG) nr. 2210/78 van de Raad van 26 september 1978 (1); |
2) |
de Italiaanse Republiek te verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Artikel 6 van de genoemde wet van de Regione Siciliana schendt de beginselen van het gemeenschappelijk douanetarief, voorzover hierin een belasting met gelijke werking als een recht bij invoer (in de Gemeenschap) of uitvoer (naar andere lidstaten) wordt ingevoerd, een belasting die krachtens bovengenoemde verdragsartikelen en bepalingen van secundair recht verboden is.
Uit formeel oogpunt en naar de letter van de betwiste wettelijke regeling is het belastbare feit de eigendom van de installatie, terwijl de belastinggrondslag wordt gevormd door het volume, in kubieke meter uitgedrukt, van de leidingen. De Siciliaanse wetgever heeft evenwel vermeld, in artikel 6, lid 3, dat het belastbare feit de eigendom is van de gaspijpleidingen „die het gas bevatten” alsmede, in lid 4 van hetzelfde artikel, dat belastingplichtig zijn de eigenaars van deze gaspijpleidingen „die ten minste een van de activiteiten (vervoer, verkoop, aankoop) verrichten” welke met het gas verbonden zijn. De Commissie leidt daaruit af dat de Siciliaanse wetgever in werkelijkheid de bedoeling heeft het vervoerde product (methaan) te treffen en niet de infrastructuur (gaspijpleiding) als dusdanig.
Volgens de rechtspraak van het Hof inzake de in artikel 90 EG bedoelde binnenlandse belastingen valt een belasting die op het vervoermiddel wordt geheven op basis van het gewicht van de vervoerde goederen, binnen de werkingssfeer van de bepalingen van gemeenschapsrecht inzake belastingen op producten, omdat deze belasting een onvermijdelijk en rechtstreeks gevolg heeft voor de kosten van het nationale en het ingevoerde product. Uit het in die rechtspraak geformuleerde uitleggingsbeginsel, dat zonder meer kan worden toegepast op het gebied van de belastingen met gelijke werking als een douanerecht, volgt dat zelfs indien de nationale belasting formeel het vervoermiddel (gaspijpleiding) treft op basis van het volume van het vervoerde product (methaan), deze in werkelijkheid op het product zelf drukt en onvermijdelijk een rechtstreeks gevolg heeft voor de kostprijs ervan.