Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/115/57

Zaak T-111/05: Beroep, op 25 februari 2005 ingesteld door UCB SA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 115 van 14.5.2005, p. 32–32 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

14.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 115/32


Beroep, op 25 februari 2005 ingesteld door UCB SA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-111/05)

(2005/C 115/57)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 25 februari 2005 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door de vennootschap UCB SA, gevestigd te Brussel, vertegenwoordigd door J. Bourgeois, J.-F. Bellis en M. Favart, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

de beschikking van de Commissie van 9 december 2004 in zaak COMP/E-2/37.533 — choline chloride, betreffende een procedure ingevolge artikel 81 EG, nietig te verklaren,

althans de aan ECB bij deze beschikking opgelegde boete nietig te verklaren of deze substantieel te verlagen,

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De bestreden beschikking in deze zaak is dezelfde als die welke het voorwerp vormt van zaak T-101/05, BASF/Commissie. (1) Bij deze beschikking heeft de Commissie vastgesteld dat de zes ondernemingen tot welke de beschikking is gericht, inbreuk hebben gemaakt op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag, door deel te nemen aan een complex van overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen bestaande in het maken van prijsafspraken, verdeling van de markt en onderling afgestemd optreden tegen concurrenten in de sector choline chloride in de Europese Economische Ruimte. Deze anticoncurrentiële gedragingen zouden zich hebben voorgedaan op twee verschillende doch nauw verbonden niveaus, namelijk op wereld- en op Europese schaal.

Tot staving van haar aanspraken stelt verzoekster:

de bestreden beschikking kwalificeert de vastgestelde inbreuk ten onrechte als één doorlopende inbreuk, terwijl in werkelijkheid slechts sprake kan zijn van twee verschillende inbreuken: een afspraak op wereldschaal van oktober 1992 tot en met april 1994, en een afspraak binnen de Gemeenschap van maart 1994 tot en met september 1998. Volgens verzoekster is het gevolg, zoniet de bedoeling, van het standpunt van de Commissie dat de verjaringsregels worden omzeild;

de Commissie heeft haar, gelet op de Mededeling inzake samenwerking (Leniency Notice), ten onrechte een boete opgelegd zowel wegens de mondiale afspraak, terwijl deze inbreuk reeds was verjaard, als wegens de afspraak binnen de Gemeenschap. Zo verweerster immers dit onderscheid had gemaakt, zoals zij rechtens had moeten doen, dan zou zij noodzakelijkerwijs tot de conclusie zijn gekomen dat er in casu geen boete diende te worden opgelegd;

subsidiair is de tegenover haar vastgestelde inbreuk verjaard, bij gebreke van de door verzoekster zelf in 1999 vrijwillig verstrekte inlichtingen.


(1)  Nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.


Top