Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 91997E004147

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4147/97 van Gastone PARIGI aan de Commissie. Exclusieve afnameovereenkomsten tussen oliemaatschappijen en exploitanten van tankstations in Italië

    PB C 196 van 22.6.1998, p. 88 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    European Parliament's website

    91997E4147

    SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4147/97 van Gastone PARIGI aan de Commissie. Exclusieve afnameovereenkomsten tussen oliemaatschappijen en exploitanten van tankstations in Italië

    Publicatieblad Nr. C 196 van 22/06/1998 blz. 0088


    SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4147/97 van Gastone Parigi (NI) aan de Commissie (21 januari 1998)

    Betreft: Exclusieve afnameovereenkomsten tussen oliemaatschappijen en exploitanten van tankstations in Italië

    De oliemaatschappijen hebben unilaterale economische overeenkomsten (rechtstreekse contracten) opgesteld die vrijwel alle gelijkluidend zijn en die toegepast moeten worden in de jaarlijkse onderhandelingen met exploitanten van tankstations voor de exclusieve afname van brandstoffen en "non oil¨-producten.

    Over de legitimiteit van dit systeem is overeenkomstig de communautaire verordening 1984/83 ((PB L 173 van 30.6.1983, blz. 5.)) van 22.6.1983 en de Nationale Wet 287/90 van 10.10.1990 om een uitspraak gevraagd van respectievelijk de communautaire en de nationale anti-trustautoriteiten.

    Zonder verder in details te treden vraag ik de Commissie:

    1. of zij op de hoogte is van de tankstationcontracten die de oliemaatschappijen uitwisselen voor de exclusieve afname van brandstoffen,

    2. en zo ja, of het optreden van de oliemaatschappijen en de afzonderlijke clausules van de rechtstreekse contracten tussen oliemaatschappijen en exploitanten verenigbaar zijn met het mededingingsrecht;

    3. of de clausules die in genoemde rechtstreekse contracten zijn vervat ten aanzien van de zgn. "non oil¨-producten beschouwd kunnen worden als een inbreuk op het communautaire recht;

    4. welke maatregelen de Commissie zal nemen om ervoor te zorgen dat het Gemeenschapsrecht weer correct wordt toegepast?

    Antwoord van de heer Van Miert namens de Commissie (5 maart 1998)

    1. De Commissie is op de hoogte van het bestaan van overeenkomsten tussen oliemaatschappijen en exploitanten van tankstations in Italië (de geachte afgevaardigde wordt verwezen naar schriftelijke vraag nr. E-2249/97 van de heer Caligaris ((PB C 102 van 3.4.1998, blz. 19. ))). Deze overeenkomsten zijn het gevolg van het systeem van "rechtstreekse onderhandelingen¨ dat de vaststelling beoogt van de objectieve economische voorwaarden waarmee rekening moet worden houden bij onderhandelingen tussen leveranciers en individuele exploitanten.

    2. en 3. In hoeverre overeenkomsten tussen ondernemingen verenigbaar zijn met het Europees mededingingsrecht, wordt beoordeeld aan de hand van een gedetailleerde analyse van de bepalingen van dergelijke overeenkomsten en van een evaluatie van de economische context waarin de overeenkomsten worden gesloten. Bijgevolg kan de Commissie zonder verdere informatie geen uitspraken doen over de door de geachte afgevaardigde gestelde inhoudelijke vragen.

    Overigens moet het zogenaamde systeem van rechtstreekse onderhandelingen worden geplaatst in het ruimere kader van de geldende regelgeving op het gebied van de brandstofdistributie in Italië. Dit wettelijk kader wordt momenteel herzien. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, heeft deze herziening tot doel de bedoelde sector te liberaliseren, met name door de afschaffing van het huidige stelsel van door de Italiaanse overheid toegekende concessies. Dit stelsel zou worden vervangen door een op objectieve criteria gebaseerd stelsel van vergunningen voor de exploitatie van tankstations.

    4. De Commissie onderhoudt regelmatige contacten met de "Autorità garante della concorrenza e del mercato¨, die ook dit vraagstuk op de voet volgt, om de beschikking te krijgen over de definitieve teksten van de lopende wetswijziging. Deze autoriteit is niet alleen bevoegd inzake de toepassing van de Italiaanse wetgeving, maar ook met betrekking tot de communautaire bepalingen op mededingingsgebied.

    Bedoelde Italiaanse autoriteit bevindt zich in de beste positie om te beoordelen of de betrokken overeenkomsten verenigbaar zijn met het mededingingsrecht. De overeenkomsten hebben namelijk hoofdzakelijk gevolgen op Italiaans grondgebied. Bovendien beschikt de Italiaanse autoriteit over een grondige kennis van de betrokken activiteiten en ondernemingen.

    In dit geval zou de nationale autoriteit kunnen worden verzocht om Verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie van 22 juni 1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen exclusieve afnameovereenkomsten te interpreteren en toe te passen.

    Bovendien herinnert de Commissie eraan dat de nationale gerechtelijke instanties eveneens bevoegd zijn om de overeenkomsten te beoordelen op grond van artikel 85, lid 1, van het EG-Verdrag en van het afgeleid recht. In voorkomend geval kan de nationale rechter de overeenkomsten nietig verklaren overeenkomstig artikel 85, lid 2, van het EG-Verdrag.

    Top